UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG: HUIDIGE PRAKTIJKVOERING IN VLAANDEREN COMPETENTIES BIJ THUISVERPLEEGKUNDIGEN Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Ingrid Redant Promotor: Prof. Dr. Ann Van Hecke Co-promotor: Veerle Duprez

2

3 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG: HUIDIGE PRAKTIJKVOERING IN VLAANDEREN COMPETENTIES BIJ THUISVERPLEEGKUNDIGEN Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Ingrid Redant Promotor: Prof. Dr. Ann Van Hecke Co-promotor: Veerle Duprez

4 Inhoudstafel Inhoudstafel... 3 Woord vooraf... 5 Abstract Inleiding Methode Doelstelling Design Steekproef en setting Participanten Datacollectie Ethische beschouwingen Data analyse Resultaten Karakteristieken en persoonsgebonden factoren van de steekproef Eigen-effectiviteit, vaardigheden en stijl in ZMO Voorspellers voor gedrag bij ZMO Voorspellers voor stijl bij ZMO Discussie Gedrag bij ZMO Stijl bij ZMO Aanbevelingen Beperkingen van het onderzoek Conclusie Referentielijst... 39

5 Woord vooraf Graag wil ik een aantal mensen bedanken die me geholpen hebben om deze masterproef te verwezenlijken. In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. dr. Ann Van Hecke en co-promotor Veerle Duprez bedanken voor hun begeleiding, ondersteuning en bijsturing. Verder wil ik hen bedanken voor hun begrip en flexibiliteit in hun begeleiding om de combinatie werk en het maken van een masterproef mogelijk te maken. Daarnaast wil ik graag de thuiszorgorganisaties bedanken die bereid waren deel te nemen aan het onderzoek en de thuisverpleegkundigen die de vragenlijsten invulden. Verder wil ik Anke, Freddy en Luc bedanken voor het nalezen en de taalcorrecties. Ten slotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun morele steun en mijn collega s voor hun begrip en flexibiliteit waardoor de combinatie werken en studeren mogelijk was. Hartelijk bedankt! Aantal woorden masterproef: 7562 (exclusief woord vooraf, abstract, inhoudstafel, bijlagen en bibliografie) 5

6 Abstract ACHTERGROND: Het stijgend aantal personen met een chronische aandoening vraagt een hervorming van het gezondheidszorgsysteem. Zelfmanagement krijgt steeds meer aandacht in de chronische zorg, daarbij is een centrale rol weggelegd voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Chronische zieken kunnen hun aandoening in de thuisomgeving managen met de ondersteuning van thuisverpleegkundigen die de nodige competenties bezitten. Kennis/evidentie over de aanwezige zelfmanagementondersteunende competenties is beperkt. DOEL: Het in kaart brengen van de huidige competenties en praktijkvoering met betrekking tot zelfmanagementondersteuning bij verpleegkundigen in de eerstelijnsgezondheidszorg in Vlaanderen. METHODE: Aan de hand van het Self-efficacy and Performance in Self-management (SEPPS)- instrument en de Nurses Orientation in Chronic care Self-management Support (NOCSS) vragenlijst werd het gedrag en de stijl bij zelfmanagementondersteuning bepaald bij thuisverpleegkundigen. De voorspellende waarde van demografische factoren, patiëntgebonden contingente zelfwaarde, werkgerelateerde behoeftebevrediging en eigen-effectiviteit werden nagegaan. RESULTATEN: Thuisverpleegkundigen scoorden gemiddeld hoger op eigeneffectiviteit (GEM 14.44; SD 5.40) dan op het uitvoeren van zelfmanagementondersteuning (GEM 10.44; SD 5.20). Voorspellers voor het uitvoeren van zelfmanagementondersteuning zijn eigen-effectiviteit voor zelfmanagementondersteuning, de mate waarin de werkgerelateerde basisbehoefte competentie bevredigd is en het belang dat verpleegkundigen hechten aan zelfmangementondersteuning. Thuisverpleegkundigen scoorden het hoogst op een autonomie-ondersteunende en structuurbiedende stijl van zelfmanagementondersteuning. Eigen-effectiviteit voor zelfmanagementondersteuning en de drie werkgerelateerde basisbehoeften waren de sterkste positieve voorspellers 6

7 voor de autonomie-ondersteunende en de structuurbiedende stijl bij zelfmanagementondersteuning. CONCLUSIE: Thuisverpleegkundigen gebruiken bij zelfmanagementondersteuning een autonomie-ondersteunende en structuurbiedende stijl. Thuisverpleegkundigen die in hun werkomgeving een gevoel van competentie, autonomie en ondersteuning ervaren, zullen op een autonomie-ondersteunende en structuurbiedende wijze zelfmanagementondersteuning bieden. Belangrijk opdat thuisverpleegkundigen effectief aan zelfmanagementondersteuning gaan doen, is het ondersteunen van het gevoel van eigen-effectiviteit en competentie door scholing. 7

8 1. Inleiding De stijgende incidentie en prevalentie van chronische aandoeningen legt wereldwijd druk op de gezondheidszorg. Het traditionele gezondheidszorgsysteem, gericht op de zorg voor acute en infectieuze gezondheidsproblemen, strookt niet met de noden van patiënten met een chronische aandoening (Wagner et al. 2005, Kosmala-Anderson et al. 2010b, Kennedy et al. 2013). De Wereldgezondheidsorganisatie pleit voor een hervorming van de gezondheidszorg (WHO, 2008). Een belangrijk framework in de hervorming van chronische zorg is het Chronic Care Model (CCM). Het doel is patiëntegerichte, effectieve, duurzame, betaalbare, continue, toegankelijke en kwaliteitsvolle chronische zorg te leveren (Wagner et al. 2001, Wagner et al. 2005, Wilson et al. 2006, Elissen et al. 2013). Patiënten willen steeds vaker en langer thuis verzorgd worden. Die wens past in het subsidariteitsprincipe van het CCM, met een groeiende rol voor de eerstelijnsgezondheidszorg en thuiszorg. De eerstelijn zal een centrale rol spelen in chronische zorg als brug tussen de actoren in het gezondheidszorgsysteem en als link naar gespecialiseerde zorg volgens de noden van de patiënt (Paulus et al. 2012). Zelfmanagementondersteuning (ZMO) is één van de kerncomponenten van het CCM om tegemoet te komen aan de noden van chronische zieken (Wagner et al. 2001, Wagner et al. 2005, Leroy et al. 2014, Bos-Touwen et al. 2015). Een overzichtsstudie uit dertien Europese landen toont aan dat ZMO in Europa relatief onderontwikkeld blijft en dat er een gebrek is aan beleidsvorming (Elissen et al. 2013). Zelfmanagementondersteuning blijkt de minst geïmplementeerde en meest uitdagende component in het managen van chronische zorg (Glasgow et al. 2003). Zelfmanagementondersteuning is meer dan patiënteneducatie. Het is het geheel van aanpassingen aan het gezondheidszorgsysteem en de collaboratieve samenwerking tussen hulpverleners, de patiënt en zijn familie. Het doel van ZMO is een gemotiveerde en geïnformeerde patiënt, die door zijn vaardigheden, kennis en geloof in het eigen kunnen, een (pro)actieve rol speelt in het managen van zijn symptomen, behandeling en de (psycho)sociale gevolgen van zijn chronische aandoening (Barlow et al. 2002, Bodenheimer et al. 2002, Glasgow et al. 2003, Lawn et al. 2009, FOD Volkgezondheid 2013, LeRoy et al. 2014). Lorig & Holman (2003) maken een 8

9 onderscheid tussen medisch, rol en emotioneel zelfmanagement. Zelfmanagementondersteuning impliceert een verschuiving in de patiëntzorgverlenersrelatie (Bodenheimer et al. 2005), waarbij een partnerschap aangegaan wordt tussen de patiënt, zijn familie en de verpleegkundige (Battersby et al. 2010). Er is een shift naar gedeelde besluitvorming (Wagner et al. 2005, van Hooft et al. 2015). Zelfmanagementondersteuning vereist dat hulpverleners een nieuwe rol aannemen en competenties aanleren (Wilson et al. 2006, Thille et al. 2014, Dwarswaard & van de Bovenkamp 2015). Verpleegkundigen spelen een sleutelrol in de zorg voor chronische zieken (Wilson et al. 2006, ICN 2010, Alleyne et al. 2011, Elissen et al. 2013, van Hooft et al. 2015). In de literatuur is weinig geweten over hoe en in welke mate verpleegkundigen aan ZMO doen en wat hun visie hierover is (MacDonald et al. 2008, Been-Dahmen et al. 2015). Verpleegkundigen hebben verschillende perspectieven ten opzichte van ZMO. De belangrijkste verschillen hierin zijn het doel van ZMO en de rol die verpleegkundigen aan zichzelf en aan de patiënt toekennen (van Hooft et al. 2015). Deze perspectieven beïnvloeden de manier waarop verpleegkundigen aan ZMO doen (Bos-Touwe et al. 2015), de waarschijnlijkheid dat patiënten aan zelfmanagement zullen doen (Lukewich et al. 2015) en de mate waarin patiënten succesvol zijn in hun zelfmanagement (Disler et al. 2012). Bij ZMO bestaat de rol van de hulpverlener eruit te proberen begrijpen voor welke uitdagingen een patiënt met een chronische aandoening staat en hem de gepaste ondersteuning te bieden (Hibbard et al. 2009). Er bestaan een aantal modellen die verpleegkundigen ondersteunen om op een effectieve wijze aan ZMO te doen (Wilson et al. 2012, Leroy et al. 2014). Het 5-A model is toonaangevend in ZMO. Het model omschrijft vijf hoofdactiviteiten in ZMO en vormt een leidraad voor de rol en vereiste competenties van verpleegkundigen (Glasgow et al. 2003, Glasgow et al. 2006). In de (1) fase Achterhalen (Assess) moeten verpleegkundigen een beeld vormen van het gedrag, de motivatie, de waarden, de noden, de context en de capaciteit tot zelfmanagement van de patiënt. Te hoge of valse verwachtingen over zelfmanagement van de patiënt vormen een struikelblok in ZMO (Jansink et al. 2010). Verpleegkundigen moeten inzicht hebben in de modellen voor gedragsverandering, 9

