Gelet op de aanvraag van de Dienst Gewestelijke Belastingen (Brussel Fiscaliteit) ontvangen op 08/08/2014;

Transcriptie

1 1/16 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 87/2014 van 29 oktober 2014 Betreft: aanvraag van de Dienst Gewestelijke Belastingen (Brussel Fiscaliteit) tot uitbreiding van het koninklijk machtigingsbesluit van 13 november 1995 (RN-MA ) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de Dienst Gewestelijke Belastingen (Brussel Fiscaliteit) ontvangen op 08/08/2014; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 16/09/2014; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 29 oktober 2014, na beraadslaging, als volgt:

2 Beraadslaging RR 87 /2014-2/16 I. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG 1. De aanvrager werd reeds gemachtigd om toegang te hebben tot de informatie bedoeld onder artikel 3, 1 ste lid, 1 tot 3, en 5 tot 9 en 2 de lid van de WRR en om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken voor de vervulling van de taken betreffende de inkohiering en de invordering van de belastingen bij koninklijk besluit van 13 november 1995 waarbij aan de Dienst Belastingen van de Administratie van Financiën van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (lees Dienst Gewestelijke Belastingen) toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij hij gemachtigd wordt tot het gebruiken van het identificatienummer De Dienst Gewestelijke Belastingen (Brussel Fiscaliteit), hierna de aanvrager wenst dat: de machtiging verleend bij KB van 13 november 1995 waarbij aan de Dienst Belastingen van de Administratie van Financiën van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij hij gemachtigd wordt tot het gebruiken van het identificatienummer 2 wordt uitgebreid naar nieuwe categorieën gerechtigden, namelijk de ambtenaren waarvan de graad niet noodzakelijk gelijk is aan niveau 1 van de Rijksambtenaren; deze toegang verleend bij deze machtiging wordt uitgebreid vanaf de inwerkingtreding ervan op 1 januari 2015, tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1 ste lid, 15, 16 en 17 van de WRR; de toegang verleend bij deze machtiging wordt uitgebreid tot de informatie bedoeld onder artikel 1, 1 ste lid, 4, 9, 10, 15, 27, 28 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister; de toegang verleend bij deze machtiging wordt uitgebreid tot de historiek der wijzigingen aan die gegevens, gedurende de 10 laatste jaren; voor het vervullen van de opdrachten van inkohiering en invordering en controle van de belastingen en heffingen waarmee de dienst bij het Ministerie van het Brussels hoofdstedelijk Gewest is belast of belast zal worden en de taken inzake inning en invordering van de administratieve boetes geheven door het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van andere sommen verschuldigd aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 1 B.S., 23 januari B.S., 23 januari 1996.

3 Beraadslaging RR 87 /2014-3/16 II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) 3. Overeenkomstig artikel 5, 1 ste lid, 1 en 2 en artikel 8 van de WRR verleent het Comité machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld onder artikel 3, 1 ste en 2 de lid van de WRR en om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken: aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie en aan de openbare en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het voormelde sectoraal comité. 4. Krachtens de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, werd het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met diverse fiscale bevoegdheden. Zo behoren de vaststelling, inning, invordering en controle van de Brusselse belastingen en heffingen tot zijn bevoegdheden. 5. Gelet op wat voorafgaat mag de aanvrager aanspraak maken op een machtiging om toegang te hebben tot de gevraagde gegevens op grond van artikel 5, 1 ste lid WRR. A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP) 6. Op grond van artikel 4 van de WVP, vormen de informatiegegevens van het Rijksregister persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

