gemeente Bunnik INFORMATIENOTA De leden van de Gemeenteraad Het college van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 april 2015

Transcriptie

1 gemeente Bunnik INFORMATIENOTA Aan: Van: De leden van de Gemeenteraad Het college van Burgemeester en Wethouders Datum: 14 april 2015 Onderwerp: Bunnik in de Regio Geachte leden van de raad, Regionale samenwerking wordt steeds belangrijker. Op Europees en landelijk niveau zien we dat steeds meer naar regio s wordt gekeken, zeker naar de stedelijke regio s. De maatschappelijke innovatie wordt in de toekomst daar ontwikkeld, zo is de brede verwachting. Innovatie waarin partnerschappen ontstaan tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen die kennis delen en samen optrekken. In Nederland kennen we een aantal spraakmakende voorbeelden. Zo zijn de Brainport rondom Eindhoven en de Food Valley rondom Ede-Wageningen internationale merken geworden. Daarbij spelen ook de omliggende kernen een belangrijke rol in het succes; zij bieden kwaliteiten die de stad niet heeft en vice versa. Overal volgen de ontwikkelingen elkaar in rap tempo op, zo ook in de regio Utrecht. Bijeenkomsten in het kader van regionale samenwerking nemen een steeds nadrukkelijker deel van de agenda s van raad, college en organisatie in beslag. De grote uitdagingen waarvoor gemeenten zich in de afgelopen periode gesteld zien, hebben de wil en noodzaak tot samenwerking vergroot. Dat leidt bij gemeenten tot de behoefte aan heldere keuzes. Ook wij staan voor het maken van keuzes. Wat voor gemeente willen we zijn? Op welk gebied willen we samenwerken? Wat zijn dan onze gewenste partners? Moeten die partners altijd dezelfde zijn of variëren we per thema? En kun je maatwerk bieden aan je inwoners als je niet alles zelf in huis hebt? Juist vanuit de gedeelde wens voor een bestuurlijk zelfstandig Bunnik is het nodig om samen te werken. Het klinkt paradoxaal, maar samenwerking is essentieel voor het behoud van onze bestuurlijke zelfstandigheid. De zoektocht naar een goede balans is spannend. Het college is zeer geboeid door deze ontwikkelingen en volgt ze daarom op de voet. Wij achten de betrokkenheid en standpunten van uw raad daarbij van groot belang. In de tweede helft van februari ontving u daarom al een raadsinformatienota over het einde van de Wgr+, om uw raad op de hoogte te brengen van de laatste feitelijke ontwikkelingen en de (mogelijke) gevolgen daarvan voor het Bestuur Regio Utrecht (BRU). In maart heeft uw raad een brief ontvangen van het Dagelijks Bestuur van het BRU, met de vraag over hoe we zouden moeten omgaan met deze gemeenschappelijke regeling. Op 22 april gaan de burgemeesters Backhuijs (Nieuwegein) en Van Zanen (Utrecht) in een besloten bijeenkomst in gesprek met uw raad over de toekomst van de regionale samenwerking en de U10. In aanloop naar 22 april sturen wij u deze raadsinformatienota Bunnik in de Regio toe, waarin het speelveld van de regionale samenwerking en de (mogelijk gewenste) positie van Bunnik wordt geschetst.

