AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1 /V2. Datum uitspraak: 7 juni 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, (hierna: de vreemdeling), tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen (hierna: de voorzieningenrechter), van 22 april 2010 in zaak nrs. 10/12065 en 10/12064 in het geding tussen: en de vreemdeling de staatssecretaris van Justitie (lees: de minister van Justitie).

2 /1 /V2 2 7 juni Procesverloop Bij besluit van 31 maart 2010 heeft de minister van Justitie {hierna: de minister) een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 22 april 2010, verzonden op 26 april 2010, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 30 april 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V2 3 7 juni Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer w.g. Zwemstra ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 juni Verzonden: 7 juni 2010 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 " 30 apr 10 15:08 Mr. W. Spijkstra p.6 Rx datum/tijd 2 B-RPR-SO 10 C M AR ) I: D P.OD? 26-APR M0 VAN-VroemdaJIngenkairar Groninion t31-e0-3iee6sb 7-Z03 PC02/005 F-9S7 instructie RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Neveoztttingsplaats Groningen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Voorzieningenrechter Zaaknummers: Awb 10/12065 (voorlopige voorziening) Awb 10/12064 (beroep) Uitspraak in de geschillen tussen: geboren op van Chinese nationaliteit, V-nummer: verzoekster, gemachtigde: mr. W. Spijkstra, advocaat ie Beeisterzwaag en DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie* en Naturalisatiedienst), ie 's-gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.W.A, Croonen, ambtenaar ten depane menie. 1. Ontstaan en loop van het geschil 1.1. Op 24 maart 2010 heeft verzoekster cen aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 2S van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 31 maart 2010 afwijzend op de aanvraag beslist 1.2. Op 31 maart 3010 heeft verzoekster hiertegen beroep ingesteld Bij verzoekschrift van 31 maart 2010 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening ie treffen dal uilzetting achterwege dient Ie worden gelaten tot op het beroep is beslist. Op 13 april 2010 zijn de gronden van het beroep en het verzoek ingediend Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden, onder gelijktijdige verzending daarvan aan verzoekster Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 16 april Verzoekster is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten. i

5 30 apr 10 15:08 Mr. W. Spijkstra p.7 Rx datum/tijd B6-flPR-8DI0(Mflfl) 11:13 Ol P.003 M-APR :10 VAN-VreaadBl imcnkaraer Groningen EG65B T-2Q3 P.0D3/0Q5 F-B67 Zaaknummers: Awb 10/12065 en Awb 10/12064 blad 2 2. Rechtsoverwegingen 2.1. Ingevolge anikei 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter kan, indien hij van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83. eerste lid, Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet bij kan dragen aan de beoordeling van de zaak, op grond van artikel 8:86, eerste lid, Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Partyen zijn bij de uitnodiging voor de zitting op deze bevoegdheid gewezen. Petten en standpunten van partijen 2.2. Verzoekster is afkomstig uit China en heeft haar land naar eigen zeggen in oktober 2007 verlaten, omdat haar echtgenoot haar geestelijk on lichamelijk rnishandelde. Voorts was de slechte economische situatie voor verzoekster aanleiding om uit China te vertrekken. Verder heeft verzoekster naar voren gebracht dat?.ij hoogzwanger is (op 31 maart 2010 was zij 36 weken zwanger) en dat zij na haar bevalling niet kan terugkeren naar China, omdat alleenstaande moeders daar ernstig gediscrimineerd worden. Verzoekster zal aan de Chinese overheid een hoge boete moeten betalen en haar kind zal geen recht hebben op zorg en onderwijs. Het kind zal evenmin de Chinese nationaliteit kunnen krijgen. 23. Verweerder heeft de aanvraag primair afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 51 Vw 2000, in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder c, van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van verzoekster, omdat zij niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en zich nier onverwijld, onder opgave van de plaats waar of waarlangs Nederland ïs binnengekomen, heeft vervoegd bij een ambtenaar, belast met grensbewaking of bet toezicht op vreemdelingen, en daar kenbaar beeft gemaakt asiel te wensen. Verweerder heeft de aanvraag voorts afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 Vw 2000 in samenhang mei het tweede lid, aanhef en onder f. van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van, omdat zij toerekenbaar geen of onvoldoende reis- of identiteitsdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag heeft overgelegd. De verklaringen van verzoeker heeft verweerder wel aannemelijk geacht, maar onvoldoende zwaarwegend bevonden voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b Vw Verzoeksters beroepsgronden richten zich, naar ter zitting door haar gemachtigde is aangegeven, tegen de aanname van verweerder dat terugkeer van verzoekster naar China geen schending van een verdragsbepaling oplevert Verzoekster is van mening dat dit wel bet gevat is en stelt dat, als zij als alleenstaande moeder mat een Ui Nederland geboren kind naar China terug moet, zij en haar kind ernstig worden gediscrimineerd. Zo zal zij een böge boete krijgen vanwege het feit dat haar zwangerschap en geboorte van het kind niet zijn geregistreerd. Ook zal het kind geen recht hebben op zorg, onderwas en op de Chinese nationaliteit. Verzoekster ziet hierin een vorm van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Bovendien kan verwijdering naar China volgens verzoekster een schendinc van artikel 3 EVRM opleveren.

