Rob Lambrichs de Bruin. Monique Coenen. 2. Mededelingen Peter, Joop en Ingemarit geven aan dat ze iets eerder weg moeten.

Transcriptie

1 Verslag Werkgroep Belanghebbenden Wmo Datum: 14 maart 2019 Aanwezig namens gemeente: Ynze Haitsma (projectleider), Monique Coenen (beleidsadviseur Wmo) Aanwezig namens partijen: Ingemarit van der Wal (GGz/Mind-Up), Joop Abma (Adviesraad sociaal domein, ASD), Erik Blank (Support Fryslan, Vrijwilligers Organisaties Leeuwarden V-O-L), Sjoerd Tolsma (Amaryllis), André Visser (Pluskwadraat), André Saris (Het Buro), Hannah van der Feen (Aardema Thuiszorg, netwerkpsychologen), René de la Porte (Rondomzorg), Marga à Nijeholt (Werkpro), Peter de Visser (Incluzio), Cyril van Zuidam (Alliade - Wil/Reik), Sieds Rienks (Kwadrantgroep, HH BV) Aanwezig onafhankelijk, namens allen: Notulist(e): Rob Lambrichs de Bruin Monique Coenen 1. Opening De vergadering wordt geopend. 2. Mededelingen Peter, Joop en Ingemarit geven aan dat ze iets eerder weg moeten. 3. Agenda De agenda wordt conform vastgesteld. 4. Concept verslag 28 februari Het conceptverslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 5. Toetsing varianten Alle werkgroepleden en de gemeente hebben de verschillende modellen getoetst aan de kaders en uitgangspunten van de raad. De toetsing is verwerkt in een tabel. Daarbij zijn de scores opgeteld zonder daar een weging aan te geven. Dit geeft wel een eerste indruk in hoeverre de verschillende modellen voldoen aan de uitgangspunten, maar leidt niet automatisch tot een keuze voor het model met de meeste ja s. Het is immers een kwalitatieve toetsing en geen kwantitatieve. Besproken wordt dat model 4 en 5 qua aantal ja s en nee s hetzelfde scoren. De ja s en nee s zijn wel verschillend verdeeld over de kaders en criteria. Model 4 lijkt beter te voldoen aan de criteria voor samenwerking en maatwerk per wijk, dorp, gebied. Model 5 lijkt beter te scoren op beschikkingsvrij werken. Aangegeven wordt dat ondanks deze vergelijkbare scores, model 4 sterk de voorkeur lijkt te hebben van de meeste partijen. Waar zit hem dat in? Het kan zijn dat er elementen zijn, buiten de door de raad gestelde kaders, die voor partijen van belang zijn voor de wenselijkheid van een model. Het is belangrijk om deze elementen met elkaar in beeld te

2 Blad 2 brengen en eventueel voor te kunnen leggen aan de raad. De partijen noemen de volgende zaken als belangrijke elementen voor het beoordelen van de modellen: - Gevolgen voor de organisaties welke gevolgen hebben de verschillende modellen voor organisaties (bijv bedrijfsvoering, taken, grootte van de opdracht) en hun medewerkers (bijv minder werkgelegenheid, andere inhoud van werk, overname personeel). - Gevolgen voor de inwoners welke gevolgen hebben de verschillende modellen voor de keuzevrijheid van inwoners (maatwerkvoorzieningen versus algemene voorzieningen, PGB s, keuze voor een aanbieder die volgens een bepaalde visie of methodiek werkt). Besproken wordt of de werkgroep de behoefte heeft om de scores van alle modellen langs te gaan, of dat er meteen gefocust kan worden op de voorkeursmodellen. Besloten wordt om nu de voorkeursmodellen met elkaar door te nemen. Wel kunnen daarbij succesvolle elementen uit de andere modellen worden ingebracht indien dat tot een verbetering leidt. Over model 4 wordt het volgende besproken: - Om dit model uitvoerbaar te krijgen moeten in ieder geval twee zaken bepaald worden: 1. Welk deel van de ondersteuning gaat over van de 2 e lijn naar de 1 e en 0 e lijn? Met welk bijbehorend budget? 