4 Beraadslaging RR 87 /2014-4/16 B. DOELEINDEN 7. De aanvrager is belast met de vaststelling, inning, invordering en controle van belastingen en heffingen waarvan de uitvoering toebehoort aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de taken met betrekking tot de heffing en invordering van administratieve boetes door het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, alsook andere sommen die verschuldigd zijn aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 8. Het verwerking is conform artikel 5, eerste lid, c) van WVP. 9. De toegang tot de gegevens van het Rijksregister zal de administratieve taken aanzienlijk vergemakkelijken, de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens verhogen, bijdragen aan een vlottere en doeltreffender behandeling van de dossiers, regelmatige bijwerkingen van de bestanden mogelijk maken, een rationelere werking van de administratie bewerkstelligen en het mogelijk maken dat een efficiëntere controle wordt gevoerd. Die toegang zal ook de administratieve lasten voor de burgers aanzienlijk verlichten wat ertoe zal bijdragen dat er een vertrouwensband kan worden opgebouwd tussen de burger en de administratie. 10. Het Comité is van mening dat de nagestreefde doeleinden, welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn zoals bedoeld in artikel 4, 1, 2 van WVP en artikel 5, 2 de lid van de WRR. C. PROPORTIONALITEIT C.1. De gevraagde gegevens 11. De aanvrager wenst dat de toegang uitgebreid wort tot de gegevens vermeld onder artikel 3, 1 ste lid, 4, 9 /1, 13 van de WRR, vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 2015 en tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1 ste lid, 15, 16 en 17 van de WRR en tot de informatie bedoeld onder artikel 1, 1 ste lid, 4, 9, 10, 15, 27, 28 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister. 12. Het gaat om deze gegevens: nationaliteit; naam, voornaam en adres van de bewindvoerder van de goederen of de persoon vermeld in de beslissing bedoeld in artikel 1249/1 van het Gerechtelijk Wetboek;

5 Beraadslaging RR 87 /2014-5/16 wettelijke samenwoning; de hoofdverblijfplaats, met inbegrip van de veranderingen met betrekking tot het verblijf en de vermelding van de afvoering in het geval de vreemdeling zich in het buitenland heeft gevestigd; in voorkomend geval het adres waar de betrokkene tijdelijk verblijft buiten de gemeente waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft; de afstamming vanaf de inwerkingtreding (in principe op 1 januari 2015) van artikel 15 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen betreffende de administratieve vereenvoudiging), de vermelding van de ascendenten in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie, van de afstammelingen in rechtstreekse, dalende lijn in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie. de burgerlijke staat, en in voorkomend geval, de verklaring door de betrokken persoon van het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning en waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen, of van een vermogensrechtelijk contract gesloten met één of meer personen die niet onderworpen zijn aan het huwelijksvermogenstelsel en de aanduiding van de notaris bij wiens minuten het contract, of in voorkomend geval de overeenkomst, werd opgemaakt; de akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige vanaf de inwerkintreding, (in principe op 1 januari 2015) van artikel 15 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen betreffende de administratieve vereenvoudiging, de akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige, alsook de vermelding van de vertegenwoordiger of van de persoon die de meerderjarige of de minderjarige bijstaat; de verklaring van wettelijke samenwoning; de beëindiging van de wettelijke samenwoning. 13. Het gegeven nationaliteit is noodzakelijk om vast te stellen of bepaalde diplomatieke privileges al dan niet van toepassing zijn (de toepasselijke regels ter zake verwijzen inderdaad dikwijls naar de nationaliteit 3 ). 3 Zie bijvoorbeeld artikel 37 van het verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, ondertekend te Wenen op 18 april 1961 en geratificeerd door België op 2 mei 1968.

