Zuidoostelijke en noordoostelijke omleidingsweg te Tongeren

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit voor de milieueffectrapportage over ruimtelijke uitvoeringsplannen voor Zuidoostelijke en noordoostelijke omleidingsweg te Tongeren 12 juli 2011 PLIR-MER-0062-RL

2 1. Inleiding Om een oplossing te bieden aan het huidige congestieprobleem op de stedelijke ringweg De Wallen in Tongeren wordt voorzien in de aanleg van een noordoostelijke omleidingsweg. Tevens wordt in het kader van een betere ontsluiting van het bestaande regionale bedrijventerrein Overhaem een nieuwe zuidelijke verbinding beoogd, nl. de zuidoostelijke omleidingsweg. Beide omleidingswegen hebben dus een verschillende functie en vormen dan ook geen alternatieven van elkaar. De plan-mer plicht wordt getoetst door middel van artikel en artikel van het plan-m.e.r.-decreet van 27 april Meer bepaald moet het gaat om: een plan dat betrekking heeft op ruimtelijke ordening én dat niet het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhoudt én dat het kader vormt voor de toekenning van vergunningen voor projecten opgesomd in bijlage I en/of II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Voor de aanleg van zowel de noordoostelijke als de zuidoostelijke omleidingsweg dient een ruimtelijk uitvoeringsplan opgemaakt te worden. De hierin opgenomen bestemmingswijzigingen moeten een kader bieden voor het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning in functie van de aanleg van beide omleidingswegen. Het plan-mer wordt opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2009 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (B.S. 30 mei 2008). Het MER dient het voorgenomen plan te toetsen aan de recente plan-m.e.r. wetgeving. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 18 mei De ter inzage legging liep van 27 mei 2011 tot en met 26 juni Het kennisgevingsdossier was gedurende de ter inzage legging te raadplegen bij de gemeente Tongeren, de dienst Mer te Brussel, op de website van de Dienst Mer en van AWV. Dit werd aangekondigd via de website van de dienst Mer, en via aanplakking aan het stadhuis, de officiële plaats voor aanplakkingen Tongeren. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen adviezen en inspraakreacties zijn behandeld op de bespreking van de ontwerprichtlijnen op 6 juli Teneinde bijzondere aandacht te kunnen besteden aan de inspraakreacties en meer in het bijzonder de reactie erop is in overleg met de initiatiefnemer en de dienst milieueffectrapportage gekozen voor een extra stap waarbij een afzonderlijk document (motiveringsnota) wordt opgemaakt waarin de inspraakreacties zijn opgenomen met een argumentatie bijgevoegd hoe daarmee in het milieueffectrapport zal worden omgegaan. Gezien de beperkte tijd binnen de procedure zal in overleg met de initiatiefnemer worden bekeken hoe deze nota kenbaar wordt gemaakt aan het publiek; dit kan bijvoorbeeld door middel van een addendum later bij deze richtlijnen. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). 2

3 Het plan-mer dient opgesteld te worden zoals voorgesteld in de nota voor publieke consultatie, aangevuld/aangepast met de vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Rekening houdende met deze richtlijnen zal een ontwerpversie van het definitief plan-mer opgesteld worden. Deze ontwerpversie zal voor advies overgemaakt worden aan de overheden en instanties vermeld in bijlage V van deze richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie zullen behandeld worden op een vergadering. Rekening houdende met de adviezen op de ontwerpversie kunnen bijzondere aanvullende richtlijnen opgesteld worden. In voorkomend geval kan het verslag van die vergadering deze bijzondere aanvullende richtlijnen bevatten. Na aanpassing van de ontwerpversie - rekening houdende met de bijzondere aanvullende richtlijnen - kan het definitief plan-mer ingediend worden bij de dienst Mer voor een beslissing inzake goed- of afkeuring van dit plan-mer. Er zijn een 18-tal unieke inspraakreacties ontvangen. Ook is een petitie ontvangen met daarin een aantal aandachtspunten, de welke ondertekend is door meerdere personen. 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, met name overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen de tekst onderling, de figuren en de legende; alle relevante straatnamen aanduiden en aangeven en naar waar ze ontsluiting bieden; de datum van het herkomst-bestemmingsonderzoek aangeven, bij vermelding van studies, steeds de referentie opnemen; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in de terminologie doorheen het plan-mer rekening houden met het feit dat het rapport een plan-mer en geen project-mer is (vb. plangebied en geen projectgebied, ). 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Er wordt beoogd een oplossing te zoeken voor onderstaande problemen. Allereerst is er sprake van een beperkte bereikbaarheid van het regionaal bedrijventerrein Overhaem. Dit terrein situeert zich ten zuiden van de stadskern van Tongeren. Vrachtverkeer van het regionale bedrijventerreinen is vnl. gericht naar het hoofdwegennet. Het bedrijventerrein is niet in de nabijheid van het hoofdwegennet gelegen, maar op enige afstand ligt de E313 in het oosten en nog verder weg ligt de E40 in het zuiden. Het knooppunt 32 van de E313 is de meest nabijgelegen verbinding met het hoofdwegennet. De relatie met deze hoofdweg leidt via de drukke stationsomgeving (met een spoorbrug van beperkte doorrijhoogte 4.35 m.) en de stedelijke ringweg. De doorstroming is beperkt, het vrachtverkeer beperkt daarenboven de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid in de stedelijke woonomgeving. 3

