BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO"

Transcriptie

1 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffingsaanvraag in functie van projectm.e.r.-plicht Versie /03/2016 Studie in opdracht van Katoen Natie

2 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO ontheffing m.e.r. Colofon COLOFON Titel BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffingsaanvraag in functie van project-m.e.r.-plicht Datum Dataverzameling afgesloten op 1 dec 2015 Ontheffingsaanvraag ingediend op 7 maart 2016 Opdrachtgever Katoen Natie Bulk Terminals NV Contactpersoon Opdrachtgever Kurt Dupon Kurt.Dupon@Katoennatie.com Katoen Natie BU Supply Chain Engineering, Burcht Singelberg Duke Prosper Tower 2e verdieping Ketenislaan 1 Haven Kallo Opdrachthouder INTOE bvba Engelsplein 33 Bus Leuven T: KBO: BE KBC: BE (BIC KREDBEBB) Auteurs Gert Van de Genachte gert@intoe.be MER-deskundige landschap en bouwkundig erfgoed Kris De Coster kris@intoe.be MER-deskundige bodem Mischa Indeherberg mischa.indeherberg@miecoeffect.be MER-deskundige Fauna Flora

3 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Inhoudstafel INHOUD 1 Inleiding Beknopte beschrijving van het project Toetsing aan de m.e.r.-plicht Doelstelling ontheffingsdossier Partijen betrokken bij de ontheffing Initiatiefnemer Opdrachthouder Het project Ruimtelijke situering Projectbeschrijving Geplande wijzigingen in de referentietoestand Windturbineprojecten in de omgeving Vergunde logistieke ontwikkelingen in het projectgebied Industriële ontwikkeling door de Maatschappij Linkerscheldeoever (Tijdelijke) natuurontwikkeling kaderend in soortbeschermingsprogramma Juridisch en beleidsmatig kader Ruimtelijk beleid Omzendbrief windturbines Gewestplan GRUP Natuurbeleid Toetsen vereist volgens regelgeving Habitat- en vogelrichtlijngebieden Gebiedsgericht beleid Soortgericht beleid Natuurbeleid in de omzendbrief windturbines Planvariant MMHA Ecologische doelstellingen voor zones en gebieden nabij de projectlocatie Milieubeoordeling Scoping Discipline Fauna en flora : effect op vogels en vleermuizen Referentiesituatie Slaaptrekgegevens verzameld door Mieco-effect in Methodiek effectinschatting Beschrijving van effecten Beoordeling van effecten [ i ]

4 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Inhoudstafel 5.3 Discipline Landschap : visuele impact en impact op erfgoed Referentiesituatie Beschrijving en beoordeling van effecten Discipline Mens : aspect geluid Methodiek Beschrijving van effecten Beoordeling van effecten Discipline Mens : aspect slagschaduw Methodiek Cumulatie Beschrijving van effecten Beoordeling van effecten Grensoverschrijdende effecten Algemene conclusie [ ii ]

5 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding 1 INLEIDING 1.1 Beknopte beschrijving van het project Katoen Natie Bulk Terminals NV wenst op haar terreinen, gekend als Loghidden City, 6 grote windturbines te plaatsen : windturbines zijn reeds vergund via eerdere vergunningen en in aanbouw (zie verder), ic WT2 en WT5. 4 bijkomende windturbines vormen het voorwerp van nieuwe vergunningsaanvragen en zijn de directe aanleiding tot deze MER-ontheffingsnota, ic WT1, WT3, WT 6 en WT7. Deze windturbines worden in deze nota cumulatief bestudeerd. Het projectgebied, met aanduiding van de 6 windturbines is weergegeven op topografische kaart en op luchtfoto in de kaarten 1 tot 3. Daarop zijn ook de vergunde en de bestaande windturbines in de omgeving (van andere initiatiefnemers) ter informatie aangeduid. 1.2 Toetsing aan de m.e.r.-plicht Het m.e.r.-besluit van 10 december 2004 (BS ) verdeelt m.e.r.-plichtige projecten in 3 categorieën. Een eerste categorie van projecten is steeds onderworpen aan de m.e.r.-plicht (bijlage I van voornoemd m.e.r.-besluit). Een tweede categorie kan via een gemotiveerd verzoek ontheven worden van de m.e.r.- plicht (bijlage II van voornoemd m.e.r.-besluit). Voor een derde categorie van projecten, opgenomen in bijlage III van het m.e.r.-besluit, kan aan de m.e.r.-plicht voldaan worden door de opmaak van een project-mer-screening, waarin wordt aangetoond dat het project niet resulteert in significant negatieve effecten. Het project valt niet onder bijlage I. Bijlage II rubriek 3i luidt als volgt : : installatie voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft op : 20 windturbines of meer, of 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied Rekening houdend met de bedoeling van de Europese richtlijn om windturbineparken onder het toepassingsgebied van projectmilieueffectrapportage te brengen, dient bij elke aanvraag bekeken te worden hoeveel turbines in totaal moeten in rekening gebracht worden in functie van het aftoetsen van de drempelwaarden van rubriek 3i van bijlage II. Dit gebeurt los van wie initiatiefnemer is & los van eventuele administratieve grenzen. [ 1 ]

6 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding Aangezien er cumulatie zal zijn van slagschaduw met enkele (inmiddels gebouwde) windturbines van Wind aan de Stroom en met de 2 eerder vergunde (maar nog niet gebouwde) windturbines van Katoen Natie zelf, wordt de drempel van 4 overschreden. Het vogelrichtlijngebied kan beschouwd worden als een bijzonder beschermd gebied. Rubriek 3i van bijlage II is van toepassing. Verder kunnen de 4 bijkomende windturbines mogelijks worden aanzien als een uitbreiding aan een vergund windturbineproject. De wijzigings- en uitbreidingsrubriek 13a van bijlage II vermeldt dat rekening gehouden mag worden met de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER bij het bepalen van de m.e.r.-plicht. Aangezien de drempelwaarde van 4 overschreden wordt, zal rubriek 13a van bijlage II van toepassing zijn. 1.3 Doelstelling ontheffingsdossier De bedoeling van dit document is om na te gaan of de realisatie van dit project geen ernstige gevolgen met zich mee brengt voor het milieu. Dit ontheffingsdossier zal dit aantonen en aangeven dat het verder doorlopen van de m.e.r.-procedure geen meerwaarde biedt. Op basis van dit document kan een ontheffing bekomen worden volgens de bepalingen uit bijlage II bij het decreet DABM waardoor voor het project geen milieueffectrapport moet worden opgesteld. Dit document en de beslissing of al dan niet een ontheffing kan worden verleend, moet bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag en milieuvergunningsaanvraag gevoegd worden. [ 2 ]

7 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding Kaart 1 [3]

8 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding Kaart 2 [ 4 ]

9 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding Kaart 3 [ 5 ]

10 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 1 : Inleiding 1.4 Partijen betrokken bij de ontheffing Initiatiefnemer Katoen Natie Bulk Terminals NV Burcht Singelberg Ketenislaan 1 Haven Kallo Opdrachthouder INTOE bvba Engelsplein 33 Bus Leuven Tel : Auteurs van deze ontheffingsnota : Gert Van de Genachte, MER-desk. landschap & bouwkundig erfgoed gert@intoe.be Kris De Coster, MER-deskundige bodem kris@intoe.be Mischa Indeherberg mischa.indeherberg@miecoeffect.be MER-deskundige Fauna Flora Er werd gebruik gemaakt van volgende specifieke studies : Slagschaduwstudie uitgevoerd door 3E uitgevoerd (17 november Referentie PR108426). Dit vormde de basis voor de uitwerking van hoofdstuk 5.5. Geluidstudie door Bureau De Fonseca, Accoustical Engineering (9 november 2015, Ref 2015R237) opgemaakt door Lutgarde Muyshondt (erkend deskundige Geluid en trillingen). Dit vormde de basis voor de uitwerking van hoofdstuk 5.4. [ 6 ]

11 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 2 : Het project 2 HET PROJECT 2.1 Ruimtelijke situering Het projectgebied bevindt zich op het grondgebied van Kallo, deelgemeente van Beveren op de zogenaamde voormalige Bayervlakte. Dit is de zone ingesloten tussen de R2, de Schelde en Kallosluis die haar naam verkreeg doordat deze zone na opspuiting initieel eigendom was van Bayer. Binnen deze vlakte heeft Katoen Natie ruim 200 ha in eigendom waaronder : Kallo Industries 1, logistieke zone van ca 95 ha, grotendeels ontwikkeld voor 2005 Loghidden City, logistieke zone van ca 89 ha, grotendeels ontwikkeld vanaf 2005 en nog in volle ontwikkeling. Voor dit onderdeel werd in een project- MER opgemaakt (kenmerk PR0219) gecoördineerd door Gert Van de Genachte, coördinator van voorliggend ontheffingsdossier. Katoen Natie Bulk Terminals NV wenst op dit terrein 6 grote windturbines (> kw) te plaatsen : 2 windturbines zijn reeds vergund via eerdere vergunningen en in aanbouw (zie par 2.2), ic WT2 en WT5. 4 bijkomende windturbines zullen het voorwerp zijn van nieuwe vergunningsaanvragen, ic WT1, WT3, WT 6 en WT7. Deze zijn de directe aanleiding tot deze MERontheffingsnota. 2.2 Projectbeschrijving Twee grote windturbines zijn reeds vergund (verder WT2 en WT5 genoemd) en in aanbouw via eerdere vergunningen : Stedenbouwkundige vergunning met kenmerk 8.00/46003/ van de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar verleend op 4 december 2014 voor WT2 en WT5 overeenkomstig de bijzondere procedure; Milieuvergunning met kenmerk M3/46003/502/1/A/1/HV/FV van de Deputatie Oost-Vlaanderen verleend op 4 september 2014 voor WT2 en WT5 met een individueel nominaal vermogen van kva elk Deze 2 windturbines zijn niet het voorwerp van deze ontheffingsnota maar worden op vlak van effecten uiteraard wel samen genomen met de 4 bijkomende grote windturbines die de aanleiding zijn van dit ontheffingsdossier. INPLANTING De ligging van de vergunde windturbines en de 4 bijkomende windturbines die het voorwerp zijn van dit dossier, zijn aangeduid op kaarten 1, 2 en 3 en hun coördinaten zijn weergegeven in volgende tabel. 1 Deze site wordt momenteel ook Loghidden City genoemd [ 7 ]

12 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 2 : Het project Tabel : Situering van de 2 vergunde en 4 bijkomend geplande windturbines Nummers WT WT WT WT WT WT Noot : de nummering van de windturbines is gebaseerd op de initiële aanvraag met dien verstande : dat enkele turbines worden weggelaten (oa WT4) dat de turbines voorwerp van dit dossier ook beperkt verschoven zijn om voldoende afstand te bewaren tot naburige bedrijven INPLANTINGSALTERNATIEVEN Deze inplanting is het resultaat van zeer zorgvuldige optimalisatie van het ruimtelijke windpotentieel van de site rekening houdend met de inzichten van een eerdere vergunningsaanvraag en bovenal met volgende 4 sturende parameters : De te respecteren veiligheidsafstanden van de windturbines ten aanzien van naburige bedrijven. Een veiligheidsstudie werd opgemaakt. Deze is niet gevoegd bij deze ontheffing maar is beschikbaar op aanvraag. De bestaande en geplande planmatige logistieke ontwikkeling volgens blokkenpatroon van de site Loghidden City in al zijn aspecten (blokvelden, loodsen, ontsluiting, nutsinfrastructuur,..) Het geldende bestemmingsplan, in casu het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever dat in de noordelijke rand van de eigendom van Katoen Natie, ic de noordzijde van de Bayervlakte, voorlopig geen ontwikkeling mogelijk maakt (zie par 4.1.2). Het Afwegingskader voor windturbines haven van Antwerpen (Grontmij) (zie par ) waarbij rode zones werden ontweken. Op basis van iteratieve optimalisatie werd de energetisch-ruimtelijk meest optimale inplanting ontwikkeld. Om die reden zijn er geen alternatieven. ALTERNATIEVEN TYPE TURBINE Het betreft grootschalige windturbines (> kw) maar de keuze voor een specifieke turbine is momenteel nog niet gemaakt. Meerdere types worden nog onderzocht. De ashoogte zal maximaal 140 meter bedragen. De rotordiameter zal maximaal 120 meter bedragen. Binnen de disciplines geluid en slagschaduw zullen daarom de voor die discipline als worst case te beschouwen turbines worden bestudeerd. [ 8 ]

13 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 2 : Het project VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN De keuze van het type windturbine is nog niet bepaald maar zal alleszins een certificatie volgens IEC of gelijkwaardig hebben, conform de Vlarem-wetgeving. Daarnaast zullen de windturbines voorzien zijn van: Een ijsdetectiesysteem dat de windturbine automatisch stillegt bij ijsvorming op de wieken. Slagschaduwsensoren die de windturbine stillegt indien ongewenste slagschaduw zou veroorzaakt worden op bepaalde slagschaduwgevoelige objecten. Een bliksemafleidingssysteem. Redundante remsystemen. Een online-controlesysteem, waarbij onregelmatigheden onmiddellijk worden gedetecteerd en doorgegeven aan een turbine-eigen controle-eenheid. Een veiligheidsstudie werd eveneens opgemaakt en zal worden gevoegd bij de vergunningsaanvraag. BOUWFASE Op de bouwfase wordt niet verder ingegaan aangezien a priori kan gesteld worden dat deze geen significante milieueffecten kan genereren binnen het uitgestrekte logistieke terrein waarbinnen de windturbines worden ingeplant Vereiste vergunningen Voor de realisatie van het project zoals hier beschreven, zijn volgende vergunningen vereist : een stedenbouwkundige vergunning. De procedure voor de stedenbouwkundige vergunning voor windturbines valt onder de bijzondere procedure van de Vlaamse Codex. De vergunning wordt afgeleverd door de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar. een milieuvergunning klasse I Windturbines zijn ingedeeld onder rubriek van de VLAREM indelingslijst. De vergunning voor dit dossier dient aangevraagd bij en afgeleverd door de Deputatie (van de provincie Oost-Vlaanderen). [ 9 ]

14 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 3 : Geplande wijzigingen i.d. referentietoestand 3 GEPLANDE WIJZIGINGEN IN DE REFERENTIETOESTAND Volgende wijzigingen in de referentietoestand zijn op datum van verzameling van de gegevens voor deze ontheffingsaanvraag aan de gang. Het betreft ontwikkelingen die vergund waren en/of projecten in aanbouw. 3.1 Windturbineprojecten in de omgeving BESTAANDE WINDTURBINES In de omgeving van het project komen al een paar operationele windturbines voor : windturbine van Vleemo te Kruisschans, type Vestas V90 van 3 MW met ashoogte 105 m windturbine van Grond Recyclage Centrum NV, type Enercon E82 van 2,3 MW met ashoogte 108 m IN AANBOUW ZIJNDE WINDTURBINES VAN WIND AAN DE STROOM Daarnaast zijn er windturbines gepland in de omgeving. Wind aan de Stroom, een partnership tussen het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen, Maatschappij Linkerscheldeoever en het privéconsortium GEHA (Groene Energie Haven Antwerpen) staat in voor de graduele windontwikkeling op de Linkerscheldeoever van de haven van Antwerpen. Wind aan de Stroom heeft voor de eerste 15 grootschalige windturbines de nodige vergunningen en deze zijn momenteel in aanbouw. Deze turbines hebben een capaciteit van elk 3 megawatt en zijn van het type Siemens SWT (3 MW, 113 meter rotordiameter, 115 meter ashoogte). Hun locatie is weergegeven in onderstaande figuur. Figuur : Situering eerste 15 windturbines in aanbouw van het project Wind aan de Stroom [ 10 ]

15 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 3 : Geplande wijzigingen i.d. referentietoestand Voor 4 bijkomende windturbines uit de 3 MW klasse met een maximale tiphoogte van 200 meter, een rotordiameter van maximaal 117 meter en een ashoogte van maximaal 142,5 meter heeft Wind aan de Stroom in mei 2015 een ontheffing project-mer bekomen. Deze turbines worden beschouwd als gepland (PR-2157). VERGUNDE TURBINES BINNEN PROJECTGEBIED De 2, hoger reeds vermelde, vergunde turbines binnen de site Loghidden City worden uiteraard cumulatief mee beschouwd. OMGANG MET DE WINDTURBINES BINNEN DEZE ONTHEFFINGSAANVRAAG Al deze ontwikkelingen vormen mee de bestaande toestand en worden bij de cumulatieve beoordeling van effecten betrokken. Dit betekent concreet het volgende : Voor de modelleringen van slagschaduw werden de 13 turbines van Wind aan de Stroom die dichtst bij het project gelegen zijn mee gemodelleerd. Het betreft 12 turbines uit de eerste aanvraag van Wind aan de Stroom en 1 uit de ontheffingsaanvraag van Wind aan de Stroom. Het betreft alle turbines gelegen tussen de Schelde, het Waaslandkanaal en het Deurganckdok. De bestaande turbine GRC werd eveneens betrokken. Voor de discipline geluid wordt door de deskundige a priori ingeschat dat er geen cumulatie mogelijk is tussen de turbines op de site Loghidden City (4 turbines van deze aanvraag + 2 vergunde) en andere bestaande of geplande turbines op niveau van de 39 db(a)-contouren. Voor de discipline fauna en flora en landschap wordt het (toekomstig) voorkomen van deze turbines mee in rekening gebracht bij de beoordeling. [ 11 ]

16 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 3 : Geplande wijzigingen i.d. referentietoestand 3.2 Vergunde logistieke ontwikkelingen in het projectgebied De site Loghidden City is nog in volle ontwikkeling. De productiehallen en aanhorigheden in blokvelden 2, 7-11, 14-17, en zijn reeds volledig gerealiseerd. Volgende blokvelden zijn vergund en momenteel in volle ontwikkeling : de bouw van productiehallen en aanhorigheden in blokveld 46 werd stedenbouwkundig vergund (03/12/2012); deze vergunning werd in gebruik genomen (21/11/2014) en de bouw is aan de gang. de bouw van productiehallen en aanhorigheden in blokveld 47 werd stedenbouwkundig vergund (03/12/2012); deze vergunning werd in gebruik genomen (21/11/2014) en de terreinvoorbereiding is lopend. Onderstaande figuur situeert de volledige site Loghidden City. Figuur : inplanting van de blokvelden op Loghidden City (volle blauwe loodsen reeds gerealiseerd) De inplanting van de turbines houdt vanzelfsprekend rekening met deze ontwikkelingen evenals met de plannen voor verdere industriële ontwikkeling van Loghidden City. [ 12 ]

17 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 3 : Geplande wijzigingen i.d. referentietoestand 3.3 Industriële ontwikkeling door de Maatschappij Linkerscheldeoever De terreinen die in het geel aangeduid zijn in onderstaande figuur blijken braakliggend op basis van hogerstaande luchtfoto s (bvb kaart 3) en terreinbezoek. Verwacht kan worden dat deze terreinen binnen afzienbare tijd industrieel / logistiek 2 ontwikkeld worden immers : Het terrein in het westen is eind 2015 door de Maatschappij Linkerscheldeoever in concessie gegeven aan Deurganck Logistics Center. Het terrein in het oosten zal zeer waarschijnlijk in 2016 nog als industrieterrein in concessie gegeven worden aan het houtverwerkend bedrijf Kebony. Figuur : Aanduiding (in geel) van geplande industriële/logistieke ontwikkelingen 2 schriftelijke mededeling Maatschappij Linkerscheldeoever [ 13 ]

18 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 3 : Geplande wijzigingen i.d. referentietoestand 3.4 (Tijdelijke) natuurontwikkeling kaderend in soortbeschermingsprogramma Het soortbeschermingsprogramma (SBP) Antwerpse haven werd door de minister goedgekeurd op 23 mei 2014 en is op 1 juni 2014 in werking getreden voor een periode van 5 jaar Het bevat 14 individuele gebiedsgerichte soortenbeschermingsplannen/programma s voor de paraplusoorten rugstreeppad, slechtvalk, bruine kiekendief, zwartkopmeeuw, visdief, blauwborst, oeverzwaluw, gierzwaluw, huiszwaluw, wit bosvogeltje, moeraswespenorchis, groenknolorchis, bruin blauwtje en vleermuizen. Kaderend in het SBP voor Bruine kiekendief werden door Maatschappij Linkerscheldeoever ca 3,5 ha hectare binnen de rode zone aangeduid in vorige figuur ontbost. Dit beperkt zich tot de oppervlakte die in haar eigendom is. De zone die ontbost werd valt ook deels buiten het SBP en heeft een totale oppervlakte van ca 7 ha en is geel aangeduid in onderstaande figuur. De rest van de BSP zone is in eigendom van Katoen Natie en is niet ontbost. Figuur : Aanduiding (in geel) van een zone die recent ontbost werd door Maatschappij Linkerscheldeoever [ 14 ]