10 zoals het Health Belief Model, het ASE-model (Attitude, Sociale invloed, Eigeneffectiviteit) en het Transtheoretical Model of behaviour change (Lawn et al. 2009). Daarnaast hebben verpleegkundigen nood aan gesprekstechnieken zoals motivationeel interviewen, het benoemen van tegenstrijdigheden en actief luisteren (Abramowitz et al. 2010, Verbrugge et al. 2013). Verpleegkundigen zijn momenteel nog onvoldoende competent in motivationeel interviewen (Östlund et al. 2015). In de (2) fase Adviseren (Advise) geeft de verpleegkundige advies volgens de persoonlijke gezondheidsrisico s van het individu (Glasgow et al. 2003). De verpleegkundige past haar advies aan de noden en karakteristieken van de patiënt aan en erkent hierbij zijn expertise (Lawn et al. 2009, ICN 2010). Een struikelblok in deze fase is de veronderstelling dat educatie leidt tot actie (LeRoy et al. 2014). In de (3) fase Afspreken (Agree) worden persoonlijke doelen gesteld. Deze fase veronderstelt communicatievaardigheden, zoals empathisch luisteren en gezamenlijk doelen stellen (Glasgow et al. 2003, Lawn et al. 2009). Verpleegkundigen zijn weinig vertrouwd met doelbepaling en actieplanning (Young et al. 2015). De rol die patiënten en verpleegkundigen in deze fase opnemen is afhankelijk van het stadium en het ziekteproces (Lorig & Holman 2003), de patiënt zijn geloof in eigen kunnen (Marks & Allegrante 2005) en het perspectief van de verpleegkundige over ZMO (van Hooft et al. 2015). Verpleegkundigen moeten kunnen reflecteren over en sensitief zijn voor de noden van de patiënt en hun eigen perspectief over ZMO, om de gepaste ondersteuning te bieden. In de (4) fase Assisteren (Assist) wordt een actieplan opgesteld en geanticipeerd op barrières, wat van de verpleegkundigen gestructureerde probleemoplossing veronderstelt (Glasgow et al. 2003). De sterkten van de patiënt en peer support worden geïdentificeerd (Glasgow et al. 2003, Lawn et al. 2009). Verpleegkundigen geven aan dat ze onvoldoende competent zijn in het opstellen van een actieplan (Jansink et al. 2010). In de (5) fase Arrangeren (Arrange) doet de verpleegkundige een beroep op organisatorische vaardigheden en kennis van het gezondheidszorgsysteem om follow-up te coördineren. Het is de taak van verpleegkundigen om patiënten wegwijs te maken in het gezondheidszorgsysteem om efficiënt gebruik te verzekeren. Daarnaast heeft de patiënt nood aan steun en monitoring van de verpleegkundige bij het behalen van de doelstellingen (Glasgow et al. 2003, Wagner et al. 2005, Lawn et al. 2009, Leroy et al. 2014). 10

11 Zelfmanagementondersteuning vraagt inter- en multidisciplinaire samenwerking. Een effectieve samenwerking met andere zorgdisciplines veronderstelt van de verpleegkundige communicatieve vaardigheden en efficiënte informatie uitwisseling (Lawn et al. 2009). Een gebrek aan deze competenties vormt een barrière om aan ZMO te doen. De huidige praktijkvoering van verpleegkundigen in ZMO lijkt niet overeen te stemmen met de rol die professioneel van hen verwacht wordt in ZMO (Hibbard et al. 2009). Onderzoek wijst uit dat bij verpleegkundigen weerstand kan optreden wanneer patiënten actief aan zelfmanagement doen (Thorne et al. 2001, Wilson et al. 2006, Elissen et al. 2013). Verpleegkundigen geven aan dat ze de patiënt centraal stellen en holistisch benaderen, maar in de praktijk is dit regelmatig afwezig (Kennedy et al. 2014). Uit onderzoek blijkt dat verpleegkundigen de focus bij ZMO voornamelijk leggen op het medisch management en minder op rol en emotioneel management, terwijl dit laatste een belangrijk aspect is bij ZMO (Kennedy et al. 2014, Been-Dahmen et al. 2015, Lembrechts & Ackermans 2015, Zuidema et al. 2015). Zelfmanagementondersteuning focust op patiëntenautonomie en actieve patiëntenbetrokkenheid, wat leidt tot een rolverschuiving binnen de patiënt-hulpverlenersrelatie. Zelfmanagementondersteuning vraagt van verpleegkundigen een minder dominante rol, terwijl zij opgeleid zijn om controle en verantwoordelijkheid op te nemen voor hun patiënten. Dit leidt tot een dilemma met negatieve gevolgen voor de zorgrelatie en de effectiviteit van ZMO (Dwarswaard & Bovenkamp 2015). Discussies over leefstijlveranderingen worden uit de weg gegaan als verpleegkundigen het gevoel hebben dat dit hun relatie met de patiënt op het spel zet (Jansink et al. 2010). De patiënt informeren voelen verpleegkundigen aan als hun professionele verantwoordelijkheid, eerder dan de patiënten zelf te laten beslissen over hun gezondheid (Karhila et al. 2003, Been-Dahmen et al. 2015). Momenteel is de praktijkvoering van thuisverpleegkundigen in Vlaanderen rond ZMO nog niet in kaart gebracht. De werkomgeving beïnvloedt het functioneren van werknemers. De werkomgeving beïnvloedt de prioriteit die verpleegkundigen geven aan ZMO en de wijze waarop zij aan ZMO doen (Zakrisson & Hägglund 2010). Volgens de Zelfdeterminantietheorie 11

12 dient de werkomgeving een cultuur te creëren die de psychologische basisnoden bevredigd, om bij te dragen tot zelfdeterminatie, autonome motivatie en het optimaal functioneren van verpleegkundigen. Verpleegkundigen hebben behoefte aan (1) autonomie in hun beroepsuitoefening, in het doen aan ZMO (Kennedy et al. 2014, Lukewish et al ). Het biedt hen de ruimte de patiënt centraal te stellen en geeft hen een gevoel van respect en erkenning (Kennedy et al. 2014). De behoefte aan (2) verbondenheid wordt bevredigd door het gevoel deel uit te maken van het zorgteam, steun en samenwerking te ervaren van en met andere hulpverleners en het management (Zakrisson & Hägglund 2010, Lukewish et al. 2015) en voldoening te halen uit de samenwerking met de patiënt (Leroy et al. 2014). Onvoldoende steun van de werkomgeving leidt ertoe dat verpleegkundigen zich onzeker voelen met betrekking tot ZMO (Zakrisson & Hägglund 2010 ). Ten derde, hebben verpleegkundigen nood aan een gevoel van competentie (Van den Broeck et al. 2010). Verpleegkundigen beschikken over onvoldoende kennis, vaardigheden en zelfvertrouwen om aan ZMO te doen (Astin & Closs 2007, MacDonald et al. 2008). Scholing en training kan hieraan tegemoet komen (Harris et al. 2008, Coster & Norman 2009, Kosmala-Anderson et al. 2010b, Cheffins et al. 2011, Kennedy et al. 2013). Scholing leidt tot een grotere betrokkenheid van verpleegkundigen in ZMO, een patiëntgerichtere aanpak, een significant positieve invloed op het gevoel van autonomie en het zelfvertrouwen van verpleegkundigen om aan ZMO te doen. Het is belangrijk dat verpleegkundigen hun vaardigheden kunnen ontwikkelen en oefenen om hun gevoel van competentie te verhogen (Kosmala-Anderson et al. 2010b, Lukewich et al. 2015). Positieve patiënten feedback (Lukewish et al. 2015) bevat een beloning en kan daarmee tegemoet komen aan de behoefte van competentie. Het verhoogt de autonome motivatie die deel uitmaakt van behoeftebevrediging en die bijdraagt tot optimaal functioneren (Deci et al. 1999, Deci & Ryan 2000). De bevrediging van of de mate waarin de nood aan autonomie (β-coëfficiënt= 0.15; P<0.0001) en de nood aan competentie (βcoëfficiënt= 0.21; P<0.001) ingevuld zijn, zijn de sterkste voorspellers voor het doen aan ZMO (Kosmala-Anderson et al. 2010b). In aansluiting met de Zelfdeterminatietheorie kan men verwachten dat de mate waarin het verpleegkundig jobdesign de drie basisbehoeften kan vervullen, de mate waarin aan ZMO gedaan wordt zal bepalen. 12

13 Zelfwaarde verwijst naar de positieve en negatieve evaluaties die personen over zichzelf maken (Brown 2014). Het is een persoonlijke evaluatie van hoe iemand in het algemeen over zichzelf denkt (Pierce & Gardner 2004, Brown & Marshall 2006). Naast de mate van zelfwaarde, zijn ook andere aspecten van zelfwaarde van belang zoals contingentie. Contingente zelfwaarde is de mate waarin iemand zijn/haar zelfwaardering ontleent aan presaties uit een bepaald domein (Crocker & Wolfe 2001, Jansen & Vonk 2005). De globale benadering van contingentie sluit aan bij de Zelfdeterminatietheorie. Gedrag wordt in dit geval gemotiveerd door extrinsieke factoren, zoals de behoefte dat de patiënt zijn chronische aandoening adequaat managet (Deci & Ryan 2000, Jansen & Vonk 2005). Patiëntgebonden contingente zelfwaarde kan omschreven worden als de mate waarin hulpverleners hun zelfwaarde toeschrijven aan het succes/falen van het zelfmanagement van de patiënt. Een sterke patiëntgebonden contingente zelfwaarde is een risicofactor voor controlerend gedrag (Ng et al. 2014). Verpleegkundigen met een sterke patiëntgebonden contingente zelfwaarde zullen op een meer controlerende manier aan ZMO doen waarbij de verpleegkundige centraal staat in het succes van de patiënt (Grolnick 2014). De verpleegkundige zet de patiënt onder druk om op een bepaalde manier te handelen, voelen en denken (Haerens et al. 2015). Een controlerende stijl bij ZMO wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door: (1) kritiek geven, (2) nadruk leggen op resultaten, (3) het aanreiken van oplossingen, (4) schuldinducerende taal, (5) het ontbreken van dialoog, keuzevrijheid en het motiveren van de patiënt (Vansteenkiste et al. 2007, Haerens et al. 2015). Hiertegenover staat een autonomie-ondersteunende stijl waarbij volgende componenten belangrijk zijn: (1) het bieden van inspraak, (2) het aanbieden van keuze, (3) het identificeren van, (4) voeden/ondersteunen van en (5) ruimte voor persoonlijke interesses en waarden van de patiënt (Reeve & Jang 2006, Vansteenkiste et al. 2007, Verstuyf & Vansteenkiste 2008). Een structuurbiedende stijl wordt gekenmerkt door (1) consequent te zijn, (2) duidelijke instructies te geven en (3) aan te geven wat de verwachtingen zijn. De verpleegkundige geeft tijdens het proces van ZMO positieve constructieve feedback, biedt uitdagingen aan de patiënt en bewaakt de vooruitgang/werkpunten van de patiënt opdat die zich competent en bekwaam voelt om aan zelfmanagement te doen. Hiertegenover staat een chaotische stijl in ZMO, gekenmerkt door een gebrek aan informatie, verwachtingen, feedback en het uitdrukken van vertrouwen (Vansteenkiste et al. 2007, Haerens et al. 2015). Vanuit de 13

