HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

Transcriptie

1 Omzetbelasting les 3 programma Aftrek voorbelasting Levering onroerende zaak Hoofdregel Twee uitzonderingen Verhuur onroerende zaak Hoofdregel Aftrek voorbelasting Of recht bestaat op aftrek voorbelasting wordt bepaald op: Moment van afname van de prestatie; Moment van gebruik van de prestatie; Bij belaste en vrijgestelde prestaties: aan einde van het belastingjaar; Bij roerende zaken waarop voor IB/VPB wordt afgeschreven: aan einde van de vier daaropvolgende belastingjaren; Bij onroerende zaken: aan einde van de negen daaropvolgende belastingjaren. het is niet of/of maar op elk van deze momenten! Vijf uitzonderingen 1 2 Eerste moment: bij afname v.d. prestatie 1 Eerste beoordeling: bij afname van de prestatie. Er zijn drie mogelijkheden: Prestatie wordt alleen gebruikt voor belaste prestaties 100% aftrek; Prestatie wordt alleen gebruikt voor vrijgestelde prestatie 0% aftrek; Eerste moment: bij afname v.d. prestatie 2 Hoe bereken je X? belaste omzet belaste omzet + vrijgestelde omzet x 100% Voorbeeld Ondernemer A koopt op 30 juni een nieuw computersysteem. Hij betaalt OB. In het aangiftetijdvak juni behaalde hij een belaste omzet van en een vrijgestelde omzet van De ondernemer mag nog in aftrek brengen: Prestatie wordt gemengd gebruikt X% aftrek. Omzetverhouding in juni % van = 6.000,

2 Tweede moment: bij eerste in gebruik name Het verschil mag worden teruggevraagd of moet worden aangegeven. Voorbeeld Onze ondernemer neemt de nieuwe computer op 1 juli in gebruik. In het aangiftetijdvak juli behaalde hij een belaste omzet van en een vrijgestelde omzet van De ondernemer mag nu in aftrek brengen: Omzetverhouding in juli % van = 6.400,00 Reeds teruggevraagd op aangifte over juni 75 75% van = ,00 Verschil - terug te vragen op aangifte juli 400,00 Derde moment: aan einde van het eerste jaar Onze ondernemer heeft in het belastingjaar een belaste omzet behaalt van en een vrijgestelde omzet van De aftrek wordt nu op jaarbasis % Omzetverhouding in juli = 5.715, = 80% van 6.400,00 Verschil - terug te betalen op aangifte december neg 685, Vierde moment afschrijven 1 Vierde moment afschrijven 2 In tweede jaar bedraagt de omzet: belaste prestaties vrijgestelde prestaties totaal omzet De aftrek wordt nu voor dit jaar: In derde jaar bedraagt de omzet: belaste prestaties vrijgestelde prestaties totaal omzet De aftrek wordt nu voor dit jaar: Bij onroerende zaken door 10 (jaar) delen Omzetverhouding in jaar % van x 1 / 5 = 1.067, % x 1 / 5 = Verschil neg 76,00 Is het verschil meer dan 10%? Geen correctie nee van ,00 nihil Omzetverhouding in jaar % van x 1 / 5 = 889, x 1 / 5 = 71% van 1.143,00 Verschil neg 254,00 Is het verschil meer dan 10%? ja Terug te betalen op aangifte december jaar 3 neg 254,

3 Vrijgestelde prestaties Leveringen en diensten belaste prestaties vrijgestelde prestaties art. 11 Belangrijkste vrijgestelde prestaties zijn: a. levering onroerende zaak; b. verhuur onroerende zaak; c. medische prestaties (zie ook letter g); d. prestaties door sportverenigingen e.d.; o. onderwijs en lezingen; r. levering roerend goed gebruikt voor vrijgestelde prestaties; v. leveringen en diensten door niet-commerciële maatschappelijke organisaties; w. kinderopvang. Letter a - levering onroerende zaak (1 van 3) Hoofdregel Levering van onroerende zaak + beperkte rechten erop is vrij. Eerste uitzondering nieuwe onroerende zaak Artikel 11 ( ) zijn van de belasting vrijgesteld: a. de levering van onroerende zaken ( ) met uitzondering van 1. de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein; start v.d. bouw eerste gebruik belast vrij Letter a - levering onroerende zaak (2 van 3) Artikel 11 ( ) zijn van de belasting vrijgesteld: a. de levering van onroerende zaken ( ) met uitzondering van 1. de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, alsmede de levering van een bouwterrein; In het kader van antimisbruikwetgeving is bepaald dat de levering van een bouwterrein (door een ondernemer) altijd belast is. Art Wet OB geeft antwoord op de vraag, wanneer sprake is van een bouwterrein. Letter a - levering onroerende zaak (3 van 3) Tweede uitzondering: optie belaste levering Kern: op verzoek belaste levering Eisen: koper verricht voor 90% of meer belaste prestaties (dus recht op aftrek) koper verstrekt verkoper verklaring gezamenlijk verzoek koper en verkoper Zie ook artikel 6 Uitv. besch. OB

4 Levering binnen 2-jaarstermijn 1 van 3 Ondernemer A koopt een nieuw pand voor: OB. Hij verricht belaste en vrijgestelde prestaties. Deze prestaties verhouden zich in het eerste jaar als 80 : 20. Hij heeft dus 80% van = in aftrek gebracht. De zaken gaan minder voorspoedig dan gedacht en de ondernemer is genoodzaakt het pand in januari van het tweede jaar te verkopen. Levering binnen 2-jaarstermijn 2 van 3 Omdat deze levering plaatsvindt binnen twee jaar na de eerste ingebruikname is de levering belast. herrekening eerste ingebruikname ingebruik name fictief belast gebruik tweede jaar herzieningsperiode einde derde jaar negende jaar tiende jaar Art. 13a Uitv. besch. ob: omdat de levering belast is, gaan wij er nu vanuit dat het pand in de resterende jaren alleen voor belaste handelingen gebruikt wordt. De resterende jaren moeten ineens met fiscus worden afgerekend Levering binnen 2-jaarstermijn 3 van 3 Oefening 1 1 van 6 De berekening wordt nu: jaar 2 t/m jaar 10 = 9 jaren! Ondernemer A verricht belaste en vrijgestelde prestaties. In mei koopt hij een nieuwe bedrijfsauto; voorbelasting Hij neemt de auto direct in gebruik. Omzetverhouding in jaar 2 t/m jaar % van x 9 / 10 = ,00 In mei behaalt hij een omzet van: belaste prestaties vrijgestelde prestaties x 9 / 10 = 80% van , Verschil ,00 Hoeveel OB mag de ondernemer op de aangifte over mei in aftrek brengen? Geen correctie ,00 Omzetverhouding in mei % van = 7.000,

5 Oefening 1 2 van 6 In juni behaalt hij een omzet van: belaste prestaties vrijgestelde prestaties Hoeveel OB mag de ondernemer op de aangifte over juni in aftrek brengen? Oefening 1 3 van 6 Over het gehele eerste jaar behaalt hij een omzet van: belaste prestaties vrijgestelde prestaties Hoeveel OB mag de ondernemer op de aangifte over december in aftrek brengen? Niets. De auto is immers al in mei in gebruik genomen! % = 8.000,00 Omzetverhouding in juli = 70% van , Verschil - terug te vragen op aangifte december 1.000, Oefening 1 4 van 6 Over het tweede jaar behaalt hij een omzet van: belaste prestaties vrijgestelde prestaties Bereken het bedrag van de herzienings-ob. Omzetverhouding in jaar % van x 1 / 5 = 1.260, % x 1 / 5 = Verschil neg 340,00 Is het verschil meer dan 10%? Terug te betalen op aangifte maand levering pand 340,00 ja van ,00 Oefening 1 5 van 6 Op 2 januari van jaar vier verkoopt de ondernemer de auto. Leidt de verkoop tot een correctie van de in aftrek gebrachte voorbelasting? Zie ook art r. De verkoop leidt tot een belaste levering. Art r is niet van toepassing omdat de bedrijfsauto niet uitsluitend ( 90%) voor vrijgestelde prestatie is gebruikt. Op grond van de fictie wordt de auto in het 4e en 5e jaar alleen voor belaste prestaties gebruikt

6 Oefening 1 6 van 6 Vervolg uitwerking Omzetverhouding in jaar (fictief) % van x 2 / 5 = 4.000, % van x 2 / 5 = 3.200,00 Verschil 800,00 Correctie 800,00 Verhuur van onroerende zaken Artikel 11 ( ) b. de verhuur (de verpachting daaronder begrepen) van onroerende zaken, met uitzondering van: 1. de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines; 2. de verhuur binnen het kader van ( ) aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden; 3. de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen en de verhuur van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen; 4. de verhuur van safeloketten; Optie belaste verhuur 1 van 2 Voorbeeld Een pensioenfonds heeft een bedrijfsverzamelgebouw gekocht; koopsom OB. Het pensioenfonds verhuurt de units aan verschillende ondernemers, waarvan het merendeel recht heeft op aftrek voorbelasting. De verhuur is vrijgesteld van OB (art b) waardoor het pensioenfonds de bij aankoop betaalde OB niet in aftrek kan brengen. Daardoor stijgt het geïnvesteerde bedrag tot wat gevolgen heeft voor de huursommen (stijgen). Conclusies Doordat de verhuurder geen recht heeft op aftrek voorbelasting gaat de OB deel uitmaken van de kostprijs. Is in strijd met neutraliteitsbeginsel. Maar, de wet biedt de volgende uitweg. 23 Optie belaste verhuur 2 van 2 5. de verhuur van onroerende zaken, andere dan ( ) als woning worden gebruikt, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek ( ) bestaat mits de verhuurder en de huurder gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden; voorwaarden art b jo art. 6a Uitv. besch. ob: niet in gebruik als woning; huurder gebruikt het voor 90% voor belaste prestaties; huurder MOET het gehuurde in 1e huurjaar in gebruik nemen zo niet geen belast gebruik + einde optie; 90%-norm wordt jaarlijks getoets verklaring van huurder; gezamenlijk verzoek van huurder en verhuurder; verzoek moet een aantal gegevens bevatten. 24 6

7 Oefening 2 1 van 2 Een gemeente heeft op haar toebehorende grond een parkeergarage laten bouwen. De grond had een waarde van De bouwsom bedroeg OB = De gemeente besluit de exploitatie niet zelf ter hand te nemen. Zij verkoopt en levert het pand aan een voor dit doel opgerichte BV. Verkoopprijs excl. OB. 1. Heeft de gemeente recht op aftrek voor het bedrag van ? 2. Leidt het beschikbaar stellen van de grond tot een integratieheffing? Oefening 2 2 van 2 Een gemeente heeft op haar toebehorende grond een parkeergarage laten bouwen. De bouwsom bedroeg OB = en de grond had een waarde van De gemeente besluit de exploitatie niet zelf ter hand te nemen maar aan een voor dit doel opgerichte BV te verhuren. 1. Heeft de gemeente recht op aftrek voor het bedrag van ? 2. Leidt het beschikbaar stellen van de grond tot een integratieheffing? 3. Wat kunnen de gemeente en de BV doen om dit tegen te gaan? EINDE 27 7