19 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader 4 JURIDISCH EN BELEIDSMATIG KADER 4.1 Ruimtelijk beleid Omzendbrief windturbines Via omzendbrief RO/2014/02 werd het Vlaams beleidskader op 25 april 2014 verduidelijkt onder de titel Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines Deze vermeldt oa : Zeehavengebieden, havengebieden en de aansluitende terreinen zijn, vanuit ruimtelijk, milieu- en windtechnisch oogpunt, alsook vanwege hun bestemming als economische poort, prioritaire oprichtingslocaties voor windturbines of een windturbinepark. Door hun ligging en oriëntatie vormen die terreinen windrijke zones. De bestaande infrastructuur en netaansluiting zorgen voor de vereiste bereikbaarheid. Op de voor deze ontheffingsaanvraag relevante bepalingen van de omzendbrief wordt verder ingegaan onder de respectievelijke disciplines (oa fauna flora, oa slagschaduw) Gewestplan Op het gewestplan is het projectgebied reeds tientallen jaren ingekleurd als industrieterrein zoals weergegeven op onderstaande figuur. Figuur : Initieel gewestplan voor het projectgebied en omgeving [ 15 ]

20 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader GRUP Vervolgens werden voor het havengebied op Linkeroever meerdere GRUPs vastgesteld door de Vlaamse Regering die vervolgens werden geschorst of vernietigd door de Raad van State. Meerdere daarvan omvatten de Bayervlakte. In deze context is enkel te vermelden dat de Vlaamse regering op 24 oktober 2014 het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever definitief heeft vastgesteld en dat dit GRUP het projectgebied omvat. Deze voorschriften vervangen dus de voorschriften uit het eerder gewestplan. Dit GRUP afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever moet aanzien worden als een gedeeltelijke herneming van het eerder geschorste GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen. Echter wordt momenteel voor de Raad van State opnieuw de nietigverklaring gevorderd van het volledige gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever'. Dit (aangevochten) GRUP is onderstaand weergegeven. Figuur : GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever [ 16 ]

21 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Binnen dit GRUP is de volledige Bayervlakte opgenomen binnen gebied L1 voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dat is een bevestiging van het geldende gewestplan. Bovendien is de zone gelegen binnen de afbakeningslijn van het zeehavengebied (wat geen eigen bestemmingscategorie is). Dit is relevant in samenlezing met de ruimtelijke structuurplannen (bundeling van infrastructuur,..) en de omzendbrief mbt windturbines (hoger geciteerde passus) Helemaal ten noorden van de Bayervlakte is wel een beperkte zone aangeduid met overdruk L14c (groene contour op hogerstaande figuur). Deze zone kan maar als havengebied worden ontwikkeld na de inrichting van duurzaam leefgebied in de volledige zone Grote Geule hetgeen voorafgaand dient te zijn vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het projectgebied van de windturbines, voorwerp van dit dossier, valt echter ruimschoots buiten deze zone die nog niet kan ontwikkeld worden. Ongeacht de uitkomst van de lopende procedure voor de Raad van State (verzoek tot vernietiging) is het volledige project (2 + 4 windturbines) dus gelegen in ontwikkelbaar industriegebied. [ 17 ]

22 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader 4.2 Natuurbeleid Toetsen vereist volgens regelgeving Toelichting Verwijzing Natuurtoets Artikel 16 van het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activiteit de bevoegde (vergunningverlenende) overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijdbare schade kan ontstaan, door de vergunning te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. De algemene natuurtoets gaat na of vermijdbare schade wordt veroorzaakt. Vermijdbare schade is de schade die kan vermeden worden door de activiteit op een andere wijze uit te voeren (bijvoorbeeld met andere materialen, op een andere plaats, ). Het betreft dus niet de schade die onvermijdelijk het gevolg is van de totstandkoming van een bepaalde ontwikkeling maar werkelijk de schade die vermeden kàn worden. Zie par Verscherpte natuurtoets Artikel 26 van het Natuurdecreet stelt dat in het geval van een vergunningsplichtige activiteit dient nagegaan te worden in hoeverre deze onvermijdbare en onherstelbare schade kan genereren voor gebieden die deel uitmaken van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Zie par Toets soortenbesluit Het soortenbesluit (goedgekeurd door de Vlaamse regering op 15 mei 2009) heeft een ruim toepassingsgebied en behelst alle inheemse wilde vogelsoorten (categorie 2) en alle soorten van Bijlage IV van de habitatrichtlijn (waaronder ook alle vleermuissoorten). De bescherming heeft voor beschermde vogelsoorten enerzijds betrekking op specimens en anderzijds op nesten. De bescherming van specimens impliceert dat de volgende handelingen verboden zijn: 1) het opzettelijk doden 2) het opzettelijk vangen 3) het opzettelijk en betekenisvol verstoren, in het bijzonder tijdens de perioden van de voortplanting, de afhankelijkheid van de jongen, de overwintering en tijdens de trek. Deze bepaling is niet beperkt tot bepaalde beschermde gebieden maar geldt overal in Vlaanderen. De term 'betekenisvol verstoren' is op te vatten als een verstoring die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van een soort. Factoren die als dusdanig kunnen worden beschouwd, zijn: Zie par [ 18 ]

23 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Toelichting Verwijzing Elke activiteit die bijdraagt tot de afname op lange termijn van de grootte van de populatie (populatieomvang) van de betrokken soort in het gebied of tot een geringe afname waardoor in vergelijking met de begintoestand de soort niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat kan blijven; Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat het verspreidingsgebied van de soort in het gebied kleiner wordt of dreigt te worden; Elke activiteit die ertoe bijdraagt dat de omvang van de habitat van de soort in het gebied kleiner wordt.' Passende beoordeling Art 36ter van het natuurdecreet regelt de zogenaamde passende beoordeling. Voor elk project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar er wel gevolgen voor kan hebben, wordt een passende beoordeling gemaakt rekening houdend met de noodzakelijke instandhouding van het gebied. Deze passende beoordeling is noodzakelijk voor de toestemming van het beoogde plan of project en moet voor elke ingreep met mogelijke invloed op een SBZ worden uitgevoerd. De toestemming kan slechts worden verleend nadat men zeker is dat: de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast; bij een negatieve beoordeling alternatieve/mitigerende oplossingen worden onderzocht en zo nodig uitgevoerd; indien alsnog tot uitvoering wordt besloten om dwingende redenen van groot openbaar belang, alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algemene samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De passende beoordeling: geeft een nauwkeurige beschrijving van het plan of project; geeft aan welke elementen een effect kunnen hebben op de Speciale Beschermingszone; analyseert deze effecten; geeft aan of er hierdoor sprake kan zijn van een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Speciale Beschermingszone; beschrijft welke maatregelen genomen worden om deze effecten te vermijden. Zie par [ 19 ]

24 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Habitat- en vogelrichtlijngebieden Voor de situering van het projectgebied ten opzichte van habitat- en vogelrichtlijngebieden verwijzen we naar onderstaande figuur. Figuur Situering van het projectgebied ten opzichte van NATURA2000 gebieden. WT1, WT3, WT6 en WT7 zijn onderwerp van deze nota (geel). WT2 en WT05 zijn reeds vergund (groen). Voor de situering van het projectgebied ten opzichte van VEN- en IVON gebieden verwijzen we naar onderstaande figuur. Figuur : Situering van het projectgebied ten opzichte van VEN-gebieden. WT1, WT3, WT6 en WT7 zijn onderwerp van deze nota (geel). WT2 en WT5 zijn reeds vergund (groen). [ 20 ]

25 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Gebiedsgericht beleid In de afgelopen jaar is er heel wat denk- en studiewerk verricht om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen rond het havengebied vorm te geven. Voor wat betreft natuur was het bepalen van ecologische doelstellingen ( instandhoudingsdoelstellingen ) voor de verschillende vogel- en habitatrichtlijngebieden in de omgeving van de Antwerpse Haven hierin cruciaal. Deze doelstellingen zijn uiteindelijk vertaald in verschillende mogelijke ruimtelijke scenario s op vlak van natuurontwikkeling rond het havengebied. In dat verband is sprake van de beoogde realisatie van een natuurkernstructuur die een robuuste realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen dient te garanderen. Hiernaar wordt ook wel verwezen als het grote natuurverhaal. Parallel werd gewerkt aan de ecologische infrastructuur. Deze is gelegen binnen het eigenlijke havengebied. Hier wordt ook wel naar verwezen als het kleine natuurverhaal. Voorgaand werk heeft zijn beslag gekregen in het Strategisch Plan Haven van Antwerpen en is later op zijn milieueffecten beoordeeld in het plan-mer voor dit strategisch plan. Dit alles resulteerde in de keuze voor het zogenaamde Meest Maatschappelijk Haalbare Alternatief (MMHA). Deze planvariant is een ruimtelijke configuratie waarin, binnen de contour van het strategisch plan, duidelijkheid wordt gebracht omtrent de economische structuur, de landbouwstructuur en de natuurstructuur op de linker- en de rechterscheldeoever. Voor zover relevant voor de ecologische effectenrapportage in deze ontheffingsnota zal op voorgaande meer uitvoerig worden ingegaan onder par Op de ecologische beleidsdoelstellingen voor de zones meest nabij het projectgebied gelegen wordt in gegaan onder par Het betreft : Ketenisseschor, deel uitmakend van de natuurkernstructuur; De leidingstrook langs de Ketenislaan en de bermen/leidingstrook langsheen de R2 en de Oude dijk, beide deel uitmakend van de permanente ecologische infrastructuur van het zeehavengebied Soortgericht beleid Voor de ecologische infrastructuur (zie 4.2.2) is ook een (gebiedsgericht) soortenbeschermingsprogramma (SBP) opgemaakt dat het kader vormt om de aanwezige natuurwaarden binnen het havengebied op termijn te behouden. Het SBP Antwerpse haven werd door de minister goedgekeurd op 23 mei 2014 en is op 1 juni 2014 in werking getreden voor een periode van 5 jaar Het bevat 14 individuele gebiedsgerichte soortenbeschermingsplannen/programma s voor de paraplusoorten rugstreeppad, slechtvalk, bruine kiekendief, zwartkopmeeuw, visdief, blauwborst, oeverzwaluw, gierzwaluw, huiszwaluw, wit bosvogeltje, moeraswespenorchis, groenknolorchis, bruin blauwtje en vleermuizen. Het doel is om het Antwerps zeehavengebied als geschikt leefgebied voor deze havenspecifieke soorten te vrijwaren en te beheren. De beheers- en inrichtingsmaatregelen die voor deze soorten genomen worden, garanderen ook het duurzaam voortbestaan van de andere 76 beschermde soorten, naast tal van andere fauna en flora die hiervan zullen meegenieten. Het Havenbedrijf neemt als gebiedsbeheerder de publieke taak op van coordinator en regisseur voor een correcte en tijdige uitvoering van alle afgesproken acties. [ 21 ]

26 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Hierdoor zullen aan de havengebruikers afwijkingen op de geldende verbodsbepalingen uit het Soortenbesluit voor alle 90 beschermde soorten kunnen toegestaan worden. Verdere aspecten van de ecologische infrastructuur of van het soortenbeschermingsprogramma die relevant kunnen zijn in de context van voorliggende effectenevaluatie zullen, waar relevant, worden vermeld bij de ecologische inschatting en beoordeling van effecten Natuurbeleid in de omzendbrief windturbines De omzendbrief RO/2014/02 (dd. 25 april 2014) geeft ten aanzien van het aspect natuur aan wat in een localisatienota van belang is. Wij gaan uit van de premisse dat de hierin opgenomen aspecten onverkort ook van toepassing zijn bij de opmaak van een ontheffing (project)mer. Betreffende omzend brief vermeldt het volgende: De te verwachten effecten op de fauna, in het bijzonder op vogels en vleermuizen vormen een belangrijk element in de besluitvorming bij de oprichting van windturbines. Naast de effectieve mogelijke aanvaring met de windturbines kan verstoring optreden die, afhankelijk van de aard van de verstoring en de mate van gewenning of van uitwijkmogelijkheid, blijvend kan zijn. De nodige gegevens voor de beoordeling van het project in de natuurtoetsen, vermeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (het Natuurdecreet), maken, als ze van toepassing zijn, een integraal deel uit van de lokalisatienota: gegevens voor een evaluatie in het kader van de algemene natuurtoets (artikel 16); gegevens voor een evaluatie in het kader van de verscherpte natuurtoets van het Vlaams Ecologisch Netwerk (artikel 26bis); de habitattoets van de speciale beschermingszone ter uitvoering van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn (artikel 36ter) of de passende beoordeling. Artikel 16 stelt dat in geval van een vergunningsplichtige activiteit de bevoegde overheid er zorg voor draagt dat er geen vermijdbare schade kan ontstaan door de vergunning te weigeren of door redelijke voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of, als dat niet mogelijk is, te herstellen. Vermijdbare schade is schade die de exploitant kan vermijden door zijn exploitatie aan te passen of door voorzorgsmaatregelen te nemen (bijvoorbeeld milderende of compenserende maatregelen), die in de praktijk haalbaar zijn en die niet leiden tot de onwerkbaarheid van de exploitatie. De algemene natuurtoets is algemeen en is dus overal van toepassing. Artikel 26bis stelt dat een overheid geen toestemming of vergunning mag verlenen voor een activiteit die onvermijdbare én onherstelbare schade aan de natuur in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) kan veroorzaken. De overheid kan voorwaarden opleggen om dat schadelijk effect te voorkomen, te beperken, te herstellen of te compenseren. Onvermijdbare schade is schade die hoe dan ook veroorzaakt wordt, op welke wijze de activiteit ook uitgevoerd wordt. Als uit de VEN-toets blijkt dat er (ondanks milderende maatregelen) toch onvermijdbare en onherstelbare schade kan optreden, kan de activiteit eventueel onder specifieke voorwaarden doorgaan via een afwijkingsprocedure, zoals opgenomen in het Natuurdecreet. [ 22 ]

27 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Artikel 36ter, 3, stelt dat als een activiteit (of een plan of een programma) een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone (Vogelof Habitatrichtlijngebied) kan veroorzaken, die activiteit aan een passende beoordeling moet worden onderworpen (= de habitattoets). Door middel van een voortoets kan bepaald worden of een risico op een betekenisvolle aantasting bestaat. De vergunning kan alleen verleend worden, het plan of programma kan alleen goedgekeurd worden als de uitvoering geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, eventueel door voorwaarden op te leggen. Als uit de passende beoordeling blijkt dat er (ondanks milderende maatregelen) toch een betekenisvolle aantasting kan optreden, kan de activiteit eventueel onder specifieke voorwaarden doorgang vinden via een afwijkingsprocedure, zoals opgenomen in het Natuurdecreet. Het Soortenbesluit van 15 mei 2009 bevat de basisregels en de krijtlijnen voor soortenbescherming en soortenbeheer. De impact die windturbines kunnen hebben op een soort, zal afgewogen moeten worden tegen de wettelijke status en tegen de eventuele instandhoudingsdoelstellingen van die soort. De toepassing van het Soortenbesluit, kan doorgaans geïntegreerd worden binnen de natuurtoetsen (zie boven). Het Soortenbesluit bepaalt verder wanneer afwijkingen van de beschermingsbepalingen kunnen worden toegestaan. Andere regelgeving die van toepassing kan zijn bij de beoordeling van geplande windturbines, is onder andere : het Bosdecreet van 13 juni 1990, met onder meer regels voor ontbossing; het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (het zogenaamde Vegetatiebesluit ), met onder meer regels voor het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen zoals holle wegen en historisch permanent grasland Planvariant MMHA Voor de omgeving van de Haven van Antwerpen (linker- en rechterscheldeoever) is in de afgelopen jaren gezocht naar een ruimtelijke configuratie waarin duidelijkheid wordt gebracht over de economische structuur, de landbouwstructuur en de natuurstructuur. Vervat in deze doelstelling is dat er voor gekozen werd om natuurdoelstellingen voor de havenomgeving proactief te concretiseren en ruimtelijk te alloceren om rechtszekerheid te geven aan havenontwikkelingen. Na evaluatie van verschillende planvarianten is hierbij uiteindelijk gekozen voor het zogenaamde Meest Maatschappelijk Haalbare Alternatief (MMHA). Deze planvariant is weergegeven in volgende figuur. Deze planvariant geeft invulling aan de ecologische doelstellingen ( instandhoudingsdoelstellingen ) van volgende vogel- en habitatrichtlijngebieden: De Kuifeend en Blokkersdijk. SBZ-V BE Schorren en polders van de Beneden Schelde. SBZ-V BE een deel van SBZ-H BE Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent. In de context van de te onderzoeken effecten van de geplande windturbines te Kallo is het zinvol om de ligging van de geplande natuur ten opzichte van het projectgebied van nabij te bekijken. [ 23 ]

28 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Figuur : De ecologische doelstellingen binnen het Meest Maatschappelijk Haalbare Alternatief uit het Strategisch Plan Haven van Antwerpen Allereerst geven we aan dat in het MMHA onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de natuurkernstructuur en anderzijds de ecologische infrastructuur (zie al 4.2.2). NATUURKERNSTRUCTUUR De natuurkernstructuur dient invulling te geven het gros van de eigenlijke instandhoudingsdoelstellingen voor hoger genoemde NATURA2000 gebieden. In vorige figuur is deze natuurkernstructuur weergegeven door middel van verschillende kleurcodes. Hiermee wordt duidelijk gemaakt welke natuurtypes, in de zones die deel uitmaken van deze natuurkernstructuur, worden beoogd. In het MMHA zijn volgende natuurtypes relevant: estuariene natuur; plas en oever; riet en water; rietschor; zoete en zilte weiden. Positioneren we het projectgebied ten opzichte van de natuurkernstructuur in het MMHA dan zien we dat de grote natuurkernen op enige afstand gelegen zijn van het projectgebied. De belangrijkste (grootste) natuurkern is het zogenaamde Noordelijk Gebied, gelegen op de Linkerscheldeoever, tegen de Nederlandse grens. Ook de rietmoerassen ten zuiden van Kallo (Klein en Groot Rietveld) liggen op geruime afstand van het projectgebied. Meest relevant zijn de slikken en schorren langs de Schelde. Op de Linkerscheldeoever betreft het ter hoogte van het projectgebied Ketenisseschor (aangeduid met nr 54 op de vorige figuur) en verder stroomafwaarts zijn o.m. het Paardenschor en het Schor van Doel (Schor Ouden Doel) gelegen. Deze laatste is in het MMHA ingekleurd als Rietschor. Op de doelstellingen voor het Ketenisseschor wordt verder ingegaan onder par [ 24 ]

29 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR In vorige figuur werd tevens de ligging van de Ecologische Infrastructuur (EI) geduid. De EI is gelegen binnen het eigenlijke havengebied en neemt een specifieke positie in binnen de ecologische structuren in het strategisch plangebied. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt namelijk in het zeehavengebied Antwerpen een netwerk van EI tot stand gebracht met als oppervlaktestreefdoelstelling 5% van het zeehavengebied. In gevolge de Achtergrondnota Natuur (Afdeling Natuur, 2006) worden volgende 4 functies toegekend aan de EI : 1. Een ondersteunende taakstelling als foerageer- en rustgebied voor bepaalde soorten die tot doel zijn gesteld voor de NATURA2000 gebieden in de omgeving van de haven, 2. Een zelfstandig netwerk dat als geheel bijdraagt tot de duurzame instandhouding en bescherming van die soorten van de bijlage IV van de Habitatrichtlijn (bijlage III van het Decreet Natuurbehoud) die kenmerkend zijn voor het Antwerps havengebied. Het betreft de Rugstreeppad, en verschillende vleermuissoorten. 3. Eenzelfde functie als hoger, maar dan voor bescherming van op Vlaams niveau belangrijke soorten (flora en fauna), heeft het netwerk ook voor soorten gebonden aan de volgende ecotoopclusters die in de haven voorkomen: a) pionierssituaties, b) droge graslanden, c) kleine plasjes en moerassen, d) struwelen en bosjes en e) gebouwen en werven. 4. Tot slot heeft de EI een betekenis voor de Zwartkopmeeuw (bijlage I soort) die voor zijn voorplanting afhankelijk blijft van haven specifieke biotopen. Binnen de EI wordt onderscheid gemaakt tussen permanente en tijdelijke ecologische infrastructuur. Deze laatste zwerft als het ware door het havengebied en is uiteraard niet weergegeven in vorige figuur. Binnen de permanente ecologische infrastructuur, wél weergegeven in vorige figuur, wordt op haar beurt onderscheid gemaakt tussen: de Permanente Ecologische Infrastructuur zonder medegebruiksmogelijkheden (rood ingekleurd), reservatiestrook voor infrastructuur, met medegebruik voor ecologische infrastructuur (okerbruin ingekleurd). Positioneren we het projectgebied ten opzichte van de permanente ecologische infrastructuur in het MMHA dan zien we de nabijheid van reservatiestroken voor infrastructuur met medegebruik voor ecologische infrastructuur t.h.v. de periferie van de,bayervlakte. Meer specifiek gaat het om: de leidingstrook langs de Ketenislaan en, de bermen/leidingstrook langsheen de R2 en de Oude dijk. In par gaan we nader in op de ecologische doelstellingen voor deze beide zones. [ 25 ]