6 Beraadslaging RR 87 /2014-6/ Het gegeven naam, voornaam en adres van de bewindvoerder van de goederen of van de persoon vermeld in beslissing bedoeld onder artikel 1249/1 van het Gerechtelijk wetboek is noodzakelijk voor de verzending aan de juiste persoon van de documenten die dienen voor de heffing, inning en invordering van andere schulden (aangifteformulieren, aanslagbiljet, eerste en tweede herinnering, etc.), om in het kader van het onderzoek van de dossiers of de administratieve- of gerechtelijke procedures, contact te nemen en te houden met de persoon, bevoegd voor het nemen van de beslissingen en tot slot om de geldigheid van de juridische akten te kunnen beoordelen. 15. Het gegeven wettelijke samenwoning is noodzakelijk om vast te stellen op welke personen de verplichting voor hoofdelijke schuldvereffening van toepassing is bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Inderdaad iedere schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, verbindt de andere samenwonende hoofdelijk. (Burgerlijk Wetboek, artikel 1477, 4). De fiscale schulden maken deel uit van de invorderbare schulden bij elke wettelijke samenwonende. Dit gegeven is eveneens noodzakelijk om de erfgenamen te kunnen vaststellen van voorwerpen die belast worden als bedoeld in artikel 3, 1, c) van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, of aan een van de heffingen bedoeld in de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit; om de inning en invordering van belastingen en sommen bij de rechtverkrijgenden in geval van overlijden van de belastingplichtige of schuldenaar, en de terugbetalingen; om de feitelijke toestand beter te begrijpen met het oog op de beoordeling van de correcte toepassing van vrijstellingen en kortingen; om de correcte toepassing te beoordelen inzake de kortingen bedoeld in artikel 257, 3 van het Wetboek Inkomstenbelastingen en tot slot om de correcte toepassing te beoordelen van de regels inzake de rechten van successie en overgang bij overlijden en de rechten inzake registraties van giften correct toe te passen. 16. Het gegeven hoofdverblijfplaats, met inbegrip van de veranderingen met betrekking tot het verblijf en de vermelding van de afvoering in het geval de vreemdeling zich in het buitenland heeft gevestigd; in voorkomend geval het adres waar de betrokkene tijdelijk verblijft buiten de gemeente waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft, is noodzakelijk voor de verwezenlijking van verschillende taken: te bepalen wie de belastingplichtige is voor de heffingen bedoeld onder artikel 3, 1, a) van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen; voor de verzending naar het juiste adres van de documenten die dienen voor de

7 Beraadslaging RR 87 /2014-7/16 heffing, inning en invordering van andere schulden (aangifteformulieren, aanslagbiljet, eerste en tweede herinnering, etc.); voor de bevestiging van de identiteit van de belastingplichtige of schuldenaar; om de correcte toepassing te beoordelen van de regels inzake onroerende voorheffing en de beoordeling van de correcte toepassing van de regels inzake rechten van successie en overgang bij overlijden en rechten inzake registraties van giften. 17. Het gegeven afstamming (vanaf de inwerkingtreding, in principe op 1 januari 2015) van artikel 15 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen betreffende de administratieve vereenvoudiging, de vermelding van de ascendenten in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie, van de afstammelingen in rechtstreekse, dalende lijn in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie is noodzakelijk om te kunnen bijdragen aan de identificatie van de erfgenamen van de zaken die belast worden bedoeld in artikel 3, 1, a) van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, of van een van de heffingen bedoeld in de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit; om de inning en invordering van de heffingen en schulden te kunnen doorvoeren bij de erfgenamen van de overleden personen; om de inning en invordering van belastingen en sommen bij de rechtverkrijgenden in geval van overlijden van de belastingplichtige of schuldenaar, en de terugbetalingen; om de feitelijke toestand beter te begrijpen met het oog op de beoordeling van de correcte toepassing van vrijstellingen en kortingen; om de correcte toepassing te beoordelen inzake de kortingen bedoeld in artikel 257, 3 van het Wetboek Inkomstenbelastingen en tot slot om de correcte toepassing te beoordelen van de regels inzake de rechten van successie en overgang bij overlijden en de rechten inzake registraties van giften correct toe te passen. 18. Het gegeven de akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige vanaf de inwerkintreding, (in principe op 1 januari 2015) van artikel 15 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen betreffende de administratieve vereenvoudiging, de akten en beslissingen betreffende de bekwaamheid van de meerderjarige en de onbekwaamheid van de minderjarige, alsook de vermelding van de vertegenwoordiger of van de persoon die de meerderjarige of de minderjarige bijstaat, is noodzakelijk voor de verzending aan de juiste persoon van de documenten die dienen voor de heffing, inning en invordering van andere schulden