14 Zelfderterminantietheorie kan gesteld worden dat autonomie-ondersteunend en structuurbiedend de ideale manier is om ZMO te bieden (Vansteenkiste et al. 2007), waarbij het te verwachten is dat patiënten beter hun chronische aandoening zullen managen (Deci & Ryan 2000). Dit onderzoek brengt de huidige competenties en praktijkvoering met betrekking tot ZMO van verpleegkundigen in de eerstelijnsgezondheidszorg in Vlaanderen in kaart. Hierbij wordt onderzocht welk gedrag en welke stijl thuisverpleegkundigen hanteren bij het bieden van ZMO. De invloed van demografische variabelen, eigen-effectiviteit, patiëntgebonden contingente zelfwaarde en werkgerelateerde behoeftebevrediging op het gedrag en de stijl bij het bieden van ZMO worden onderzocht. 14

15 2. Methode 2.1 Doelstelling Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de huidige competenties en praktijkvoering met betrekking tot ZMO van verpleegkundigen in de eerstelijnsgezondheidszorg in Vlaanderen. Onderzoeksvragen die hieruit volgen: Wat zijn de vaardigheden en eigen-effectiviteit van verpleegkundigen bij het bieden van ZMO aan chronische zieken? Welke stijl (autonomie-ondersteunend, structurerend, chaotisch, controlerend) hanteren verpleegkundigen wanneer ze aan ZMO doen? Welke persoonsgebonden factoren (demografische variabelen, patiëntgebondencontingente zelfwaarde, werkgerelateerde behoeftebevrediging) hebben een voorspellende waarde voor de praktijkvoering van ZMO? 2.2 Design Dit onderzoek maakt deel uit van een grotere studie van het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde (UCVV) van de Universiteit Gent naar de competenties van verpleegkundigen voor de zelfmanagementondersteuning bij chronisch zieken. Het onderzoek werd gevoerd volgens een cross-sectioneel design. 2.3 Steekproef en setting Er werd gebruik gemaakt van een gelegenheidssteekproef van Vlaamse thuisverplegingsorganisaties, thuisverplegingspraktijken en zelfstandige thuisverpleegkundigen. Erkende zelfstandige thuisverpleegkundigen, thuisverplegingsorganisaties en -praktijken werden via hun contactgegevens uit het repertorium thuisverpleging van het Agentschap Zorg en Gezondheid gecontacteerd. Daarnaast werd contact opgenomen met zelfstandige thuisverpleegkundigen en groepspraktijken via regionale kringen voor zelfstandige thuisverpleegkundigen. Contactgegevens van zelfstandige thuisverpleegkundigen en thuisverplegingspraktijken werden via het internet verzameld. Het criterium voor een uitnodiging tot deelname aan het onderzoek was de regio waarin de thuisverpleegkundigen werkzaam zijn, dit in 15

16 functie van de bereikbaarheid voor de onderzoeker (Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Antwerpen). 2.4 Participanten De deelnemende thuisverpleegkundigen moesten voldoen aan volgende inclusiecriteria: (1) minstens 50% in directe patiëntenzorg werken en (2) werken in een werkregime van minstens 50% binnen de thuisverpleging. 2.5 Datacollectie De datacollectie gebeurde door middel van bestaande gevalideerde zelf-rapportage vragenlijsten. In overleg met de deelnemende organisaties en zelfstandige thuisverpleegkundigen gebeurde de bevraging met papieren vragenlijsten of via online bevraging door middel van LimeSurvey. Door de uitgebreidheid van de bevraging werd de vragenlijst gespreid over twee meetmomenten met een interval van een maand. Op deze manier werd de tijdsbelasting voor het beantwoorden van beide vragenlijsten beperkt tot 20 minuten. Deze opsplitsing had tot doel de response rate zo hoog mogelijk te maken. Het gedrag en de eigen-effectiviteit met betrekking tot competenties die essentieel zijn voor ZMO werden gemeten door middel van het gevalideerde Nederlandstalige Selfefficacy and Performance in Self-management (SEPPS)- instrument (Duprez et al. 2016). De SEPPS gebruikt het 5A-model en bestaat uit 36 items verdeeld over zes subschalen (Achterhalen, Adviseren, Afspreken, Assisteren, Arrangeren en specifieke competenties) te scoren via een 5-puntlikertschaal. De resultaten van de factoranalyse bevestigen de 6-factorstructuur. De interne consistentie (Cronbach s Alpha) van het instrument en de sub-schalen ligt tussen De SEPPS is een stabiel instrument (eigen-effectiviteit 0.95, 95% CI = en gedrag 0.94, 95% CI = ). Er werden geen vloer- en plafondeffecten gevonden behalve voor de algemene competenties bij eigen-effectiviteit. De construct validiteit werd bevestigd via de knowgroups techniek (Duprez et al. 2016). De stijl die verpleegkundigen hanteren in ZMO werd bepaald door middel van de Nederlandstalige Nurses Orientation in Chronic care Self-management Support (NOCSS) vragenlijst. Die vragenlijst brengt in beeld of de verpleegkundige een 16

17 autonomie-ondersteunende, structurerende, chaotische of controlerende stijl hanteert in de zorgrelatie met chronisch zieken. De NOCSS bestaat uit 10 situaties met verschillende antwoordmogelijkheden die staan voor de vier gedragsoriëntaties. Op een schaal van 0 ( Beschrijft me helemaal niet ) tot 5 ( Beschrijft me helemaal ) geeft de verpleegkundige bij elke reactie aan in welke mate die beschrijft wat hij/zij gedaan heeft in vergelijkbare recente gesprekken met patiënten. Deze vragenlijst wordt momenteel gevalideerd. De eerste validatieronde toonde een goede construct validiteit en consistentie. De Chronbach s Alpha voor autonomie-ondersteunend, structurend, controlerend en chaotisch bedraagt respectievelijk De Omega Coëfficiënt voor autonomie-ondersteunend, structurend, controlerend en chaotisch bedraagt respectievelijk (Duprez et al. In Progress). De werkgerelateerde behoeftebevrediging werd gemeten met behulp van de gevalideerde Nederlandstalige Workrelated Basic Need Satisfaction (W-BNS) schaal (Van den Broeck et al. 2010). De W-BNS-schaal bestaat uit 18 items die gelijkmatig verdeeld zijn over drie subschalen (Autonomie, Competentie, Relationele verbondenheid), te scoren via een 5-puntlikertschaal. De Cronbach s Alpha voor de subschalen autonomie, competentie en relationele verbondenheid bedraagt respectievelijk De factoranalyse toonde een goed constructvaliditeit. Over vier steekproeven werd een goede fit gevonden voor het drie factormodel (CFI: , RMSEA: , SRMR: ) (Van den Broeck et al. 2010). De Patiëntgebonden-Contingente Zelfwaarde (Pa-CSE) werd gemeten met een aangepaste versie van de Kindgebonden-Contingente Zelfwaarde vragenlijst (Wuyts et al. 2015). De schaal meet via een 5-puntlikertschaal van 1 (helemaal niet akkoord) tot 5 (helemaal akkoord) in welke mate de zelfwaarde van verpleegkundigen afhankelijk is van de prestaties van de patiënt, in deze studie het succes/falen van de patiënt op vlak van zelfmanagement. De factoranalyse toont aan dat op één na alle items een factorlading > 0.60 behaalden. Het 12-item instrument heeft een 1-factoroplossing dat 42.84% van de variantie in antwoorden verklaarde. De item-totaal correlaties, gelegen tussen 0.45 en 0.64, toonden homogeniteit aan van de items in de 1-factoroplossing. De interne consistentie bedroeg De intraclass correlatie coëfficiënt tussen de test en hertest bedroeg 0.88 (95% CI= , P < 0.001) (Duprez, et al. Submitted). Bijkomend werden demografische variabelen verzameld. 17

