Resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties. Feit of fictie?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties. Feit of fictie?"

Transcriptie

1 Amsterdam Business School Resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties Feit of fictie? Auteur: Andre Talen Student nummer: Datum: 26 mei 2013 Begeleider: Dhr. drs. R.S. (Roel) Boomsma Tweede lezer: Dhr. dr.ir. S.P. (Sander) van Triest Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: MSc Accountancy & Control, specialisatie Control

2 Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen binnen de faculteit Economie & Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Het onderwerp dat centraal staat in dit onderzoek is resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties. Nadat ik over resultaatsturing las in het artikel van Cohen et al. (2008) tijdens het vak Management Control is mijn interesse voor dit onderwerp ontstaan. Dit in combinatie met de actualiteiten rondom misstanden binnen woningcorporaties leidde ertoe dat ik graag wilde onderzoeken of resultaatsturing zich binnen Nederlandse woningcorporaties voordoet en of er verschil is tussen de verschillende soorten woningcorporaties met hun specifieke kenmerken, gekoppeld aan de Positive Accounting Theorie. De colleges voor de diverse vakken binnen de master Accountancy & Control en het schrijven van deze scriptie heb ik als zeer leerzaam ervaren. Daarnaast hebben onder andere de samenwerking, inhoudelijke discussies en gemoedelijke lunches met mijn studiegenoten ervoor gezorgd dat de afgelopen 2 jaar voorbij gevlogen zijn en ik deze tijd als erg leerzaam, verdiepend en plezierig heb ervaren. Graag wil ik hierbij mijn begeleider drs. R.S. Boomsma bedanken voor zijn begeleiding en waardevolle adviezen gedurende het schrijven van deze scriptie, waardoor onder andere mijn onderzoeksopzet en hypothesen aanzienlijk verbeterd zijn en mijn scriptie een beter lopend geheel is geworden. Daarnaast wil ik mijn studiegenoot Wilbert van de Veire bedanken voor zijn uitleg over SPSS en mijn werkgever voor de gelegenheid om deze studie naast mijn werk te mogen volgen. Arnhem, 26 mei 2013 Andre Talen 2

3 Samenvatting Dit onderzoek betreft een kwantitatief onderzoek naar resultaatsturing bij verschillende typen Nederlandse woningcorporaties in de periode 2008 tot en met De onderzochte typen woningcorporaties verschillen onderling onder andere op facetten als ondernemingsgrootte, marktgevoelig bezit, verhouding vreemd vermogen ten opzichte van het totale vermogen en rentedekkingsgraad. Op basis van onder andere de Positive Accounting Theorie zitten hier facetten tussen waarvan de verwachting is dat woningcorporaties welke deze eigenschappen bezitten, meer resultaatsturing toepassen dan de resterende woningcorporaties. De resultaatsturing is bepaald met behulp van het Modified Jones-model. Uit dit onderzoek blijkt dat alleen de referentiegroep woningcorporaties met marktgevoelig bezit significant afwijken in het gebruik van resultaatsturing ten opzichte van de rest van de woningcorporaties. Opvallend is dat woningcorporaties met marktgevoelig bezig juist minder resultaatsturing toepassen dan de rest van de woningcorporaties, waar de verwachting was dat woningcorporaties met marktgevoelig bezit juist meer resultaatsturing zouden toepassen. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat belanghebbende partijen verwachten dat resultaten van woningcorporaties met marktgevoelig bezit sterk fluctueren, afhankelijk van de economische situatie, waardoor er minder noodzaak is tot resultaatsturing in economisch slechte tijden bij woningcorporaties met marktgevoelig bezit. Verder blijkt dat de grootte van een woningcorporatie een significant positief effect heeft op het gebruik van resultaatsturing. Grote woningcorporaties zoals grote-, middelgrote- en kleine herstructureringscorporaties passen zoals verwacht vanuit de politieke kosten hypothese uit de Positive Accounting Theorie, meer resultaatsturing toe dan de rest van de woningcorporaties. Deze uitkomsten zijn echter niet significant. 3

4 Summary This study is a quantitative study of earnings management at different types of Dutch housing corporations in the period of 2008 until The analysed types of housing corporations are different in aspects of company size, market sensitive property, leverage and interest paying capacity. Based on, by example, the Positive Accounting Theory, the expectations are that these aspects result in the use of more earnings management then housing corporations with lack of those aspects. In this study, earnings management is calculated by using the Modified Jonesmodel. The outcome of this study showed that only the reference group of housing corporations with market sensitive property showed a significant difference in the use of earnings management between de housing corporations with market sensitive property and the rest of the housing corporations. Remarkable is that housing corporations with market sensitive property use less earnings management than the rest of the housing corporations, while the expectations were that housing corporations with market sensitive property would make use of more earnings management than the rest of the housing corporations. An explanation could be that stakeholders expect fluctuating results, depending on the economical situation, from housing corporations with market sensitive property, so there is less reason for the use of earnings management at housing corporations with market sensitive property due to the economic crisis in the researched time period. Furthermore this study showed that the company size of a housing corporation has a significant positive effect on the use of earnings management. Large housing corporations such as large-, middle- and small restructuring corporations use, as expected form the political hypothesis form the Positive Accounting Theory, more earnings management than the rest of the housing corporations. However, these findings were not significant. 4

5 Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding Relevantie Onderzoeksopzet Literatuur review woningcorporaties en resultaatsturing De definitie van een woningcorporatie De verschillende referentiegroepen De definitie van resultaatsturing De Agency Theorie De Legitimiteitstheorie De Positive Accounting Theorie Bonusplan hypothese Leningsconvenant hypothese Politieke kosten hypothese Meten van resultaatsturing De methoden van resultaatsturing Taking a bath Income minimization Income maximization Income smoothing Modellen voor meten resultaatsturing Healy (1985) DeAngelo (1986) Jones (1991) Dechow and Sloan (1991) Dechow et al. (1995) Dechow en Dichev (2002) McNichols (2002) Modelkeuze Methodologie Onderzoeksopzet Hypothesen

6 4.2.1 Hoofdhypothesen Aanvullende hypothesen Controle variabelen Statistische toetsen Analyse Controle op uitschieters en normale verdeling Controle op uitschieters Controle op normale verdeling Beschrijvende statistiek Discretionaire accruals Controle variabelen Correlaties Resultaten Resultaat t toetsen Multivariabele regressieanalyse Totaaloverzicht resultaten onderzoekshypothesen Discussie, conclusie en beperkingen Discussie Conclusie Beperkingen Literatuurlijst Bijlage 1: Bijlage 2:

7 1. Inleiding In dit afstudeeronderzoek wordt gekeken naar de resultaatsturingspraktijken bij verschillende typen Nederlandse woningcorporaties in de periode 2008 tot en met Tijdens perioden van economische neergang hebben ondernemingen te maken met slechtere bedrijfsresultaten, waardoor ondernemingen meer geneigd kunnen zijn om gebruik te maken van resultaatsturing, om zo deze slechte bedrijfsresultaten te verhullen (Chia et al., 2007). De uitkomsten van de resultaatsturingspraktijken zullen vervolgens vergeleken worden tussen de verschillende typen Nederlandse woningcorporaties. Onderzocht zal worden of er verschil is in resultaatsturing tussen de verschillende referentiegroepen Nederlandse woningcorporaties in de periode 2008 tot en met Aanleiding Nederlandse woningcorporaties richten zich grotendeels op het bouwen, beheren en verhuren van met name sociale huurwoningen en worden tot non-profit organisaties gerekend. Alhoewel woningcorporaties zich ook steeds meer richten op commerciële activiteiten. Door de goede financiële situatie van de woningcorporaties werden er door politieke partijen in hun verkiezingsprogramma s van de afgelopen jaren diverse opties geopperd om een vorm van vermogensheffing in te voeren, om zo deze goede financiële situatie te verminderen (NOS, 2012). Naar aanleiding hiervan zijn woningcorporaties sinds 1 januari 2008 vennootschapsbelasting plichtig en zijn woningcorporaties sinds de kredietcrisis en diverse fraudegevallen steeds meer (negatief) in de belangstelling komen te staan bij de overheid en in de publieke opinie (FD, 2012). Uit onderzoek van een aantal geaccrediteerde onderzoeksbureaus blijkt echter dat lang niet alle woningcorporaties betrokken zouden zijn geweest bij dergelijke misstanden en dat de genoemde excessen als fraude, topsalarissen voor bestuurders en overmatig gebruik van derivaten en dergelijke tot de grote uitzonderingen behoren (de Volkskrant, 2012). Wetenschappelijk onderzoek naar deze excessen is echter nog niet te vinden. 7

8 Gezien de grote belangstelling van de politiek en publieke opinie in de financiële situatie van Nederlandse woningcorporaties na de diverse excessen van bijvoorbeeld Rochdale, Woonbron, Vestia en Laurentius 1, zou onderzoek naar bijvoorbeeld resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties kunnen bijdragen aan het bevestigen of ontkrachten van het algemene beeld over Nederlandse woningcorporaties en kunnen bijdragen aan de discussie welke momenteel gaande is omtrent de Nederlandse woningcorporaties en hun financiële situatie. 1.2 Relevantie Door het gebruik van resultaatsturing hebben woningcorporaties de mogelijkheid om winststuring zowel omhoog als omlaag toe te passen. Uit onderzoek blijkt dat het optimale resultaat voor non-profit organisaties net iets boven break even ligt (Hoerger, 1991). In een financiële crisisperiode blijken ondernemingen inkomsten verlagende resultaatsturing toepassen om hun slechte bedrijfsresultaten te verhullen (Chia et al., 2007). Daarnaast blijkt uit onderzoek dat ondernemingen welke door overheden onder een vergrootglas komen, geneigd zijn om inkomsten verlagende resultaatsturing toe te passen. Op deze wijze voorkomen de ondernemingen dat ze onder een vergrootglas van de overheid komen te staan (Jones, 1991). Tevens blijkt uit onderzoek bij non-profit organisaties dat, ondanks dat non-profit organisaties geen winst hoeven te maken, een verlies door middel van resultaatsturing omgevormd wordt naar een resultaat net boven break even om zo een capabel management uit te stralen naar de buitenwereld (Leone en Van Horn, 2005). Uit ditzelfde onderzoek van Leone en Van Horn blijkt ook dat hoge winsten ten opzichte van vergelijkbare non-profit organisaties middels resultaatsturing naar beneden worden bijgesteld, om zo te voorkomen dat men niet meer tot non-profit zou worden gerekend (Leone en Van Horn, 2005). Woningcorporaties welke hogere resultaten behalen dan vergelijkbare woningcorporaties kunnen dus geneigd zijn om hun resultaten naar beneden bij te stellen, om zo minder onder een vergrootglas te komen van de overheid. Ten slotte blijkt uit onderzoek van Rosner dat ondernemingen welke op de rand van faillissement verkeren eerder geneigd zijn om hun resultaten naar boven bij te stellen, om zo hun situatie minder slecht te doen voorkomen (Rosner, 2003). Woningcorporaties welke 1 Bij Rochdale zou sprake zijn van fraude door de directeur en een aantal medewerkers, zoals het aannemen van steekpenningen, valsheid in geschrifte, belastingfraude en witwassen (Trouw, 2012). Bij Laurentius was sprake van vastgoedfraude (NRC, 2012). Bij Woonbron was sprake van het verbouwen van een cruiseschip in plaats van te investeren in woningbouw (Trouw, 2009) en bij Vestia was sprake van een veel grotere derivatenportefeuille dan nodig was, waardoor Vestia in grote financiële problemen kwam (NRC, 2013). 8

9 in zwaar weer verkeren, zoals bijvoorbeeld woningcorporaties welke financieringsproblemen hebben of grote verliezen hebben geleden door hun marktgevoelige bezig zouden naar aanleiding van de conclusie van Rosner (2003) kunnen besluiten om hun resultaten te verhogen. Door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) zijn referentiegroepen gepubliceerd (CFV, 2012 I) op basis van onder andere waarden vastgoed, bedrijfsvoering en financiële positie en perspectief. Hierdoor zijn Nederlandse woningcorporaties in te delen in verschillende categorieën en kunnen woningcorporaties in deze groep met elkaar vergeleken worden. Door het verschil in marktgevoelig bezit, welke impact heeft op de bedrijfsvoering en financiële positie en perspectief van een woningcorporatie, zou er sprake kunnen zijn van verschil in het gebruik van resultaatsturing tussen de verschillende referentiegroepen. Resultaatsturing kan zowel binnen profit als non-profit organisaties voorkomen. Resultaatsturing binnen profit organisaties is een veel onderzocht onderwerp (Healy, 1985, DeAngelo, 1986, Jones, 1991, Dechow et al., 1995, Defond & Park, 2001 en McNichols, 2002). Onderzoeken binnen non-profit organisaties zijn een stuk schaarser en richten zich vooral op ziekenhuizen (Leone en Van Horn, 2005 en Ballantine, Forker en Greenwood, 2007). De nonprofit sector omvat echter meer type ondernemingen dan alleen ziekenhuizen. Gepubliceerd onderzoek naar resultaatsturing binnen non-profit woningcorporaties heb ik echter niet aangetroffen. Onderzoek dat wel binnen woningcorporaties is verricht, richt zich meer op het managen van de woningportefeuille van woningcorporaties ( Gruis, Nieboer en Tomas, 2004) en niet op resultaatsturing. De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is dan ook of de conclusies van bijvoorbeeld Leone en Van Horn (2005) over resultaatsturing bij non-profit ziekenhuizen ook toepasbaar zijn binnen Nederlandse woningcorporaties, waar naast non-profit ook profit activiteiten plaats vinden. Daarnaast kunnen deze resultaten wellicht bijdragen aan een juiste beeldvorming over Nederlandse woningcorporaties nu deze in de belangstelling staan bij de politiek en publieke opinie na de diverse excessen van bijvoorbeeld Rochdale, Woonbron, Vestia en Laurentius, door te bepalen of er resultaatsturing plaats vindt bij woningcorporaties en in welke mate. Sinds 1 januari 2008 geldt voor alle Nederlandse woningcorporaties dat zij vennootschapsbelasting plichtig zijn. Vanaf dit moment is het speelveld voor alle Nederlandse woningbouwcorporaties gelijkgetrokken. Daarom is in dit afstudeeronderzoek gekozen voor de periode 2008 tot en met het laatst jaar waar de data van beschikbaar was, namelijk Hierdoor zijn de omgevingsfactoren voor alle onderzochte Nederlandse woningcorporaties gelijk 9

10 en is de referentiegroep waar de woningcorporaties zijn ingedeeld het enige dat verschilt. Op deze wijze kan onderzocht worden of er verschil is in resultaatsturing tussen de verschillende referentiegroepen van woningcorporaties. Hierdoor kan onderbouwd worden of resultaatsturing binnen de hele woningcorporatie sector voorkomt, of dat dit zich beperkt tot bepaalde referentiegroepen (categorieën) woningcorporaties. Daarnaast kan door de breedte van dit afstudeeronderzoek binnen de Nederlandse woningcorporaties onderzocht worden of hier dezelfde conclusies uit voortkomen dan onderzoek over resultaatsturing binnen ziekenhuizen in de non-profit sector, of dat de vormen van resultaatsturing binnen Nederlandse woningcorporaties meer raakvlakken hebben met de profit sector. 1.3 Onderzoeksopzet Om antwoord te kunnen geven op de vraag of er verschil is in resultaatsturing tussen de verschillende typen Nederlandse woningcorporaties in de periode 2008 tot en met 2011, zal eerst het theoretisch kader worden opgesteld in hoofdstuk 2. De totstandkoming hiervan zal plaatsvinden middels een literatuur review. Om inzicht te geven in voorgaand onderzoek, zullen empirische resultaten worden toegelicht van de definitie van resultaatsturing, waarna de verschillende referentiegroepen nader worden toegelicht. Vervolgens zullen de verschillende wetenschappelijke theorieën worden toegelicht welke resultaatsturing proberen te verklaren. Tot slot zullen de verschillende motieven en vormen van resultaatsturing worden toegelicht. Het meten van resultaatsturing is een cruciaal onderdeel van het onderzoek. Daarom zullen diverse meetmodellen in hoofdstuk 3 worden besproken, waarna een keuze zal worden gemaakt voor het te gebruiken meetmodel ten behoeve van het uitvoeren van het onderzoek. In hoofdstuk 4 zal vervolgens de methodologische opzet van het onderzoek worden beschreven. Hierin zullen de te toetsen hypothesen nader uiteengezet en onderbouwd worden, waarna de dataset en controlevariabelen nader omschreven worden. In hoofdstuk 5 zal een analyse van de onderzoeksresultaten uiteengezet worden, waarna tot slot in hoofdstuk 6 de conclusie, discussie en beperkingen van dit onderzoek worden besproken. 10

11 2. Literatuur review woningcorporaties en resultaatsturing In dit hoofdstuk zal de diverse theorie betreffende woningcorporaties en resultaatsturing uiteengezet worden. Als eerste zal het begrip woningcorporatie en referentiegroepen worden toegelicht, gevolgd door een literatuur review over de diverse definities van resultaatsturing. Hierna zal de te gebruiken definitie van resultaatsturing in dit onderzoek worden vastgesteld. Vervolgens zullen de Agency Theorie, de legitimiteitstheorie en de Positive Accounting Theorie de revue passeren in relatie tot resultaatsturing, welke ten grondslag liggen aan de gestelde hypothesen in dit onderzoek. Tot slot zullen de methoden en diverse vormen van resultaatsturing worden toegelicht, waarna de methode gekozen zal worden welke centraal zal staan in dit onderzoek. 2.1 De definitie van een woningcorporatie In het besluit beheer sociale-huursector (bbsh) zijn de regels voor woningcorporaties uitgewerkt (Rijksoverheid, 2013). Woningcorporaties mogen uitsluitend werkzaam zijn op het gebied van volkshuisvesting en dienen bij te dragen aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurten en wijken ( 2a, artikel 12a bbsh, Rijksoverheid, 2013), als wel het tot stand brengen van huisvesting voor ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding nodig hebben ( 2b, artikel 12b bbsh, Rijksoverheid, 2013). Volgens het bbsh mogen woningcorporaties zich met onderstaande zaken bezig houden voor de hierboven genoemde werkgebieden: Het bouwen, verwerven, bezwaren en slopen van woongelegenheden en onroerende zaken; Het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar woongelegenheden en onroerende zaken, en aan woongelegenheden en onroerende zaken van derden, als wel in de directe omgeving; Het beheren, toewijzen en verhuren van woongelegenheden en onroerende zaken; Het vervreemden van woongelegenheden en onroerende zaken; Het verlenen van diensten aan bewoners van bij de toegelaten instelling in beheer zijnde woongelegenheden welke rechtstreeks verband houden met de bewoning. (Rijksoverheid, 2013) 11

12 2.2 De verschillende referentiegroepen In deze sectie zullen de verschillende referentiegroepen nader worden toegelicht. Het CFV heeft in zijn openbare rapportages de Nederlandse woningcorporaties ingedeeld in 11 verschillende referentiegroepen. De woningcorporaties in een bepaalde referentiegroep lijken meer op elkaar dan op woningcorporaties uit een andere referentiegroep. De categorie Overige corporaties is echter zo divers van samenstelling dat deze volgens het CFV niet gebruikt kan worden in vergelijkingen (CFV II, 2013). Hierdoor blijven er 10 referentie groepen over voor dit onderzoek. Indeling in een bepaalde referentiegroep vindt onder meer plaats op basis van een aantal kenmerken. Enkele van deze kenmerken zijn bijvoorbeeld het bezit van type woongelegenheden en omgevingsfactoren als marktrisico en herstructureringskans in wijken waar de woningcorporatie haar bezit heeft. De door het CFV opgestelde referentiegroepen met het aantal woningcorporaties dat hier van het totale aantal onder valt per ultimo 2011 staan in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Overzicht referentiegroepen Referentie groep: Naam referentiegroep: Aantal woningcorporaties 1 Studentenhuisvesting 6 2 Ouderenhuisvesting 18 3 Grote herstructureringscorporaties 12 4 Middelgrote en kleinere herstructureringscorporaties 43 5 Gemiddeld profiel Gemiddeld profiel met accent op eengezinswoningen 99 7 Gemiddeld profiel met krimpende portefeuille 12 8 Corporaties met relatief jong bezit 11 9 Corporaties met marktgevoelig bezit Corporaties met stabiele portefeuille 8 11 Overige corporaties 13 Totaal 389 Tabel gebaseerd op CFV 1 (2013) Uit de kenmerken van de verschillende referentiegroepen (CFV 1, 2013) blijkt dat er verschillen zijn tussen de verschillende referentiegroepen in bijvoorbeeld rentedekkingsgraad, gemiddelde WOZ waarde, huurprijzen en grootte van de woningcorporatie. Deze verschillen zullen in sectie 12

13 2.6 gekoppeld worden aan de verschillende hypothesen van de Positive Accounting Theorie. Zo zijn bijvoorbeeld de rentedekkingsgraad en gemiddelde WOZ waarden indicaties of een woningcorporatie voldoende liquide middelen heeft om de rente over de leningen te kunnen opbrengen en of de bezittingen welke als onderpand zijn gegeven voor de leningen voldoende waarde hebben om aan de leningsvoorwaarden te kunnen blijven voldoen (zoals gesteld wordt in de leningsconvenant hypothese in de Positive Accounting Theorie, welke in sectie nader wordt toegelicht.). Daarnaast zijn bijvoorbeeld de grootte van een woningcorporatie en de huurprijzen aandachtspunten bij de overheid in verband met het behouden van legitimiteit bij de woningcorporaties (zoals gesteld wordt in de politieke kosten hypothese in de Positive Accounting Theorie, welke in sectie nader wordt toegelicht). 2.3 De definitie van resultaatsturing In deze sectie zal de definitie van resultaatsturing bepaald worden. In de literatuur worden verschillende definities gegeven van resultaatsturing. Om te kunnen concluderen of er sprake is van verschil in resultaatsturing tussen de verschillende referentiegroepen woningcorporaties dient daarom eerst de te gebruiken definitie van resultaatsturing vastgesteld te worden. Ronen & Yaari (2007) hebben de diverse uiteenlopende definities van resultaatsturing verdeeld in drie categorieën. Tabel 2 laat samenvattend de verschillende categorieën van resultaatsturing zien, welke onderverdeeld zijn in de categorieën transparantie, manipulatie en fraude. Tabel 2: Definities van Resultaatsturing: Transparantie Manipulatie Fraude Resultaatsturing is gebruik maken van de flexibiliteit in wetgeving met betrekking tot de boekhoudkundige waardering, om zo de visie van de leidinggevenden op de toekomstige kasstromen weer te geven in de financiële verslaggeving. 2 Resultaatsturing is het kiezen van een boekhoudkundige waardering welke erg optimistisch is, dan wel naar aanleiding van de economische situatie/resultaten het beste uitkomt. Resultaatsturing is het gebruik maken van trucs om andere resultaten in de financiële verslaggeving te kunnen weergeven, dan wel het reduceren van de transparantie van deze financiële verslaggeving. 2 De oorspronkelijke Engelstalige definities zijn vertaald naar het Nederlands en zijn cursief weergegeven. Hetzelfde geldt voor alle andere begrippen in deze scriptie welke cursief zijn weergegeven. 13

14 Ronen & Yaari (2007). Enkele voorbeelden van de diverse definities van resultaatsturing en tot welke classificatie deze horen volgens Ronen & Yaari (2007) staan hieronder weergegeven. Transparantie: onder [het informatie perspectief van resultaatsturing], management discretie is een middel voor leidinggevenden om hun eigen verwachtingen over de toekomstige kasstromen van een organisatie te onthullen. (Beneish, 2001, p.5). Manipulatie: Resultaatsturing is de keuze van een manager voor een bepaald type boekhoudkundige waardering of acties, welke inkomsten beïnvloeden om zo bepaalde afgegeven inkomsten doelstellingen te behalen. (Scott, 2009 p.403) Fraude: Resultaatsturing doet zich voor wanneer leidinggevenden hun eigen oordeel gebruiken in financiële rapportages en in het opzetten van transacties om hierdoor de aandeelhouders te misleiden over de onderliggende economische prestaties van een onderneming, dan wel het beïnvloeden van contractuele uitkomsten welke afhangen van de gerapporteerde cijfers in de financiële rapportages. (Healy en Wahlen, 1999, p.368) De overeenkomsten tussen de definities van transparantie, manipulatie en fraude zijn dat resultaatsturing plaats vindt op verzoek van de leidinggevenden en vooral betrekking heeft op de wijze van het rapporteren van economische prestaties en veelal niet op het beïnvloeden van de werkelijke economische prestaties. Het verschil tussen de definities van transparantie, manipulatie en fraude zit hem in de gradatie van resultaatsturing. Zo gaat transparantie nog uit van de goede bedoelingen van de leidinggevenden om beter inzicht te verschaffen, maar is dit bij manipulatie reeds omgeslagen in het sturen van de uitkomsten om bepaalde persoonlijke- of ondernemingsdoelstellingen te halen. Hierop volgend is de definitie bij fraude een overtreffende trap van manipulatie doordat bij fraude niet alleen resultaatsturing plaatsvind in de financiële rapportages, maar ook in de onderliggende economische transacties. Ondanks dat Ronen & Yaari (2007) de definitie van resultaatsturing van Healy en Wahlen (1999) plaatsen onder die van de categorie fraude, stellen Healy en Wahlen (1999) dat 14

15 resultaatsturing gaat over het interpreteren en toepassen van regelgeving en het maken van keuzes. Hierdoor hoeft de definitie van Healy en Wahlen (1999) niet per definitie ingedeeld te worden onder de categorie fraude, maar kan deze ook ingedeeld worden de categorie van manipulatie van verslaggeving binnen de wettelijke regelgeving. Doordat resultaatsturing in de definitie van Healy en Wahlen (1999) niet gefocust is op inkomsten maximalisatie (woningcorporaties behoren namelijk tot de non-profit organisaties en zijn niet per definitie gefocust op het behalen van een zo hoog mogelijke winst) en de definitie de twee belangrijkste van de drie (manipulatie en fraude) visies (transparantie, manipulatie en fraude) omtrent resultaatsturing bevat waar in dit onderzoek vanuit wordt gegaan, zal daarom in deze scriptie de definitie Resultaatsturing doet zich voor wanneer leidinggevenden hun eigen oordeel gebruiken in financiële rapportages en in het opzetten van transacties om hierdoor de aandeelhouders te misleiden over de onderliggende economische prestaties van een onderneming, dan wel het beïnvloeden van contractuele uitkomsten welke afhangen van de gerapporteerde cijfers in de financiële rapportages. (Healy en Wahlen, 1999, p.368) als definitie voor resultaatsturing worden gehanteerd. In de volgende twee secties 2.4 en 2.5 zal de theorie besproken worden welke ten grondslag ligt aan resultaatsturing en het gebruik ervan probeert te verklaren. 2.4 De Agency Theorie Het bestaan van resultaatsturing wordt onder andere verklaard door de Agency Theorie. De Agency Theorie beschrijft de effecten van de scheiding tussen de agent (leiding) en principaal (eigenaar) binnen een onderneming. De principaal delegeert de werkzaamheden van het leiden van de onderneming aan de agent. Jensen en Meckling (1976, p.308) definiëren deze relatie als Een contract waarin één of meer personen dan wel lichamen (principaal) een ander (agent) inschakelt om een bepaalde taak namens principaal uit te voeren. Dit heeft tot gevolg dat de principaal beslissingsbevoegdheden delegeert aan de agent om namens de principaal beslissingen te nemen in het belang van de principaal. De scheiding tussen leiding en eigendom geeft een tegengesteld belang weer dat de kern vormt van de Agency Theorie. Het belang van de principaal is namelijk een maximale ondernemingsprestatie, in de vorm van winst en/of aandelenkoers. Omdat individuen rationeel handelen om zo hun eigen voordeel te maximaliseren, zal de agent niet altijd handelen in het belang van de principaal (Berle & Means, 1932). Het verschil in belang kan verkleind worden door creëren van een gezamenlijk belang, zodat de agent handelt in het belang van zowel de agent als de principaal. Jensen en Meckling (1976) stellen dat door middel van bonussen het 15

16 verschil in belang verkleind wordt, waardoor de agent ook meer zal handelen in het belang van de principaal. Het Agency probleem kan echter nooit helemaal opgelost worden als er sprake is van informatie asymmetrie. De agent beschikt over kwalitatief betere informatie over de onderneming dan de principaal. (Scott, 2009) Het gevolg hiervan kan zijn dat de agent resultaatsturing toepast om zo bijvoorbeeld toch in aanmerking te komen voor een bonus. In de volgende sectie zal de legitimiteitstheorie gekoppeld worden aan de woningcorporaties om een achterliggende verklaring van resultaatsturing bij woningcorporaties trachten te verklaren. 2.5 De Legitimiteitstheorie De legitimiteitstheorie tracht te verklaren waarom ondernemingen ervoor proberen te zorgen dat hun bedrijfsvoering legitiem zijn binnen de samenleving waarin zij opereren. Lindblom (1994) definieert legitimiteit vanuit een organisatieperspectief als een conditie of status welke zich voordoet wanneer het waardesysteem van een entiteit overeenkomt met het waardesysteem van een groter sociaal systeem waar de entiteit deel van uitmaakt. Wanneer er een werkelijk of mogelijk verschil bestaat tussen de twee waardesystemen, is dit een bedreiging voor de legitimiteit van de entiteit. (Lindblom, 1994, p2.). Legitimiteit is echter een relatief begrip in het sociale systeem waar een onderneming in opereert en is tijd en plaats specifiek. Zo definieert Suchman (1995) legitimiteit als Legitimiteit is de algemene perceptie of aanname dat de acties van een entiteit gewenst, correct of toelaatbaar zijn binnen een sociaal gevormd systeem van normen, waarden, veronderstellingen en definities. (Suchman, 1995, p.574). De grenzen van waarden en normen binnen een samenleving zijn gedurende de tijd aan verandering onderhevig. Volgens Deegan en Unerman (2006) focust het legitimiteitsperspectief zich op het managen van de relatie tussen de organisatie en de samenleving. Het doel van de legitimiteitstheorie is om de relaties met de stakeholders welke van belang zijn voor het voortbestaan en continuïteit van de onderneming te managen. Dit gebeurd middels een social contract (Deegan en Unerman, 2006 p.274). Hierin worden de verwachtingen van de samenleving met betrekking tot de acties en activiteiten van de onderneming gedefinieerd. Wanneer een onderneming zich niet aan dit social contract houdt, kan dit resulteren in negatieve publiciteit en sancties door de samenleving. Dowling en Pfeiffer (1975, p. 127) hebben de verschillende manieren waarop een onderneming de legitimiteit kan managen samengevat in een 3 tal punten: De organisatie kan uitkomsten, doelen en methoden van opereren aanpassen, zodat deze overeenkomen met de heersende definitie van legitimiteit; 16

17 De organisatie kan proberen door middel van communicatie de definitie van sociale legitimiteit te veranderen, zodat deze overeenkomt met de door de organisaties huidige manier van werken, uitstoot en waarden. De organisatie kan proberen door communicatie zich te identificeren met symbolen, waarden of instituten welke een sterke basis van legitimiteit hebben. Om de legitimiteit van een onderneming aan te tonen, publiceert deze diverse publiekelijk toegankelijke rapportages zoals bijvoorbeeld hun jaarverslag. Door gebruik te maken van vrijwillige extra toelichtingen en bijvoorbeeld rapportages over corporate social en environmental responsibility kan het management van een onderneming proberen de stakeholders te beïnvloeden over de legitimiteit van een onderneming. Nederlandse woningcorporaties zijn onder andere verantwoordelijk voor het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen, als wel het verbeteren van de leefbaarheid van de buurten waar hun woningen staan (Rijksoverheid, 2012). Door het sociale karakter van deze activiteiten kunnen woningcorporaties het zich niet permitteren om het social contract te breken en de legitimiteit te verliezen door bijvoorbeeld enorme winsten te behalen en de huren te verhogen, of bijvoorbeeld het management hoge bonussen te betalen en bezuinigen op het onderhoud van de huurwoningen. Wanneer woningcorporaties dit wel zouden doen, lopen zij het risico om hier door de samenleving op af gerekend te worden in de vorm van nieuwe wetgeving of bepaalde sancties welke het voorbestaan van de woningcorporaties in gevaar zou kunnen brengen. In de volgende sectie zal de Positive Accounting Theorie uiteen gezet worden, waarmee redenen voor resultaatsturing worden aangedragen. In dit onderzoek zullen de leningsconvenant- en politieke kosten hypothese nader worden onderzocht en gekoppeld worden aan de hypothesen welke in sectie 4.2 nader aan bod zullen komen. 2.6 De Positive Accounting Theorie Er zijn meerdere redenen welke voor een agent een rol kunnen spelen om resultaatsturing toe te passen. Een theorie die de reden van verslaggevingskeuzes probeert te verklaren is de Positive Accounting Theorie. De achterliggende gedachte van deze theorie is dat de agent verslaggevingskeuzes maakt om het eigenbelang te behartigen. Scott (2009) definieert deze theorie als volgt: 17

18 De Positive Accounting Theorie gaat over het voorspellen van acties als de keuze voor een bepaalde boekhoudwijze door de leidinggevenden van een organisatie en hoe leidinggevenden zullen reageren op voorgestelde nieuwe boekhoudstandaarden. (Scott, 2009, p. 284). Watts & Zimmerman (1986) hebben het voorspellende gedrag van de agent (waar het eigen belang van de agent centraal staat) weergegeven in een drietal hypothesen in de Positive Accounting Theorie. Elk van deze drie hypothesen probeert het gebruik van resultaatsturing te verklaren Bonusplan hypothese De bonusplan hypothese stelt dat een manager met een bonusplan eerder geneigd is om verslaggevingskeuzes te maken welke ervoor zorgen dat toekomstige opbrengsten verschuiven naar de huidige periode. De toename van de huidige opbrengsten kan dan namelijk leiden tot een hogere bonus voor de manager in het huidige jaar (Watts en Zimmerman, 1990, p.138). Deze hypothese sluit hiermee aan op de Agency Theorie Leningsconvenant hypothese De leningsconvenant hypothese stelt dat hoe hoger de solvabiliteitratio s als leningsvoorwaarde, hoe groter de kans is dat een manager geneigd is om verslaggevingskeuzes te maken welke ervoor zorgen dat toekomstige opbrengsten verschuiven naar de huidige periode. Op deze manier komen de solvabiliteitratio s beter uit, waardoor kans en kosten van het niet kunnen voldoen aan de gestelde solvabiliteitsratio s afneemt (Watts en Zimmerman, 1990, p.139). Bij woningcorporaties is sprake van een grote financiering van activiteiten middels leningen. Woningcorporaties hebben voor het betaalbaar houden van deze leningen daarom een noodzaak om te blijven voldoen aan de gestelde solvabiliteitsratio s van de financiers Politieke kosten hypothese De politieke kosten hypothese stelt dat hoe groter de mogelijke politieke kosten, hoe meer een onderneming geneigd zal zijn om resultaatsturing toe te passen. Grote ondernemingen zijn eerder geneigd om verslaggevingskeuzes te maken welke ervoor zorgen dat huidige opbrengsten verschuiven naar de toekomstige periode dan kleine ondernemingen, omdat grote ondernemingen met hoge opbrengsten eerder in beeld komen bij de politiek als monopolist en uitbuiter dan kleine ondernemingen (Scott, 2009 p.288). Managers van grote ondernemingen zullen daarom eerder geneigd zijn om hun huidige opbrengsten zo laag mogelijk te houden en genoegen nemen met het feit dat de resterende opbrengsten in de toekomst alsnog komen (Watts en Zimmerman, 1990, p.139). In het geval van woningcorporaties is het in het belang van 18

19 de woningcorporaties om ervoor te zorgen dat zij niet al te hoge resultaten en vermogens behalen, zodat ze hun legitimiteit bij hun stakeholders behouden en ze de politiek geen reden geven om corrigerend op te treden door bijvoorbeeld extra belastingheffingen of wetgeving voor woningcorporaties op te stellen. In de volgende sectie zullen de soorten van het meten resultaatsturing en het soort resultaatsturing dat in dit onderzoek zal worden gemeten, verder uiteen gezet worden. 2.7 Meten van resultaatsturing Voordat in hoofdstuk 3 de verschillende modellen voor het detecteren van resultaatsturing aan bod komen, is het belangrijk om eerst te weten hoe resultaatsturing gemeten kan worden. In deze sectie zullen de accruals en het onderscheid tussen discretionaire en niet-discretionaire accruals worden toegelicht. Er zijn meerdere methoden om over te gaan op resultaatsturing: stelselwijziging, fysiek ingrijpen en accrual accounting. Zo blijkt uit onderzoek van Healy (1985) dat er een hogere mate van stelselwijzigingen plaatsvindt wanneer er een bonusbeleid wordt aangenomen of gewijzigd. Een andere manier om winst te sturen betreft het manipuleren van de werkelijke situatie. Hierbij kan gedacht worden aan werkelijke kostenaanpassingen voor bijvoorbeeld onderzoek en ontwikkeling, inkopen, voorraad en verkopen. Bij het gebruik maken van deze methode van resultaatsturing worden zowel kasstromen als de winst gestuurd. Deze manier van resultaatsturing kan in dit onderzoek niet onderzocht worden. Dit komt omdat bij het verkrijgen van de data voor dit onderzoek geen gebruik gemaakt kon worden van gestandaardiseerde databasen zoals bijvoorbeeld COMPUSTAT. Omdat de mate van rapporteren en de wijze waarop tussen de verschillende woningcorporaties verschilt, kon de benodigde data voor deze manier van resultaatsturing niet gegenereerd worden. Voor de manier van resultaatsturing middels accruals, welke hieronder verder uiteengezet worden, was dit wel mogelijk. Een effectieve manier van resultaatsturing die moeilijk is te detecteren, betreft het manipuleren van accounting standaarden gerelateerd aan accruals. Uit onderzoek van Healy (1985) blijkt dat men voornamelijk gebruik maakt van accrual accounting. Healy (1985) definieert accruals als het verschil tussen gerapporteerde inkomsten en de operationele kasstroom (Healy, 1985, p. 86) Accrual based accounting kan worden verdeelt in discretionaire en niet-discretionaire accruals. Volgens Van der Bauwhede (2003, p. 198) is het verschil discretionaire accruals 19

20 (onverwachte accruals), zijn het deel van de organisaties accruals welke niet verklaard kunnen worden door de normale operationele activiteiten. Niet discretionaire accruals (verwachte accruals) zijn accruals welke in de lijn der verwachting liggen wanneer gekeken wordt naar de normale operationele activiteiten en dus de exogene economische stand van zaken weer geeft. Niet-discretionaire accruals zijn accruals welke niet vatbaar zijn voor subjectiviteit en dus niet manipuleerbaar zijn. Hier tegenover staat dat discretionaire accruals wel manipuleerbaar zijn en door managers gebruikt worden voor resultaatsturing. Enkele voorbeelden van discretionaire accruals zijn de balansposten voorzieningen, debiteuren en andere posten waar schattingen en aannames bij gebruikt worden. Een belangrijk element van accruals is dat deze een terugkerend karakter hebben. Dit betekend dat wanneer accruals omhoog of omlaag worden bijgesteld, in een volgende periode het tegenovergestelde effent zal plaatsvinden. Dit wordt ook wel de ijzeren wet genoemd (Scott, 2009, p.404). Wanneer er geen sprake is van resultaatsturing zal de discretionaire accrual gelijk zijn aan nul. Omdat accruals afhankelijk zijn van de gemaakte verslaggevingskeuzes, hebben accruals een bepaalde informatiewaarde. Hierdoor is accrual accounting een geschikte methode voor resultaatsturing (Hooghiemstra et al., 2008). Om het gebruik van discretionaire accrual accounting te kunnen meten, zijn er diverse modellen in de wetenschappelijke literatuur ontwikkeld. In hoofdstuk 3 zullen deze verschillende modellen nader uiteengezet worden, waarna er een keuze gemaakt zal worden welke methode in dit onderzoek zal worden gebruikt om resultaatsturing te meten. In de volgende sectie zullen de verschillende methoden van resultaatsturing nader worden toegelicht. 2.8 De methoden van resultaatsturing In deze sectie zullen de methoden worden weergegeven welke er zijn om het resultaat te sturen. Er zijn diverse verschillende methoden van resultaatsturing. Scott (2009, p. 405) stelt vast dat er vier soorten zijn namelijk: taking a bath, income minimization, income maximization en income smoothing. Deze methoden zullen hieronder worden toegelicht Taking a bath Deze vorm van resultaatsturing kan plaatsvinden in perioden van economische neergang, veranderingen binnen het management of wanneer een onderneming bijvoorbeeld een 20

21 reorganisatie doormaakt. Wanneer een onderneming verlies moet rapporteren, kan het management er toe besluiten om een groter verlies te rapporteren. Dit omdat het op dat moment weinig uitmaakt of er een klein of groot verlies wordt gerapporteerd. Het management kan dan vervolgens besluiten om activa extra af te schrijven, of bijvoorbeeld extra voorzieningen te treffen en zo richting de toekomst schoon schip te maken en mogelijke toekomstige verliezen op dit moment al te nemen. Doordat toekomstige kosten reeds genomen zijn, neemt de kans om in de toekomst winsten te kunnen rapporteren toe. Hierdoor neemt voor het management tevens de kans toe om in toekomstige jaren wel in aanmerking te komen voor een bonus (Watts en Zimmerman, 1990) Income minimization Deze vorm van resultaatsturing is vergelijkbaar met taking a bath, alleen is deze vorm van resultaatsturing minder extreem. Deze vorm van resultaatsturing kan gekozen worden door een onderneming welke in beeld is bij de politiek in een periode wanneer ze erg winstgevend zijn, of wanneer ze willen doen voorkomen dat ze erg te leiden hebben onder (buitenlandse) concurrentie (Scott, 2009, p.405). Hierdoor is deze vorm van resultaatsturing te koppelen aan de politieke kosten hypothese van de Positive Accounting Theorie. Door de winst in het huidige jaar naar beneden bij te stellen en deze te verschuiven naar toekomstige jaren wordt geprobeerd om de politieke kosten te verlagen. Om extra wetgeving en heffingen op woningcorporaties vanuit de politiek te voorkomen, zouden woningcorporaties ertoe kunnen besluiten om hun winsten te temperen. Hierdoor zouden ze kunnen stellen dat ze het in de huidige economische situatie erg zwaar hebben en geen geld hebben om extra heffingen te betalen of nieuwe wetgeving omtrent de woningmarkt kunnen gebruiken Income maximization Deze vorm van resultaatsturing is het tegenovergestelde van income minimization (Scott, 2009, p.405). Enkele aanleidingen voor deze vorm van resultaatsturing kunnen bijvoorbeeld de bonusplan- en leningsconvenant hypothese van de Positive Accounting Theorie zijn. Wanneer een manager zijn maximale bonus nog niet heeft behaald, of de onderneming loopt het gevaar om niet zijn leningsvoorwaarden te kunnen voldoen, kan een manager besluiten om toekomstige winsten te verschuiven naar het huidige jaar Income smoothing Deze vorm van resultaatsturing komt neer op het egaliseren van winsten. Overtollige winsten in goede jaren worden verschoven naar slechte jaren, waardoor een lagere variatie is in 21

22 gerapporteerde winsten ontstaat (Scott, 2009, p.405). Redenen voor deze manier van resultaatsturing kunnen zijn om betere leningsvoorwaarden te krijgen, waardoor een onderneming lagere rentekosten heeft (Trueman en Titman, 1988) of voor het management om een stabiel niveau van bonussen te ontvangen gedurende een langere periode, dan wel meer baanzekerheid te hebben (DeFond en Park, 1997). Omdat woningcorporaties een groot gedeelte van hun activiteiten financieren middels vreemd vermogen, is het voor hen van belang om goede leningsvoorwaarden te hebben en te houden. Daarnaast kan het voor woningcorporaties van belang de voorspelbaarheid van toekomstige winstgevendheid te vergroten om zo wellicht goed door de controle op continuïteitperspectief van het CFV te komen. 22

23 3. Modellen voor meten resultaatsturing Er zijn veel verschillende methoden in de wetenschappelijke literatuur ontwikkeld om resultaatsturing te kunnen meten. In dit hoofdstuk zullen de meest gebruikte methoden besproken worden. Hierna zal het model geselecteerd worden welke gebruikt zal worden voor het uitvoeren van het onderzoek. Dechow et al. (1995) heeft de meeste gebruikte modellen geëvalueerd op de mate van het detecteren van resultaatsturing en welke methode dit het beste doet. De door Dechow et al. (1995) onderzochte modellen leiden de discretionaire accruals echter allemaal af van het verschil tussen de totale accruals en de niet-discretionaire accruals. Dechow & Dichev (2002) en McNichols (2002) laten zien dat de discretionaire accruals ook benaderd kunnen worden door de mutatie van de werkkapitaal accruals te berekenen. Doordat het meeste onderzoek naar resultaatsturing bij profit organisaties is uitgevoerd, zou gesteld kunnen worden dat de meest gebruikte modellen, welke door Dechow et al. (1995) onderzocht zijn, niet geschikt hoeven te zijn om resultaatsturing binnen non-profit organisaties te detecteren. Uit onderzoek van Leone en Van Horn (2005) in de non-profit sector blijkt dat ze modellen uit beide stromingen hebben gebruikt. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat zowel de modellen welke de discretionaire accruals afleiden van het verschil tussen de totale accruals en de niet-discretionaire accruals, als wel de modellen welke de discretionaire accruals benaderen door de mutatie van het werkkapitaal accruals gebruikt worden bij onderzoeken binnen de profit- als non-profit sector voor het detecteren van resultaatsturing. 3.1 Healy (1985) Healy (1985) gebruikt de totale accruals als basis om de discretionaire accruals te bepalen, omdat volgens Healy (1985) de niet-discretionaire accruals niet observeerbaar zijn. Healy (1985) maakt tevens de veronderstelling dat de niet-discretionaire accruals constant zijn er dat er sprake is van een systematische resultaatsturing in iedere periode. Healy (1985) hanteert onderstaande formule: NDA = TA / T Legenda: NDA = niet-discretionaire accruals; TA = totale accruals; T = aantal jaren. 23

24 De discretionaire accruals worden berekend door de niet-discretionaire accruals in mindering te brengen op de totale accruals. De totale accruals worden berekend door de netto winst te verminderen met de operationele kasstomen. 3.2 DeAngelo (1986) DeAngelo (1986) heeft zijn model afgeleid van het model van Healy (1985). Het grote verschil tussen beide modellen is dat DeAngelo stelt dat bij het bepalen van de totale accruals niet alleen gekeken moet worden naar het huidige boekjaar, maar ook naar het voorgaande boekjaar. Door Detchow et al. (1995) wordt het DeAngelo model dan ook bijzondere vorm van het Healy model genoemd. De modellen van Healy en DeAngelo gaan ervan uit dat niet-discretionaire accurals constant blijven gedurende de onderzoeksperiode en dat de discretionaire accruals een gemiddelde van nul hebben. Wanneer dit echter niet het geval is, dan worden er meetfouten vastgesteld in beide modellen (Dechow et al., 1995). DeAngelo hanteert onderstaande formule voor het bepalen van de totale accruals: TA t TA t-1 = (DA t DA t-1) + (NDA t NDA t-1) Legenda: TA t = totale accruals huidig boekjaar TA t-1 = totale accruals vorig boekjaar DA t = discretionaire accruals huidig boekjaar DA t-1 = discretionaire accruals vorig boekjaar NDA t = niet-discretionaire accruals huidig boekjaar NDA t-1 = niet-discretionaire accruals vorig boekjaar Voor het bepalen van de niet-discretionaire accruals hanteert DeAngelo (1986) onderstaande formule: NDA t = TA t-1 Legenda: NDA t = niet-discretionaire accruals huidig boekjaar TA t-1 = totale accruals vorig boekjaar 24

25 3.3 Jones (1991) Jones (1991) heeft in haar model het model van DeAngelo (1986) als basis gebruikt. Echter heeft zij de bevinding van Kaplan (1985) dat accruals afhankelijk zijn van de economische omstandigheden van een onderneming en dus niet constant zijn zoals Healy en DeAngelo stellen ter harte genomen. De economische omstandigheden van een onderneming neemt Jones (1991) mee in de vorm van vaste activa en omzet. Jones (1991) gaat er in haar model van uit dat omzet niet-discretionair is. Waar Jones (1991) echter geen rekening mee houdt is dat omzet wel discretionair is. Door resultaatsturing toe te passen kan omzet kan namelijk gecreëerd worden door omzet te verschuiven van een eerdere periode naar een latere periode of van een latere periode naar een eerdere periode. Voor het bepalen van de niet-discretionaire accruals gebruikt Jones (1991) onderstaande formule: NDA t = α 1 (1 / A t-1) + α 2 (ΔREV t / A t-1) + α 3 (PPE t / A t-1) Legenda: NDA t = niet-discretionaire accruals huidig boekjaar α 1 A t-1 α 2 = bedrijfsspecifieke parameter van totale activa = totale activa aan het begin van huidig boekjaar = bedrijfsspecifieke parameter van omzet ΔREV t = omzet huidig boekjaar minus omzet vorig boekjaar α 3 PPE t = bedrijfsspecifieke parameter vaste activa = vaste activa aan het begin van huidig boekjaar Bij het model van Jones (1991) wordt bij het schatten van de discretionaire accruals gebruik gemaakt van regressietechniek. De discretionaire accruals in een bepaalde periode worden geschat als de afwijking van de huidige accruals ten opzichte van de schatting van de gemiddelde accruals. Deze gemiddelde accruals kunnen op twee manieren worden bepaald: de tijdreeksmethode (het gemiddelde van de accruals van de ondernemingen over meerdere jaren), of de cross-sectionele methode (de gemiddelde accruals in de bedrijfstak in het voorgaande jaar (Hooghiemstra et al., 2008)). 25

Effect van het toepassen van Accounting Accruals op de kwaliteit van de gerapporteerde winsten

Effect van het toepassen van Accounting Accruals op de kwaliteit van de gerapporteerde winsten Bachelor Thesis Tweede versie Effect van het toepassen van Accounting Accruals op de kwaliteit van de gerapporteerde winsten Student: Denise van Dam Studentnummer: 5602874 Datum van voltooiing: 27 juni

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Samenvatting CFV 2010 Corporatie in Perspectief L0278 Zaanstad Samenvatting Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke en financiële kengetallen

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Samenvatting CFV 2011 Corporatie in Perspectief L0151 Eindhoven Samenvatting Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke en financiële

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs

Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs Naam: Natashja Rotteveel Studentnummer: 10694269 Datum: 23 januari 2016 Aantal woorden: 15,602 Eerste beoordelaar: Ir. drs. A.C.M.

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Samenvatting CFV 2009 Corporatie in Perspectief L2108 Eindhoven Samenvatting Corporatie in Perspectief Ter introductie In toenemende mate is er behoefte om met behulp van kengetallen inzicht te krijgen

Nadere informatie

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. VERONDERSTELLINGEN Vraagprijs 2.500.000 (pand en inventaris). Inkomsten: In totaal 40 kamers; Bezetting kamers: T1 45%, T2 52%, T3 63%, vanaf T4 en verder 68%;

Nadere informatie

Een gemengd woningfonds

Een gemengd woningfonds Een gemengd woningfonds Cathelijne van den Berg 1/43 Inhoudsopgave Introductie Opzet onderzoek Literatuurstudie Onderzoeksresultaten Conclusie & aanbevelingen 2/43 Introductie Housing Woningcorporaties

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Ter Reigerie 7 bus 3, 8800 Roeselare. www.pouseele.be. Resultaatmanipulatie. Pouseele B. & C, Bedrijfsrevisoren

Ter Reigerie 7 bus 3, 8800 Roeselare. www.pouseele.be. Resultaatmanipulatie. Pouseele B. & C, Bedrijfsrevisoren Pouseele B. & C, Bedrijfsrevisoren Ter Reigerie 7 bus 3, 8800 Roeselare www.pouseele.be Resultaatmanipulatie Pouseele B. & C, Bedrijfsrevisoren Resultaatmanipulatie Bij resultaatmanipulatie wendt de bedrijfsleiding

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2010 Corporatie in Perspectief L0669 Roermond CFV 2010 Corporatie in Perspectief L0669 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Situering van het corporatiebezit: indicatie

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1548 Amstelveen CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1548 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Stichting ENUM Nederland Arnhem

Stichting ENUM Nederland Arnhem Stichting ENUM Nederland Arnhem Jaarverslaggeving over 2015 Statutaire vestigingsplaats: Arnhem Feitelijk adres en vestigingsplaats: Meander 501, Arnhem 1 Inhoud Jaarrekening 3 Balans per 31 december 2015

Nadere informatie

Stichting ENUM Nederland

Stichting ENUM Nederland Stichting ENUM Nederland Jaarverslaggeving over 2016 Rechtsvorm: Stichting Statutaire vestigingsplaats: Arnhem Feitelijk adres en vestigingsplaats: Meander 501, Arnhem KvK Arnhem: 09163163 1 Inhoud Jaarrekening

Nadere informatie

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis RAPPORT 21 Stichting Spin for Life Aletta Jacobskade 66 3137 TB Vlaardingen Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee 4 3144 DB Maassluis INHOUD JAARVERSLAG Verklaring Resultaat-analyse Financiële

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Investerings- en financieel statuut

Investerings- en financieel statuut Investerings- en financieel statuut Inleiding Het belang van financiële sturing is in de afgelopen jaren toegenomen. Wijzigingen in de wettelijke regels, waaronder de scheiding van DAEB en niet-daeb activiteiten

Nadere informatie

WSW trendanalyse woningcorporaties 2013-2017

WSW trendanalyse woningcorporaties 2013-2017 WSW trendanalyse woningcorporaties 2013-2017 Risico s voor borgstelsel nemen toe Corporaties nemen maatregelen om de financiële conti - nuïteit te waarborgen. Dit is het gevolg van de overheidsmaatregelen

Nadere informatie

Stichting ENUM Nederland Arnhem

Stichting ENUM Nederland Arnhem Stichting ENUM Nederland Arnhem Jaarverslaggeving over 2013 Statutaire vestigingsplaats: Arnhem Feitelijk adres en vestigingsplaats: Meander 501, Arnhem 1 Inhoud Jaarrekening 3 Balans per 31 december 2013

Nadere informatie

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving Alternatieve financiële prestatie-indicatoren Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving April 2014 Inhoudsopgave 1 Conclusie en samenvatting 4 2 Doelstellingen, onderzoeksopzet en definiëring

Nadere informatie

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation 2009-2010

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation 2009-2010 TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation 2009-2010 CiTG, minor Mining and Resource Engineering Economie college 1: Grip op Geldstromen Dr.ir. Gerard P.J. Dijkema Energy & Industry Group December

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief CFV 2012 Corporatie in Perspectief Rotterdam Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke en financiële kengetallen van een corporatie zich

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief CFV 2013 Corporatie in Perspectief Rotterdam Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke en financiële kengetallen van een corporatie zich

Nadere informatie

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013 Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013 HALFJAARVERSLAG 2013 Schiphol Nederland B.V. is onderdeel van de Schiphol Group (N.V. Luchthaven Schiphol voert Schiphol

Nadere informatie

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: de algemene vergadering van Nederlandse Waterschapsbank N.V. Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van

Nadere informatie

Stichting ENUM Nederland Arnhem. Jaarverslaggeving over 2011

Stichting ENUM Nederland Arnhem. Jaarverslaggeving over 2011 Stichting ENUM Nederland Arnhem Jaarverslaggeving over 2011 1 Inhoud Jaarrekening 3 Balans per 31 december 2011 (voor resultaatbestemming) 4 Winst-en-verliesrekening over 2011 5 Kasstroomoverzicht over

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 in Perspectief L0339 Woningbouwvereniging 't Goede Woonhuys Hilversum CFV 2009 in Perspectief L0339 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen

Nadere informatie

Stichting ENUM Nederland Arnhem. Jaarverslaggeving over 2010

Stichting ENUM Nederland Arnhem. Jaarverslaggeving over 2010 Stichting ENUM Nederland Arnhem Jaarverslaggeving over 2010 1 Inhoud Jaarrekening 3 Balans per 31 december 2010 (voor resultaatbestemming) 4 Winst-en-verliesrekening over 2010 5 Kasstroomoverzicht over

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis RAPPORT 2014 Stichting Spin for Life Aletta Jacobskade 66 3137 TB Vlaardingen Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee 4 3144 DB Maassluis INHOUD JAARVERSLAG Verklaring Resultaat-analyse Financiële

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0305 Langedijk Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke en financiële kengetallen van een corporatie

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief Deurne Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van het corporatiebezit: indicatie fysieke ingrepen

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1979 Rotterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1979 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Uitwerking examen Financial Accounting 2 dd 9 januari 2018 (na normeringsvergadering)

Uitwerking examen Financial Accounting 2 dd 9 januari 2018 (na normeringsvergadering) Uitwerking examen Financial Accounting dd 9 januari 08 (na normeringsvergadering) Opgave (30 punten) Vraag ( punten) Noem twee functies van het kasstroomoverzicht. Draagt in samenhang met de balans en

Nadere informatie

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015 Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Algemeen... 2 2. Jaarrekening... 3 2.1 Balans per 31 12 2015 (voor winstbestemming)... 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2015...

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0160 Aalten CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0160 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van

Nadere informatie

Basisbeginselen bedrijfseconomie INKIJKEXEMPLAAR

Basisbeginselen bedrijfseconomie INKIJKEXEMPLAAR Basisbeginselen bedrijfseconomie Basisbeginselen bedrijfseconomie Maarten van Hasselt Concept uitgeefgroep Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Concept uitgeefgroep Postbus

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief CFV 213 Corporatie in Perspectief L42 Bouwvereniging "Huis en Hof" voor de gemeente Nijmegen Nijmegen Corporatie in Perspectief Ter introductie In Corporatie in Perspectief is te zien hoe de volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1061 Stichting Woningcorporatie Plicht Getrouw Ede CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1061 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag-

Nadere informatie

Versie 2013-08. TREASURYSTATUUT Stichting Woontij

Versie 2013-08. TREASURYSTATUUT Stichting Woontij Versie 2013-08 TREASURYSTATUUT Stichting Woontij 1. Inleiding Een groot deel van de kosten bij een wooncorporatie bestaat uit rente. Richtlijnen ten aanzien van financieren en beleggen zijn belangrijk.

Nadere informatie

GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA

GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA Management control: GEBRUIK VAN VERANTWOORDELIJKHEIDS- CENTRA RECENTE ONTWIKKELINGEN IN ONDERZOEK 34 Jake Foster: beeld Verantwoordelijkheidscentra vormen binnen veel organisaties een essentieel onderdeel

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2011 Corporatie in Perspectief L1691 Apeldoorn CFV 2011 Corporatie in Perspectief L1691 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Situering van het corporatiebezit: indicatie

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief Rotterdam Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van het corporatiebezit: indicatie fysieke ingrepen

Nadere informatie

MEMO HERZIENING WONINGWET

MEMO HERZIENING WONINGWET MEMO HERZIENING WONINGWET Nieuwe corporatiebestel van kracht op 1 juli 2015 Op 17 maart 2015 heeft de Eerste Kamer unaniem ingestemd met de gewijzigde Woningwet 1 die tot doel heeft het functioneren van

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief Zwolle Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van het corporatiebezit: indicatie fysieke ingrepen

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9 HOOFDSTUK 9 Opgave 1 a. Het kasstroomoverzicht wordt gemaakt om inzicht te verschaffen in de dynamische liquiditeit van de onderneming. Oftewel de liquiditeit gedurende het boekjaar. Zoals u inmiddels

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit Onderzoek naar het Effect van de Aanwezigheid van een Hond op het Alledaags Functioneren van een Kind met Autisme M.I. Willems Open Universiteit Naam student: Marijke Willems Postcode en Woonplaats: 6691

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L2103 Amsterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L2103 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0108 Amsterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0108 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0249 Helmond CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0249 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0079 Rotterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0079 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012 AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN Jaarverslag 2011 INHOUDSOPGAVE Pagina JAARVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Algemeen 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 5 5 Directieverslag 6 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren?

Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren? Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren? Ugchelen, Oktober 2013 Agenda 1. Verwachtingen en uitgangspunten 2. Voorbeelden uit de praktijk: a. Project A (240 meergezinswoningen)

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief Geertruidenberg Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van het corporatiebezit: indicatie fysieke

Nadere informatie

Resultaten eerste halfjaar Dico International

Resultaten eerste halfjaar Dico International PERSBERICHT Bussum, 29 augustus 2014 Blijvende interesse in beursnotering Resultaten eerste halfjaar Dico International NV Dico International (Dico) heeft in de eerste zes maanden de instandhoudingskosten

Nadere informatie

Samenvatting: Winst en waarde van energie renovaties in de woningbouw

Samenvatting: Winst en waarde van energie renovaties in de woningbouw Samenvatting: Winst en waarde van energie renovaties in de woningbouw De opgave is groot De Rijksoverheid streeft naar een energieneutrale bebouwde omgeving in 2050. Op weg daar naar toe is de ambitie

Nadere informatie

IS EARNINGS MANAGEMENT TOEGENOMEN NA DE INVOERING VAN IFRS IN NEDERLAND?

IS EARNINGS MANAGEMENT TOEGENOMEN NA DE INVOERING VAN IFRS IN NEDERLAND? IS EARNINGS MANAGEMENT TOEGENOMEN NA DE INVOERING VAN IFRS IN NEDERLAND? Master in Accountancy & Control Amsterdam Business School Universiteit van Amsterdam Michael Eric Niels Jeffrey Faber S25720 / 5851572

Nadere informatie

Halfjaarbericht 2015. N.V. Dico International

Halfjaarbericht 2015. N.V. Dico International Halfjaarbericht 2015 N.V. Dico International Inhoud Jaarverslag Directieverslag N.V. Dico International Verkorte halfjaarcijfers 2015 1. Verkort overzicht financiële positie per 30 juni 2015 2. Verkort

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1879 Bergen op Zoom CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1879 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Financieel Statuut. Woonstichting SSW

Financieel Statuut. Woonstichting SSW Financieel Statuut Woonstichting SSW Vastgesteld: RvC 21 januari 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Interne sturing SSW... 3 3 Financiële kaders SSW... 4 4 Vertaling van de financiële kaders naar de

Nadere informatie

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelor scriptie [Economie & Bedrijfseconomie] Scriptie Earnings Management: Earnings Management en onethisch gedrag In deze scriptie is geprobeerd

Nadere informatie

HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde

HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde HOTELS EN VASTGOEDEIGENSCHAPPEN een onderzoek naar de relatie tussen vastgoed en waarde Technische Universiteit Delft Architecture, Urbanism & Building sciences Real Estate & Housing Joris Tensen 1560387

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1910 Oldenzaal CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1910 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Leningen en kasstromen

Leningen en kasstromen 2015 Leningen en kasstromen Onderzoek ikv artikel 213a van de gemeentewet Otto Mekel JS Consultancy 9/21/2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Onderzoeksvragen...

Nadere informatie

Leader Member Exchange: Effecten van Locus of Control, Coping en de Mediatie van Persoonlijk Initiatief

Leader Member Exchange: Effecten van Locus of Control, Coping en de Mediatie van Persoonlijk Initiatief Leader Member Exchange: Effecten van Locus of Control, Coping en de Mediatie van Persoonlijk Initiatief Leader Member Exchange: Effects of Locus of Control, Coping and the Mediation of Personal Initiative

Nadere informatie

Stichting Odensehuis Culemborg. Achter 't Zand CC Culemborg. Jaarrekening 2018

Stichting Odensehuis Culemborg. Achter 't Zand CC Culemborg. Jaarrekening 2018 Achter 't Zand 58 3532 CC Culemborg Jaarrekening 2018 INHOUDSOPGAVE Pagina Jaarrapportage 3 Samenstellingsverklaring 4 Resultaten 5 Financiële positie 7 Ondertekening van het Jaarrapport 8 Jaarstukken

Nadere informatie

Determinanten van Career Decision Self-Efficacy. Determinants of Career Decision Self-Efficacy

Determinanten van Career Decision Self-Efficacy. Determinants of Career Decision Self-Efficacy Determinanten van Career Decision Self-Efficacy Determinants of Career Decision Self-Efficacy Irma M.Wilst-Blom Eerste begeleider : Dr. J.E.M.M. Syroit Tweede begeleider : Dr. W.J. Pouwelse Student : Mw.

Nadere informatie

Jaarverslaggeving over 2009

Jaarverslaggeving over 2009 Stichting ENUM Nederland, Arnhem Pagina 1 van 14 Inhoud Jaarrekening 3 Balans per 31 december 2009 (voor resultaatbestemming) 4 Winst-en-verliesrekening over 2009 5 Kasstroomoverzicht over 2009 6 Algemene

Nadere informatie

Gewoon goed. wonen WONINGSTICHTING BUITENLUST ONDERNEMINGSPLAN

Gewoon goed. wonen WONINGSTICHTING BUITENLUST ONDERNEMINGSPLAN Gewoon goed wonen WONINGSTICHTING BUITENLUST ONDERNEMINGSPLAN 2014-2018 2 WONINGSTICHTING BUITENLUST Hierbij presenteren wij met veel plezier ons ondernemingsplan 2014-2018 met als titel: GEWOON GOED WONEN

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Het Effect op Compliance Gedrag van de Invoering van de Vooringevulde Aangifte. J.M. Trooster

Het Effect op Compliance Gedrag van de Invoering van de Vooringevulde Aangifte. J.M. Trooster Het Effect op Compliance Gedrag van de Invoering van de Vooringevulde Aangifte The Effect of pre-completed Tax returns forms on Compliance J.M. Trooster Eerste begeleider: dr. P. Verboon Tweede begeleider:

Nadere informatie

Hoe maken we het wonen prettig en betaalbaar? Jan Brouwer en vrijwilligers Piezo OTB Platform31 31 oktober 2012

Hoe maken we het wonen prettig en betaalbaar? Jan Brouwer en vrijwilligers Piezo OTB Platform31 31 oktober 2012 Hoe maken we het wonen prettig en betaalbaar? Jan Brouwer en vrijwilligers Piezo OTB Platform31 31 oktober 2012 Inhoud Wat is er aan de hand? Wat moeten we doen? Wat is zelfbeheer? Wat zijn de voordelen?

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014 Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014 Inhoudsopgave 1. Algemeen 2 2. Jaarrekening 3 2.1 Balans per 31-12-2014 (voor winstbestemming) 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2014 4 2.3 Kasstroomoverzicht

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2015 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Fiscale positie

Nadere informatie

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd. Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V. Grant Thornton Accountants en Adviseurs B.V. De Passage 150 Postbus 71003 1008 BA Amsterdam T 088-676 90 00 F 088-676 90 10

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Materieel belang in de jaarrekening Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Agenda Inleiding Doel van de jaarrekening Wat is materieel belang Wat

Nadere informatie

Werkkapitaal, Equity cashflow, Entity cashflow en Discretionary Cashflow

Werkkapitaal, Equity cashflow, Entity cashflow en Discretionary Cashflow Werkkapitaal, Equity cashflow, Entity cashflow en Discretionary Cashflow Er is al heel wat gezegd en geschreven over het onderwerp Cash Flows. Wat ons blijft verbazen is hoe onvolledig deze publicaties

Nadere informatie

APPENDICES. Universiteit van Tilburg Departement Accountancy Jan Bouwens Edith Leung Arnt Verriest 25 februari 2011

APPENDICES. Universiteit van Tilburg Departement Accountancy Jan Bouwens Edith Leung Arnt Verriest 25 februari 2011 APPENDICES Universiteit van Tilburg Departement Accountancy Jan Bouwens Edith Leung Arnt Verriest 25 februari 2011 Appendices bij het rapport ter evaluatie van de Wet toezicht financiële verslaggeving:

Nadere informatie

Praktijkhandreiking 1119 Nadere toelichtingen in de controleverklaring 24 april 2012

Praktijkhandreiking 1119 Nadere toelichtingen in de controleverklaring 24 april 2012 Nadere toelichtingen in de controleverklaring 24 april 2012 Datum: 24 april 2012 Onderwerp: Van toepassing op: Status: Accountants die controleopdrachten uitvoeren Praktijkhandreiking Relevante regelgeving

Nadere informatie