2 2 Samenwerking: domeinen en partners Uw raad is inmiddels gewend aan het regelmatig gehanteerde onderscheid in fysiek domein, sociaal domein en bedrijfsvoering/dienstverlening. Om snel en helder inzicht te kunnen krijgen in het speelveld van de regionale samenwerking, voegen wij daar in deze notitie het domein Economie aan toe. Fysiek domein Veel taken binnen het fysiek domein (verkeer en vervoer, economie, ruimte en wonen) zijn de afgelopen jaren uitgevoerd in en door het BRU. Daarin werkte de gemeente Bunnik samen met acht andere gemeenten. Het BRU is, vanwege het einde van de WGR+, inmiddels een praktisch leeg vehikel; vrijwel alle taken, middelen en mensen zijn overgedragen aan de provincie Utrecht. Het bestaande beleid wordt voor een periode van vijf jaar voortgezet. Deze verandering betekent dat op het fysiek domein allerlei nieuwe uitdagingen en samenwerkingen ontstaan. Hieronder lichten wij graag toe welke ontwikkelingen wij zien op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, recreatie en verkeer en vervoer. Eind 2014 hebben wethouder Eijbersen en wethouder Zakee een extern bureau opdracht gegeven tot het maken van een essay Stip op de Horizon, waarin een koers voor het fysieke domein voor de toekomst wordt geadviseerd. Het project bevindt zich in de laatste fase; de ruwe versie van het essay is inmiddels besproken. In Stip op de Horizon wordt de kracht van onze gemeente onder woorden gebracht: wonen, werken en recreëren. Bunnik kent een groene en rustige leefomgeving met een hoogwaardig woningaanbod, ligt dichtbij de stad, heeft relatief veel werkgelegenheid in en om de gemeente en kent prachtige recreatiemogelijkheden. Op het ruimtelijk gebied ziet Stip op de Horizon kansen voor Bunnik op het gebied van recreatie, van ontwikkeling van gefaseerde, onderscheidende en hoogwaardige woningbouw en van actievere inzet op de bestaande tuinbouw en fruitteelt in het buitengebied. Het bovenstaande biedt onze gemeente een geweldige kans om aan te sluiten op het (gewenste) profiel van de stad en regio Utrecht: groen, gezond en slim. Hieronder (bij Economie) komen we daarop terug. Wij gaan na oplevering van dit essay graag met uw raad het gesprek aan over deze stip op de horizon, als belangrijke bouwsteen voor de Strategische Agenda. Volgend uit de toelichting op Stip op de Horizon, zien wij kansen voor Bunnik in samenwerking bij de ontwikkeling van recreatie. Inwoners van de stad Utrecht recreëren veel ten oosten van de stad. Bunnik heeft met haar landgoederen, de Kromme Rijn, het buitengebied en de ontwikkeling van Fort Vechten veel potentie. Dat wordt ook opgemerkt; we zien veel nieuwe initiatieven, onder meer met accommodaties voor Bed & Breakfast in het buitengebied. Dat brengt ook uitdagingen met zich: goede oplossingen voor parkeren, voor diverse vormen van veilige verkeersafwikkeling en slimme bebording. Wij willen actief de samenwerking zoeken met omliggende gemeenten, maar ook met het Utrecht Science Park; de parkeergelegenheid aldaar wordt immers nauwelijks gebruikt in het weekeinde. Ook werken wij samen met Houten en Wijk bij Duurstede aan een gezamenlijke Omgevingsvisie voor het buitengebied. Alle drie de gemeenten hadden behoefte aan meer synergie. Immers, het buitengebied verbindt ons. De problematiek waarmee we te maken hebben is dan ook hetzelfde, net als de dilemma s op het gebied van ruimte bieden aan ontwikkelingen en handhaven. Door met de drie gemeenten te werken aan een gezamenlijke Omgevingsvisie komen we tegemoet aan een bestaande wens van college en raad. Het samen opstellen van deze Omgevingsvisie, die (wettelijk) een deel van de Structuurvisie vervangt, is een nieuw en boeiend proces voor alle drie de gemeenten ook voor ons. Uw raad wordt op verschillende momenten bij dit proces betrokken. Als gemeente met kleine kernen en een groot buitengebied zijn wij verder aangesloten op het U10- initiatief Vitaal platteland. Dat initiatief wordt getrokken door Woerden en Stichtse Vecht en richt zich op alle uitdagingen waar kleine (vaak krimpende) kernen op het platteland mee te maken hebben. Wij hopen ook hier te profiteren van de actieve regionale samenwerking, door kennis te delen en samen met slimme oplossingen te komen. De ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijkheden zoals die hierboven zijn verwoord, brengen verkeersuitdagingen met zich. Wij beseffen, net als de andere BRU-gemeenten, dat die uitdagingen over gemeentelijke grenzen heen gaan maar het BRU heeft zijn taken op het gebied van verkeer en vervoer overge-

3 3 dragen aan de provincie Utrecht. Daarom blijven we graag actief samenwerken op het gebied van verkeer en vervoer en ondertekenen wij het bestuursconvenant Verkeer en Vervoer, dat aan een U10- bestuurstafel is ontwikkeld maar buiten de U10 vorm krijgt. Met dat bestuursconvenant zorgen we niet alleen voor regelmatig overleg op ambtelijk en bestuurlijk niveau, maar ook voor enige centrale ambtelijke ondersteuning. Zo trekken we als stedelijke regio samen op, ook naar de Provincie en het Rijk. De gemeente Bunnik kan dan samen met andere gemeenten beter aandacht vragen voor de lokale problematiek. Op het fysiek domein wordt dus met verschillende partners samengewerkt. Het BRU is niet langer leidend door het einde van de Wgr+. We zien dat veel onderwerpen nu worden besproken aan de bestuurstafels van de U10. De samenwerking van U10-gemeenten speelt in dit domein steeds meer een rol, zoals we hieronder ook zien bij het domein Economie. Het feit dat de Omgevingsvisie met Houten en Wijk bij Duurstede wordt gecreëerd, toont overigens aan dat niet alles in U10-verband wordt georganiseerd. Economie De samenwerking op economisch vlak heeft de afgelopen jaren een flinke ontwikkeling meegemaakt. Interessant is daarbij om te zien dat het enerzijds sterk gericht is op de grote stedelijke regio Utrecht, met (inter)nationale uitstraling; anderzijds werken we juist lokaal samen, met buurgemeenten en ondernemers, in de Q4. Beiden zijn onmisbaar voor onze economische ontwikkeling en wij koesteren daarom beide samenwerkingen. De bestuurstafel Economie is een van de meest actieve bestuurstafels van de U10, mede omdat de relatie naar andere domeinen actief wordt gelegd. Zo hebben de wethouders onlangs de ambitie uitgesproken om te komen tot een ruimtelijk-economische koers voor de regio, die richting kan geven aan samenwerking op en samenhang tussen economie, woningbouw en mobiliteit. Daarvoor wordt, als eerste stap, een regionale atlas gemaakt. Daarnaast presenteren de gemeenten zich, op initiatief van de U10-bestuurstafel Economie en onder aanvoering van de stad Utrecht, steeds meer als regio. Dat zien we onder meer terug op de Provada, de jaarlijkse vastgoedbeurs, waar de U10 zich gezamenlijk presenteert. Ook bij Agenda Stad # Utrecht zoekt de gemeente Utrecht actief de samenwerking met de regiogemeenten (zie U10). Verder is de Economic Board Utrecht (EBU) de afgelopen jaren volwassen geworden. De EBU is opgericht door bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen; de board bestaat dan ook uit ondernemers, bestuurders en wetenschappers. De EBU richt zich op het stimuleren van innovatie en samenwerking tussen de drie werelden, die deuren voor elkaar kunnen openen. Uiteindelijk moet dat bijdragen aan een leefbare economie: een gezonde, slimme en groene regio. Wij staan als college volledig achter deze visie en zien grote kansen voor de regio. De gemeente Bunnik werkt overigens niet direct samen met het EBU, maar is wel betrokken via deelname aan het BRU, samenwerking met de provincie Utrecht en samenwerking met de stad Utrecht. Deze drie partners steunen het EBU ook financieel. Bunnik profiteert ook van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven door de ontwikkeling van het Utrecht Science Park (USP). Het USP is binnen die samenwerking steeds belangrijker geworden. Het is een van de belangrijkste bronnen van werkgelegenheid voor inwoners van onze gemeente en daarom een belangrijk aandachtspunt voor Bunnik. Voor onze gemeente is ook de Q4 van vitaal belang. De ondernemersverenigingen in Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug en Zeist hebben elkaar opgezocht om de regio op de kaart te zetten en de economische mogelijkheden te vergroten. Inmiddels ook de ondernemersvereniging in Wijk bij Duurstede zich aangesloten bij het initiatief en hebben meer ondernemersverenigingen belangstelling getoond. De ondernemersverenigingen leggen ook de verbinding met het Utrecht Science Park. Net als de andere colleges ondersteunen wij dit initiatief van onze eigen ondernemers van harte; medewerkers van Bunnik zijn daarom actief in het platform dat is opgericht ter ondersteuning van dit initiatief. Kortom: op economisch gebied werken we in de stedelijke regio zeer actief samen, in U10-verband en daarbuiten. Bovendien wordt niet alleen samengewerkt tussen de verschillende gemeenten, maar ook (of: juist) met kennisinstellingen en bedrijfsleven.

4 4 Sociaal domein Het sociaal domein is de afgelopen jaren flink gegroeid; niet alleen in omvang, maar ook in de samenwerking. In de aanloop naar 1 januari 2015, het moment waarop de decentralisaties een feit werden, is de samenwerking uitgebreid en geïntensiveerd. Zo probeerden gemeenten goed beslagen ten ijs te komen bij de uitbreiding van het gemeentelijk takenpakket en de bijbehorende (geknepen) financiële stromen. Ook de gemeente Bunnik is meer en intensiever gaan samenwerken met onze partners in het sociaal domein: De Bilt, Zeist, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede, oftewel de regio Utrecht Zuidoost. Samen zijn deze gemeenten eigenaar van de gemeenschappelijke regeling RDWI: de Regionale Dienst Werk en Inkomen, die onder meer onze regionale sociale dienst vormt. Deze RDWI voert voor de vijf gemeenten onder meer de nieuwe Participatiewet uit. In het kader van werk en inkomen is er een samenwerkingsverband van de RDWI met het UWV in een groter verband: de arbeidsmarktregio Midden Utrecht, die een werkbedrijf heeft gevormd. De arbeidsmarktregio bestaat uit 15 gemeenten. Uw raad heeft hierover onlangs een raadsinformatienota ontvangen. Bij de uitvoering van de Participatiewet hecht het college aan lokaal maatwerk. Een grotere schaal betekent niet altijd een betere oplossing voor problemen; soms kunnen we juist in Bunnik het verschil maken. Dat laten we ook zien in Het Verbond Van Bunnik, waarin grote en kleine Bunnikse ondernemers in samenwerking met ROC Midden-Nederland, Krachtig Krommerijn, de RDWI en de gemeente gezamenlijk de schouders zetten onder de Participatiewet. Zij proberen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een kans te geven. Dat initiatief begint vruchten af te werpen. Wij hopen uw raad daar op korte termijn verder over te informeren. De vijf gemeenten in Utrecht Zuidoost hebben in het verlengde van de RDWI-samenwerking ook samengewerkt bij de transities van de Jeugdzorg en Wmo-Awbz. Die samenwerking richt zich tot nu toe vooral op inkoop van dienstverlening. Het contractmanagement wordt gezamenlijk opgepakt en we bekijken of deze samenwerking op uitvoerend vlak nog verdere uitwerking nodig heeft. Wij willen nog meer van elkaars kennis en vaardigheden gebruik kunnen maken. Ook buiten de Participatiewet, WMO-Awbz en Jeugdzorg werken we met de gemeenten in de regio Utrecht Zuidoost samen al dan niet in een groter verband. Zo werken we samen in passend onderwijs, de lokale educatieve agenda, vroegtijdig schoolverlaten en op het gebied van volksgezondheid (GGDrU). De gemeente Utrecht vervult als centrumgemeente in diverse samenwerkingen in het sociaal domein een zeer waardevolle rol, onder meer op het gebied van maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Bedrijfsvoering Onze samenwerkingen op het gebied van bedrijfsvoering laat een divers beeld zien. Op een aantal thema s, onder meer op inkoop, hebben we intensief opgetrokken met Wijk bij Duurstede. Gaandeweg is deze samenwerking afgebouwd. Wijk bij Duurstede richt zich de laatste periode zeer actief op Houten; zij onderzoeken samen actief de mogelijkheden voor een (verregaande) ambtelijke samenwerking. Hoe die samenwerking vorm krijgt, en wat dat betekent voor de samenwerking van Bunnik met Wijk bij Duurstede, is en blijft onderwerp van de regelmatige onderlinge gesprekken. Zeer binnenkort wordt het college bijgepraat door de burgemeesters van Houten en Wijk bij Duurstede. In de tussentijd heeft de samenwerking tussen Bunnik en Zeist zich ontwikkeld. Zoals hierboven al beschreven geldt dat zeker voor het sociaal domein, waarbij Zeist een centrale functie vervult. Daarnaast hebben wij naar tevredenheid een intensievere samenwerking met Zeist opgebouwd op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid en werken de BOA s van Zeist al een langere periode in onze gemeente. De managementteams van Zeist en Bunnik zijn met elkaar in gesprek, om elkaar verder te kunnen helpen en sterker te maken. Daarbij zetten we in op verbetering van kwaliteit en vermindering van kwetsbaarheid. We kijken waar we de uitvoering slimmer kunnen organiseren op verschillende gebieden, onder meer op het gebied van inkoop. Soortgelijke ontwikkelingen zien we overigens binnen de U10, dus in breder verband: we kijken over gemeentegrenzen heen en proberen elkaars kwaliteiten te zien en te gebruiken. Bunnik werkt op het gebied van bedrijfsvoering dan ook veel samen met gemeenten die zich binnen het U10-gebied bevinden. In verschillende samenstellingen wordt samengewerkt op thema s als onderzoek,

5 5 ICT, KCC en belastingen. Ook binnen die verschillende samenstellingen is Zeist een frequent voorkomende partner, net als De Bilt overigens. Het BRU en de U10 Het al dan niet voortbestaan van het BRU, na afschaffing van de Wgr+, en de ontwikkeling van de U10 zijn twee verschillende zaken. Als wordt besloten het BRU te liquideren, betekent dat niet automatisch dat gekozen wordt voor samenwerking in U10. Praktisch gezien hebben de twee ontwikkelingen natuurlijk wel met elkaar te maken. De U10-samenwerking komt immers voort uit de wens om intensief te blijven samenwerken zonder een dikke gemeenschappelijke regeling met dito ambtelijk apparaat. Die wens onderstrepen wij; samenwerking in de stedelijke regio, met de uitgestoken hand van de Stad Utrecht, biedt voor Bunnik enorme kansen. BRU Zoals inmiddels bekend is de Wgr+ sinds 1 januari 2015 afgeschaft. Daarmee is de basis voor een groot deel van de taken van het BRU weggevallen en komt een einde aan een periode van liefst 20 jaar waarin het BRU aan het roer stond van grote ontwikkelingen in het fysiek domein, ook in onze gemeente. Of het BRU geliquideerd wordt of anderszins blijft voortbestaan, is aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. In het najaar komt daarvoor een voorstel naar uw raad toe. Uw raad is echter onlangs al door het DB BRU gevraagd vóór 8 juni een richtinggevende uitspraak te doen over de toekomst van het BRU. Belangrijke voorwaarde: voor liquidatie van het BRU zijn raadsbesluiten nodig van 2/3 van de deelnemende gemeenten (dus zes gemeenten), met gezamenlijk minimaal 2/3 van de inwoners van het BRU-gebied. Onze verwachting is dat een overgroot deel van de deelnemende gemeenten, inclusief de stad Utrecht, voor liquidatie zal kiezen. De tendens is namelijk dat op die wijze schoon schip gemaakt kan worden voor een nieuwe vorm van samenwerking van de gemeenten in de stedelijke regio Utrecht. Een ander scenario is dat, vanuit de gedachte dat de samenwerking uiteindelijk toch een gemeenschappelijke regeling nodig heeft als basis, de BRU als gemeenschappelijke regeling intact blijft. Voor deelname aan het BRU betalen wij jaarlijks een regionaal vastgestelde bijdrage van 3,10 per inwoner, dus een totale jaarlijkse bijdrage van ruim Die bijdrage staat nog altijd in onze begroting, omdat liquidatie van het BRU nog niet vast staat. Bij liquidatie van het BRU valt dit bedrag (deels) vrij; in hoeverre dat echt zo is, hangt af van keuzes die hieronder volgen. De negen BRU-gemeenten blijven samenwerken op het gebied van verkeer- en vervoer (het bestuursconvenant, zie hierboven). Die ondersteuning wordt in 2015 en wellicht 2016 gefinancierd vanuit het BRU; in het vervolg zal een bijdrage worden gevraagd van de deelnemende gemeenten. De bijdrage zal ongeveer 0,30 per inwoner zijn. Dat komt neer op een totale bijdrage van ongeveer U10 De negen BRU-gemeenten hebben vanaf het moment dat het einde van de Wgr+ in zicht was, gesteld dat zij wilden blijven samenwerken na opheffing van het BRU. Woerden heeft toen laten weten zich daar graag bij aan te sluiten. Zo ontstond de U10-gedachte. Duidelijk was meteen dat deze hernieuwde samenwerking lichter zou moeten zijn dan de voorgaande; een netwerksamenwerking, waarbij de deelnemende gemeenten de drijvende krachten zijn niet een regiobestuur en/of de medewerkers van de gemeenschappelijke regeling zelf. De gemeente Bunnik heeft zich altijd een voorstander van de samenwerking in U10-verband getoond. Eind 2013 hebben de gemeentesecretarissen van de tien gemeenten gezamenlijk een advies geschreven aan burgemeester Backhuijs van Nieuwegein, bestuurlijk trekker van de U10-samenwerking. Dit advies kreeg de titel We zijn gisteren begonnen en geeft richting aan de netwerksamenwerking. In 2015 is de U10 inderdaad voorzichtig begonnen, door middel van een Tijdelijk Arrangement dat in september 2014 door de colleges is vastgesteld. De financiële ondersteuning van deze samenwerking kwam uit de (reeds betaalde) regiobijdrage van alle gemeenten.

6 6 We zijn gisteren begonnen heeft onlangs een lichte herziening en een herdruk gekregen als bevestiging van de ingeslagen weg. Het advies en het Tijdelijk Arrangement zijn bij de raadsinformatienota gevoegd. De gemeente Utrecht is gastheer van de U10-samenwerking en neemt die rol zeer serieus; Utrecht toont betrokkenheid bij de regio, reikt de andere gemeenten in de stedelijke regio de hand en vult haar regionaal leiderschap op positieve en ruimhartige wijze in. Dat is onder meer zichtbaar in Agenda Stad, een initiatief vanuit het Rijk (de ministeries van EZ, I&M en BZK) en de G4. Agenda Stad heeft als doel om de stedelijke regio s in positie te brengen richting Rijk en Europa. Utrecht is, als voorzitter van de G4, nauw betrokken bij dit initiatief. Alle G4-steden maken daarbij hun eigen verhaal, die op hun beurt weer bouwstenen vormen van het gezamenlijke verhaal van de G4 richting het Rijk. Het Utrechtse verhaal krijgt vorm als Agenda Stad # Utrecht, waarbij de gemeente Utrecht stevig inzet op een slimme, gezonde en groene stad én regio (in aansluiting op de EBU). De gemeente Utrecht benadrukt graag dat de stad niet ophoudt bij de stadgrenzen en dat de diverse kwaliteiten van in de regio elkaar aanvullen. Zo zou Bunnik de hierboven besproken kwaliteiten ruimte en groen, zowel voor wonen als voor recreatie, kunnen toevoegen aan de stedelijke regio: Bunnik als de groene voortuin van de stad. Wij zijn positief over dit initiatief en over de houding van de stad Utrecht en sluiten ons graag aan bij Agenda Stad # Utrecht. Het signaal dat de stad geeft is waardevol; wij kunnen onze kwaliteiten inzetten om het Utrechtse verhaal te versterken. Daarom is de ambtelijk projectleider vanuit Utrecht uitgenodigd om met het college van gedachten te wisselen. Toekomst van de U10 Ook voor de toekomst van de U10 is uw raadsbesluit vereist. In de voorgenomen wijze van samenwerking in de U10 wordt uw raad overigens vaker in positie gebracht: de grote besluiten en/of projecten, bijvoorbeeld een huisvestingsverordening, worden voorgelegd aan de raden van de deelnemende gemeenten. Om ondersteuning van de U10-samenwerking praktisch mogelijk te maken, wordt van de U10-gemeenten een afgestemde jaarlijkse regiobijdrage verwacht van 1,50 per inwoner. De U10-samenwerking betekent dus een vermindering van 1,60 per inwoner ten opzichte van de BRU-regiobijdrage. Dit bedrag wordt wellicht lager door eventuele deelname aan het bestuursconvenant Verkeer en Vervoer: de daaruit voortvloeiende (bescheiden) bijdrage is 0,30 per inwoner, wat de vermindering op 1,30 per inwoner brengt. De rol van uw gemeenteraad Naar aanleiding van deze raadsinformatienota en de brief van het DB BRU wordt nog geen besluit gevraagd van uw raad; noch over de toekomst van het BRU, noch over deelname aan de U10- samenwerking. Het gesprek met burgemeesters Backhuijs en Van Zanen biedt uw raad de mogelijkheid om van gedachten te wisselen en de eigen gedachten verder aan te scherpen, indien nodig. Wel wordt vóór 8 juni een richtinggevende uitspraak in de richting van het DB BRU verwacht, over de toekomst van de gemeenschappelijke regeling. Op basis van de signalen vanuit de negen gemeenteraden zal het DB BRU met een nader voorstel komen. Wij benadrukken graag dat voor deze stappen besluiten van uw raad nodig zijn. Dat geldt niet alleen voor het al dan niet liquideren van het BRU, maar eveneens voor het al dan niet toetreden tot de U10- samenwerking. Ook binnen die U10-samenwerking zal uw raad met regelmaat besluiten nemen over de acties die worden ondernomen, vanuit de gedachte dat de gemeenten samen de U10 maken. Dit is echter van latere orde en daarover zult u afzonderlijke voorstellen voorgelegd worden. Bijlagen: - Herziene druk van We zijn gisteren begonnen - Tijdelijk arrangement van de U10 - Brief DB BRU d.d. 16 maart over al dan niet liquideren BRU - Quick scan intergemeentelijke samenwerking 2013