18 2.6 Ethische beschouwingen Deelnemende thuisverplegingsorganisaties en -praktijken gaven aan dat ze bereid waren tot deelname aan het onderzoek door het tekenen van een toestemmingsformulier. Op die manier engageerden zij zich om de vragenlijsten te verspreiden en de thuisverpleegkundigen te motiveren deel te nemen aan het onderzoek. De thuisverpleegkundigen waren vrij in hun individuele beslissing om al dan niet deel te nemen aan het onderzoek. Zij gaven hun toestemming tot deelname door het tekenen van een formulier voor geïnformeerde toestemming of door het aanvinken van hun akkoord tot deelname bij de digitale bevraging. De deelname aan het onderzoek gebeurde anoniem. Om de gegevens van de twee meetmomenten te kunnen koppelen werd gebruik gemaakt van een anonieme unieke code die enkel beschikbaar is voor de onderzoekers. Het onderzoek werd goedgekeurd door het ethisch comité van het Universitair Ziekenhuis Gent (Belgisch registratienummer: B ). 2.7 Data analyse De data werden geanalyseerd met behulp van het statistisch softwareprogramma SPSS Statistic 23. Er werd een significantie-niveau van α= 0.05 vooropgesteld. Het SEPSSinstrument, de Pa-CSE schaal, de W-BNS schaal maken gebruik van een 5- puntlikertschaal en het NOCSS-instrument van een 6-puntlikertschaal. De variabelen van die meetinstrumenten werden daarom als continue variabelen beschouwd. Aan de hand van de QQ-plot, de Shapiro-Wilk-test, de scheefheid en de kurtosis werd bepaald of de afhankelijke continue variabelen normaal verdeeld waren. Gemiddelden en standaarddeviaties werden berekend voor de totaalscores en sub-schalen van het gedrag en eigen-effectiviteit bij ZMO, de stijl bij ZMO, de mate van patiëntgebonden contingente zelfwaarde en de mate van werkgerelateerde behoeftebevrediging. Voor de afhankelijke variabelen gedrag en stijl bij ZMO werd met behulp van de Pearson correlatiecoëfficiënt het verband bepaald met de onafhankelijke variabelen eigeneffectiviteit bij ZMO, patiëntgebonden contingente zelfwaarde en werkgerelateerde behoeftebevrediging. De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen voor gedrag en stijl bij ZMO werd voor elke variabele individueel bepaald door enkelvoudige 18

19 lineaire regressie. De voorspellende waarde van alle onafhankelijke variabelen voor gedrag en stijl bij ZMO werd bepaald door meervoudige lineaire regressie. Als uit de enkelvoudige lineaire regressie bleek dat P<0.05, werd de betreffende onafhankelijke variabele meegenomen in de meervoudige lineaire regressie. Hiertoe werd eerst de multicollineariteit nagegaan. Als multicollineariteit zich voordeed, werd enkel de onafhankelijke variabele meegenomen die het sterkst correleerde met de afhankelijke variabele. Met behulp van de onafhankelijke t-test werd voor de afhankelijke continue variabelen gedrag en stijl bij ZMO verschillen in de categorische onafhankelijke variabelen geslacht, leeftijd, werkervaring, het hebben van familie die lijdt of het zelf lijden aan een chronische aandoening en het uitoefenen van een specifieke functie bepaald. 19

20 3. Resultaten Met de medewerking van negen thuiszorgorganisaties werden 2647 thuisverpleegkundigen uitgenodigd om de vragenlijsten te beantwoorden. Vragenlijst 1 en/of 2 werd door 502 thuisverpleegkundigen beantwoord. Omwille van zeer onvolledige of analoge antwoordpatronen werden voor de twee meetmomenten 124 vragenlijsten geëxcludeerd. Op basis van de vooropgestelde exclusiecriteria werden nog eens 34 vragenlijsten geëxcludeerd. Gegevens over de exclusiecriteria ontbraken bij 141 vragenlijsten, die vragenlijsten werden geëxcludeerd. Uiteindelijk werden 156 vragenlijsten meegenomen in het onderzoek. 3.1 Karakteristieken en persoonsgebonden factoren van de steekproef De meerderheid (87.8%) van de thuisverpleegkundigen heeft dagelijks contact met chronisch zieken. Ongeveer de helft (49.4%) van de thuisverpleegkundigen heeft iemand in zijn nabije omgeving met een chronische aandoening. In de thuiszorg komen verpleegkundigen voornamelijk in contact met patiënten die lijden aan diabetes mellitus (89.7%), oncologische aandoeningen (42.3%) en hart- en vaataandoeningen (40.4% en 41.0%). Een vijfde (20.4%) van de thuisverpleegkundigen voert een specifieke functie uit als referentieverpleegkundige (10.6%), diabeteseducator (5.6%), of verpleegkundig consulent (2.8%). Van de thuisverpleegkundigen die een specifieke functie uitvoeren is slechts 2.6% voltijds, 2.6% voor 3/4 en 26.3% tussen de 25% en 50% tewerkgesteld in deze functie. De overige thuisverpleegkundigen (29%) zijn voor minder dan 25% tewerkgesteld in deze functie en 39.5% van de thuisverpleegkundigen zijn niet tewerkgesteld in deze functie. De meerderheid van de thuisverpleegkundigen voert nooit consultaties uit (70.5%). Meer dan de helft (68.4%) van de thuisverpleegkundigen volgden ooit een opleiding over aspecten van ZMO, zoals therapeutische patiënteneducatie (2.6%), gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (7.9%), zelfmanagementondersteuning (2.6%), maar geen enkele thuisverpleegkundige volgde een opleiding over motivationeel interviewen. Verdere details zie tabel 1. 20

21 Tabel 1: Demografische karakteristieken thuisverpleegkundigen Karakteristieken (N=156) N (%) Geslacht Man 15 (9.6) Vrouw 141 (90.4) Leeftijd (jaren) 23 5 (3.2) (12.8) (23.7) (26.9) (30.8) 60 4 (2.6) Lijdt zelf aan chronische ziekte Ja 14 (9.0) Neen 142 (91.0) Familielid met chronische ziekte Ja 77 (49.4) Neen 79 (50.6) Werkervaring (jaren) (17.3) (11.5) (14.8) (56.4) Opleidingsniveau HBO5 diploma 84 (53.8) Bachelor diploma 70 (44.9) Master diploma 2 (1.3) Frequentie contact chronische zieken 1 keer per week 5 (3.2) Wekelijks 5 (3.2) 2 tot 3 maal per week 9 (5.8) Dagelijks 137 (87.8) Frequentie voeren consultaties Nooit 110 (70.5) 1 keer per week 12 (7.7) ½ dag per week 5 (3.2) 1 dag per week 5 (3.2) 2 tot 3 dagen per week 2 (1.3) Dagelijks 22 (14.1) Volgde opleiding over aspecten van ZMO Ja 26 (16.7) Therapeutische patiënteneducatie 1 (2.6) Motivationele gespreksvoering 0 (0.0) Gezondheidsvoorlichting en - opvoeding 3 (7.9) Zelfmanagementondersteuning 1 (2.6) Neen 12 (7.7) Missing 118 (75.6) N= aantal; % = percentage 21

22 3.2 Eigen-effectiviteit, vaardigheden en stijl in ZMO De thuisverpleegkundigen behaalden een gemiddelde totaalscore van (SD 5.4) voor eigen-effectiviteit en (SD 5.2) voor gedrag. De gemiddelde score voor de subschalen voor eigen-effectiviteit varieert tussen (SD ), voor de subschalen voor gedrag varieert dit tussen (SD ). De thuisverpleegkundigen behaalden een gemiddelde score van 3.95 (SD 0.68) voor de autonomie-ondersteunende stijl, 1.78 (SD 0.84) voor de controlerende stijl, 1.35 (SD 0.83) voor de chaotische stijl en 3.72 (SD 0.81) voor de structurerende stijl. Verdere details zie tabel 2. Tabel 2 Eigen-effectiviteit, gedrag, stijl in ZMO en persoonsgebonden factoren Schaal N GEM SD Eigen-effectiviteit in ZMO Achterhalen* Adviseren Afspreken Assisteren Arrangeren Algemene competenties in ZMO Totaal score** Gedrag in ZMO Achterhalen* Adviseren Afspreken Assisteren Arrangeren Algemene competenties in ZMO Totaal score** Patiëntgebonden contingente zelfwaarde Werkgerelateerde behoeftebevrediging Autonomie Competentie Relationele verbondenheid Stijl in ZMO Autonomie-ondersteunend Structurerend Chaotisch Controlerend Belang ZMO*** Prioriteit ZMO *** N= aantal; GEM= gemiddelde; SD= standaarddeviatie; *Subschaal score varieert van 0-4; **Totaalscore varieert van 0-24; Gemiddelde score varieert van 0-3; Subschaal score varieert van 0-30; Subschaal score varieert van 0-5; *** Gemiddelde score varieert van

23 3.3 Voorspellers voor gedrag bij ZMO De ongepaarde Student s t-testen toonden aan dat er geen significant verschil is in gedrag bij ZMO bij thuisverpleegkundigen voor persoonsgebonden factoren zoals geslacht, leeftijd, het uitvoeren van een specifieke functie, zelf lijden aan een chronische aandoening, personen uit de nabije omgeving die lijden aan een chronische aandoening, de frequentie van het contact met chronische zieken, werkervaring en het volgen van een opleiding over ZMO. Verdere details zie tabel 3. De enkelvoudige lineaire regressie toonde aan dat het belang dat thuisverpleegkundigen hechten aan ZMO een positieve voorspeller is voor gedrag bij ZMO (β= 0.43; P= 0.01). De prioriteit die thuisverpleegkundigen geven aan ZMO in hun zorgverlening is geen significante voorspeller voor gedrag bij ZMO (P= 0.56). De enkelvoudige lineaire regressie toonde aan dat patiëntgebonden contingente zelfwaarde met randsignificantie een positieve voorspeller is voor gedrag bij ZMO (β= 0.29; P= 0.10). De enkelvoudige lineaire regressie toonde aan dat de werk gerelateerde basisbehoefte competentie een positieve randsignificante voorspeller is voor gedrag (β= 0.32; P= 0.07). De basisbehoeften autonomie (P= 0.68) en verbondenheid (P= 0.73) zijn geen voorspellers voor gedrag bij ZMO. Eigen-effectiviteit is een positief significante voorspeller voor gedrag bij ZMO (β= 0.70; P<0.001). Daarbij wordt 47% van de variantie van het gedrag verklaard door het gevoel van eigen-effectiviteit dat thuisverpleegkundigen ervaren bij ZMO. Hoe meer thuisverpleegkundigen geloven in hun eigen kunnen, hoe beter zij zullen scoren op gedrag bij ZMO. Verdere details zie tabel 4. Uit de meervoudige lineaire regressie bleek dat de variantie in gedrag bij ZMO voor 53% voorspeld kan worden door eigen-effectiviteit bij ZMO (β= 0.55; P<0.001) en het belang dat gehecht wordt aan ZMO (β= 0.28; P= 0.03). 3.4 Voorspellers voor stijl bij ZMO De ongepaarde Student s t-testen toonden aan dat thuisverpleegkundigen met 11 jaar werkervaring en meer significant hoger scoorden voor de autonomie-ondersteunende stijl dan thuisverpleegkundigen met maximaal 10 jaar werkervaring (4.03 (SD 0.65) vs (SD 0.72), P= 0.02). Thuisverpleegkundigen die een specifieke functie uitoefenen 23