2. Op welke manier wordt de 2 e lijn gefinancierd: P * Q of lumpsum? - Er wordt opgemerkt dat het erg wenselijk is dát er op voorhand een duidelijke keuze wordt gemaakt, omdat de partijen daarmee weten waar ze aan toe zijn. In Hollands Kroon is destijds geen keuze gemaakt, in Utrecht wel. In Utrecht is eerst een deel van het 2 e lijns budget toegevoegd aan de 1 e lijn. Inmiddels is, vanwege voortschrijdend inzicht, een stukje van het 1 e lijns budget voor een specifieke doelgroep weer teruggegaan naar de 2 e lijn, omdat is gebleken dat die expertise voor die groep noodzakelijk was. Vanwege de aanpalende lumpsums was deze aanpassing mogelijk. - In dit model zal er waarschijnlijk een verschuiving van werkgelegenheid plaatsvinden van 2 e lijn naar 1 e lijn. Budget en cliënten gaan deels naar de 1 e lijn, dus medewerkers ook. De verwachting is wel dat er in totaal minder medewerkers nodig zullen zijn/ingezet gaan worden. Deels door het werk anders te organiseren, deels doordat er ook een bezuiniging op zit. Voor partijen is het belangrijk om tijdig te weten hoe dit er uit gaat zien, zodat ze hun organisaties daar klaar voor kunnen maken. - De zorg wordt uitgesproken dat er in dit model minder plek is voor sociale ondernemers die werken met een menging van dagbesteding, participatie, ondernemerschap. In reactie hierop wordt gezegd dat er in Groningen op deze manier wordt gewerkt en dat het mogelijk is om dat te organiseren binnen het model. - Kan de werkgroep met elkaar tot een advies komen op welke manier de 2 e lijn in dit model gefinancierd zou moeten worden? Besproken wordt om de voorziening HH nog even te parkeren. Dit is wat andere materie en de werkgroep HH buigt zich hierover. Pratende over de voorzieningen specialistische thuisondersteuning en dagbesteding geeft de werkgroep aan dat deze lumpsum gefinancierd zouden moeten worden. Niet p*q. De werkgroep geeft de voorkeur aan een lumpsum per 2 e lijn organisatie, niet een lumpsum voor de 2 e lijn als geheel die vervolgens door de partijen onderling verdeeld moet worden. In Utrecht wordt in de 2 e lijn gewerkt met een lumpsum per organisatie. - Bij zowel een lumpsum voor de 1 e lijn als een lumpsum voor de 2 e lijn, zal er een gesprek ontstaan tussen de partijen wanneer zij vinden dat er onderling te veel wordt doorverwezen. Mogelijk dient de gemeente hierbij af en toe als scheidsrechter op te treden. - Bij een verschuiving van maatwerkvoorzieningen naar meer algemene voorzieningen zullen inwoners minder vaak in aanmerking komen voor een PGB. Een PGB is immers alleen mogelijk bij verstrekking van een maatwerkvoorziening. Dit heeft impact voor

3 Blad 3 inwoners, omdat zij gewend en gehecht zijn aan hun eigen zorgverlener. Hiervoor dient aandacht te zijn en, indien er sprake is van een verandering, een zorgvuldige overgang. Een inwoner dient ondersteuning te krijgen die past bij zijn of haar ondersteuningsvraag. Besproken wordt wat er nodig is om binnen deze werkgroep tot een voorstel te komen welk deel van de ondersteuning van de 2 e lijn naar 1 e en 0 e lijn kan. Hiervoor zijn in ieder geval globale gegevens nodig over het aantal inwoners met voorzieningen in 2 e en 1 e lijn en de bijbehorende budgetten en uitgaven. Daarnaast wordt het belang van een goede overgangsperiode aangegeven: zowel in tijd (voorbereiding) als in budget (geld om een goede overgang mogelijk te maken). Voorgesteld wordt om te onderzoeken of in 2019 en 2020 al op kleine schaal gewerkt kan worden volgens de nieuwe werkwijze. Dit zou binnen de huidige contractering kunnen vallen binnen innovatieve werkwijzen. Model 4 wordt door de groep gezien als voorkeursmodel. Ook dit model kent pijnpunten. Deze zijn naar verwachting: - Gevolgen voor organisaties en personeel: overgang van personeel, afname werkgelegenheid, overgebleven opdracht (2 e lijn) is te klein om organisatie draaiend te kunnen houden. - Gevolgen voor de inwoner: minder keuzevrijheid tussen aanbieders door meer algemene voorzieningen, minder PGB s, overdrachtsmoment naar nieuwe situatie. - Gevolgen voor ZZP-ers: zij hebben nu een zelfstandig contract met de gemeente, en zullen in dit model een ingang moeten vinden naar 1 e of 2 e lijn. - De uiteindelijke bepaling van de scheidslijn tussen 1 e en 2 e lijn: zowel in budget (verdeling lumpsum voor 1 e lijn en lumpsum voor 2 e lijn; daarnaast lumpsum 2 e lijn verdelen per aanbieder) als in inhoud (mate van specialisme). 6. Input vanuit werkgroepen Werkgroep contractering: Deze werkgroep heeft een aantal manieren van contracteren besproken, met bijbehorende voorwaarden en risico s. Binnen de groep zijn twee stromingen: de ene stroming ziet mogelijkheden in het voorstel van René, de andere stroming ziet daarin een aantal forse risico s en beperkingen. De werkgroep gaat dit nader met elkaar uitwerken en komt tot een overzicht van verschillende manieren om te contracteren. De werkgroep kan na vanmiddag ook specifieker kijken naar welke vorm van contractering mogelijk is bij voorkeursmodel 4. Werkgroep HH: De werkgroep heeft met elkaar een aantal uitwerkingsrichtingen bedacht en deels al onderzocht. Er wordt aan de groep gevraagd om uiterlijk aanstaande maandag reactie te geven op het verslag waarin concrete uitwerkingsrichtingen staan. Werkgroepen dagbesteding en thuisondersteuning: In beide werkgroepen werd de beweging van 2 e lijn naar meer 1 e lijn mogelijk geacht. In beide werkgroepen is het nog niet gelukt om tot concrete voorstellen te komen waar de knip moet komen te liggen. Voorstel is om de werkgroepen dagbesteding en thuisondersteuning samen te voegen en uit te breiden met overige Wmo-taken zoals inloopvoorziening GGz, mantelzorgondersteuning en respijtzorg, versterking sociale basis en vrijwilligers, jongerenwerk en onafhankelijke cliëntondersteuning. Doel is om te komen tot verdere vulling van model 4: waar komt de knip tussen 1 e en 2 e lijn, waar worden de overige taken en budgetten belegd? Daarbij moet goed bekeken worden welk detailniveau vereist is voor het plan dat in mei klaar moet zijn.

4 Blad 4 Voorgesteld wordt om voor bepaalde specifieke voorzieningen, zoals inloopvoorziening GGz, een aparte werkgroep in te stellen. Dit omdat het een specialistische voorziening betreft en er soms andere organisaties bij betrokken zijn dan hier aan tafel zitten. Tegelijk is het risico van aparte werkgroepen dat je de kans op samenhang en samenwerking mist, ook voor deze doelgroep. Afgesproken wordt om vooral te kijken vanuit doelgroep en (wettelijke) taken en niet vanuit bestaande locaties. De Wmo schrijft voor dat er een inloopvoorziening GGz moet zijn. Er is een kwetsbare doelgroep. Welke ondersteuning heeft deze doelgroep nodig en hoe kan deze georganiseerd worden binnen voorkeursmodel 4? Het gesprek hierover kan leiden tot handhaving van de huidige situatie of tot een (deels) andere manier van organiseren. De wens wordt uitgesproken om ook de verzilveringspercentages mee te nemen in de planvorming. Mind-Up heeft een verzilveringspercentage van 50% en geeft aan dat dat betekent dat de gemeente er vertrouwen in kan hebben dat aanbieders alleen de ondersteuning bieden die nodig is. Er wordt lang niet altijd maximaal gedeclareerd; het lijkt soms alsof dat beeld wel bestaat. Aangegeven wordt dat verzilveringspercentages een onderdeel kunnen zijn van de data die gebruikt worden. Tegelijk zeggen die percentages niet alles. De gemeentelijke begroting wordt gemaakt op bestedingen, niet op maximale schadelast. Dit geeft makkelijk een vertekend beeld. 7. Opzet inhoudsopgave plan De gemeente heeft een opzet gemaakt voor de inhoudsopgave van het plan dat in mei klaar moet zijn. In de werkgroep wordt besproken welke onderdelen daar nog aan toegevoegd kunnen worden: - Effect op organisaties en medewerkers - Effect voor inwoners (waaronder klantreis, voorzieningenniveau, overdracht/wisseling van begeleider, keuzevrijheid en PGB s) - Tussenliggende periode : wat kan er in deze periode al gedaan worden? Is het mogelijk om innovatieve werkwijzen te koppelen aan het maatwerk per wijk/dorp? - Doorkijk naar meer integraliteit - Communicatieplan richting inwoners Besproken wordt wie het plan gaat schrijven. Het moet een gezamenlijk, gedragen plan zijn. Een mogelijkheid is dat de partijen actief meeschrijven, of dat de gemeente voorzetten geeft en de partijen continue meelezen, reageren en aanvullen. De partijen geven aan voorkeur te hebben voor de tweede optie. Er wordt afgesproken om het op die manier te doen, waarbij het niet moet gebeuren dat achteraf de kritiek is dat het alsnog een door de gemeente geschreven plan is. We zullen daar met elkaar scherp op blijven. 8. Financiële doorrekening De werkgroep heeft de voorkeur om gezamenlijk het Berenschotmodel te vullen met maatregelen zodat de financiële effecten van de modellen berekend kunnen worden. Hiertoe is het nodig dat het model begrepen en geaccepteerd wordt: hoe werkt het model, met welke data is het gevuld, op welke manier kunnen maatregelen worden ingevoerd etc. De gemeente heeft de ervaring dat zorgvuldige uitleg over de opbouw en de werking van het model wel even tijd kost. Voorgesteld wordt om deze uitleg aan een delegatie van de werkgroep te geven, waarna de maatregelen gezamenlijk door de gehele werkgroep kunnen worden ingevuld. Dit is akkoord. Deelnemers aan de werkgroep financiën: Remko Boonstra, Sjoerd Tolsma, Sieds Rienks/Alexander Smit, Inge Kruijshaar, Marco Schaap (Incluzio), Ingemarit van der Wal/collega. 9. Communicatie met raad en externen De planning met beslismomenten voor raad en college wordt doorgenomen. De planning zal op onderdelen mogelijk nog wat veranderen aan de hand van vergaderdata. Er wordt besproken of

5 Blad 5 er 1 of 2 sessies met het externe veld worden georganiseerd. Voordeel van 2 sessies is dat partijen zich waarschijnlijk meer meegenomen voelen, nadeel de krappe planning. Voordeel van 1 sessie is dat de informatie concreter zal zijn, nadeel dat er mogelijk minder mee gedaan kan worden. Hier wordt nog verder naar gekeken. De deelnemers aan de werkgroep zullen een actieve rol hebben tijdens deze bijeenkomst(en); het gaat immers over het gezamenlijke proces en plan. Maandag 18 april is er een informele sessie met de woordvoerders van de raad. Hierin worden zij op inhoud bijgepraat, nu met name over de modellen en de keuzes en uitwerking die daarin nog gemaakt moeten worden. De voorkeur is om de werkgroep vooral tijdens de open podiummomenten met de raadsleden in gesprek te laten gaan. 10. Wvttk Er komt verder niets ter tafel. nr Datum afspraak 1 Uiterlijk maandag 18 maart Afspraak Actie Opmerkingen Reactie op verslag werkgroep HH; input meegeven Werkgroep mailt aan Monique 2. Vóór werkgroep inhoud Globala data verzamelen om gesprek over model 4 verder te kunnen voeren Monique 3. Zsm Plannen werkgroep inhoud, financiën Monique 4. Zsm Start maken met vullen van inhoudsopgave plan; via mail voorleggen aan werkgroep Ynze, Monique