ACTIVITEITENKAARTEN MIDDENBOUW

Transcriptie

1 ACTIVITEITENKAARTEN MIDDENBOUW Tijdens de gymles - Op het schoolplein - Beweegtussendoortjes Aandachtspunten bij de activiteitenkaarten: Sommige activiteiten kunnen zowel binnen als buiten gebruikt worden. Verzin je zelf een leuke variant? Schrijf hem op en bewaar het bij deze kaarten. Zo krijg je een steeds grotere collectie van activiteiten om uit te kiezen. Zorg voor voldoende materialen. Als je ieder kind in beweging wilt krijgen moeten ze ook allemaal over het materiaal kunnen beschikken. Deze activiteitenkaarten zijn samengesteld door Nicole Nijholt van de Ven, MSEN.

2 - 2 - TOELICHTING DOEL Het doel van de activiteitenkaarten is om op een makkelijke manier, kinderen in beweging te brengen. De activiteitenkaarten zijn gesorteerd per materiaal. Sommige beweegactiviteiten zijn om de balans te verbeteren, anderen voor de oog handcoördinatie, oog voetcoördinatie of kracht. Er kunnen verschillende beweeggebieden aan bod komen met één soort materiaal. Achter iedere opdracht staat kort aangegeven welk ontwikkelinsgebied aan bod komt. VAN MAKKELIJK NAAR MOEILIJK De opdrachten zijn van makkelijk naar moeilijk beschreven. Begin bij de jongste kinderen bij opdracht 1. Bij oudere kinderen kun je ook wat opdrachtjes overslaan als ze te eenvoudig zijn. Tijdens een gymles kun je alle opdrachtjes achter elkaar gebruiken en als beweegtussendoortje kun je ook 1 of 2 opdrachten kiezen. SCHEMA Er is een voorbeeldschema toegevoegd wat je kunt gebruiken om de kaarten gedurende het schooljaar in te zetten. Zodat je zeker weet dat alles aan bod komt en er netjes gerouleerd wordt tussen groep 3, 4 en 5. PARACHUTE De parachute is lastig in te zetten in de klas, want deze is behoorlijk groot! De activiteiten met de parachute zijn als extra onderdeel bijgevoegd en niet in het schema opgenomen. Ideaal om buiten te gebruiken als het lekker weer is of tijdens een gymles.

3 - 3 - INHOUDSOPGAVE Kaartnummer Materiaal / onderdeel Pagina 1 Ballonvolleybal en ballonvoetbal 4 2 Ballon in combinatie met andere materialen 6 3 Ballen 7 4 Gevulde flesjes 8, 9 5 Pittenzakjes 10 6 Jongleerdoeken 11 7 Panty en bal 12 8 Tafeltennisballetjes 13 9 Zonder materialen 14 X1 Extra parachute 15 X2 Roulatieschema 16 X3 Materialenlijst 17

4 Ballonvolleybal en ballonvoetbal 1.1 Ballonvolleybal VOORBEREIDING Geef ieder kind een eigen ballon. Misschien kunnen ze de ballon zelf al opblazen en hoef je alleen de knopen te maken. Als ze de ballonnen niet op kunnen blazen is het handig als je ze opgeblazen klaar hebt liggen omdat het behoorlijk wat tijd kost als je het ter plekke nog moet doen. Probeer ze dan ook ergens te bewaren, zodat je ze vaker kunt gebruiken. OPDRACHT 1 (oog handcoördinatie en timing) Hou de ballon zo lang mogelijk in de lucht. Op welke manier ze het doen is nog niet belangrijk. Kijk goed wat de kinderen kunnen. OPDRACHT 2 (oog handcoördinatie en timing) Laat een kind een voorbeeld geven. Heb je net gezien dat een kind de ballon met 1 hand omhoog kan tikken? Laat dit kind het voordoen en de rest doet het na. OPDRACHT 3 (oog handcoördinatie, timing, loskoppelen linker en rechter hand, inzet minder sterke hand) Wie kan de ballon omhoog tikken door de linker en rechterhand afwisselend te gebruiken? OPDRACHT 4 (afhankelijk van opdracht) Wie kan een andere manier verzinnen om de ballon hoog te houden met de handen? OPDRACHT 5 (samenwerken, timing, oog handcoördinatie, omgaan met complexe opdracht) Maak een tweetal en probeer 1 ballon over te spelen. Probeer erna 2 ballonnen over te spelen. Zorg er in ieder geval voor dat de ballonnen zo lang mogelijk in de lucht blijven. OPDRACHT 6 (samenwerken, timing, oog handcoördinatie, omgaan met complexe opdracht) Maak een drietal en probeer 3 ballonnen samen in de lucht te houden. Het maakt niet uit wie welke ballon raakt. Maak het erna moeilijker door de ballonnen in een vaste volgorde rond te spelen. Meer vormen om het moeilijker te maken: je mag de ballon maar 1x raken, ballonnen met een viertal rondspelen, met een vijftal, of in een grote kring met nog meer kinderen.