4 Daarnaast wil men de beperkte doorstroming op de Wallen verbeteren. De ringradiale wegenstructuur van Tongeren zorgt per definitie voor een hoge belasting op de ring. De stedelijke ringweg is aangelegd op het historische tracé van de stadswallen. Deze stadsboulevard is de belangrijkste verdeel- en verzamelweg voor het kleinstedelijk gebied, zij wordt bijgevolg geconfronteerd met naar verhouding hoge verkeersintensiteiten in relatie tot de capaciteit van de weg. Het plan-mer zal concreet aangeven welke bestemming(en) gewijzigd kunnen worden ten gevolge van het PRUP en wat de omvang van die wijzigingen zijn en dit rekening houdende met de tracé-locatie-alternatieven en de inrichtings- en uitvoeringsalternatieven. Het plan- MER zal de milieueffecten van de bestemmingswijzigingen duidelijk in beeld brengen en evalueren en waar nodig milderende maatregelen voorstellen. Het wijzigen van deze bestemmingen dient afgetoetst te worden ten aanzien van andere juridische en beleidsmatige doelstellingen op gemeentelijk, provinciaal en gewestelijk niveau. In de NPC wordt aangegeven dat het om een niet project-mer plichtig project gaat. Het is daarom van belang dat het plan-mer voldoende in detail, aandacht besteedt aan de verschillende alternatieven evenals de impact op de verschillende disciplines. 4. Voorgesteld project en alternatieven Door middel van dit MER wordt getracht om een beeld te krijgen van de gevolgen voor het milieu van de ruimtelijke inpassing van de verschillende varianten.. Er worden een tweetal oplossingen voorgesteld. 1. Zuidoostelijke omleidingsweg Variant 1 Het tracé start ter hoogte van de aansluiting van de N79-Maastrichtersteenweg met de Eerste Meistraat. De omleidingsweg kruist de Blaarstraat. De Blaarstraat takt niet aan op de omleidingsweg, maar wordt ter hoogte van de omleidingsweg geknipt. De verbinding tussen het oostelijke en westelijke deel van de Blaarstraat wordt beperkt voor fietsers en voetgangers middels een ongelijkgrondse kruising. Het tracé loopt verder vanaf de Blaarstraat naar de spoorweg. In deze zone wordt een zoekzone voorzien. Deze zoekzone wordt gedefinieerd door enerzijds de ontwikkelingen thv de Ambiorixkazerne in het noorden en de aanwezigheid van de Jeker in het zuiden. Rekening houdend met de geplande ontwikkelingen van de Ambiorixkazerne wordt de weg zo dicht mogelijk tegen de Jeker gerealiseerd, zodat de geplande ontwikkelingen niet gehypothekeerd worden Rekening houdend met de aanwezigheid van de Jeker wordt de weg zo dicht mogelijk tegen de Ambiorixkazerne gerealiseerd, zodat ecologische ontwikkeling minimaal gehypothekeerd wordt. De spoorlijn wordt gedwarst via een tunnel onder het spoor. Vervolgens loopt het tracé ten westen van en parallel aan de spoorlijn richting Neremweg. Ook hier wordt een zoekzone voorzien. De grenzen van de zoekzone worden bepaald door enerzijds de aanwezigheid van de bewoning langsheen de Neremweg en anderzijds door de potentiële natuurwaarden tussen de bewoning en de spoorlijn, beide gekoppeld aan de principes van duurzaam ruimtegebruik: 4