6 30 apr 10 15:09 Mr. W. Spijkstra p.8 Rxdat.ua/ti.Jd 26-HPR-201OCMflR) 11: p. 00d Z5-APR-2C10 12: ] VAN-Vraamde11nsankamar Groningen G6E59 7-2C3 P.004/005 F-96T Zaaknummers; Awb 10/12065 en Awb 10/12064 blad 3 Terzittins beeft verzoeksters gemachtigde de stelling dat het bestreden besluit strijdig is met het gelijkheidsbeginsel laien vallen Nu verzoekster, naar ter zitting is gebleken, erkent dat de gebeurtenissen in het land van herkomst geen reden zyn voor vergunningverlening, heeft verweerders gemachtigde zich ter zitting op het standpunt gesteld dat in dat geval ook geen betekenis meer toekomt aan het bepaalde in artikel 31, lid 2 onder c en f Vw 2DO0. Voor het overige heeft verweerders gemachtigde ter zitting bestreden dat de redenen die door verzoekster zij a genoemd tol vergunningverlening kunnen leiden. In dat verband verwijst verweerder naar hel ambtsbericht van 24 maart 2009 over China van de Minister van Buitenlandse Zaken, Hieruit blijkt, volgens verweerder, dat alleenstaande moeders om hulp en opvang kunnen vragen brj het buurtcornité in de plaats van herkomst, indien opvang bij vrienden en bekenden niet mogelijk is. Beoordeling vas het verzoek 2.6. Nu verzoekster heeft erkend dat de gebeurtenissen in het land van herkomst geen reden zijn voor vergunningverlening, komt verzoekster niet in aanmerking voor een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c Vw Dat kan immers alleen vanwege klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden mei de redenen van vertrek Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b. Vw 2000, aan verzoekster heeft geweigerd, zulks op basis van hetgeen verzoekster, naar eigen zeggen, als alleenstaande moeder met een in Nederland geboren kind in China te wachten staat. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat verzoekster haar standpunt in deze onvoldoende heeft onderbouwd. Verzoekster beeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar China met haar kind de door haar geschetste problemen zal ondervinden en evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt hoe die gestelde problemen gerelateerd zijn aan het Vluchtelingenverdrag. De enkele verwijzing naar een artikel van [ntemet over een Canadese immigratiebes ltssing en een artikel over de Chinese één kind politiek, is hiertoe onvoldoende. Volgens het door verweerder aangehaalde ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 24 maart 2009 is er opvang voor verzoekster en haar kind en is de positie van alleenstaande moeders verbeterd Kinderen van alleenstaande moeders hebben bovendien dezelfde rechten als kinderen met getrouwde ouders. Er bestond voor verweerder dan ook geen aanleiding om hiernaar nader onderzoek te doen. Gelet op het hiervoor overwogene heeft verzoekster evenmin aannemelijk gemaakt dat terugkeer naar China een schending van artikel 3 EVRM zou inhouden en er is geen grond voor het oordeel dat de aanvraag n iet binnen de AC procedure mocht worden afgedaan Nu nader onderzoek naar het oordeel van de voorzieningenreehter redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, wordt het beroep met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Awb ongegrond verklaard Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Awb Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeien maken, bestaat geen aanleiding.

