HOLLAND ZUID O 5 NOV Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten. Evaluatie Omgevingsdiensten Zuid-Holland. Geachte Statenleden.

Transcriptie

1 Gedeputeerde Staten ZUID Provinciale Staten Postadres Provinciehuis Postbus LP Den Haag T Datum O 5 NOV 2014 Uw kenmerk Bijlagen: 2 (twee) Ondenwerp Evaluatie Omgevingsdiensten Zuid-Holland Geachte Statenleden. Op 16 oktober 2014 hebben wij het rapport Evaluatie Omgevingsdiensten Zuid-Holland van Twynstra Gudde ontvangen. Het rapport is het resultaat van een onderzoek naar de kwaliteit en efficiency van de provinciale taakuitvoering door de vijf Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten dat in onze opdracht is uitgevoerd. Met deze brief informeren wij u over de conclusies en aanbevelingen, wat wij daarvan vinden en hoe wij daarmee aan de slag gaan. Het rapport treft u als bijlage bij deze brief aan. De evaluatie heeft het karakter van een zogenoemde halfweg evaluatie die recht doet aan de ontwikkeling van elk van de vijf Omgevingsdiensten. Met de evaluatie wordt antwoord gegeven op de vraag "Hoe ver staan de Omgevingsdiensten met het realiseren van de doelstellingen uit het Provinciaal Kader Regionale Uitvoeringsdiensten, in het bijzonder op het gebied van kwaliteit en efficiency". Bftzoekadres Zuid-Hollandplein AW Den Haag Tram 9 en de buslijnen en 386 sloppen dichtbij het prdvir)ciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's Is beperkt. De evaluatie is uitgevoerd in de periode maart tot en met juni Twynstra Gudde heeft documentonderzoek gedaan, verkennende en verdiepende (groeps)interviews gehouden, analyses uitgevoerd en de bevindingen in een spiegelbijeenkomst met de provincie en Omgevingsdiensten besproken en verder uitgewerkt. Betrokkenheid Provinciale Staten Voor de uitvoering van de evaluatie heeft u op 27 november 2013 aandachtspunten meegegeven. Twfynstra Gudde heeft in de offerte aangegeven of en hoe deze terugkomen in de evaluatie. Op 12 februari 2014 sprak u een positief oordeel uit over de opzet en reikwijdte van het onderzoek. De door u genoemde onderwerpen - de kritische prestatie indicatoren (kpi's), de schaalgrootte van een Omgevingsdienst, de betrokkenheid van Provinciale Staten en Gemeenteraden, de optimalisatie van de informatievoorziening, de verdeling van de specialismen en de borging van de kwaliteit ervan, de samenwerking tussen de diensten, klanttevredenheid en de zichtbaarheid van kwaliteitsverbetering - zijn onderzocht en terug te vinden in het onderzoeksrapport. Twee van uw aandachtspunten liggen buiten de reikwijdte van de evaluatie. De eerste betreft uw vraag om de mogelijke versimpeling van het bestuurlijke construct te

2 onderzoeken. In het rapport gaat Twynstra Gudde niet in op een mogelijke vereenvoudiging van de bestuurlijke context van de gemeenschappelijke regelingen, omdat het landelijke stelsel als zodanig buiten de evaluatie valt. In de package deal is afgesproken dat een gemeenschappelijke regeling de juridische en t}estuurlijke basis voor een Omgevingsdienst is. Daarin een verandering aanbrengen is niet mogelijk. Wél gaat het evaluatieonderzoek In op de mogelijkheden om de (ambteiijke) organisatie en overlegstructuur te optimaliseren op het moment dat de start- en opbouwfase van de Omgevingsdiensten voorbij Is. Het tweede punt gaat over de ontwikkeiing van de uurtarieven en de onderlinge vergelijkbaartield van deze tarieven. Hierover willen wij opmerken dat er verschillen zijn in de huidige opbouw van de uurtarieven. Omgevingsdiensten gaan verschillend om met de doorwerking van de kosten van huisvesting, ICT. etc. De uurtarieven en de ontwikkeling daarin hebben een relatie met de vormgeving en de introductie van de kostprijssystematiek. Nadat enige tijd ervaring is opgedaan met het werken met deze systematiek, is het mogelijk de diensten onderling te vergeiijken. Belangrijkste ontwikkelingen tijdens de start- en opbouwfase van de Omgevingsdiensten Bij de beoordeling van de evaluatie, vooral de conclusies en de aanbevelingen, is het belangrijk de context te kennen tijdens de start- en opbouwfase van