5 Rekening houdend met de bewoning in de Neremweg loopt het tracé bij voorkeur zo lang mogelijk gebundeld met de spoorlijn, zodat de afstand tussen bewoning en omleidingsweg maximaal is. Het tracé sluit aan op de Neremweg en loopt via de Neremweg door naar het kruispunt met de Overhaemlaan. Rekening houdend met d potentiële natuurwaarden in dit gebied en de principes van zuinig ruimtegebruik, wordt het tracé bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de bewoning gelegd zodat de natuurwaarde van de resterende ruimte tussen de bewoning en de spoorlijn behouden blijft en bijkomende versnippering maximaal gereduceerd wordt. Het tracé sluit aan op het kruispunt Neremweg x Overhaemlaan. Variant 2 De N79 wordt gevolgd richting centrum tot aan de bestaande spoorbrug. De omleidingsweg buigt voor de spoorlijn af en loopt parallel aan en ten oosten van de spoorlijn naar het zuiden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een reservatiestrook die reeds voorzien in het BPA Moerenpoort. De spoorlijn wordt gedwarst via een tunnel onder het spoor. Vanaf dit punt verloopt dit alternatief identiek aan alternatief 1, nl via een zoekzone aan de westzijde van de spoorweg tot de Neremweg. 2. Noordoostelijke omleidingsweg Voor de verbinding tussen de N79 (thv de Eerste Meistraat) en het recent aangelegde kruispunt N758-Beversstraat te voorzien wordt gewerkt met een zoekzone. De grenzen van de zoekzone worden bepaald door enerzijds verkeerskundige vereisten van de weg en anderzijds de landschappelijke en archeologische waarde van het gebied. Rekening houdend met de verkeerskundige aspecten volgt het tracé de kortste route tussen de N79 (thv de Eerste Meistraat) en het kruispunt N758-Baversstraat x Molenweg. Voor een groot deel wordt het bestaande tracé van de Molenweg gevolgd (niet-verharde landbouwweg). Rekening houdend met de landschappelijke en archeologische waarde van het gebied wordt geopteerd om het tracé maximaal te bundelen met de bestaande infrastructuren zodat een maximaal behoud van de open ruimte mogelijk is en aantasting van archeologisch bodemerfgoed geminimaliseerd wordt. Het tracé volgt hierbij het talud dat parallel ligt met de N79 en wordt geleid naar een nieuw tracé parallel met de Hazelereik. Dit tracé vervoegt de N758 net ten oosten van het kruispunt met de Hazelereik. Vanaf de N758 wordt de bestaande Molenweg doorgetrokken naar de kruising van de N730- Bilzersteenweg met de N753-Nieuwe Steenweg. 5. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridische/beleidsmatige kader dat voor het project in dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. 5

6 6. Bestaande toestand en milieueffecten a. Referentiesituatie, bestaande toestand en ontwikkelingscenario s Als referentiesituatie wordt de huidige toestand van het plangebied met de onmiddellijke omgeving beschreven. De effecten zullen ten aanzien van deze referentiesituatie beschreven of ingeschat worden. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweegbrengen. De autonome ontwikkeling van het studiegebied, zijnde de evolutie van het studiegebied zonder enige beïnvloeding van buitenaf, zal ook in beschouwing genomen worden. Het al dan niet realiseren van het project staat daar los van. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. b. Milieueffecten, geplande toestand en milderende maatregelen De volledig verklaarde NPC geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld (ook op een geschikte kaartschaal) en uitgewerkt. Per discipline dient gestreefd te worden naar een duidelijk significantiekader. Hierbij dient aangegeven te worden wanneer een effect als significant beschouwd wordt. Het gebruik van een expertenbeoordeling dient waar mogelijk beperkt te worden. Het ingreep-effectschema zal in het MER, waar noodzakelijk verder uitgebreid worden met de diverse effectgroepen die beschreven zullen worden bij de effectbeschrijving in het MER. Een dergelijk ingreep-effectschema heeft namelijk in een MER ook de functie om een leidraad te zijn voor de lectuur van de effectbeschrijving en beoordeling. De tabel wordt dus in de loop van het onderzoek iteratief aangepast en zal in het MER voor het hoofdstuk waarin de beschrijving gebeurt behandeld worden. Het richtlijnenboek m.e.r deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van begrippen en de invulling ervan. Tijden het opstellen van het MER dient men ook gebruik te maken van (de recentste versies) van de disciplinespecifieke delen van de Richtlijnenboeken. De Dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledigverklaarde NPC, voldoende aandacht te besteden aan het volgende: Algemeen Het is belangrijk dat een goede motivatie uitgewerkt wordt met betrekking tot de noordoostelijke omleidingsweg. Het moet inzichtelijk zijn dat zonder de aanleg van deze weg, een zuidoostelijke omleidingsweg maar in beperkte mate rendeert. Daarbij kan bijkomend aangegeven worden dat hiermee een alternatief geboden wordt voor een goede ontsluiting van het ziekenhuis 6