30 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Ecologische doelstellingen voor zones en gebieden nabij de projectlocatie Zoals blijkt uit 5.1. zijn de onderstaande zones/gebieden meest nabij het projectgebied gelegen: Ketenisseschor, deel uitmakend van de natuurkernstructuur; (aangeduid met nr 54 op hogerstaande figuur) De leidingstrook langs de Ketenislaan en de bermen/leidingstrook langsheen de R2 en de Oude dijk, beide deel uitmakend van de permanente ecologische infrastructuur van het zeehavengebied Ecologische doelstellingen voor Ketenisseschor In feite kan er niet gesproken worden over doelstellingen op niveau van afzonderlijke deelgebieden binnen de natuurkernstructuur. Het is voor de natuurkernstructuur als geheel dat er doelen zijn bepaald, niet voor de afzonderlijke delen. Wel is het zo dat de doelen voor de natuurkernstructuur als geheel tot stand zijn gekomen door aannames van zich ontwikkelende natuurwaarden in verschillende natuurtypes. Zo is voor de onderscheiden natuurtypes (riet en water, plas en oever, ) bv. uitgegaan van wetenschappelijk onderbouwde broeddichtheden van tot doel gestelde soorten (zie onderstaande tabel). Het nabij het projectgebied gelegen Ketenisseschor is een zogenaamd slik- & schorgebied. Delen van deze relatief smalle getijdenzone komen bij elk hoog tij onder water te staan. Smalle zones langs de Scheldeoever komen niet of slechts uitzonderlijk onder water (bij springtij) en bieden in principe mogelijkheden voor broedvogels die gebonden zijn aan estuariene natuur. Deze delen van Ketenisseschor sluiten dichtst aan bij wat in onderstaande tabel is aangeduid als begraasd schor. Deze tabel 2 duidt ook aan welke soorten hier potentieel tot broeden komen (Bruine kiekendief, Rietzanger, ). Doordat de (hogere) schorvegetaties op Ketenisseschor enkel een zeer smalle band uitmaken, broeden de meeste van deze soorten hier niet. Het is wel gekend dat op Ketenisseschor regelmatig broedpogingen plaatsvinden van Kluut, een vogelrichtlijnsoort en koloniebroedvogel van o.m. schorren en zilte weiden. Tabel : Dichtheidstabel voor berekenen van aantal broedvogels opgemaakt door UA Aeolus (broedparen/100 ha). riet & water plas & oever rietschor begraasd schor natuurwei (zoet) natuurwei (zilt) Opgespoten terrein Bruine kiekendief Rietzanger Baardmannetje Blauwborst Krakeend Kuifeend Slobeend Scholekster Tureluur Grutto Knobbelzwaan Kluut [ 26 ]

31 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Ecologische doelstellingen voor bermen- en leidingstroken omheen de,bayervlakte De leidingstroken en bermen langs de Ketenislaan en de R2 en de Oude dijk hebben vooral hun waarde door het voorkomen van schrale, grazige vegetaties. De Achtergrondnota Natuur (2006) stelt hierover het volgende : Het Antwerps havengebied kent een grote verscheidenheid aan graslanden. Het overgrote deel van de graslanden bevindt zich op relatief voedselarme en zandige, vaak kalkrijke bodems. Op droge bodems zijn vooral de schrale graslanden biologisch erg waardevol. Deze graslanden worden gekenmerkt door een jonge, lage schrale vegetatie waarbinnen kleinere of grotere vlekken zonder begroeiing voorkomen en worden binnen het havengebied vaak terug gevonden langsheen leidingstroken. Op natte bodems springen vooral de orchideeënrijke graslanden in het oog. Volgende soorten kunnen als doelsoort worden naar voor geschoven : vogels van schrale graslanden: Veldleeuwerik, Graspieper; orchideeën van natte graslanden: Moeraswespenorchis, (Rietorchis); vlinders van schrale graslanden: Bruin blauwtje; planten van schrale graslanden: Echt duizendguldenkruid, Zomerbitterling. Gelet op de ambities van de ecologische infrastructuur en gegeven het voorliggend (windturbine)project zijn dus in het bijzonder hierboven genoemde vogelsoorten (mogelijk) relevant. [ 27 ]

32 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader 5 MILIEUBEOORDELING 5.1 Scoping Op de bouwfase wordt niet verder ingegaan aangezien a priori kan gesteld worden dat deze geen significante milieueffecten kan genereren binnen het uitgestrekte logistieke terrein waarbinnen de windturbines worden ingeplant. Dat terrein is immers volledig opgehoogd (geen risico op verdroging of bodemverdichting, ), omvat ter plaatse van de inplanting geen belangrijke natuurwaarden, is uitstekend ontsloten (geen mobiliteitshinder nalv aanvoer turbineonderdelen) en heeft een industrieel karakter (geen verstoring door constructiefase). Er is geen bemaling vereist. Dit verklaart meteen waarom de disciplines bodem, water en mobiliteit niet relevant geacht worden. De sloopfase is om dezelfde redenen niet van belang. Rest de exploitatiefase. Deze kan potentieel leiden tot : ecologische effecten waarvoor kan worden beperkt tot vliegende fauna, ic vogels en vleermuizen (grondige uitwerking in par. 5.2) landschappelijke effecten waarvoor kan worden gefocust op de landschapsvisuele impact en de impact op erfgoedwaarden (voor een beknopte uitwerking zie par. 5.3.) geluidshinder (voor een grondige uitwerking zie par 5.4) slagschaduwhinder voor de mens (grondige uitwerking in par 5.5) De discipline mens gezondheid wordt niet als afzonderlijk hoofdstuk gerapporteerd. De effectevaluatie omvat echter wel volgende aspecten : De landschapsvisuele impact (par 5.3) De geluidshinder ter hoogte van woningen (par 5.4.) De slagschaduwhinder voor de mens (par 5.5.) Deze effecten worden, ook mede bij gebreke aan bewoning in de omgeving van het project, per aspect als niet significant beoordeeld (zoals verderop blijkt). Er is over deze effectgroepen heen dan ook geen cumulatie op vlak van gezondheid voor de mens. Meer bepaald kan worden aangestipt dat de dichtsbij gelegen woningen zich bevinden : In noordoostelijke richting aan de overzijde van de Schelde (rechteroever) en dus op een afstand groter dan m. In zuidwestelijke richting ten zuiden van Kallosluis, in Kallo dorp en dus op een afstand groter dan m In noordelijke richting het dorp Doel op meer dan 3,5 km In westelijke richting enkele verspreide woningen in de polders op meer dan 4,5 km Op deze afstanden zijn effecten van het project op de gezondheid met zekerheid volstrekt uitgesloten. Er zijn ook geen andere kwetsbare groepen dichterbij gelegen. [ 28 ]

33 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Het resulterende ingreep-effectenschema is onderstaand weergegeven. Figuur : Schema ingrepen effecten - receptoren [ 29 ]

34 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader 5.2 Discipline Fauna en flora : effect op vogels en vleermuizen Referentiesituatie Literatuurgegevens avifauna We baseren ons voor deze bespreking op gegevens van de Vlaamse Broedvogelatlas (Vermeersch e.a., 2004), de gegevens uit de monitoringsrapporten van het INBO ( de natuurwaarnemingsgegevens op de vogeltrektelgegevens op en de studie van Grontmij (2009). BROEDVOGELS Voor de gegevens voor broedvogels hebben wij de broedvogelatlas en de monitoringsrapporten van het INBO geraadpleegd. Het Linkerscheldeoevergebied is voor heel wat soorten een belangrijk broedgebied, niet enkel op regionaal niveau maar ook op landelijk niveau. Enkele van de belangrijkere broedvogelsoorten zijn o.m.: Bruine kiekendief, Kuifeend, Krakeend, Slobeend, Lepelaar, Roerdomp, Scholekster, Tureluur, Grutto, Kluut, Strandplevier, Visdief, Zwartkopmeeuw, Rietzanger, Blauwborst en Baardman (Vermeersch e.a., 2004). Het betreft ten minste deels - soorten die tot doel zijn gesteld voor het Vogelrichtlijngebied 3.6 Schorren en polders van de Beneden-Schelde en/of het Schelde-estuarium als geheel. De opgespoten terreinen van de,bayervlakte (huidige projectgebied) maar ook de ruimere omgeving (zoals t.h.v. het Deurganckdok) waren niet zo lang geleden voor vele van deze soorten erg belangrijk voor het voortbestaan van populaties langs de Beneden-Schelde. Door de inname van het havengebied en door de inrichting van compensatiegebieden in de periferie van de haven verliest het eigenlijke havengebied steeds meer aan belang voor genoemde soorten. Het zwaartepunt voor weidevogelsoorten ligt momenteel in compensatieen natuurgebieden Putten-West en en Doelpolder-Noord maar ook Posperpolder-Noord is van toenemend belang ( Soorten van Strand en Plas zoals Visdief, Zwartkopmeeuw, Strandplevier en Kluut zijn momenteel nog het meest afhankelijk van het havengebied en komen voor in de omgeving van de compensatiegebieden Midas-vlakte, Vlakte van Zwijndrecht, Putten Plas en Doelpolder Noord maar ook Putten West en Prosperpolder Noord zijn van toenemend belang. Ketenisseschor is van eerder beperkt belang voor deze soortgroep. De Kluut broedde er in 2003 en 2004 bv. in behoorlijke getalen maar werd hier daarna, als broedvogel, niet meer vastgesteld ( Soorten van Riet en Water en Plas en oever hebben in eerste instantie goede leefgebieden t.h.v. Klein en Groot Rietveld, de Verrebroekse Plassen, Schor Ouden Doel en en - in mindere mate - gebieden zoals Grote Geule, Drijdijck en de Zoetwaterkreek. [ 30 ]

35 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Relevant in voorliggend project is de situatie voor Blauwborst en Bruine kiekendief (zie onderstaande figuur). Beide soorten komen voor in de nabijheid van het projectgebied, nl. op Ketenisseschor. Het noordelijk deel van de Bayervlakte zelf heeft nog enig belang voor Blauwborst. Voor zowel Blauwborst als Bruine kiekendief geldt dat de instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten voor desbetreffende gebieden op de Linkerscheldeoever momenteel nog niet gehaald worden ( Voor Bruine kiekendief bedraagt de doelstelling 28 tot 33 broedparen. In de jaren werden nog respectievelijk 22 en 26 broedparen vastgesteld. Die aantallen zijn sindsdien flink teruggelopen. In de jaren werden nog slechts 7 territoria vastgesteld. In Ketenisseschor, gelegen nabij het projectgebied, broedt regelmatig een kiekendief. Dit gebeurde in de jaren 2003, 2008, 2009, 2010 en 2014 (telkens 1 paartje) en in 2011 (2 paartjes). Voor Blauwborst bedraagt de doelstelling 307 tot 351 broedparen. In de jaren schommelden de aantallen tussen 150 en 237 broedparen. Een deel van de populatie is nog aangewezen op tijdelijke gebieden in het havengebied. In Ketenisseschor, gelegen nabij het projectgebied, broeden elk jaar blauwborstjes. In 2004 waren er dit nog 5, in de afgelopen 5 jaar schommelden de aantallen tussen 12 en 20 broedparen. Af en toe broedt Blauwborst ook in het noordelijk deel van de Bayervlakte (zie onderstaande figuur). 1 2 Figuur : Gebieden op de Linkerscheldeoever die van belang zijn voor Blauwborst (nr. 1) en Bruine kiekendief (nr. 2) in het Linkerscheldeoevergebied ( Linkerscheldeoever.be). In de verspreidingskaart geldt volgende betekenis voor de kleurcodes: Groen gebied: de soort broedde er in meer dan de helft van de jaren of reeds in drie opeenvolgende jaren. Rood: De soort behaalde in de twee laatste jaren gemiddeld minder dan de helft van de broedparen dan gemiddeld de jaren ervoor of er waren 3 jaren op rij geen broedgevallen meer. [ 31 ]

36 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader OVERWINTERENDE EN PLEISTERENDE VOGELS In onderstaande tekst ligt de focus op meeuwen en eenden. Meeuwen Onderstaande is overgenomen uit de studie Afwegingskader voor windturbines vanuit faunistisch standpunt voor de haven van Antwerpen op Linkerschelde-oever en directe omgeving (Grontmij, 2009) :... Gedurende de winterperiode en in het voor- en najaar is er op het Waaslandkanaal een grote slaapplaats van meeuwen gesitueerd ( tot individuen). Op het Deurganckdok is eveneens een belangrijke slaapplaats (van Stormmeeuw) gesitueerd Belangrijke vliegbewegingen voor meeuwen vinden plaats in de richting van de dokken en langs de Schelde. De meeuwen die op het Waaslandkanaal slapen komen van verschillende richtingen aangevlogen. Een belangrijk deel van de Zilvermeeuwen vliegt door naar Saefthinge. Een belangrijk deel van de Kokmeeuwen, en vrijwel alle grote meeuwen die vanuit het zuiden langs de westelijke rand van de haven s avonds in noordelijke richting vliegen, gaan door richting Saefthinge of verder. Sommigen die langs de westelijke rand vliegen, draaien verder noordelijk ook nog af naar het Waaslandkanaal Van de meeuwen die centraal over het havengebied komen aangevlogen, vliegen de meeste grote meeuwen ook door naar Nederland, en een deel van de kleine meeuwen slaapt op het Waaslandkanaal/Deurganckdok. In 2002 werden hier maximum aantallen geteld (Periode ) van Deze aantallen werden als internationaal belangrijk gezien; De soorten op het Waaslandkanaal zijn Stormmeeuw ( exemplaren in ) en Kokmeeuw ( exemplaren in ) (INBO, 2007). Kokmeeuw is internationaal belangrijk, wegens de hoge aantallen Op het Deurganckdok kwamen in januari Stormmeeuwen en Kokmeeuwen voor. De meeste Kokmeeuwen zaten normaal op het Waaslandkanaal, maar er kan uitwisseling van Stormmeeuwen tussen het Waaslandkanaal en het Deurganckdock zijn.... Eenden Onderstaande is overgenomen uit de studie van Grontmij (2009) :... Het projectgebied 3 heeft voor eenden vooral een belangrijke functie als overwinteringsgebied. De grootste concentraties zijn te vinden langs de Schelde (inclusief slikken en schorren), op het Doeldok, Verrebroekdok en Waaslandkanaal en op plaatsen verspreid over het gebied. Belangrijke pleistergebieden zijn de Schelde voor Bergeend en Krakeend (en eveneens voor de rui voor Bergeend). Krakeend en Smient bereiken hier de 1% norm. Pijlstaarten komen enkel voor op de Schelde t.h.v. de Kennedytunnel Projectgebied heeft in de studie van Grontmij de betekenis van het volledige Linkerscheldeoever gebied. [ 32 ]

37 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader... Vooral het westelijk deel van de dokken is belangrijk voor eenden. De grootste aantallen Krakeenden worden geteld op Doeldok en Waaslandkanaal Belangrijke pleistergebieden van Smient situeren zich ten westen van het Verrebroekdok en in de noordwestelijke zone. Vooral Doelpolder-Noord en Putten-West zijn belangrijk voor Smient. Dit is één van de soorten waarvoor deze gebieden gemiddeld meer dan de helft van het totaal aantal in het Linkerscheldeoevergebied voor zich nemen Belangrijke trekroutes voor Smient situeren zich tussen het Groot rietveld en Blokkersdijk, over het Groot Rietveld, langs de N49 en vanuit de dokken in noordelijke richting. De aantallen Wintertaling in de binnendijkse gebieden zijn aan de lage kant...;... Wilde eend, Tafel- en Kuifeend komen in lage aantallen voor. Wilde eend haalt erg hoge aantallen op de Verrebroekse Plassen... TREKVOGELS In Vlaanderen zijn er verschillende zogenaamde trektelposten waar jaarlijks doortrekkende vogels worden geteld. Deze seizoenale trek wordt gevolgd in het voorjaar en het najaar. Voor de meeste vogelsoorten is de najaarstrek het meest uitgesproken. De vogelwaarnemers geven de gegevens in en ze zijn raadpleegbaar op De trekpost die het dichtst gelegen is bij het projectgebied is deze van Schor Ouden Doel. Het spreekt voor zich dat trektelgegevens enkel de zogenaamde dagtrekkende vogels (of de vogels die ten minste gedeeltelijk gedurende de dag trekken) detecteert. Broedvogels die in de ruime omgeving broeden maar (volledige) nachttrekkers zijn, zijn hieronder dus niet terug te vinden. In onderstaande tabel worden voor de trektelpost van Schor Ouden Doel een aantal gegevens samengebracht. Soorten zijn geselecteerd rekening houdend met verschillende factoren: Soorten waarvan grote tot zeer grote aantallen in Vlaanderen doortrekken: Houtduif; Soorten van de Vogelrichtlijn: Bruine kiekendief, Wespendief, Zwarte Wouw, Goudplevier, Ooievaar; Sterk watergebonden soorten: Visdief, Goudplevier, Kievit, Aalscholver; Andere: Buizerd, een algemene roofvogel. Er dient opgemerkt het tellingen betreft die zich beperken tot de voorjaarsperiode (tweede helft februari, maart, april, eerste helft van mei). In de drie laatste volledige teljaren, 2013, 2013 en 2015, werden er respectievelijk 163, 39 en 144 uren geteld. Het aantal teluren stuurt vanzelfsprekend sterk op de vastgestelde aantallen. [ 33 ]

38 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Tabel : Telgegevens voor trektelpost Schor Ouden Doel voor een selectie van aandachtsoorten. Soort Totaal 2013 Totaal 2014 Totaal 2015 Doortrekperiode najaar Houtduif Feb maa, okt-nov Wespendief aug-sep Buizerd Maa-apr, sep-nov Bruine kiekendief Maa-apr, aug-okt Zwarte wouw Maa-apr, aug-sept-okt Visdief April-mei, aug Aalscholver Feb-maa, sept-okt Ooievaar Maa-apr, aug-sept Kievit Feb-maa, okt Goudplevier Feb-maa, aug-okt Zoals hoger gemeld betreft het onvolledige telgegevens. Daarom werd aanvullend ook gekeken naar de telgegevens van Opstalvallei op de rechter Scheldeoever. Tevens werden kaarten bekeken met de doortrekpatronen voor individuele soorten. Dit leidt tot volgende conclusies : Voor soorten die vooral in het oostelijk deel van Vlaanderen hoge doortrekcijfers kennen zoals Houtduif, en zeldzaamheden als Kraanvogel en Rode wouw (beide laatste zijn niet opgenomen in de tabel) zijn de doortrekkende aantallen (uiteraard) laag tot zeer laag; Voor roofvogels blijkt deze trektelpost niet van bijzonder belang. Wellicht heeft dit te maken met de uitgebreide wateroppervlakken en de kleiige ondergrond zodat de ruime omgeving veel minder mogelijkheden biedt voor het zweven op thermiek dan bijvoorbeeld op de zandige gronden van de Kempen; Het is waarschijnlijk dat de Schelde, ook ter hoogte van het projectgebied, gebruikt wordt door een aantal meer watergebonden soorten voor seizoenale trek. Om verschillende redenen is deze trek echter niet zo zichtbaar en uitgesproken. Een aantal steltlopers vliegt 's nachts. Bepaalde soorten zoals Bruine kiekendief en Grauwe gans komen lokaal ook tot broeden zodat het niet altijd duidelijk is of voorbijvliegende vogels effectief op trek zijn. Sommige soorten, zoals sternen (o.m. Visdief), blijken toch veel meer langs de kust te trekken en minder langs de grote rivieren en in het binnenland. [ 34 ]

39 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Literatuurgegevens vleermuizen De waargenomen soorten in het havengebied betreffen telkens Bijlage II en Bijlage IV soorten van de habitatrichtlijn (respectievelijk de bijlage II en III van het Decreet Natuurbehoud) (bron: Grontmij, 2009; Het betreft: Meervleermuis (Myotis dasycneme); Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus); Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii); Rosse vleermuis (Nyctatus noctula); Watervleermuis (Myotis daubentonii); Laatvlieger (Eptescicus serotinus). In de Achtergrondnota Natuur (2006) wordt ingegaan op het vermoedelijk gebruik van vleermuizen van het havengebied en zijn omgeving. Hierbij wordt ook rekening gehouden met ontwikkelingen op het terrein als gevolg van autonome en beleidsgestuurde ontwikkelingen (beslist beleid). Deze teksten worden hieronder grotendeels overgenomen: Zomerverblijfplaatsen. Een aantal soorten hebben hun zomerkolonies in holle bomen. Het betreft Rosse vleermuis en Watervleermuis en in mindere mate Ruige dwergvleermuis en Franjestaart. Mogelijke (suboptimale) zomerverblijfplaatsen en kraamkolonies bevinden zich in de populierenrijen in het polderlandschap (Grote geule, Drijdijk, omgeving Melkader) en de Zuidelijke groenzone. Op de rechteroever hebben vooral het Reigersbos en de Bospolder zich ontwikkeld tot geschikte zomerverblijfplaatsen. Meervleermuis heeft zijn zomerverblijfplaatsen in gebouwen. Kansen worden vooral ingeschat in woningen en boerderijen in de omgeving van polderdorpen. Winterverblijven. Belangrijke winterverblijfplaatsen in het gebied zijn o.m. de verschillende forten (Fort Sint-Marie, Fort Liefkenshoek, Fort van Lillo, Fort van Stabroek). Deze forten maken ook deel uit van het referentiebeeld. Jachtgebieden. De voornaamste jachtgebieden voor hoger vermelde soorten in de referentiesituatie zullen zijn: Verrebroekse plassen, Grote geule & Groot en Klein Weel, Drijdijck, Groot en Klein rietveld, Zoete Kreek, De Putten, de Ekerse Putten, de waterpartijen binnen het complex De Kuifeend en de gerealiseerde delen van het Opstalvalleigebied. Vliegroutes. Een belangrijke factor om de kansen voor vleermuizen in het gebied te bepalen vormen de schakels tussen de jachtgebieden en de zomerverblijfplaatsen. Volledig open gebieden tussen beide in vormen voor de meeste soorten immers een moeilijk te nemen barrière. Over de aangenomen belangrijke vliegroutes wordt gesteld: Het betreft op de linkeroever o.m. de omgeving van de Watergang van de Hoge Landen die westelijk ter hoogte van de Stenen goot in noordelijke richting wordt verdergezet (Noord-Zuidwatergang en Grote Watergang) in de richting van Verrebroekse plassen en via Drijdijck naar enerzijds Groot [ 35 ]