24 zoals bijvoorbeeld diabeteseducator scoorden eveneens significant hoger voor de autonomie-ondersteunende stijl (4.25 (SD 0.48) vs. 3.8 (SD 0.70), P<0.001). Leeftijd toonde randsignificante (P= 0.07) verschillen bij de autonomie-ondersteunende stijl. Thuisverpleegkundigen van 40 jaar en ouder scoorden gemiddeld hoger dan thuisverpleegkundigen jonger dan 40 jaar (4.03 (SD 0.65) vs (SD 0.72)). Voor de overige persoonsgebonden factoren werden geen significante verschillen gevonden voor de autonomie-ondersteunende stijl. Verdere details zie tabel 3. Er werden geen significante verschillen gevonden in persoonsgebonden factoren voor de controlerende stijl bij ZMO. Verdere details zie tabel 3. Thuisverpleegkundigen die personen kennen in hun nabije omgeving die lijden aan een chronische aandoening scoorden randsignificant hoger voor een chaotische stijl bij ZMO (1.45 (SD 0.80) vs (SD 0.82), P= 0.13). Voor de overige persoonsgebonden factoren werden geen significante verschillen gevonden voor de chaotische stijl bij ZMO. Verdere details zie tabel 3. Thuisverpleegkundigen met 11 jaar werkervaring en meer scoorden randsignificant hoger voor de structurerende stijl dan thuisverpleegkundigen met minder werkervaring (3.79 (SD 0.83) vs (SD 0.75), P= 0.13). Thuisverpleegkundigen die een specifieke functie uitvoeren zoals bijvoorbeeld diabeteseducator scoorden significant hoger voor de structurerende stijl bij ZMO (4.13 (SD 0.58) vs (SD 0.82), P<0.001). Voor de overige persoonsgebonden factoren werden geen significante verschillen gevonden. Verdere details zie tabel 3. De enkelvoudige lineaire regressie toonde aan dat de drie werkgerelateerde basisbehoeften positieve voorspellers (P<0.001) zijn voor de autonomie-ondersteunende stijl bij ZMO. Daarnaast zijn het belang dat gehecht wordt aan ZMO (β= 0.39; P= 0.02), patiëntgebonden contingente zelfwaarde en een gevoel van eigen-effectiviteit bij ZMO voorspellers (β= 0.51; P= 0.002). Een gevoel van eigen-effectiviteit (23%) heeft de grootste predictieve waarde, gevolgd door een gevoel van competentie (19%), verbondenheid (17%), autonomie (14%), belang van ZMO (13%) en patiëntgebonden contingente zelfwaarde (6%). Verdere details zie tabel 4. Uit de meervoudige lineaire regressie bleek dat 56% van de variantie uit de autonomie-ondersteunende stijl te verklaren is door een gevoel van competentie (β= 0.28; P= 0.02), een gevoel van 24

25 autonomie (β= 0.34; P= 0.01), patiëntgebonden contingente zelfwaarde (β= 0.28; P= 0.04), eigen-effectiviteit bij ZMO (β= 0.28; P= 0.04) en het belang van ZMO (β= 0.41; P= 0.002). Hoe hoger thuisverpleegkundigen scoren op de predictoren, hoe meer autonomie-ondersteunend zij zullen zijn tijdens ZMO. Verdere details zie tabel 5. Voor de controlerende stijl bij ZMO toonde de enkelvoudige lineaire regressie aan dat een gevoel van autonomie (β= ; P= 0.04), patiëntgebonden contingente zelfwaarde (β= 3.93 ; P<0.001) en het belang van ZMO (β= -0.31; P= 0.06) voorspellers zijn. Hoe minder het gevoel van autonomie bij thuisverpleegkundigen bevredigd is en hoe minder belang gehecht wordt aan ZMO, hoe meer controlerend zij zullen zijn tijdens ZMO. Daarnaast zullen thuisverpleegkundigen meer controlerend zijn tijdens ZMO, als zij hoger scoren voor patiëntgebonden contingente zelfwaarde. Verdere details zie tabel 4. De meervoudige lineaire regressie toonde aan dat patiëntgebonden contingente zelfwaarde (β= 0.47; P= 0.002) en het belang van ZMO (β= -0.42; P= 0.01) predictoren zijn voor de controlerende stijl bij ZMO. Deze predictoren verklaren 28% van de variantie in de controlerende stijl. Hoe meer de zelfwaarde van thuisverpleegkundigen afhankelijk is van het zelfmanagement van hun patiënten, hoe meer controlerend zij zullen optreden tijdens ZMO. Als thuisverpleegkundigen minder belang hechten aan ZMO zullen zij meer controlerend optreden bij ZMO. Verdere details zie tabel 5. Voor de chaotische stijl bij ZMO toonde de enkelvoudige lineaire regressie aan dat enkel de drie werkgerelateerde basisbehoeften, autonomie (β= -0.30; P<0.001), competentie (β= -0.31; P<0.001) en verbondenheid (β= -0.28; P<0.001) voorspellers zijn. Dus hoe minder deze basisbehoeften bevredigd zijn, hoe chaotischer thuisverpleegkundigen zullen zijn tijdens ZMO. Verdere details zie tabel 4. De meervoudige lineaire regressie toonde aan dat de werkgerelateerde basisbehoeften autonomie (β= -0.16; P=0.09) en competentie (β= -0.17; P=0.06) 11% van de variantie in de chaotische stijl verklaren. Verdere details zie tabel 5. Uit de enkelvoudige lineaire regressie bleek dat de drie werk gerelateerde basisbehoeften, autonomie (β= 0.26; P<0.001), competentie (β= 0.41; p<0.001) en een gevoel van verbondenheid (β= 0.40; P<0.001) voorspellers zijn voor de structuurbiedende stijl bij ZMO. Dus hoe meer de werkgerelateerde basisbehoeften van de thuisverpleegkundigen bevredigd zijn, hoe meer zij structuur zullen bieden bij ZMO. Patiëntgebonden contingente zelfwaarde (β= 0.328; P<0.001) en het gevoel van eigen- 25

26 effectiviteit bij ZMO (β= 0.40; P= 0.02) zijn eveneens voorspellers voor de structuurbiedende stijl bij ZMO. Daarnaast bleek het belang dat verpleegkundigen hechten aan ZMO eveneens een voorspeller te zijn voor deze stijl (β= 0.44; P= 0.005). Het belang dat gehecht wordt aan ZMO (17%), het gevoel van competentie (16%) en verbondenheid (15%) hadden de grootste predictieve waarde, gevolgd door eigeneffectiviteit (13%), patiëntgebonden contingente zelfwaarde (10%) en een gevoel van autonomie in de jobuitoefening (6%). Verdere details zie tabel 4. De meervoudige lineaire regressie toonde aan dat 29% van de variantie in de structuurbiedende stijl verklaard wordt door patiëntgebonden contingente zelfwaarde (β= 0.26; P=0.12) en het belang van ZMO (β=0.39; P=0.02). Verdere details zie tabel 5. 26

27 Tabel 3 Demografische verschillen in gedrag en stijl Gedrag ZMO N GEM SD t df Autonomie-Ondersteunend p- SD waarde N GEM t df p- waarde Geslacht Man Vrouw Leeftijd (jaar) 23 tot tot Werkervaring (jaren) Specifieke functie Ja <0.001 Neen Lijdt zelf aan chronische ziekte Ja Neen Persoon uit omgeving met chronische ziekte Ja Neen Frequentie contact chronische zieken Dagelijks Minder dan dagelijks Volgde opleiding rond aspecten ZMO Ja Neen

28 Tabel 3 (deel 2) Demografische verschillen in gedrag en stijl N GEM Controlerend Chaotisch Structurerend p- p- SD SD SD t df waarde N GEM t df waarde N GEM t df p- waarde < N= aantal; GEM= gemiddelde; SD= standaarddeviatie; t= t-test; df= aantal vrijheidsgraden 28

29 Tabel 4 Enkelvoudige lineaire regressie: voorspellende waarde persoonsgebonden factoren B SE B β Gedrag Autonomie-ondersteunend Controlerend p- p- B SE B β B SE B β waarde waarde Werkgerelateerde behoeften Autonomie < Competentie < Relationele verbondenheid < Patiëntgebonden p- waarde <0.001 contingente zelfwaarde Eigen-effectiviteit ZMO Belang ZMO Prioriteit ZMO B SE B β Structurerend p- waarde Chaotisch B SE B β B= regressiecoëfficiënt B; SE= standaardfout; β= beta-coefficient p- waarde Werkgerelateerde behoeften Autonomie < <0.001 Competentie < <0.001 Relationele verbondenheid < <0.001 Patiëntgebonden < contingente zelfwaarde Eigen-effectiviteit ZMO Belang ZMO Prioriteit ZMO

30 Tabel 5 Meervoudige lineaire regressie: voorspellende waarde persoonsgebonden factoren Adjusted R square Gedrag Autonomie-ondersteunend Controlerend p- Adjusted Adjusted ANOVA waarde β R square ANOVA β R square ANOVA F p- waarde Werkgerelateerde behoeften < < Autonomie Competentie Relationele verbondenheid Patiëntgebonden contingente zelfwaarde Eigen-effectiviteit ZMO < Belang ZMO Prioriteit ZMO F p- waarde p- waarde F p- waarde p- waarde β Adjusted R square F ANOVA Structurerend p- waarde p- waarde β Adjusted R square F ANOVA Chaotisch p- waarde p- waarde 0.29 Werkgerelateerde behoeften <0.001 Autonomie Competentie Relationele verbondenheid Patiëntgebonden contingente zelfwaarde Eigen-effectiviteit ZMO Belang ZMO Prioriteit ZMO β 30