7 Daarnaast wordt gevraagd om de mogelijke mitigerende maatregelen in de richting van de vallei en in de richting van het woongebied aan te geven. Ook dient aandacht te gaan naar mogelijke cumulatieve effecten als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied; Gevraagd wordt om de nodige aanpassingen door te voeren op het kaartmateriaal zodat de zuidoostelijke omleidingsweg effectief aan de Eerste Meistraat vertrekt. Mens verkeer Er dient aandacht te zijn voor de continuïteit van het openbaar vervoer en voor de bereikbaarheid van bepaalde zones met openbaar vervoer bij het knippen van bepaalde wegen. Specifiek voor de situatie ter hoogte van de Blaarstraat en deze ter hoogte van het Ziekenhuis geldt: Voor de zuidoostelijke omleidingsweg: indien de Blaarstraat geknipt wordt, kan een deel van het tussenliggende woongebied minder goed ontsloten worden. Voor de noordoostelijke omleidingsweg : Indien geopteerd wordt om de weg ten oosten van het ziekenhuis te leggen, wordt het woongebied ten westen van het ziekenhuis minder goed ontsloten. Er dient aandacht te zijn voor de bereikbaarheid van de stationsparking indien de Jaminéstraat geknipt wordt. Bodem- en grondwater Het is belangrijk om het opreden van vernatting en verdroging niet enkel toe te schrijven aan bijkomende verharde oppervlakte, maar zeker voor wat betreft grondwater ook aan de aanleg van ondergrondse constructies zoals bijvoorbeeld de voorziene tunnel. Daarnaast moet rekening gehouden worden met eventuele inname van (effectief) overstromingsgebied. Er dient rekening te worden gehouden met de impact van de lozing van potentieel vervuild hemelwater van de wegzate in de richting van de vallei van de Jeker in het algemeen en de Kevie in het bijzonder. Ten aanzien van afstroming van hemelwater van de wegzate dient ook na gegaan te worden welk effect dit kan hebben op erosie. In dit kader kunnen erosiegevoeligheidskaarten worden toegevoegd aan het MER. Flora en fauna Ten aanzien van het natuurinrichtingsplan van de Jekervallei dient opgemerkt te worden dat voor het gebied de Kevie mogelijks nog aanvragen gedaan gaan worden voor natuurontwikkeling in samenwerking met Natuurpunt. Aandachtspunt daarbij is dat de voorgestelde variant 1 van de zuidoostelijke omleidingsweg kan toekomstige initiatieven inzake natuurinrichting kan hypothekeren. Hiermee dient rekening te worden gehouden. Ook moet rekening gehouden worden met de impact van het project op de beleids- en beheerdoelstellingen van de aangrenzende ruimtelijk kwetsbare gebieden. Dit o.a. uit oogpunt van de door de Vlaamse overheid gesubsidieerde werken binnen het natuurreservaat. 7

8 In de Jekervallei bevindt zich mogelijks een migratieroute voor vleermuizen. Dit dient te worden nagegaan. Indien dit het geval is zal hiermee van uit het oogpunt van mogelijke lichthinder rekening mee moeten worden gehouden. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Opgemerkt dient te worden dat als relevante informatiebronnen de beschermingsbesluiten zelf niet vermeld werden, deze zijn van belang met name om het effect op de beschermingen af te wegen. Een andere relevante informatiebron is deze van de stadsarcheologische dienst van Tongeren. Bij ruimtelijke visie landbouw dient toegevoegd te worden dat proces ten noorden van Tongeren via RUP s wordt verder gezet. Er dient aandacht uit te gaan naar de impact van de omleidingsweg op de ecologische structuur en verbindingsfuncties in het landschap. Daarbij kan gedacht worden om ideeën te geven in welke richting ontsnipperingsmaatregelen kunnen voorzien worden (mogelijke onderzoeksopties) en wat in voorkomend geval potentiële consequenties zijn op vlak van bodemgebruik en gewestplanwijzigingen. Mens, ruimtelijke en sociale aspecten Gezien het lokale belang van de herbestemming van de kazerne-site en gezien de impact van de tracékeuze voor de zuidoostelijke omleidingsweg op de mogelijke wooninvulling in de voormalige kazerne, wordt gevraagd om het luik Ambiorixkazerne expliciet als nieuwe paragraaf op te menen onder Geplande ontwikkelingen. Ten aanzien van de heropening van de tunnel onder het spoorwegtalud, dient opgemerkt te worden dat deze niet aanwezig is. Voor de noordoostelijke weg worden de sporen gekruist via de bestaande brug in de Molenweg. Op deze brug is er geen ruimte voor een fietspad en kan het voorgestelde typedwarsprofiel niet aangehouden worden. In het MER dient aangegeven te worden, hoe hiermee wordt omgegaan. 7. Leemten in kennis Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken in de besluitvorming specifiek voor de opstelling van het voorontwerp-rup en voor de besluitvorming nadien met het oog op de definitieve vaststelling van het RUP en op de stedenbouwkundige vergunning. 8. Monitoring en evaluatie In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht. 8

9 9. Integratie en eindsynthese In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline overschrijdend ten aanzien van elkaar afgewogen worden (vb. impact van voorgestelde compenserende maatregelen in de discipline fauna en flora op de discipline mens vb. landbouw). Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning, De elementen welke noodzakelijk zijn voor de watertoets, de passende beoordeling, zullen hierin duidelijk opgenomen worden. 10. Niet technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. 11. Team van deskundigen Guy Putzeys, discipline geluid en trillingen, MER/EDA/393-V2 28/07/2013 Jan Verstraeten, discipline lucht, MB/MER/EDA/048-V3 20/12/2014 Xenia Goessens, discipline bodem MB/MER/EDA/639 24/11/2011, discipline grondwater, MB/MER/EDA/639 24/11/2011 en discipline oppervlaktewater, MB/MER/EDA/639 24/11/2011 Paul Durinck, discipline fauna en flora, MB/MER/EDA/579-V1 18/10/2011 Rik Houthaeve, discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013, discipline mens - socio-organisatorische aspecten, deelaspect ruimtelijke aspecten, MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013 en discipline mens - socio-organisatorische aspecten, deelaspect mobiliteit MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013 9

10 Het definitieve rapport zal de handtekening bevatten van alle deskundigen en de initiatiefnemer. Ten slotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het rapport contact te houden met de Dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van hun adviezen. Brussel, 12 juli 2011 Paul Van Snick Algemeen directeur shoofd AMNEB 10

11 BIJLAGE I: Lijst van overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening en die door de dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie: Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Vlaanderen Agentschap Ruimte en Erfgoed Ruimtelijke planning R-O Rui mte en Erfgoed Tav de planologische ambtenaar t.a.v. Luc De Belie en Bertien Buntinx Astridlaan 50, bus 1 Phoenixgebouw Vlaams Koning Albert II-laan 19 bus 11 Astridlaan 50, bus Brussel 3500 HASSELT PROCORO Agentschap Ruimte en Erfgoed Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij ANB Vlaams Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Directie Ruimte - Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed Duurzame Landbouwont wikkeling - - Buitendienst Agentschap Economie Dienst Ruimtelijke Planning en Beleid Vlaams Tav de heer Koen Vermoesen Tav de heer Valère Cornelis, voorzitter Vlaams Astridlaan 50 bus 6 Vlaams Koning Albert II-laan 35 bus 12 Woonbeleid Phoenix-gebouw Koning Albert II-laan 19 bus 21 Agentschap Wonen- Vlaanderen Astridlaan 50, bus 1 Universiteits laan 1 Astridlaan 50, bus 5 Astridlaan 50, bus Brussel 1210 Brussel VMM t.a.v. Petra De 3500 HASSELT 3500 HASSELT 11