40 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader en Klein Weel en de Grote Geul en anderzijds de omgeving van De Putten. In de omgeving van Kallo is de vliegrouteas die de Zuidelijke groenzone verbindt met de rietmoerassen van het Klein en het Groot rietveld (via Steenlandpolder en Melkader) van belang. Vooral de westelijke havenrand is een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen die zich er toeleggen op de aanwezige plassen en kanalen. Vooral de Nieuwe/Grote watergang, de Verrebroekse plassen, Drydijck en de Noord-Zuidverbinding met aanpalende beplante dijken naar Kieldrecht en de Grote Geule vormen een belangrijke ruggengraat (Grontmij, 2009). Nieuwe waterpartijen zoals Rietveld Kallo, Haasop oost en Spaans Fort, zo blijkt uit gericht onderzoek in 2012, worden al goed gebruikt door vleermuizen ( Rosse vleermuis werd tijdens onderzoek in 2012 op de meeste plaatsen vastgesteld. De website van de beheercommissie Linkerscheldeoever stelt dat voor deze soorten geen duidelijke vliegrichting kan worden afgeleid. Als verklaring wordt aangegeven dat deze soort minder gebonden is aan lijnvormige landschapselementen. In het centrum van de haven wordt nagenoeg geen vleermuisactiviteit waargenomen. Geschikte habitats zijn nochtans wel aanwezig, zij het kleiner en meer versnipperd (Grontmij, 2009). [ 36 ]

41 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Slaaptrekgegevens verzameld door Mieco-effect in Onder , onder de rubriek Overwinterende en pleisterende vogels, hebben we geciteerd uit inzichten uit de literatuur die minstens deels betrekking hebben op slaaptrek, dus verplaatsingen van meeuwen (en andere watervogels) tussen foerageergebieden en overnachtingsplaatsen. Die gegevens zijn echter gebaseerd op enigszins fragmentaire waarnemingen en geven weinig inzichten in de precieze vliegbewegingen in de directe nabijheid van het projectgebied van de Bayervlakte. Omdat Katoen Natie reeds enkele jaren plannen heeft om in dit projectgebied windturbines in te planten werd in de winter van aan Mieco-effect en M-Impact de opdracht gegeven om nauwkeurige observaties te verrichten over de vliegbewegingen van vogels in de winterperiode, en dit bij zonsopgang en zonsondergang. Uiteraard zijn deze gegevens in het vergunningstraject voor de 4 windturbines die onderwerp zijn van deze nota, nog steeds relevant en actueel. Om die reden wordt dit onderzoek, en de resultaten ervan, hieronder uitvoerig toegelicht Methode Het waarnemen van de slaaptrek van meeuwen van en naar de slaapplaats vond plaats aan de hand van avond- en ochtendtellingen. De tellingen gebeurden gespreid in het winterhalfjaar van oktober tot maart en met een Leica-verrekijker. Tegelijk met de meeuwentellingen vonden aanvullende tellingen plaats van overvliegende watervogels (eenden, ganzen, ). In de periode oktober tot maart wordt tweemaandelijks geteld. Het INBO adviseerde verder over de manier hoe de tellingen dienden plaats te vinden en voorzag in twee opties: 2 aparte telpunten: één in het meer noordelijk en één in het meer zuidelijk deel van de zone; 1 telpunt meer centraal (ook thv. Scheldedijk), waarbij dan minimaal 2 tellers elk een andere kant uitkijken. Om een beeld te krijgen van de slaaptrek werd dus, overeenkomstig de aanbevelingen van het INBO, 36 uur geteld waarin zo veel mogelijk vastgehouden werd aan 2 tellingen van 3 uur in de maanden oktober tot en met maart. LOCATIES Er werd vanop volgende twee locaties geteld: één locatie in het zuiden van het projectgebied ter hoogte van Kallo sluis; één locatie in het noorden van het projectgebied in of na de bocht van de Ketenislaan. [ 37 ]

42 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Locatie 1 Kallosluis De telling vond plaats aan de noordzijde van de sluistoegang. De exacte locatie verschoof tijdens het telseizoen. Bij aanvang werd vanaf het uiterste punt van de sluistoegang geteld, telpunt a op onderstaande figuur. Na de derde telling werd het telpunt verschoven richting het westen, richting de binnenvaart terminal van Katoen Natie. We voerden 4 tellingen uit vanaf de Fort de Perelweg juist ten westen van de terminal van Katoen Natie, telpunt 1b. De laatste 3 tellingen gebeurden vanaf de oostzijde van de terminal (telpunt 1c). Figuur : Situering van de 3 telpunten van locatie 1 gelegen aan de noordzijde van de toegang tot de Kallosluis Locatie 2: Ketenisseschor Aan de noordzijde van het projectgebied werd eveneens vanaf meerdere locaties geteld (weliswaar op slechts enkele 100 m van elkaar). De eerste vier tellingen vonden plaats aan het Ketenissepolderke, telpunt 2a aan de noordzijde hiervan en telpunt 2b aan de zuidzijde (zie onderstaande figuur). Toen het slaaptrekpatroon op deze locatie voldoende duidelijk was, werd de locatie stroomafwaarts verschoven tot juist na de bocht (telpunt 2c). Observaties vanuit beide standpunten bleken nodig om de trekrichting van vogels die over het gebied vlogen goed te kunnen bepalen. Figuur : Situering van de 3 telpunten van locatie 2 gelegen langs de noordelijke helft van het Ketenisseschor [ 38 ]

43 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader PERIODE EN AANTAL SLAAPTREKTELLINGEN Er werden 10 avondtellingen en 2 ochtendtellingen uitgevoerd. De ochtendtellingen werden telkens op 1 locatie uitgevoerd, de avondtellingen meestal op beide telpunten gezamenlijk. Alleen de laatste avondtelling gebeurde vanaf 1 telpunt. Onderstaande tabel geeft voor iedere telling de datum, het type en de locatie. WIJZE VAN TELLEN EN NOTEREN De tellingen werden uitgevoerd met behulp van verrekijker en telescoop. Per kwartier werd genoteerd hoeveel exemplaren van relevante vogelsoorten passeerden, in welke richting ze vlogen en waar ze vlogen. Het begin uur was 2 uur voor zonsondergang tot einde trek of 1u naar zondondergang voor de avondtellingen en 1 uur voor zonsopgang tot einde trek, of 2 uur na zonsopgang voor de ochtendtellingen. Op de twee telpunten onderscheiden we verschillende trekrichtingen : Telpunt 1 aan de Kallosluis : over de Schelde vliegend in noordelijke of zuidelijke richting; van of naar de sluis vliegend; over de dijk of de leidingstrook vliegend; over het projectgebied vliegend. Telpunt 2 tussen Liefkenshoek en het Ketenissepolderke : over de Schelde vliegend noordelijk of zuidelijk4 of naar de overzijde; over het schor vliegend in noordelijke of zuidelijke richting; over de dijk of de leidingstrook vliegend; over het projectgebied vliegen. Wanneer vogels over het projectgebied vlogen werd genoteerd of deze vliegbeweging op rotorhoogte plaats vond of niet. Tabel : Overzicht tellingen slaaptrek meeuwen in Kallo. Nr. telling Datum soort telling telpunten 1 donderdag 18 oktober 2012 avond 1a, 2a 2 woensdag 31 oktober 2012 avond 1a, 2a 3 donderdag 15 november 2012 avond 1a, 2a 4 zondag 2 december 2012 ochtend 2a, 2b 5 zondag 16 december 2012 avond 1b, 2c 6 woensdag 2 januari 2013 avond 1b, 2c 7 donderdag 17 januari 2013 avond 1b, 2c 8 woensdag 30 januari 2013 avond 1b, 2c 9 woensdag 20 februari 2013 avond 1c, 2c 10 woensdag 27 februari 2013 avond 1c, 2c 11 donderdag 14 maart 2013 avond 2a, 2b 12 vrijdag 22 maart 2013 ochtend 1c 4 Vanwege de oriëntatie van de Schelde is dit feitelijk eerder richting westen (stroomafwaarts) wat aan de sluis overeenkomt met noord en richting oosten (stroomopwaarts) wat aan de sluis overeenkomt met zuid [ 39 ]

44 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Resultaten en vaststellingen Een zeer uitvoerige weergave van de trekbewegingen tijdens de slaaptrek in de periode oktober 2012 maart 2013 is beschikbaar op aanvraag. De belangrijkste conclusies worden hieronder opgelijst : Op de telpunten langs de Ketenislaan/de Schelde werden in dalende volgorde van aantallen volgende vogelgroepen vastgesteld tijdens de slaaptrek in de periode oktober 2012 maart 2013 : 1. meeuwen, 2. eenden & ganzen en 3. steltlopers; Grootteorde en afhankelijk van het telpunt (noordelijk of zuidelijk) werden voor meeuwen per teldag gemiddeld ca ex. vastgesteld. Binnen de groep van de meeuwen waren de belangrijkste soorten volgende soorten voorbijvliegend vastgesteld (tussen haken afgerond percentage): Kokmeeuw (ca. 94%), Stormmeeuw (ca. 4%), Zilvermeeuw (ca. 1,5%), overige meeuwen: <0,2% Grootteorde en afhankelijk van het telpunt (noordelijk of zuidelijk) werden de groep eenden & ganzen per teldag gemiddeld ca. 60 ex. vastgesteld. Binnen de groep van de eenden & ganzen werd het leeuwendeel van de totale aantallen bepaald door volgende soorten: Grauwe gans, Canadese gans, en Wilde eend. Binnen de groep van de steltlopers werden vooral volgende soorten voorbijvliegend vastgesteld Scholekster, Wulp, Kievit, Tureluur en Kluut. Risicovolle vliegbewegingen (over het projectgebied) werden slechts enkele malen (4x) waargenomen, met name voor de soorten Kievit, Wulp en Kluut; Op het Ketenisschor ten noorden en ten zuiden van het Ketenissepolderke werd een slaapplaats voor meeuwen ( ex., >90% Kokmeeuwen) en wulpen (tot 500 ex.) vastgesteld. Minder dan 1,5% van de ca meeuwen die zijn waargenomen migreerden over land wat we definiëren als het gebied van de Scheldedijk landinwaarts. Het leeuwendeel van de meeuwen vloog dus over het water (84,9%) of over het schor (13,7%) (zie (zie volgende figuren). Er werd hierbij een differentiatie tussen de meeuwensoorten vastgesteld. Kokmeeuwen vliegen voor het overgrote deel (>99%) over het water (schor inbegrepen). Grote meeuwen zoals Zilvermeeuw, Kleine mantelmeeuw en Grote mantelmeeuw vliegen relatief tot hun aantallen meer over land (20 50%). Gezien deze soorten slechts in kleine aantallen werden waargenomen blijft het echter over lage aantallen gaan. Voor de Zilvermeeuw, die van de grote meeuwen het meest is waargenomen, werden gedurende de 12 tellingen bv. 97 individuen waargenomen die over land vlogen. Van de aantallen die over land vlogen dient opgemerkt dat (aan het noordelijk telpunt) zowat de helft van de vliegbewegingen zich min of meer parallel aan de Schelde bevond, boven de dijk of de aangrenzende leidingstrook. Per telavond werden hiermee gemiddeld ca. 20 meeuwen vastgesteld die over het projectgebied vlogen, maar wel op geruime afstand van de 4 windturbines die in voorliggende nota worden geëvalueerd op hun potentiële effecten. Enkele malen is vastgesteld dat een groep van meeuwen cirkelde boven de vastgestelde slaapplaats rond Ketenissepolderke (zie hoger) en zo ook vlogen over land. [ 40 ]

45 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Figuur : Meest courante en belangrijkste vliegbewegingen van kleine meeuwen. Groen als maat voor behoorlijke tot hoge aantallen. Oranje als maat voor matige tot lage aantallen. Voor cijfers zie tekst. De rode cirkel situeert de locatie nabij slaapplaats waar 2x een groot aantal (tot 100 ex.) meeuwen rondcirkelend werden waargenomen. WT1, WT3, WT6 en WT7 zijn onderwerp van deze nota (geel). WT2 en WT05 zijn reeds vergund (groen). Figuur : Waargenomen courante vliegbewegingen van grote meeuwen. Oranje als maat voor matige tot lage aantallen. Rood als maat voor lage tot zeer lage aantallen. Voor cijfers zie tekst. WT1, WT3, WT6 en WT7 zijn onderwerp van deze nota (geel). WT2 en WT05 zijn reeds vergund (groen). 33% van de ca eenden en ganzen die zijn waargenomen migreerden over land (gedefinieerd als het gebied van de Scheldedijk landinwaarts, zie hoger). Omgerekend per teldag betrof het gemiddeld ca. 75 vogels. Het grootste deel van de waarnemingen, in het bijzonder deze over land en over het projectgebied, betreft Grauwe gans. Tijdens enkele tellingen werd waargenomen dat grote aantallen over het projectgebied vlogen in zuidwestelijke of westelijke richting op turbinehoogte (zie volgende figuur). Waarheen ze vliegen of vanwaar ze kwamen was moeilijk in te schatten. De zone die ze zo met zekerheid overvlogen was vrij breed. Vermoed wordt dat grauwe ganzen richting natuurgebieden (permanente of tijdelijke) en landbouwgebieden in de rand van de Waaslandhaven zullen vliegen. Het merendeel van de ganzen, 90%, [ 41 ]

46 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader vloog daarbij op een hoogte van ca. 30 m over het projectgebied. Een schatting maken van het aantal (risicovolle) vliegbewegingen (qua richting) door grauwe gans over het projectgebied is niet eenvoudig aangezien er een grote variatie werd vastgesteld op de waargenomen aantallen per telmoment. Nemen we het gemiddelde van het aantal vliegbewegingen van de Grauwe gans in de overwinteringsperiode (half oktober eind februari), zijnde ca. 75 individuen per telmoment, dan worden risicovolle bewegingen (qua richting) berekend (75 ex. per dag en per richting x 136 dagen). Enkele malen werd gezien dat kleine aantallen Grauwe ganzen en Canadeze ganzen in het noorden van het projectgebied landden. Vliegbewegingen van andere eendachtigen beperkten zich tot verplaatsingen op lage hoogte langs de Schelde of over de Schelde. Aan de Kallosluis werd waargenomen dat ganzen op de stoppelvelden in het projectgebied komen foerageren. Om te voorkomen dat bos ontwikkelt zijn delen van het projectgebied beplant met maïs. Dit trekt in de winter ganzen aan. Tijdens de verschillende tellingen werden in totaal 200 ganzen waargenomen die er foerageerden, er naar toe vlogen of er wegvlogen. De ganzen die er foerageerden vlogen aan of weg richting de Schelde of de Kallosluis en niet over de rest van het projectgebied. Deze voedselvluchten vonden gedurende een periode van 2 maanden plaats (tot half januari waarna het voedsel mogelijk op is). Figuur : Waargenomen courante vliegbewegingen van (grauwe) ganzen. Groen als maat voor behoorlijke tot hoge aantallen. Oranje als maat voor matige tot lage aantallen. Rood als maat voor lage tot zeer lage aantallen. Voor cijfers zie tekst. Rood gemarkeerde zone als gebied waarbinnen regelmatig vliegbewegingen van ganzen werden vastgesteld binnen/over het projectgebied. WT1, WT3, WT6 en WT7 zijn onderwerp van deze nota (geel). WT2 en WT05 zijn reeds vergund (groen). Tijdens de tellingen werden ook vijf soorten roofvogels vastgesteld: Buizerd, Torenvalk, Slechtvalk, Blauwe kiekendief en Rode wouw. Slechts eenmaal werd hierbij waargenomen dat een roofvogel (Buizerd) zich bevond boven het projectgebied. [ 42 ]

47 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Methodiek effectinschatting Er zijn twee soortgroepen die de aandacht vragen met betrekking tot windturbines: vogels en vleermuizen. Om effecten in te schatten wordt in Vlaanderen een recente rapportage, opgemaakt door het INBO, als brondocument gebruikt. Deze publicatie heeft volgende titel: Risico s voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen. Dynamisch beslissingsondersteunend instrument (Everaert et.al., 2011). Specifiek voor vogels bestaat in Vlaanderen een gebiedsdekkende tool die toelaat een eerste beeld te krijgen van mogelijk optreden van effecten door aanvaringen. Voor het Antwerpse havengebied is er echter nog ander gebiedsspecifiek studiewerk beschikbaar : De studie Afwegingskader voor windturbines vanuit faunistisch standpunt voor de haven van Antwerpen op Linkerschelde-oever en directe omgeving, opgemaakt door Grontmij; De INBO-nota: Methodologie voor het inschatten van de impact op fauna bij het ontwikkelen van windenergie in de Waaslandhaven. De beide laatste publicaties zijn te beschouwen als instrumenten die op maat van het havengebied zijn gemaakt en die dus meer geschikt zijn dan de gebiedsdekkende Vlaamse risico-atlas. Niettemin zullen we eerst kort verwijzen naar de Vlaamse risico-atlas en de risico inschattingen voor vogels zoals ze hier zijn beschreven voor het Antwerps havengebied in het algemeen en het projectgebied in het bijzonder. In een vervolgstap zullen we dan de relevante beschouwingen uit de twee studies die betrekking hebben op het Antwerps havengebied oplijsten Risico-atlas windenergie en vogels De risico-atlas voor vogels heeft volgende doelstellingen: Doelstelling 1 is om op macroschaal/strategisch niveau te bepalen welke risico s er zijn; het instrument heeft niet de intentie om voor een beoordeling op niveau van een specifieke locatie alle nodige informatie te verschaffen en een sluitend antwoord te geven op de vraag of de inplanting van windturbines gepast is; Doelstelling 2 is om aan te geven wat de verdere stappen zijn in de beoordeling van een bepaalde locatie. Afhankelijk van de inschatting van het risico voor vogels en vleermuizen stuurt het beoordelingskader in hetzij de richting van de opmaak van een beknopte nota dan wel een uitgebreide nota voor de uitwerking van de discipline fauna en flora. In de risico-atlas voor vogels worden 4 risicoklassen onderscheiden (van 0 tem 3), zoals weergegeven in onderstaande tabel. [ 43 ]

48 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Tabel : Risicoklassen voor vogels, impact en op te maken nota s en toetsen i.h.k.v. de opmaak van lokalisatienota s. Klasse Risico Impact? Nota s en toetsen 0 laag risico, geen informatie 1 mogelijk risico standaard risico, beperkte effecten? indicaties op belangrijke effecten? 2 risico aanwezig belangrijke lokale impact, cumulatieve impact door combinatie-effecten met andere windparken 3 groot risico belangrijke Vlaamse en mogelijk internationale impact, principieel te vermijden voor windturbines beknopte nota is noodzakelijk (bv. voortoets passende beoordeling) beknopte nota is noodzakelijk (bv. voortoets passende beoordeling) Uitgebreide nota is noodzakelijk ter bepaling van de impact (bv. passende beoordeling) Uitgebreide nota is noodzakelijk ter bepaling van de impact (bv. passende beoordeling) Uitgebreide nota is noodzakelijk ter bepaling van de impact (bv. passende beoordeling), eventueel aangevuld met vooronderzoek (vogeltellingen) ifv mogelijke effecten op erkende gebieden (VEN, IVON, speciale beschermingszones) In de risico-atlas worden aparte deelkaarten opgenomen voor : pleister- en rustgebieden watervogels en steltlopers (niet-broedvogels) slaapplaatsen (niet-broedvogels) broedkolonies (broedvogels) weidevogelgebieden (broedvogels) akkervogelgebieden (broedvogels) bijzondere broedvogel gebieden (broedvogels) voedseltrek (niet-broedvogels) slaaptrek (niet-broedvogels) seizoenstrek (niet-broedvogels) De in de risico-atlas opgenomen totaalkaart integreert de risico s uit de deelkaarten. In onderstaande figuur is, voor een uitsnede ter hoogte van het studiegebied, deze totaalkaart weergegeven. Hieruit valt af te lezen dat de Vlaamse risico-atlas voor vogels-windturbines het projectgebied aanduidt als een risico tot, voor een meer beperkt gedeelte, een groot risico. Figuur : Uitsnede uit risico-atlas windenergie en vogels met aanduiding van de inplantingsplaats van de geplande windturbines [ 44 ]

