Stellingen van het DO Discussie op beleidsochtend Van uitspraak naar afspraak!

Transcriptie

1 Stellingen van het DO Discussie op beleidsochtend Van uitspraak naar afspraak! ZORGKRACHT VAN DE SCHOOL 1 Scheefzitten mag absoluut niet voor komen. a. Als een kind voldoende groeit (pedagogisch en didactisch) en het welbevinden is goed, is het kind geen scheefzitter. De leerling moet geen belemmering zijn voor de overige kinderen. Vraag is: wie vindt het een scheefzitter? Ouders en school moeten daar overeenstemming over hebben. Ook is er verschil tussen een komende of een zittende leerling. De school weet hier goed mee om te gaan en heeft deze werkwijze vastgelegd. b. Het welbevinden van het kind is een zwaarwegend item. c. Communicatie ÈN samenwerking met ouders zijn goed gewaarborgd. De verantwoordelijkheden hiervoor zijn in de school goed belegd. d. Soms kan er een periode sprake zijn van scheefzitten, maar de school onderhoudt in die periode heel intensief contact met de ouders en zet interventies (bijv. AB) in om het scheefzitten tijdig te beëindigen en/of te voorkomen. 1. Het blijft maatwerk per situatie/leerling, met een focus op groei en goed welbevinden van de leerling in een open communicatie waarin zorgvuldige afwegingen worden gemaakt. 2. De school verwerkt de volgende stappen in een checklist/manier van werken zodat er in de afweging geen stappen worden overgeslagen: a. bewaken welbevinden van de leerling b. rekening houden met draagkracht van de groep èn van de (beginnende) leerkracht c. a èn b zorgvuldig, systematisch en periodiek volgen (beleggen!) d. communicatie met alle betrokkenen (ouders, AB, lkr) e. beheersbaarheid is nog geen groei, de school is gericht op groei. 2 Basisscholen moeten op tijd onderkennen dat hun ondersteuningsmogelijkheden zijn uitgeput zodat kinderen tenminste nog drie jaar S(B)O kunnen volgen. a. Er wordt in de school in ieder geval goed vooruit gekeken naar wat het perspectief van de leerling is, planmatig en doelgericht. b. Eind groep 5 heeft de school dat iig goed in beeld. c. Als je in de groepen 6, 7 of 8 nog wilt verwijzen, hebben er in ieder geval heel goede interventies als AB plaatsgevonden. d. Verwijzen in die periode kan alleen bij hoge uitzondering. Externe factoren kunnen hierbij een rol gespeeld hebben. e. De zorgkracht wordt regelmatig (jaarlijks) geëvalueerd mogelijk met gebruikmaking van de handreiking van Dr. Van Klinken. 1. In de onderbouw (1-4) ouders goed betrekken en informeren over mogelijke scenario s: met veel extra hulp kan welbevinden onder druk komen met de groeirisico s van dien. 2. In groep 5 wordt in samenspraak met ouders verdiepend nagegaan of verwijzing nodig is. 3. Daarna kan (incidenteel) verwijzing nog wel voor komen: a. Ontwikkeling stagneert b. Cognitief is de inschatting beter te maken dan sociaal-emotioneel c. Zie uitspraak 1: vroegtijdig signaleren en interveniëren 1

