Gelet op de aanvraag van de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid ontvangen op 03/02/2012;

Transcriptie

1 1/11 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 30/2012 van 4 april 2012 Betreft: aanvraag van de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid om toegang te hebben tot een aantal informatiegegevens van het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken met het oog op de uitbouw van een centrale gegevensbank van uitzendkrachten die een gezondheidsonderzoek hebben ondergaan (RN/MA/2012/046) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid ontvangen op 03/02/2012; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 02/03/2012; Gelet op het verslag van de Voorzitter;

2 Beraadslaging RR 30 /2012-2/11 Beslist op 4 april 2012, na beraadslaging, als volgt: I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. De aanvraag strekt ertoe om vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid, hierna de aanvrager, te machtigen om:. toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3 (niet geboorteplaats), WRR; het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken; met het oog op de uitbouw van een centrale gegevensbank van uitzendkrachten die een gezondheidsonderzoek hebben ondergaan. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) 2. Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2 WRR wordt de machtiging om toegang te verkrijgen tot of om mededeling te bekomen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, WRR verleend door het Comité aan de openbare en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het voormelde sectoraal comité. 3. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 december verplicht de uitzendbureaus om aan te sluiten bij een centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid die bevoegd is voor specifieke opdrachten in verband met uitzendkrachten. Krachtens artikel 3 van dit besluit wordt deze dienst opgericht en beheerd door een vereniging zonder winstoogmerk. De aanvrager werd in toepassing van deze bepaling opgericht. 4. Het koninklijk besluit van 4 december 1997 werd genomen ter uitvoering van artikel 26, eerste lid van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter 1 Koninklijk besluit van 4 december 1997 tot oprichting van een centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid.

3 Beraadslaging RR 30 /2012-3/11 beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. De finaliteit van het uitvoeringsbesluit bestaat erin een oplossing te geven aan de eventuele moeilijkheden in verband met de toepassing van sommige bepalingen van de wetgeving inzake arbeidsreglementering en - bescherming die door de uitzendbureaus moeten worden nageleefd Ingevolge artikel 14 van het koninklijk besluit van 15 december 2010 tot vaststelling van de maatregelen betreffende welzijn op het werk van uitzendkrachten 3, wordt een centrale gegevensbank opgericht waarin een aantal persoonsgegevens worden opgenomen van de uitzendkrachten die onderworpen zijn aan gezondheidstoezicht. De centrale preventiedienst voor de sector van de uitzendarbeid, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 december 1997, dus de aanvrager, wordt belast met het beheer van deze gegevensbank. Deze gegevensbank moet de opvolging van het gezondheidstoezicht van uitzendkrachten verzekeren (artikel 14, 1). Het is dus een instrument om te waken over het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en meer in het bijzonder de arbeidsveiligheid, de bescherming van de gezondheid, psychosociale belasting (o.a. pesterijen), arbeidshygiëne. 6. In de mate dat de gegevensbank waarvoor de aanvrager de verantwoordelijke voor de verwerking is, bijdraagt tot het realiseren van de hierboven vermelde welzijnsaspecten die erop gericht zijn om de gezondheid en fysieke integriteit van werknemers en dus een belangrijk deel van de bevolking te vrijwaren, vervult hij een taak van algemeen belang en komt hij op basis van artikel 5, eerste lid, 2, WRR in aanmerking om toegang te hebben tot het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken. A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP) 7. Op grond van artikel 4 WVP vormen de informatiegegevens en het identificatienummer van het Rijksregister persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. 2 Doc. Kamer , nr. 762/1, blz Genomen ter uitvoering van o.a. artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

4 Beraadslaging RR 30 /2012-4/11 B. DOELEINDE 8. De centrale gegevensbank van uitzendkrachten die een gezondheidsonderzoek hebben ondergaan, werd, zoals aangestipt, opgericht bij koninklijk besluit van 15 december Artikel 14, 1, van dit besluit bepaalt dat deze gegevensbank minstens de gegevens bevat die vermeld worden in het document dat als bijlage II aan dit besluit is toegevoegd. Het betreft dus een verwerking die gestoeld is op artikelen 5, eerste lid, c), en 7, 1, b), WVP. 9. De hiervoor vermelde bijlage omvat 3 luiken, namelijk uitzendkracht, uitzendbureau en medische geschiktheid, waarin per luik de op te nemen informatie wordt vastgesteld. 10. Het eerste luik bevat gegevens die toelaten de uitzendkracht te identificeren: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum, taal, nr. sis-kaart (Rijksregister), identificatienummer van de werkpostfiche. Het tweede luik bevat informatie m.b.t. het uitzendbureau. Het derde luik bevat informatie m.b.t. de medische geschiktheid (o.a. naam van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, aard van de werkpost, aard van de risico s, inentingen). 11. Het is met het oog op de correcte en eenduidige registratie van de uitzendkrachten in de centrale gegevensbank dat de aanvrager om een machtiging verzoekt. 12. Het Comité stelt vast dat de hiervoor vermelde doeleinden uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn in de zin van artikel 4, 1, 2, WVP en artikel 5, tweede lid, WRR. C. PROPORTIONALITEIT C.1. Ten overstaan van de gegevens 13. De aanvrager wenst toegang tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3 (niet geboorteplaats), WRR, namelijk: de naam en de voornamen; de geboortedatum (niet geboorteplaats); het geslacht. 14. Het betreft persoonsgegevens die vermeld worden in bijlage II aan het koninklijk besluit van 15 december Ze worden door de EDPB s aan de hand van een template ingevoerd in de 4 Niettegenstaande het een massale verwerking van persoonsgegevens betreft, werd dit besluit niet voor advies voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

5 Beraadslaging RR 30 /2012-5/11 centrale gegevensbank. Nadat dit is gebeurd zal de aanvrager aan de hand van het identificatienummer deze gegevens op hun juistheid controleren in het Rijksregister met het oog op het verbeteren van de schrijf- en tikfouten die naar aanleiding van de invoering werden gemaakt zodat de raadpleging van de gegevensbank op naam niet wordt gehypothekeerd. 15. In het licht hiervan oordeelt het Comité dat een toegang tot de hiervoor vermelde gegevens, gelet op het nagestreefde doeleinde, proportioneel, ter zake dienend en niet overmatig is (artikel 4, 1, 3, WVP). C.2. Ten overstaan van het identificatienummer 16. In de aanvraag wordt het gebruik van dit nummer in de centrale gegevensbank verantwoord door: te wijzen op de noodzaak van een unieke en eenduidige identificatie; op te merken dat het gebruik van dit nummer vereist wordt door de bijlage II van het koninklijk besluit van 15 december In verband met dit laatste argument merkt het Comité op dat de formulering in de bijlage dubbelzinnig is m.b.t. het eventueel opleggen van het gebruik van het identificatienummer. Er wordt immers gewag gemaakt van nr. sis-kaart (Rijksregister). Het nummer van de sis-kaart dat in de linkerbenedenhoek van de kaart staat, is een uniek nummer dat niets met het identificatienummer van het Rijksregister te maken heeft. De bijlage maakt niet expliciet gewag van het INSZ-nummer of identificatienummer van de sociale zekerheid dat in de rechterbovenhoek staat en dat voor personen die zijn ingeschreven in het bevolking- of vreemdelingenregister gelijk is aan het identificatienummer van het Rijksregister. 18. Dit neemt niet weg dat het Comité vaststelt dat een persoon aan de hand van het identificatienummer van het Rijksregister precies kan worden geïdentificeerd. Dit betekent dat zowel misverstanden die kunnen ontstaan n.a.v. homonymie en foutieve schrijfwijzen als dubbele registratie worden uitgesloten. Gelet op het doeleinde van de centrale gegevensbank opvolging van het gezondheidstoezicht o.a. vaccinaties is het belangrijk dat kan worden gecontroleerd of een uitzendkracht niet opnieuw moet worden onderworpen aan een gezondheidscontrole. 19. Het feit dat de aanvrager gemachtigd is om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in de centrale gegevensbank, betekent niet dat diegenen die de gegevens in de gegevensbank invoeren gerechtigd zijn om dit nummer te gebruiken.

6 Beraadslaging RR 30 /2012-6/ In de mate dat de gegevens worden ingevoerd door EDPB s, stelt het Comité vast dat de EDPB s vermeld 5 in de beraadslaging RR nr. 14/2004 van 26 april 2004 werden gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken van de werknemers van de bedrijven die aangesloten zijn bij de betrokken diensten. Zij zijn gemachtigd om het identificatienummer te gebruiken met het oog op de correcte identificatie van een werknemer met het oog op het verrichten van de wettelijk voorgeschreven medische controle en risicoanalyse. 21. De finaliteit waarvoor de EDPB s gemachtigd werden is in wezen dus dezelfde als die waarvoor de centrale gegevensbank wordt aangelegd (verzekeren van het wettelijk voorgeschreven gezondheidstoezicht) zodat deze externe diensten op basis van hun machtiging het identificatienummer van de uitzendkracht in de centrale gegevensbank kunnen inbrengen. 22. Volgens de verstrekte uitleg zouden de uitzendbureaus in de centrale gegevensbank de gegevens van hun uitzendkrachten kunnen raadplegen. Bij gebrek aan machtiging kunnen werkgevers het identificatienummer van hun werknemers niet zonder meer gebruiken. In casu volstaat het dat zij de centrale gegevensbank kunnen raadplegen aan de hand van een opzoeking op naam. Het Comité acht het aanvaardbaar dat het identificatienummer van de betrokkene bij de resultaten wel wordt getoond, zodat het uitzendbureau zeker is dat hij de gegevens van de juiste persoon heeft geraadpleegd. Het uitzendbureau beschikt als werkgever immers over het identificatienummer van zijn uitzendkrachten met het oog op het reglementair opgelegd gezondheidstoezicht. In de beraadslaging RR nr. 25/2008 werden immers de modaliteiten afgebakend binnen dewelke de EDPB s het identificatienummer van het Rijksregister van werknemers mogen gebruiken in hun contacten met de werkgevers en dus de facto in welke mate ook de werkgevers dit nummer mogen gebruiken. 23. Er werd in die beraadslaging meer in het bijzonder het volgende bepaald: de EDPB's mogen het identificatienummer in hun relaties met de werkgever uitsluitend gebruiken om informatie te ontvangen of te verstrekken omtrent de houder van het identificatienummer in het kader van de verplichtingen welke hun zijn opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling; de werkgevers mogen krachtens deze machtiging slechts over het nummer beschikken gedurende de tijd nodig voor het uitvoeren van hun verplichtingen jegens de EDPB's en enkel met dat doel zonder dat hierdoor afbreuk gedaan wordt aan het gebruik dat hen door andere machtigingsbesluiten wordt opgelegd; 5 De lijst van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk werd geactualiseerd in de beraadslaging RR nr. 12/2007 van 2 mei 2007.

7 Beraadslaging RR 30 /2012-7/11 teneinde het voordeel van het gebruik te verzekeren, is de vermelding ervan verplicht in de communicaties tussen de EDPB's en de werkgevers. 24. Vermits het door de centrale gegevensbank beoogde doeleinde in wezen hetzelfde is als datgene waarvoor bij beraadslaging RR nr. 25/2008 een machtiging werd verleend, namelijk gezondheidstoezicht, kan het tonen aan de uitzendbureaus van het identificatienummer als controlegegeven als gerechtvaardigd en niet overmatig worden bestempeld. 25. Het Comité besluit dat het gebruik van het identificatienummer in het licht van het opgegeven doeleinde en rekening houdend met de hiervoor geformuleerde opmerkingen, in overeenstemming is met artikel 4, 1, 3, WVP. C.3. Ten opzichte van de frequentie van de toegang en de duur van de machtiging 26. De aanvrager wenst over een permanente toegang te beschikken zodat hij in de mogelijkheid is om telkens wanneer een nieuwe uitzendkracht wordt ingevoerd een controle in het Rijksregister te verrichten. Het Comité is in het licht hiervan van oordeel dat een permanente toegang gepast is gelet op het feit dat, zoals de aanvrager terecht aanstipt, hij gezien de aard van zijn werkzaamheden om op het even welk ogenblik persoonsgegevens op hun juistheid moet kunnen controleren (artikel 4, 1, 3, WVP). 27. Er wordt een machtiging voor onbepaalde duur gevraagd. Het Comité stelt vast dat het doeleinde waarvoor de aanvrager een toegang wenst te bekomen niet in de tijd bepaalbaar is. In het licht hiervan is een machtiging van onbepaalde duur gepast (artikel 4, 1, 3, WVP). Deze machtiging neemt van rechtswege een einde wanneer de aanvrager ontbonden wordt of hij niet langer belast is met het beheer van de centrale gegevensbank. C.4. Ten overstaan van de bewaringstermijn van de gegevens 28. In de aanvraag wordt gesteld dat de aanvrager de gegevens bewaart zolang de uitzendkracht actief is op de arbeidsmarkt (versta zolang de betrokkene als uitzendkracht actief is). 29. Gelet op het feit dat de centrale gegevensbank wordt aangelegd met het oog op het opvolgen van het gezondheidstoezicht van een welomschreven doelgroep, namelijk uitzendkrachten, is het in het licht van artikel 4, 1, 5, WVP aanvaardbaar dat de aanvrager de gegevens bijhoudt zolang de betrokkene deel uitmaakt van de doelgroep.

8 Beraadslaging RR 30 /2012-8/ Het Comité oordeelt dat de door de aanvrager omschreven bewaartermijn in het licht van artikel 4, 1, 5, WVP aanvaardbaar is. C.5. Intern gebruik en/ of mededeling aan derden 31. Volgens de aanvraag zal de centrale gegevensbank kunnen geraadpleegd worden door de uitzendbureaus - weliswaar beperkt tot hun eigen uitzendkrachten - en door de geneesheren van de EDPB s voor de uitzendkrachten die onder hun bevoegdheid vallen. Deze beide categorieën van gebruikers verwerken in het kader van hun eigen doeleinden en wettelijke verplichtingen waaraan ze onderworpen zijn reeds een aantal persoonsgegevens van de uitzendkrachten, waaronder de naam en de voornamen, geslacht, geboortedatum en identificatienummer van het Rijksregister. 32. Het feit dat deze informatie wordt getoond n.a.v. de raadpleging van de centrale gegevensbank verschaft de betrokkenen geen informatie die hen nog niet bekend is. Daarenboven zal de raadpleging zich situeren in kader van regelgeving inzake gezondheidstoezicht waaraan ze hetzij onderworpen zijn hetzij de toepassing ervan verzekeren. Er is dus een eenheid van finaliteit. Bijgevolg kan deze mededeling van gegevens naar aanleiding van de raadpleging worden aanvaard. 33. Het Comité vestigt er wel de aandacht op dat voor wat de uitzendbureaus betreft eventueel gezondheidsinformatie zoals bijvoorbeeld vaccinaties moet worden afgeschermd. Dit impliceert dat de aanvrager daartoe een degelijk gebruikers- en toegangsbeheer organiseert zodat alleen bevoegde personen toegang krijgen tot de gegevensbank en dat hun toegang daarenboven overeenkomstig hun hoedanigheid beperkt is tot bepaalde delen ervan In de aanvraag wordt melding gemaakt van het feit dat er op basis van de gegevens ook statistieken worden aangemaakt en er eveneens een rapportering zal gebeuren. Daarbij zal gewerkt worden met geanonimiseerde gegevens. Het Comité vestigt er de aandacht op dat geanonimiseerde gegevens niet noodzakelijk anonieme gegevens zijn. Statistieken en rapportering die ter beschikking worden gesteld van derden bevatten bij voorkeur uitsluitend anonieme gegevens 7. C.6. Netwerkverbindingen 35. In de aanvraag wordt gesteld dat er netwerkverbindingen tot stand komen met de uitzendkantoren en de EDPB s met opgave van de technische aard van de verbinding. 6 Zie in dat verband de aanbeveling van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nr. 01/2008 m.b.t. toegangs- en gebruikersbeheer in de overheidssector. 7 Zie artikel 1, 5, van het koninklijk Besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens: anonieme gegevens: gegevens die niet met een geïdentificeerd of identificeerbaar persoon in verband kunnen worden gebracht en derhalve geen persoonsgegevens zijn.

