5.12 Afgerond op twee decimalen, is de effectieve waarde van deze spanning: a: U eff = 4,18 V b: U eff = 5,00 V c: U eff = 5,70 V d: U eff = 5,98 V



Vergelijkbare documenten
Bepaal van de hieronder weergegeven spanningen en stromen: de periodetijd en de frequentie, de gemiddelde waarde en de effectieve waarde.

Antwoorden bij Deel 1 (hfdst. 1-8)

Opgaven bij hoofdstuk 12

Opgaven bij hoofdstuk 9

Opgaven bij hoofdstuk 20

Elektrische Netwerken 59

Elektrische netwerken

Formuleblad Wisselstromen

Elektrische Netwerken 27

Trillingen & Golven. Practicum 1 Resonantie. Door: Sam van Leuven Jiri Oen Februari

9.2 Bepaal de harmonische tijdsfuncties die horen bij deze complexe getallen: U 1 = 3 + 4j V; U 2 = 3e jb/8 V; I 1 =!j + 1 ma; I 2 = 7e!jB/3 ma.

Toets 1 IEEE, Modules 1 en 2, Versie 1

Antwoorden bij Deel 3 (hfdst )

Practicum complexe stromen

PRACTICUM TRILLINGSKRINGEN onderdeel van het vak Trillingen en Golven

BIOFYSICA: WERKZITTING 08 en 09 (Oplossingen) ELEKTRISCHE KRINGEN

2 GEDWONGEN TRILLINGEN

Hertentamen Lineaire Schakelingen (EE1300)

Elektronicapracticum. een toepassing van complexe getallen. Lesbrief

Netwerkanalyse, Vak code Toets 2

Meetinstrumenten. PEKLY 33, Rue Boussingault _ Paris. Werkboekje behorende bij de software. Naam : Klas: 3, 15, 30, 150, 450 1,5 2

wiskunde B vwo 2017-I

Impedantie V I V R R Z R

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 maandag 15 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Aanwijzingen. Figuur 1 LDR (NORP12) Weerstand - lichtsterkte grafiek (Let op: Logaritmische schaal) Nakijkmodel

Hoofdstuk 26 Gelijkstroomschakeling

EXAMENFOLDER maandag 26 januari 2015 OPLOSSINGEN. Vraag 1: Een gelijkstroomnetwerk (20 minuten - 2 punten)

VOORBLAD SCHRIFTELIJKE TOETSEN

Oefeningen Elektriciteit II Deel II

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

A-examen radioamateur : Zitting van 11 oktober Reglementering

Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E april 2009, uur

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren 8C april 2011, 09:00-12:00

R C L. Weerstand : discrete weerstand, halfgeleider baan,... Condensator : discrete condensator, parasitaire capaciteit, MOS capaciteit,...

Rekenkunde, eenheden en formules voor HAREC. 10 april 2015 presentator : ON5PDV, Paul

FORMULE BLAD - VERON ZENDCURSUS

Gelijkrichten. Gelijkrichten met één diode

Tentamen Lineaire Schakelingen, 2 e deel (EE1300-B)

Tentamen Analoge- en Elektrotechniek

Trillingen en geluid wiskundig

Wisselstromen. Benodigde voorkennis Elektriciteit (deel 2) Paragraaf 1 t/m 8 Elektronica Paragraaf 4 t/m 6

Fiche 7 (Analyse): Begrippen over elektriciteit

Meten aan RC-netwerken

Leereenheid 7. Diagnostische toets: Vermogen en arbeidsfactor van een sinusvormige wisselstroom

Benodigdheden Gloeilampje, spoel, condensator, signaalgenerator die een sinusvormige wisselspanning levert, aansluitdraden, LCR-meter

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Eenfasige wisselspanning

Materialen in de elektronica Verslag Practicum 1

Elektriciteit thuis. Extra informatie Elektriciteit, Elektriciteit thuis,

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

HOOFDSTUK 3: Netwerkanalyse

1. Langere vraag over de theorie

Elektronicapracticum. een toepassing van complexe getallen. Docentenhandleiding

Onderzoek werking T-verter.

Wisselspanningen. Maximale en effectieve waarde. We gaan de wisselspanning aansluiten op een weerstand. U R. In deze situatie geldt de wet van Ohm:

Opgaven bij hoofdstuk Bepaal R 1 t/m R 3 (in het sternetwerk) als in de driehoek geldt: R 1 = 2 ks, R 2 = 3 ks, R 3 = 6 ks 20.

Repetitie Elektronica (versie A)

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax

Opgave 2 Een spanningsbron wordt belast als er een apparaat op is aangesloten dat (in meer of mindere mate) stroom doorlaat.

I A (papier in) 10cm 10 cm X

Bijlage 2: Eerste orde systemen

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie


TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (3)

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Wisselstromen. Benodigde voorkennis Elektriciteit (deel 2) Paragraaf 1 t/m 8 Elektronica Paragraaf 4 t/m 6

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 31 januari 2008 van 9:00 tot 12:00 uur

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

2. Wat is het verschil tussen een willekeurige wisselstroom en een zuivere wisselstroom?

Leereenheid 2. Diagnostische toets: De sinusvormige wisselspanning. Let op!

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Driefase wisselspanning

Praktische opdracht Natuurkunde Gelijkrichting

Gestabiliseerde netvoeding

Spanning versus potentiaal

1 VRIJE TRILLINGEN 1.0 INLEIDING 1.1 HARMONISCHE OSCILLATOREN het massa-veersysteem. Hoofdstuk 1 - Vrije trillingen

De transferfunctie of de versterkingsfactor van een schakeling is gelijk aan de verhouding van de uitgangsspanning op de ingangsspanning.

Schriftelijke zitting Regeltechniek (WB2207) 3 november 2011 van 9:00 tot 12:00 uur

Elektrische Netwerken

Schade door lagerstromen.zx ronde 12 maart 2017

Schriftelijke zitting Systeem- en regeltechniek 2 (WB2207) 29 januari 2009 van 14:00 tot 17:00 uur

Zelf een hoogspanningsgenerator (9 kv gelijkspanning) bouwen

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E april 2009, uur

Eindexamen wiskunde B vwo I

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C juni 2010, uur

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C120 7 april 2010, uur. Het gebruik van een (grafische) rekenmachine is toegestaan.

1.3 Over een weerstand van 4 kω staat en spanning van 20 mv. De stroomsterkte in die weerstand is A 60 A B 5 A

Leereenheid 1. Diagnostische toets: Soorten spanningen. Let op!

= cos245 en y P = sin245.

Elektrische netwerken

LABO 5 / 6 : De tijdbasis 2

Langere vraag over de theorie

Hoofdstuk 3 : Het driefasennet

Tentamen ELEKTRISCHE OMZETTINGEN (et2 040)

Uitwerkingen 1. Opgave 2 a. Ueff. 2 b. Opgave 3


Transcriptie:

Elektrische Netwerken 17 Opgaven bij hoofdstuk 5 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op de hiernaast weergegeven periodieke wisselspanning. 5.12 Afgerond op twee decimalen, is de effectieve waarde van deze spanning: a: U eff = 4,18 V b: U eff = 5,00 V c: U eff = 5,70 V d: U eff = 5,98 V 5.13 Afgerond op twee decimalen, is de gemiddelde waarde van deze spanning: a: U gem = 2,75 V b: U gem = 3,57 V c: U gem = 4,39 V d: U gem = 4,58 V De volgende twee vragen hebben beide betrekking op de hiernaast weergegeven periodieke wisselspanning. 5.14 Afgerond op twee decimalen, is de effectieve waarde van deze spanning: a: U eff = 5,70 V b: U eff = 5,00 V c: U eff = 4,74 V d: U eff = 4,18 V 5.15 Afgerond op twee decimalen, is de gemiddelde waarde van deze spanning: a: U gem = 2,75 V b: U gem = 3,57 V c: U gem = 4,39 V d: U gem = 4,58 V

18 Meerkeuze-opgaven 5.16 Het hierboven weergegeven netwerkje is een klein gedeelte van een veel groter netwerk. De aangegeven stromen i 1 (t), i 2 (t), i 3 (t) zijn als volgt in een fasordiagram weer te geven: 5.17 Het hierboven weergegeven netwerkje is een klein gedeelte van een veel groter netwerk. We kijken naar het faseverschil n tussen i 1 (t) en de totaalstroom i(t). Er geldt: a: n is niet te bepalen uit de gegevens: de componentenwaarden zijn niet bekend. b: n = 0 radialen, want zowel i 1 (t) als i(t) lopen door weerstanden. c: n = 0 radialen, op basis van de stroomwet van Kirchhoff. d: n is wél te bepalen, maar n is niet gelijk aan 0 radialen.

Elektrische Netwerken 19 Opgaven bij hoofdstuk 6 6.8 In bovenstaand netwerk is de stroom i(t) een symmetrische blokgolf, zoals aangegeven, vanaf het tijdstip t=0. De aangegeven spanning u C (t) verloopt dan als volgt: 6.9 De capaciteiten van twee ideale condensatoren verhouden zich als 3:1, dus C 1 = 3 C 2. Wij vergelijken de reactanties (X): X C1 = *Z C1 * en X C2 = *Z C2 *. Voor X C1 en X C2 geldt: a: 0,1 X C2 # X C1 < 0,3 X C2 ( X C1 < X C2 ) b: 0,3 X C2 # X C1 < 1,0 X C2 ( X C1 < X C2 ) c: 1,0 X C2 # X C1 < 3,0 X C2 ( X C2 # X C1 ) d: 3,0 X C2 # X C1 < 10,0 X C2 ( X C2 < X C1 )

20 Meerkeuze-opgaven Opgaven bij hoofdstuk 7 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op onderstaand netwerk 7.10 De aangegeven stromen zijn als volgt in een fasordiagram weer te geven: 7.11 De amplitude van de stroom i(t), i(t), is gelijk aan: a: 100 ma b: 100/2 ma c: 150 ma d: 200 ma De volgende twee vragen hebben beide betrekking op de aangegeven stromen i 1 (t) en i 2 (t) in onderstaand netwerk. 7.12 De stromen i 1 (t) en i 2 (t) zijn als volgt in een fasordiagram weer te geven: 7.13 De stroom i 2 (t) is gelijk aan: a: i 2 (t) = 0,71 cos(tt! 0,2B) A b: i 2 (t) = 1,00 cos(tt) A c: i 2 (t) = 1,00 cos(tt! 0,2B) A d: i 2 (t) = 1,00 cos(tt + 0,2B) A

Elektrische Netwerken 21 De volgende drie vragen hebben alle betrekking op onderstaand netwerk Er is gegeven: L = 30 mh, C = 10 nf. Van de stroom i(t) is alleen bekend dat deze sinusvormig is. De drie weerstanden R zijn even groot; de warmteontwikkeling in deze drie weerstanden (ten gevolge van de bijbehorende stromen) is ook even groot. 7.14 Ofschoon noch de hoekfrequentie (en daarmee TL) noch de waarde van de weerstand(en) R bekend is, willen wij nadenken over de globale vorm van het fasordiagram voor de R-L tak. De spanning over deze tak noemen we u RL (t), en de stroom door de tak i RL (t). Wat kunnen wij over i RL (t) zeggen? a: Niets, want de componentenwaarden zijn onbekend. b: De stroom i RL (t) loopt in fase vóór ten opzichte van u RL (t). c: De stroom i RL (t) loopt in fase achter ten opzichte van u RL (t). d: De stroom i RL (t) = u RL (t) / (R + TL). 7.15 Zijn de volgende twee beweringen WAAR of ONWAAR? 1: De spanningen u RL (t) (over de RL-tak) en u CR (over de CR-tak) moeten exact gelijk zijn in amplitude én in fase. 2: De stromen i RL (t) door de RL-tak én i CR (t) door de CR-tak én i(t) (de totaalstroom) moeten exact gelijk zijn in amplitude én in fase, omdat de warmteontwikkeling (de dissipatie) in de drie weerstanden gelijk is. a: Beide beweringen zijn WAAR b: Bewering 1 is WAAR, maar bewering 2 is ONWAAR c: Bewering 1 is ONWAAR, maar bewering 2 is WAAR d: Beide beweringen zijn ONWAAR 7.16 De weerstandswaarde R is gelijk aan: a: 300 S b: 1 ks c: 3 ks d: 10 ks

22 Meerkeuze-opgaven Opgaven bij hoofdstuk 8 8.12 Bij een spanningsverhouding U 2 /U 1 komt +26dB ongeveer overeen met: a: 200 b: 26 c: 20 d: 13 8.13 Bij een spanningsverhouding U 2 /U 1 komt 5000 ongeveer overeen met: a: 86dB b: 74dB c: 60dB d: 36dB 8.14 Bij een spanningsverhouding U 2 /U 1 komt!14db ongeveer overeen met: a:!14 b:!5 c: 0,2 d: 0,12 8.15 Bij een vermogensverhouding P 2 /P 1 komt 6dB ongeveer overeen met: a: 6 b: 4 c: 2 d: 1,4 Voor de preciezen: Bij de volgende vragen is de formulering misschien wat slordig, maar het zijn geen strikvragen. Met "dit netwerk heeft een pool (of: nulpunt) bij T 1 " bedoelen we dat de systeemfunctie H(s) een pool (of nulpunt) heeft bij s =!T 1. 8.16 In bovenstaande figuur staan de asymptoten van de amplitudekarakteristiek *H* = *U 2 /U 1 * van een netwerk. Dit netwerk heeft: a: een pool bij T = T 1 en een nulpunt bij T = T 2 b: een pool bij T = T 2 en een nulpunt bij T = T 1 c: polen bij T = T 1 en T = T 2 en geen nulpunten d: polen bij T = T 1 en T = T 2 en een nulpunt bij T = 0

Elektrische Netwerken 23 8.17 In bovenstaande figuur staat de fasekarakteristiek n = arg(u 2 /U 1 ) van een netwerk. Dit netwerk heeft: a: polen bij T = T 1, T = T 3 en T = T 4 en een nulpunt bij T = T 2 b: polen bij T = T 1 en T = T 4 en nulpunten bij T = 0 en T = T 3 c: polen bij T = T 1 en T = T 4 en een nulpunt bij T = T 3 d: polen bij T = 0 en T = T 3 en nulpunten bij T = T 1 en T = T 2 8.18 Een overdrachtsfunctie H v heeft twee polen en één nulpunt:! een pool bij T 1! een nulpunt bij T 2 = 2T 1! een pool bij T 3 = 100 T 1 Het bijbehorend Bode-diagram lijkt het meest op: