Financieel-technische uitgangspunten voor de opstelling van de begroting 2010-2013 Bij de bepaling van de nominale ontwikkelingen voor de komende begroting 2010 worden we momenteel geconfronteerd met in korte tijd veranderde economische vooruitzichten. Als gevolg van de kredietcrisis in 2008 wordt rekening gehouden met een economische recessie. Het CPB heeft in december 2008 nieuwe ramingen over de Nederlandse economie bekend gemaakt die soms fors afwijken van de eerder gedane prognoses bij de Miljoenennota (septembercirculaire) van september 2008. Daarom hebben wij ons in deze financieel-technische uitgangspunten niet alleen gebaseerd op gegevens zoals die zijn opgenomen in de Macro Economische Verkenningen (MEV) c.q. de septembercirculaire van 2008, maar ook op de door het CPB verstrekte cijfers van december 2008. Een economische recessie zal niet alleen invloed hebben op de nominale parameters, maar kan ook gevolgen hebben voor: - het accres van het gemeentefonds; - WWB-uitgaven; - de bouwleges; - de bouwgrondexploitatie. We zullen de ontwikkeling van bovengenoemde inkomsten en uitgaven nauwlettend volgen Hoewel de onzekerheden rond de ramingen dit keer erg groot zijn, willen we voorshands toch uitgaan van de gebruikelijke uitgangspunten. Indien in juni 2009, bij de opstelling van het dekkingsplan door het college, de ramingen weer wezenlijk veranderd zijn, lijkt het ons goed om daar dan nog rekening mee te houden. Omdat er in maart 2009 geen commissievergadering is, wordt deze notitie reeds geagendeerd voor de commissie BZ van 4 februari 2009. Dit betekent dat wij als college van B&W de financieel-technische uitgangspunten hebben vastgesteld op 13 januari 2009 (ambtelijk afgesloten op 7 januari 2009). Voor de bepaling van het aantal inwoners, het aantal woningen en het aantal uitkeringsgerechtigden zijn de definitieve cijfers 2008 dan nog niet bekend (volgen in de maand januari) en ook hier lijkt het ons goed om indien nodig tot aanpassingen over te gaan bij het dekkingsplan. Vanzelfsprekend zullen eventuele aanpassingen worden toegelicht in het boekwerk van de Begroting 2010. Bestaand beleid Uitgangspunt voor de op te stellen begroting 2010 is het bestaand beleid zoals dat door de gemeenteraad is geautoriseerd in de begroting 2009-2012, inclusief de door de raad goedgekeurde wijzigingen hierop tot maart 2009. a. Loonstijging In lijn van de motie van de raad bij de vaststelling van de Begroting 2005 en de latere notitie Boxtel 2010: slagvaardig werken aan een goed resultaat is de te beheersen formatie van het ambtelijk apparaat (gemeentesecretaris en afdelingen) vastgesteld op 214,1 fte. In verband met het besluit van de raad van mei 2008 aangaande de samenwerking van de gemeente Boxtel en Haaren is dit m.i.v. 1-1-09 verhoogd met 13,6; de totale ambtelijke formatie mag derhalve maximaal 227,7 bedragen. Verwacht wordt dat ook in de komende jaren 2010 tot en met 2013 de formatie zich binnen deze norm kan blijven ontwikkelen. Bestaande vacatures binnen de toegestane formatie worden geraamd op het midden van de functierang.
De loonstijging bestaat uit een drietal componenten: 1. De mutaties in de contractlonen zoals die afgesproken zijn in de gemeentecao. De huidige cao loopt van 1 juni 2007 tot 1 juni 2009. De salarissen zijn per 1 juni 2007 en per 1 juni 2008 telkens met 2,2% verhoogd. Verder is er vanaf 2008 sprake van een eindejaarsuitkering van 5%. Voorgesteld wordt om vanaf juni 2009 een jaarlijkse contractloonstijging te begroten van 2%. 2. Veranderingen in werkgeverslasten. De percentages voor te betalen premies in 2009 veranderen per saldo nauwelijks ten opzichte van de premies van 2008. In totaal is er sprake van een afname van 33,11 in 2008 naar 32,99. Voorgesteld wordt voor 2010 en volgende jaren uit te gaan van een percentage van 0,0% stijging per jaar. 3. De incidentele component. Hiervan maken onderdeel uit de normale periodieken die in de gemeente Boxtel per 1 januari van elk jaar verstrekt worden, de tussentijdse bevorderingen, toelages, overwerktoeslag en wijzigingen in personeelsopbouw (nieuwe medewerker bijv. in lagere schaal dan vertrokken medewerker). De jaarlijks per 1 januari verstrekte periodieken hebben de afgelopen jaren 0,5-0,6% van de loonsom bedragen. Voorgesteld wordt voor 2009 en volgende jaren van 0,5% te blijven uitgaan. In juli van elk jaar vindt de zgn. promotieronde plaats. Dan wordt op basis van functioneren een extra periodiek toegekend voor zover de persoon nog niet aan het maximum van de functieschaal zit, dan wel een uitloopperiodiek. De toekenningsdatum is 1 juli. De toekenning van deze periodieken heeft een structureel effect. De afgelopen jaren waren de kosten van de jaarlijkse promotieronde op jaarbasis 0,2-0,3% van de loonsom. Voorgesteld wordt voor 2009 en volgende jaren van 0,3% te blijven uitgaan De ambtsjubilea zijn reeds t/m 2012 in de meerjarenbegroting opgenomen, die van 2013 zullen worden toegevoegd. Voor eenmalige gratificaties en schouderklopjes is in de begroting een bedrag opgenomen van 56,72 per medewerker, verdeeld naar de diverse afdelingen. Dit bedrag wordt niet gecompenseerd voor loonstijging Binnen de gemeente Boxtel bestaat de afspraak dat overwerk betaald moet worden uit vacaturevoordeel. Hiervoor wordt derhalve geen raming in de begroting opgenomen. Wijzigingen in de personeelsopbouw zijn niet te voorspellen. Er wordt van uitgegaan dat dit budgettair neutraal zal uitpakken. Overzicht mutaties lonen 2009 2010 2011 2012-2013 - cao 1-6-07 t/m 1-6-09 0,917% - cao na 1-6-09 1,083% 2% 2% 2% - werkgeverslastenstijging.. -0,09% 0,00% 0,00% 0,00% - doorwerking promoties 2008 0,15% - promoties en periodieken 0,65% 0,8% 0,8% 0,8% totaal 2,71% 2,8% 2,8% 2,8% begroot 2,8% 2,8% 2,8% 2,8% In februari 2009 vervaardigt Centric op basis van de uitdraai van de eerste maand van 2009 een salarisbegroting voor het lopende jaar. Hierin is alles verwerkt met uitzondering van 0,15% periodieken (toekenningsdatum 1-7-2009). Op basis van de cao+werkgeverslasten hoeft de begroting 2009-2013 nauwelijks bijgesteld te worden, wellicht wel voor doorwerkingen van mutaties in de formatie.
b. Prijsstijgingen Voor het saldo van prijsgevoelige uitgaven minus prijsgevoelige inkomsten niet zijnde belastingen/heffingen/ rechten, ontvangen de afdelingen een compensatie voor de prijsstijging. Deze compensatie is gebaseerd op het prijsstijgingspercentage van de netto materiële overheidsconsumptie, zoals opgenomen in de septembercirculaire 2008. Voor 2010 en volgende jaren zijn geen percentages voorhanden, hetgeen niet afwijkend is ten opzichte van eerdere jaren. Als basis voor de prijsstijging 2010 wordt altijd de prijsstijging van 2009 zoals die in de septembercirculaire is gepresenteerd doorgetrokken. In december 2008 heeft het CPB echter een aanzienlijke bijstelling van de ramingen doorgevoerd. Daarom gaan we nu uit van deze laatste actuele decemberraming; dat is 1,5% voor 2009. Omdat de inflatie in de jaren 2007 en 2008 nu anders kan zijn dan waarmee een jaar geleden rekening is gehouden, dient hiervoor nog gecorrigeerd te worden (correcties van resp. +2,0% en 0,0%). De door de gemeente Boxtel te hanteren prijsstijging voor 2010 komt daarmee op 3,5%. Voorgesteld wordt om voor de jaren 2011 en verder een percentage van 2,5% te blijven ramen. Indien knelpunten ontstaan vanwege een te lage prijscompensatie kunnen afdelingen dit toelichten in hun afdelingsmarap en het college voorstellen het bedoelde budget opwaarts aan te passen. Op die manier wordt het probleem inzichtelijk. Indien blijkt dat hetzelfde probleem jaar na jaar telkens terugkeert, kan het bij de jaarlijkse begrotingsopstelling worden vermeld bij de autonome ontwikkelingen. c. Loon- en prijsaanpassing gesubsidieerde instellingen Het subsidie aan gesubsidieerde instellingen wordt onderscheiden in een loongevoelig deel, een prijsgevoelig deel en een vast deel. De verhouding hiertussen is bepaald aan de hand van de begrotingen en jaarrekeningen van de betreffende instelling. Over het loon- en prijsgevoelig deel verstrekt de gemeente aan de instellingen een nominale compensatie die gelijk is aan de loonstijging resp. de prijsstijging zoals die geldt in de overheidssector. (De vergoeding voor de loonstijging is dus een gemiddelde van 8 overheidssectoren en niet de loonstijging van de gemeentecao; bezien over een aantal jaren zal het verschil hiertussen gering zijn). Wijzigingen in eerdere ramingen van de loon- en prijsstijging zoals gepubliceerd in de septembercirculaires van 2008 versus die van 2007 worden via een staffelmethodiek doorgegeven aan de instelling. De gemiddelde loonstijging voor de overheidssector voor 2010 wordt door het CPB niet verstrekt; die van 2009 is door het CPB in december 2008 geraamd op 4%. De correcties voor de jaren 2007 en 2008 bedragen respectievelijk -1,25% en +0,75%, zodat de door de gemeente Boxtel te vergoeden loonstijging 2010 van de gesubsidierde instellingen uiteindelijk uitkomt op 3,5%. Voor de jaren 2011 en volgende gaan we uit van een loonstijging van 3,0% op jaarbasis. Voor de berekening van de prijsstijging 2010 geldt als basis de prijsstijging van 2009 volgens het CPB in december 2008 dat is 1,5%. Daar bovenop komen de correcties van 2007 en 2008 van resp. +2,0% en 0,0%, zodat uiteindelijk voor 2010 een prijsstijging resulteert van 3,5%. Vanaf 2011 ramen we een prijsstijging van 2,5%. d. Inflatiecorrectie Bij de begroting 1993 is een methodiek ingevoerd voor het waardevast houden van belastingen/heffingen/rechten. Via een staffelmethodiek werd het gepubliceerde indexcijfer van de totale overheidsconsumptie gecorrigeerd voor aanpassingen in de ramingen van voorafgaande jaren. Vanaf de MEV 2004 wordt het indexcijfer van de totale overheidsconsumptie niet meer weergegeven. We hebben ons sindsdien gebaseerd op het indexcijfer Consumptieve bestedingen Overheid Overig (eveneens een gewogen gemiddelde van het loonstijgings- en het prijsstijgingspercentage van de overheid). Dit indexcijfer 2009 is in de MEV 2009
vastgesteld op 6,5%. De correctie voor het jaar 2008 bedraagt -2,75%, zodat de inflatiecorrectie 2010 kan worden vastgesteld op 3,75%. Vanaf 2011 ramen we een inflatiecorrectie van 4,0%. e. Rente Op dit moment is de rente op de kapitaalmarkt iets hoger dan een jaar geleden. De Nederlandsche Bank (DNB) verwacht dat de lange rente in 2009 en 2010 licht zal stijgen. Voorgesteld wordt dan ook om het rentepercentage op nieuw aan te trekken/te verstrekken langlopende leningen vanaf 2009 te ramen op 5,0%. Over de inzet van het eigen vermogen en de voorzieningen wordt een rente gecalculeerd gelijk aan de rente van aan te trekken langlopende leningen, derhalve 5,0% vanaf 2009. De korte rente is de afgelopen tijd zeer beweeglijk geweest. De DNB voorziet in 2009 en 2010 een daling. Op aan te trekken/uit te zetten korte financieringsmiddelen wordt nu daarom 3,5% geraamd in 2009. Gelet op de grote onzekerheid wordt voorgesteld vanaf 2010 de 4,0% te handhaven. Gelet op de financiële crisis en de gevolgen hiervan voor de reële economie zijn de huidige verwachtingen van de DNB met meer onzekerheid omgeven dan vorig jaar. Voor 2010 wordt zelfs rekening gehouden met 2 scenario s: een snel herstel of een verdieping van de huidige crisis. Voorgesteld wordt de rente-omslag voor 2010-2013 te verhogen van 4,5% naar 5,0%. Voor de berekening van de aan investeringen toe te rekenen rentelasten wordt het rente-omslagpercentage gehanteerd. Een uitzondering vormt de investering van de nieuw-verbouw van het gemeentehuis waar een partiële financiering is toegepast en de rentetoerekening 5,71% bedraagt. Voor de rentebijschrijving op reserves wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende reserves: - reserves ter afdekking van kapitaallasten van investeringen kennen een rentebijschrijving gelijk aan de omslagrente, derhalve 5,0% vanaf 2010; - bestemmingsreserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht, maar die niet specifiek besteed hoeven worden, kennen een rentebijschrijving gelijk aan de inflatiecorrectie, derhalve 3,75% in 2010 en 4,0% vanaf 2011; - de overige bestemmingsreserves kennen een rentebijschrijving gelijk aan de prijsstijging, derhalve 3,5% in 2010 en 2,5% vanaf 2011. Op de algemene reserve en de voorzieningen wordt geen rente bijgeschreven. f. Aantal inwoners Begin januari van elk jaar wordt een voorlopige vaststelling van het inwoneraantal gepresenteerd. De definitieve vaststelling door het CBS gebeurt omstreeks april en daarin zijn meestal nog noodzakelijke aanvullingen meegenomen. De voorlopige berekening van het inwoneraantal per 31-12-2008 komt uit op 30.278. Het aantal inwoners per 31 december 2007 bedroeg 30.241, zodat in 2008 een toename van 37 inwoners resulteert (In 2007 +240, in 2006 +325, in 2005 +156, in 2004 +12, in 2003-5, in 2002 +142, in 2001 +104 en in 2000 +10). Het voortschrijdend gemiddelde van de afgelopen 5 jaar stijgt daarmee van 145 naar 154. Voorgesteld wordt een bevolkingsgroei te blijven ramen van 145 voor de jaren 2009 tot en met 2013. g. Aantal woningen Op basis van provinciaal beleid met betrekking tot de bevolkings- en woningbehoefteprognose (actualisering van november 2008) wordt voor Boxtel per 1-1-2015 rekening gehouden met een woningvoorraad van 13.065 woningen.
Het CBS heeft een koppeling gemaakt tussen een aantal registers (Woningregister, Gemeentelijke Basisadministratie en het Geografisch Basisregister). De hierbij naar voren gekomen verschillen zijn door de gemeente geanalyseerd. Dit heeft er toe geleid dat de beginvoorraad per 1-1-2008 is aangepast en nu als volgt definitief is vastgesteld door het CBS: - aantal woningen: 12.278 - aantal wooneenheden 105 - aantal bijzondere woongebouwen 843 In 2008 zijn 88 woningen aan woningvoorraad toegevoegd en 84 woningen onttrokken (m.n. sloop flats Baanderherenweg). De beginvoorraad per 1-1-2009 bedraagt derhalve 12.282 woningen. Rekening houdend met het provinciale uitgangspunt per 1-1-2015 kunnen er in de jaren 2009 tot en met 2014 nog 783 woningen worden opgeleverd. Hoewel er signalen zijn dat de woningmarkt misschien gaat stagneren, voorzien we voor de jaren 2009 en 2010 geen grote problemen bij de oplevering van woningcomplexen waarvan de start reeds heeft plaatsgevonden. De verdeling van de woningbouwplanning over de diverse jaren ramen we nu als volgt: 2008 2009 2010 2011 2012 2013 raming januari 2009 4 95 157 133 133 133 h. Aantallen uitkeringsgerechtigden Ook de mutaties in aantallen uitkeringsgerechtigden hebben invloed op zowel de lasten- als batenzijde van de begroting. Minder uitkeringsgerechtigden betekent minder lasten voor de gemeente, maar vertaalt zich ook in een minder hoge Gemeentefondsuitkering. Het aantal uitkeringsgerechtigden (WWB jonger dan 65 jaar, periodiek algemeen en uitsluitend periodiek bijzonder, Bbz en IOAW/IOAZ) is door het CBS vastgesteld op 409 per 31-12-2007 en bedroeg 338 per 31-11-2008. Gelet op de recessie en de moeilijkheden die verschillende bedrijven momenteel ondervinden, houden we rekening met een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden in 2009 en 2010. In het verleden was het aandeel van uitsluitend periodiek bijzonder zeer klein, maar de laatste jaren is dit veranderd (119 in 2007 en 90 in 2008). De per persoon verstrekte bedragen voor uitsluitend periodiek bijzonder zijn divers. Niettemin wordt voor elke verstrekking van deze categorie het Gemeentefonds gevoed met hetzelfde bedrag als voor een uitkering periodiek algemeen. Voor de komende jaren houden we rekening met de volgende aantallen uitkeringsgerechtigden 2007 2008 2009 2010 2011 2012 raming januari 2009 409 338 370 370 350 350 raming begroting 09-12 295 295 295 295 verschil +75 +75 +55 +55
Samenvattend voorstel van de financieel-technische uitgangspunten 1. Nominale ontwikkelingen 2010 2011-2013 loonstijging gemeente-ambtenaren: 2,8% 2,8% prijsstijging interne budgetten: 3,5% 2,5% loonstijging gesubsidieerde instellingen: 3,5% 3,0% prijsstijging gesubsidieerde instellingen: 3,5% 2,5% inflatiecorrectie tarieven: 3,75% 4,0% rente: percentage omslagrente: 5,0% 5,0% rentebijschrijving reserves: - ter afdekking van kapitaallasten 5,0% 5,0% - legestarieven 3,75% 4,0% - overige bestemmingsreserves 3,5% 2,5% rente aan te trekken lange leningen 5,0% 5,0% rente aan te trekken kort geld 4,0% 4,0% 2. Het ramen van een jaarlijkse groei van het inwoneraantal van 145; 3. Het ramen van de volgende verwachte toename van de woningaantallen: 2009 2010 2011 2012 2013 95 157 133 133 133 4. Het ramen van de volgende aantallen uitkeringsgerechtigden: 2009 2010 2011 2012 2013 370 370 350 350 350