AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 4 februari 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage van 17 juli 2008 in zaak nr. 08/4788 in het geding tussen: en de minister van Buitenlandse Zaken.

2 /1 2 4 februari Procesverloop Bij besluit van 11 september 2007 heeft de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen. Bij besluit van 16 januari 2008 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 juli 2008, verzonden op 18 juli 2008, heeft de rechtbank 's-gravenhage het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 29 juli 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1 3 4 februari Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, ambtenaar van Staat. w.g. Van der Beek-Gillessen lid van de enkelvoudige kamer w.g. Bakker ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 4 februari Verzonden: 4 februari 2009 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak

4 Visadienst VERZONDEN OR Postadres Postbus CZ 's-hertogenbosch Prinsegracht 53 Advocatenkantoor T.a.v.: mr. J.L. Plokker Prinsegracht EX 'S-GRAVENHAGE Bezoekadres Magtstratenlsan MA 's-hertogenbosch Gebouw "de Magistraat" Infolijn [E0.10p.mJ (werkdagen van 9.00 tot uur) Fax (073] Internet www jnd/ij ^ Unit Datum Dossiemunmer V-nummer Uw kenmerk Betreft Regulier Den Bosch 16 januari JP/07/104.sr geboren op nationaliteit Marokkaanse Geachte heer Plokker, Hierbij zend ik u het origineel van mijn beschikking van heden, waarbij het ingediende bezwaarschrift ongegrond is verklaard. Hoogachtend, De Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze, het hoofd van de Visadienst, na$hen deze,,«;: medewerker

5 Froni:ADVOCATEN<ANTOOR PRINSEGRACHT /07/ :16 #032 P.006/010 Rechtbank VG raven h age sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht Reg.nr : AWB 08/4788 MVV Inzake : eiseres, V-nummer woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. J.L. Plokker, advocaat te 's-gravenhage tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, gemachtigde E.P.P. Scheers, ambtenaar ten departemente van het Ministerie van Justitie. L PROCESVERLOOP 1. Eiseres, geboren op, bezit de Marokkaanse nationaliteit. Op 15 juni 2007 heeft zij een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mw) met als doel gezinsvorming. Op deze aanvraag om afgifte van een visum op basis van het Soeverein Besluit van 12 december 1813 is door verweerder op II september 2007 afwijzend beslist Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit Verweerder heeft op 16 januari 2008 het bezwaar ongegrond verklaard. 2. Op 8 februari 2008 heeft eiseres tegen deze beschikking beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. 3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 5 juni Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn "gemachtigde" Tevens was de echtgenoot van eiseres ter zitting aanwezig, - FL OVERWEGINGEN 1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2. Ingevolge artikel 72, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mw, voorde toepassing van hoofdstuk 7, betreffende rechtsmiddelen, gelijkgesteld meteen beschikking omtrent een

6 From : ADVOCATEM<ANT00R PRINSEGRACHT /07/ :16 «032 P.007/010 Rcg.nr. AWB 08/4788 MW 2 verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens de Vw Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor de gevraagde mw. Verwezen wordt naar de gronden van het bezwaarschrift. Zij acht het onterecht dat het bezwaar ongegrond is verklaard zonder dat zij is gehoord. Het bezwaar was immers niet kennelijk ongegrond. Eiseres komt in aanmerking voor de door het beleid geboden mogelijkheid tot vrijstelling van de verplichting in het buitenland het tnburgeringsexamen af te leggen. Uit de aard en de duur van de klachten in combinatie met bet analfabetisme van eiseres is het duidelijk dat zij de komende jaren niet in staat zal zijn om het tnburgeringsexamen met succes af te leggen. Nu zij het examen niet af kan leggen in afwezigheid van haar echtgenoot, is sprake van een blijvende onmogelijkheid om het inburgeringsexamen in Marokko af te leggen. Verweerder kan niet in redelijkheid van haar echtgenoot verwachten dat hij naar Marokko terugkeert om eiseres bij te staan aangezien hij zijn aanspraak op een uitkering zal verliezen. Aansluiting dient te worden gezocht bij het begrip blijvende arbeidsongeschiktheid in het kader van het middelen vereiste. Op deze wijze wordt het blijvend onmogelijk om in Nederland gezinsleven op te bouwen hetgeen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). 4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voor een mw in aanmerking komt Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet heeft voldaan aan het vereiste van het succesvol afleggen van het inburgeringsexamen en voorts niet in aanmerking komt voor vrijstelling dan wel ontheffing van het afleggen van het inburgeringsexamen. Uit de medische stukken blijkt dat sprake is van een tijdelijke situatie. Referent kan tijdelijk bij eiseres in Marokko verblijven. Er is geen sprake van schending van artikel 8 EVRM. 5. De aanvraag om afgifte van een mw wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning (regulier) in Nederland (Vreemdelingencirculaire 2000 BI f\.1). 6. Ingevolge artikel 14, tweede lid, Vw 2000, wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperkingen verleend, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Daarbij is bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden. Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder h, Vw 2Ö00 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieën, bedoeld in artikel 17, eerste üd, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij. Ingevolge artikel 3.71a, eerste lid. Vb 2000 beschikt een vreemdeling over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en van de Nederlandse maatschappij als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder h, Vw2000, indien hij binnen een jaar direct voorafgaand aan de aanvraag om de machtiging tot

7 From:ADVOCATENKANTOOR PRINSEGRACHT /07/ :16 #032 P.008/010 Reg.nr. AWB 08/4788 MW 3 voorlopig verblijf het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a, Vb 2000 met goed gevolg heeft afgelegd. Ingevolge artikel 3.71a, tweede lid, Vb 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaajde tijd, bedoeld in. artikel 14 van de Wet, niet afgewezen op grond van artikel 16, eerste lid, onder h, van de Wet, indien de vreemdeling: a. in Nederland wil verblijven als gezinslid van een houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 Vw 2000; b. ingevolge de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte heeft voldaan aan een inburgeringsvereiste om de status van langdurig ingezetene in de zin van richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU L 16) te verkrijgen; c. ten genoegen van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie heeft aangetoond door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet in staat te zijn het basisexamen inburgering, bedoeld in artikel 3.98a, Vb 2000 af te leggen. Indien de vreemdeling een ernstige lichamelijke en/of geestelijke belemmering heeft, is hij ingevolge hoofdstuk B 1/4.7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) ontheven van het examen inburgering buitenland. Het gaat hier met name om blindheid, doofheid alsmede om doofstomheid. Indien er sprake is van slechtziendheid en hardhorendheid en betrokkene niet door eigen hulpmiddelen (bijvoorbeeld een bril of hoorapparaat) alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om de toets af te leggen, is betrokkene ook vrijgesteld. Tevens kan onder meer gedacht worden aan een ernstig spraakgebrek dat de menselijke communicatie verhindert en het afleggen van het examen met behulp van de spraakherkenningscomputer blijvend onmogelijk maakt. In dergelijke gevallen is het blijvend onmogelijk om te gaan voldoen aan het inburgeringsvereiste en daarmee voor toelating tot Nederland. Betrokkene dient zelf aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor de ontheffing. 7. De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen is niet in geding dat uit de medische verklaring van 5 juli 2007 blijkt dat eiseres lijdt aan psychische klachten die met name veföörza^t~wóraen dóór het gescheiden wonen van haar echtgenoot en dat die klachten van tijdelijke aard zijn. De rechtbank is van oordeet dat niet is aangetoond dat door de aard en de duur van de klachten in combinatie met het analfabetisme van eiseres zij de komende jaren niet in staat zal zijn om het inburgeringsexamen met succes af te leggen, fn ieder geval is niet gebleken dat eiseres lijdt aan een lichamelijke of geestelijke belemmering als bedoeld in hoofdstuk B 1/4.7.2 van de Vc Alhoewel uit de medische verklaring van 5 juli 2007 blijkt dat eiseres lijdt aan psychische klachten die met name veroorzaakt worden door het gescheiden wonen van haar echtgenoot, zijn die klachten van tijdelijke aard. Overigens is van belang dat niet is gebleken dat haar echtgenoot zijn recht op een uitkering zal verliezen indien hij

8 From:ADVOCATENKMOOR PRINSEGRACHT /07/2008 IK 17 #032 P.009/010 Reg.nr. AWB 08/4788 MVV 4 (tijdelijk) in Marokko verblijft. Daarom kan worden aangenomen dat hij eiseres, ook gelet op haar analfabetisme, kan bijstaan bij het afleggen van het inburgeringsexamen en is geen sprake van een blijvende onmogelijkheid in dat verband. Gelet daarop is evenmin aangetoond dat het blijvend onmogelijk is om in Nederland gezinsleven op te bouwen. Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder eiseres had dienen vrij te stellen dan wel ontheffen van het afleggen van het inburgeringsexamen. 8. Met betrekking tot de grond van eiseres dat zij niet op haar bezwaarschrift is gehoord, overweegt de rechtbank het volgende. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb. Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 Awb zich voordoet De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen eiseres in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat deswege van het horen van eiseres kon worden afgezien. De beroepsgrond faalt derhalve. 9. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft vastgelegd dat eiseres ingevolge genoemd beleid niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. Voorts is niet gebleken van overige feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat het bestreden besluit geen stand kan houden. 10. Het beroep is derhalve ongegrond. 1 L De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

9 From:ADVOCATEWWTOOR PRINSEGRACHT /07/ : 17 #032 P.010/010 Reg.nr. AWB 08/4788 MW ffl. BESLISSING De rechtbank 's-gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2008, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Jannink, griffier. ^Ap^it RECHTSMIDDEL U- ~- Partijen binnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weleen na de verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.- Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113,2500 BC Den Haag (Nadere informatie afschrift verzonden op: 18 Ml 2008

10 From:ADVOCAieiWTOOR PRINSEGRACHT /07/ : 15 #032 P.001/010 5 ADVOCATENKANTOOR mr C.J.M, van den Brûle mr M.Y. van der Bijl mr M. Lindhout mr J.L. Ptokker mrj.g.rdewrt Prinsegracht EX Den Haag Tel Fax Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC DEN HAAG RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 9 JUL 2008 ZAAKN'R. t / AAW: \(3. BEHANDELD DD:' PAR; PER TELEFAX: en per gewone post onze ret. JP/07/104 Sta at Den Haag, 29 juli 2008 Geachte mevrouw, mijnheer,./ Hierbij zend ik u een hoger beroepschrift inzake de Vreemdelingenwet met het verzoek mij op korte termijn de ontvangst daarvan de bevestigen../ Tevens treft u aan het door mij ingevulde en ondertekende formulier Machtiging hoger beroep Vreemdelingenzaken. Ter verzekering van een juiste ontvangst wordt dit beroepschrift u zowel pèr telefax als per gewone post toegezonden. Met vriörrdelijke groet, J.L. RMkker

11 From : ADVOCATENKANTOOR PRINSEGRACHT /07/ : 16 #032 P.003/010 RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 9 JUL 2008 JP/07/104.sr ZAAKNR. '\jobr AAN: BEHANDELD DD: nq PAR: HOGER BEROEPSCHRIFT INZAKE DE VREEMDELINGENWET DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE Geeft eerbiedig te kennen: vreemdelinge van de Marokkaanse nationaliteit, geboren op. wonende en verblijvende te Marokko te dezer zake woonplaats kiezend te Den Haag aan de Prinsegracht 53 (2512 EX) ten kantore van de advocaat en procureur mr J.L. Plokker, die verklaart bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van dit hoger beroep. Het formulier machtiging hoger beroep vreemdelingenzaken is aangehecht. Voor zover noodzakelijk wordt dit hoger beroep ook ingediend door de heer wonende te aan de echtgenoot van appellante en mitsdien belanghebbende. verklaart hierbij ook door hem bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van dit hoger beroep. Appellante stelt hiermee op de navolgende gronden bij uw Raad hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage d.d. 17 juli 2008 (reg.nr. AWB 08/4768 MW), waarbij het door haar ingediende beroepschrift tegen de beslissing van de Ministervan Buitenlandse Zaken te 's-gravenhage van 16januari 2008 ongegrond is verklaard. Een kopie van deze beslissing van de rechtbank gaat hierbij (productie 1). Appellante verwijst voor de gronden van dit hoger beroep allereerst naar het door haar ingediende bezwaarschrift en het aanvullend beroepschrift bij de rechtbank, waarvan de inhoud hier in zijn geheel als overgenomen en ingelast dient te worden beschouwd. Appellante wenst het onderhavige geschil in volle omvang aan uw Raad voor te leggen.

12 FromrADVOCATENKANTOOR PRINSEGRACHT /07/ :16 #032 P.004/010 2 Grief 1 2. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen en beslist dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor de gevraagd mw. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet heeft voldaan aan het vereiste van het succesvol afleggen van het inburgeringsexamen. Artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 verplicht tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder de beperking gezinshereniging/gezinsvorming indien - voor zover hier relevant - wordt voldaan aan de in de artikelen 3.16 t/m 3.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde voorwaarden. Het gaat hier om een imperatieve verleningsgrond, dit in tegenstelling tot artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000 waarin facultatieve afwijzingsgronden zijn opgenomen zoals het inburgeringsvereiste in het buitenland. De imperatieve redactie vân artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 biedt geen ruimte om het inburgeringsvereiste als voorwaarde te stellen voor de afgifte van een mw met als doel gezinshereniging of gezinsvorming. Het stelsel van de wet voorziet niet in de mogelijkheid extra verleningsvoorwaarden voor de afgifte van de verblijfsvergunning - en dus van een mw - te stellen die niet zijn vermeld in de artikelen 3.16 t/m 3.22 van het Vreemdelingenbesluit. Ter ondersteuning van dit standpunt verwijst appellante naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15juli2008.UN:BD7189. Hoewel deze argumentatie in de procedure bij de rechtbank niet expliciet naar voren is gebracht had de rechtbank daarover wel ambtshalve moeten oordelen. Grief 2 3. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen en beslist dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er geen dan wel onvoldoende grond was voor het oordeel dat verweerder appellante had dienen vrij te stellen dan wel ontheffen van de verplichting tot het afleggen van het inburgeringsexamen op grond van de combinatie van haar gezondheidstoestand en haar alfabetisme. In haar beroepschrift heeft appellante betoogd dat haar slechte gezondheidssituatie, aangetoond met medische verklaringen, zodanig is dat zij op grond daarvan-vrijgesteld had-moeten worden-van het inburgeringsvereistervefweerder erkent dat uit de medische verklaring van 5 juli 2007 blijkt dat eiseres lijdt aan psychische klachten die met name veroorzaakt worden door het gescheiden wonen van haar echtgenoot. Ten onrechte heeft de rechtbank in zijn beslissing dan ook overwogen dat niet gebleken is van zodanige omstandigheden op grond waarvan verweerder appellante vrij had moeten stellen van de verplichting tot het afleggen van het inburgeringsexamen in het buitenland. Vanwege de combinatie van haar slechte gezondheidstoestand en haar alfabetisme is er in feite sprake van een blijvende onmogelijkheid om in Nederland een gezinsleven met haar echtgenoot op te bouwen. Appellante heeft het tot twee keer het examen gedaan, maar beide keren is zij gezakt.

13 From:ADVOCATENKANTOOR PRINSEGRACKT /07/ : 16 #032 P.005/010 Grief 3 4. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen en beslist dat verweerder zich, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift gezien in samenhang met hetgeen appellante in eerste instantie heeft aangevoerd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaarschrift en dat dus afgezien kon worden van het horen van appellante. De hoorplicht vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure. Artikel 7:2 van de Awb schrijft voor dat de belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om te worden gehoord. Hiervan kan alleen worden afgezien indien het - bezwaar kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is. De door appellante in eerste aanleg ingeleverde stukken omtrent haar gezondheidssituatie alsmede haar analfabetisme hadden voor verweerder weldegelijk aanleiding moeten zijn om een hoorzitting te bepalen zodat appellante dan wel haar echtgenoot een nadere toelichting had kunnen geven over haar gezondheidssituatie en verweerder had kunnen vaststellen dat zij feitelijk blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen met succes af te ronden. REDENEN WAAROM: Appellante zich tot uw Raad Wenden met het eerbiedig verzoek dit beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 juli 2008 te vernietigen, met veroordeling van de Staat der Nederlanden in de kosten van deze procedure in beide instanties, en onder bepaling dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht in beide instanties zal worden vergoed. Den Haag, 29 juli 2008 ar-gemachtigde