49 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Afwegingskader voor windturbines haven van Antwerpen (Grontmij) De studie van Grontmij houdt in detail rekening met de gebieden die momenteel en naar de toekomst van belang zijn voor vogels en vleermuizen en met de huidige en toekomstige vliegbewegingen van deze soortengroepen. Dit heeft geleid tot een fijnstelling van de risico-inschattingen uit de risico-atlas van INBO (cfr ). Zie onderstaande figuur. In het afwegingskader worden 4 verschillende categorieën onderscheiden. De gebruikte kleuren (rood, oranje, geel en groen) zijn als volgt te interpreteren: Rood: er kunnen in principe geen windturbines geplaatst worden; Oranje: er kunnen mogelijk windturbines geplaatst worden, maar dient rekening gehouden te worden met diverse randvoorwaarden met betrekking tot avifauna. Indien projecten in deze zone gedefinieerd worden, moeten de mogelijke effecten op fauna in beeld gebracht worden via een gedetailleerd onderzoek; Geel: er is momenteel niet gekend of in de toekomst al dan niet vogeltrekbewegingen zullen optreden. Hierover zal meer duidelijkheid komen na de in werking stelling van de natuurkerngebieden en permanente ecologische infrastructuur; Groen: er kunnen windturbines geplaatst worden. In deze zones worden geen of weinig belangrijke effecten verwacht op fauna. In de studie van Grontmij wordt ook onderscheid gemaakt tussen twee verschillende tijdsframes. Er is een eerste kaart die gekoppeld is aan fase 1, zijde de situatie waarin de natuurkernstructuur als geheel nog niet is gerealiseerd en bijvoorbeeld tijdelijke natuurcompensatiegebieden nog erg belangrijk kunnen zijn voor het behoud van de huidige vogelwaarden in het havengebied. Een tweede kaart is gekoppeld aan fase 2, zijnde de situatie waarin de natuurkernstructuur gerealiseerd zal zijn. In die nieuwe situatie zullen bijvoorbeeld de huidige, tijdelijke natuurcompensatiegebieden niet meer nodig zijn om de IHD te realiseren. Het is de kaart die fase 1 visualiseert die momenteel meest passend is als beoordelingskader. Het is deze kaart die weergegeven is in onderstaande figuur. Figuur : Eindkaart uit de studie van Grontmij die de geïntegreerde risico s voor vliegbewegingen weergeeft in de huidige situatie. De 4 windturbines die onderwerp uitmaken van voorliggende nota vallen, zowel in fase 1 als in fase 2, in volgende kleurcodes (zie kaart 4) : WT1, WT6 en WT7 vallen ruimschoots in groen WT3 valt in oranje op enkele meters van groen en op de rand van een bebouwd logistiek blokveld. [ 45 ]

50 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Kaart 4 [ 46 ]

51 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Methodologie inschatten effecten op fauna Waaslandhaven (INBO) INBO (INBO, 2011) werkt verder op de studie van Grontmij (2009) en geeft aanbevelingen over het onderzoek dat dient te gebeuren voor windturbines die aangevraagd worden in oranje zones. In principe is dat niet van toepassing voor de evaluatie van minstens 3 van de 4 windturbines die onderwerp zijn van deze nota, aangezien deze gelegen zijn in een groene zone. WT3 is echter op het nippertje gelegen in een oranje zone en om die reden wordt in beschouwing genomen wat de onderzoeksaanbevelingen in de meest nabijgelegen oranje zone zijn. Voor de zone O (zie onderstaande figuur) doet het INBO (INBO, 2011) de aanbeveling om (bijkomende) gegevens te verzamelen van in de eerste plaats meeuwen en in tweede orde eenden, ganzen en andere watervogels. Figuur : Zonering van risicozones ter hoogte van het projectgebied en nummering van (oranje) zones waarvoor bijkomend onderzoek nodig is volgens INBO. [ 47 ]

52 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Beschrijving van effecten Hieronder gaan we specifiek in op de risico s van inplanting van windturbines ter hoogte van de projectlocatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de gekozen aandachtsoorten. De risico-inschatting gebeurt apart voor : broedvogels, overwinterende en pleisterende vogels, trekvogels (seizoenstrek) Effectanalyse broedvogels Er dient rekening mee gehouden dat er in de nabijheid van de 4 geplande turbines leefgebieden voorkomen van de vogelrichtlijnsoorten Blauwborst en Bruine kiekendief. Zoals blijkt uit de monitoringsrapportages van het INBO ( en eerdere monitoringsrapportages van het INBO) is de oude Bayervlakte echter van afnemend belang voor deze soorten. Reden is uiteraard dat dit gebied in toenemende mate wordt ingenomen door de haven. Wat betreft de nog niet ingenomen gedeelten geldt dat er lokaal sprake is van spontane verbossing zodat ook die delen alvast minder en minder interessant worden voor soorten van riet en water - en plas en oever -ecotopen, waaronder Bruine kiekendief en Blauwborst. Onder par. 3.4 werd echter aangegeven dat een deel van het thans beboste gebied, i.c. ongeveer 7 ha, door de Maatschappij Linkerscheldeoever recent ontbost werd. Dit perceel zal beheerd worden als een grazige vegetatie en wordt geacht geschikt te zullen zijn voor konijnen, een prooi van de Bruine kiekendief. De kortste afstand tussen dit ontboste perceel en de dichtstbij zijnde turbine (WT7) bedraagt ca. 250 m. Evalueren we nu de mogelijk effecten als gevolg van het windproject op de soorten Blauwborst en Bruine kiekendief. Voor wat betreft de soort Blauwborst, en rekening houdend met het gedrag van de soort, is er wellicht geen sprake van een noemenswaardig risico als gevolg van de inplanting van windturbines. Deze soort houdt zich gedurende het broedseizoen op in struwelen en rietvegetaties en foerageert langs slikranden van waterpartijen. Daardoor bevinden individuele vogels zich haast nooit hoger dan 5, maximaal 10 meter, boven maaiveld en kunnen ze op geen enkele manier slachtoffer worden van een draaiende turbine. De situatie voor Bruine kiekendief verschilt enigszins. Deze soort speurt actief naar prooien door boven rietvelden of landbouwgebieden te vliegen. Alvast dient onderstreept dat individuele vogels bij dit voedsel zoeken zich doorgaans niet erg hoog boven het maaiveld begeven. Het laag vliegen over rietvelden, met de vleugels in een kenmerkende V is een gekend beeld. Het zou de risico-inschatting kunnen vergemakkelijken, wanneer aangeven zou kunnen worden welk gedeelte van de tijd gevlogen wordt op welke hoogte. In elk geval is dit afhankelijk van lokale omstandigheden [ 48 ]

53 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader in een gebied (kenmerken foerageer- en broedgebied, aanwezigheid obstakels in het landschap, ) en een precieze inschatting zou gericht onderzoek vragen. Op basis van onze kennis van deze soort en de kenmerken van de turbines (zie hoger, met onderkant wiek op ca. 77 m hoog) mag echter aangenomen worden de vliegbewegingen voor minimaal 90% (ver) onder rotorhoogte zullen plaatsvinden. Dit reduceert meteen zeer sterk het (theoretisch) risico voor deze soort om het slachtoffer te worden van een aanvaring met een windturbine op de projectlocatie. Daarbij dient dan nog de kans in beschouwing genomen dat individuen van de soort effectief ter hoogte van de geplande turbines zouden vliegen. Voor de 2 zuidelijke turbines, WT1 en WT3, is de kans daarop nagenoeg onbestaande omdat beide turbines in feite aan de rand of zelfs tussen gebouwencomplexen gelegen zijn en het niet te verwachten is dat de dieren hier voedsel komen zoeken. In de huidige situatie, en nu er langs de noordzijde van de Bayervlakte nog open ruimte beschikbaar is, zouden theoretisch kiekendieven die in Ketenisseschor broeden, nog kunnen foerageren ter hoogte van de in te planten turbines WT6 en WT7. Ook hier dient evenwel de randbemerking gemaakt dat dit gebied momenteel wellicht weinig interessant is voor kiekendieven omdat de afwisseling van verboste zones en maïsvelden niet dadelijk gekenmerkt worden door een hoog prooiaanbod voor de kiekendief. Zoals hoger aangegeven gebeuren er wel inspanningen ten voordele van Bruine kiekendief maar deze zijn al bij al beperkt. De ontbossing van een perceel van 7 ha biedt wellicht bijkomende foerageermogelijkheden maar alleszins kan ook hier weer verwacht worden dat de Bruine kiekendief op zoek naar prooi laag over het terrein zal vliegen. [ 49 ]

54 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Effectanalyse overwinterende en pleisterende vogels Het is zinvol hier onderscheid te maken tussen 2 effecten : enerzijds directe aanvaringen, anderzijds verstoring. In het eerste geval is er sprake van slachtoffers als gevolg van botsingen tussen de wieken van een windturbine en een vogel. In het tweede geval, verstoring, gaat het over een verhoogde kans dat groepen vogels op de wieken gaan en/of afstand houden ten opzichte van windturbines. Dit leidt tot respectievelijk energieverlies en verlies van rustof foerageergebied. RISICO OP AANVARINGEN Wat betreft aanvaringen is het evident dat vluchten van pleisterende en overwinterende vogels doorheen het project gebied ( de Bayervlakte ) de aandacht wegdragen. In de vorige risico-atlas werd voor heel Vlaanderen, middels een kaart met lijnen, geduid hoe vogels zich zouden verplaatsen (zie volgende figuur). Het betrof een aanname, gedeeltelijk ondersteund door concrete terreinvaststellingen. De huidige risico-atlas toont dergelijke lijnen niet meer. Enkel de seizoenale trekbanen (zie verder) zijn er nog op weergegeven. Niettemin hebben we hieronder de uitsnede uit de vroegere risico-atlas voor het projectgebied en omgeving overgenomen. Figuur : Ingeschatte verplaatsingen van vogels in de omgeving van het projectgebied, overgenomen uit de vorige editie van de risico-atlas. [ 50 ]

55 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Generiek duiden heel wat vliegbewegingen op het belang van de Schelde en de dokken als foerageer- en rustgebied. Heel wat vliegbewegingen situeren zich langs de westrand van het Linkerscheldeoevergebied waar verschillende natuurgebieden voorkomen (Drijdijck, omgeving de Putten, Verrebroekse Plassen). Het kaartmateriaal geeft aan dat het projectgebied, de Bayervlakte, in beperkte mate als vliegroute gebruikt zou worden. Voor een deel is dit gebaseerd op het vermoeden dat vogels hier de Scheldebocht afsnijden tijdens verplaatsingen van noord naar zuid en omgekeerd. Dergelijk dwarsen van het projectgebied zou uiteraard kunnen leiden tot aanvaringen. De uitvoerige waarnemingen en tellingen die door ons zijn uitgevoerd en gerapporteer onder par , brengen hier duidelijkheid in. In het algemeen kan besloten worden voor het windpark van Katoen Natie in Kallo volgende risico s voor vogels theoretisch relevant zijn: Risico 1. Slaaptrek van grote meeuwen, voornamelijk betreft het Zilvermeeuwen, over het projectgebied. Risico 2. Voedseltrek van Grauwe gans tussen Ketenisseschor en natuuren landbouwgebieden ten zuiden en westen van de Waaslandhaven. Het betreft vliegbewegingen gedurende 4 à 4,5 maanden, waarvan de meeste grosso modo op een hoogte van ca. 30 m. Aangaande risico 1. Slaaptrek grote meeuwen. Er wordt zowel een berekening gedaan voor een gemiddeld risicoscenario als voor een worst case scenario. Ook worden de berekeningen weergegeven voor enerzijds (enkel) de 4 turbines die sensu stricto deel uitmaken van de effectenevaluatie in deze nota en anderzijds rekening houdend met de 2 windturbines die reeds op de Bayervlakte aanwezig zijn. Deze laatste berekening betreft de cumulatieve effecten. Bij deze berekeningen is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanvullende rapportage van het INBO : aanzet tot beoordelings- en significantiekader (Everaert & Peymen, 2013). De berekeningen zijn weergegeven in onderstaande tabel. Om de uiteindelijke aanvaringskans te berekenen werd eerst het volgende berekend: Het risicovenster (W), zijnde de breedte van het windpark maal de (maximale) hoogte (van de hoogste turbine incl. rotor); De totale oppervlakte van het rotoroppervlak (A). Op basis van het aantal vogels dat doorheen het park vliegt (N tot) wordt dan het aantal vogels berekend dat door de rotors vliegt (N) via volgende formule: N= N tot x (A/W). Om vervolgens het aantal vogels dat geraakt zou worden te berekenen, dient men nog rekening te houden met: [ 51 ]

56 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader De eigenlijke aanvaringskans (de kans dat door een rotor vliegen ook leidt tot een aanvaring). De kans dat een groep uiteindelijk niet door het windpark vliegt maar omvliegt (macro-avoidance). Om onderscheid te maken tussen een gemiddelde en een worst case berekening werden volgende verschillen aangenomen : Een verschil in het aantal vliegbewegingen. Dit is gebaseerd op onzekerheden als gevolg van de terreinwaarnemingen waarbij er vanuit 2 telpunten werd geteld en mogelijk overvliegende vogels werden gemist. Op basis van de tellingen berekenen we gemiddeld 20 vliegbewegingen van grote meeuwen doorheen het projectgebied per dag (som van de twee richtingen). In de worst case berekening werd een waarde van 50 vliegbewegingen toegepast (ook som voor beide richtingen); Voor het ontwijkingspercentage wordt in het gemiddelde scenario 50% genomen en in het worst case scenario 0%, dus zonder omvliegen. (Bij de risico-inschatting wordt voor de meeste soortgroepen aangeraden buiten het broedseizoen uit te gaan van een uitwijkingspercentage van 50% (Bureau Waardenburg, 2005)). De worst case houdt rekening met de grootte van het gehele windparkgebied waarbij omvliegen inderdaad minder evident is. Op basis van de berekeningen weergegeven in onderstaande tabel kan geconcludeerd dat in een gemiddeld scenario het berekend aantal aanvaringen beperkt blijft tot (gemiddeld) beduidend lager 1 slachtoffer per jaar. In een worst case scenario en rekening houdend met alle 6 windturbines (cumulatief) wordt het aantal aanvaringen, berekend op 1,5 per jaar. Tabel : Berekening van risixo op aanvaring van grote meeuwen in gemiddelde en worst case scenario, zonder en met rekening te houden met de 2 reeds vergunde windturbines in het projectgebied. risico grote meeuwen, project 4 turbines risico grote meeuwen, cumulatief gemiddeld risico worst-case gemiddeld risico worst-case Aantal/dag Duur: 6 maanden Aantal vliegbewegingen Breedte van het windpark Hoogte van het windpark (hoogte van de hoogste windturbine) (m) Risicovenster (W) (m2) Straal van de rotor (m) 58,5 58,5 58,5 58,5 Aantal turbines Totale oppervlakte van de rotorvlakken (m2) (A) 42983, , , ,19 Het aantal vogels dat jaarlijks door de rotoren vliegt (N) Correctiefactor voor aanname gelijkmatige spreiding? neen neen neen neen Aanvaringskans 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% Ontwijkingspercentage 50% 0% 50% 0% Aantal aanvaringen/jaar 0,20 1,00 0,30 1,50 [ 52 ]

57 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Aangaande risico 2. Voedseltrek van Grauwe gans tussen Ketenisseschor en natuur- en landbouwgebieden aan de westzijde van de Waaslandhaven Er wordt ook hier zowel een berekening gedaan voor een gemiddeld risicoscenario als voor een worst case benadering. Ook worden de berekeningen weergegeven voor enerzijds (enkel) de 4 turbines die deel uitmaken van het eigenlijke project en anderzijds rekening houdend met alle 6 de windturbines (cumulatieve effecten). De berekeningen zijn weergegeven in onderstaande. Om de uiteindelijke aanvaringskans te berekenen werd, net zoals de hoger weergegeven berekeningen voor grote meeuwen, het volgende berekend: het risicovenster (W); de totale oppervlakte van het rotoroppervlak (A); het aantal vogels dat door de rotors vliegt (N). Om vervolgens het aantal vogels te berekenen dat geraakt zou worden is ook hier rekening gehouden met : macro-avoidance; de eigenlijke aanvaringskans. Hierbij werd rekening gehouden met een correctiefactor op de aanname van spreiding van de vliegbewegingen door het risicovenster. Op basis van terreinvaststellingen werd vastgesteld dat (minstens) 90% van de vliegbewegingen zich onder rotorhoogte zal bevinden (op terrein werd vastgesteld dat 90% van de vliegbewegingen van ganzen zich op een hoogte bevindt van 30 m of lager). Om onderscheid te maken tussen een gemiddelde en een worst case berekening werden volgende verschillen aangenomen: Een verschil in het aantal vliegbewegingen. Dit is gebaseerd op onzekerheden als gevolg van de terreinwaarnemingen waarbij er vanuit 2 telpunten werd geteld en mogelijk overvliegende vogels werden gemist. Op basis van de tellingen berekenen we gemiddeld 100 vliegbewegingen van grauwe ganzen doorheen het projectgebied per dag (som van de twee richtingen). In de worst case berekening is 600 genomen (ook som voor beide richtingen) gebaseerd op de pieken met soms grote aantallen die op sommige teldagen werden vastgesteld; Voor het ontwijkingspercentage wordt in het gemiddelde scenario 50% genomen en in het worst case scenario 0%, dus zonder omvliegen. De worst case houdt rekening met de grootte van het gehele windparkgebied waarbij omvliegen inderdaad minder evident is; In het gemiddeld scenario werd met een correctiefactor op de spreiding van de vliegbewegingen doorheen het venster van 4 gewerkt (dus aanvaringskans gedeeld door 4) en in het worst case scenario van 2 (dus hier aanvaringskans gedeeld door 2) Dit heeft te maken met de vlieghoogte van de ganzen waarbij op termijn een vlieghoogte rond de 30 m werd ingeschat (zie hoger). Theoretisch zou het kunnen dat de dieren, eens verder verwijderd van de opstijgplaats van het Ketenisseschor, toch wat hoger gaan vliegen. Gezien de onzekerheid is dus ook op dit punt onderscheid gemaakt in het gemiddeld en worst case scenario. [ 53 ]

58 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Op basis van de berekeningen weergegeven in onderstaande tabel kan geconcludeerd worden dat in een gemiddeld scenario het berekend aantal aanvaringen beperkt blijft tot (gemiddeld) beduidend minder dan 1 slachtoffer per jaar. In een worst case scenario en rekening houdend met alle 6 de windturbines (cumulatief) kan het aantal aanvaringen, theoretisch, oplopen tot 7 per jaar. Tabel : Berekening van risico op aanvaring van Grauwe ganzen in gemiddelde en worst case scenario, zonder en met rekening te houden met de 2 reeds vergunde windturbines in het projectgebied. risico grauwe ganzen, project 4 turbines risico grauwe ganzen, cumulatief gemiddeld risico worst-case gemiddeld risico worst-case Aantal/dag Duur: half okt tot eind feb Aantal vliegbewegingen Breedte van het windpark Hoogte van het windpark (hoogte van de hoogste windturbine) (m) Risicovenster (W) (m2) Straal van de rotor (m) 58,5 58,5 58,5 58,5 Aantal turbines Totale oppervlakte van de rotorvlakken (m2) (A) 42983, , , ,19 Het aantal vogels dat jaarlijks door de rotoren vliegt (N) Correctiefactor voor aanname gelijkmatige spreiding? Aanvaringskans 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% Ontwijkingspercentage 50% 0% 50% 0% Aantal aanvaringen/jaar 0,19 4,54 0,28 6,81 [ 54 ]

59 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader RISICO OP VERSTORING De studie van Grontmij (2009) geeft uitvoerige beschouwingen over te hanteren bufferafstanden voor niet-broedvogels. In deze studie wordt gestart met het oplijsten van (wetenschappelijk) vastgestelde verstoringsafstanden voor afzonderlijke soorten of voor soortgroepen. In een vervolgstap, en rekening houden met alle soorten die kunnen voorkomen of gebonden zijn aan een bepaalde ecotoopcluster, worden generieke bufferafstanden afgeleid. De resultante van deze werkwijze is de kaart met kleurcodes (groen, geel, oranje, rood) zoals geduid in Ten behoeve van de effectanalyse is het relevant om even terug te grijpen naar het onderliggend cijfermateriaal welke geleid heeft tot de gegenereerde eindkaart van het risico. De studie van Grontmij stelt dat, op basis van literatuurgegevens, als verstoringsafstanden voor meeuwen en eenden respectievelijk 100 m en 300 m wordt aangenomen voor het Antwerps havengebied. Ook voor andere soortgroepen definieert de studie van Grontmij bepaalde bufferafstanden (Aalscholver 50 m, steltlopers 100 m). Integratie van gebruik van het havengebied door vogelgroepen en de bufferafstanden voor de verschillende vogelgroepen leidt tot het hanteren van de bufferafstanden zoals hieronder weergegeven. Tabel : Bufferafstanden voor de afbakening van de rode risico-zones (windturbines onmogelijk). Hieruit blijkt dus dat de kaarten van de risico-atlas en afwegingskader (kaart 4) gebaseerd zijn op het hanteren van een bufferafstand van 500 m langs de Schelde. De studie van Grontmij stelt hierover het volgende : Wateroppervlakken vervullen binnen en langs het gebied een belangrijke functie als trekroute (meeuwen, eenden) en pleistergebied. De belangrijke wateroppervlakken zijn de Schelde en de dokken. Gezien het belang van [ 55 ]

60 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader de Schelde (o.m. belang voor Krakeend, 1% norm), is een buffer noodzakelijk. Nabij Ketenisse schor wordt de bocht van de Schelde afgesneden. Gezien de buffer voor eenden op 300 m bepaald werd, wordt een buffer voor de Schelde van 300 m (rood) aangehouden. De grens van de buffer start vanaf de Scheldedijk, inclusief de schorgebieden langs de Schelde, aangezien deze tot het estuariene gebied behoren. Aangezien de Schelde zelf een belangrijke trekroute is, waarbij de vogels ook enkele bochten afsnijden, wordt een bijkomende buffer in oranje van 200 m langs de Schelde aangeduid. De buffer geldt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, aangezien het gebied van avifaunistisch belang zal blijven. M.a.w. wordt een buffer ingesteld van 300 meter landinwaarts vanaf de Scheldedijk (rode zone) en een extra 200 meter, aansluitend met vorige, die oranje wordt ingekleurd. Deze laatste vooral op basis van de assumptie van het afsnijden van bochten door vogels tijdens hun trekbewegingen in de winterperiode. De vraag rijst in hoeverre de uitgevoerde gedetailleerde waarnemingen in de periode oktober 2012 maart 2013 het inbouwen van deze veiligheidsafstanden ondersteunt of nuanceert. Zoals hoger aangegeven vindt voor meeuwen het overgrote deel van de vliegbewegingen plaats over het water en het schor (98,5%). Vliegbewegingen van eenden zijn zeer sterk gebonden aan de Schelde en zijn slikken en schorren zelf. De aannames van 300 m als bufferafstand met additioneel nog eens 200 m als veiligheidsmarge is op basis van hoger staande vooral gebaseerd op: Aanname dat voor eenden een relatief grote verstoringsafstand dient aangehouden (300 m); Aanname dat vogels de bochten van de Schelde afsnijden. Het voorliggend onderzoek kan uiteraard niet de deugdelijkheid van 300 m als verstoringsafstand voor eenden controleren. Toch dient er rekening mee gehouden dat : het aantal eenden dat hier ter hoogte van het projectgebied voorkomt relatief laag is, de Scheldedijk zich bevindt tussen de foerageergebieden langs de Schelde en het projectgebied. Aangaande punt 2 werd vastgesteld dat enkel grote meeuwen bij hun bewegingen langs de Schelde, tot op zekere hoogte de bochten afsnijden. Daarmee komen ze tot ca. 100 m landinwaarts van de dijk. Het bijkomend monitoringswerk heeft duidelijk uitgewezen dat, ter hoogte van de Bayervlakte, een verstoringsafstand van 500m te ruim bemeten is. De extra veiligheid van 200 m die door Grontmij is ingebouwd, is hier niet vereist zodat een verstoringsafstand van 300m kan volstaan. [ 56 ]

61 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Effectanalyse trekvogels (seizoenstrek) Hoger werd een beeld gegeven van het belang van de Schelde als trekbaan voor de seizoenstrek. Vooral voor watergebonden soorten is de Schelde zonder twijfel een belangrijke as voor de voorjaars- en de najaarstrek. Het is aannemelijk dat ten minste een deel van deze watergebonden soorten tijdens de trek de Schelde ook effectief nauwgezet volgen maar een gedetailleerd beeld, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, is niet dadelijk voorhanden. Hoewel de Schelde de belangrijkste rivier is in België kan ook niet zonder meer gesteld dat het dan meteen ook de belangrijkste as is waarlangs watergebonden soorten zich tijdens de voor- en de najaarstrek verplaatsen. Zoals hoger aangegeven blijken sommige watergebonden soorten, waaronder sternen, toch veel meer langs de kust te trekken en minder langs de grote rivieren in het binnenland. Eerder gaven we al aan dat voor roofvogels de directe omgeving van de Schelde minder van belang is omdat de ruime omgeving niet bijzonder geschikt is voor het zweven op thermiek. [ 57 ]

62 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Effectinschattingen vleermuizen Uit de beschrijving van de inzichten over de wijze hoe vleermuizen gebruik maken van het havengebied en zijn omgeving (zie ), blijkt reeds het belang van waterplassen en kanalen voor de soorten die er voorkomen. De publicatie Habitat- en landschapsgebruik van vleermuizen in de Waaslandhaven. Implicaties van en voor een verdere ontwikkeling (Gyselings e.a., 2009) bevestigt dit. Soorten als Watervleermuis, Meervleermuis, Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger blijken bijvoorbeeld sterk gebonden aan wateroppervlakken in de Waaslandhaven. Hierbij wordt in eerste instantie gedoeld op plasgebieden zoals de Verrebroekse plassen (tijdelijk natuurcompensatiegebied), Drijdijck en de Zoetwaterkreek (permanente natuurcompensatiegebieden) en de tussenliggende en omgevende kanalen en geulen. De publicatie gaat niet specifiek in op het gebruik van de Schelde door vleermuizen maar naar alle waarschijnlijkheid is dit zeer beperkt omdat de waterbewegingen er groter zijn en de echo-locatie hierdoor sterk wordt bemoeilijkt. Tevens wordt vastgesteld dat vleermuizen vooral in de rand van het havengebied voorkomen en de meest geïndustrialiseerde delen van de haven in hoge mate worden vermeden. Hierover wordt door Gyselings e.a. (2009), het volgende vastgesteld: Bij vergelijking van de vleermuisactiviteit in het centrum van de haven, de rand van de haven en de omliggende polders valt op dat de grootste vleermuisactiviteit werd waargenomen op de meetpunten in de havenrand. De activiteit in het centrum was zeer laag, de activiteit in de polder was intermediair. In het centrum van de haven wordt nagenoeg geen vleermuisactiviteit waargenomen. Geschikte habitats zijn nochtans nog wel aanwezig, zij het kleiner en meer versnipperd. Boven de fortgrachten van fort Liefkenshoek, dat volledig omsloten ligt door industriegebied, werd bijvoorbeeld nauwelijks enige vleermuisactiviteit vastgesteld. Het gebrek aan verbondenheid wordt in het centrum van de haven waarschijnlijk nog versterkt door de zeer sterke industriële verlichting s nachts. Vele soorten vleermuizen mijden licht om predatie te voorkomen (Speakman 1991). Figuur : Vleermuisactiviteit in poldergebied, havenrand en in het centrum van de Waaslandhaven (Gyselings e.a., 2009). Gezien het projectgebied duidelijk gelegen is in het centrum van het havengebied en hier in de directe omgeving geen (natuurlijke) zoetwaterplassen voorkomen, kan verwacht worden dat vleermuissoorten generiek weinig gebruik maken van dit gebied. Dit betekent dus ook dat de impact van een windturbineproject op de,bayervlakte geen grote impact zal hebben. Het gegeven dat er in de directe omgeving van het fort Liefkenshoek, gelegen nabij het projectgebied en langs de Schelde, weinig vleermuisactiviteit is, ondersteunt deze conclusie. [ 58 ]

63 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Beoordeling van effecten Op basis van hoger doorgevoerde effectenanalyse, en rekening houdend met de beschermingsstatuten van het projectgebied en zijn omgeving en de gemodelleerde risico)inschattingen (Grontmij, 2009) worden volgende toetsen doorgevoerd: een natuurtoets; een verscherpte natuurtoets; een toets aan het soortenbesluit; een passende beoordeling De natuurtoets De algemene ligging van het windturbinepark te Kallo is, binnen de ruime omgeving van de Waaslandhaven, en met het oog op het vermijden van schade, globaal gunstig. Het projectgebied is gelegen op geruime afstand van de natuurkernstructuur van de haven zodat geen sprake is van vermijdbare schade voor belangrijke broedvogelpopulaties. Ook voor vleermuizen is de gekozen populatie gunstig aangezien het geïndustrialiseerde centrum van de haven relatief weinig wordt gebruikt door vleermuizen. De risico s voor watervogels die zich ophouden langs de Schelde is aanvaardbaar. Er is immers gebleken dat het overgrote deel van de vliegbewegingen van meeuwen, watervogels en steltlopers sterk gebonden is aan de Schelde zelf en dat vliegbewegingen landinwaarts voor de meeste soorten beperkt zijn. Enkel zijn er, relatief kleine, risico s voor grote meeuwen en ganzen die regelmatig het projectgebied dwarsen. De aanvaringskansen zijn echter al bij al laag tot zeer laag (grote meeuwen: gemiddeld < 1 per jaar (gemiddeld scenario), ganzen : gemiddeld < 1 per jaar (gemiddeld scenario). Op vlak van verstorende invloed is het aangewezen om zoveel mogelijk landinwaarts turbines te plaatsen. In een proces van evaluerend ontwerpen is dit ook gebeurd. Conclusie: De natuurtoets wordt doorstaan, er treedt geen vermijdbare schade op zoals bedoeld in Artikel 16 van het Decreet Natuurbehoud. [ 59 ]

64 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader De verscherpte natuurtoets De slik- en schorgebieden ter hoogte van het projectgebieden dragen de naam Ketenisseschor. Deze behoren tot VEN-gebied 304:,Slikken en schorren langsheen de Schelde. We voeren de beoordeling door in het licht van de omschrijving van het gebied (cfr. Achtergrondnota Natuur, 2006). Beschrijving: De vaarweg van de Schelde en de aangelegen slikplaten en schorren, waar door de getijdenwerking een zeer dynamisch en specifiek klimaat bestaat, hebben een zeer hoge ecologische waarde. De hoge natuurlijke productiviteit van het ecosysteem heeft zijn weerslag over de ganse voedselketen zowel naar soorten als naar aantallen. Belangrijk is de aanwezige gradiënt zout-brak-zoet in de getijdengevoelige zone. De landschapsbepalende structuur maakt dat ook trekkende fauna deze route prefereert. Enkele grotere natuurgebieden (Verdronken land van Saeftinghe, Groot Buitenschoor, Galgenschoor) vormen de kernen van het natuurlijk systeem maar de tussenliggende eerder smalle oeverzones zijn uiterst belangrijke verbindingen. De netwerkfunctie van het VEN-gebied is belangrijk. Zeer waardevolle en waardevolle voorkomende vegetaties : Voorkomende en beschermde vegetaties conform het Besluit van 23 juli 1998 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en conform het Bosdecreet zijn aangegeven in vet. PLASSEN EN VIJVERS (stilstaand of traag stromend water) ae eutrofe plas (diverse plantengemeenschappen) ah min of meer brakke plas MOERASSEN mr rietland (ook andere Phragmition-vegetaties) GRASLANDEN hj vochtig, licht bemest grasland gedomineerd door russen (Pitrus en Zeegroene rus; geen Veldrus) hp* soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden hpr weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf hpr* soortenrijk weilandcomplex met veel sloten en/of microreliëf hr verruigd grasland hu mesofiel hooiland (Arrhenatherion) DUINEN, SLIKKEN EN SCHORREN da Schorre ds slik of spuikom POPULIERENAANPLANTEN lhb populierenaanplant op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei lhi populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei ANDERE LOOFHOUTAANPLANTEN (exclusief populier, eik of beuk) N loofhoutaanplant (vaak worden de dominante boomsoorten weergegeven) ANDERE GEKARTEERDE ELEMENTEN kf oud militair fort ku* pioniervegetaties allerlei en soortenrijke ruigten (op vergraven en opgehoogde terreinen, voormalig akkerland ) KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN kb bomenrij (tussen haakjes kunnen de dominante boomsoorten weergegeven worden) kd dijk kt talud Knelpunten voor het gebied: - De aanliggende alluviale vlakte van de Schelde is grotendeels bebouwd (industrieterrein en/of bewoning), op een zeldzame plaats is nog open ruimte maar de relatie met de vallei is nagenoeg onbestaande door de bedijking. - De waterkwaliteit evolueert weliswaar in gunstige zin, maar blijft vooralsnog een beperkende bepalende factor voor de natuurkwaliteit. - Door de algemene waterbeheersingswerken van vnl. de laatste eeuw is de rivierdynamiek sterk gestegen en vertoont ze zeer onnatuurlijke pieken (trechterwerking). Door de bedijking kan het water veel hoger stijgen. Door de rechttrekking en de uitdieping kan de vloedwerking veel verder landinwaarts komen. Verwachte zeespiegelstijging vraagt een zeer ver vooruitziende planning rond de waterbeheersing om minimaal een gelijkblijvend veiligheidsniveau te halen. [ 60 ]

65 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Bij de beoordeling van eventuele effecten als gevolg van voorliggend windturbineproject ten opzichte van het VEN-gebied dient vooreerst vastgesteld dat dit project op geen enkele wijze leidt tot ecotoopverlies binnen het gebied. De omschrijving van de knelpunten voor dit VEN-gebied wijzen er op dat vooral ingrepen die effecten hebben op de waterhuishouding en de waterkwaliteit relevant zijn voor dit gebied. Dergelijke ingrepen behoren niet tot het project. Niettegenstaande kan in een ruimere interpretatie ook de vraag gesteld of het voorliggend windturbineproject effecten zou kunnen genereren voor de soorten die gebonden zijn aan deze ecotopen. Zoals eerder in deze rapportage aan bod kwam, is de Schelde en zijn slikken en schorren van belang voor overwinterende en pleisterende watervogels en voor broedvogels (op de schorren). Onze effectenanalyse heeft voldoende duidelijk gemaakt dat het niet te verwachten is dat de voorliggende 4 windturbines effecten zouden hebben op de soorten die gebonden zijn aan de estuariene ecotopen, zoals dat in het VEN-gebied. Het voornaamste te beschouwen risico is dat voor de (Grauwe) ganzen die foerageren op het Ketenisseschor en zich regelmatig verplaatsen in zuidelijke en zuidwestelijke richting. Mede doordat vastgesteld is dat deze vogels hier tamelijk laag vliegen (net vertrokken van het schor, niet veel hoogte gewonnen) zal het aantal aanvaringsslachtoffers zeer beperkt blijven (< 1 per jaar in het gemiddeld scenario, 7/jaar in worst case scenario).om finaal het effect hiervan te beoordelen dient rekening gehouden met de totale grootte van de populatie. Ons baserend op de natuurdoelen voor de omgeving van de Antwerpse haven (zie verder) zijn er tot overwinterende ganzen aanwezig, bedraagt dit in het worst case scenario dus ca. 0,1% van de populatie. Dit is ruim onder de 1% en de 5% criteria die worden voorop gezet als kritische drempels in de recente en aanvullende rapportage van het INBO i.v.m. de aanzet voor een beoordelingskader- en significantiekader (Everaert & Peymen, 2013). Conclusie: De verscherpte natuurtoets wordt doorstaan. Er zijn geen significante effecten op het VEN. [ 61 ]

66 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader De toets aan het soortenbesluit Ook voor activiteiten die niet moedwillig leiden tot het doden of verstoren van vogelsoorten en vleermuissoorten, zoals windturbineprojecten, kan niet bij voorbaat gesteld dat dit besluit niet van toepassing is. Zoals echter ook reeds aangegeven onder de natuurtoets is de locatiekeuze gunstig en kan op basis van de effectenanalyse in deze rapportage worden geconcludeerd dat voor de 4 windturbines die onderwerp zijn van deze ontheffing : betekenisvolle verstoring van vleermuissoorten (Bijlage IV) niet te verwachten zijn, betekenisvolle verstoring van vogelsoorten niet te verwachten is. Het is onwaarschijnlijk dat het (zeer) beperkt aantal slachtoffers dat mogelijk kan optreden onder grote meeuwen en Grauwe ganzen er toe zal leiden dat de staat van instandhouding van deze soorten in het havengebied in het gedrang komt (zie ook beoordeling in de verscherpte natuurtoets voor grauwe ganzen) Passende beoordeling (Opmerking: om niet teveel in herhaling te vallen wordt in onderstaande tekst her en der verwezen naar paragrafen en tekstdelen elders in deze nota). Of voorliggend windturbineproject leidt tot betekenisvolle effecten dient afgewogen tegen de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor dit project relevante gebieden. Van specifiek belang zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor vogels. Hiervoor wordt verwezen naar de 2 onderstaande tabellen. De IHD voor vogels in de omgeving van de Haven van Antwerpen zijn tot stand gekomen in verschillende fasen (o.a. Van Hove e.a. 2004a; Van Hove e.a. 2004b) en hebben daarom betrekking op verschillende deelgebieden. Van specifiek belang in voorliggend project zijn volgende deelgebieden (kolommen): IHD overlap SBZ-V 3.6 met LO. Het betreft de IHD voor SBZ-V 3.6 Polders en Schorren van de Beneden-Schelde voor het gedeelte gelegen op de linker Scheldeoever (echter excl. Ketenisseschor); IHD Ketenisseschor Het betreft de IHD voor SBZ-V 3.6 Polders en Schorren van de Beneden-Schelde gedeelte Ketenisseschor. Rekening houdend met de natuurwaarden (o.m. de bijkomende inventarisaties cfr. Bijlage 1.) die zijn vastgesteld in de directe omgeving van het projectgebied dient in deze passende beoordeling de aandacht uit te gaan naar volgende soorten/soortgroepen: Broedvogels: Bruine kiekendief en Blauwborst Overwinterende ganzen Steltlopers die foerageren langs de slikken van de Schelde [ 62 ]

67 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Tabel : IHD voor broedvogels voor de verschillende (deel)gebieden in en om de haven van Antwerpen (naar ANB, 2006 Achtergrondnota Natuur). IHD overlap SBZ-V 3.6 met LO min max naar KBR Groot Rietveld IHD "Kuifeend" IHD Blokkersdijk IHD Galgenschoor IHD Groot Buitenschoor IHD Ketenisseschor Totaal achtergrondnotagebied optellen 81 ha Riet en water min max min max min max min max min max Min Max Broedvogels: Rietvogels Bruine kiekendief Rietzanger Baardmannetje Blauwborst Roerdomp Broedvogels: Watervogels Krakeend Kuifeend Slobeend Knobbelzwaan Broedvogels: Weidevogels Scholekster Tureluur Grutto Broedvogels: Kust- en koloniebroeders Kluut Visdief Strandplevier Zwartkopmeeuw Bergeend Kleine plevier Steltkluut Bontbekplevier Kokmeeuw Andere Oeverzwaluw Goudplevier Tabel : IHD voor niet-broedvogels voor de verschillende (deel)gebieden in en om de Haven van Antwerpen (naar ANB, 2006 Achtergrondnota Natuur). IHD overlap SBZ-V 3.6 met LO naar KBR Groot Rietveld IHD "Kuifeend" IHD Blokkersdijk IHD Galgenschoor IHD Groot Buitenschoor IHD Ketenisseschor Totaal achtergrondnotagebied optellen 81 ha min max Riet en min max min max min max min max min max Min Max Niet-broedende vogels Kemphaan NVT NVT Kluut NVT NVT Goudplevier NVT NVT Grauwe gans NVT NVT Slobeend NVT NVT Krakeend NVT NVT Pijlstaart NVT NVT Kleine zwaan NVT NVT Wilde zwaan NVT NVT Kuifduiker NVT NVT Parelduiker NVT NVT Roodkeelduiker NVT NVT Lepelaar NVT NVT Nonnetje NVT NVT Rosse Grutto NVT NVT [ 63 ]

68 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader We hernemen de vaststellingen en conclusies die eerder zijn gegeven in deze nota ten aanzien van deze soorten/soortgroepen: BROEDVOGELS : BRUINE KIEKENDIEF EN BLAUWBORST Er dient rekening gehouden met het voorkomen van leefgebieden van vogelrichtlijnsoorten Blauwborst en Bruine kiekendief binnen de contouren van het projectgebied (zie hoger). Zoals blijkt uit de monitoringsrapportages van het INBO is de oude Bayervlakte echter van afnemend belang voor deze soorten. Reden is uiteraard dat dit gebied in toenemende mate wordt ingenomen door de haven. Wat betreft de nog niet ingenomen gedeelten geldt dat er sprake is van spontane verbossing en maïsakkers zodat ook die delen momenteel weinig interessant zijn voor soorten van riet en water - en plas en oever -ecotopen. Zoals aangegeven in 3.4 en gebeuren in het kader van het soortenbeschermingsprogramma voor de Bruine kiekendief wel bepaalde inspanningen om de noordrand van de Bayervlakte wat geschikter te maken als foerageergebied. Voor wat betreft de soort Blauwborst, en rekening houdend met het gedrag van de soort, is er sowieso geen sprake van een noemenswaardig risico. Deze soort houdt zich gedurende het broedseizoen op in struwelen en rietvegetaties en foerageert langs slikranden van waterpartijen. Daardoor bevinden individuele vogels zich haast nooit hoger dan 5, maximaal 10 meter, boven maaiveld en kunnen Blauwborsten dus op geen enkele manier slachtoffer worden van een draaiende turbine.. De situatie voor Bruine kiekendief verschilt enigszins. Deze soort speurt actief naar prooien door boven rietvelden of landbouwgebieden te vliegen. Alvast dient onderstreept dat individuele vogels bij dit voedsel zoeken zich doorgaans niet erg hoog boven het maaiveld begeven. Het laag vliegen over rietvelden, met de vleugels in een kenmerkende V is een gekend beeld. Het zou de risico-inschatting kunnen vergemakkelijken, wanneer aangeven zou kunnen worden welk gedeelte van de tijd gevlogen wordt op welke hoogte. In elk geval is dit afhankelijk van lokale omstandigheden in een gebied (kenmerken foerageer- en broedgebied, aanwezigheid obstakels in het landschap, ) en een precieze inschatting zou gericht onderzoek vragen. Op basis van onze kennis van deze soort en de kenmerken van de turbines (zie hoger, met onderkant wiek op ca. 77 m hoog) mag echter aangenomen worden de vliegbewegingen voor minimaal 90% onder rotorhoogte zullen plaatsvinden. Dit reduceert meteen zeer sterk het (theoretisch) risico voor deze soort om het slachtoffer te worden van een aanvaring met een windturbine op de projectlocatie. Daarbij dient dan nog de kans in beschouwing genomen dat individuen van de soort effectief ter hoogte van de geplande turbines zouden vliegen. Voor de 2 zuidelijke turbines, WT1 en WT3, is de kans daarop nagenoeg onbestaande omdat beide turbines in feite aan de rand of zelfs tussen gebouwencomplexen gelegen zijn en het niet te verwachten is dat de dieren hier voedsel komen zoeken. In de huidige situatie, en nu er langs de noordzijde van de Bayervlakte nog open ruimte beschikbaar is, zouden theoretisch kiekendieven die in Ketenisseschor broeden, nog kunnen foerageren ter hoogte van de in te [ 64 ]

69 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader planten turbines WT6 en WT7. Ook hier dient evenwel de randbemerking gemaakt dat dit gebied momenteel wellicht weinig interessant is voor kiekendieven omdat de afwisseling van verboste zones en maïsvelden niet dadelijk gekenmerkt worden door een hoog prooiaanbod voor de kiekendief. (zie par ). De ontbossing van een perceel van 7 ha biedt wellicht bijkomende foerageermogelijkheden maar alleszins kan ook hier weer verwacht worden dat de kiekendief op zoek naar prooi laag over het terrein zal vliegen. Er wordt besloten tot niet betekenisvolle effecten van de realisatie van de 4 windturbines (WT1, WT3, WT6 en WT7) op de Bayervlakte te Kallo. OVERWINTERENDE GANZEN Aanvaringskansen Ca. 33% van de eenden en ganzen die zijn waargenomen migreerden tijdens een uitvoerige inventarisatie vanuit de Scheldedijk in de periode oktober maart 2013 verplaatsten zich over land, gedefinieerd als het gebied van de Scheldedijk landinwaarts, over het projectgebied (zie Bijlage 1). Omgerekend per teldag betrof het gemiddeld ca. 75 vogels. Het grootste deel van de waarnemingen, in het bijzonder deze over land en over het projectgebied, betreft Grauwe gans. Vermoed wordt dat Grauwe ganzen richting natuurgebieden (permanente of tijdelijke) en landbouwgebieden in de rand van de Waaslandhaven vliegen. Het merendeel van de ganzen, 90%, vloog daarbij op een hoogte van ca. 30 m over het projectgebied. In zijn de risico s voor aanvaringen met grauwe ganzen berekend, zowel in een gemiddeld als in een worst case scenario waarbij enerzijds rekening gehouden werd met de 4 turbines van voorliggend project en anderzijds met de 2 turbines die in de Bayervlakte reeds aanwezig zijn. Berekend werd dat het aantal aanvaringsslachtoffers zeer beperkt zal blijven (< 1 per jaar in het gemiddeld scenario). In een worst case + cumulatieve benadering, kan het aantal slachtoffers onder ganzen oplopen tot ca. 7 dieren per jaar. Om finaal het effect hiervan te beoordelen dient rekening gehouden met de totale grootte van de populatie. Ons baserend op de natuurdoelen voor de omgeving van de Antwerpse haven (zie verder) zijn er tot overwinterende ganzen aanwezig, bedraagt dit in het worst case scenario dus ca. 0,1% van de populatie. Dit is ruim onder de 1% en de 5% criteria die worden voorop gezet als kritische drempels in de recente en aanvullende rapportage van het INBO i.v.m. de aanzet voor een beoordelingskader- en significantiekader (Everaert & Peymen, 2013). De risico s voor aanvaringen met Grauwe gans worden, rekening houdend met een tot doel gestelde IHD voor Grauwe gans als niet betekenisvol beschouwd (<1%-norm). Verstoring Aanvullend dient een mogelijke verstoring van ganzen die foerageren op Ketenisseschor beschouwd. Op basis van voorliggende nota lijkt een verstoringsafstand van 300 meter voor eenden en ganzen geschikt (zie ). De 4 turbines liggen allemaal op een beduidend grotere afstand. [ 65 ]

70 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 4 : Juridische en Beleidsmatig kader Dat Ketenisseschor als foerageergebied weinig belangrijk is voor Grauwe gans wordt bevestigd door de IHD. Voor Ketenisseschor zijn immers geen overwinterende ganzen tot doel gesteld (zie hogerstaande tabel). Er wordt besloten dat er geen betekenisvolle effecten optreden voor verstoring van Grauwe gans (foeragerend op de slikken van Ketenisseschor). STELTLOPERS FOERAGEREND LANGS DE SCHELDE Broedende Kluten (opgenomen in de IHD voor Ketenisseschor) kunnen aangenomen worden geen betekenisvolle effecten te zullen ondervinden vanwege draaiende windturbines in het projectgebied. Aanvaringen zijn sowieso quasi uitgesloten gezien de vogels zich in het broedseizoen territoriaal gedragen en bijna steeds aanwezig zullen zijn op Ketenisseschor zelf. Mede daardoor kan er aangenomen worden dat er een vorm van gewenning optreedt en verstoring niet wezenlijk is. Buiten het broedseizoen is het weinig waarschijnlijk dat het komt tot aanvaringen van steltlopers met windturbines. Risicovolle vliegbewegingen van steltlopers (over projectgebied) werden bv. slechts zeer zelden vastgesteld tijdens 12 tellingen in de periode oktober 2012 maart 2013 (zie ivm Monitoring slaaptrek in Kallo). Geconcludeerd wordt dat er geen significante effecten te verwachten zijn op steltlopers. Tot slot wordt voor effecten op vleermuizen (Bijlage III natuurdecreet en ook onderwerp van een passende beoordeling) verwezen naar Hieruit blijkt duidelijk dat effecten op vleermuizen niet te verwachten zijn. [ 66 ]

71 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling 5.3 Discipline Landschap : visuele impact en impact op erfgoed Referentiesituatie Het landschap waarbinnen de turbines worden ingepland, ic de site Loghidden City, is een grootschalig logistiek landschap met loodsen zonder hoge blikvangers (> 25 m). De site is daarenboven langs alle zijden omgeven : door (petro)chemische met hoge industriële installaties, schouwen, flairs, zoals Lanxess (ten oosten), Hercules, Ineos Phenol, Monument chemical, (allen ten westen) door portuaire installaties met portaalkranen oa rondom Deurganckdok (ten westen) door hoogspanningsinstallaties (oa Brabo in uitbouw in de noordhoek van het terrein Loghidden City) Het betreft bijgevolg een hoogdynamisch landschap, met zeer veel verticale beelddragers die weinig tot niet structurerend zijn en een beperkte beeldkwaliteitswaarde hebben. Ze vormen wel een typisch landschap voor een wereldhaven. Zeer recent werden het eerste tiental windturbines van het project Wind aan de Stroom gebouwd en in exploitatie genomen. Deze staan verspreid over de haventerreinen langsheen het Waaslandkanaal, Vrasenedok en Deurganckdok. Onder het hoofdstuk slagschaduw is de inplanting van de dichts bij het projectgebied gelegen turbines weergegeven. Hierdoor kreeg dit havenlandschap ook het karakter van energielandschap. De erfgoedwaarden in de omgeving van het projectgebied zijn beperkt. In de context van dit dossier zijn enkel te noemen : het Fort Liefkenshoek (met zijn bastions en restanten van ravelijnen en wal) ten noorden (monument), het Fort Lillo (met ruïne, kruimagazijn, kazematten, officierswoningen, ) ten noorden op de rechteroever van de Schelde (monument en dorpsgezicht), de ankerplaats Brakwaterschorren langsheen de Schelde ten noorden van Antwerpen waartoe de Ketenissepolder behoort. [ 67 ]

72 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Figuur : Zicht op recent gebouwde turbine (Wind aan de Stroom) en hoogspanningsmast foto vanuit Kallo in noordelijke richting Figuur : Zicht op een havenlandschap gedomineerd door hoogspanningsmasten, windturbines (Wind aan de Stroom), industriële installaties en (in de verte) portaalkranen. Zicht vanaf de westrand van Kallo in noordelijke richting. Figuur : Zicht (over de Ketenislaan) op het projectgebied vanaf de Scheldedijk bij Ketenisseschor. Het landschapsbeeld wordt nu reeds bepaald door de (achterliggende) windturbines (Wind aan de Stroom) en het havenlandschap met schouwen, portaalkranen en hoogspanningsmasten in de achtergrond [ 68 ]

73 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Figuur : Zicht op de windturbine Kruisschans vanaf de Scheldedijk bij Ketenisseschor over de Schelde. Hieruit blijkt de landschappelijke impact van een grootschalige windturbine binnen een havenlandschap met kranen, schouwen, hoogspanningsmasten,.. [ 69 ]

74 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Beschrijving en beoordeling van effecten LANDSCHAPSVISUEEL ASPECT De bijkomende windturbines worden als inpasbaar beschouwd in het bestaande maritiem-industriële landschap. Het landschap rondom het projectgebied wordt immers gedomineerd door tal van grote verticale elementen met diverse functies. En dit zowel voor vista s binnen het havenlandschap als zichten vanuit Kallo of over de Schelde (zie ook foto s hogerstaand). Meestal komen verticale elementen voor in voorplan, in middenplan en in achterplan. Het betreft hoofdzakelijk artificiële elementen, wat bomenrijen of kleine bosjes niet te na gesproken. Deze blikvangers zijn niet tot nauwelijks structurerend voor het landschap (ze accentueren geen structuren en oriënteren nauwelijks) maar hun samenhang leidt wel tot de identiteit van het havenlandschap. Windturbines zijn binnen deze context goed landschappelijk inpasbaar, zoals ook blijkt uit de foto s op vorige pagina s. Vanuit de omgeving (bvb Kallo, van over de Schelde, ) worden windturbines als een onderdeel van het havenlandschap ervaren. Ze worden als landschapseigen ervaren. Hun inplanting beoogt overigens geen structuur te brengen in het landschap. Een visualisatie via een simulatieprogramma draagt aan deze beoordeling van de landschapsvisuele inpasbaarheid dan ook zeer weinig bij. ERFGOEDWAARDEN De meest nabije erfgoedwaarden zoals ze hoger werden benoemd (ic Ketenisseschor en de 2 dichtstbij gelegen forten) zijn vandaag reeds gelegen temidden van het havenlandschap met zijn talrijke artificiële industriële en portuaire verticale beelddragers. De 4 bijkomende windturbines leiden in die zin niet tot enig bijkomend contextverlies. [ 70 ]

75 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling 5.4 Discipline Mens : aspect geluid Voor de uitwerking van deze discipline werd beroep gedaan een geluidstudie door Bureau De Fonseca, Accoustical Engineering (9 november 2015, Ref 2015R237) opgemaakt door Lutgarde Muyshondt (erkend deskundige Geluid en trillingen) Methodiek Beoordelingskader De omliggende beoordelingspunten zijn verspreid over de meest kritische bestemmingen van het gewestplan en omvatten : woongebied woongebied binnen 500 m rond industriegebied Dit is aangegeven op onderstaande figuur. Figuur : Gewestplan met aanduiding van de woonzones in de omgeving van de inplantingszone. We merken hierbij op dat de toetsing ter hoogte van de dorpskern van Doel ten overvloede gebeurt aangezien deze kern volgens het recente GRUP van de Waaslandhaven (en ook de eerdere vernietigde versie) in de toekomst zal verdwijnen. Er zijn geen geluidsmetingen uitgevoerd van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Daarom gelden de richtwaarden van tabel van Vlarem II als grenswaarden voor het maximaal toegestane specifiek geluid van de turbines. Deze zijn weergegeven in onderstaande figuur. Figuur : Richtwaarden voor het specifiek geluid volgens Vlarem II [ 71 ]

76 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Modelberekening De berekening van het specifiek geluid is uitgevoerd conform de toelichtingsbijlage, punt F14 van bijlage 4 van titel I van het VLAREM. De berekeningen zijn uitgevoerd met het softwarepakket IMMI (van de firma Woelfel) dat de berekeningen uitvoert volgens de norm ISO (1996). De instellingen zijn : de 6 turbines (2 vergunde + 4 aan te vragen) zijn een puntbron op masthoogte de immissie wordt berekend op 4 m hoogte de berekeningen zijn uitgevoerd in octaafbanden er zijn geen belangrijke hoogteverschillen in de omgeving, het terrein is volledig vlak de berekeningen zijn uitgevoerd voor 10 C en 70 % relatieve vochtigheid de bodemabsorptiefactor wordt op G = 0,2 genomen (weinig absorberend) de aanwezige waterpartijen worden apart gemodelleerd als G = 0,0 er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheid van huizen of vegetatie de berekeningen worden uitgevoerd voor meewindcondities er is geen meteocorrectie toegepast. GEEN SIGNIFICANTE CUMULATIE MET ANDERE PROJECTEN Bij screening bleek dat er geen cumulatie kan zijn (van de contouren van 39 db(a)) van het voorgenomen project met deze van bestaande of geplande en vergunde windturbines. Om deze reden wordt voor de bestaande of vergunde turbines geen modellering uitgevoerd, behoudens voor de 2 vergunde turbines op de site Loghidden City zelf Gehanteerd bronniveau Het juiste turbinetype is nog niet gekozen. Onder andere volgende types komen in aanmerking (niet limitatieve noch definitieve lijst) 5 : Siemens met ashoogte 115 m, brongeluid 106 db(a) Siemens met ashoogte 122 m, brongeluid 106 db(a) Siemens met ashoogte 142 m, brongeluid 106 db(a) Enercon E115-3MW met ashoogte 135 m, brongeluid 106 db(a) Senvion 3.0M1122 met ashoogte 136 m, brongeluid 104,5 db(a) Senvion 3.0M1122 met ashoogte 139 m, 104,5 db(a) Senvion 3.2M114VG met ashoogte 120 m, brongeluid 104,2 db(a) Senvion 3.2M114VG met ashoogte 140 m, brongeluid 104,2 db(a) Senvion 3.2M114 met ashoogte 119 m, brongeluid 104,2 db(a) Senvion 3.2M114 met ashoogte 140 m, brongeluid 104,2 db(a) Nordex N117-3MW met ashoogte 120 m, brongeluid 105 db(a) Binnen deze lijst selecteren we de turbine met de kleinste masthoogte en het hoogste brongeluid. Deze zal immers zeker tot de grootste geluidsbelasting leiden. Daarom wordt verder gerekend met de Siemens met ashoogte 115 m als worst case aanname. Bij de keuze voor andere types zal de geluidsbelasting zeker niet hoger zijn. 5 Lijst aan de deskundige geluid doorgegeven bij de aanvang van diens studie. Deze lijst verschilt in zeer beperkte mate van de lijst gehanteerd voor slagschaduw. Dit vormt geen probleem. De lijst heeft vooral tot doel een worst case windturbine te selecteren voor de berekeningen [ 72 ]

77 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Het geluidsvermogen in octaafbanden bij een windsnelheid van 8 m/s op 10 m hoogte volgens de gegevens van de fabrikant (alle waarden in db(a)) is weergegeven in onderstaande figuur. Figuur : Geluidsvermogen in octaafbanden van de worst case turbine volgens gegevens van de fabrikant [ 73 ]

78 2 vergunde cumulatief Limiet dag Limiet nacht BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Beschrijving van effecten Voor elk beoordelingspunt is de immissie berekend (in db(a)) per turbine en dan samengeteld en dit zowel voor de 2 vergunde turbines als voor de 6 turbines cumulatief. De waarden voor de individuele bijdrage van elke turbine is eveneens weergeven in onderstaande tabel. Het totale geluidsniveau wordt daarna vergeleken met de grenswaarde voor de dagperiode en voor de avond/nachtperiode. Tabel : Individuele bijdragen van elke turbine en cumulatief ter hoogte van de beoordelingspunten en toetsing aan Vlarem (waarden in db(a)) Punt X Y WT1 WT2 WT3 WT5 WT6 WT7 N N N N N N N N N N N N N N De beoordelingspunten zijn gesitueerd op kaart 5. [ 74 ]

79 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Kaart 5 [ 75 ]

80 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling De resulterende geluidskaart wanneer alle turbines aan maximaal geluidsvermogenniveau van 106 db(a) functioneren is hieronder weergegeven. Figuur : Gemodelleerde geluidskaart wanneer alle turbines aan maximaal geluidsvermogenniveau van 106 db(a) functioneren. [ 76 ]

81 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Beoordeling van effecten De bovenstaande berekeningen zijn gebaseerd op een absoluut worst case scenario waarbij alle turbines werken aan een regime met maximaal brongeluid en bovendien de laagste turbinetype gemodelleerd werd die het meest geluid produceert. Op geen enkel punt wordt de wettelijke geluidsgrens overschreden. De berekende waarden zijn vele malen lager dan de strengste limiet voor woongebied s nachts. [ 77 ]

82 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling 5.5 Discipline Mens : aspect slagschaduw De schaduw opgewekt door de draaiende beweging van de wieken van een windturbine kan op bepaalde plaatsen en onder bepaalde omstandigheden een hinderlijk schaduweffect onder de vorm van een wisselende lichtsterkte veroorzaken. Dergelijke effecten zijn voornamelijk hinderlijk wanneer de schaduw door ramen valt en zich bijvoorbeeld over een werkplaats beweegt waar gestudeerd of gelezen wordt. Daarom werd een slagschaduwstudie uitgevoerd door 3E uitgevoerd (17 november Referentie PR108426). De onderstaande uitwerking is volledig op dat rapport gebaseerd Methodiek Beoordelingskader Artikel van de Vlaremtrein 2012 (BVR van 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012) vermeldt een maximum van 8 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag voor elk relevant slagschaduwgevoelig object. Voordien was de norm 30 uur effectieve slagschaduw per jaar. Op basis van de nota aan Vlaamse Regering kunnen voor industrieterreinen mits motivatie versoepelingen worden toegestaan. Met de Vlaremtrein 2015 wordt deze norm voor wat industriezones betreft ook generiek versoepeld, ic tot 30 effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Het verslag aan de Vlaamse Regering omvat daartoe volgende verantwoording : Sinds 31 maart 2012 gelden de nieuwe milieuvoorwaarden voor windturbines (BVR van 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012). De hinder door slagschaduw wordt door de nieuwe sectorale voorwaarden beperkt tot maximaal 8 uur slagschaduw per jaar en maximaal 30 min/dag. Deze normering geldt ten opzichte van slagschaduwgevoelige objecten waar slagschaduw van windturbines hinder kan veroorzaken, zoals onder meer woningen, ziekenhuizen, rusthuizen, schoolgebouwen, kantoorgebouwen, Ook voor slagschaduwgevoelige objecten in industriezones (werkplaatsen, kantoorgebouwen, ) geldt deze norm van 8 uur slagschaduw per jaar en maximaal 30 minuten per dag. Voordien was sprake van een norm van maximaal 30 uur effectieve slagschaduw per dag in bewoonde woningen (omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 geldig van mei 2006 tot maart 2012). Over industriële slagschaduwgevoelige objecten gebeurde in de omzendbrief geen expliciete uitspraak. De voorgaande omzendbrief, geldig van juli 2000 tot mei 2006, stelde geen voorwaarden voor slagschaduw ( omwille van de minimale afstand van 150 m (is) de invloed naar de menselijke leefomgeving verwaarloosbaar of niet van toepassing ). De Hoge Gezondheidsraad (HGR) stelt in zijn advies van 21 mei 2013 over de inplanting van windenergie op land om de in Noordrijn-Westfalen geldende standaard voor slagschaduw (30 uur per jaar en 30 minuten per dag, onafhankelijk van de bewolking) na te leven. Dit stemt overeen met de nieuwe milieuvoorwaarden voor slagschaduw van 8 uur slagschaduw per jaar en 30 minuten per dag (BVR 23/11/2011). Voor de exploitatie van windturbines in een industriële omgeving, kan een hogere waarde voor slagschaduw aanvaardbaar zijn. Ook voor geluidsnormen geldt een differentiëring per gewestplanbestemming, waarbij industriezones soepeler normen krijgen dan woongebieden. [ 78 ]

83 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Het wijzigingsartikel laat toe om bindende, soepelere normen voor slagschaduw door windturbines op industrieterreinen te realiseren om zo de inplanting van windturbines op de door het beleid gekozen preferentiële locaties (industrieterreinen) te faciliteren. Voor woningen blijft, ook in industriegebieden, de bestaande norm behouden van 8 uur per jaar en 30 minuten per dag, conform het advies van de Hoge Gezondheidsraad. Met industriegebieden worden de gebieden bedoeld, volgens het gewestplan bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Dit omvat gebieden voor vervuilende industrieën, gebieden voor milieubelastende industrieën en de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. De terugkeer naar de norm van vroeger, ic 30 uur effectieve slagschaduw per jaar, voor wat industriezones betreft, is nog niet definitief vastgesteld en gepubliceerd. Op dit ogenblik ( ) geldt ook op industrieterrein de strengere norm van 8 uur nog. De toetsing zal gebeuren op het moment van vergunningverlening. Om aan de normen te voldoen zijn verschillende oplossingen mogelijk : een oordeelkundige inplanting van de turbines de vaststelling dat de facto de turbines geen of minder hinder door slagschaduw kunnen veroorzaken op de receptor (bvb zonwering geïnstalleerd, geen ramen aanwezig in de richting van de windturbines, aanwezigheid beplanting, ) de vaststelling dat tijdens de periodes van verwachte slagschaduw op de receptor geen personen kunnen worden gehinderd (bvb slagschaduw op magazijn, slagschaduw op kantoren buiten kantooruren,..) het gestuurd stilleggen van de windturbine tijdens periodes waarin slagschaduwhinder verwacht wordt op basis van programmeerbare software op basis van voldoende zoninstraling, stand van de zon, exacte tijdstip van de dag, het sluiten van individuele overeenkomsten met de beïnvloedde receptoren Gemodelleerde turbinetypes Het exacte type turbines is nog niet gekozen. Onder andere volgende turbines zouden volgens Katoen Natie in aanmerking komen 6 : Enercon E115-3MW met ashoogte 92 m Enercon E115-3MW met ashoogte 135,4 Senvion 3,2M 114VG met ashoogte 123 m Senvion 3,4M 114 met ashoogte 119 m Senvion 3,4M 114VG met ashoogte 123 m Siemens SWT-3,0/3,2-113 met ashoogte 115 m Siemens SWT-3,0/3,2-113 met ashoogte 122 m Nordex N117-3MW met ashoogte 120 m 6 Lijst aan de deskundige slagschaduw doorgegeven bij de aanvang van haar studie. Deze lijst verschilt in zeer beperkte mate van de lijst gehanteerd voor geluid. Dit vormt geen probleem. De lijst heeft vooral tot doel een worst case windturbine te selecteren voor de berekeningen [ 79 ]

84 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling De berekeningen in de slagschaduwstudie van 3E werden uitgevoerd voor de turbinetypes met de grootste impact (grootste as- en tiphoogte), nl. Enercon E115-3MW met ashoogte 135,4 m en Nordex N117-3MW met ashoogte 120 m Cumulatie Bij de modelleringen van slagschaduw werden de volgende turbines cumulatief mee beschouwd : 13 turbines van Wind aan de Stroom die dichtst bij het project gelegen zijn. Het betreft 12 turbines uit de eerste aanvraag van Wind aan de Stroom en 1 uit de ontheffingsaanvraag van Wind aan de Stroom. Het betreft alle turbines gelegen tussen de Schelde, het Waaslandkanaal en het Deurganckdok. de 2 bestaande turbines (GRC Kallo & Kruisschans) de 2 vergunde turbines van Katoen Natie op de site Loghidden City De afzonderlijke impact van het project (4 windturbines) is weergegeven in par Slagschaduwcontouren. De cumulatieve impact van het project is weergegeven onder par Impact op de vergunde situatie. [ 80 ]

85 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Beschrijving van effecten Slagschaduwcontouren Als een eerste stap in de slagschaduwstudie 7 werden de slagschaduwcontouren berekend die een afbakening geven van de zone waar de verwachte hoeveelheid slagschaduw per jaar maximaal 4u, 8u, 16u en 32u betreft. De onderstaande afbeeldingen geven de contouren weer voor de beide worst case turbines. De contour van 8h verwachte slagschaduw die in de Vlarem als sectorale slagschaduwnorm is opgenomen, wordt telkens in het rood weergegeven. Figuur : Slagschaduwcontouren voor turbinetype Enercon E115 met 135 m ashoogte Figuur : Slagschaduwcontouren voor turbinetype Nordex N117 met 120 m ashoogte 7 In de slagschaduwstudie van 3 E worden de slagschaduwcontouren berekend voor 2 worst case turbines op dit vlak : de Enercon E115-3MW met ashoogte 135,4 m en Nordex N117-3MW met ashoogte 120 m. [ 81 ]

86 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Impact op de vergunde situatie Onderstaande figuur geeft de bijkomende impact weer bij de plaatsing van de 4 bijkomende turbines (voorwerp van deze ontheffingsaanvraag) op de vergunde situatie (te weten : 2 operationele turbines (GRC Kallo linkeroever en Kruisschans op rechteroever), 2 vergunde turbines Katoen Natie en 13 van de turbines in aanbouw van Wind aan de Stroom). Figuur : Bijkomende slagschaduwimpact door plaatsing 4 bijkomende windturbines (4 h contour in blauw) op de vergunde situatie (4 h contour in groen) Uit de figuur kan afgeleid worden dat de bijkomende slagschaduwimpact zich quasi volledig over water ic over de Schelde uitstrekt. [ 82 ]

87 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Selectie representatieve receptoren Vervolgens worden binnen de contour van 4 uur verwachte slagschaduw, in overeenstemming met de Toelichtingsnota bij de Vlarem regelgeving een aantal goed gekozen woningen of andere gebouwen die representatief zijn voor alle gebouwen in de omgeving geselecteerd en gemodelleerd als slagschaduwreceptor. Hiertoe werd de volledige zone binnen de 4h-isocontour gescreend naar de aanwezigheid van gebouwen waarvoor de hoeveelheid verwachte slagschaduw een representatief beeld biedt op de hoeveelheid slagschaduw die kan worden verwacht ter hoogte van de overige gebouwen gelegen binnen de 4h-isocontouren. De representatieve gebouwen werden allen gemodelleerd als slagschaduwreceptoren volgens de greenhouse mode waarbij de receptoren een standaardraam vormen met 5 m breedte en 2 m hoogte geplaatst op een hoogte van 1 m boven de grond dat licht uit alle richtingen ontvangt. Kaart 6 geeft een overzicht van deze representatieve receptoren. In nevenstaande tabel zijn de representatieve receptoren weergegeven met hun XY coördinaat Slagschaduwberekening Voor elke representatieve receptor werd het verwachte aantal slagschaduwuren per jaar en per dag berekend waarbij slagschaduw als significant wordt beschouwd van zodra de zon hoger staat dan een hoek van 3 ten opzichte van de horizon. Lambert coördinaten Receptor X Y SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR SR De resultaten van de berekeningen worden samengevat in volgende tabel. Receptoren waar de slagschaduwnorm (8 uur/jaar) wordt overschreden worden in het vet weergeven. Waar de norm van 30 uur/jaar wordt overschreden is dat onderlijnd. In de laatste 2 kolommen is aangeduid voor welke receptorpunten de slagschaduwnorm wordt overschreden door de exploitatie van de 4 bijkomende turbines (in cumulatie met de bestaande en vergunde). Uiteraard cumuleert de exploitatie van de 4 bijkomende turbines ook in andere receptorpunten (ic waar de norm al dan niet reeds overschreden is) zoals blijkt uit de vergelijking van de tabelwaarden. SR Voor de resultaten van de vergunde situatie werden vergunde turbines gemodelleerd als turbines van het type met de grootste slagschaduwimpact voor een meerderheid van de receptoren nl Enercon E115 met ashoogte 135,4 m. De bijkomende turbines werden gemodelleerd als types die meeste slagschaduw geven voor receptoren : Enercon E115 ashoogte 135,4 m en Nordex N117 ashoogte 120 m. [ 83 ]

88 BOUW VAN 4 WINDTURBINES OP TERREINEN VAN KATOEN NATIE TE KALLO Ontheffing m.e.r. Deel 5 : Milieubeoordeling Kaart 6 [ 84 ]

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt)

Haven en Natuur. 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt) Haven en Natuur 22/05/2013 Laura Verlaeckt (Havenbedrijf Antwerpen) Peter Symens (Natuurpunt) 1.Havengebied van Antwerpen: situering 2.Haven en Natuur: van conflict naar samenwerking 3.Haven en Natuur:

Nadere informatie

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Art. 14. Art. 15. Art. 16. N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

augustus 17 Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i

augustus 17 Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i GOP - Dienst Mer Datum: augustus 17 Datum wijziging: (wijzigingen zijn gemarkeerd) Onderwerp: Rubrieken: Handleiding windturbines II, 3i en III, 3i Inhoudsopgave 1. Doel... 2 2. Rubrieken... 2 3. Toepassingsgebied

Nadere informatie

De Antwerpse Haven Natuurlijker

De Antwerpse Haven Natuurlijker De Antwerpse Haven Natuurlijker Overzicht presentatie De Antwerpse Haven Natuurlijker Gebiedsgericht soortenbeschermingsprogramma Biodiversiteit en bedrijven: enkele voorbeelden uit de haven Toekomst De

Nadere informatie

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017

Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 Voorstelling windproject KORTEMARK 5 april 2017 WIE ZIJN WE WERKWIJZE HOE IDENTIFICEREN WIJ EEN MOGELIJK PROJECT? VOORSTELLING PROJECT Ruimtelijke inplanting Kenmerken turbines OMGEVINGSASPECTEN Wonen,

Nadere informatie

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014 Passende beoordeling Voortoets Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014 1 1. Sinds of vanaf wanneer moet er een passende beoordeling gemaakt worden? 2. Is het resultaat

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) Lidstaat: België - Vlaams gewest Datum: Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) in navolging van artikel

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147) ~\".. \ Vlaa~se 'l~ \ Regenng Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147) DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het Bosdecreet

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal

WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal WINDENERGIEPROJECT Zulte - Leiekanaal Wat en waar? - Windpark van 4 windturbines - Maximaal vermogen van 2.3 MW elk (9,2 MW) - Alle windturbines zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Zulte -

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

NATUURBELEID EN RUIMTELIJKE ORDENING

NATUURBELEID EN RUIMTELIJKE ORDENING NATUURBELEID EN RUIMTELIJKE ORDENING Voordracht VRP 29/01/02 Prof. dr. G. Van Hoorick Docent in het vakgebied bestuursrecht en milieurecht Universiteit Gent Advocaat te Gent INHOUD 1. Overzicht van het

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Erika Vanden Bergh (erika.vandenbergh@inbo.be) Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale dienst Oost-Vlaanderen Gebr. Van Eyckstraat 2-6 B-9000 Gent

Erika Vanden Bergh (erika.vandenbergh@inbo.be) Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale dienst Oost-Vlaanderen Gebr. Van Eyckstraat 2-6 B-9000 Gent Advies betreffende een studie wat betreft de effecten op de groenknolorchissen bij de ophoging fase 3 van het Logistiek Park Waaslandhaven met overschotgronden van de Liefkenshoekspoortunnel Nummer: INBO.A.2010.233

Nadere informatie

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota BOS IN SINT-TRUIDEN Nota Ir. Koenraad Van Meerbeek 12/03/2012 1. Wat is bos? Wanneer we over bos spreken, is er een duidelijke definitie nodig van een bos. Iedereen moet immers over hetzelfde praten. Een

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Soortenonderzoek Julianahof Zeist Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Kallo Nummer: Datum advisering: Auteur: Contact: Kenmerk aanvraag: INBO.A.2013.62 9 juli 2013 Joris Everaert Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be Omgevingsvergunning voor vegetatiewijzigingen Vanaf 1 augustus 2018 is de natuurvergunning voor het wijzigen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

Naar een nieuw evenwicht tussen natuur en industrie in het Antwerpse Zeehavengebied. Brussel, 19 januari 2010

Naar een nieuw evenwicht tussen natuur en industrie in het Antwerpse Zeehavengebied. Brussel, 19 januari 2010 Naar een nieuw evenwicht tussen natuur en industrie in het Antwerpse Zeehavengebied Brussel, 19 januari 2010 Haven van Antwerpen & Natuurwetgeving Gronden in het havengebied zijn niet vrij van natuurverplichtingen:

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN Centraal Netwerk geïnstalleerd Vandaag werd in Antwerpen het

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 5 februari 2016 Besluit B-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Infoavond zoekzone windturbines E40 van Aalter tot Aalst. Toelichting plan-mer

Infoavond zoekzone windturbines E40 van Aalter tot Aalst. Toelichting plan-mer Infoavond zoekzone windturbines E40 van Aalter tot Aalst Toelichting plan-mer Overzicht van de presentatie Opbouw MER Alternatieven Aanpak per discipline en resultaten 2 Opbouw MER Het plan Doelstelling

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015 Besluit GOEDGEKEURD B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever,

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Quick scan flora en fauna Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Gemeente Castricum 0 INHOUD 1. Aanleiding... 2 2. Gebiedsomschrijving en beoogde ingrepen... 3 3. Wettelijk kader... 4 4. Voorkomen van beschermde

Nadere informatie

Windproject Skaldenpark Informatieavond 7 september 2016

Windproject Skaldenpark Informatieavond 7 september 2016 Windproject Skaldenpark Informatieavond 7 september 2016 Engie Electrabel Olivier Verhoeven Katoen Natie (Sabeen) Kurt Dupon Haskoning Marieke Gruwez Vinçotte - Stephan Claes en Ninna De Clercq AGENDA

Nadere informatie

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen

Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Advies betreffende de inplanting van 10 windturbines in de haven van Antwerpen Nummer: INBO.A.2014.24 Datum advisering: 26 februari 2014 Auteur(s): Contact: Kenmerk aanvraag: Joris Everaert Niko Boone

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 27 februari 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 27 februari 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 27 februari 2015 Besluit GOEDGEKEURD A-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever,

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg transportleiding industriële gassen INEOS C2T NV C2T Project

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg transportleiding industriële gassen INEOS C2T NV C2T Project Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

VR DOC.0722/3

VR DOC.0722/3 VR 2017 1407 DOC.0722/3 Bijlage 1. Gegevens die moeten worden opgenomen in de verschillende delen van een natuurbeheerplan als vermeld in artikel 3, tweede lid Hieronder worden de gegevens vermeld die

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 april 2015 Besluit GOEDGEKEURD B-punten stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling De heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen

Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen Advies over de kennisgevingsnota van het strategische MER voor een windturbinepark in het havengebied op de rechteroever van de Schelde in Antwerpen Adviesnummer: INBO.A.3410 Datum advisering: 15 maart

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ;

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW. Gelet op Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , 6 en ; Ministerieel besluit houdende de gedeeltelijke goedkeuring van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Windlandschap Eeklo-Maldegem van de provincie Oost-Vlaanderen. DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING,

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 28.05.2009 BELGISCH STAATSBLAD 39071 VLAAMSE OVERHEID N. 2009 1874 [2009/202265] 3 APRIL 2009. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de aanwijzing van speciale beschermingszones en

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen

Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen Bij deze vormvrije mer-beoordeling wordt gebruik gemaakt van de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III behorende bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling.

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG.

1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG. Addendum E7 Risico op zware ongevallen of rampen Voeg de gegevens als bijlage E7 bij het formulier. 1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Antwerpse Gordel en Klein-Brabant landbouw-, natuur- en bosgebieden Vallei van

Nadere informatie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet. Aan Rob Knijn Van C. van den Tempel CC M. Witteveldt Datum 12 januari 2017 Betreft Flora- en faunagegevens Middenweg Zuid Project Herontwikkeling Middenweg Zuid Geachte heer Knijn, Beste Rob, In 2014 en

Nadere informatie

Gewestplan 1978 tot GRUP

Gewestplan 1978 tot GRUP Gewestplan 1978 tot GRUP Samenvatting 8.000 Evolutie oppervlaktes 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 Rechteroever Linkeroever Groen Landbouw e.a 1.000 0 1978 2000 2013 2 Natuur in en rond Waaslandhaven

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent

Beslissing over het gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Uitbreiding activiteiten Compagnie Belge de Manutention in Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof PAS dienst milieuvergunningen 1 Wat? Programmatische Aanpak Stikstof Deze programmatische aanpak beoogt het stelselmatig terugdringen van stikstofdeposities, voornamelijk via de lucht, zodat de habitattypes

Nadere informatie

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen 7 juni 2007 inhoud energie waarom windenergie voor- en nadelen van windenergie windaanbod vergunningen en regelgeving aspecten van belang: windplan Vlaanderen

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 10 juni 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD Stadsontwikkeling / Vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. ALGEMENE BEOORDELING... 3 III. UITGEBREID PLANNINGS-

Nadere informatie

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied) Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied) 5 november 2011 Wat doen DR en DLG Dienst Regelingen is namens

Nadere informatie

meldings- en vergunningsplicht

meldings- en vergunningsplicht meldings- en vergunningsplicht gemeentelijke stedenbouwkundige verordening de panne april 2017 definitief ontwerp 2 Inhoud Doel van deze verordening... - 3 - Leeswijzer... - 4 - DEEL I ALGEMEEN... - 5

Nadere informatie

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie 5 december 2013 Situering/Historiek Het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling Schelde-Leie werd opgestart in 2006. Na het inventarisatiewerk,

Nadere informatie

Export WebsiteBulletin :17

Export WebsiteBulletin :17 Export WebsiteBulletin 20-01-2015 17:17 SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 49 van FRANCESCO VANDERJEUGD datum: 9 oktober 2014 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Kustpolders - Bescherming

Nadere informatie

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark Pagina 5 van het Mer rapport Situering en korte schets van het project Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark In Skaldenpark worden 8 windturbines ingeplant.

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Hervergunning grondwaterwinning Arendonk.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Hervergunning grondwaterwinning Arendonk. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Drie dossiers instandhoudingsdoelstellingen van Vogelrichtlijngebieden

Drie dossiers instandhoudingsdoelstellingen van Vogelrichtlijngebieden Gezamenlijk advies Gezamenlijk advies Drie dossiers instandhoudingsdoelstellingen van Vogelrichtlijngebieden Voorontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststellingen van de instandhoudingsdoelstellingen

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Agendapunt: 12b. Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn. Portefeuillehouder: wethouder F.S.A.

Raadsvoorstel. Agendapunt: 12b. Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn. Portefeuillehouder: wethouder F.S.A. Raadsvoorstel Agendapunt: 12b Onderwerp: Bestemmingsplan Windturbines Netterden-Azewijn Portefeuillehouder: wethouder F.S.A. Wissink Samenvatting: In april 2008 heeft uw raad besloten in te stemmen met

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

NATURA 2000 in Vlaanderen. Filiep CARDOEN Afdelingsverantwoordelijke NATUUR

NATURA 2000 in Vlaanderen. Filiep CARDOEN Afdelingsverantwoordelijke NATUUR NATURA 2000 in Vlaanderen Filiep CARDOEN Afdelingsverantwoordelijke NATUUR Overzicht - Algemene doelstelling - Stand van zaken afbakening SBZ - Doelstelling Natura 2000 -Implementatie: - Juridisch kader

Nadere informatie

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van

Nadere informatie

Juridische en ruimtelijke aspecten

Juridische en ruimtelijke aspecten Openbreken van de markt voor kleine en middelgrote windturbines Juridische en ruimtelijke aspecten JERTS-studie Sociaal Inzicht verwerven in de subjectieve visie over de inplanting van kleine en middelgrote

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

Enkele concrete richtlijnen omtrent milderende maatregelen

Enkele concrete richtlijnen omtrent milderende maatregelen Enkele concrete richtlijnen omtrent milderende maatregelen In de handleiding Milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan worden algemene richtlijnen

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 3.1.1;

Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 3.1.1; 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Zwinpolders (B.S., 14 juli 2016, I : 10 d. na publicatie) De Vlaamse Regering, Gelet op

Nadere informatie

Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan R4 - Knoop Wondelgem

Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan R4 - Knoop Wondelgem Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan R4 - Knoop Wondelgem In Gent 1 van 8 2 van 8 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan R4 Knoop Wondelgem de ontwerpers Griet De Mulder Peter David Gezien om

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het

Nadere informatie

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte

Het wettelijke statuut van de meeuw. Michiel Vandegehuchte Het wettelijke statuut van de meeuw Michiel Vandegehuchte Internationale wetgeving AEWA (Overeenkomst over Afrikaans- Euraziatische trekkende watervogels) Intergouvernementeel verdrag (76 verdragspartijen)

Nadere informatie

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen

Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Provinciale ruimtelijke beleidsvisie Ruimte voor windturbineparken in West-Vlaanderen Goedgekeurd deputatie 24.04.2008 DOELSTELLING STAND VAN ZAKEN KADER Doel van de beleidsnota (1) Visie op grootschalige

Nadere informatie

De wind in de zeilen voor Dilbeek

De wind in de zeilen voor Dilbeek De wind in de zeilen voor Dilbeek Op zoek naar geschikte locaties voor windturbines in Dilbeek aan de hand van het Windplan Vlaanderen en de Vlaamse Omzendbrief Windenergie Waarom windenergie? Op zoek

Nadere informatie

Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren. gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Gevangenis Beveren. Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften

Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren. gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Gevangenis Beveren. Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gevangenis Beveren Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren gewestelijk

Nadere informatie

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest Middels dit bezwaarschrift wens ik bezwaar in te dienen tegen de voormelde milieuvergunningsaanvraag op gronde van volgende

Nadere informatie

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1'

Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' 1. Inleiding Deze nota behandelt de adviezen die zijn binnengekomen in

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 19 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 19 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 19 februari 2016 Besluit B-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig?

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Art. 4.1.1, 1, 4 DABM 3 cumulatieve voorwaarden Opstellen en/of vaststellen voorgeschreven op grond van decretale of bestuursrechtelijke bepalingen

Nadere informatie