31 4. Discussie Zelfmanagement krijgt steeds meer aandacht in de chronische zorg, daarbij is een centrale rol weggelegd voor de eerstelijnsgezondheidszorg (Paulus et al. 2012). Chronische zieken kunnen hun aandoening in de thuisomgeving managen met de ondersteuning van thuisverpleegkundigen die de nodige competenties bezitten. Deze studie had tot doel de vaardigheden en stijl van Vlaamse thuisverpleegkundigen bij ZMO en de voorspellende persoonsgebonden factoren hierop in kaart te brengen. 4.1 Gedrag bij ZMO Er zijn verschillende instrumenten die de vaardigheden voor ZMO van hulpverleners in kaart brengen. Het SEPSS-instrument brengt naast de vaardigheden ook de eigeneffectiviteit voor ZMO in kaart. Het is van belang de relatie tussen beide variabelen te onderzoeken. Het kan immers zijn dat thuisverpleegkundigen wel over de nodige vaardigheden beschikken, maar onvoldoende over eigen-effectiviteit om deze vaardigheden effectief toe te passen (Kosmala-Anderson et al. 2010b, Duprez et al. 2016). Eigen-effectiviteit is een voorspeller voor gedrag (Bandura 1991). De resultaten van dit onderzoek bevestigden dit ook voor het stellen van ZMO. Thuisverpleegkundigen beschikken over een beperkte mate van eigen-effectiviteit en stellen in beperkte mate zelfmanagementondersteunende vaardigheden. Voor eigeneffectiviteit scoorden thuisverpleegkundigen hoger dan voor het stellen van zelfmanagementondersteunende vaardigheden. In overeenstemming met eerdere studies tonen deze resultaten aan dat er een discrepantie is tussen wat professioneel verwacht wordt van thuisverpleegkundigen en wat er effectief gepresteerd wordt (Hibbard et al. 2009, Elissen et al. 2013, Yank et al. 2013). Daarnaast bevestigen deze resultaten eerdere studies die aantoonden dat zorgverleners, thuisverpleegkundigen, over onvoldoende vaardigheden en competenties beschikken om effectief aan ZMO te doen (Astin & Closs 2007, MacDonald et al. 2008). Thuisverpleegkundigen geven zelf ook aan dat ze over onvoldoende zelfmangementondersteunende vaardigheden beschikken (Jallinoja et al. 2007). Dit onderzoek sluit aan bij eerdere studies die aantonen dat er nood is aan scholing en training in zelfmanagementondersteunende vaardigheden en 31

ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG COMPETENTIES BIJ (STUDENT)VERPLEEGKUNDIGEN

ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG COMPETENTIES BIJ (STUDENT)VERPLEEGKUNDIGEN ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING IN DE CHRONISCHE ZORG COMPETENTIES BIJ (STUDENT)VERPLEEGKUNDIGEN Veerle Duprez Prof. dr. Ann Van Hecke AANLEIDING Beroeps- & opleidingsprofiel Mensen met chronische aandoening

Nadere informatie

Platform epilepsieverpleegkundigen i.s.m. SEPION

Platform epilepsieverpleegkundigen i.s.m. SEPION Platform epilepsieverpleegkundigen i.s.m. SEPION Leven met epilepsie: Zelfmanagement Loes Leenen, MANP PhD trainee zelfmanagement Inleiding Achtergrond Zelfmanagement Zelfmanagement & Kwaliteit van leven

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Zelfmanagementondersteuning: HOE doe je dat?

Zelfmanagementondersteuning: HOE doe je dat? Zelfmanagementondersteuning: HOE doe je dat? HGZO CONGRES Dr. Ada ter Maten-Speksnijder Dr. Susanne van Hooft Kenniscentrum Zorginnovatie Hogeschool Rotterdam Opbouw Workshop Introductie Visie op zelfmanagement

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting SAMENVATTING. 167 Met de komst van verpleegkundigen gespecialiseerd in palliatieve zorg, die naast de huisarts en verpleegkundigen van de thuiszorg, thuiswonende patiënten bezoeken om te zorgen dat patiënten

Nadere informatie

Zelfmanagement ondersteunen: doen en laten voor de professional

Zelfmanagement ondersteunen: doen en laten voor de professional Zelfmanagement ondersteunen: doen en laten voor de professional Kick-off meeting Platform Zelfmanagement 28-09-2018, Utrecht Dr. AnneLoes van Staa Lector Transities in Zorg Kenniscentrum Zorginnovatie

Nadere informatie

Vergrijzing en ontgroening van de bevolking. Leeftijdspiramide van de bevolking in Vlaanderen op 31/12/2020, per leeftijdsgroep

Vergrijzing en ontgroening van de bevolking. Leeftijdspiramide van de bevolking in Vlaanderen op 31/12/2020, per leeftijdsgroep 1 Demografie: vergrijzing en ontgroening van de bevolking Evolutie aantal studenten verpleegkunde/vroedkunde in België en Vlaanderen Nood aan verpleegkundigen in het werkveld Stellingen van studenten in

Nadere informatie

Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften. Bij mensen met EPA. Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016

Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften. Bij mensen met EPA. Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016 Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften Bij mensen met EPA Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016 Zelfmanagement ondersteuning behoeften & EPA Introductie Methode Bevindingen Discussie

Nadere informatie

Eigen regie in de palliatieve fase

Eigen regie in de palliatieve fase Verwante begrippen Eigen regie in de palliatieve fase zelfmanagement Hanke Timmermans Opdracht film ZM Er volgt zo meteen een korte film van ca. 6 minuten, waarin zes mensen met een chronische ziekte aan

Nadere informatie

11. Multipele Regressie en Correlatie

11. Multipele Regressie en Correlatie 11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in

Nadere informatie

College 2 Enkelvoudige Lineaire Regressie

College 2 Enkelvoudige Lineaire Regressie College Enkelvoudige Lineaire Regressie - Leary: Hoofdstuk 7 tot p. 170 (Advanced Correlational Strategies) - MM&C: Hoofdstuk 10 (Inference for Regression) - Aanvullende tekst 3 Jolien Pas ECO 011-01 Correlatie:

Nadere informatie

Workshop -onderzoek. Zelfmanagementondersteuning vraagt om een recept op maat. Daphne Jansen & Lieke van Houtum NIVEL 24-04-2012

Workshop -onderzoek. Zelfmanagementondersteuning vraagt om een recept op maat. Daphne Jansen & Lieke van Houtum NIVEL 24-04-2012 Workshop -onderzoek Zelfmanagementondersteuning vraagt om een recept op maat Daphne Jansen & Lieke van Houtum NIVEL 24-04-2012 Centrale vragen Workshop: Hoe kunnen hulpbehoeften van mensen met een chronische

Nadere informatie

HET ONDERSTEUNEN VAN PATIËNTEN TOT ZELFMANAGEMENT: NIET ZO EENVOUDIG?

HET ONDERSTEUNEN VAN PATIËNTEN TOT ZELFMANAGEMENT: NIET ZO EENVOUDIG? HET ONDERSTEUNEN VAN PATIËNTEN TOT ZELFMANAGEMENT: NIET ZO EENVOUDIG? Veerle DUPREZ Prof. dr. Ann VAN HECKE Universitair Centrum Verpleegkunde en Vroedkunde, Universiteit Gent Niets uit deze presentatie

Nadere informatie

Wat werkt voor de oudere werknemers?

Wat werkt voor de oudere werknemers? Wat werkt voor de oudere werknemers? Hoe houdenwe mensenlangergezondaanhet werk Drs Wendy Koolhaas Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, Sociale Geneeskunde

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Let s motivate the patient

Let s motivate the patient LET S MOTIVATE THE PATIENT Melissa.Ooms@Ugent.be Let s motivate the patient 1. Wat is motivatie? 2. Het belang van motivationele gespreksvoering (MG) 3. Theoretische achtergrond 4. Basisprincipes in MG

Nadere informatie

Vormen van patiënteneducatie: wat verkiest de patiënt?

Vormen van patiënteneducatie: wat verkiest de patiënt? Vormen van patiënteneducatie: wat verkiest de patiënt? Emelien Lauwerier, PhD. T 016 375 225 E emelien.lauwerier@khleuven.be http://www.healthcareresearch.be Prevalentie van chronische ziekten in België

Nadere informatie

Zelfmanagement RGF Midden Oost Brabant 19 mei 2011. Hanke Timmermans Consultant CBO, h.timmermans@cbo.nl

Zelfmanagement RGF Midden Oost Brabant 19 mei 2011. Hanke Timmermans Consultant CBO, h.timmermans@cbo.nl Zelfmanagement RGF Midden Oost Brabant 19 mei 2011 Hanke Timmermans Consultant CBO, h.timmermans@cbo.nl Agenda Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement Zelfmanagement = Ondersteuning van zelfmanagement

Nadere informatie

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008 Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19103 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pisanti, Renato Title: Beyond the job demand control (-support) model : explaining

Nadere informatie

De kunst bevlogen te blijven

De kunst bevlogen te blijven De kunst bevlogen te blijven De rol van persoonlijke hulpbronnen in het welbevinden van jonge veterinaire professionals Nederlandstalige samenvatting Het psychisch welzijn van dierenartsen en andere zorgprofessionals

Nadere informatie

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling?

Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Afhankelijkheid binnen het therapeutische contact: Ongewenst of cruciaal ingrediënt van een succesvolle behandeling? Naline Geurtzen PhD-student Radboud Universiteit Behavioural Science Institute Nijmegen

Nadere informatie

Kiezen voor kinderen: waarom nu?