het Zuid-Hollandse stelsel van Omgevingsdiensten. De complexiteit en dynamiek zijn in die fasen groot geweest. In 2009 is de landelijke package deal gesloten die de basis legde voor de vorming van Omgevingsdiensten. Voor Zuid-Holland zijn er vijf Omgevingsdiensten tot stand gekomen die allemaal een ander vertrekpunt kennen. De DCMR voerde al provinciale taken uit, in drie regio's waren gemeentelijke milieudiensten werkzaam en in de regio Haaglanden was er nog geen milieudienst. De opbouw van het nieuwe stelsel is daarom een kwestie van passen en meten geweest voor de provincie en haar partners. Twynstra Gudde noemt de vorming van de Omgevingsdiensten in haar rapport "veranderkunde voor gevorderden". Een andere belangrijke ontwikkeiing is de verbeterende kwaliteit van de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) taken. In het provinciale VTH-takenpakket zijn belangrijke verbeterslagen gemaakt die samen komen in onze Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving "Vertrouwen Verdienen". De implementatie van deze nota maakt vergunningverlening, toezicht en handhaving professioneler. De meest recente ontwikkelingen geven aan hoe complex en dynamisch de ontwikkeling van de Omgevingsdiensten nog steeds is. In het wetsvoorstel VTH wordt beoogd het stelsel van Omgevingsdiensten en de daarbij horende kwaliteit een wettelijke status te geven. In de rapportage van de commissie Wolfsen 'Vertrouwen, Tempo en Helderheid' die in opdracht van de VNG is opgesteld, worden daar vraagtekens bij gezet. De VNG verzet zich tegen het wettelijk vastleggen van de kwaliteit. Zuid-Holland is naast deelnemer met specifieke aandacht voor de uitvoering van het provinciale takenpakket, ook regisseur met verantwoordelijkheid voor de inrichting van het totale Zuid- Hollandse stelsel. Beide rollen vragen keuzes om per vraagstuk initiatief te nemen (regisseur) dan wel te laten (deelnemer). 2fi

3 Conclusies Twynstra Gudde heeft in de rapportage een aantal conclusies getrokken. De belangrijkste ervan staan hieronder per ondenverp vermeld. Oprichting Omgevingsdiensten De oprichting van de vijf Omgevingsdiensten is een belangrijke verandering in de uitvoering van (vooral) het milieubeleid. Deze veranderingen zijn voortvarend opgepakt door de provincie zo concludeert Twynstra Gudde. Zuid-Holland is één van de eerste provincies met een functionerend, provinciedekkend stelsel van Omgevingsdiensten. Ten aanzien van het primair proces - de uitvoering van het werk zelf - is door de provincie aan de verdere professionalisering gewerkt. Er is vooral op de kwaliteit gestuurd en de provincie Is ook bestuurlijk betrokken op de uitvoering van provinciale taken. Over het secundair proces - de ondersteuning van het werk - concludeert Twynstra Gudde dat door zowel de provincie ais de Omgevingsdiensten aan de organisatorische inrichting is gewerkt en dat geconstateerd kan worden dat "veel van het organiseergedoe achter de rug is". Wat betreft het tertiair proces - de besturing van een provinciedekkend stelsel van Omgevingsdiensten - merkt Twynstra Gudde op dat de afgelopen jaren aan de bestuurlijke kaderstelling gewerkt is. Genoemd worden het Provinciaal Kader Regionale Uitvoeringsdiensten (2009) en de nota Vergunningverlening Toezicht en Handhaving "Vertrouwen Verdienen". Wel merkt Twynstra Gudde op dat er een impliciete verschuiving lijkt te hebben plaatsgevonden in de provinciale sturingsfilosofie. Worden de Omgevingsdiensten in het Provinciaal Kader nog getypeerd als organisaties met een specifieke autoriteit In de regio die gezamenlijk worden aangestuurd, nu lijkt de provincie vooral te handelen vanuit de filosofie dat de Omgevingsdiensten uitvoeringsorganisaties zijn. Kwaliteit kaderstelling en opdrachtverlening Tv^nstra Gudde concludeert in haar onderzoek dat de kaderstelling voor vergunningverlening, toezicht en handhaving in de vorm van de Nota VTH voldoende helder is. De kaderstelling is eenduidig en werkbaar, zo is ook de ervaring van Omgevingsdiensten. De kritische prestatie indicatoren helpen sturen op de kwaliteit en worden in het algemeen als logisch ervaren. Vooral in de praktijk rondom toezicht en handhaving signaleert Twynstra Gudde dat nog wel vragen spelen over welke kwaliteit de provincie precies (mag) verwacht(en), ook in relatie tot het beschikbare budget. De onderzoekers zijn van mening dat de verschillende gemeentelijke beleidsc.q. uitvoeringskaders nog onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Het opdrachtgeverschap is professioneel vorm gegeven, zo concludeert Twynstra Gudde. Wat betreft de inhoudelijke kaderstelling voor extra (ddvies)taken^ geeft Twynstra Gudde aan dat deze nog niet zo helder is. In het evaluatierapport wordt aangegeven dat de inhoudelijke kaderstelling voor het beoordelen van de voorontwerp t>estemmingsplannen onvoldoende ' milieueffectrapportage, milieuadvies voor ruimtelijke plannen, waaronder tweedelijns advisering geluid, en voorontwerp bestemmingsplannen, vergunningverlening slootdempingen, toezicht en handhaving stiltegebieden en beschermingsgebieden voor grondwater. 3/8

4 ZUID DOS-200^16751 eenduidig Is. Ook het beleids- c.q. uitvoeringskader voor andere (in omvang beperkte) taken is naar de mening van de onderzoekers, niet altijd duidelijk. Over de financiële kaders concludeert Twynstra Gudde dat deze voldoende helder zijn, maar ook dat de verbinding tussen Inhoudelijke en financiële kaders in de praktijk beter kan. Twynstra Gudde signaleert dat de provincie en de Omgevingsdiensten tegen grenzen aanlopen als de omvang van de provinciale taken significant meer of minder is dan verwacht. Kwaliteit uitvoering provinciale taken Twynstra Gudde concludeert dat de provincie, zowel bestuurlijk als ambtelijk, In het algemeen tevreden Is over de producten/diensten die de Omgevingsdiensten leveren. Er tekent zich een consistente lijn af in vergunningverlening, toezicht en handhaving. De provincie profiteert van de uitvoeringsgerichtheid van de Omgevingsdiensten, gemeenten profiteren van de kennis, ervaring en capaciteit van de Omgevingsdiensten. De onderzoekers menen dat een eventuele uittreding van gemeente Alphen aan den Rijn uit de Omgevingsdlenst West-Holland, een bedreiging is voor de kwaliteit van de uitvoering van de provinciale taken. Verder blijkt dat de Omgevingsdiensten de tevredenheid van klanten (niet zijnde de opdrachtgevers) nog beperkt monitoren. De waardering van klanten voor de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken Is naar het oordeel van de onderzoekers nog niet te taxeren omdat daarvoor te weinig gegevens beschikbaar zijn. In haar rapport geeft Twynstra Gudde aan dat de Omgevingsdiensten de doelstellingen van de kritische prestatie-indicatoren nog niet volledig gerealiseerd hebben. De ontwikkeling om dit te realiseren zijn veelal positief. Een verdere verbetering van de uitvoering van de provinciale taken blijft nodig en is ook mogelijk volgens Twynstra Gudde. Efficiency inzet provinciale middelen Op dit moment (2014) zijn de structurele kosten van de uitvoering van VTH taken door de Omgevingsdiensten lager dan de kosten waren geweest als de provincie deze taken nog zelf zou uitvoeren. De structurele kosten zijn in ,3 miljoen. Twynstra Gudde heeft berekend dat de structurele kosten 42,7 miljoen waren geweest als de provincie de betreffende taken nog zelf zou uitvoeren. Daar bovenop is nog structureel 2,1 miljoen bespaard zo constateert Twynstra Gudde. Deze middelen - die zijn toegevoegd aan de financiële ruimte van de provincie - worden gebruikt voor de dekking van de incidentele kosten voor de oprichting van de Omgevingsdiensten. De incidentele kosten ad 23,7 miljoen die in de bouwfase van het stelsel zijn gemaakt, zijn naar verwachting van Twynstra Gudde in 2015 terugverdiend. Er is dan voldoende bespaard om de incidentele kosten voor de oprichting van de vijf Omgevingsdiensten te dekken. Twynstra Gudde concludeert al met al dat de provincie op termijn goedkoper uit kan zijn ten opzichte van de uitgangssituatie. Een verdere toelichting onzerzijds staat op pagina 5 van deze brief. Kwaliteit informatievoorziening en samenwerking Twynstra Gudde concludeert dat de informatievoorziening door de Omgevingsdiensten is georganiseerd. Er Is sprake van een planning en controle cyclus (werkplan en 4/8

5 voortgangsrapportages) met de bijbehorende overlegstructuur. De verantwoording over de provinciale taken door de Omgevingsdiensten is een verbeterpunt zo geeft Twynstra Gudde aan. De Omgevingsdiensten hebben dit in de door uitgevoerde 'zelfevaluatie kwaliteitscriteria' ook als aandachtspunt benoemd. Uit het evaluatieonderzoek komt naar voren dat de informatie en -kennisuitwisseling tussen de Omgevingsdiensten nog in ontwikkeling is. De onderzoekers vinden dat, vooral op het gebied van de uitvoering van de geconcentreerde taken, verbeteringen nodig zijn. Collegiale toetsing of het vergelijken van prestaties tussen Omgevingsdiensten vindt nog weinig plaats. Twynstra Gudde constateert ook dat wat betreft de kennisinfrastructuur door de Omgevingsdiensten een voorstel met bijbehorend uitvoeringsplan is opgesteld. Vanwege de noodzakelijke afstemming met landelijke ontwikkelingen op het gebied van de kennisinfrastructuur is de uitvoering hiervan echter vertraagd. Twynstra Gudde is positief over de samenwerking tussen provincie en de Omgevingsdiensten. Er wordt over het algemeen constructief samengewerkt aan een betere kwaliteit. Aanbevelingen Voor de verdere ontwikkeling van de Omgevingsdiensten doet Twynstra Gudde tien aanbevelingen. 0. "Koester wat goed gaat!'. 1. Blijf anticiperend regie voeren op de positie van de Omgevingsdienst West-Holland. Dit vanuit het oogpunt dat in het geval dat de gemeente Alphen aan den Rijn uit de Omgevingsdienst Wet-Holland treedt, dit de robuustheid schaadt en daarmee een bedreiging is voor de kwaliteit van de uitvoering van provinciale taken. 2. Besteed extra aandacht aan de geconcentreerde taken en maak daarna de balans op. 3. Ontwikkel samen met partners een gedeeld beeld op de (verdere ontwikkeling van de) Omgevingsdiensten. 4. Kom samen met gemeenten tot betere afstemming van beleids- c.q. uitvoeringskaders. 5. Maak werk van het daadwerkelijk tot stand brengen van de kennisinfrastructuur in Zuid- Holland. 6. Rond de ontwikkeling van de kostprijssystematiek dit jaar af. 7. Optimaliseer de ambtelijke organisatie en overlegstructuur voor de nieuwe periode. 8. Versterk de lerende aanpak voor het verbeteren van de uitvoering van provinciale taken. 9. Maak de betere kwaliteit zo goed mogelijk zichtbaar voor politiek en maatschappij. Ons standpunt Wij herkennen het beeld dat in Zuid-Holland de provincie met haar partners de ontwikkeling van de Omgevingsdiensten voortvarend heeft opgepakt. Zuid-Holland is één van de eerste provincies met een functionerend, provinciedekkend stelsel van Omgevingsdiensten. De provincie en de Omgevingsdiensten werken constructief samen aan een betere kwaliteit. Wij constateren dat de conclusies van Twynstra Gudde over de terugverdientijd van de incidentele kosten voor de oprichting van de Omgevingsdiensten en de structurele kostenbesparing positief zijn. De incidentele kosten voor de oprichting van de Omgevingsdiensten zijn in 2015 terugverdiend. Dit is conform motie 200. Voor een onderbouwing van de totale dekking van de s/8

6 incidentele lasten voor de vorming van de vijf Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten verwijzen wij naar het onderdeel "motie 200" in de najaarsnota 2014, dat wij als bijlage hebben bijgevoegd. Uit de vergelijking die Twynstra Gudde heeft gemaakt voor de regie op en uitvoering van de provinciale taken door de vijf Omgevingsdiensten blijkt dat de structurele kosten in 2014 lager zijn dan in de uitgangssituatie. Daamaast wordt 2,1 miljoen structureel per jaar bespaard. Het betreft de structurele middelen opgebouwd uit 'resultaat huisvestingsvisie' ( 0,06 miljoen), 'voormalige personele budgetten Directie Omgevingsdiensten' ( 0,29 miljoen) en 'voormalige materiële budgetten Directie Omgevingsdiensten' ( 1,78 miljoen). Deze middelen - die zijn toegevoegd aan de financiële ruimte van de provincie - worden gebruikt voor de dekking van de incidentele kosten voor de oprichting van de Omgevingsdiensten. Voor een nadere toelichting verwijzen wij ook hier naar het onderdeel 'motie 200" in de najaarsnota De constateringen van Twynstra Gudde zijn een positieve impuls om te werken aan een nieuwe fase nu de opbouw- en transitiefase binnenkort achter ons liggen. Uitgangspunt daarbij Is het goede te behouden en verder te werken aan een robuust stelsel van Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten gebaseerd op een gedeeld beeld op (de verdere ontwikkeling van) de Omgevingsdiensten. Voor ons is optimale schaalgrootte een belangrijk aandachtspunt. De provincie zet zich in voor Omgevingsdiensten die voldoende robuust zijn en blijven om het gemeentelijke en provinciale takenpakket adequaat uit te voeren. Robuustheid^ is te vertalen in de mate waarin de dienst voldoet aan kwaliteitscriteria, 'in control' is wat de bedrijfsvoering betreft, bedrijfseconomisch gezien gezond, en solide en toekomstige ontwikkelingen kunnen opvangen. In juli 2011 is in een convenant tussen de provincie en het Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Midden-Holland overeengekomen dat In 2014 de samenwerking, de kwaliteit van dienstverlening en de kostenbesparingsmogelijkheden geëvalueerd worden bij opschaling naar één Omgevingsdienst in de veillgheidsregio Hollands Midden. Het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst Midden-Holland heeft het bureau Kokx en De Voogd opdracht gegeven een evaluatieonderzoek uit te voeren. In het voorjaar van 2015 zal het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Midden-Holland de resultaten bespreken. Een ander onderzoek in dit verband Is het robuustheidsonderzoek dat bij de Omgevingsdienst West Holland is uitgevoerd. In dit onderzoek, uitgevoerd door het bureau Seinstra van der Laar, wordt geconcludeerd dat het uittreden van Alphen aan den Rijn de robuustheid van de Omgevingsdienst West Holland schaadt. Hel onderzoek laat scenario's en mogelijkheden zien om de robuustheid op orde te houden. Ook in het rapport van Tvirynstra Gudde wordt het belang van optimale schaalgrootte aangegeven. Voor ons zijn dit belangrijke rapportages om vanuit onze eigenaarsrol de robuustheid en continuïteit van de Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten te borgen. Vanuit onze opdrachtgevende rol is het van belang dat de Omgevingsdiensten voldoende in staat zijn om de benodigde kwaliteit en efficiënte uitvoering van de provinciale taken te kunnen organiseren en garanderen. 2 Seins^ / Van de Laar, Robuustheicisondefzoek OOWH, 2 juni pag. 2 6/8

7 DOS-200& In de constatering van Twynstra Gudde over de Inhoudelijke kaderstelling en opdrachtverlening voor de extra (advles)taken zien wij een duidelijk signaal dat verbetering nodig is. Twynstra Gudde gaat daarin nog een stap verder en beveelt aan om een, zij het beperkt, deel van het takenpakket te heroverwegen. Dat vraagt wat ons betreft een nadere analyse en een verkenning van mogelijke oplossingen en consequenties. Dit is in onze opinie vooral voor de plan-mer-taak, belegd bij de DCMR, en de adviestaak voorontwerp bestemmingsplannen, een taak van alle vijf Omgevingsdiensten, aan de orde. Bij de eerste Is vooral het beleidsmatige karakter van de taak aanleiding tot nadere analyse. Bij de adviestaak voorontwerp bestemmingsplannen is er discussie over de toegevoegde waarde. Wij gaan niet op voortiand uit van het herverdelen of terugnemen van taken. Oplossingen kunnen ook liggen in een verbeterde werkwijze, een meer heldere opdracht of het aanscherpen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Meer specifiek zien wij nu geen reden om de taken die uit de Mijnbouwwet voortvloeien en door de Omgevingsdienst Haaglanden worden uitgevoerd, anders te organiseren. Bij een wijziging van de Mijnbouwwet zou dit mogelijk tot een andere afweging kunnen leiden. Voor de bodem- en iuchtvaarttaken zien wij vooral mogelijkheden tot vert>etering in het optimaliseren en slimmer organiseren van de informatiestromen. Daaraan wordt al gewerkt. Voor de zogenoemde groene taken zijn verbeteringen mogelijk in de uitwisseling van informatie en kennis die door de Omgevingsdiensten Haaglanden en Zuid-Holland Zuid ook al zijn opgepakt. Wij onderschrijven het belang van een goede kennisinfrasbxictuur en informatie-uitwisseling. De provincie stimuleert en faclliteert dit. De Omgevingsdiensten hebben het initiatief genomen de kennisuitwisseling binnen Zuid-Holland te optimaliseren. Er zijn dit jaar nog verschillende acties uitgevoerd en nog in uitvoering om die informatie- en kennisuitwisseling te verbeteren. a) Binnen Zuid-Holland zijn actieve sectorale kennisnetwerken tussen Omgevingsdiensten en op basis van Nota VTH is begin 2014 ook kennisuitwisseling rond vergunningverlening en handhaving gestart. b) Door de landelijke vereniging van Omgevingsdiensten 'Omgevingsdienst NL' is een digitale omgeving opgezet voor kennisuitwisseling. Door de Zuid-Hollandse Omgevingsdiensten wordt hierop aangesloten, met een eigen regionale omgeving voor meer specifieke kennis binnen Zuid-Holland. c) Rond Landbouw/Groene wetten is recent een landelijke pilot afgerond. De resultaten en het vervolg worden opgenomen in de digitale werkomgeving onder b) genoemd. d) Voor de nieuwe Omgevingswet wordt een nieuw digitaal stelsel 'De laan van de Leefomgeving' gebouwd. e) Via o.a. de Programmaraad kennisinfrastructuur (onderdeel VTH-stetsel) zal afstemming tussen de ontwikkelingen op landelijk, provinciaal en regionaal niveaus plaatsvinden. Zowel de diensten, de provincie alsook de gemeentelijke participanten hebben baat bij een snelle introductie van de kostprijssystematiek. Het streven naar een uniforme werkwijze is niet zonder meer door te voeren. De Omgevingsdiensten zijn op een specifieke manier ingericht en hebben meerdere opdrachtgevers. Daarop zijn alle systemen ingericht. De introductie van de kostprijssystematiek vraagt dan ook om een goede afstemming. Wij vinden het belangrijk dat Provinciale Staten op de juiste manier worden geïnformeerd en dat de kwaliteit van de uitvoering van provinciale taken door de Omgevingsdiensten voor burgers 7/8

8 Ons kenmert: EX)S-20C» voldoende zichtbaar is. Naar onze mening is de informatievoorziening toereikend, maar kan deze volgens de onderzoekers worden geoptimaliseerd. Wij hebben diverse initiatieven genomen om de zichtbaarheid voor het publiek van de Omgevingsdiensten te vergroten en de kwaliteit van hun optreden inzichtelijk te maken. Voorbeelden daarvan zijn de publicatie van toezichtrapporten en handhavingsbesluiten en de meldingen van ongewone voorvallen. Acties op basis van de conclusies en aanbevelingen Wij zijn vanzelfsprekend verheugd over de overwegend positieve conclusies. Wij onderkennen ook dat op onderdelen verbeteringen nodig zijn. Samen met de aanbevelingen vormen de conclusies uit het evaluatierapport een goede basis om met die verbeteringen aan de slag te gaan. Zo zullen wij het initiatief nemen om met de Omgevingsdiensten en gemeenten een gedeeld beeld te ontwikkelen op de verdere ontwikkeling van de Omgevingsdiensten. Voor de plan-mer-taak en de adviestaak voorontwerp bestemmingsplannen zullen wij een nadere analyse (laten) uitvoeren naar de aard van het probleem en verbeteringen om vervolgens te kunnen bezien wat de mogelijke oplossingen en bijbehorende consequenties zijn. Initiatieven tot de verdere uitbouw van de kennisinfrastructuur en verbetering van de informatie- en kennisuitwisseling zullen wij actief vofgen en waar nodig een e)(tra impuls en sturing geven. Wij willen er voor zorgen dat in 2015 afspraken worden gemaakt over de kostprijssystematlek en het gebruik ervan vanaf 2016 introduceren. Om meer inzicht te geven in de veiligheidssituatie bij BRZO bedrijven waarvoor de provincie het Wabo bevoegd gezag is, zullen wij jaarlijks met Ingang van 2015 een 'veiligheidsrapportage' opstellen. Tot slot Gelet op de Provinciale Statenverkiezingen in 2015 en het aantreden van een nieuw college van Gedeputeerde Staten, zullen wij u na de zomer van 2015 een overzicht met de stand van zaken van de hiervoor genoemde acties doen toekomen. Hoogachtend. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, plv. sextans, voorzitter, mw.ws. G.M. Smid-Marsman drs. J. 8/8