7 30 apr 10 15:10 Rx öotun/tijd 2B-APR :1 Mr. W. Spijkstra Eb-flPR-eOlOCMflfl) 11:13 VAN-Vraeradelingonkaaar Groningen p P D Ï T-?03 p.005/005 F-Wf Zaaknummers: Awb 10/12065 en Awb 10/12064 blad 4 3. Beslissing De voorzieningenrechler- - verklaart het beroep, geregistreerd onder nummer Awb 10/12064 ongegrond. * wijst het verzoek om voorlopige voorziening, geregistreerd onder nummer Awb 10/12065 af. Aldus gegeven door mr, S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid vanrar.h.w. Wind als griffier op 22 april de griffier de rechter Tegen de uitspraak inzake het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open. Tegen de uitspraak in de bodemzaak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "^hoger beroep vreemdelingenzaken* 1, postbus 16113,2500 BC te VGnvcnhage. Ingevolge artikel SS Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing. Afschrift verzonden op: ^ / *p A jq»q

8 30 apr 10 15:07 Mr. W. Spijkstra p.1 LEXX Beetsterzwaag Attorneys at law / Advocaten & procureurs Per telefax en per post Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus BC 's - Gravenhage RAAD VAN STATE INGEKOMEN 3 0 APR 2010 AAN: 3 BEHAN0EL0:DD: PAR: Pntorietun 4d Postbvt 13 92U7JN Bcttalcrzwftat Tri: (+31) P«K(-»3 1) Advocaat mr. W, Spijkitn tcl owbiem+3l> «? e-oiail: *pijkim iltxudninthlnl Beetsterzwaag, 30 april 2010 Inzake Dossiernr. Uw. Ref /Staat Geachte Heer, Mevrouw, In bovenvermelde zaak doe ik u bijgaand toekomen een appèlschrift d.d heden en de uitspraak in beroep d.d 22 april 2010 Hoogachtem. Spijkstra LeocUectan^mq[mimr*ttKUeeptaiicmu^liigatT^m^tLa»e»ttißaatEMl^ JJr*murfïUfe4Viw*rt l:**4rl> 1:4*7IUI RtTtmr*»hft-**n

9 30 apr 10 15:07 Mr. W. Spijkstra p.2 LEXX Attorneys at law / Advocaten & procureurs Beetsterzwaag RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKM9. AAN: BEHANDELD: DD: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Zaaknummer: Appelschrift Inzake : 3 0 APR 2010 PAR: Geboren op van Chinese nationaliteit; Appellante Wonende te aan het nr., te dezer zake uitdrukkelijk woonplaats kiezende te 9244 CA Beetsterzwaag aan de Pastorielaan nr. 4d, ten kantore van Mr. W. Spijkstra, advocaat ; Advocaat, Mr. W. Spijkstra, kantoorhoudeode te (9244 CA) Beetsterzwaag aan de Pastorielaan nr. 4d, die hierbij verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot indiening van dit appelschrift. Contra: De Minister van Justitie Verweerder Gemachtigde: Mr. T.W.A Croonen, ambtenaar ten departement e. Achtergronden 1. Appellante komt hierbij in hoger beroep van de "uitspraak" van de rechtbank te Den Haag (zittinghoudende te Groningen ) van 22 april 2010, verzonden op 26 april 2010 (prod. 1 ) ontvangen op 27 april 2010, in welke zaak de Rechtbank de door haar op 31 maart 2010 ingesteld beroep tegen de beschikking van de Minister van Justitie d.d 31 maart 2010, kenmerk IND , ongegrond heeft verklaard. Procedure 2.

10 30 apr 10 15:07 Mr. W. Spijkstra p.3 LEXX Attorneys at law / Advocaten & procureurs Beetsterzwaag Appellante heeft op 24 maart 2010 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel gedaan. Bij beschikking van 31 maart 2010 heeft verweerder de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Bij brief van 31 maart 2010 heeft appellante tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is behandeld ter zitting van 16 april Bij "uitspraak" van 22 april 2010 heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Grief I Nu boven de brief van de Rechtbank van 22 april 2010, verzonden op 26 april 2010 het woord INSTRUCTIE staat en niet het woord UITSPRAAK is appellante van mening dat de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan in haar zaak dan wel de uispraak van de rechtbank niet voldoet aan de eisen van de wet Grief II 3. Ten onrechte heeft de Rechtbank Den Haag, zittinghoudende te Groningen op pagina 3, onder punt 2.7. in haar uitspraak d.d 22 april 2010, het volgende overwogen ; n 2.7 Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vw 2000, aan verzoekster heeft geweigerd, zulks op basis van hetgeen verzoekster, naar eigen zeggen, als alleenstaande moeder met een in Nederland geboren in China te wachten staat De voorzieningen rechter beantwoord die vraag bevestigend en overweegt daartoe dat verzoekster haar standpunt in deze onvoldoende heeft onderbouwd. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar China met haar kind door de haar geschetste problemen gerelateerd zijn aan het vluchtelingenverdrag. De enkele verwijzing naar een artikel van Internet over een Canadese immigratiebeslissing en een artikel over de Chinese één kind politiek, is hiertoe onvoldoende. Volgens het door verweerder aangehaalde ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 24 maart 2009 is er opvang voor verzoekster en haar kind en is de positie van alleenstaande moeders verbeterd. Kinderen van alleenstaande moeders hebben bovendien dezelfde rechten als kinderen met getrouwde ouders. Er bestond verweerder geen aanleiding om hiernaar nader onderzoek te doen. Gelet op het hiervoor overwogen«heeft verzoekster evenmin aannemelijk gemaakt dat terugkeer naar China een schending van artikel 3 EVRM zon inhouden er is geen grond voor bet oordeel dat de aanvraag niet binnen de AC procedure mocht worden afgedaan. Toelichting. Appellante is van oordeel dat de bovengenoemde uitspraak in strijd is met bet recht en met name artikel 29 van de Vreemdelingenwet en artikel 3.46 Awb Immers zowel verweerder als de rechtbank gaan voorbij aan het werkelijke twistpunt Appellante heeft in haar beroepschrift en ter zitting naar voren gebracht juist het niet registreren van de geboorte van haar kind tot gevolg heeft dat zij bij terugkeer naar China een boete krijgt van ,-- en met betrekking tot haar kind discriminerende sancties worden opgelegd, zoals het geen recht hebben op zorg, onderwijs en Chinese nationaliteit. Gezien het vluchtelingenverdrag en het handboek van de UNHCR zijn dit wel degelijk problemen die zijn gerelateerd aan het Vluchtelingenverdrag. Aangezien het ambtsbericht van 24 maart 2009 het probleem van de niet-geregistreerde kinderen niet behandeld, doch slechts de

11 30 apr 10 15:07 Mr. W. Spijkstra p.4 LEXX Attorneys at law / Advocaten & procureurs Beets te rzwaag alleenstaande moeder, is appellante van mening dat een aanleiding voor verweerder aanwezig was om hiernaar nader onderzoek te doen en dus de aanvraag niet binnen de AC procedure mocht worden afgedaan. Appellante verzoekt Uw afdeling, op grond van bovenstaande grie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Groningen, d.d, 22 april 2010 te vernietigen en het beroep van appellante van 31 maart 2010 tegen de beschikking van verweerder d.d 31 maart 2010 alsnog gegrond te verklaren, met veroordeling van verweerder in de kosten in beide instanties. Conclusie Appellante concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Groningen d.d. 22 april 2010, registratienummer AWB 10/12064 en gegrondverklaring van het'door appellante op 31 maart 2010 ingestelde beroep tegen het beschikking van de Minjsfer van Justitie van Justitie van 31 maart 2010 strekkende tot afwijzing van het verzöe)* van appellante d.d 24 maart 2010 om verlening van een verblijfsverguiming^asiél voor bepaalde tijd.