8 Beraadslaging RR 87 /2014-8/16 (aangifteformulieren, aanslagbiljet, eerste en tweede herinnering, etc.), om in het kader van het onderzoek van de dossiers, de administratieve- of gerechtelijke procedures, contact te nemen en te houden met de persoon bevoegd voor het nemen van de beslissingen en tot slot om de geldigheid van de juridische akten te kunnen beoordelen. 19. De gegevens de burgerlijke staat, en in voorkomend geval, de verklaring door de betrokken persoon van het bestaan van een huwelijkscontract, van een overeenkomst tot stand gekomen na een verklaring van wettelijke samenwoning en waarbij de samenwonenden de modaliteiten ervan regelen, of van een vermogensrechtelijk contract gesloten met één of meer personen die niet onderworpen zijn aan het huwelijksvermogenstelsel en de aanduiding van de notaris bij wiens minuten het contract, of in voorkomend geval de overeenkomst, werd opgemaakt; de verklaring van wettelijke samenwoning; en de beëindiging van de wettelijke samenwoning zijn noodzakelijk om vast te stellen op welke personen de verplichting berust voor hoofdelijke schuldvereffening bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waaronder de schulden aangegaan voor het huwelijk of de verklaring van wettelijke samenwoning; om te kunnen bijdragen aan de identificatie van de erfgenamen van de zaken die belast worden bedoeld in artikel 3, 1, a) van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, of van een van de heffingen bedoeld in de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit; om de inning en invordering van de heffingen en schulden te kunnen doorvoeren bij de erfgenamen van de overleden personen; om de inning en invordering van belastingen en sommen bij de rechtverkrijgenden in geval van overlijden van de belastingplichtige of schuldenaar, en de terugbetalingen; om de feitelijke toestand beter te begrijpen met het oog op de beoordeling van de correcte toepassing van vrijstellingen en kortingen; om de correcte toepassing te beoordelen inzake de kortingen bedoeld in artikel 257, 3 van het Wetboek Inkomstenbelasting en tot slot om de correcte toepassing te beoordelen van de regels inzake de rechten van successie en overgang bij overlijden en de rechten inzake registraties van giften correct toe te passen. 20. Gelet op wat voorafgaat, stelt het Comité vast dat uitgaande van het nagestreefde doeleinde, de gevraagde gegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn. 21. Daarnaast verzoekt de aanvrager ook de invoering van een automatische mededeling tussen hem en het Rijksregister zodat hij automatisch iedere wijziging ontvangt aan een van de gevraagde gegevens. De aanvrager rechtvaardigt die vraag met zich te beroepen op de noodzakelijkheid daarvan omdat deze wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor het

9 Beraadslaging RR 87 /2014-9/16 vaststellen van de belastingplichtige van de regionale heffingen (bijv. een nieuw gezinshoofd heeft zijn hoofdverblijfplaats in Brussel) en/of voor de vrijstellingen (bijv. een gezin is niet langer samengesteld uit 4 kinderen maar telt nu 3 kinderen) alsook de kortingen. Daarnaast kunnen die wijzigingen een zeker belang hebben voor de correcte identificatie van de burgers in hun relatie met de Dienst Gewestelijke Belastingen (bijvoorbeeld, een belastingplichtige verandert van naam) en de briefwisseling met de betrokkenen (bijv. een belastingplichtige verandert van adres); en in het kader van de innings- en invorderingsprocedure (bijv. de belastingplichtige is overleden). 22. Het Comité wijst de aanvrager erop dat hij om van deze functionaliteit te kunnen genieten, bij voorkeur dient te beschikken over een verwijzingsrepertorium. Dit repertorium dient als filter opdat de aanvrager slechts de informatie zou ontvangen die relevant is in het raam van de behandeling van zijn dossiers. Het Comité stelt evenwel dat de aanvrager niet noodzakelijk zelf moet instaan voor het oprichten van dit verwijzingsrepertorium. Het Comité verzoekt bijgevolg de aanvrager zich aan te sluiten bij een bestaand verwijzingsrepertorium van een dienstenintegrator zoals de Gewestelijke dienstenintegrator 4. Een andere mogelijkheid bestaat erin dat de aanvrager de rijksregisternummers van alle persoenen waarvoor hij over een dossier beschikt meedeelt aan de diensten van het Rijksregister om vervolgens per kerende de geactualiseerde gegevens van deze personen te ontvangen. 23. De aanvrager wenst ook de historiek van die gegevens voor een periode die 10 jaar terugloopt. De aanvrager rechtvaardigt deze vraag, met name het beheer van fiscale dossiers die betrekking hebben op verschillende jaren. Rekening houdend met de missie van de aanvrager en de reglementaire bepalingen die hij dient toe te passen, acht het Comité deze vraag redelijk. C.3. De frequentie van de gegevensmededeling 24. De aanvrager vraagt toegang voor onbepaalde duur aangezien zijn opdrachten niet in de tijd beperkt zijn. 25. Het Comité stelt bijgevolg vast dat een machtiging voor onbepaalde duur noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het doeleinde van algemeen belang toevertrouwd door of krachtens een wet (artikel 1, 1, 3 van de WVP). 4 Zie Ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende de oprichting en organisatie van een gewestelijke dienstenintegrator, B.S., 6 juni 2014

10 Beraadslaging RR 87 / /16 C.4. betreffende gevraagde gebruikstermijn 26. de aanvrager wenst een machtiging voor onbepaalde duur. 27. Het Comité stelt vast dat de opdrachten die aan de aanvrager werden toevertrouwd, niet in de tijd beperkt zijn. Uitgaande van de doeleinden waarvoor de toegang en het gebruik worden gevraagd, is een machtiging van onbepaalde duur gepast (artikel 4, 1, 3 van de WVP). C.5. De bewaartermijn 28. Uit het aanvraagformulier blijkt dat de aanvrager de gevraagde gegevens zo lang zal bewaren als noodzakelijk is om de belastingen te kunnen invorderen. Deze termijn kan evenwel worden verlengd voor de duur van het beheer van een eventueel geschil. 29. Gelet op wat voorafgaat, is het Comité van mening dat overeenkomstig artikel 4, 1, 5 van de WVP, de aanvrager de gevraagde gegevens mag bewaren zolang deze noodzakelijk zijn om de verschuldigde Waalse belastingen en heffingen te innen en om de eventuele daarmee samengaande geschillen te beheren. C.4. Intern gebruik en/of mededeling aan derden 30. In het aanvraagformulier preciseert de aanvrager dat zijn diensten intern gebruik zullen maken van de gevraagde gegevens en dat ze aan derden kunnen worden meegedeeld. 31. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 november 1995 waarbij aan de Dienst Belastingen van de Administratie van Financiën van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij hij gemachtigd wordt tot het gebruiken van het identificatienummer, bepaalt dat de informatie verkregen uit het Rijksregister van de natuurlijke personen kunnen worden meegedeeld aan de volgende personen: - de natuurlijke personen op wie deze gegevens betrekking hebben alsook hun wettelijke vertegenwoordigers; - de openbare overheden en instellingen die aangewezen zijn krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij met de Dienst Belastingen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

11 Beraadslaging RR 87 / /16 onderhouden, voor de vervulling van de taken met betrekking tot de inkohiering en invordering van belastingen; - aan de gerechtsdeurwaarders. 32. Naast de hierboven omschreven personen, kunnen de gegevens ook worden verstrekt aan: - eventueel, naar voorbeeld van de Vlaamse Belastingdienst (cfr. beraadslaging 30/2007 van 12 september 2007, A.4.) aan andere openbare diensten betrokken bij de operationele behandeling van dossiers die vallen onder de bevoegdheid van de Dienst Gewestelijke Belasting; - bepaalde personen die, in de uitoefening van hun beroep, handelen als mandataris van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van de belastingplichtige of schuldenaar (notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten, wettelijke of contractuele mandatarissen, schuldbemiddelaars, voogden, voorlopige bewindvoerders, banken (naam, voornamen en adressen, voor de domiciliëring) en andere eventuele actoren in het fiscaal werkproces of invorderingsprocedure voor andere schulden), en de rechters in het kader van de procedures voor de rechtbanken); - bepaalde buitenlandse autoriteiten teneinde internationale verplichtingen na te komen van België of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De aanvrager verduidelijkt dat de mededeling in ieder geval als doel heeft de correcte uitvoering of toepassing van de wettelijke of reglementeringen. 34. Het Comité merkt op dat omdat die mededeling het mogelijk maakt om de wettelijke en reglementaire bepalingen correct toe te passen en uit te voeren, ze beschouwd mag worden als toelaatbaar. Vooraleer de aanvrager het identificatienummer meedeelt, moet hij nagaan of de betrokken derde ook gemachtigd is om zich van dit nummer te bedienen en dat het voorgenomen gebruik kadert binnen de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor hij werd gemachtigd. C.5. Netwerkverbindingen 35. Een netwerkverbinding is een geautomatiseerde mededeling van persoonsgegevens aan derden via het koppelen van informatiesystemen en mits het gebruik van het Rijksregisternummer van de betrokken personen als zoeksleutel. 5 Zie met name de Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PBEU van 31 maart 2010), omgezet bij ordonnantie van 21 juni 2012 (B.S. 5 juli 2012) en Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de belastingen en Richtlijn 77/799/EEG (PB.EU 11 maart 2011) omgezet bij ordonnantie van 26 juli 2013 (B.S. 3 september 2013).

12 Beraadslaging RR 87 / / Uit de aanvraag blijkt dat er een netwerkverbinding tot stand komt met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. 37. Er wordt in voorzien om de rijksregisternummers mee te delen aan de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om te weten of kennis te nemen van: - wie van die personen recht heeft op een leefloon of aan wie van hen een bijstand werd verleend door een OCMW die totaal dan wel gedeeltelijk ten laste is van de federale staat (zie beraadslaging van het Toezichtscomité van de Kruispuntbank nr. 00/43 van 9 mei 2000) of een gewaarborgd inkomen voor bejaarden (zie beraadslaging van het Toezichtscomité van de Kruispuntbank nr. 01/47 van 5 juni 2001), voor de correcte toepassing van de vrijstellingen als bedoeld onder artikel 4, 1, van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen; - wie van die personen door zijn handicap recht heeft op de vrijstelling bedoeld in artikel 4, 1bis, van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen (zie beraadslaging van het Toezichtscomité van de Kruispuntbank nr. 03/580 van 6 mei 2003; - de identiteit van de kinderen die recht hebben op kinderbijslag, voor de correcte toepassing van de vrijstelling bedoeld onder artikel 4, 1 ter van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen (zie beraadslaging van het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid nr. 04/015 van 8 juni 2004); - de informatie bedoeld in de beraadslaging van de afdeling sociale zekerheid van het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid nr. 14/2006 van 14 januari 2014, voor de doeleinden omschreven in die beraadslaging; - mogelijks toekomstige andere informatie die nuttig is om de taken te vervullen met betrekking tot vestiging, inning, invordering en controle van de belastingen en heffingen waarmee het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is belast of zal belast worden en de taken met betrekking tot de inning en invordering van de geheven (of nog te heffen) administratieve boetes door het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of andere verschuldigde sommen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 38. Het Comité stelt vast dat de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gemachtigd is om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.

13 Beraadslaging RR 87 / / Op voorwaarde dat dit nummer uitsluitend wordt gebruikt voor de uitwisseling van informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld onder punt B is een dergelijke netwerkverbinding aanvaardbaar. 40. Om volledig te zijn, vestigt het Comité de aandacht op het feit dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt mag worden in relaties met derden voor zover dit kadert in de doeleinden waarvoor zij eveneens gemachtigd werden dit nummer te gebruiken. D. BEVEILIGING D.1. De consulent inzake informatiebeveiliging 41. De identiteit van de consulent inzake informatiebeveiliging werd meegedeeld. Uit de aanvraag en de verstrekte informatie blijkt dat de betrokkene kan worden aanvaard als consulent inzake informatiebeveiliging. D.2. Beveiligingsbeleid 42. Uit de documentatie die de aanvrager verstrekte, blijkt dat hij beschikt over een beleid inzake informatiebeveiliging en over een uitvoeringsplan daarvan. 43. Het Comité neemt hiervan akte. D.3. Personen die toegang hebben tot de informatie van het Rijksregister en die het identificatienummer van dit register gebruiken alsook de lijst van die personen 44. In het aanvraagformulier verduidelijkt de aanvrager dat de gevraagde gegevens intern zullen worden gebruikt door alle ambtenaren van de Dienst Gewestelijke Belastingen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, mits en op voorwaarde dat zij de functie uitoefenen die erin bestaat de taken te vervullen inzake vestiging, heffing, invordering en controle van de administratieve geheven boetes (of die zullen worden geheven) door het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

14 Beraadslaging RR 87 / / De aanvrager wenst ook dat de machtiging verleend bij koninklijk besluit van 13 november 1995 waarbij aan de Dienst Belastingen van de Administratie van Financiën van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij hij gemachtigd wordt tot het gebruiken van het identificatienummer, wordt uitgebreid naar een nieuwe categorie gerechtigden, namelijk tot de ambtenaren van wie de graad niet noodzakelijk het equivalent is van niveau 1 van de Rijksambtenaren. 46. De aanvrager wenst eveneens dat de aanwijzing waarvan sprake onder het 2 de lid van artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit kan worden uitgevoerd door de Directeurgeneraal van de Dienst Gewestelijke Belastingen en hij ontlast kan worden van de verplichting van doorgifte als bedoeld in artikel 4 van datzelfde koninklijk besluit, tenzij natuurlijk ingeval van een verzoek van het Sectoraal comité of de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 47. De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de personen vermeld worden die toegang hebben tot het Rijksregister en die het identificatienummer gebruiken. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden. 48. De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens, te bewaren. 49. Het Comité eist van de aanvrager dat hij de noodzakelijke maatregelen neemt voor de registratie van de loggings zodat de toegangen kunnen gecontroleerd worden. 50. Op voorwaarde dat deze maatregelen worden geëerbiedigd, acht het Comité het aanvaardbaar dat de machtiging verleend bij koninklijk besluit van 13 november 1995 wordt uitgebreid naar nieuwe categorieën gerechtigden, met name de ambtenaren van wie de graad niet noodzakelijk het equivalent is van de een niveau 1 bij de Rijksambtenaren. Het Comité acht het eveneens aanvaardbaar dat de aanwijzing waarvan sprake in het 2 de lid van artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit, wordt uitgevoerd door de Directeurgeneraal van de Dienst Gewestelijke Belastingen.

15 Beraadslaging RR 87 / /16 OM DIE REDENEN Het Comité 1 breidt als volgt de machtiging uit die werd verleend bij koninklijk besluit van 13 november 1995 waarbij aan de Dienst Belastingen van de Administratie van Financiën van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij hij gemachtigd wordt tot het gebruiken van het identificatienummer: a) de machtiging wordt uitgebreid tot nieuwe categorieën gerechtigden, met name de ambtenaren van wie de graad niet noodzakelijk het equivalent is van een niveau 1 bij de Rijksambtenaren. Het Comité acht het eveneens aanvaardbaar dat de aanwijzing waarvan sprake in het 2 de lid van artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit wordt uitgevoerd door de Directeur-generaal van de Dienst Gewestelijke Belastingen; b) de toegang tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1 ste lid, 4, 9 /1, 13 van de WRR die krachtens deze machtiging wordt verleend, wordt uitgebreid, vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 2015; c) de toegang tot de informatie vermeld onder artikel 3, 1te lid, 15, 16 en 17 van de WRR die krachtens deze machtiging wordt verleend, wordt uitgebreid, vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 2015; d) de toegang die krachtens deze machtiging wordt verleend, wordt uitgebreid tot artikel 1, 1 ste lid, 4, 9, 10, 15, 27, 28 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister; e) De uitgebreide toegang tot de gegevens bevat de historiek van de wijzigingen aan die gegevens gedurende de 10 laatste jaren; 2 bepaalt dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatiebeveiliging die een impact kan hebben op de antwoorden uit het beveiligingsformulier dat aan het Comité werd verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatiebeveiliging en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de beveiliging), de aanvrager een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de informatiebeveiliging naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren.

16 Beraadslaging RR 87 / /16 3 bepaalt dat wanneer het Comité een vragenlijst over het beveiligingsniveau van de aanvrager toestuurt, die laatste deze vragenlijst naar waarheid moet invullen en naar het Comité moet terugsturen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon