Gaswisseling tijdens Inspanning 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gaswisseling tijdens Inspanning 1"

Transcriptie

1 Gaswisseling tijdens Inspanning 1 De pulmonale gaswisseling kan tijdens inspanning gevolgd worden met behulp van zowel invasieve als noninvasieve parameters. In deze voordracht zullen de belangrijkste parameters worden besproken. Deze kunnen inzicht geven in de ernst van de ziekte, maar ook richting geven aan de differentiaaldiagnose van uiteenlopende cardiopulmonale afwijkingen. Respiratoir quotiënt Tijdens inspanning verandert de gaswisseling van O 2 en CO 2 in de long. Deze veranderingen komen uiteindelijk voort uit veranderingen in het metabolisme in met name de spieren die bij de inspanning betrokken zijn. Het Respiratoir Quotiënt (RQ) is gedefinieerd als V ' RQ =, V CO2 ' O2 waarin V 'CO2 de CO 2 -productie voorstelt (volume van het geproduceerde gas) en V 'O2 de O 2 -opname. Het RQ is gedefinieerd als maat voor het metabolisme (van bijvoorbeeld een spier), en zou dus in principe afgeleid kunnen worden uit O 2 - en CO 2 -metingen in het aanvoerende en afvoerende bloed van het betrokken orgaan. In de steady state is het RQ van het gehele lichaam gelijk aan de Respiratory Exchange Ratio (RER), die volgens dezelfde formule wordt afgeleid uit O 2 - en CO 2 -concentraties in de in- en uitgeademde lucht (vermenigvuldigd met de totale ventilatie). Volledige aërobe verbranding van glucose geeft een RQ van 1, omdat C 6 H 12 O O 2 6 CO H 2 O. Volledige verbranding van de meeste vetten geeft een RQ van 0,7. Bij een normaal samengesteld dieet hebben de meeste mensen in rust een RQ van ongeveer 0,8. Waarom leveren voedingsstoffen energie? De energie die nodig is voor kortdurende inspanning wordt vooral gehaald uit koolhydraten en vetten. Waarom levert afbraak van deze voedingsstoffen energie? Ten eerste hebben zowel 1 Cursus Ergometrie Mei 2012, J.G. van den Aardweg, Medisch Centrum Alkmaar. j.g.vanden.aardweg@mca.nl 1

2 koolhydraten als vetten een relatief hoog aantal electronen per molecuul. Doordat de electronen elkaar afstoten kost het energie om ze in één molecuul bij elkaar te houden. Deze energie komt vrij wanneer de moleculen uit elkaar vallen. De electronen worden vervolgens (als electronenparen) opgevangen door nicotinamide dinucleotide (NAD + ), dat daarbij wordt omgezet in NADH en H +. Een andere electronenacceptor is flavine adenine dinucleotide (FAD), dat daarbij wordt omgezet in FADH 2. Vervolgens kunnen NADH en FADH 2 de electronenparen afstaan aan de enzymen van de ademhalingsketen in de binnenste mitochondriale membraan. Uiteindelijk staan deze enzymen de electronenparen af aan zuurstof, wat daarbij wordt omgezet in water. Zuurstof fungeert dus als ultieme electronenacceptor. De energie die hierbij vrijkomt wordt gebruikt om adenosine difosfaat (ADP) om te zetten in adenosine trifosfaat (ATP), de universele intracellulaire energiedrager. Tijdens inspanning wordt ATP gebruikt voor contractie en relaxatie van de spiervezels, en voor het in stand houden van de electrolytbalans in de spiercel. Er is nog iets waardoor afbraak van koolhydraten en vetten energie oplevert. Het leidt namelijk tot een toename van entropie. Entropie is een maat voor bewegingsvrijheid van moleculen of atomen. Entropie is op zich geen vorm van energie, maar het vraagt energie om de spontane beweging van moleculen en atomen te beperken. De vorming van grote gestructureerde moleculen zoals koolhydraten en vetten is een voorbeeld van een dergelijke bewegingsbeperking en kost dus energie. Ook deze energie komt vrij wanneer koolhydraten en vetten worden afgebroken tot kleine, vrij beweeglijke moleculen als CO 2 en H 2 O. Verbranding van koolhydraten De belangrijkste koolhydraten die door de spieren worden gebruikt zijn glucose en glycogeen. Glucose wordt uit het bloed opgenomen via het glucose transporter type 4 eiwit in de celmembraan (GLUT4), met name na een maaltijd onder invloed van insuline. In de spiercel wordt glucose omgezet in glucose 6-fosfaat, dat de celmembraan niet kan passeren en dus gevangen zit in de spiercel. Zie figuur 1 voor een overzicht. In rust wordt een belangrijk deel van het glucose 6-fosfaat opgeslagen in de vorm van glycogeen, een groot vertakt polymeer molecuul. Tijdens inspanning kan glycogeen weer worden afgebroken tot glucose 6-fosfaat, met name onder invloed van adrenaline en adenosine monofosfaat (AMP). De AMPconcentratie neemt toe wanneer ATP wordt verbruikt in het kader van spierarbeid. Tijdens inspanning wordt glucose 6-fosfaat vooral wordt gevormd uit glycogeen en in mindere mate uit glucose. Hierdoor hoeven de spieren tijdens inspanning niet veel glucose op te nemen, wat voordelig is omdat de hersenen obligate glucose-gebruikers zijn (de hersenen 2

3 Figuur 1. Schematisch overzicht van verbranding van koolhydraten en vetten in de spiercel. GLUT4, glucose transporter type 4; ADP, adenosine diphosphate; ATP, adenosine triphosphate; P i, inorganic phosphate; NAD +, nicotinamide adenine dinucleotide; LDH, lactate dehydrogenase; MCT, monocarboxylate transporter protein; FAT, fatty acid transporter protein; PDH, pyruvate dehydrogenase; FAD, flavin adenine dinucleotide; GTP, guanosine triphosphate. 3

4 kunnen vrijwel geen vet verbranden). Zo blijft een groot deel van het serum-glucose gereserveerd voor de hersenen. Glucose 6-fosfaat kan worden afgebroken tot pyrodruivenzuur (de belangrijkste stappen van de glycolyse). Dat gebeurt in het cytoplasma. Bij de afbraak van glucose 6-fosfaat tot pyrodruivenzuur worden per molecuul glucose 6-fosfaat twee electronenparen afgestaan, wat leidt tot de vorming van 2 NADH en 2 H +. Tevens wordt chemische energie opgeslagen in de vorm van netto 2 ATP. Pyrodruivenzuur is een zwak zuur dat in de cel voornamelijk is gedissocieerd tot pyruvaat en H +. Het kan onder invloed van lactaat dehydrogenase (LDH) worden omgezet in lactaat. Hierbij wordt NADH en H + weer omgezet in NAD +. Het gevormde lactaat kan vervolgens via een transporteiwit de celmembraan passeren en worden opgenomen in de circulatie. Doorgaans wordt onder glycolyse de afbraak van glucose tot melkzuur verstaan. Dit is een anaëroob proces dat geheel in het cytoplasma plaatsvindt ( melkzuurgisting ). Het pyrodruivenzuur kan ook worden opgenomen in de mitochondria. De wand van de mitochondria bestaat uit een buitenste membraan, die permeabel is voor veel stoffen doordat deze kunnen passeren via porine-eiwitten (transmembraan-eiwitten met een kanaalfunctie). De binnenste membraan is impermeabel voor de meeste verbindingen en bovendien electrisch isolerend. De binnenste membraan is op veel plaatsen naar binnen gevouwen in de vorm van cristae. Pyrodruivenzuur kan de buitenste membraan passeren via de porine-eiwitten en de binnenste membraan via een gespecialiseerd transporteiwit. In het inwendige (de matrix) van de mitochondria wordt pyrodruivenzuur onder invloed van het pyruvaat dehydrogenase (PDH) complex omgezet in acetyl-coenzym A en CO 2. Deze omzetting is irreversibel. Doordat acetyl-coenzym A de binnenste membraan niet kan passeren, zit het gevangen in de mitochondriale matrix. Acetyl-coenzym A wordt door de citroenzuurcyclus (of Krebs-cyclus ) verder afgebroken tot CO 2. Hier komen opnieuw electronenparen bij vrij, die worden opgevangen door NAD + en FAD. Hierdoor ontstaat NADH, H + (vrij beweeglijk in de matrix) en FADH 2 (gebonden aan een enzym aan de binnenkant van de binnenste membraan). Ook wordt energie opgeslagen in de vorm van guanosine trifosfaat, dat direct wordt omgezet in ATP. Vervolgens worden de electronenparen uit NADH, H + en FADH 2 via een keten van reacties in de ademhalingsketen afgestaan aan zuurstof. Hier komt energie bij vrij die gebruikt wordt om H + over de electrisch geïsoleerde binnenste membraan te pompen. Er ontstaat dus een electro-chemische gradiënt over de binnenste membraan. De binnenkant wordt basisch en negatief geladen, de buitenkant wordt zuur en positief geladen. Wanneer H + ionen 4

5 vervolgens passief over de binnenste membraan terugstromen naar de mitochondriale matrix, komt opnieuw energie vrij. Deze terugstroom is mogelijk via het enzym ATP-synthase, een transmembraan-eiwit met een speciaal H + -kanaal. Uiteindelijk gebruikt ATP-synthase de energie die vrijkomt door terugstroom van H + naar de matrix om ADP om te zetten in ATP. Dit aërobe verbrandingsproces is de belangrijkste bron van ATP. Het leidt tot de vorming van maximaal 34,5 moleculen ATP per molecuul glucose (in tegenstelling tot 2 ATP per molecuul glucose bij anaërobe glycolyse). Verbranding van vetten Tijdens inspanning kunnen vetten uit vetcellen worden gemobiliseerd en in de vorm van vrije vetzuren (gebonden aan eiwit) via het bloed naar de spieren worden getransporteerd. Vrije vetzuren kunnen via transporteiwitten als FAT/CD36 worden opgenomen in spiercellen (zie figuur 1). In het cytoplasma worden ze gebonden aan coenzym A. Hier kunnen vetzuren afkomstig uit lipide-druppels in de spiercellen aan worden toegevoegd. Aan coenzym A gebonden lange keten-vetzuren kunnen worden opgenomen in de mitochondriën via een systeem waarin carnitine een belangrijke rol speelt. In de mitochondriale matrix worden de vetzuren afgebroken tot meerdere moleculen acetylcoenzym A. Hier komen vele electronenparen bij vrij, die weer worden opgevangen door NAD + en FAD (wat NADH en FADH 2 oplevert). Het gevormde acetyl-coenzym A kan vervolgens verder worden afgebroken in de citroenzuurcyclus tot CO 2, wat nog meer NADH en FADH 2 oplevert. Dit wordt vervolgens gebruikt door de ademhalingsketen om H + over de binnenste membraan naar buiten te pompen (waarbij zuurstof wordt omgezet in water). Uiteindelijk wordt terugstroom van H + over de binnenste membraan door ATP-synthase gebruikt om ADP om te zetten in ATP. Vetten kunnen dus alleen aëroob worden afgebroken. Aërobe en anaërobe stofwisseling tijdens inspanning Tijdens progressieve belasting neemt aanvankelijk de aërobe verbranding van zowel koolhydraten als vetten toe. Het RQ (en RER) blijft hierbij ongeveer 0,8. Meestal bereikt de vetverbranding op ongeveer 60% van de V'O 2 max een maximum, om vervolgens te dalen tot vrijwel nul op 80% van de V'O 2 max. De aërobe verbranding van koolhydraten, met name glycogeen, neemt juist toe halverwege de inspanning. Ook ongeveer halverwege de inspanning begint de melkzuurconcentratie in het bloed te stijgen. Het moment waarop dit gebeurt wordt de anaërobe drempel (anaerobic threshold, AT) genoemd. Over de oorzaak van lactaatacidose tijdens inspanning bestaan verschillende theorieën. 5

6 1. Hill en Lupton (1924) en later Wasserman et al. (1973) veronderstelden dat tijdens zware inspanning hypoxie ontstaat in delen van de bewegende skeletspieren, die als reactie daarop overgaan op anaërobe glycolyse. Hiertegen pleit echter dat ook na het passeren van de AT de O 2 -opname doorgaans ongestoord toeneemt tijdens progressieve belasting. Kennelijk is de O 2 -opname in de meeste spieren nog onbelemmerd. Bovendien vonden Connett et al. (1984) dat de PO 2 in spierbiopten tijdens zware inspanning nog ruim hoger was dan de kritieke PO 2 (de PO 2 waarbij verwacht kan worden dat de ademhalingsketen in de mitochondriën in de problemen komt). 2. Een andere mogelijkheid is dat melkzuur juist gevormd wordt als bij-product van aërobe verbranding van glycogeen. Onder invloed van adrenaline en oplopende concentraties AMP neemt tijdens progressieve belasting de afbraak van glycogeen tot glucose 6-fosfaat tot pyrodruivenzuur toe. Dit wordt aëroob verbrand in de mitochondriën, maar een overmaat aan pyrodruivenzuur wordt onder invloed van LDH omgezet in lactaat. Een overmaat aan pyrodruivenzuur leidt ook tot een overmaat aan acetyl-coenzym A in de mitochondriën, wat via verschillende routes de opname van vetzuren in de mitochondriën kan remmen. Mogelijk is dit de oorzaak van de afnemende vetverbranding tijdens zware inspanning. Deze theorie past ook bij recente inzichten in lactaatacidose tijdens shock. Er zijn sterke aanwijzingen dat tijdens shock toegenomen aërobe glycogenolyse (door stimulatie van het sympathische zenuwstelsel) verantwoordelijk is voor de vorming van lactaat, en niet zozeer hypoxie in de weefsels. 3. Mogelijk worden tijdens zware inspanning meer glycolytische spiervezels aangezet. Ook hierdoor kan de totale glycogenolyse in het lichaam toenemen, waardoor meer pyrodruivenzuur beschikbaar komt voor aërobe verbranding maar ook meer lactaat wordt gevormd. 4. Tot slot speelt de balans tussen lactaat-producerende en -consumerende cellen een rol. Tijdens zware inspanning produceren veel spieren lactaat, maar andere spieren nemen het juist op en gebruiken het als brandstof, door het onder invloed van LDH weer om te zetten in pyrodruivenzuur en vervolgens te gebruiken voor aërobe verbranding in de mitochondriën. Het hart bijvoorbeeld gebruikt in rust voornamelijk vet als brandstof, maar tijdens inspanning voornamelijk melkzuur. De lever neemt zowel tijdens als na inspanning lactaat op, waaruit het opnieuw glucose kan maken (gluconeogenese). 6

7 Al met al lijken er momenteel voor verklaring 2 de meeste argumenten te bestaan. Dat betekent dat het moment dat we anaërobe drempel noemen, feitelijk het moment is waarop de glycogenolyse in sterke mate wordt aangezet door het sympathische zenuwstelsel en AMP. Feitelijk betekent dat dus het aanzetten van aërobe glycogenolyse. Het gastransport past zich tijdens deze metabole veranderingen op verschillende fronten aan. Hier concentreren wij ons op de pulmonale gaswisseling. Diffusie over de alveolo-capillaire membraan Naast de pulmonale ventilatie wordt de gaswisseling in de long in belangrijke mate bepaald door diffusie over de alveolo-capillaire membraan (zie dia 6 van bijbehorende presentatie). Wanneer lucht met een bepaalde snelheid wordt ingeademd (v in de figuur), neemt de snelheid van de stromende lucht geleidelijk af van mond naar alveoli. Dit komt doordat de hoeveelheid lucht die per tijdseenheid wordt ingeademd (de stroomsterkte) over het gehele traject gelijk blijft (afgezien van compressie of decompressie van het gas). Stroomsnelheid is stroomsterkte gedeeld door het oppervlak waardoor het stroomt. Omdat het totale oppervlak toeneemt van 2-3 cm 2 in de trachea tot ongeveer 80 m 2 op alveolair niveau (trompetmodel), wordt de snelheid van het stromende gas zo goed als nul. Het gas verplaatst zich alleen nog maar door de spontane Brownse beweging (passieve diffusie). Volgens de Wet van Fick is de diffusie van gas over de alveolo-capillaire membraan afhankelijk van de drukverschil tussen alveolair en capillair gas ( P A en P C ), het totale oppervlak van de membraan (A) en de dikte van de membraan (d). Daarnaast speelt de molecuulmassa van het gas een rol en de oplosbaarheid in het longweefsel. Deze laatste is voor CO 2 veel groter dan voor O 2, zodat CO 2 veel gemakkelijker door de membraan diffundeert. Diffusiestoornissen leiden dan ook vrijwel nooit tot een belemmering in CO 2 - afgifte. Wat O 2 betreft, ontstaan de meeste diffusiestoornissen waarschijnlijk door een afname van het totale gaswisselingsoppervlak. Met name bij longemfyseem, maar mogelijk ook bij longoedeem of longfibrose. Bij een aantal ziekten zijn diffusie in het alveolaire gas (longemfyseem) en diffusie door het capillaire bloed (longvaatovervulling) van belang. Dia 7 laat zien dat de diffusie van O 2 van de alveolaire ruimte naar het capillaire bloed ruim binnen de passagetijd van het capillaire bloed door de alveolus plaatsvindt. Deze passagetijd wordt in rust geschat op circa 0,8 seconde. Wanneer het bloed door de alveolus is gepasseerd, is er dus geen netto diffusie meer over de membraan (alveolaire en capillaire druk zijn aan elkaar gelijk). Dit komt vooral door het gigantische gaswisselings-oppervlak (circa 80 7

8 m 2 ). Normale gaswisseling is dus niet diffusie-beperkt. Tijdens inspanning neemt de diffusiecapaciteit nog toe (door recruitment van longcapillairen). Wanneer het vaatbed niet verder kan verwijden en de stroomsnelheid van het bloed toeneemt, kan de passagetijd dermate kort worden dat een diffusiestoornis optreedt tijdens inspanning. Meestal treedt dit pas op wanneer de CO-diffusie in rust minder is dan 70% van voorspeld. Kenmerkend is een geleidelijke desaturatie tijdens inspanning, waarschijnlijk parallel aan een geleidelijke verkorting van de passagetijd door toename van de cardiac output. Ventilatie-perfusiestoornissen Wanneer diffusie geen rol speelt (er wordt een evenwicht bereikt tussen alveolaire en capillaire gasdruk tijdens passage van bloed door de alveoli), kan de gaswisseling nog steeds gestoord zijn door een ongelijkmatige ventilatie-perfusieverdeling (V/Q-verdeling). Als gas en bloed onvoldoende met elkaar in contact komen, is geen goede gaswisseling mogelijk. Zie dia 8. De ligging van het evenwicht waarbij P A = PC wordt bepaald door de V/Q-ratio, dat is de hoeveelheid lucht die in een bepaalde tijd wordt gemengd met een bepaalde hoeveelheid bloed. Hoe lager V/Q, hoe meer V/Q, hoe meer P A = PC nadert tot de gemengd-veneuze PO 2. Hoe hoger P A = PC nadert tot de inspiratoire PO 2. Gebieden met een lage V/Q-ratio (absolute of relatieve shunt) zijn dus zuurstofarm, gebieden met een hoge V/Q-ratio (absolute of relatieve dode ruimte) zijn zuurstofrijk. Het probleem is dat gebieden met een lage V/Qratio goed doorbloed zijn (en dus in belangrijke mate bijdragen aan het bloed dat zich in het linkeratrium verzamelt) en gebieden met een hoge V/Q-ratio doorgaans slecht doorbloed zijn (en dus nauwelijks bedragen aan het bloed in het linkeratrium). Het resultaat is O 2 -gebrek in het arteriële bloed. Ventilatie-perfusiestoornissen hebben een verschillende uitwerking op het O 2 - en CO 2 - transport. Dit komt door verschillen in bindingscapaciteit aan Hb en oplosbaarheid in het bloed. Dit wordt vooral duidelijk bij een patiënt met een rechts-links shunt, waarbij vooral een combinatie van hypoxie en hypocapnie wordt gezien. Kennelijk is de opname van O 2 gestoord, terwijl de afgifte van CO 2 juist sterker is dan normaal. In principe wordt over het gebied met lage V/Q zowel O 2 als CO 2 geshunt, zodat zowel hypoxie als hypercapnie zouden ontstaan. Dit leidt echter tot hyperventilatie door stimulatie van de chemoreceptoren. Hyperventilatie van een gezond gebied met normale of licht verhoogde V/Q leidt aldaar tot stijging van de PO 2 en daling van de PCO 2. Echter: hoe hoger de PO 2, hoe vlakker de saturatiecurve (dia 9). Dus hoe minder O 2 er wordt opgenomen bij een bepaalde toename van 8

9 de PO 2. Voor CO 2 is de relatie tussen concentratie en druk in het bloed ongeveer lineair, dus hoe lager de PCO 2, hoe minder CO 2 er in het bloed achterblijft. Gevolg: bij shunting is het door hyperventilatie van de gezonde longdelen wel mogelijk om extra CO 2 uit te ademen, maar lukt het niet om veel extra O 2 op te nemen. Het resultaat is een gecombineerde hypoxie en hypoxcapnie. Hetzelfde fenomeen zien we natuurlijk bij hyperventilatie van een gezonde homogene long: ook hier wordt meer CO 2 uitgeademd dan O 2 opgenomen. De PO 2 stijgt wel, maar dit leidt slechts tot een beperkte stijging van de saturatie (en dus van het aantal opgenomen O 2 - moleculen). Dit is één van de redenen waarom tijdens hyperventilatie als reactie op de lactaatacidose tijdens inspanning de RER stijgt tot hogere waarden dan op grond van de metabole RQ-stijging te verwachten is. Samenvattend kunnen V/Q-verhoudingen als volgt worden onderverdeeld: 1. Anatomische rechts-links shunt (V/Q = 0): intracardiaal (normaal: Thebesiaanse vaten; pathologisch: shunt door open foramen ovale) of intrapulmonaal (complete obstructie-atelectase, AV-malformatie). 2. Relatieve shunt (lage V/Q): bijvoorbeeld partiële bronchusobstructie bij COPD. Dit kan ook secundair zijn aan dode ruimte, bijvoorbeeld door longembolieën, waardoor het gezonde longdeel wordt over-geperfundeerd. 3. Normale V/Q-ratio (gemiddeld in rust circa 0,8). 4. Relatieve dode ruimte (hoge V/Q): emfyseem, longembolieën. Dit kan ook secundair zijn aan shunt: door de hypoxie wordt de ademhaling gestimuleerd waardoor het niet-aangedane longweefsel wordt gehyperventileerd. Dit verklaart de lage PETCO 2, het hoge CO 2 -equivalent en de toegenomen dode ruimte wanneer bij patiënten met pulmonale hypertensie het foramen ovale acuut opent. 5. Absolute dode ruimte (V/Q ): hieronder valt de (normale) anatomische dode ruimte en zone I van West in de longtop bij een zittende persoon (ongeperfundeerd gedeelte). Ook bij ernstig longemfyseem, longembolieën, etc. Gaswisseling tijdens inspanning Een schematisch overzicht van de situatie tijdens normale inspanning wordt gegeven in dia 13. Aanvankelijk loopt de arteriële PCO 2 (PaCO 2 ) iets op, evenals de end-tidal PCO 2 (PETCO 2 ). Aanvankelijk zijn PaCO 2 en PETCO 2 ongeveer aan elkaar gelijk (de PETCO 2 iets lager dan de PaCO 2, waarschijnlijk door alveolaire dode ruimte). Tijdens inspanning wordt de 9

10 PETCO 2 geleidelijk hoger dan de PaCO 2. Dit komt doordat de toegenomen CO 2 -productie leidt tot een sneller oplopen van de alveolaire PCO 2 (PACO 2 ) tijdens de uitademing. Hierdoor wordt de PACO 2 aan het eind van de uitademing (welke de PETCO 2 in de expiratielucht bepaald) aanzienlijk hoger dan de gemiddelde PACO 2 tijdens een ademteug (welke de gemiddelde PaCO 2 bepaalt). Het ventilatoire CO 2 -equivalent (zie verder) daalt, passend bij een meer efficiënte ventilatie doordat de anatomische dode ruimte-ventilatie (ten opzichte van de totale ventilatie) afneemt. Na het bereiken van de anaërobe drempel onstaat een extra ademprikkel waardoor PaO 2 en PETO 2 stijgen (perifere chemoreceptoren). De PETCO 2 stijgt aanvankelijk nog niet, mogelijk door de bicarbonaatbuffer (dit wordt althans verondersteld, zie het boek van Wasserman). In deze kortdurende isocapnische bufferfase blijft ook het CO 2 -equivalent constant (en bereikt zijn minimum). Vervolgens neemt de ventilatie verder toe door de lactaatacidose en dalen PaCO 2 en PETCO 2. Door de hyperventilatie wordt de CO 2 -concentratie van de uitgeademde lucht steeds lager, waardoor de ventilatie minder efficiënt wordt. Er moet steeds meer lucht worden uitgeademd om dezelfde hoeveelheid CO 2 kwijt te raken (het CO 2 -equivalent stijgt). Omdat de lactaatacidose nog 1 à 2 minuten blijft bestaan na het beëindigen van de inspanning, blijft de hyperventilatie (met hoog RER, lage PETCO 2 en hoog CO 2 -equivalent) nog even bestaan in de herstelfase. In het volgende worden de belangrijkste gaswisselings-parameters besproken. Alveolo-arterieel PO 2 -verschil Het alveolo-arteriële PO 2 -verschil of P(A-a)O 2 (het A-a verschil ) is het verschil tussen de alveolaire PO 2 (PAO 2 ) van een ideale long min de gemeten arteriële PO 2 (PaO 2 ). De PAO 2 van een ideale long wordt berekend uitgaande van de gemeten PaCO 2. Het zegt iets over de mate waarin de gemeten PaO 2 gestoord is uitgaande van de gemeten PaCO 2. De formule voor P(A-a)O 2 is eenvoudig af te leiden. Lucht met een PIO 2 van 0, = 159 mmhg wordt ingeademd. Na volledige verzadiging met waterdamp daalt deze druk tot 150 mmhg. In de steady state is het V ' RQ = ongeveer gelijk aan V CO2 ' O2 PA PA CO2 O2 in het alveolaire gas. Omdat de inspiratoire PCO 2 ongeveer gelijk is aan nul (< 1 mmhg) en de alveolaire PCO 2 van een ideale long meestal slechts weinig verschilt van de gemeten PaCO 2, is 10

11 PCO Pa. 2 CO 2 De PAO 2 in een ideale long (volledige homogene V/Q-verhouding, geen diffusiestoornis) is de druk van het ingeademde gas min het gedeelte dat gebruikt wordt voor het metabolisme, PACO2 PaCO2 PAO2 = 150 PAO2 = 150 = 150. RQ RQ In rust is het RQ ongeveer 0,8, tijdens inspanning moet de gemeten RER gebruikt worden. Omdat de PAO 2 gelijk is aan de capillaire en de arteriële waarde in geval van een ideale long, is het A-a verschil ook te interpreteren als de ideale PaO 2 behorend bij de gemeten PaCO 2 (als maat voor de ventilatie) min de gemeten PaO 2. Tijdens inspanning neemt het A-a verschil toe tot maximaal 35 mmhg (tot 40 mmhg bij geoefende atleten). Er zijn drie bijzondere situaties: 1. Abnormaal hoog A-a verschil (> 35 mmhg). Dit past bij een gaswisselingsstoornis, bijvoorbeeld door a. Anatomische rechts-links shunt (V/Q = 0); b. Relatieve shunt (lage V/Q), eventueel secundair aan dode ruimte; c. Diffusiestoornis (meestal met geleidelijke desaturatie); d. Gestoorde circulatie (waardoor lage gemengd-veneuze PO 2 ). 2. Een afnemend A-a verschil en oplopende PaO 2 tijdens inspanning, bij een verlaagde PaO 2 in rust: a. Verbetering V/Q-mismatch tijdens inspanning bij obesitas (met name door betere ventilatie ondervelden); b. Verbetering V/Q-mismatch bij matig-ernstig COPD (door recruitment van vaten in gebieden met aanvankelijk hoge V/Q-ratio s?). 3. Een normaal A-a verschil bij dalende PaO 2 (en stijgende PaCO 2 ) tijdens inspanning: a. Er is geen gaswisselingsstoornis op pulmonaal niveau, dit past bij alveolaire hypoventilatie (belemmerde ademmechanica, gestoorde chemoreflex). Arteriële min end-tidal PCO 2 De P(a ET)CO 2 (beide afgeleid uit gemeten waarden) zegt iets over alveolaire dode ruimte. Normaal is deze licht positief in rust en wordt negatief tijdens inspanning, door een steiler alveolair plateau tijdens uitademing (waardoor de end-tidal waarde aanzienlijk hoger wordt dan de gemiddelde waarde). Een abnormale waarde tijdens inspanning (> 2 mmhg) past bij 11

12 1. Toegenomen dode ruimte, met name door inhomogene circulatie in de long (zie de inleiding). 2. Relatieve alveolaire dode ruimte (hoge V/Q). N.B.: dit kan ook secundair zijn aan shunting! End-tidal min gemend-expiratoire PCO 2 De P(ET E)CO 2 zegt iets over alveolaire dode ruimte, met name door ongelijkmatige ventilatie. Dit wordt met name gezien bij luchtwegpathologie. Soms gaat het ook gepaard met een toegenomen P(a ET)CO 2. De anatomische dode ruimte draagt hier ook in belangrijke mate aan bij. Ventilatoir equivalent voor CO 2 Dit is de belangrijkste noninvasieve gaswisselings-parameter. Het is de hoeveelheid lucht die uitgeademd moet worden om een bepaalde hoeveelheid CO 2 kwijt te raken, CO 2 VE' equivalent =. V ' CO 2 Het is een maat voor inefficiëntie van de ademhaling: hoe hoger het CO 2 -equivalent, hoe inefficiënter de ademhaling. Feitelijk wordt het CO 2 -equivalent geheel bepaald door de gemiddelde CO 2 -concentratie van de uitgeademde lucht. Hoe lager de CO 2 -concentratie, hoe meer lucht uitgeademd moet worden om een bepaalde hoeveelheid CO 2 kwijt te raken. Omgekeerd: hoe hoger de CO 2 - concentratie, hoe efficiënter de ademhaling en hoe lager het CO 2 -equivalent. Dit volgt direct uit de manier waarop de V ' CO2 wordt bepaald, namelijk als product van de gemiddelde expiratoire CO 2 -fractie F CO2 en de totale ventilatie VE ', V CO = F VE', zodat ' 2 CO2 VE ' 1 =. V ' CO 2 FCO 2 De gemiddelde expiratoire F CO2 wordt lager wanneer de gemiddelde PACO 2 laag is (hyperventilatie bij een gezonde long), of wanneer de (anatomische of alveolaire) dode ruimte toeneemt. Meestal wordt het CO 2 -equivalent bepaald op de anaërobe drempel, wanneer de laagste waarde wordt bereikt en het effect van hyperventilatie door lactaatacidose nog niet is ingetreden (isocapnische bufferfase). Er zijn twee abnormale situaties: 12

13 1. Te hoog CO 2 -equivalent op de anaërobe drempel (> 36). Dit kan veroorzaakt worden door: a. Hypocapnie door hyperventilatie; b. Vergrote dode ruimte, al dan niet relatief en al dan niet secundair aan shunt. Voor de DD met hyperventilatie: meet de PaCO 2 en bepaal het P(a-ET)CO Te laag CO 2 -equivalent. Er is geen duidelijke ondergrens bekend, maar een opvallend laag CO 2 -equivalent kan beslist passen bij pathologie, namelijk door hypercapnie. Hierdoor wordt de ademhaling abnormaal efficiënt. Bijvoorbeeld bij a. Alveolaire hypoventilatie door een thoraxwandafwijking of gestoorde chemoreflex-gevoeligheid. Dan is er hypercapnie, meestal hypoxie, en een normaal A-a verschil! Tot slot: het CO 2 -equivalent is niet alleen differentiaal-diagnostisch van belang, het zegt ook iets over de moeite die iemand moet doen om een bepaalde hoeveelheid CO 2 uit te ademen (welke wordt opgelegd door het metabolisme). Enkele voorbeelden: Iemand met chronische hyperventilatie door pulmonale hypertensie (oorzaak van de toegenomen ademprikkel niet geheel duidelijk) ademt voortdurend lucht uit met een lage CO 2 -concentratie. Hij of zij moet dus meer ventileren bij hetzelfde metabolisme als een ander. Oorzaak van moeheid? Een patiënt met chronische hyperventilatie door metabole acidose door chronische nierinsufficiëntie moet ook voortdurend meer ventileren bij een bepaald metabolisme. Dit wordt des te erger wanneer het CO 2 -equivalent verder verhoogd is door dode ruimte bij longemfyseem. Bij patiënten met longemfyseem kan het daarom gunstig zijn (ter bestrijding van dyspnoe) om geringe metabole acidose (bijvoorbeeld met een base excess van 5 mmol/l) al te bestrijden met bicarbonaat. Het omgekeerde geldt ook: hypercapnie leidt tot een hogere CO 2 -concentratie van de uitgeademde lucht. Dus een meer efficiënte ademhaling en een lager CO 2 -equivalent. Dat is voor COPD-patiënten prettig. Dus kan het, bijvoorbeeld tijdens weaning van de ventilator, gunstig zijn om een milde hypercapnie te tolereren ( permissive hypercapnia ). Concluderend zijn er zowel noninvasieve als invasieve parameters (waarvoor een bloedgas nodig is) die een goed beeld kunnen geven van gaswisselingsstoornissen in de long tijdens 13

14 inspanning. Van de noninvasieve parameters levert het CO 2 -equivalent vaak de meeste informatie op. Dia 21 laat een beknopt overzicht van deze gaswisselingsparameters zien. 14

15 Gaswisseling tijdens Inspanning Respiratoir Quotiënt V RQ = ɺ Vɺ CO2 O2 (weefsels) V RER = ɺ Vɺ CO2 O2 (uitademingslucht) J.G. van den Aardweg Ergometriecursus, Mei 2012 Werkgroep Longfunctie NVALT 1 Steady state: RQ = RER 2 Aërobe stofwisseling tijdens inspanning Anaërobe verbranding tijdens inspanning Aërobe verbranding: Glucose: RQ = 1 Vetten: RQ 0.7 Normaal in rust: RQ 0.8 Tijdens inspanning aanvankelijk meer aërobe verbranding van zowel koolhydraten als vetten: RQ blijft ~0.80 Vetverbranding neemt toe tot ongeveer 60% V O 2 max, daalt tot vrijwel nul op 80% V O 2 max Met name de aërobe verbranding van glycogeen (opgeslagen in de spiercellen) neemt toe halverwege de inspanning, door β-adrenerge effecten en toename AMP (afbraakproduct van ATP) 3 Glycolyse pyrodruivenzuur melkzuur lactaat + H + Twee hypothesen over toegenomen lactaatproductie tijdens zware inspanning: 1. Er ontstaat hypoxie in de spier, waardoor deze overschakelt op anaëroob metabolisme. Echter: V O 2 blijft toenemen, en PO 2 -metingen in spierbiopten bevestigen dit niet. 2. Meer waarschijnlijk: lactaatproductie ontstaat als bij-product van toegenomen afbraak glycogeen (aërobe glycogenolyse), door - sympathische activiteit - AMP Lactaat is geen afvalproduct maar een energiebron voor andere weefsels! 4 Aanpassing van het gastransport aan metabole behoefte tijdens inspanning O 2 -diffusie over alveolo-capillaire membraan Ventilatie Eerst VT, later f Anatomische VD/VT Pulmonale circulatie Pulmonale bloedstroom Diffusie Verbetering V/Q-mismatch Hartactie HR, SV Perifere doorbloeding Selectieve vasoconstrictie en vasodilatatie Opname O 2 /afgifte CO 2 in weefsels Locale doorbloeding Bohr/Haldane effect 5 Wet van Fick : diffusie ~ ( PA PC) A d 6 1

16 O 2 -diffusie in de tijd Ligging van het evenwicht: afhankelijk van V/Q-ratio 7 8 Gasdruk en concentratie in het bloed: verschil tussen O 2 en CO 2 Hypoxie én hypocapnie bij rechts-links-shunt 9 10 Ventilatie-perfusieverdeling Samenvattend: Diffusiestoornis: Veroorzaakt mogelijk hypoxie (CO 2 is goed oplosbaar in longweefsel, niet diffusiebeperkt) Verslechtert vaak tijdens inspanning: progressieve desaturatie door geleidelijke verkorting contacttijd 11 Ventilatie-perfusiestoornis: Veroorzaakt meestal hypoxie en hypocapnie (uitwas CO 2 kan toenemen door hyperventilatie van gebieden met normale of licht verhoogde VQ - ratio) Kan verbeteren tijdens inspanning selectieve vasoconstrictie in gebied met shunting recruitment van vaten in gebied met dode ruimte 12 2

17 Beloop tijdens normale inspanning P(A-a)O 2 Verschil tussen de PAO 2 van een ideale long (bij de gemeten PaCO 2 ) en de gemeten arteriële PaO Normaal P(A-a)O 2 Capnogram Abnormale toename (> 35 mmhg bij maximale inspanning): Anatomische rechts-links (V/Q = 0) Relatieve shunt (lage V/Q) Kan secundair zijn aan dode ruimte! Diffusiestoornis Gestoorde circulatie (lage gemengd-veneuze PO 2 ) Emfyseem Afname P(A-a)O 2 tijdens inspanning bij lage PaO 2 in rust: Verbetering V/Q-mismatch bij COPD, obesitas Normale P(A-a)O 2 bij lage PaO 2 en hoge PaCO 2 tijdens inspanning: Alveolaire hypoventilatie 15 (Olsson et al., J. Intern. Med. 1998) Longembolie 16 Thrombolyse na massale longembolieën Capnogram tijdens inspanning (Anna de Boer, MCA) P(a-ET)CO 2 wordt negatief 18 3

18 V E/V CO 2 V E/V CO 2 (op anaërobe drempel) Ventilatoire inefficiëntie: Hoeveelheid ventilatie nodig om een bepaalde hoeveelheid CO 2 uit te ademen Vɺ CO2 = FECO2 Vɺ E Vɺ E 1 =, Vɺ CO FECO 2 2 Normaal in rust 25-40, tijdens inspanning op anaërobe drempel < 36 Te hoog: inefficiënte ventilatie Hypocapnie door hyperventilatie Vergrote dode ruimte (DD: bepaal PaCO 2!) Te laag : erg efficiënte ventilatie Hypercapnie FECO = gemiddelde fractie CO in uitgeademde lucht PaCO 2 Hoort te dalen na bereiken AT (hyperventilatie door lactaatacidose) Inefficiënte ventilatie door dode ruimte PaO 2 Blijft constant of stijgt enigszins tijdens inspanning P(A a)o 2 Bij hypoxie: Normaal P(A-a)O 2 past bij hypoventilatie Verhoogd P(A-a)O 2 past bij intrapulmonale gaswisselingsstoornis V E/VCO 2 Verhoogd (op AT >36): Bij lage PaCO 2 : hyperventilatie Bij normale of verhoogde PaCO 2 : dode ruimte Laag (<22) Hypoventilatie VD/VT, verhoogd wanneer > 25% tijdens maximale inspanning P(a ET)CO 2 : past bij ongelijkmatige circulatie P(ET E)CO 2 : past bij ongelijkmatige ventilatie Normaal Emfyseem 21 SaO 2 Toename tijdens inspanning: verbetering V/Q-ratios Geleidelijke afname: progressieve diffusiestoornis bij toename cardiac output 22 4

Ergometrie: interpretatie. Strategie. Volgorde. Fietsergometrie: Interpretatie op Tijdbasis. Waarom alle variabelen als functie van de tijd?

Ergometrie: interpretatie. Strategie. Volgorde. Fietsergometrie: Interpretatie op Tijdbasis. Waarom alle variabelen als functie van de tijd? Ergometrie: interpretatie Fietsergometrie: Interpretatie op Tijdbasis NVALT Assistentendag Juni 11 j.g.vanden.aardweg@mca.nl Hart-Long Centrum Medisch Centrum Alkmaar 1 2 Strategie 1. Logische en consequente

Nadere informatie

Mevr. A, 38 jaar. Inspanningstesten bij pulmonale vasculaire ziekten. Conclusie 27/11/2017. Mevr. A, 38 jaar Eerste hart-longhulp PET-CT

Mevr. A, 38 jaar. Inspanningstesten bij pulmonale vasculaire ziekten. Conclusie 27/11/2017. Mevr. A, 38 jaar Eerste hart-longhulp PET-CT Mevr. A, 38 jaar Inspanningstesten bij pulmonale vasculaire ziekten Verpleegkundige, vraagt via de wandelgangen een X-thorax aan: Mathias Leys Joost van den Aardweg Mevr. A, 38 jaar Eerste hart-longhulp

Nadere informatie

Bloedgassen. Homeostase. Ronald Broek

Bloedgassen. Homeostase. Ronald Broek Bloedgassen Homeostase Ronald Broek Verstoring Homeostase Ziekte/Trauma/vergiftiging. Geeft zuur-base en bloedgasstoornissen. Oorzaken zuur-base verschuiving Longemfyseem. Nierinsufficientie Grote chirurgische

Nadere informatie

Celademhaling & gisting

Celademhaling & gisting Celademhaling & gisting Tekst voor de leerlingen V. Rasquin - 1 - DISSIMILATIE - TEKST VOOR DE LEERLINGEN celademhaling & GISTING Wij weten dat heel wat processen endergonisch zijn (ze vergen energie).

Nadere informatie

Zuurbase evenwicht. dr Bart Bohy http://www.medics4medics.com

Zuurbase evenwicht. dr Bart Bohy http://www.medics4medics.com Zuurbase evenwicht 1 Zuren 2 Base 3 4 5 6 7 oxygenatie / ventilatie 8 9 Arteriële bloedgaswaarden Oxygenatie PaO2: 80-100mmH2O SaO2: 95-100% Ventilatie: PaCO2: 35-45mmHg Zuur-base status ph: 7.35-7.45

Nadere informatie

Metabolisme koolhydraten RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 5

Metabolisme koolhydraten RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 5 RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 5 Inhoud Aerobe glycolyse Glycogenolyse Cori cyclus Aerobe glycolyse aerobe glycolyse NADH, vormen voor respiratoire keten Voorwaarde NAD + moet beschikbaar zijn, NADH

Nadere informatie

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk 5. 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk 5. 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem Inspanningsfysiologie Hoofdstuk 5 Energiesystemen 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem Fosfaatpool Anaërobe alactische systeem Energierijke fosfaatverbindingen in de cel Voorraad ATP en

Nadere informatie

Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner

Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie Bart van Silfhout Ventilation Practitioner Doel & inhoud Het uitwisselen van ideeën, kennis en gedachten en vooral een leuke voordracht!!! Gasuitwisseling

Nadere informatie

Inspanningsfysiologie Rhijn Visser, sportarts Beatrix Ziekenhuis Gorinchem

Inspanningsfysiologie Rhijn Visser, sportarts Beatrix Ziekenhuis Gorinchem Inspanningsfysiologie Rhijn Visser, sportarts Beatrix Ziekenhuis Gorinchem SMA Middenrivierengebied Gorinchem 2015 Jaarlijks aantal sportblessures Alle Blessures: 4.500.000 Behandelingen: 1.900.000 Ziekenhuisopnames:

Nadere informatie

Hyperglycemie Keto-acidose

Hyperglycemie Keto-acidose Hyperglycemie Keto-acidose Klinische les Marco van Meer SJG 20 06 2007 (acute) ontregeling van diabetes Doel Op het einde van mijn presentatie is jullie kennis over glucose huishouding en ketoacidose weer

Nadere informatie

Inspanningsfysiologie Victor Niemeijer, sportarts

Inspanningsfysiologie Victor Niemeijer, sportarts Inspanningsfysiologie Victor Niemeijer, sportarts 18 e Grande Conference Verona 2012 Algemene veranderingen tijdens inspanning Binnen enkele seconden: Hartfrequentie neemt toe Ventilatie neemt toe Zuurstofopname

Nadere informatie

Energie systemen v/h lichaam. Door: Theo Baks, Hennie Lensink

Energie systemen v/h lichaam. Door: Theo Baks, Hennie Lensink Energie systemen v/h lichaam Door: Theo Baks, Hennie Lensink DATUM: 21-2-2014 Inleiding De bloedglucose van een gezond lichaam zit tussen 4/9 mmol/l lactaat. Net als vuur voor verbranding zuurstof nodig

Nadere informatie

Bloedgasanalyse. Doelstelling. Bloedgasanalyse. 4 mei 2004 Blad 1. Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht. Zuur base evenwicht Oxygenatie

Bloedgasanalyse. Doelstelling. Bloedgasanalyse. 4 mei 2004 Blad 1. Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht. Zuur base evenwicht Oxygenatie Bloedgasanalyse Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht Doelstelling De student kan de 4 stoornissen in het zuurbase evenwicht benoemen. De student kan compensatiemechanismen herkennen en benoemen. De

Nadere informatie

4. Toevoeging van een ontkoppelaar zal in mitochondrien de snelheid van NADH consumptie doen en de snelheid van ATP synthese doen

4. Toevoeging van een ontkoppelaar zal in mitochondrien de snelheid van NADH consumptie doen en de snelheid van ATP synthese doen 1. Ontkoppeling van mitochondriale oxidatieve fosforylatie a. laat nog steeds mitochondriale ATP vorming toe, maar zal het verbruik van O 2 doen stoppen b. zal alle mitochondriale metabolisme doen stilvallen

Nadere informatie

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen.

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen. Respiratie 2 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 Het uitwisselingsproces van O 2 en CO 2 tussen de cellen en de bloedbaan vindt eerder

Nadere informatie

Wanneer is een circulatie slecht?

Wanneer is een circulatie slecht? Wanneer is een circulatie slecht? Prof. Dr. J.G. van der Hoeven Afdeling Intensive Care UMC St Radboud Venticare 2010 1 Analyse Inotropicum Vaatverwijder Combinatie Geen actie Nee Is er een probleem met

Nadere informatie

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem Take-home toets Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem 1. Welke van de onderstaande spieren speelt (spelen) een rol bij de ademhaling? a. diafragmaspieren b.

Nadere informatie

Mitochondriële ziekten

Mitochondriële ziekten Mitochondriële ziekten Stofwisseling NCMD Het Nijmeegs Centrum voor Mitochondriële Ziekten is een internationaal centrum voor patiëntenzorg, diagnostiek en onderzoek bij mensen met een stoornis in de mitochondriële

Nadere informatie

Anatomie en Fysiologie

Anatomie en Fysiologie Anatomie en Fysiologie Dolf Weller - Ventilation Practitioner Maasstad Ziekenhuis 10 februari 2017 B2B, Anatomie en Fysiologie, Dolf Weller, Ventilation Practitioner 1 Inhoud Regulatie ademhaling Anatomie

Nadere informatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme:

Nadere informatie

Koffie Nog maar 1u 25 min.

Koffie Nog maar 1u 25 min. Koffie Nog maar 1u 25 min. 1 Anatomie en Fysiologie Dolf Weller - Ventilation Practitioner Maasstad Ziekenhuis Back 2 Basic 2018 2 Inhoud Regulatie ademhaling Anatomie luchtwegen/longen Diffusie/perfusie

Nadere informatie

bloedgassen Snelle interpretatie

bloedgassen Snelle interpretatie bloedgassen Snelle interpretatie Wat is de Ph Het aantal waterstofionen (H+) geteld per ml water. Hoeveel waterstofionen komen er bij een reactie vrij of gaan er verloren en/of hoeveel waterstofionen worden

Nadere informatie

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Celstofwisseling I Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Inleiding 1-12 Deze module gaat over de omzetting van voedsel in energie

Nadere informatie

Goede en langdurige training leidt onder meer tot de volgende aanpassingen van de spieren en het cardiovasculaire systeem.

Goede en langdurige training leidt onder meer tot de volgende aanpassingen van de spieren en het cardiovasculaire systeem. Het Geheim van Wielrennen Sportfysiologie bij wielrennen In dit artikel gaan we nader in op de effecten van training op ons lichaam. We zagen eerder al in onze artikelen op TriPro dat training leidt tot

Nadere informatie

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106.

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106. Examentrainer Vragen Fotosynthese Vanuit tussenproducten van de fotosynthese worden niet alleen koolhydraten gevormd, maar ook vetten, vetzuren, aminozuren en andere organische zuren. Dag- en seizoensgebonden

Nadere informatie

Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST,

Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, 26-09-2014 1. Tijdens fotosynthese ontstaat O 2. Uit welke grondstof(fen) wordt dit O 2 gevormd? De reactie vereist energie. Hoeveel moleculen ATP worden

Nadere informatie

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

Mitochondriële ziekten Stofwisseling Mitochondriële ziekten Stofwisseling Deze folder maakt deel uit van een serie over mitochondriële aandoeningen. In deze folder leest u meer over de stofwisseling. De stofwisseling is niet eenvoudig daarom

Nadere informatie

Bij een metabole acidose is er een daling van de ph en het bicarbonaatgehalte. Compensatoir kan het CO2 gehalte in het bloed dalen.

Bij een metabole acidose is er een daling van de ph en het bicarbonaatgehalte. Compensatoir kan het CO2 gehalte in het bloed dalen. ZUUR BASE EVENWICHT Afwijkingen in het zuur base evenwicht worden onderverdeeld in respiratoire en metabole acidose, respiratoire en metabole alkalose en gemengde aandoeningen. 1.1 Respiratoire acidose

Nadere informatie

Longemfyseem is bij ouderen een van de belangrijkste oorzaken van kortademigheid en gebrek aan uithoudingsvermogen.

Longemfyseem is bij ouderen een van de belangrijkste oorzaken van kortademigheid en gebrek aan uithoudingsvermogen. Examentrainer Vragen Longemfyseem Longemfyseem is bij ouderen een van de belangrijkste oorzaken van kortademigheid en gebrek aan uithoudingsvermogen. Het ontstaan van longemfyseem is een complex proces.

Nadere informatie

Grijze stof wordt gevormd door de cellichamen van de neuronen en de dendrieten

Grijze stof wordt gevormd door de cellichamen van de neuronen en de dendrieten I hated every minute of training, but I said, "Don't quit. Suffer now and live the rest of your life as a champion. Muhammad Ali Bart van der Meer WM/SM - theorieles 14 Amice Bewerkt door Reina Welling

Nadere informatie

De kwantitatieve meeting is bv. bij de Corpuls 3 of de Corpuls 08/16 in de hoofdstroom en bij de Lifepak 12 in de sidestream.

De kwantitatieve meeting is bv. bij de Corpuls 3 of de Corpuls 08/16 in de hoofdstroom en bij de Lifepak 12 in de sidestream. 4.6. CO 2 en capnografie: Het afblazen van CO 2 is naast de oxygenatie de tweede component van de ventilatie en kan op verschillende manieren gemeten worden. Alleen kwalitatief bijvoorbeeld via de Easycap

Nadere informatie

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie. Samenvatting door L. 1850 woorden 17 december 2012 4,5 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Vrije en gebonden energie. Vrije energie (kinetische energie) komt voor als warmte en

Nadere informatie

4. deleted. 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat

4. deleted. 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat a. bij de hydrolyse van ATP warmte vrijkomt b. de hydrolyse van ATP de entropie doet toenemen c. ATP sterk bindt aan het substraat van enzymen d. ATP thermodynamisch

Nadere informatie

1. Trainingsleer. AWI opleiding Trainingsleer

1. Trainingsleer. AWI opleiding Trainingsleer 1. Trainingsleer AWI opleiding Trainingsleer Onderwerpen Algemene fysiologie Fysiologie en wandelen Energiesystemen Trainingswetten Fysiologie Algemene fysiologie Inspanning heeft direct invloed op: Bloedsomloop

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden)

Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden) Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden) Dit hoofdstuk bevat een Nederlandse samenvatting van het proefschrift, getiteld: Voedingsinterventie bij patiënten met Complex I Deficiëntie: een rol voor

Nadere informatie

Chapter. De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie. Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie. Nederlandse samenvatting

Chapter. De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie. Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting De Longcirculatie in Pulmonale Hypertensie Nieuwe inzichten in Rechter Ventrikel- & Longfysiologie Samenvatting Pulmonale arteriële hypertensie is een ziekte van de longvaten,

Nadere informatie

Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1

Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1 Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1 Dyspnoe bij inspanning is één van de belangrijkste klachten van patiënten met een longziekte. Het inspanningsonderzoek kan dan ook een belangrijke rol spelen

Nadere informatie

Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03. Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30

Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03. Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30 Tussentoets Long (TT-2) Hart en Long 8WA03 Woensdag 3 april 2013 8.45-10.30 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator

Nadere informatie

Gezondheid & Voeding

Gezondheid & Voeding kokosolie voor minder vet in de taille Kokosolie staat bekend als een van de gezondste vetten in de wereld. Ondanks dat vele, waar onder het Voedingscentrum, roepen dat verzadigd vet ongezond is, maar

Nadere informatie

MyAirvo bij COPD: Hoge flow in combinatie met optimale bevochtiging, een ideale combinatie? Hoe werkt het: Theorie en Praktijk

MyAirvo bij COPD: Hoge flow in combinatie met optimale bevochtiging, een ideale combinatie? Hoe werkt het: Theorie en Praktijk MyAirvo bij COPD: Hoge flow in combinatie met optimale bevochtiging, een ideale combinatie? Hoe werkt het: Theorie en Praktijk K. Cové BDM Ventilation & Respiratory Care Agenda COPD in het kort MyAivo

Nadere informatie

Introductie. Inspanningsfysiologie Duursport. Guido Vroemen. Guido Vroemen Sportarts Medisch Bioloog Triathlon Trainer SMA MIDDEN NEDERLAND

Introductie. Inspanningsfysiologie Duursport. Guido Vroemen. Guido Vroemen Sportarts Medisch Bioloog Triathlon Trainer SMA MIDDEN NEDERLAND Introductie Sportarts Medisch Bioloog Triathlon Trainer SMA MIDDEN NEDERLAND Begeleiding: Roompot Oranje Peloton Team4Talent Bondsarts NTB Individuele atleten WWW.SPORTARTS.ORG Inspanningsfysiologie Duursport

Nadere informatie

NVZF Jaarcongres 2011 Inspanningstesten en hun klinische betekenis bij COPD

NVZF Jaarcongres 2011 Inspanningstesten en hun klinische betekenis bij COPD NVZF Jaarcongres 2011 Inspanningstesten en hun klinische betekenis bij COPD dr. A.J. van t Hul Schoondonck-centrum voor Longrevalidatie Brabantlaan 1 4817 JW Breda 076-533 14 54 a.vanthul@rcbreda.nl Basis

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

ZUURBASE. Praktisch bekeken

ZUURBASE. Praktisch bekeken ZUURBASE Praktisch bekeken Bloedgasafwijkingen en Electrolytstoornissen Enerzijds handteken van ziekte (hulp in diagnose) Anderzijds mogelijk (urgente) pathologie op zich (? nood aan behandeling) BEHANDELING

Nadere informatie

Interpretatie van arteriële bloedgassen

Interpretatie van arteriële bloedgassen Interpretatie van arteriële bloedgassen Prof. Dr. Walter Vincken, Diensthoofd Pneumologie en Slaaplabo Volwassenen, AZ VU Brussel, België Inhoud: Inleiding A. Hypercapnie B. Hypoxemie C. Hypocapnie D.

Nadere informatie

Respiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen

Respiratie 3. Functie en bouw van de luchtwegen Respiratie 3 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 5+6 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 De totale dode ruimte is in rust kleiner dan bij inspanning. De anatomische dode

Nadere informatie

Anaëroob a-lactisch Anaëroob lactisch Aërobe systeem

Anaëroob a-lactisch Anaëroob lactisch Aërobe systeem Anaëroob a-lactisch Afbraak ATP (voedsel van de spier) en creatinefosfaat. Waarbij geen zuurstof nodig is. Geen vorming van lactaat/melkzuur Maximale inspanning 20 seconde Ontwikkelen van veel snelheid

Nadere informatie

TUSSENTOETS. Inleiding Inspanningsfysiologie Donderdag 1 oktober 2009, uur. Vakcode: Algemene Informatie

TUSSENTOETS. Inleiding Inspanningsfysiologie Donderdag 1 oktober 2009, uur. Vakcode: Algemene Informatie TUSSENTOETS Inleiding Inspanningsfysiologie 2009 Donderdag 1 oktober 2009, 11.00-12.45 uur Vakcode: 900115 Docent: K. Gerrits Algemene Informatie Dit tentamen bestaat uit 30 meerkeuze vragen en 3 open

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte Samenvatting door E. 1500 woorden 6 maart 2014 5,7 16 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Energie en warmte 3.1 warmte

Nadere informatie

Sport hoogte RozenbergSport.nl 5 april 2012 pagina 1 / 5

Sport hoogte RozenbergSport.nl 5 april 2012 pagina 1 / 5 RozenbergSport.nl 5 april 2012 pagina 1 / 5 Inhoud Geografie waarden Onder water waarden effecten Acute effecten Hormonaal Metabolisme Inspanning & spier Cardiovasculair Pulmonaal Hematologisch Chronische

Nadere informatie

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.

Een persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak. Examentrainer Vragen Hyperventilatie Het overmatig snel verversen van de lucht in de longen wordt hyperventilatie genoemd. Door bewust of onbewust snel in en uit te ademen, daalt de concentratie van CO

Nadere informatie

HET ADEMHALINGSSTELSEL

HET ADEMHALINGSSTELSEL HET ADEMHALINGSSTELSEL ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Functies van het ademhalingsstelsel De functies van het ademhalings-stelsel Gasuitwisseling tussen bloed en lucht Verplaatsen van lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Ergometrie Aeroob RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 7

Ergometrie Aeroob RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 7 RozenbergSport.nl 2012 pagina 1 / 7 Inhoud Spiro-ergometrie Getraindheid Aeroob vermogen Pulmonaal Wasserman Hematologisch Myogeen Obesitas Spiro-ergometrie Test maximaal? Test maximaal? HF max = 220 -

Nadere informatie

Voorwoord 10. Inleiding 11. 1 Inleiding in de module inspanning 1 5

Voorwoord 10. Inleiding 11. 1 Inleiding in de module inspanning 1 5 Inhoud 5 Inhoud Voorwoord 10 Inleiding 11 module i aanpassen aan inspannen 1 Inleiding in de module inspanning 1 5 2 Energielevering bij inspanning 1 7 2.1 Bewegen kost energie 1 7 2.1.1 Energie, arbeid,

Nadere informatie

vwo gaswisseling en ademhaling 2010

vwo gaswisseling en ademhaling 2010 vwo gaswisseling en ademhaling 2010 Machinale kunstmatige beademing Machinale kunstmatige beademing wordt toegepast als een patiënt, bijvoorbeeld tijdens of na narcose, niet zelf kan ademhalen. De principes

Nadere informatie

Tentamen BIOCHEMIE. (MST-BCH-0708FWN dinsdag 29 januari 2008)

Tentamen BIOCHEMIE. (MST-BCH-0708FWN dinsdag 29 januari 2008) Tentamen BIOCHEMIE (MST-BCH-0708FWN dinsdag 29 januari 2008) Enzymkinetiek en Signaaltransductie 1a Geef twee redenen waarom de snelheid v 0 van een enzymgekatalyseerde reactie S P wordt gemeten op t =

Nadere informatie

Studiehandleiding Biochemie I

Studiehandleiding Biochemie I Studiehandleiding Biochemie I 2006-2007 1 Proeftentamen Biochemie I 1. Vul de juiste term uit de lijst op de open plaatsen in onderstaande tekst in. Elke term mag maar éénmaal worden gebruikt maar niet

Nadere informatie

CLINIC PARELLOOP 2019 EFFECTIEF TRAINEN MET HARTSLAGMETER

CLINIC PARELLOOP 2019 EFFECTIEF TRAINEN MET HARTSLAGMETER CLINIC PARELLOOP 2019 EFFECTIEF TRAINEN MET HARTSLAGMETER ENERGIESYSTEMEN Fosfaatsysteem Melkzuursysteem Zuurstofsysteem FOSFAAT SYSTEEM Anaeroob (zonder zuurstof) Alactisch Duurt bij maximale sprint 14

Nadere informatie

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart) Bacterie cel: prokaryoot: geen kern, geen chromosomen zoals wij ze kennen maar cirkelvormig Chromosoom: dus wel DNA Sommige autotroof: als ze pigmenten hebben waarmee ze fotosynthese kunnen uitvoeren Meeste

Nadere informatie

mitochondria kern vet Het verschil in functie van witte en bruine vetcellen komt tot uiting in de verschillen in bouw van beide celtypen.

mitochondria kern vet Het verschil in functie van witte en bruine vetcellen komt tot uiting in de verschillen in bouw van beide celtypen. Bruin vet In de winter kun je een minder warme trui aantrekken en de thermostaat een graadje lager zetten. Bruin vet zorgt er dan voor dat je extra vet verbrandt om warmte op te wekken. Maar lukt het ook

Nadere informatie

Vraag 1: Welk onderzoek laat u verrichten om pulmonale hypertensie aan te tonen of uit te sluiten?

Vraag 1: Welk onderzoek laat u verrichten om pulmonale hypertensie aan te tonen of uit te sluiten? ROIG 22-11-06 Leerstof Murray and Nadels s textbook of respiratory medicine, 4 de editie Volume 1 Hfst 4: Ventilation, blood flow and gas exchange Hfst 24: Pulmonary function testing Hfst 36 en 37: COPD

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting door een scholier 1466 woorden 13 juni 2006 5,6 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Thema 1 Stofwisseling Doelstelling

Nadere informatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Samenvatting door A. 1427 woorden 12 april 2013 6,5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie H3 - Energie 1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Stofwisseling (metabolisme):

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting voor geïntereseerden buiten dit vakgebied

Nederlandse samenvatting voor geïntereseerden buiten dit vakgebied Hoofdstuk 8 Nederlandse samenvatting voor geïntereseerden buiten dit vakgebied Alle levende wezens zijn opgebouwd uit cellen. Het menselijk lichaam heeft er 10 14 oftewel rond de 100 biljoen, terwijl bacteriën

Nadere informatie

Lactaatanalyse met INSCYD software

Lactaatanalyse met INSCYD software Lactaatanalyse met INSCYD software Wat is lactaat? Stelling Waar Niet waar Lactaat is een afvalstof Lactaatopstapeling is de oorzaak van het brandend spiergevoel Hoe lager de lactaatproductie, hoe beter

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

Cellen aan de basis.

Cellen aan de basis. Cellen aan de basis. Cellen aan de basis In het thema cellen aan de basis vinden we twee belangrijke thema s uit biologie voor jou terug. 1. Organen en cellen (thema 1 leerjaar 3) 2. Stofwisseling (thema

Nadere informatie

Samenvatting. Chapter 8

Samenvatting. Chapter 8 Samenvatting Chapter 8 154 Het dopaminerge systeem is betrokken bij de controle over een heel scala aan fysiologische functies, variërend van motorische activiteit tot de productie van hormonen en het

Nadere informatie

Achtergronden bij het Metabolaspel

Achtergronden bij het Metabolaspel Achtergronden bij het Metabolaspel Colofon Naar idee: dr. M. Lopes Cardozo, Universiteit Utrecht prof. dr. M.C.E. van Dam Mieras, Universiteit Leiden Projectleiding: J. Berkhout, Open Universiteit Nederland

Nadere informatie

Antwoordvel Longquiz. Dat geldt zowel iedereen (ongeachte je gezondheid of conditie voor je met oefenen begon)

Antwoordvel Longquiz. Dat geldt zowel iedereen (ongeachte je gezondheid of conditie voor je met oefenen begon) Antwoordvel Longquiz 1. Uit welke onderdelen bestaan de luchtwegen? a. Neus, mond, luchtpijp, bronchiën, luchtblaasjes b. neus, mond, luchtpijp, bronchiën, luchtblaartjes c. neus, mond, luchtpijp, bronchiën,

Nadere informatie

15-07-2012. Voedingsadvies bij de ziekte van McArdle

15-07-2012. Voedingsadvies bij de ziekte van McArdle 15-07-2012 Voedingsadvies bij de ziekte van McArdle Ziekte-informatie De ziekte van McArdle behoort tot de glycogeenstapelingsziekten. Er is sprake van een tekort aan fosforylase in de spiercel. De ziekte

Nadere informatie

ph pco 2 po 2 BE SaO2

ph pco 2 po 2 BE SaO2 ph pco 2 po 2 HCO BE SaO2 zuurgraad bloed maat voor partiële koolzuurspanning (H 2 CO ) partiële zuurstofspanning bicarbonaat base excess arteriële zuurstofsaturatie (O 2 verzadiging van Hb) Birgit Nienhaus

Nadere informatie

Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie

Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Elektronen-transportketen 1. Van enkele processen in

Nadere informatie

Analyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek

Analyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek Analyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek Fellowonderwijs Intensive Care UMC St Radboud De relatie tussen ph en [H + ] ionen 300 250 [H + ] nmol/l 200 150 100 50 0 6,4 6,6 6,8 7 7,2 7,4 7,6 7,8 ph

Nadere informatie

Een intensieve extensieve interval

Een intensieve extensieve interval Een intensieve extensieve interval Interval trainingen: Wat is het doel, hoe werkt het? Hoe pas je ze in je trainingsprogramma? 2 Wat gaan we doen? Energiesystemen: Welke kennen we? Wanneer gebruiken we

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling Wat is stofwisseling? Wat is stofwisseling? Stofwisseling of metabolisme is het geheel van chemische processen in een levend organisme of in levende cellen Een organisme

Nadere informatie

Hoogteziekte. PHC cursus 1-6 april 2018 Stichting Kilimanjaro Paramaribo, Suriname

Hoogteziekte. PHC cursus 1-6 april 2018 Stichting Kilimanjaro Paramaribo, Suriname Hoogteziekte PHC cursus 1-6 april 2018 Stichting Kilimanjaro Paramaribo, Suriname Hoe hoog is hoog? High altitude : 1500-3000m Very high altitude : 3000-5000m Extreme altitude : above 5000m Death zone

Nadere informatie

PERINATAL CHANGES IN MYOCARDIAL METABOLISM IN LAMBS. Appendices. Beatrijs Bartelds

PERINATAL CHANGES IN MYOCARDIAL METABOLISM IN LAMBS. Appendices. Beatrijs Bartelds PERINATAL CHANGES IN MYOCARDIAL METABOLISM IN LAMBS Appendices Beatrijs Bartelds Appendices Nederlandse Samenvatting De hartspier van volwassenen verbrandt vooral langketenvetzuren. Wat de hartspier verbrandt

Nadere informatie

Neurotraumatologie. Prof. Dr. J.G. van der Hoeven UMC ST Radboud Nijmegen 12.05-12.50

Neurotraumatologie. Prof. Dr. J.G. van der Hoeven UMC ST Radboud Nijmegen 12.05-12.50 Neurotraumatologie Prof. Dr. J.G. van der Hoeven UMC ST Radboud Nijmegen 12.05-12.50 1 Primair letsel A-B-C-D-E Uitsluiten chirurgisch letsel Voorkomen secundaire schade Beperken O2 verbruik hersenen Normo-/hypothermie

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting hoofdstuk 1 127

Samenvatting Samenvatting hoofdstuk 1 127 125 Samenvatting Het metabool syndroom is een clustering van risicofactoren, zoals overgewicht/obesitas, verhoogd cholesterol, hoge bloeddruk (hypertensie) en metabole insulineresistentie (verminderde

Nadere informatie

2.1 Verstoord evenwicht protease-antiprotease

2.1 Verstoord evenwicht protease-antiprotease Roken is verreweg de belangrijkste risicofactor. Andere risicofactoren zijn: beroepen of hobby s met regelmatige blootstelling aan kleine deeltjes (fijnstof ) en (zelden) een familiair voorkomend enzymtekort

Nadere informatie

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1 de cel Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende onderdelen van een cel. We bespreken het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 9 Nederlandse Samenvatting F.S. de Man 1,2, N. Westerhof 1,2, A. Vonk-Noordegraaf 1 Departments of 1 Pulmonology and 2 Physiology, VU University Medical Center / Institute for Cardiovascular Research,

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Cellen

Examen Voorbereiding Cellen Examen Voorbereiding Cellen Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 Cellen Begrippenlijst: Begrip Organellen Plastiden Stamcellen Embryonale stamcellen Adulte stamcellen Endoplasmatisch reticulum

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval?

Patiënteninformatie. Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel. Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval? Patiënteninformatie Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel Wat is hyperventilatie, wat zijn symptomen en hoe bestrijd je een aanval? Hyperventilatie, een adembenemend verschijnsel Wat is hyperventilatie,

Nadere informatie

biologie vwo 2018-I Hoogteziekte

biologie vwo 2018-I Hoogteziekte Hoogteziekte Wandelen en klimmen hoog in de bergen is niet zonder risico s. Een daarvan is hoogteziekte. Zonder adequaat handelen kan hoogteziekte een dodelijke afloop hebben. Naarmate je hoger komt neemt

Nadere informatie

Ventilatie en oxygenatie

Ventilatie en oxygenatie Published on Medics4medics.com (http://www.medics4medics.com) Home > Pneumologie > Ventilatie en oxygenatie Videos VIDEO http://www.medics4medics.com/sites/default/files/styles/thumb/public/video_embed_field_thumbnails/youtube/vniitxul0za.jpg?itok=9ih5sl2s

Nadere informatie

SEMESTER 1, BLOK B SIMULATIE

SEMESTER 1, BLOK B SIMULATIE INLEIDING In deze workshop gaan we met behulp van Excel een simulatie uitvoeren die betrekking heeft op chemische omzettingen en het schoonspoelen van een reactorsysteem. We bekijken dan wat er gebeurt

Nadere informatie

vwo hormoonstelsel 2010

vwo hormoonstelsel 2010 vwo hormoonstelsel 2010 Integratie In onderstaande afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het

Nadere informatie

dieren, dan door een grotere activiteit per cel. In hoofdstuk 5 wordt de invloed van phenobarbital en methylcholanthreen beschreven.

dieren, dan door een grotere activiteit per cel. In hoofdstuk 5 wordt de invloed van phenobarbital en methylcholanthreen beschreven. SAMENVATTING In dit proefschrift wordt een verslag gegeven van een aantal experimenten welke gedaan worden om te onderzoeken of er enzymhistochemische en/of andere morfologische criteria zqn te vinden

Nadere informatie

Juist trainen: een kunst! Bert Celie Inspanningsfysiologie

Juist trainen: een kunst! Bert Celie Inspanningsfysiologie Juist trainen: een kunst! Bert Celie Inspanningsfysiologie I. Training: Een exacte wetenschap? 2 sessies: Eerste sessie (Algemeen): Algemene fysiologische principes Algemene principes testing Algemene

Nadere informatie

Zuur-base evenwicht Intoxicaties. J.G. van der Hoeven UMC St Radboud, Nijmegen

Zuur-base evenwicht Intoxicaties. J.G. van der Hoeven UMC St Radboud, Nijmegen Zuur-base evenwicht Intoxicaties J.G. van der Hoeven UMC St Radboud, Nijmegen 1 Casus Vrouw 21 jaar - recente diagnose leukemie Opname koorts, dyspneu en hypotensie T 41 0 C - pols 135 - RR 80/40 - AF

Nadere informatie

Eindexamen vwo scheikunde I

Eindexamen vwo scheikunde I Waterstof uit afvalwater 1 maximumscore 4 C 6 H 1 O 6 + 4 H O 4 H + CH COO + HCO + 4 H + molverhouding CH COO : HCO = 1 : 1 en C balans juist 1 coëfficiënt voor H + gelijk aan de som van de coëfficiënten

Nadere informatie

2 Energielevering bij inspanning

2 Energielevering bij inspanning 2 Energielevering bij inspanning Drie sporters van atletiekvereniging De Volharding praten in de kantine na over hun prestaties en komen op het onderwerp energievoorraden en presteren. De twee duurlopers

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Archaea en hyperthermofielen De levende organismen op onze aarde kunnen verdeeld worden in twee groepen, de prokaryoten en de eukaryoten. Eukaryote cellen hebben een celkern, een

Nadere informatie

2 Energielevering bij inspanning

2 Energielevering bij inspanning 2 Energielevering bij inspanning 2.1 Bewegen kost energie Iedereen heeft een groot scala aan bewegingsmogelijkheden en bewegen kan op heel verschillende inspanningsniveaus plaatsvinden. Dagelijkse activiteiten

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe Anatomie / fysiologie Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe FHV2009 / Cxx53_5_6 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Taken circulatiestelsel Voedingsstoffen, nadat ze verteerd (in stukken gedeeld) zijn, opnemen

Nadere informatie