12 Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken Operationeel Waterbeheer Buitendienst Agentschap Infrastructuur Snellings V.A.C. Hendrik Van Veldeke Schiervellaan 7 Astridlaan 50 bus HASSELT Vlaamse Vervoersmaatscha ppij De Lijn Toerisme Vlaanderen Tav Heidi Roubben, directeur Grasmarkt Brussel Grote Breemstraat 4 12

13 Bijlage II: Lijst van overheden en instanties die aanvullend door dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie: LNE LNE LNE VMM Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Operationeel Waterbeheer Dienst Lucht en Klimaat Dienst Hinder en Risicobeheer Dienst VR Tav Bram Vogels 7 de verdieping 7 de verdieping 3 de verdieping 2e verdieping, LNE Land en Bodembesche rming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen MOW T.a.v. ir. F. Desmyter, Secretarisgeneraal Ondergrond Vlaanderen Tramstraat Zwijnaarde Koning Albert II-laan 20 OVAM Stationsstraat Mechelen Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Toezicht Volksgezondh Hendrik Van Veldekegebouw,, eid Elia Keizerslaan 1000 Brussel 20 Fluxys NV Kunstlaan Brussel Vlaamse T.a.v. de heer Gulden-Vlieslaan Landmaatschappij Jeroen 72 Departement Landbouw en Visserij Reyniers Duurzame Landbouwont wikkeling Ellipsgebouw Astridlaan 50 bus Brussel Koning Albert II-laan 35, bus de verdieping 3500 HASSELT 1030 Brussel 1000 Brussel Waterwegen en Zeekanaal NV Oostdijk Willebroek NMBS Frankrijkstraat 1060 Brussel 85 Infrabel Barastraat Brussel Provinciebestuur Directie T.a.v. de heer Bestuursdirect Universiteitsla 13

14 Ruimte Frank Vranken eur an 1 College van Burgemeester en Schepenen van de stad Tongeren Praetorium Maastrichter straat Tongeren 14

15 Bijlage III: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die schriftelijk of mondeling reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: MOW T.a.v. ir. F. Desmyter, Secretarisgeneraal Koning Albert II-laan de verdieping 1000 Brussel VMM Operationeel Waterbeheer Tav Bram Vogels 2e verdieping, Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Infrabel Agentschap Ruimte en Erfgoed ANB Provinciebestuur College van Burgemeester en Schepenen Agentschap Wonen- Vlaanderen Astridlaan 50, bus 1 Barastraat Brussel Onroerend Erfgoed Buitendienst Directie Ruimte van de stad Tongeren T.a.v. de heer Frank Vranken Praetorium Vlaams Vlaams Bestuursdirect eur Maastrichter straat 10 Astridlaan 50, bus 5 Astridlaan 50, bus 5 Universiteitsla an Tongeren 3500 HASSELT 3500 HASSELT Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaamse Vervoersmaatscha ppij De Lijn Agentschap Wonen- Vlaanderen Astridlaan 50, bus 1 Tav Heidi Roubben, directeur Grote Breemstraat 4 OVAM Stationsstraat Mechelen Vlaamse Landmaatschappij T.a.v. de heer Jeroen Gulden-Vlieslaan Brussel Departement Landbouw en Visserij Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Reyniers Duurzame Landbouwont wikkeling Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35, bus 40 Woonbeleid Phoenix-gebouw Koning Albert II-laan 19 bus Brussel 1210 Brussel 15

16 Bijlage IV: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: Agentschap R-O Vlaanderen LNE NV De Scheepvaart 2 LNE R-O Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Havenstraat 44 Milieu-, Natuur- en Energiebeleid t.a.v. Luc De Belie en Bertien Buntinx Dienst Hinder en Risicobeheer Toerisme Grasmarkt Brussel Vlaanderen Fluxys NV Kunstlaan Brussel Vlaams Dienst VR Astridlaan 50, bus 5 7de verdieping 3500 HASSELT 3de verdieping Bijlage V: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening kon gehouden worden in deze richtlijnen: Overige instanties uit bijlage I 2 Kregen advise doorgestuurd van Waterwegen en Zeekanaal, aangezien zij geen betrokken partij zijn. 16

17 Bijlage VI: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die een ontwerptekst zullen ontvangen: Zie bijlage III Indien mogelijk dient de ontwerptekst digitaal te worden aangeleverd. In overleg met de Dienst Mer zal worden gekeken naar de mogelijkheid deze versie digitaal te verspreiden en dient afgesproken te worden hoeveel analoge exemplaren nodig zijn. 17