9 Beraadslaging RR 30 /2012-9/ Uit de aanvraag blijkt dat deze organisaties de centrale gegevensbank van de aanvrager, al naargelang het geval kunnen raadplegen of ook gegevens inbrengen/wijzigen. Op basis hiervan stelt het Comité vast dat er momenteel aan de hand van het identificatienummer niet op een geautomatiseerde wijze informatie over personen wordt uitgewisseld en er dus geen netwerkverbindingen tot stand komen. 37. Het Comité vestigt er volledigheidshalve de aandacht op dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke zij eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken. D. INFORMATIEVEILIGHEID D.1. Consulent inzake informatieveiligheid 38. De aanvrager verstrekte geen informatie m.b.t. zijn consulent inzake informatieveiligheid. 39. Artikel 10 WRR verplicht iedere instantie die toegang tot of mededeling van de informatiegegevens van het Rijksregister verkrijgt om een consulent inzake informatieveiligheid aan te stellen. Een consulent inzake informatieveiligheid moet in alle onafhankelijkheid de informatieveiligheid kunnen appreciëren. De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid moet aan het Comité meegedeeld worden. Hierbij moet gespecificeerd worden: het functieprofiel, met aanduiding van de plaats in de organisatie, de resultaatgebieden en de vereiste competenties; de vorming die de betrokkene heeft genoten of zal genieten; de tijd die de betrokkene aan de functie kan besteden; de eventuele andere functies die de betrokkene uitoefent en die niet onverenigbaar mogen zijn met de functie van consulent inzake informatieveiligheid. D.2. Informatieveiligheidsbeleid 40. Er werd aan het Comité geen informatie bezorgd m.b.t. het informatieveiligheidsbeleid van de aanvrager.

10 Beraadslaging RR 30 / / Het Comité wenst dat de aanvrager het behoorlijk ingevulde en ondertekende "Evaluatieformulier voor elkeen die toegang tot of verbinding met het Rijksregister vraagt en aangaande de referentiemaatregelen voor de beveiliging van elke verwerking van persoonsgegevens" bezorgt, zodat kan nagegaan worden of hij ter zake de nodige inspanningen doet. D.3. Personen die toegang hebben tot de gegevens en het identificatienummer gebruiken, en lijst van deze personen 42. Uit de aanvraag blijkt dat binnen de diensten van de aanvrager diegenen die belast zijn met het beheer van de centrale gegevensbank, toegang zullen hebben tot de gegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. 43. Zoals voorgeschreven door artikel 12 van de WRR dient de aanvrager een lijst op te stellen van de personen die toegang krijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. Deze lijst moet voortdurend bijgewerkt en ter beschikking van het Comité gehouden worden. 44. Bovendien zal de persoon of zullen de personen die op deze lijst voorkomen een verklaring moeten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de gegevens te bewaren. OM DEZE REDENEN, het Comité 1 machtigt de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid om voor het doeleinde omschreven in punt B en onder de modaliteiten bepaald in deze beraadslaging voor onbepaalde duur: toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 tot 3 (niet geboorteplaats), WRR; het identificatienummer te gebruiken. Deze machtiging zal slechts uitwerking krijgen wanneer het Comité op basis van de verstrekte stukken en inlichtingen heeft vastgesteld dat vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid: over een consulent inzake informatieveiligheid beschikt die aanvaardbaar is (punt D.1);

11 Beraadslaging RR 30 / /11 over een degelijk veiligheidsbeleid beschikt (punt D.2). 2 stipuleert dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatiebeveiliging die een impact kan hebben op de antwoorden uit het beveiligingsformulier dat aan het Comité werd verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatiebeveiliging en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de beveiliging), de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de informatiebeveiliging naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren. 3 stipuleert dat wanneer het Comité een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidsstatus van de vzw Centrale Preventiedienst voor de Sector van de Uitzendarbeid toestuurt, die laatste deze vragenlijst naar waarheid moet invullen en naar het Comité moet terugsturen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon