Screeningsnota planmer plicht RUP centrum Begijnendijk

Transcriptie

1 Screeningsnota planmer plicht RUP centrum Begijnendijk

2 Gemeente Begijnendijk RUP centrum Begijnendijk Onderzoek naar plan-mer-plicht Verzoek tot raadpleging Initiatiefnemer: Gemeente Begijnendijk Kerkplein Begijnendijk Uitvoering: Interleuven Brouwersstraat Leuven juli /33

3 INHOUDSTAFEL 1. Beschrijving van het plan Inleiding Bepaling van de planmer - plicht Motivatie van het plan, voorgeschiedenis en eventueel reeds genomen beslissingen Situering en afbakening van het plangebied Gewestplan Beschrijving van de referentiesituatie + effecten per milieudiscipline Bodem Water: oppervlakte- en grondwater Fauna en flora en biodiversiteit Ruimtelijke ordening Cultureel erfgoed en landschap Lucht en klimaat Geluid en licht Gezondheid en veiligheid van de mens Energie- en grondstoffenvoorraad Mobiliteit Besluit/algemene conclusie BIJLAGE: bronvermelding gebruikte kaartlagen juli /33

4 1. Beschrijving van het plan 1.1. Inleiding Doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan: Het ruimtelijk uitvoeringsplan Centrum Begijnendijk is een gebiedsdekkend RUP (daarbij worden bij goedkeuring alle plannen van aanleg, inclusief het gewestplan, opgeheven). Bij de opmaak van het plan zullen hoofdzakelijk de bestaande juridische en planologische mogelijkheden die vandaag bestaan, bevestigd worden. Doch op verscheidene locaties zullen correcties, accenten, prioriteiten e.a. worden ingelast. Ook de implementatie van het masterplan 1 dat werd opgemaakt voor de dorpskern van Begijnendijk vormt een belangrijk element bij de opmaak van dit RUP. Er zal, in de mate van het mogelijke, getracht worden om de verschillende schaalniveaus uit het masterplan om te zetten en te integreren in dit RUP. Uiteindelijk is het de bedoeling om een duidelijke richting te creëren voor de ruimtelijke ordening van het centrum van Begijnendijk. De gemeente Begijnendijk wil via voorliggend RUP o.a. volgende doelstellingen bereiken: - aantrekkelijk maken van het hoofddorp (door herlokalisatie van storende bedrijven, herinrichting van het openbaar domein en bundelen van voorzieningen); - verhogen van de verkeersleefbaarheid in de kern (door de herinrichting van het openbaar domein); - garanderen van de bereikbaarheid (door verkeersveiliger maken van de Haltestraat, een fietsverbinding voorzien naar Aarschot); - verhogen van de woonomgevingskwaliteit; - het voeren van een duidelijk doelgroepenbeleid; Het masterplan dient als kader om de voorschriften te ondersteunen en om als leidraad te gebruiken bij de ontwikkeling van projecten binnen het RUP. Het RUP wil vooral de onderliggende principes van het masterplan vastleggen in voorschriften. De flexibiliteit van de verschillende zones met hun bijhorende voorschriften is zeer belangrijk om op lange termijn de onderliggende visie te bewaren. Er is immers geen zekerheid over de sociale en economische toekomst van het dorpsweefsel van Begijnendijk. Dit neemt niet weg dat een consequente en coherente visie op het centrum als geheel een sterke invloed kan hebben op de ruimtelijke ontwikkelingen. Reikwijdte van het voorgenomen plan: Het plangebied omvat het centrum van Begijnendijk met zijn onmiddellijke omgeving en heeft een totale oppervlakte van circa 90 hectare. Het ruimtelijk uitvoeringsplan wil voor Begijnendijk centrum richtlijnen creëren voor de verschillende aanwezige functies waardoor de gemeentelijke doelstellingen bereikt kunnen worden. Begijnendijk moet een kern worden te midden van groene valleien, bossen en parken waarbij de versterking van de relatie centrum station, het concentreren van de centrumactiviteiten en het behoud van de rustige 1 Masterplan voor het centrum van Begijnendijk, Studio 010 (B. Secchi, P. Viganò), september 2010 juli /33

5 groene woonbuurten belangrijke aandachtspunten vormen. Het geheel moet de woonomgeving ondersteunen en mag het lokale niveau niet overstijgen. Detailleringsgraad van het voorgenomen plan: Het plan zal bestemmingsvoorschriften voorzien voor de verschillende lokale functies in het centrum van Begijnendijk: woonfunctie, gemeenschaps- en nutsvoorzieningen, handel en bedrijvigheid, natuur/parkgebied, weginfrastructuur en de publieke ruimte. Hierbij zullen er specifieke uitspraken gedaan worden over de bestemming. Afhankelijk van de bestemming kunnen deze uitspraken handelen over o.a.: bebouwing (inplanting, bouwdiepte, bouwhoogte, dakvorm, gevelafwerking), onbebouwde ruimte (verharding, bijgebouwen, afsluitingen, ), toegankelijkheid, waterbeheersing, algemene inrichting, Ander inrichtingsvoorschriften kunnen het resultaat zijn van het planningsproces Bepaling van de planmer - plicht De Europese richtlijn 2001/42/EG bepaalt welke plannen aan een milieueffectenrapportage onderworpen moeten worden. Alle ruimtelijke uitvoeringsplannen vallen ondubbelzinnig onder het toepassingsgebied van deze richtlijn. Dit wil echter niet zeggen dat voor elk ruimtelijk uitvoeringsplan een milieueffectenrapport (plan-mer) moet opgesteld worden. In heel wat gevallen kan een zogenaamd onderzoek tot m.e.r. volstaan. Het integratiespoor houdt in dat de milieueffectrapportage plaatsvindt tijdens het voorbereidende proces voor de opmaak en voor de vaststelling van het RUP. De milieueffectrapportage levert gegevens aan inzake de mogelijke milieueffecten van het voorgenomen RUP. Indien blijkt dat er een plan-mer dient opgemaakt te worden, dient de procedure van het plan-mer te worden gevolgd. Het plan-mer dient goedgekeurd te worden ten laatste vóór de voorlopige vaststelling van het ontwerp van RUP. Deze nota betreft het onderzoek tot de plan-mer-plicht van het RUP Centrum Begijnendijk. Het ruimtelijk uitvoeringsplan is een gebiedsdekkend RUP (daarbij worden bij goedkeuring alle plannen van aanleg, inclusief het gewestplan, opgeheven). Meer bepaald wordt onderzocht of er aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Het RUP valt niet onder de projecten die volgens artikel 36ter 2 van het decreet Natuurbehoud een passende beoordeling vereisen. Het RUP vormt ook geen kader voor vergunningen voor een bijlage I- of II-project volgens het besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het uitvoeringsplan is ver gelegen van een grens met een buurland of het Waalse Gewest. Aangezien uit de inleiding blijkt dat er geen significante milieueffecten worden verwacht in de onmiddellijke omgeving van het voorgenomen plan en gezien de afstand tot de grenzen, en het feit dat er geen directe relaties zijn van het plangebied met gebieden aan de overzijde van de grens, wordt aangenomen dat er zich geen bijkomende grensoverschrijdende effecten kunnen voordoen. 2 Artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma s een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied (in toepassing van de Vogel- en de Habitatrichtlijn) kan veroorzaken, dient te worden onderworpen aan een passende beoordeling. juli /33

6 Aangezien: - geen passende beoordeling is vereist, - het RUP geen kader vormt voor vergunningen voor een bijlage I- of II-project, - er geen grensoverschrijdende effecten zijn, wordt eerst enkel een screening of onderzoek tot m.e.r. uitgevoerd om het vermoeden dat er geen significante milieueffecten zijn, te onderzoeken Motivatie van het plan, voorgeschiedenis en eventueel reeds genomen beslissingen Dit ruimtelijk uitvoeringsplan is een uitwerking van de doelstellingen en visies voor het centrum van Begijnendijk welke opgenomen zijn in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS). Dit structuurplan geeft aan dat er een RUP dient opgemaakt te worden om een aantal herbestemmingen door te voeren welke noodzakelijk zijn om het woonaanbod (ten behoeve van het doelgroepenbeleid) in de kern te verhogen en e woonomgevingskwaliteit te garanderen. De gemeente wenst een doelgroepenbeleid uit te voeren en wenst daartoe het aantal sociale huurwoningen in de gemeente te verhogen. Tevens wenst ze te voorzien in voldoende betaalbare bouw- en koopmogelijkheden voor lagere inkomens. Door het voorzien van grotere bouwdieptes en breedtes in de Betekomsesteenweg (van Kerkstraat tot Kleine Steenweg), de Baalsesteenweg (van Betekomsesteenweg tot Vissendijk) en rond de parking in de hoek van de Baalsesteenweg / Dorpsstraat kan handel worden aangetrokken naar het centrum. Dit verhindert het uitzwermen van deze voorzieningen naar de Liersesteenweg of de open ruimte. Tevens verhoogt het de aantrekkelijkheid en levendigheid van het centrum. De verhoging van de aantrekkelijkheid en levendigheid van het centrum tracht men ook te bekomen door middel van de herinrichting van het openbaar domein. Gezien de visuele kwaliteit de wensen overlaat, het straatbeeld te sterk gedomineerd wordt door de auto en er veel sluipverkeer is, wordt er in het GRS voorgesteld om het openbaar domein her in te richten. Daardoor zal de woonomgevingskwaliteit verhogen, de kern beter gestructureerd worden en het sluipverkeer worden ontmoedigd. Naast de leefbaarheid zal eveneens het functioneren van het dorp verbeteren. Ook het voorzien van de nodige sportinfrastructuur nabij de kern is een belangrijk aandachtspunt in het structuurplan. Gezien evenwel de dringendheid van de problematiek van de nood aan recreatieve voorzieningen in de kern van Begijnendijk en de hiervoor binnen het GRS Begijnendijk aangeduide locatie aan de rand van het centrum van Begijnendijk, werd besloten om hiervoor een afzonderlijk RUP op te maken. Voorafgaand op de opmaak van dit RUP werd er reeds een masterplan opgesteld voor het centrum van Begijnendijk. Dit masterplan richt zich sterk op het centrum van Begijnendijk (het gebied rondom de kerk Dorpsstraat Betekomsesteenweg Kerkplein Kerkstraat Baalsesteenweg en Kleinesteenweg) en in mindere mate op de woongebieden rondom dit centrum. Deze woongebieden worden wel specifiek uitgewerkt in dit RUP. Het masterplan tracht een antwoord te formuleren op de vraag hoe het centrum weer tot centrum kan omgevormd worden en hoe er tegelijkertijd ingespeeld kan worden op de territoriale schaal juli /33

7 rondom het dorpscentrum; hoe men groen in het dorp krijgt en hoe deze de identiteit en hoofdstructuur van het dorp kan vormen. Er dient een zekere relatie te zijn tussen het masterplan en de uitwerking van dit RUP, hierbij zal het masterplan dienen als kader om de voorschriften te ondersteunen en om als leidraad te gebruiken bij de ontwikkeling van projecten binnen het RUP. Voor de start van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan bestonden enkel het gewestplan, de verkavelingen binnen het plangebied en de visie in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Situering en afbakening van het plangebied Algemene situering van het plangebied Het plangebied is gelegen in deelgemeente Begijnendijk en kan grotendeels aanzien worden als een RUP dat betrekking heeft op de dorpskern van Begijnendijk. Het is ca. 90ha groot. De kern was in oorsprong een kernlint (Betekomsesteenweg) dat, doorheen de tijd werd aangevuld met bijkomende lintontwikkelingen en verkavelingen. Momenteel is het de grootste bebouwingsconcentratie in de gemeente met een aanzienlijk aanbod aan lokale woonondersteunende voorzieningen. Bovendien zijn de openbare diensten van de gemeente (gemeentehuis en OCMW) en een rusthuis hier gevestigd, waardoor deze kern op dit vlak een centrale functie vervult voor de hele gemeente. Het plangebied omvat een groot deel van deze kern. Doorheen het plangebied lopen enkele belangrijke (inter)lokale wegen: de N10 (Liersesteenweg); welke een belangrijke verbindingsweg is tussen Aarschot Heist-op-den-Berg en Lier; de Betekomsesteenweg en de Dorpsstraat; welke een verbindingsweg vormt tussen Begijnendijk en Betekom; de Baalsesteenweg; welke een verbindingsweg vormt tussen Begijnendijk en Baal; de Haltestraat en de Kleine Steenweg; welke een verbinding maakt tussen het treinstation en het dorpscentrum van Begijnendijk. Reliëfsmatig ligt het plangebied in een uitgestrekte vlakte met een hoogte van ca. 10m boven zeespiegelniveau. Oorspronkelijk was dit een uitgestrekt moerasgebied, een grote vlakke fossiele vallei. Daarin komt een rastervormig netwerk van beken en grachten voor, ook binnen het plangebied zijn er nog enkele van deze grachten terug te vinden. Natuurlijk - landschappelijk is het plangebied gelegen in een gebied dat sterk gestructureerd wordt door een netwerk van beken en grachten, met bosrelicten en groen gekoppeld aan de beekvalleien en tussenliggend de wegenis met lintbebouwing. De open delen zijn overwegend weiden en al dan niet verruigde graslanden. Wat de landbouwomgeving betreft, maakt het plangebied deel uit van een gebied dat wordt gekenmerkt door kleinschalige en versnipperde landbouw. Op deze lager gelegen, oorspronkelijk moerassige gronden en schralere zandgronden komt voornamelijk veeteelt (natte beemden, heide) voor. juli /33

8 Afbakening van het plangebied: Deze afbakening werd bekomen op basis van enkele belangrijke elementen die mee opgenomen moeten worden bij de opmaak van dit RUP: - een kwaliteitsvolle verbinding creëren tussen het station en het dorpscentrum; - opnemen van het woonuitbreidingsgebied Everbeur; - creëren van een poort aan de Baalsesteenweg; - opnemen van het masterplan centrum begijnendijk (Secchi & Vigano, sept. 2010). Naast bovenstaande aandachtspunten werd er vooral gekozen om een logische begrenzing te kiezen d.m.v. het volgen van straten en/of zonegrenzen van het gewestplan. In het noorden begint de afbakening vanaf de Dorpsstraat en volgt deze de De Bruynlaan. Op de hoek met de Begijnendreef maakt de afbakening een doorsteek naar de Liersesteenweg (ze volgt hiervoor enkele perceelsgrenzen). Hierna wordt de Liersesteenweg overgestoken (bij het café Sparrenhof en het houthandel & doe-het-zelf bedrijf Van Rompaey) en volgt de begrenzing de 50 meter grens van het woongebied in zuidelijke richting tot aan de kruising met de Veldstraat. Vanaf hier volgt de kruising de 50 meter grens van het woongebied van de Veldstraat (richting spoorweg). Op een gegeven moment zal de begrenzing een insprong maken op de Veldstraat waarbij ze een gedeelte woonuitbreidingsgebied (reeds bebouwd) zal meenemen, deze insprong loopt tot aan de spoorweg. Vanaf dit punt wordt de oostelijke grens van het plangebied gevormd. Deze volgt het spoor tot aan de Haltestraat. Hier wordt de spoorweg overgestoken en zal de grens de 50 meter grens van het landelijk woongebied in noordelijke richting volgen tot aan de Molenbeek. Hier volgt de grens de Molenbeek een gedeelte tot aan de splitsing met de Puttebeek. Vanaf hier volgt de grens de Puttebeek in zuidelijke richting tot op de Waterstraat. De begrenzing volgt hier even de Waterstraat in zuidelijke richting tot ze opnieuw aan de Puttebeek komt. Dan zal ze de Puttebeek volgen tot aan de Liersesteenweg. Op dit punt start de zuidelijke begrenzing van het plangebied. Deze volgt de Liersesteenweg in noordelijke richting tot aan de kruising met de Puttestraat. De Puttestraat vormt de grens tot aan de splitsing met de Raamstraat, vanaf hier volgt de grens de Raamstraat tot aan de kruising van de Betekomsesteenweg. Vanaf hier begint de westelijke grens van het plangebied. De Betekomsesteenweg wordt even overgestoken waarna de grens de 50 meter grens van het woongebied van de Betekomsesteenweg in noordelijke richting zal volgen tot aan de kruising met de Baalsesteenweg. Hier zal de begrenzing een westelijke insprong maken en volgt ze de 50 meter grens van het landelijk woongebied van de Baalsesteenweg. Ze volgt deze tot en met de Okay-winkel. Hier zal de grens de Baalsesteenweg oversteken en opnieuw de 50 meter grens volgen in de andere richting. Hier loopt de grens tot voor de kruising van de Dorpstraat. Hier wordt even afgeweken van de 50 metergrens en wordt er een deel van een perceel, dat als landbouwgebied wordt aangeduid op het gewestplan, mee opgenomen (in het kader van de ontwikkeling van het nieuwe administratieve centrum). Hierna zal de begrenzing opnieuw juli /33

9 de 50 meter grens van het woongebied van de Dorpsstraat volgen (in noordelijke richting) tot aan de splitsing met de De Bruynlaan. Afbakening van het plangebied op orthofoto (luchtfoto). Afbakening van het plangebied op topografische kaart. juli /33

10 1.5. Gewestplan Het gewestplan is een juridisch verordenend document en is zodoende de randvoorwaarde voor alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Met de uitwerking van dit RUP kunnen voorstellen tot behoud, verfijning of aanpassing van het gewestplan worden gedaan. De gemeente Begijnendijk valt onder het gewestplan Aarschot - Diest 3. Volgens het gewestplan zijn volgende bestemmingen terug te vinden binnen het plangebied: woongebied, woonuitbreidingsgebied, woongebied met landelijk karakter, natuurgebied, agrarisch gebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Hieronder worden de verschillende bestemmingen die gelden voor het plangebied toegelicht: Artikel 5 van het K.B. van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen verduidelijkt de toestand voor woongebieden: de woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Artikel 5 van het K.B. van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen verduidelijkt de toestand voor woonuitbreidingsgebieden: de woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor. Artikel 6 van het K.B. van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen verduidelijkt de toestand voor woongebieden met landelijke karakter: de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven. Artikel 13 van het K.B. van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen verduidelijkt de toestand voor natuurgebied: de natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden.in deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk. Artikel 11 en 15 van het K.B. van 28/12/1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen verduidelijkt de toestand voor agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied: 3 De gemeente Begijnendijk en het volledige plangebied vallen onder het gewestplan Aarschot-Diest, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit, d.d. 07/11/1978. juli /33

11 a) Artikel 11 (agrarisch gebied): De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden. b) Artikel 15 aanvullend (landschappelijk waardevolle gebieden): de landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. Situering van het plangebied op het gewestplan. juli /33

12 2. Beschrijving van de referentiesituatie + effecten per milieudiscipline 2.1. Bodem Situering van het plangebied op de bodemkaart. Uit bovenstaande bodemkaart kan afgeleid worden dat de bodems in het plangebied voornamelijk bestaan uit vochtige zand (nr. 04, lichter blauw) of zandcomplex (nr. 05, lichter blauw, op de bodemkaart is dit dezelfde kleur) en vochtige zand antropogeen (nr. 06, blauwgroen). Bovendien is in het westelijk deel van het plangebied een deel van de bodem antropogeen van samenstelling (nr. 01, grijs gekleurd, OB: bebouwde zone en OE: groeve). Natte zandleembodem (nr. 09, oranje) vinden we enkel in het uiterste oosten van het plangebied terug. In het zuidwesten van het plangebied komen er natte zandgronden (nr. 03, donker blauw)) voor. Vochtige zandbodems (nr. 04, lichter blauw) of bodems van het zandcomplex type (nr. 05, lichter blauw, op de bodemkaart is dit dezelfde kleur) komen in het oosten en het centrum van het plangebied voor en is vooral van het type Scg en Sdg. Ook bodems van de types Sdc, Sdh, l-sdg en Zcg komen hierin voor: - Scg: matig droge lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (1, 2, 4, 5). De Podzolen Scg vertegenwoordigen matig droge gronden met wisselende dikte van de grijze of bruingrijze humeuze bovengrond waarin geheel of gedeeltelijk het uitlogingshorizont verwerkt is. Bij Zcg bestaat de B horizont meestal uit een humus- (Bh: zwart-bruin) en een ijzeraanrijking (Bir: bruin). De humuspodzol heeft uitsluitend een bruine Bh. De C horizont is roestig vanaf cm. Scg heeft een gunstige juli /33

13 waterhuishouding in de winter; meestal te droog in de zomer vooral wanneer de Podzol B sterk ontwikkeld is en verkitting vertoont. De geschiktheid houdt verband met de dikte van de humeuze bovengrond. De bodem komt in aanmerking voor weinig eisende teelten. Teelten met een late vegetatieperiode zijn minder geschikt; gewassen met een groeiperiode voor de grote droogte leveren doorgaans goede resultaten. Ze zijn geschikt voor haver, rogge, raaigras, erwten, bonen, vroege groenten, augurken en aardbeien. Asperge geeft minder goede resultaten omdat de kwaliteit te wensen overlaat (bruine schors). - Sdg: matig natte lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (1, 4, 5). - Sdc: matig natte lemige zandgronden met verbrokkeld textuur B horizont (1, 2, 4, 5). - Sdh: matig natte lemige zandgronden met verbrokkelde humus en/of ijzer B horizont (1). - l-sdg: matig natte lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (1, 4, 5) met leemsubstraat op geringe of matige diepte. Bij al deze matig natte lemige zandgronden is de Ap iets dikker en humeuzer dan bij de drogere bodems. De Ap is normaal cm dik tenzij anders aangegeven door de profielontwikkeling (.. h en.. m) of de variant (... 3). Bij de Postpodzol (.. h) is de bouwvoor homogeen en dikker dan 30 cm; bij de plaggenbodem is ze meer dan 60 cm dik. Bij de niet Podzolen (.. p,.. b,.. c) is de kleur van de bouwvoor grijsbruin, bij de Podzolen typisch grijs of donkergrijs. Roestverschijnselen beginnen tussen 40 en 60 cm. De bodems zijn iets te nat in de winter, soms iets te droog in de zomer. Voor rationeel gebruik als akkerland is drainage wenselijk. Deze bodems zijn matig geschikt voor de meeste gewassen en weiland. Ze zijn minder geschikt voor intensieve tuinbouw. - Zcg: matig droge zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (1). Deze Podzolen hebben een bouwvoor met laag humusgehalte. De B is goed ontwikkeld en soms verkit. Tussen 60 en 90 cm beginnen de roestverschijnselen. De waterhuishouding is goed in de winter maar te droog in de zomer. Voor akkerland en weiland kunnen deze bodems best als marginaal beschouwd worden zodat men ze best voor bosbouw reserveert. Vochtige zand antropogene bodems (blauwgroene kleur) komt in het westelijk deel van het plangebied voor. Deze bodems zijn van het type Scm(g) en Sdm(g): - Scm(g): matig droge lemige zandgronden met dikke antropogene humus A horizont (1, 4, 5) met een grijsachtige kleur. Bij deze matig droge lemige zandgronden ligt de humustoestand van de bouwvoor geassocieerd met de profielontwikkeling zoals vermeld bij de droge lemige zandgronden; het humusgehalte kan wel iets hoger liggen. Roestverschijnselen beginnen tussen 60 en 90 cm. De waterhuishouding is goed in de winter; in droge zomers kan droogtegevoeligheid zich manifesteren. De bodems zijn geschikt tot matig geschikt voor zomergranen, geschikt voor aardappelen en marginaal geschikt voor veeleisende gewassen (tarwe, suikerbieten). Ze zijn weinig geschikt voor weide, maar geschikt voor tuinbouw, vooral voor wortelen en schorseneren, ook voor intensieve tuinbouw. - Sdm(g): matig natte lemige zandgronden met dikke antropogene humus A horizont (1, 4, 5). Deze plaggenbodems hebben een antropogene A horizont die meer dan 60 cm dik is, en donkerbruin of donkergrijs van kleur is. De bovenste bouwvoor cm bevat 2-2,5 % humus en de onderste ongeveer 1,2 %. Onder de A komt een verbrokkelde Podzol B voor. Roestverschijnselen beginnen in het plaggendek tussen 40 en 60 cm. De waterhuishouding is goed in de zomer maar de vochttoestand is iets te nat in de winter. Ze bevinden zich meestal onder boomgaardweide of weide. juli /33

14 In het oosten van het plangebied vindt men natte zandlemige bodem (donker oranje) van het type Lep of Pfpm: - Lep: sterk gleyige gronden op zandleem met reductiehorizont zonder profielontwikkeling. Deze bodem omvat hydromorfe, sterk gleyige grondwatergronden met reductiehorizont. Onder de humeuze bovengrond, ongeveer 25 cm dik, maar soms meer dan 30 cm (.. p2), en met duidelijke roestverschijnselen komt een zwak humeus overgangshorizont voor van ongeveer 20 cm. De Lep gronden zijn te nat in de winter maar vertonen een gunstige vochttoestand in de zomer. Voor akkerteelten is drainage noodzakelijk. De bodems zijn specifiek geschikt voor grasland, enkel na rationele drainage kan de verbouwing van akkerlandteelten overwogen worden en in dit geval is men beperkt tot zomergewassen, thans veel maïs. - Pfpm: zeer natte gronden op lichte zandleem zonder profielontwikkeling met mergelbijmenging. Het profiel vertoont een sterke en langdurige wateroverlast in de winter en lente; zelfs in de de zomer iets te nat. Drainage is noodzakelijk. De bodem komt meestal alleen voor hooiweiden in aanmerking. In het zuidwesten van het plangebied is de bodem van het Seg-type of een natte zandgrond: - Seg: natte lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont. Deze bodems zijn opgebouwd uit een zwart lemige zandige bovengrond, met een aanzienlijke fractie grof zand, rustend op middelmatig of grof zand. De uitbating is grotendeels een mozaïek van weiland en akkerland. Een klein deel is begroeid met hakhout. Dankzij de goede ontwatering is een ruime teeltkeuze mogelijk. De beste uitbating is weiland. Situering van het plangebied op de landbouwwaarderingskaart. juli /33

15 Op basis van de landbouwwaarderingskaart (opgemaakt door VLM, 1999), zie vorige pagina, blijkt dat het volledige plangebied gelegen is in een gebied waarvan de landbouwkundige waarde zeer laag is, met uitzondering van het uiterste oosten van het plangebied is de landbouwkundige waarde laag. Milderende maatregelen Het grootste deel van het plangebied dat bestemd is als zone voor wonen (in allerlei vormen: wonen in het centrum, wonen in de kern, gemengde zone aan de Liersesteenweg en rustige woonwijken ) en zone voor wonen en gemeenschaps- en nutsvoorzieningen is volgens het gewestplan bestemd als woongebied, woonuitbreidingsgebied of woongebied met landelijk karakter. De in te nemen percelen zijn volgens het gewestplan reeds bestemd als bouwgrond. Een zeer klein deel van het plangebied is in het gewestplan ingekleurd als agrarisch gebied met landelijk karakter. In het voorliggend RUP Begijnendijk centrum wordt dit gebied ten oosten van de spoorweg ingekleurd als zone voor gemeenschaps- en nutsvoorzieningen. Het bestaande natuurgebied De Raam blijft bestemd als natuurgebied in het voorliggende plan. Het oude kerkhof, het speelbos in de De Bruynlaan en een gebiedje in Het Everbeur worden ingekleurd als park. Volgens het gewestplan zijn deze 3 gebiedjes gelegen in woongebied of woonuitbreidingsgebied. Per zone, zoals wonen in de kern, gemengde zone aan de Liersesteenweg, rustige woonwijken, zone voor gemeenschaps- en nutsvoorzieningen, natuur en park, worden er in het RUP Begijnendijk centrum stedenbouwkundige voorschriften opgelegd met hierin een aantal verordende bepalingen. Conclusie Het RUP Begijnendijk centrum betekent hier bijna geen bijkomende inname van bouwgronden t.o.v. de huidige geplande situatie. De effecten van de uitwerking van het RUP Begijnendijk centrum op de bodem worden als zeer klein geschat. Bijgevolg zullen de activiteiten, opgenomen in het plan, geen effect hebben op het bodemprofiel, noch op de landbouwkundige waarde ervan. juli /33

16 2.2. Water: oppervlakte- en grondwater Wat betreft de watertoetskaarten, is het plangebied niet gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied, tenzij in het zuidwesten van het plangebied. Het volledige plangebied is ook niet ingekleurd op de recente overstromingskaart (ROG) of als mogelijks overstromingsgebied op MOG-kaart. Wel zijn de omliggende beekvalleien rond het plangebied effectief overstromingsgevoelig. Situering van het plangebied op de kaart van overstromingsgevoelige gebieden. Het plangebied is infiltratiegevoelig (zie kaartje op volgende pagina), met uitzondering van een deeltje langs de Raamstraat en een deeltje in het oosten van het plangebied. De provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en van verharde oppervlakten is van toepassing en betreft de bouw van hemelwaterputten, infiltratie- en buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater bij nieuwbouw, herbouw en aan te leggen of her aan te leggen verharde oppervlaktes binnen één terrein, namelijk een aaneengesloten eigendom, al of niet opgebouwd uit verschillende kadastrale percelen, indien de som van alle individuele verhardingen groter dan 150 m² is. juli /33

17 Situering van het plangebied op de kaart van infiltratiegevoelige bodems. Het volledige plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming, met uitzondering van 2 deeltjes in het oosten die zeer gevoelig zijn. Ook is het volledige plangebied niet erosiegevoelig (zie kaartje op volgende pagina), tenzij in de omgeving van de Molenbeek/ Herseltse Loop. Situering van het plangebied op de kaart van grondwaterstromingsgevoelige gebieden. juli /33

18 Situering van het plangebied op de kaart van erosiegevoelige gebieden. Zoals blijkt uit onderstaande kaart is het grondwater in het zuidelijk deel van het plangebied weinig kwetsbaar, in het noordelijk deel zeer kwetsbaar. Voor het weinig kwetsbare deel wil dit zeggen dat (oppervlakkige) vervuiling weinig aanleiding kan geven tot verontreiniging van het (diepere) grondwater. Voor het zeer kwetsbare deel is dit omgekeerd. Het plangebied is niet gelegen in waterwingebied. Situering van het plangebied op de kaart van de grondwaterkwetsbaarheid. juli /33

19 Milderende maatregelen Binnen het plangebied bestaat er geen gevaar van overstromingen tenzij in het zuidwesten van het plangebied. Dit komt grotendeels overeen met het natuurgebied De Raam. Het gehele gebied is nagenoeg infiltratiegevoelig met uitzondering van een deeltje langs de Raamstraat en een deeltje in het oosten van het plangebied. Bijkomende verharding zal de afvoer van hemelwater en infiltratie zeker beïnvloeden. Om de effecten van bijkomende verharding te beperken moet bij elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor nieuwbouw of herbouwing voldaan worden aan de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en aan de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten. Dit is ook het geval voor de bouw of verbouwing van elk gemeentelijke gebouwen of de heraanleg van pleinen. De voorlopige lijst van de bouwprojecten en heraanleg van openbare ruimte is als volgt: nieuwbouw van een polyvalente zaal, (ver)nieuwbouw van de jeugdwerking en infrastructuur, nieuwe bibliotheek en OCMW, nieuwbouw voor een administratief centrum, heraanleg Kerkplein, woningbouw (sociale huisvesting en serviceflats) en enkele herbestemmings-projecten voor de hierbij vrijkomende gebouwen. Het noordelijk deel van het plangebied is het grondwater zeer kwetsbaar. Aangezien het grootste deel van het plangebied woongebied is, zal bijgevolg het risico op grondwatervervuiling miniem zijn. Bovendien dient men bij heraanleg van straten, pleinen, kerkhoven, sportvelden aandacht te besteden dat zij onderhouden kunnen worden zonder gebruik te maken van pesticiden, conform het decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest, van 21 december Bij heraanleg van straten, pleinen, kerkhoven, sportvelden wordt telkens de pesticidentoets uitgevoerd. Conclusie Er zullen geen aanzienlijke effecten optreden in dit plangebied indien er rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen. juli /33

20 2.3. Fauna en flora en biodiversiteit Situering van het plangebied op de biologische waarderingskaart. Het volledige plangebied is ingekleurd als biologisch minder waardevol op de biologische waarderingskaart met uitzondering van enkele kleinere gebiedjes, namelijk: - natuurgebied De Raam, op het gewestplan ingekleurd als natuurgebied, is biologisch waardevol tot zeer waardevol; - gebied tussen de Kleine Steenweg en de Puttestraat is afgebakend als biologisch waardevol gebied; - Everbeur (t.h.v. Liersesteenweg-Puttebeek) is biologisch waardevol gebied; - gebied t.h.v. de monding van de Puttebeek is een complex van biologisch waardevol als biologisch zeer waardevolle elementen; - het bosje, gelegen naast de gemeentelijke basisschool De Puzzel in de De Bruynlaan, is ingekleurd als een complex van minder waardevolle en waardevolle elementen. Bestemming van deze 5 gebieden volgens het voorliggend RUP Begijnendijk centrum: - het natuurgebied De Raam heeft een recreatieve, ecologische en natuureducatieve functie binnen de dorpskern. Natuurpunt beheert dit gebied. Dit natuurgebied van ongeveer 1 ha bestaat uit hooilanden en vijvers met een recent aangelegd knuppel- en rietpad; - voor het gebied tussen de Kleine Steenweg en de Puttestraat werd in juli 2007 een verkavelingsvergunning afgeleverd voor 22 bouwloten van ééngezinswoningen, waarvan juli /33

21 er momenteel reeds verschillende zijn opgetrokken. Door zijn huidige bestemming heeft dit gebied geen biologisch waardevolle waarde meer; - gebied Everbeur (t.h.v. hoek Liersesteenweg-Puttebeek): op het gewestplan ingekleurd als woonuitbreidingsgebied. Momenteel nog niet bebouwd, maar de verkaveling is in volle ontwikkeling als uitbreiding van Het Everbeur. Door zijn huidige bestemming heeft ook dit gebied geen biologisch waardevolle waarde meer; - gebied t.h.v. de monding van de Puttebeek: volgens het gewestplan is dit agrarisch gebied met landelijk karakter. Een deel van dit gebied (ten oosten van de spoorweg) is gebruikt als parking voor het station. Alle oorspronkelijke beplanting is verdwenen. Volgens de plannen die voorliggen wordt deze zone bestendigd als zone voor gemeenschapsvoorzieningen, nl. parking. Het deel ten westen van de spoorweg is bestemd als rustige woonwijk; - het bosje, gelegen naast de gemeentelijke basisschool De Puzzel, is toegankelijk van uit de De Bruynlaan en vervult een recreatieve en natuureducatieve functie voor de school en de omwonenden. Volgens het gewestplan is enkel het natuurgebied De Raam ingekleurd als natuurgebied in het plangebied. Het plangebied is niet gelegen in vogelrichtlijn-, habitat- of Ramsargebied. Buiten het plangebied, maar aansluitend op het plangebied, bevinden zich verschillende groengebieden, namelijk: - in het zuiden de vallei van de Puttebeek/Moorsemse loop met het natuurgebied De Putten; - in het zuidwesten de vallei van de Rogaardenbeek met het natuurgebied De Rogaarden en naastliggend sportcentrum waarvoor het RUP Sport en Groen centrum Begijnendijk in opmaak is; - ten westen het natuurgebied De Meren; - ten noorden Meerloopbeemden/OCMW-bossen. Deze groene ruimten zijn, net als de natuurgebieden De Raam en De Putten (niet gelegen in het plangebied), belangrijk als groen decor voor het wonen in de kern, en delen spelen ook een rol als recreatieve ruimten (wandelen, spelen, 2 de verblijven ). Tegelijkertijd zijn deze groene ruimten in verschillende mate ook ecologisch belangrijk. De gewenste ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met: - behoud en de versterking van deze groene gebieden; - afstemming van natuur, recreatief en toeristisch-recreatief gebruik van de groengebieden; - onderlinge verbinding van de recreatieve groene ruimten en verbinding met het centrum door voetgangersdoorsteken. Het oude kerkhof, het speelbos naast de school in de De Bruynlaan en een gebiedje in het Everbeur worden in het RUP bestendigd als park. juli /33

22 Milderende maatregelen Vandaag wordt het beeld van de kern Begijnendijk bepaald door een gebrek aan groen in de kern. Van de 5 gebieden die biologisch waardevol zijn ingekleurd binnen het plangebied, zijn er maar 2 die nog effectief nog bestaan als een groen gebied en behouden blijven in het voorliggende RUP Begijnendijk centrum, nl. het natuurgebied De Raam en het speelbos in de De Bruynlaan. De ecologische functie en het natuureducatief wandelpad van het natuurgebied De Raam blijft behouden. Bovendien wordt in het voorliggende RUP het (oude) kerkhof, het speelbos naast de school in de De Bruynlaan en een gebiedje t.h.v. Everbeur ingekleurd als park. De grotere groengebieden vlakbij kern moeten gevrijwaard worden van verdere bebouwing gezien ze een belangrijke ecologische waarde hebben. Gezien hun ligging nabij de kern van Begijnendijk is het aangewezen dat delen ervan een zachte recreatieve functie krijgen ten behoeve van de bewoners als wandelgebied, speelpark of speelbos. Door recreatief medegebruik stijgt de woonomgevingskwaliteit. De groengebieden die het hoofddorp omgeven zullen toegankelijk gemaakt worden voor het publiek. Een verbindend wandelpad en voetgangersdoorsteken tussen de kern en de omliggende groengebieden zullen worden uitgewerkt. Gepland is om vroegere kerkwegen weer open te stellen als verbindingswegen tussen het plangebied en omliggende groene ruimten. Het feit dat deze groene ruimten zo dicht bij de dorpskern zijn gelegen, biedt mogelijkheden om hier de link tussen natuur en natuurbeleving te leggen en mogelijkheden te voorzien voor zachte recreatie. Conclusie Er zullen geen aanzienlijke effecten optreden, gezien de milderende maatregelen en gezien er in dit RUP vier bijkomende gebieden bestemd zijn als groene zones en het natuurgebied De Raam behouden wordt. juli /33

23 2.4. Ruimtelijke ordening Vóór de goedkeuring van het ruimtelijk uitvoeringsplan is het gewestplan van toepassing. Als bestemming telt het gebied woongebied, woonuitbreidingsgebied, woongebied met landelijk karakter, natuurgebied, agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. In de meeste van deze gebieden geld de gewestplanregelgeving, enkel verspreid in het plangebied schrijven verkavelingen enkele specifiekere (bouw)voorschriften voor. De ordening van het gebied zal via dit ruimtelijk uitvoeringsplan vooral wijzigen door het wijzigen van de huidige bestemmingen naar wonen in het centrum, wonen in de kern, gemengde zone aan de Liersesteenweg, rustige woonwijken, wonen en gemeenschaps- en nutsvoorzieningen, natuur, park. Deze zones, met hun bijhorende voorschriften, zullen de ruimtelijke ordening van Begijnendijk centrum gaan bepalen. De zone wonen in het centrum heeft als hoofdbestemming wonen en laat een nevenbestemming van handel, horeca, diensten en verweefbare lokale bedrijvigheid toe. De nevenbestemming is enkel op de gelijkvloerse bouwlaag toegelaten met een maximum van 400m² bruto vloeroppervlakte. Ook meergezinswoningen zijn toegelaten. In de zone wonen in de kern wordt er een onderscheid gemaakt tussen 3 projectzones. In projectzone 1 (zone aan de hoek Baalsesteenweg Vissendijk) zal wonen de hoofdbestemming zijn en is er binnen de hele zone een nevenbestemming als handel, horeca, diensten en verweefbare lokale bedrijvigheid mogelijk (enkel op de gelijkvloerse bouwlaag). In projectzone 2 (Dorpstraat Kerkplein) en 3 (zone aan Het Begijntje ) gelden de zelfde voorwaarden als in projectzone 1 maar hier is de nevenbestemming zowel mogelijk op de gelijkvloerse als tweede bouwlaag toegelaten met een maximum van 1000m² bruto vloeroppervlakte. In al de projectzones zijn meergezinswoningen toegelaten. Ook in de zone gemengde zone aan de Liersesteenweg is wonen de hoofdbestemming en gelden handel, horeca, diensten en verweefbare lokale bedrijvigheid als mogelijke nevenbestemming. De nevenbestemming is enkel toegelaten op de gelijkvloerse bouwlaag met een maximum van 1000m² bruto vloeroppervlakte. Ook meergezinswoningen zijn mogelijk in deze zone. Binnen de zone rustige woonwijken vormt wonen de hoofdbestemming en zijn handel en horeca op buurtniveau, diensten en hobbylandbouw als nevenbestemming toegelaten. Ook meergezinswoningen zijn mogelijk. De nevenbestemmingen zijn enkel toegelaten onder de volgende voorwaarden: - de professionele ruimten vormen één geheel met de woongelegenheid; - de beroepsactiviteit bedraagt maximaal 1/3 van de nette vloeroppervlakte; - er ontstaat geen hinder t.o.v. omliggende bebouwing op het vlak van verkeer, licht, geluid of andere milieuhinder; - de persoon die het vrije beroep uitoefent woont effectief in het gebouw; - hun schaal blijft beperkt tot het lokale niveau. Ook in de zone wonen en gemeenschaps- en nutsvoorzieningen wordt een onderscheid gemaakt in 3 projectzones. Projectzone 1 (de zone aan het Kerkplein waar het nieuwe juli /33

24 administratieve centrum gepland is) heeft als hoofdbestemming gemeenschaps- en nutsvoorzieningen en wonen. Wonen is echter enkel mogelijk op voorwaarde dat er geen hinder wordt ondervonden van de gemeenschaps- en nutsvoorzieningen. Als nevenbestemming is er op de gelijkvloerse en tweede bouwlaag handel en horeca op buurtniveau en diensten mogelijk. Projectzone 2 (de zonne tussen de Kerkstraat en Kleinesteenweg die fungeert als Culturele As ) heeft de zelfde hoofdbestemming als projectzone 1. Een nevenbestemming is echter niet mogelijk hier. In de 3 de projectzone (zone op de hoek van de Liersesteenweg en Kerkstraat) is de hoofdbestemming eveneens gemeenschaps- en nutvoorzieningen en wonen. Als nevenbestemming zijn hier handel, horeca, diensten en verweefbare lokale bedrijvigheid mogelijk. In al de projectzones zijn meergezinswoningen toegelaten. De zone natuur is bestemd voor de instandhouding en de bescherming, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een onderschikte functie. De zone park is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Als nevenbestemming zijn hier natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie mogelijk. Milderende maatregelen Door middel van algemene voorschriften, geldend voor alle zones, samen met de bijhorende specifieke voorschriften van de verschillende zones worden er beperkingen en richtlijnen opgesteld die er moeten voor zorgen dat de impact op het milieu en de omgeving tot een minimum herleid wordt. Deze (specifieke) voorschriften kunnen voor iedere zone verschillend zijn. Afhankelijk van de bestemming worden er specifieke voorschriften opgesteld voor o.a. de bebouwing (inplanting, bouwdiepte, bouwhoogte, dakvorm, gevelafwerking), onbebouwde ruimte (verharding, bijgebouwen, afsluitingen, ), toegankelijkheid, waterbeheersing, algemene inrichting,. Algemeen geldt voor nieuwe woningen die ontstaan door nieuwbouw, vernieuwbouw, het opdelen van woningen en functiewijzigingen dat de tuin voor een eengezinswoning een minimale netto oppervlakte van 50m² moet hebben. Verder worden er geen reliëfwijzigingen toegestaan over het ganse terrein. De voortuin wordt genormaliseerd op de as van de voorliggende weg. De overgangshelling naar het natuurlijk maaiveld van de zijtuin gebeurt met een hellingsgraad van 30. De garage-inritten mogen maximum 15cm afwijken van het peil van de voorliggende weg. In de achtertuin mag een beperkte reliëfwijziging voor de realisatie van een terras van max. 50m² doorgevoerd worden op voorwaarde dat het maaiveld 1 m te paard liggend op de perceelgrenzen niet gewijzigd wordt en dat de overgangshelling naar het oorspronkelijk peil gebeurt met een hellingsgraad van 30. Enkel mits een gezamenlijk plan van de aanpalende eigenaars mag het maaiveld 1 m te paard liggend op de perceelgrenzen gewijzigd worden. Wateroverlast ten gevolge van reliëfwijzigingen dient op eigen terrein te worden opgevangen. juli /33

25 Voor meergezinswoningen geld er dat er per woongelegenheid minstens een buitenruimte van 12m² voorzien moet worden met een bruikbare diepte van 3m. Voor elk perceel waar meergezinswoningen worden voorzien wordt minstens 10% van de totale perceeloppervlakte op het maaiveld groenzone voorzien. De 12m² buitenruimte wordt hiervoor niet meegerekend. Voor bouwaanvragen voor meergezinswoningen vanaf 4 woningen dienen de parkeergelegenheden ondergronds of half-ondergronds te worden voorzien, tenzij aangetoond wordt dat deze aanleg schadelijk is voor het (grond)watersysteem. Bij elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundig attest, een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning, met uitzondering van een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning binnen een goedgekeurde verkaveling of een stedenbouwkundige vergunning waarvoor een eenvoudige dossiersamenstelling volstaat, dient er een inrichtingsstudie te worden opgemaakt wanneer het project in één van de volgende projectzones valt: - Projectzone W1: zone aan de hoek Baalsesteenweg - Vissendijk - Projectzone W2: zone aan de hoek Dorpstraat Kerkplein - Projectzone W3: zone aan Het Begijntje - Projectzone G1: de zone aan het Kerkplein waar het nieuwe administratief centrum is gepland - Projectzone G2: de zone tussen de Kerkstraat en Kleinesteenweg die fungeert als Culturele as - Projectzone G2: zone op de hoek van de Liersesteenweg en de Kerkstraat De inrichtingsstudie is een informatief document waarin aangetoond wordt hoe de aanvraag past in de ontwikkeling van de volledige zone. Conclusie Het ruimtelijk uitvoeringsplan veroorzaakt geen aanzienlijke effecten t.o.v. de referentiesituatie, m.n. het gewestplan en met de voorschriften van de verkavelingen, gezien de milderende maatregelen en de voorschriften die voor de verschillende zones werden opgesteld. juli /33

26 2.5. Cultureel erfgoed en landschap Situering van het plangebied op de landschapsatlas. De landschapsatlas geeft in het zuiden van het plangebied het natuurgebied De Raam aan als een vlakterelictzone behorend bij de relictzone De Putten van Begijnendijk. Een relictzone is een zone waar waardevolle landschapselementen voorkomen in relatief gave, herkenbare onderlinge samenhang. Het zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt- en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. Aangezien binnen het RUP hier de bestemming zone voor natuur is ingeschreven, wordt hieraan zeker geen afbreuk gedaan, de natuurfunctie wordt in tegendeel zelfs versterkt. Volgens de kaart van de traditionele landschappen van het Vlaamse Gewest behoort De Raam van het plangebied ook tot een traditioneel landschap. In de traditionele landschappen werden relictobjecten geselecteerd op basis van criteria: herkenbaarheid, gaafheid en samenhang. In de ruime omgeving van het plangebied zijn er nog 2 relictzones geselecteerd, maar geen ankerplaatsen of lijn- of puntrelicten. Ten noorden en het westen van het plangebied, bevindt zich de Meerloopbeemden, ten zuiden De Putten van Begijnendijk. In Begijnendijk vinden we monumenten, beschermde dorpszichten, bouwkundig erfgoed als historische tuinen en parken terug. De meeste daarvan bevinden zich in de kernen, een aantal in de open ruimte, maar meestal op wandelafstand van de kernen. Er zijn geen beschermde monumenten of dorpsgezichten aanwezig in of in de omgeving van het plangebied. juli /33

27 Binnen het plangebied wordt de Parochiekerk Heilige Lucia (relict ID: 41474) wel geselecteerd als bouwkundig erfgoed. De kerk dateert van Ook wordt deze kerk aangeduid als markant gebouw. Om het verdwijnen van erfgoed te voorkomen, worden voor de markante gebouwen specifieke ontwikkelingsperspectieven bepaald. De markante gebouwen kunnen ingeschakeld worden om de woonkern toeristisch-recreatief aantrekkelijker te maken. Voorafgaandelijk gebeurt er wel een melding van het geplande ruimtelijk uitvoeringsplan aan de dienst Archeologisch Patrimonium, zodoende kunnen in het RUP eventueel nog voorschriften mee opgenomen worden over eventueel gewenst onderzoeken bij de start van mogelijke (infrastructuur)werken. Conclusie Aangezien er binnen het plangebied geen beschermde monumenten of dorpsgezichten aanwezig zijn, het natuurgebied De Raam een relictzone is en behoort tot een traditioneel landschap en dit gebied onveranderd blijft, zijn er geen aanzienlijke effecten te verwachten door de opmaak van het RUP Begijnendijk centrum Lucht en klimaat Om de luchtkwaliteit in de gemeente weer te geven worden de concentraties van stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM10) opgevolgd. Bovendien is in Vlaanderen het naleven van de Europese grenswaarden van deze stoffen het meest kritiek. Voor Begijnendijk geeft dit het volgende resultaat: - Gemiddeld werden er 15,0 overschrijdingen per jaar genoteerd van de norm 50 µg/m³ daggemiddelde concentratie van PM10 in de periode Zodra deze waarde 35 maal overschreden wordt, spreekt men van normoverschrijding. - De jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 23,0 µg/m³. Normoverschrijding treedt op vanaf een jaarmiddelde concentratie van 40 µg/m³. - De jaargemiddelde concentratie NO 2 bedraagt 23,7 µg/m³. Vanaf een jaarconcentratie van 40 µg/m³ spreekt men van normoverschrijding. - De totale index bedraagt 4. Deze waarde schommelt tussen 0 en 10. Vanaf een waarde van 7 spreekt men van een normoverschrijding. Milderende maatregelen Activiteiten die aanzienlijke emissies van fijn stof en NO 2 zullen uitstoten zijn niet toegelaten binnen het voorliggende plan. Mogelijke bijkomende emissies zullen afkomstig zijn van woning- en gebouwverwarming en gebruik van voertuigen t.g.v. het realiseren van bijkomende bebouwing zoals voorzien is in het plan. Bovendien wordt in het plan voorzieningen getroffen om verplaatsingen te voet, per fiets, per bus of met de trein aan te moedigen en zullen er snelheidsbeperkingen voorzien worden in heel het plangebied. Hierdoor zullen de normovertredingen of stijging van concentratie van NO 2 en fijn stof (PM10) beperkt worden tot een minimum. Conclusie Door de milderende maatregelen opgenomen in het RUP worden de effecten van de uitwerking van het voorliggende RUP op lucht en klimaat als neutraal beoordeeld. juli /33