Kiezen voor kinderen: waarom nu? Kiezen voor kinderen: waarom nu? Ontwikkeling en pilootstudie van een vragenlijst over de stap naar ouderschap Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Nadere informatie

Figuur 1 Precede/Proceed Model

Figuur 1 Precede/Proceed Model Nederlandse samenvatting Benzodiazepinen zijn geneesmiddelen die vooral bij angstklachten en slaapstoornissen worden voorgeschreven. Ze vormen de op één na meest voorgeschreven middelen in Nederland. Tien

Nadere informatie

Gezondheidsvaardigheden in de Nederlandse volwassen bevolking Het doel van het eerste deel van dit proefschrift, was te onderzoeken in hoeverre

Gezondheidsvaardigheden in de Nederlandse volwassen bevolking Het doel van het eerste deel van dit proefschrift, was te onderzoeken in hoeverre Samenvatting Inleiding In Nederland wordt van burgers verwacht dat zij een zelfstandige en verantwoordelijke rol vervullen met betrekking tot hun gezondheid en zorg. Dit is het gevolg van verschillende

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

1. Spiritualiteit, wat betekent dit?

1. Spiritualiteit, wat betekent dit? Rol en competenties van verpleegkundigen in spirituele zorg Katholieke Hogeschool Limburg (Joke Lemiengre, Elke Detroyer) Wit-Gele Kruis Vlaanderen (Louis Paquay, Luc Van Gorp) Katholieke Universiteit

Nadere informatie

Dutch Summary - Nederlandse Samenvatting

Dutch Summary - Nederlandse Samenvatting 119 Hoofdstuk 1 - Algemene inleiding Hoofdstuk 1 bevat algemene informatie over type 2 diabetes, waarin onderwerpen aan bod komen zoals: risicofactoren voor het ontwikkelen van type 2 diabetes, de gevolgen

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y

Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y 1 Regressie analyse Zowel correlatie als regressie meten statistische samenhang Correlatie: geen oorzakelijk verband verondersteld: X Y Regressie: wel een oorzakelijk verband verondersteld: X Y Voorbeeld

Nadere informatie

PATIENTENEDUCATIE VOOR CHRONISCH ZIEKEN

PATIENTENEDUCATIE VOOR CHRONISCH ZIEKEN PATIENTENEDUCATIE VOOR CHRONISCH ZIEKEN Emelien Lauwerier 4 e Vlaamse Onderzoeksdag, 40 e week, Oostende, 28 maart 2014 Wie zijn we? KH Leuven, recente fusie KHLIM en Groep T Kennis- en Innovatiecentra

Nadere informatie

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis Samenvatting Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis Hoofdstuk 1 bevat de algemene inleiding van dit proefschrift. Dit hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Sociale kenmerken van de buurt staan in verband met de fysieke en mentale gezondheid van haar inwoners:

Sociale kenmerken van de buurt staan in verband met de fysieke en mentale gezondheid van haar inwoners: Sociale kenmerken van de buurt staan in verband met de fysieke en mentale gezondheid van haar inwoners: Een onderzoek met gegevens van de leefbaarheidsmonitor Delfien Van Dyck 31 mei 2016 Definitie gezondheid

Nadere informatie

Oplossingen hoofdstuk XI

Oplossingen hoofdstuk XI Oplossingen hoofdstuk XI. Hierbij vind je de resultaten van het onderzoek naar de relatie tussen een leestest en een schoolrapport voor lezen. Deze gegevens hebben betrekking op een regressieanalyse bij

Nadere informatie

3 FASEN MODEL. Inhoud: - Introductie - Fase 1 - Fase 2 - Fase 3 - Verbeteren Zelfmanagement

3 FASEN MODEL. Inhoud: - Introductie - Fase 1 - Fase 2 - Fase 3 - Verbeteren Zelfmanagement 3 FASEN MODEL Inhoud: - Introductie - Fase 1 - Fase 2 - Fase 3 - Verbeteren Zelfmanagement INTRODUCTIE Het aanmoedigen van chronisch zieke patiënten door zorgverleners in het nemen van dagelijkse beslissingen,

Nadere informatie

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2 De toenemende vergrijzing van de werkende bevolking leidt ertoe dat het steeds uitdagender wordt voor werknemers om gezond en gemotiveerd hun pensioengerechtigde leeftijd te bereiken. Duurzame inzetbaarheid

Nadere informatie

In vuur en vlam Hoe voorkom je uit te doven? Een onderzoek naar burn-out en bevlogenheid bij hulpverleners

In vuur en vlam Hoe voorkom je uit te doven? Een onderzoek naar burn-out en bevlogenheid bij hulpverleners In vuur en vlam Hoe voorkom je uit te doven? Een onderzoek naar burn-out en bevlogenheid bij hulpverleners Colloquium psychosociale risico s Brussel, 23-09-2014 dr Sofie Vandenbroeck 2 Opdrachtgevers Federale

Nadere informatie

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek.

Deel één Ȃ communicatie over het levenseinde in Europa: een vergelijkend onderzoek. Samenvatting 204 De ethische grondslag om patiënten te betrekken bij beslissingen over de medische behandelingen aan hun levenseinde wordt in Europa in toenemende mate erkend, net als de voordelen van

Nadere informatie

Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001

Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001 Diabete Problem Solving Measure for Adolescents (DPSMA) Cook S, Alkens JE, Berry CA, McNabb WL (2001) Development of the diabetes problem solving measure for adolescents. Diabetes Educ 27:865 874, 2001

Nadere informatie

Samenvatting Deel I Onderzoeksmethodologie in onderzoek naar palliatieve zorg in instellingen voor langdurige zorg

Samenvatting Deel I Onderzoeksmethodologie in onderzoek naar palliatieve zorg in instellingen voor langdurige zorg Samenvatting Palliatieve zorg is de zorg voor mensen waarbij genezing niet meer mogelijk is. Het doel van palliatieve zorg is niet om het leven te verlengen of de dood te bespoedigen maar om een zo hoog

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

College 3 Meervoudige Lineaire Regressie

College 3 Meervoudige Lineaire Regressie College 3 Meervoudige Lineaire Regressie - Leary: Hoofdstuk 8 p. 165-169 - MM&C: Hoofdstuk 11 - Aanvullende tekst 3 (alinea 2) Jolien Pas ECO 2012-2013 'Computerprogramma voorspelt Top 40-hits Bron: http://www.nu.nl/internet/2696133/computerprogramma-voorspelt-top-40-hits.html

Nadere informatie

Zelfmanagement voor iedereen haalbaar?

Zelfmanagement voor iedereen haalbaar? Zelfmanagement voor iedereen haalbaar? dr. Monique Heijmans NIVEL Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg 29 juni academische werkplaats Context Groeiende zorgvraag door toename chronische

Nadere informatie

SPOORBOEKJE. Introductie Rondleiden is een vak! Workshop gebruiken van instrumenten Ervaringen met instrumenten Vragen

SPOORBOEKJE. Introductie Rondleiden is een vak! Workshop gebruiken van instrumenten Ervaringen met instrumenten Vragen SPOORBOEKJE Introductie Rondleiden is een vak! Workshop gebruiken van instrumenten Ervaringen met instrumenten Vragen RONDLEIDEN IS EEN VAK! 4-jarig promotie onderzoek Samenwerkingsverband tussen: Universiteit

Nadere informatie

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl

Klasbetrokkenheid bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Klas bij jongens en meisjes bij de start van het secundair onderwijs: de cruciale rol van leerkrachtstijl Sofie Lietaert Debora Roorda Bieke De Fraine Karine Verschueren Ferre Laevers Centrum voor Onderwijseffectiviteit

Nadere informatie

De invloed van docentenprofessionalisering op het leren van studenten. Ann Stes Sven De Maeyer David Gijbels Peter Van Petegem

De invloed van docentenprofessionalisering op het leren van studenten. Ann Stes Sven De Maeyer David Gijbels Peter Van Petegem De invloed van docentenprofessionalisering op het leren van studenten Ann Stes Sven De Maeyer David Gijbels Peter Van Petegem Docentenprofessionalisering Universiteit Antwerpen Onderwijskundig - didactische

Nadere informatie

Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg. Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X

Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg. Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X Feedback rapport Kwaliteitsindicatoren palliatieve zorg Fictief voorbeeld feedbackrapport TEAM X Auteurs: Kathleen Leemans, Joachim Cohen Contact: kleemans@vub.ac.be 02/477.47.64 De indicatorenset is ontwikkeld

Nadere informatie

Verklaring van Mentors op de Werkplek.

Verklaring van Mentors op de Werkplek. Verklaring van Mentors op de Werkplek www.bmw-eu.net Project nummer: 2013-1-PT1-LEO05-15778 VERKLARING VAN MENTORS OP DE WERKPLEK Credits Titel Verklaring van Mentors op de Werkplek coördinatie OBELISK

Nadere informatie

ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING DOOR VERPLEEGKUNDIGEN IN DE CHRONISCHE ZORG

ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING DOOR VERPLEEGKUNDIGEN IN DE CHRONISCHE ZORG ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING DOOR VERPLEEGKUNDIGEN IN DE CHRONISCHE ZORG Een kwalitatief onderzoek naar de verpleegkundige competenties en faciliterende randvoorwaarden Onderzoekers: Lieve Lembrechts Ilse

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Verpleegkundige interventies bij suïcidale patiënten

Verpleegkundige interventies bij suïcidale patiënten Verpleegkundige interventies bij suïcidale patiënten Tine Maes Hoofdverantwoordelijke De Fase 4 PZ Duffel Tine.Maes@emmaus.be Prof. Dr. B. Sabbe Prof. Dr. D. Schrijvers Prof. Dr. G. Vanaerschot Introductie

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

KU Leuven, Maria Theresiacollege 28 maart 2018

KU Leuven, Maria Theresiacollege 28 maart 2018 KU Leuven, Maria Theresiacollege 28 maart 2018 Fonds ter ondersteuning van educatie bij een orale antikanker therapie Waarom EDU-CONTACT? EDU-CONTACT is ontstaan vanuit de CONTACT-studie. CONTACT is een

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Langdurig ziekteverzuim is een erkend sociaal-economisch en sociaal-geneeskundig probleem op nationaal en internationaal niveau. Verschillende landen hebben wettelijke maatregelen genomen

Nadere informatie

ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van?

ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van? ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van? Cora Veenman-Verhoeff MSc Dr. Ellen Klatter Docent Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn Lector Versterking

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

Zelfmanagement & zelfmanagementbehoeften van COPD-patienten

Zelfmanagement & zelfmanagementbehoeften van COPD-patienten Blok 2a Hoorcollege Themaweek: Zelfmanagement, veel meer dan informeren?! Zelfmanagement & zelfmanagementbehoeften van COPD-patienten Yvonne Korpershoek RN, MSc, PhD student Verpleegkundige/verplegingswetenschapper/docent

Nadere informatie

TSI TriMetrix. Victor Voorbeeld. 23 Persoonlijke Talenten

TSI TriMetrix. Victor Voorbeeld. 23 Persoonlijke Talenten TSI TriMetrix 23 Persoonlijke Talenten Licentiehouder: Laan van Vlaanderen 323 1066 WB Amsterdam INTRODUCTIE Onderzoek heeft uitgewezen dat er een directe relatie bestaat tussen de mate waarin iemand voldoening

Nadere informatie

360 feedback assessment

360 feedback assessment 360 feedback assessment Naam : Jan Voorbeeld Datum rapportage : oktober 2013 Opdrachtgever : Organisatie Contactpersoon : Ellen Roosen Mpact Training & Advies Overwaard 13, 4205 PA Gorinchem Nederland

Nadere informatie

TO MANAGE SELF-MANAGEMENT

TO MANAGE SELF-MANAGEMENT TO MANAGE SELF-MANAGEMENT ZELFMANAGEMENTONDERSTEUNING BIJ CLIËNTEN MET ASPECIFIEKE LAGERUGPIJN IN DE EERSTELIJNS FYSIOTHERAPIE PRAKTIJK Afstudeeronderzoek Hogeschool Rotterdam 2018 Farell Biekman, Sandra

Nadere informatie

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer 1 Een praktijkvoorbeeld De verzorgende helpt de bewoner zich aan te kleden en pakt de deodorant. Bewoner: Ga weg

Nadere informatie

Samenwerken met ouders van zorgleerlingen in het primair onderwijs

Samenwerken met ouders van zorgleerlingen in het primair onderwijs ORD 2019 Heerlen, 27 juni Samenwerken met ouders van zorgleerlingen in het primair onderwijs Mélanie Monfrance (Maastricht University) & Hélène Leenders (Fontys Hogeschool Pedagogiek) Achtergrond van de

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Familietevredenheidsonderzoek op de Intensive Care: FS-ICU 24R

Familietevredenheidsonderzoek op de Intensive Care: FS-ICU 24R Familieheidsonderzoek op de Intensive Care: FS-ICU 24R Wat vindt u van ons? Wij horen graag uw mening over de opname van uw naaste op de Intensive Care (IC) Uw familielid, gezinslid, partner of naaste

Nadere informatie

Informatiebrochure voor hulpverleners

Informatiebrochure voor hulpverleners Informatiebrochure voor hulpverleners Hoe ervaren vrouwelijke moslimpatiënten en hulpverleners de zorg in kraamafdelingen in het Vlaamse ziekenhuis? Een interviewstudie over de ethische aspecten van interculturele

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

P4P indicatorenset Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q.

P4P indicatorenset Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q. INDICATORFICHE Patiëntenervaringen P4P indicatorenset 2018 Basisfiche Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2018 Versie 5 Status Gevalideerd door de werkgroep P4Q Het meten van patiëntenervaringen

Nadere informatie

Appraisal. Datum:

Appraisal. Datum: Appraisal Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

P4P indicatorenset 2019

P4P indicatorenset 2019 INDICATORFICHE Patiëntenervaringen P4P indicatorenset 2019 Basisfiche Domein Patiëntenervaringen/ Patiëntgerichtheid Datum April 2019 Versie 2 (2019) Status Gevalideerd door de Expertengroep Patiëntenervaringen

Nadere informatie

Workshop Positieve gezondheid in hbo-onderwijs Hélène van den Nieuwenhoff

Workshop Positieve gezondheid in hbo-onderwijs Hélène van den Nieuwenhoff Workshop Positieve gezondheid in hbo-onderwijs Werkconferentie Positieve gezondheid in opleiding en praktijk Zorgacademie Midden-Brabant, 25 oktober 2017 Hélène van den Nieuwenhoff Fontys Hogeschool Mens

Nadere informatie

Effectiviteit en bruikbaarheid van verschillende werkvormen EVS in de opleiding van jeugdsportbegeleiders

Effectiviteit en bruikbaarheid van verschillende werkvormen EVS in de opleiding van jeugdsportbegeleiders Effectiviteit en bruikbaarheid van verschillende werkvormen EVS in de opleiding van jeugdsportbegeleiders J. De Bouw, K. De Martelaer, K. Struyven en L. Haerens 31/12/2011 Inleiding Aanleiding onderzoek:

Nadere informatie

6DPHQYDWWLQJ. De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval.

6DPHQYDWWLQJ. De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval. 6DPHQYDWWLQJ De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval. Van de ongeveer 1200 studenten die per jaar instromen, valt de helft binnen drie maanden af. Om een antwoord

Nadere informatie

Deel 1: Het begrijpen van persoonlijke waardigheid in het verpleeghuis

Deel 1: Het begrijpen van persoonlijke waardigheid in het verpleeghuis S 187 Dit proefschrift gaat over waardigheid in het verpleeghuis. Het begrip waardigheid wordt vaak in de gezondheidszorg gebruikt en wordt door velen gezien als een centraal begrip in de zorg aan het

Nadere informatie

Een passie voor zorg. Een partner voor u.

Een passie voor zorg. Een partner voor u. Een passie voor zorg. Een partner voor u. Linde Healthcare Benelux De Keten 7, 5651 GJ Eindhoven Tel. +31.40.2825825, Fax +31.40.2816875 info.healthcare.nl@linde.com, www.linde-healthcare.nl 1100_004 (0713/1500)

Nadere informatie

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen Samenvatting Samenvatting De toenemende vraag naar totale heuparthroplastieken (THA) en totale kniearthroplastieken (TKA) leidt tot groeiende wachtlijsten. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben veel

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Professionele ruimte. - onderzoek onder werknemers binnen zorg en welzijn. Den Haag Mei 2015

Professionele ruimte. - onderzoek onder werknemers binnen zorg en welzijn. Den Haag Mei 2015 Professionele ruimte - onderzoek onder werknemers binnen zorg en welzijn Den Haag Mei 2015 Mei 2015 Inhoud Inleiding... 3 Algemene gegevens... 4 Richtlijnen... 6 Reflectie... 8 Conclusies... 10 2 Inleiding

Nadere informatie

Aan de slag met ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie

Aan de slag met ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie Aan de slag met ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie Workshop: Zoek het uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar 31-01-2019, Nieuwegein Dr. AnneLoes van Staa & Lausanne Mies Hogeschool

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een Samenvatting Werkstress bij verpleegkundigen is al jaren wereldwijd een probleem. Werkstress kan negatieve gevolgen hebben voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid en kan het plezier in het werk

Nadere informatie

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke CONTACT NIVEL K. de Groot, MSc RN Postbus 1568 3500

Nadere informatie

Dr. W. Paans, Lector Verpleegkundige Diagnostiek, Hanzehogeschool Groningen

Dr. W. Paans, Lector Verpleegkundige Diagnostiek, Hanzehogeschool Groningen Dr. M.L.A.Luttik, Senior onderzoeker Lectoraat Verpleegkundige Diagnostiek, Projectleider IWP Familiezorg, Hanzehogeschool Groningen/Trainer Familiezorg, FamiliezorgGroningen m.l.a.luttik@pl.hanze.nl Dr.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Zelfmanagement Programma NPCF - CBO 2008-2012

Zelfmanagement Programma NPCF - CBO 2008-2012 Zelfmanagement Programma NPCF - CBO 2008-2012 Jeroen Havers CBO j.havers@cbo.nl Zelfmanagement Programma NPCF CBO Financiering: VWS Opdrachtgevers: NPCF & patiëntenorganisaties Uitvoering: CBO, looptijd

Nadere informatie

Het Individueel Zorgplan

Het Individueel Zorgplan Het Individueel Zorgplan Bedreiging of Gezamenlijke Kans? Hans in t Veen, longarts STZ Expertise Centrum Astma & COPD h.intveen@sfg.nl Wat is een IZP? Het IZP is de dynamische set van afspraken van de

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

De (mogelijke) rol van LO in het stimuleren van fysieke activiteit

De (mogelijke) rol van LO in het stimuleren van fysieke activiteit De (mogelijke) rol van LO in het stimuleren van fysieke activiteit Een beknopt overzicht van studies Menno Slingerland Lars Borghouts Matthijs Hesselink Lichamelijke Opvoeding als aspirine? Claims voor

Nadere informatie

Deze vraagstelling is nader toegespitst op de volgende sub-vragen:

Deze vraagstelling is nader toegespitst op de volgende sub-vragen: Samenvatting Dit proefschrift gaat over ervaringen en leerprocessen in de ontwikkeling van de theorie en praktijk van Moreel Beraad als methode van ethiekondersteuning in de gezondheidszorg. Hoofdstuk

Nadere informatie

Competency Check. Datum:

Competency Check. Datum: Competency Check Naam: Sample Candidate Datum: 08-08-2013 Over dit rapport: Dit rapport is op automatische wijze afgeleid van de resultaten van de vragenlijst welke door de heer Sample Candidate is ingevuld.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Patiëntenparticipatie in Diseasemanagement & Chronic Care Model. Margo Weerts

Patiëntenparticipatie in Diseasemanagement & Chronic Care Model. Margo Weerts Patiëntenparticipatie in Diseasemanagement & Chronic Care Model Margo Weerts De Hart&Vaatgroep De nieuwe organisatie van en voor mensen met een hart- of vaatziekte Ontstaan uit: - Vereniging van Vaatpatiënten

Nadere informatie

Wanneer de roze wolk begint te donderen Behoeften van vrouwen tijdens hoog risico zwangerschap

Wanneer de roze wolk begint te donderen Behoeften van vrouwen tijdens hoog risico zwangerschap Wanneer de roze wolk begint te donderen Behoeften van vroen tijdens hoog risico zwangerschap Sarah Mortier Sarah.mortier@ehb.be Isabelle Vandelannoote Isabelle.vandelannoote@ehb.be Erasmushogeschool Brussel

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie