A-examen radioamateur : Zitting van 11 oktober Reglementering

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "A-examen radioamateur : Zitting van 11 oktober Reglementering"

Adriana Cools
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 A-examen radioamateur : Zitting van 11 oktober 2000 Reglementering 1. Het woord EXAMEN wordt volgens het internationaal spellingsalfabet gespeld als : a. Echo X-ray Alpha Mike Echo November b. Eric X-files Albert Mike Eric Nadine c. Echo X-ray Alpha Michael Echo November 2. Om tot het C-examen te worden toegelaten moet de kandidaat houder zijn van het getuigschrift van : a. aspirant privaat radiotelefonist b. privaat radiotelefonist c. privaat radiotelegrafist 3. Wat dient aan de roepnaam van een draagbaar amateurstation te worden toegevoegd? a. /M b. /P c. /A 4. Een ministeriële vergunning om een individueel station voor radioverbinding te doen werken wordt enkel verleend aan een natuurlijke persoon die : a. ten volle 13 jaar oud is b. ten volle 16 jaar oud is c. ten volle 18 jaar oud is 5. De duur van een uitzending op eenzelfde frequentie mag niet langer zijn dan tien minuten. Deze bepaling geldt : a. steeds b. enkel indien op maximaal vermogen wordt uitgezonden c. niet voor uitzendingen via een relaisstation 6. Een radio-amateur van sectie A mag slechts gebruik maken van de frequentieband : a. 1,83-1,85 MHz b MHz c MHz

2 7. Het maximaal vermogen dat een station van sectie A mag uitzenden is : a. 30 Watt b. 150 Watt c. 15 Watt 8. Mag een radio-amateur met een niet gemachtigd station in verbinding treden? a. Enkel voor een maximum duur van 2 minuten b. Nooit c. Enkel bij wijze van proefneming 9. Welk symbool kenmerkt de telefonie? a. A b. D c. E 10. Welk meettoestel moet zich steeds bij elk vast station bevinden? a. Een voltmeter b. Een ampèremeter c. Een frequentiemeter 11. Waar mag een mobiel radioamateurstation nooit worden opgesteld? a. Aan boord van een vliegtuig b. Aan boord van een yacht c. In een taxi 12. Welke status heeft een amateurstation van sectie A? a. P (primaire dienst) b. S (secundaire dienst) c. PEX (primaire en enige dienst)

3 Technisch gedeelte 1. Over een weerstand van 600 ohm staat een spanning van 9 volt. De stroom in de weerstand is : a. 200 ma b. 15 ma c. 5 ma 2. Wat is het vermogen P, als men weet dat het E.U.V. gelijk is aan 100 W? a. 0,1 W b. 1 W c. 10 W P =? antennewinst = 6 db 20 m 50 m verlies 10 db/100 m +20dB verlies 8 db/100 m 3. Een radiogolf met een frequentie van 10 MHz heeft een golflengte van : a. 3 meter b. 30 meter c. 300 meter 4. Tussen de platen van een luchtcondensator wordt een passende plaat geschoven met een diëlektrische constante van 5. De waarde van de capaciteit zal nu: a. Gelijk blijven b. 5 maal zo groot worden c. 5 maal zo klein worden 5. Een spoel is aangesloten op een sinusvormige wisselspanning. Wat is juist? a. Bij halvering van de frequentie verdubbelt de stroom door de spoel b. Bij halvering van de frequentie halveert de stroom door de spoel c. Bij halvering van de spanning verdubbelt de stroom door de spoel 6. De aansluitingen van een PNP-transistor worden genoemd : a. drain, basis, source b. collector, source, drain c. collector, basis, emitter

4 7. De belangrijkste eis, die aan de oscillator van een zender wordt gesteld, is dat : a. een signaal van groot vermogen wordt opgewekt b. de sterkte van het opgewekte signaal constant is c. de frequentie van het opgewekte signaal constant is 8. Indien wij bij een seriekring de zelfinductie en de capaciteit beiden 2 x zo groot maken, dan zal de resonantiefrequentie: a. 4 x hoger zijn b. Gelijk blijven c. 2 x kleiner worden 9. Een weerstand van 75 W, 220 V wordt doorlopen door een stroom van 0,34 A. Als de spanning 110 V wordt, dan is de stroom: a. 0,17 A b. 0,68 A c. 0,34 A 10. Van een spoel is gegeven: L = 0,25 H. Als ω= 600 rad/s, dan is de X L gelijk aan: a. 150 Ω b. 600 Ω c Ω 11. Een transistor heeft een rendement van 75 %. Wat is het voedingsvermogen wetende dat hij 15 W dissipeert? a. 11,25 W b. 20 W c. 60 W 12. Wat is de kwaliteitsfactor van een RLC-parallelkring? a. ωrc b. L / (ωr) c. 1 / (ωrc)

5 13. Een FM signaal met een frequentiezwaai van 5 khz wordt gemoduleerd door een sinusoïdaal signaal met een amplitude van 2,5 V en een frequentie van 1 khz. Wat is de modulatie index? a. 0,2 b. 2 c Acht identieke YAGI-antennes hebben elk een winst van 10 db en worden in fase gevoed. Wat is de totale winst van de acht antennes? a. 19 db b. 40 db c. 80 db 15. Een 2-m ontvanger ontvangt op 144,275 MHz, en zijn middenfrequent is 10,7 MHz. De lokale oscillatorfrequentie wordt verdrievoudigd. Wat is zijn frequentie? a. 54,525 MHz b. 44,525 MHz c. 48,091 MHz 16. Een transistor wordt gevoed met 12 V - 1 A. Zijn thermische dissipatie bedraagt 8 W. Wat is zijn rendement? a. 33,3 % b. 50 % c. 66,6 % 17. Een signaal met een frequentie van 200 khz wordt aan een condensator van 25 nf toegevoerd. De reactantie X c bedraagt dan ongeveer : a. 24 ohm b. 32 ohm c. 38 ohm 18. Twee condensatoren van respectievelijk 20 µf en 50 µf worden parallel geschakeld. De vervangcapaciteit bedraagt dan : a. 16,66 µf b. 30 µf c. 70 µf

6 19. In een zender die werkt op 168 MHz, worden drie frequentievermenigvuldigingstrappen aangewend. Deze trappen vermenigvuldigen respectievelijk 2x, 2x en 3x. De oscillatiefrequentie is bijgevolg : a. 7 MHz b. 12 MHz c. 14 MHz 20. Een wisselspanning met een effectieve waarde van 190 V heeft een amplitude : a. 268 V b. 220 V c. 300 V 21. Een π-filter in de uitgang van een zender heeft als doel : a. de antennewinst te verhogen b. de rimpelspanning van de voedingsspanning van de eindtrap te verminderen c. de impedantie van de zender aan te passen aan de antennekabel 22. Als de frequentie van een radiogolf wordt verhoogd, dan : a. wordt de golflengte groter b. blijft de golflengte constant c. wordt de golflengte kleiner 23. De Ampère is de eenheid van : a. spanning b. stroom c. stroom per meter 24. De wet van Kirchoff toegepast op een knooppunt van een gesloten kring netwerk zegt dat de som van de stroom : a. negatief is als de meerderheid van de stromen het knooppunt verlaten b. positief is als de meerderheid van de stromen naar het knooppunt gaan c. nul is in elk geval

7 25. De voortplantingssnelheid van een radiogolf in de vrije ruimte is ongeveer : a km/u b m/s c km/s 26. De ideale inwendige weerstand van een voltmeter dient te zijn : a. nul b. oneindig c. dezelfde weerstand als de bron waarop hij aangesloten wordt 27. Een transformator heeft langs de primaire zijde 150 windingen en langs de secundaire zijde 600 windingen. Indien de primaire spanning 50 V bedraagt, dan is de secundaire spanning : a. 150 V b. 12,5 V c. 200 V 28. Voor frequentievermenigvuldiging is het best geschikt : a. een mengtrap b. een klasse A - versterker c. een klasse C - versterker 29. De modulatie bij een AM-zender wordt verwezenlijkt : a. in de oscillator b. in de mengtrap c. in de eindtrap 30. In de schakelingen 1 en 2 dissipeert dezelfde weerstand R een zekere hoeveelheid warmte. De dissipatie in de schakeling 2 is ten opzichte van deze in de schakeling 1: a. Kleiner b. Gelijk c. Groter 1 R 2 R U = 2 V Umax = 2 V

Vergelijkbare documenten

B-examen radioamateur : Zitting van 8 maart Reglementering

B-examen radioamateur : Zitting van 8 maart 2000 Reglementering 1. Het maximaal vermogen dat een station van sectie B mag uitzenden in AM is : a. 30 W b. 150 W c. 10 W d. 25 W 2. Mag een radioamateur gebruik