5 - 5 - Kaart 1 Ballonvoetbal OPDRACHT 1 (oog voetcoördinatie, balans, timing) Probeer met je voet/been/knie/hoofd de ballon in de lucht te houden. De manier waarop maakt nog niet zoveel uit. Om het makkelijker te maken kun je een touwtje of lintje (cadeaulint werkt prima) aan de ballon knopen. Het kind kan de ballon vasthouden en na het schoppen blijft die dicht in de buurt. OPDRACHT 2 (oog voetcoördinatie, balans, timing) Probeer zo vaak mogelijk de ballon in de lucht te houden zoals hierboven beschreven. Tel hoe vaak het is gelukt. Kleine kinderen mogen door gaan met tellen als de ballon de grond raakt. Oudere kinderen moeten opnieuw beginnen met tellen als de ballon de grond raakt. OPDRACHT 3 (timing, samenwerking, oog voetcoördinatie, balans) Maak een tweetal. Nummer 1 gooit de ballon richting de voet van nummer 2. Nummer 2 probeert de ballon te raken. Bij oudere kinderen is het de bedoeling dat de ballon weer terug geschoten wordt in de handen van nummer 1. Hier kun je de tweetallen ook laten tellen hoe vaak ze de ballon goed op en neer krijgen, zonder dat die valt. Vergeet niet om ze van taak te laten ruilen. OPDRACHT 4 (timing, samenwerking, oog voetcoördinatie, balans) Maak een kringetje van 3, 4 of 5 personen. Probeer eerste 1 ballon samen hoog te houden door de voeten, knieën of het hoofd te gebruiken. Alleen het gebruik van de handen is niet toegestaan. Maak het moeilijker door meerdere ballonnen per kringetje te gebruiken. OPDRACHT 5 (balans, controle) Laat de kinderen de ballon op de voet leggen en deze de lucht in tillen. Hoe lang kan de ballon op de voet blijven liggen? Op het moment dat een kind tegen een ballon schopt, staat het even stil op het andere been. Een leuke en uitdagende manier om het statisch evenwicht te oefenen!

6 - 6 - Kaart 2 Ballon in combinatie met andere materialen BALLONNEN IN COMBINATIE MET EEN PARACHUTE WORDT BESCHREVEN OP DE EXTRA KAART. Ballon in een hoes Een ballonhoes beschermt de ballon tegen scherpe voorwerpen en nagels van kinderen. Tevens wordt de ballon ietsjes zwaarder waardoor de baan die de ballon aflegt door de lucht beter te voorspellen is. Daarnaast kan de ballon in de hoes opeens stuiteren! De ballon kun je erin duwen, dan opblazen en erna weer leeglaten. De ballonnen kun je dus meerdere malen gebruiken en de hoes kun je wassen. OPDRACHT 1 (timing, samenwerking, oog handcoördinatie) Maak een tweetal en probeer ballon over te gooien. Laat oudere kinderen tellen hoe vaak het lukt zonder de ballon te laten vallen. Je kunt hier een tijd aan koppelen. Ze mogen bijvoorbeeld 45 seconden overgooien. OPDRACHT 2 (timing, samenwerking, oog handcoördinatie) Maak groepjes van 3, 4 of 5 personen. De ballon moet in de lucht gehouden worden door het groepje. De ballon in de hoes is iets zwaarder, dus ze moeten sneller reageren dan bij het hooghouden van de ballon. Ballon in combinatie met een krantenstokje of een racket Rol een krant of reclameblaadje op en maak het vast met een stukje plakband. Doe dit voor ieder kind. Nu hebben ze allemaal een stokje waarmee ze tegen de ballon kunnen slaan. OPDRACHT 1 (timing, voorwerp gebruiken als verlengde van de arm) Laat de kinderen met het stokje de ballon hooghouden. Begin individueel en maak erna een tweetal. Het tweetal probeert de ballon in de lucht te houden. IN PLAATS VAN EEN KRANTENSTOKJE KUN JE OOK EEN BADMINTONRACKET, EEN TENNISRACKET, EEN BEACHBALLSET OF EEN TAFELTENNISBATJE GEBRUIKEN OM DE BALLON HOOG TE HOUDEN. OPDRACHT 2 (timing, oog handcoördinatie, voorwerp als verlengde van de arm gebruiken) Ballonhockey. Ieder kind legt zijn ballon op de grond en probeert er tegenaan te slaan. Dit is een soort ballonhockey. Dit kun je uitbreiden door bepaalde doelen te maken waar de ballon doorheen geslagen moet worden. Door de poten van de stoel, onder de tafel, door een hoepel, enzovoorts. OPDRACHT 3 (wedstrijdvorm, verdedigen, timen, aanvallen) Span een lint of touw. Maak een tweetal en laat ze tegenover elkaar plaatsnemen met het lint of touw tussen ze in. Laat ze met behulp van het krantenstokje of een racket de ballon naar elkaar overspelen. Je kunt er een groter spel van maken door het net als volleybal te spelen. Twee teams die de ballon bij elkaar op de grond proberen te krijgen.

7 - 7 - Kaart 3 Activiteiten met ballen STUITEREN OPDRACHT 1 (timing, krachtsdosering) Probeer de bal te laten stuiteren. Op welke manier is nog niet zo belangrijk. OPDRACHT 2 (samenwerking beide handen, timing, krachtsdosering) Probeer de bal met twee handen te laten stuiteren. Duw met beide handen tegelijk op de bal. Zorg dat de bal terugkomt tot aan de navel en duw goed bovenop de bal. Anders gaat die scheef! OPDRACHT 3 (timing, krachtsdosering) Probeer de bal met je beste hand te laten stuiteren. OPDRACHT 4 (oefenen minder sterke hand, timing, krachtsdosering) Probeer de bal met je minder goede hand te laten stuiteren. OPDRACHT 5 (coördinatie linker en rechterhand, krachtsdosering, timing, positie ten opzichte van de bal) Probeer om en om te stuiteren. 1x met links en 1x met rechts. OPDRACHT 6 (eigen positie ten opzichte van de bal, timing, krachtsdosering, controle) Probeer met je beste hand de bal een rondje om je benen te laten stuiteren. OPDRACHT 7 (eigen positie ten opzichte van de bal, timing, krachtsdosering, controle) Probeer met je beste hand de bal door je benen te laten stuiteren. Stuiter meteen weer verder zonder te stoppen als de bal door je benen gegaan is. OPDRACHT 8 (samenwerking, timing, krachtsdosering, controle) Maak een tweetal en stuiter om de beurt de bal. Je mag de bal 1x raken en dan is de ander. Tel hoe vaak het lukt zonder dat de bal wegrolt, of dat iemand hem 2x moet raken. OPDRACHT 9 (oefenen minder sterke hand, samenwerking, timing, krachtsdosering, controle) Probeer de bovenstaande opdracht met de moeilijke hand. OPDRACHT 10 (coördinatie, timing, krachtsdosering, controle en kracht tijdens het springen) Stuiter de bal 1x, draai een rondje en stuiter weer verder. Doe hetzelfde maar in plaats van een rondje draaien: spring je in de lucht, tik je 2x je hoofd aan, maak je 2 spreid-sluitsprongen.

8 - 8 - Kaart 4 Activiteiten met flesjes Verzamel halve liter flesjes van plastic en maak ze goed droog. Vul de flesjes met macaroni. Plak de dop goed af met stevige plakband zodat de kinderen de dop er niet af kunnen halen. Zorg ervoor dat ieder kind een flesje heeft. OPDRACHT 1 (inzet pols) Leg het flesje op de grond en probeer het te laten draaien, zoals de wijzers van de klok. OPDRACHT 2 (inzet pols, controle) Leg het flesjes op de grond en probeer het te laten rollen. Doordat de macaroni verplaatst is dat nog behoorlijk moeilijk! OPDRACHT 3 (balans, coördinatie, controle, kracht) Zet het flesje op de grond rechtop en probeer je voet op het flesje te zetten zonder dat het flesje omvalt. Probeer erna de dop aan te tikken met de onderkant van de voet zonder dat fles omvalt. Hierna probeer je de voet zo lang als je kan boven de dop te laten hangen, zonder de fles en de dop aan te raken. OPDRACHT 4 (mikken, krachtsdosering) Zet het flesje op de grond en probeer het omver te rollen met een bal, of omver te gooien met een pittenzakje. OPDRACHT 5 (mikken, krachtsdosering) Zet meerdere flesjes bij elkaar en probeer zoveel mogelijk flesjes omver te rollen met een bal of omver te gooien met een pittenzakje. OPDRACHT 6 (mikken, krachtsdosering) Maak twee teams en zet de flesjes op een rij neer. Een rij achter in het veld van team 1 en een rij achter in het veld van team 2. Net zoals je pilonnen op een rij zou zetten bij een kegeltrefbalspel. De kinderen proberen vanaf de middellijn de flesjes van het andere team omver te gooien. Flesjes in combinatie met muziek OPDRACHT 7 (creativiteit, ritme, ontspanning) Zet de muziek aan en laat de kinderen met hun flesje muziek maken. Op welke manier maakt niets uit. OPDRACHT 8 (luisteren, aandacht) Als de muziek aan staat mogen de kinderen muziek maken met hun flesje. Als de muziek uit is moeten ze zo snel mogelijk stoppen.

9 - 9 - OPDRACHT 9 (creativiteit, ontspanning, ritme) Probeer muziek te maken met je flesje, zonder dat je het met je handen vasthoudt. (Tussen de voeten duwen en springen, onder de arm klemmen en bewegen, enzovoorts.) VUL DE FLESJES OOK EENS MET ANDERE MATERIALEN. RIJST, ZAND, WATER OF KLEINE KNIKKERS. DIT ZORGT VOOR EEN HEEL ANDERE BELEVING. OOK LEUK: WATER MET DAARIN CREPE PAPIER. DAT GEEFT HET WATER EEN MOOIE KLEUR!

10 Kaart 5 Activiteiten met pittenzakjes OPDRACHT 1 (balans, houding, controle) Draag het pittenzakje op het hoofd. Leg het goed neer en sta rechtop. Probeer rond te lopen zonder dat het zakje valt. OPDRACHT 2 (balans, controle, houding) Draag het pittenzakje op verschillende manieren. Op de voet, op je knie (been omhoog tillen), op de rug (voorover bukken). OPDRACHT 3 (krachtsdosering, mikken) Maak een lijn op de grond. Met gekleurde tape of plakband. Maak aan de andere kant van de ruimte nog een lijn. Achter 1 lijn ga je met de kinderen staan. Laat ze de pittenzakjes over de grond schuiven richting de andere lijn. Wie kan zijn pittenzakje over de lijn schuiven? OPDRACHT 4 (krachtsdosering, mikken) Hetzelfde als bij opdracht 1, maar nu laat je het pittenzakje precies op de lijn terecht komen. Wie ligt het dichtste bij de lijn of erop? OPDRACHT 5 (krachtsdosering, mikken) In plaats van schuiven probeer je het pittenzakje precies op de lijn te gooien. OPDRACHT 6 krachtsdosering, mikken) Zet een paar lege dozen neer of leg wat hoepels op de grond. Je kunt ook met tape wat kruisjes op de grond maken. Probeer het pittenzakje in de doos, in de hoepel of op een kruisje te gooien.

11 Kaart 6 Activiteiten met jongleerdoekjes Jongleerdoekjes zijn licht en zweven mooi door de lucht. Hierdoor zijn ze makkelijk te grijpen en hebben kinderen voldoende tijd om goed te timen. Daarnaast hebben ze mooie kleuren wat ze erg aantrekkelijk maken. OPDRACHT 1 (timing, oog handcoördinatie) Gooi je doekje in de lucht en vang het op. OPDRACHT 2 (timing) Gooi het doekje in de lucht en probeer het op te vangen met je hoofd. Gooi het doekje niet opgepropt maar open de lucht in. Probeer nu het doekje met de voet op de vangen. OPDRACHT 3 (samenwerking, timing, verplaatsen) Pak met een tweetal 1 doekje en pak allebei 2 punten vast. Het doek is nu vierkant en bevindt zich tussen 2 kinderen in. Leg er een ballon op en beweeg het doek omhoog en omlaag. De ballon vliegt in de lucht en moet weer opgevangen worden op het doekje. Dit kun je ook met andere materialen proberen. Let erop dat ze niet te zwaar zijn! OPDRACHT 4 (wedstrijdvorm, ontspanning, timing, spelinzicht) Kat en muis. Laat de kinderen met het doekje een staart maken door deze achter in de broek te stoppen. Een kind is de kat en probeert de staarten te vangen. Pak zelf een aantal staarten in de hand en geef een kind zonder staart direct een nieuwe. Zo blijven ze in het spel. De kat levert de gevangen staarten bij jou in. ZORG VOOR MEER BEWEGING BIJ KAT EN MUIS DOOR DE MUIZEN DIRECT EEN NIEUWE STAART TE GEVEN ALS ZE HEM KWIJT ZIJN. LAAT ZE NIET OP DE BANK STIL ZITTEN. OF MAAK VAN EEN MUIS DIE DE STAART KWIJT IS EEN KAT. DOORDAT DE DOEKEN LICHT ZIJN WAPPEREN ZE OMHOOG TIJDENS HET RENNEN. ZE ZIJN NU MAKKELIJKER AF TE PAKKEN DAN MET BIJVOORBEELD EEN LINTJE.

12 Kaart 7 Activiteiten met een panty en bal Verzamel oude panty s of kniekousjes en duw hier een zachte bal in. Deze zijn ideaal om bewegingen vanuit de schouder, elleboog en pols te oefenen. OPDRACHT 1 (bewegingen vanuit schouder en pols oefenen) Zwaai de kous boven je hoofd, als een propeller van een helikopter. Zwaai de kous met een grote zwaai vanuit de schouder van voor naar achter en van achter naar voor. Zwaai de kous met een kleine beweging vanuit de pols. OPDRACHT 2 (ontspanning, beweging, controle over de slinger) Pak de kous aan het uiteinde vast en draai zelf rondjes. Laat de kous over de grond meedraaien. De bal draait dan als een cirkel om je heen. Draai linksom en rechtsom. OPDRACHT 3 (aandacht, luisteren, timing, oog handcoördinatie) Zet de muziek aan of zing een liedje. Als de muziek aan is of zo lang er gezongen wordt mogen de kinderen zwaaien met hun kous. Als de muziek stopt moeten ze de kous in de lucht gooien. Als iedereen zijn eigen kous weer heeft gaat de muziek weer aan, of gaat het liedje verder. OPDRACHT 4 (samen spelen, wedstrijdelement, ontspanning, spelinzicht, timing) Steel de slang, samen met de docent. Geef de kinderen ieder 1 kous en laat ze de kous achter in de broek duwen. De bal hangt aan de buitenkant. Alle kinderen hebben nu een slang die jij gaat stelen. Ren achter de kinderen aan en probeer de slangen eruit te trekken. Als je de slang gestolen hebt geef je hem terug aan het kind. Het kind kan de slang weer terugdoen en mee blijven doen. OPDRACHT 5 (mikken, controle, timing van het loslaten) Probeer de bal tegen het plafond aan te slingeren. Probeer de bal zo ver mogelijk naar de andere kant van de zaal te slingeren. Pak een panty van een kind en slinger deze een stukje de lucht in. Het kind probeert zijn eigen bal te vangen.

13 Kaart 8 Activiteiten met tafeltennisballetjes OPDRACHT 1 (controle, rust) Leg het balletje op je hand en probeer ermee te lopen zonder dat het valt. Kinderen zullen snel de hand dicht gaan knijpen. Laat ze het balletje dan op de rug van de hand leggen. OPDRACHT 2 (mondmotoriek, mondspieren) Leg het balletje op tafel en probeer het vooruit te blazen. OPDRACHT 3 (mondmotoriek, mondspieren) Ga op de buik op de grond liggen en blaas tegen het balletje zodat die gaat rollen OPDRACHT 4 (mondmotoriek, mondspieren, controle) Zet een voorwerp in de ruimte neer. Een pion of een doos bijvoorbeeld. Laat de kinderen weer tegen de bal blazen. De bedoeling is dat ze de bal tegen het voorwerp aan blazen. OPDRACHT 5 (mondmotoriek, mondspieren, controle) Probeer hetzelfde als bij opdracht 2, maar blaas nu door een rietje. Verzamel minimaal 1 lege doos. Bijvoorbeeld een doos waar Mie in heeft gezeten. Maak de boven en onderkant open en vouw de losse flappen naar buiten. Draai er wat plakband omheen en je hebt een stevige doos die open blijft staan als die op de grond staat. Hoe meer kinderen er meedoen, hoe meer dozen er moeten staan. OPDRACHT 6 (krachtsdosering, mikken) Probeer het balletje door de doos te rollen vanaf een afgesproken plaats. Dit kan steeds verder weg zijn. OPDRACHT 7 (mondmotoriek, mondspieren, controle) Probeer het balletje door de doos te blazen. OPDRACHT 8 (mikken, controle, krachtsdosering) Zet de doos op de onder of bovenkant neer, zodat 1 kant afgesloten wordt door de grond. De kinderen proberen de balletjes in de doos te mikken. OPDRACHT 9 (materiaal gebruiken als verlengstuk van de hand, timing, krachtsdosering, controle) Probeer het balletje omhoog te tikken met een tafeltennisbatje. Eerst op 1 zijde van het batje en als het lukt kan het ook met de andere kant. Steeds afwisselen is weer een stapje moeilijker.

14 Kaart 9 Activiteiten zonder materialen Oefeningen die goed zijn voor de balans, kracht, coördinatie en dergelijke kunnen ook zonder materialen uitgevoerd worden. Deze oefeningen kunnen tijdens de gymles of als beweegtussendoortje gebruikt worden. 1. Balans statisch evenwicht. Ga op 1 been staan en probeer dit zo lang mogelijk vol te houden. Maak het voor de oudere kinderen moeilijker door het met de ogen dicht te proberen. 2. Balans, kracht, controle. Maak een kleine spreidstand en ga op de tenen staan. Hou dit een paar seconden vol en ga weer op beide voeten staan. Herhaal dit een aantal keer. 3. Balans, kracht, controle. Herhaal opdracht 2 maar dan met de hakken in plaats van de tenen. 4. Balans, kracht, controle. Combineer 2 en 3. Sta op 2 voeten en beweeg naar de tenen. Ga dan terug naar het midden en ga door naar de hakken. Beweeg weer naar het midden en dan door naar de tenen. Herhaal dit een aantal keer. 5. Balans, samenwerking, controle, kracht. Maak een tweetal. Nummer 1 tilt zijn of haar been op naar voren toe en nummer 2 pakt de hak vast. Probeer zo een aantal tellen te blijven staan en wissel dan van been. 6. Kracht benen. Maak een kleine spreidstand en spring met 2 voeten tegelijk de lucht in. Probeer steeds hoger te springen. Probeer met gebogen knieën te landen om de klap op te vangen. 7. Kracht benen, coördinatie. Spreid-sluit sprongen. Maak het moeilijker door in de handen te klappen. Dit kan als de benen sluiten (makkelijker) maar ook als de benen open gaan (moeilijker). 8. Coördinatie. Til de knieën om de beurt hoog op. Tik de linkerknie aan met de rechterhand en de rechterknie met de linkerhand. Doe dit afwisselen. Als het stilstaan lukt doe je het lopend. Als dat goed lukt doe je het tijdens het achteruit lopen. 9. Kracht armen. Maak een ligsteun en zwaai om de beurt een arm de lucht in. Hoe platter de ligsteun hoe beter. Niet doorzakken en niet de billen omhoog. 10. Kracht armen. Doe een competitie handje drukken. De winnaar speelt tegen een andere winnaar en de verliezer speelt tegen een andere verliezer.

15 Kaart X1 Activiteiten met een parachute Parachute met en zonder materialen. Leg de parachute neer en laat de kinderen er omheen gaan staan. Er zitten lussen aan, maar die hoef je niet te gebruiken. Ze kunnen het doek ook met twee handen vasthouden aan de rand. Zo kunnen er ook meer kinderen meedoen, het aantal lussen is vaak beperkt. OPDRACHT 1 (samenwerking, aandacht voor de opdracht, aansturen armen) Laat iedereen op de grond zitten en de parachute vasthouden. Laat de kinderen met het doek wapperen. Eerst zacht, dan wat harder. Laat ze hard en zacht afwisselen en goed luisteren naar jouw opdracht. OPDRACHT 2 (samenwerking, aandacht voor de opdracht, aansturen armen, balans) Als ze het doek zacht kunnen bewegen en geef je een kind de opdracht om een rondje over het doek te wandelen. Omdat het doek beweegt lijkt het een onstabiel vlak, maar de voeten raken de grond, dus er kan niets gebeuren. Zorg er wel voor dat de kinderen niet aan het doek trekken. Dan kan iemand omvallen. Bij een grote groep kun je ook 2 of 3 kinderen tegelijk een rondje laten lopen. OPDRACHT 3 (samenwerking, aandacht voor de opdracht) Laat de kinderen staan en oefen om op commando het doek omhoog te doen. Iedereen start met de armen omlaag en als jij het zegt doet iedereen tegelijkertijd de armen omhoog. De armen moeten hoog blijven want dan wordt de parachute mooi bol. (Als het plafond hoog genoeg is!) Nadat de parachute het hoogste punt bereikt heeft mogen de armen weer omlaag. OPDRACHT 4 (samenwerking, aandacht voor de opdracht, timing) Een vervolg op opdracht 3. Als de parachute op het hoogste punt is kunnen 2 kinderen onder het doek door rennen en van plaats wisselen. Noem vooraf 2 namen en geef een seintje als ze het doek los mogen laten en mogen rennen. Ze rennen onder de parachute door. OPDRACHT 5 (samenwerking, aandacht voor de opdracht en VEEL TIMING!!) Laat de kinderen weer op commando de parachute omhoog brengen door de armen omhoog te doen. Als iedereen tegelijkertijd en op het hoogste punt loslaat, gaat de parachute recht omhoog. Dit is erg lastig en lukt alleen als iedereen goed luister en meedoet!

16 Kaart X2 - Roulatieschema Er volgen nu 3 schema s die je kunt gebruiken om de kaarten te verdelen over groep 3, 4 en 5. Schema 1 gaat uit van één klas per leerjaar. Schema 2 van twee klassen per leerjaar en schema 3 van drie klassen per leerjaar. Je hebt een maand de tijd om 1 kaart te gebruiken. De kaart van de parachute kan tussendoor gebruikt worden. Schema 1 Groep 3 Groep 4 Groep 5 September Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Oktober Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 November Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 December Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Januari Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Februari Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Maart Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 April Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Mei Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Parachute Parachute Parachute Schema 2 Groep 3 Groep 3A Groep 4 Groep 4A Groep 5 Groep 5A September Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Oktober Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 November Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 December Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Januari Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Februari Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Maart Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 April Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Mei Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Schema 3 Groep 3 Groep 3A Groep 3B Groep 4 Groep 4A Groep 4B Groep 5 Groep 5A Groep 5B September Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Oktober Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 November Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 December Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Januari Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Februari Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Maart Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 April Kaart 8 Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Mei Kaart 9 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute Parachute

17 Kaart X3 Materialenlijst Makkelijk zelf aan te schaffen of te verzamelen: Cadeaulint of touw Krantenstokjes Flesjes gevuld met macaroni Ballonnen Te bestellen op Internet: Ballonhoes Tafeltennisballetjes Tafeltennisbatjes Jongleerdoeken Parachute Verschillende soorten ballen Pittenzakjes En een heleboel andere materialen!