2 TEAM VAN DE SCHOOL 3 Om Passend Onderwijs te laten slagen, moeten alle personeelsleden van groep 1 t/m 8 achter de doelstellingen van Passend Onderwijs staan. a. 100% consensus bereik je niet in een team. Het grootste deel moet zich wel (kunnen) conformeren. Onderling verschil in het team mag er zijn. Het is goed de idealen hoog te houden en het gesprek gaande houden. Een team moet zich competent kunnen voelen. De schoolleiding heeft hierin een ontzettend belangrijke taak! b. Passend Onderwijs: Voor elk kind een passende plek, mooie doelstelling maar een weerbarstige praktijk. Soms is er sprake van onwil en/of onvermogen van een leerkracht om met dat kind verder te gaan. i. De ambitie is er wel, maar de werkelijkheid is soms anders. Dit overkomt de school niet maar er wordt tijdig nagegaan wat de leerkracht nodig heeft. ii. iii. Is er coaching en/of begeleiding mogelijk? Er wordt iig gezorgd voor een praktische aanpak met intensieve samenwerking met ouders. Leerkrachten weten heel goed van de afspraken in de school rondom de zorgkracht en wat hen verwacht wordt. (zie de destijds verstrekte aandachtspunten) c. Neem in het SOP grenzen op, niet onevenredig veel aandacht voor één lln ten koste van de groep, enz. 1. Rol schoolleiding: a. Nagaan of een leerkracht zich competent voelt b. Ondersteuning bieden als leerkracht zich niet competent voelt 2. Een passende plek voor elke leerling is oa afhankelijk van: a. Competenties van de leerkracht b. Vertrouwen van de ouders c. Groepsdynamiek d. Ontwikkeling van het kind (het kind verandert soms) 3. Een SOP is niet helemaal dicht te timmeren. 4. Er wordt wel gesproken over onwil. Is dit uiteindelijk toch onmacht? Onwil zou niet mogen, hier wordt in ieder geval het gesprek over gevoerd! 4 Het is logisch dat de ene leerkracht een zorgleerling wel kan handelen en de ander niet. Ouders moeten hier rekening mee houden. a. De directeur moet hier rekening mee houden. De school heeft zorgplicht. De directie heeft de plicht om de begeleidingsbehoeften van leerkrachten te faciliteren. b. Bij de groepsverdeling wordt hier direct door de schoolleiding op gestuurd (ter info zie handreiking in bijlage 3). c. Hier liggen kansen voor duo-collega s die elkaar kunnen versterken, enz. d. Hou iig rekening met de mogelijkheden van de school (groot/klein, ervaren/onervaren, enz.) e. Uitdaging: team zo op niveau brengen dat ieder het aankan (ter info, zie destijds verstrekte artikel) f. Ondersteuning bieden aan leerkrachten g. Acceptatie dat er verschil is tussen leerkrachten Er is een veilig teamklimaat. h. School èn ouders moeten hier rekening mee houden. 1. Er is sprake van een inspanningsverplichting voor school en leerkrachten. 2. Ouders worden wel serieus genomen en je mag hen aangeven dat niet alles kan. 2

3 HET SAMENWERKEN IN DE REGIO 5 Basisscholen in de regio dienen elkaar te versterken. 1. Scholen raadplegen elkaars SOP voor gerichte hulpvragen aan elkaar. 2. Vooral tijdens de ontmoeting op de netwerkbijeenkomsten leren scholen elkaar kennen en kunnen ze nader verkennen welke mogelijkheden tot samenwerking er zijn. 3. Het digitale uitwisselplatform is een mooi initiatief. Tot nu toe staan er vooral vragen op, nog weinig antwoorden. Dat moet veranderen. 4. Scholen zijn wel verschillend en profileren zich ook verschillend. 5. Concrete voorstellen kunnen worden ingediend om dit nader vorm te geven. 1. De profielen zijn bekend bij de RM en Het Loket. 2. Het Loket heeft een sturende rol en kan adviseren tot samenwerken bij bepaalde hulpvragen. 3. Scholen kunnen elkaar vinden door het SOP te raadplegen via de schoolwebsite of via LearningStone rondom bepaalde onderwerpen. 4. LearningStone blijft daarom beschikbaar en scholen nemen hun verantwoordelijkheid als het gaat om het inschrijven van de IB-ers. 6 We maken afspraken over het vissen in elkaars vijver. (geen goede term, nu maar even laten staan omdat de stelling (en soms de beleving) zo was) a. We spreken altijd respectvol over andere scholen, ook al weet je dat er problemen zijn op die andere school. Vandaag hebben zij problemen en morgen wij. b. We vissen niet in elkaars vijver maar ouders hebben wel keuzevrijheid. c. Als we door ouders worden benaderd uit een ander voedingsgebied of van een andere collega-school, treedt het protocol Overstap PO in werking (wordt een apart protocol?): I. De oriëntatiefase: De ouders zijn vrij om informatie op te vragen. De basisschool is vrij hierop te reageren. II. Wanneer ouders serieus overwegen om hun kind(eren) aan te melden op de nieuwe basisschool, dan verwijst deze school de ouder(s)/verzorger(s) terug naar de huidige school om de situatie te bespreken. III. Binnen 5 werkdagen neemt de directie van de nieuwe school contact op met de huidige school om hen te informeren en om informatie in te winnen m.b.t. de leerling(en). IV. Als ouders toch willen aanmelden, wordt in onderling overleg (huidige school, nieuwe school en ouders/verzorgers) een traject met betrekking tot een eventuele overplaatsing afgesproken. Als er sprake is van extra ondersteuning, kan in gezamenlijkheid een adviesvraag bij Het Loket worden ingediend. We hanteren in onze regio een protocol als ouders contact opnemen met een andere school: 1. We spreken altijd respectvol over andere scholen, ook al weten we dat er problemen zijn op die andere school. Vandaag hebben zij problemen en morgen wij. 2. Ouders zijn vrij om te informeren: a. De school vraagt met welke intentie ouders informeren. b. De school verwijst bij het eerste contact naar de oude school. Daar moeten mogelijke problemen worden opgelost. c. De school vraagt of ze dit eerste contact mogen melden bij de oude school. Ouders mogen dat weigeren. 3. Wanneer ouders serieus overwegen om aan te melden: a. dan verwijst de school in ieder geval terug naar de oude school om de situatie te bespreken. b. De school neemt daarna contact op met de oude school. Als ouders niet teruggaan, wordt in ieder geval contact overgenomen. c. Het Loket kan intermediair zijn en een advies formuleren. 4. Bij overplaatsing worden goede overdrachtsafspraken gemaakt. 3

4 VERWIJZEN 7 Als het onderwijsaanbod en de voorwaarden niet goed aansluiten bij de behoefte van een kind, is het goed het wel te proberen. Verwijzen kan altijd nog. a. Als we niets proberen, komen we nergens. Er kan altijd geprobeerd worden om de voorwaarden te veranderen en de mogelijkheden te ontwikkelen in het belang van het kind. Ouders zijn van meet aan op de hoogte. b. Blijf wel opletten of het past: hoe beleeft het kind het? Is er nog sprake van groei? Is het proberen of is het aanmodderen? c. Wordt het leerproces van anderen niet belemmerd? d. Soms is het al duidelijk. Aanbod en voorwaarden zijn definitief niet toereikend. e. Let op: proberen mag alleen met tijdpad en plan. Met andere woorden: planmatig en doelgericht. Zie de uitspraken en afspraken onder 1 en Bij een verwijzing moet de school de extra ondersteuning die het geboden heeft, kunnen aantonen. Er hoeft niet altijd sprake te zijn van een arrangement. 2. Het is onmogelijk om tot harde afspraken te komen. 3. De afspraken en uitspraken onder 1 en 2 moeten wel leiden tot een dialoog op de scholen. 4. Door alle partijen wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht: a. Er wordt een goede procedure gevolgd. b. Het OT is duidelijk in stelling. c. Het kind staat centraal (ontwikkeling sociaal-emotioneel en cognitief). d. De probeersituatie van het kind op school vormt geen belemmeringen voor de andere kinderen in de groep en op school. 8 We denken pas aan een TLV voor het S(B)O als een kind is vastgelopen. a. In principe is de school dan te laat. Hierdoor ontstaan soms crisisplaatsingen. b. Soms is een kind zo vastgelopen, dat het zelfs op het S(B)O niet in een groep kan functioneren. De praktijk (uit de achterliggende periode) laat zien dat er signalen waren, maar dat die te laat zijn opgevangen. Scholen investeren in (vroeg)signalering om vastlopen te voorkomen. c. NB: een crisisplaatsing betekent niet altijd dat de school te laat heeft gesignaleerd of gereageerd. HET S(B)O 9 Kinderen met sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek zijn beter af op het S(B)O. a) Dat kun je niet hard stellen. b) Elk geval staat op zichzelf. c) Zie verder wat is genoemd onder Zie de uitspraken onder 1, 2 en Het Loket of de school betrekken het S(B)O in het proces in verband met: a. Tijdelijke plaatsing b. Terugplaatsing Beter is: Kinderen met sociaal-emotionele en/of gedragsproblematiek, rekening houdend met., kunnen aangewezen zijn op het S(B)O. 4

5 10 Over 8 jaar is het SBO niet meer nodig en worden alle kinderen opgevangen op de basisschool. a) Deze stelling lijkt niet realistisch. Het aantal verwijzingen neemt wel af in onze regio, maar nihil is niet zomaar in zicht. Dat betekent gelijk verdichting van problematieken in het BAO maar ook in het SBO. b) Al is er wel veel te zeggen voor thuisnabij onderwijs en opgroeien in het eigen milieu. We houden het SBO in stand in verband met de opgebouwde expertise die in de regio nodig blijft. Via de BAD wordt deze expertise gedeeld met de scholen in de regio. Het aantal verwijzingen wordt wel gemonitord. 5