STAD LEUVEN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG W3A. Kerk Putkapel GOEDGEKEURD BIJ KB VAN 14/03/1966 MEMORIE VAN TOELICHTING + VOORSCHRIFTEN

Transcriptie

1 STAD LEUVEN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG W3A Kerk Putkapel GOEDGEKEURD BIJ KB VAN 14/03/1966 MEMORIE VAN TOELICHTING + VOORSCHRIFTEN

2 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ INHOUD MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ HET BESTEMMINGSPLAN EN DE VOORSCHRIFTEN VAN HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 3 KERK PUTKAPEL IN HET BIJZONDER MET BETREKKING TOT DE ZONE VERMELD ONDER ARTIKEL DE COËFFICIENTEN (TERREININDEX EN VLOERINDEX)... 4 PROGRAMMA (ZIE BIJGEVOEGD VOORSTELLINGSONTWERP) Wijkcentrum Huisvesting Garages Toegangswegen voor voertuigen en parkeerplaatsen Voetpaden en wandelwegen Openbare groenzones en speeltuintjes Andere bijhorende infrastructuurwerken Aanstipping van enkele belangrijk geachte sociale, architectonische en ruimtelijke aspecten... 7 VOORSCHRIFTEN BIJ HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG... 8 I. ALGEMENE BEPALINGEN... 9 Artikel Artikel 2 - openbare wegen... 9 Artikel 3 - kavelgrenzen... 9 Artikel 4 - bouwstroken, bouwlijnen en afstand tot kavelgrenzen... 9 Artikel 5 - materialen en uiterlijke afwerking der gebouwen Artikel 6 - zijgevels en erfscheidingen ten opzichte van de weg II. BEPALINGEN BETREFFENDE DE ONDERSCHEIDENE ZONES Artikel 7 - zone voor hoofdgebouwen in gesloten of halfopen bebouwing Artikel 8 - zones voor aanhorige gebouwen Artikel 9 - zone voor open plaatsen en tuinen Artikel 10 - zone met bestemming tot openbaar nut Artikel 11 - zone voor voortuinen Artikel 12 - zone met bouwverbod Artikel 13 - zone gezamenlijk bestemd voor III. SLOTBEPALING Artikel Artikel

3 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Memorie van toelichting bij het bestemmingsplan en de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg nr. 3 Kerk Putkapel in het bijzonder met betrekking tot de zone vermeld onder artikel 13.

4 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ DE COËFFICIENTEN (TERREININDEX EN VLOERINDEX) Zijn berekend t.o.v. de totale oppervlakte van de gezamenlijke zone. De uitvoering van de onteigeningen dient niet onmiddellijk en gelijktijdig te geschieden, doch kan in verloop van tijd uitgevoerd worden. Dit mag echter niet beletten dat de uitvoering van het bouwprogramma ondertussen doorgevoerd wordt in het vooruitzicht van de volledige onteigening van de daarvoor voorziene zone.

5 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ PROGRAMMA (ZIE BIJGEVOEGD VOORSTELLINGSONTWERP) 1. Wijkcentrum Doel Het bestaande centrum moet uitgebouwd worden tot een volwaardig centrum voor de bevolking uit de bestaande wijk en de nieuw op te richten woonbuurtjes. Situering Het nieuwe centrum moet aansluiten bij de bestaande parochiale kerk en grenzend aan de Eendebroekstraat, de Aarschotsesteenweg en de Bosstraat. Voorziene inrichtingen en gebouwen 1. een openbaar plein (markt) als ontmoetingsruimte voor de inwoners 2. een zaal voor verschillende bestemmingen als : vergaderingen, feesten, tentoonstellingen, enz. 3. een gebouw waarin verschillende diensten of inrichtingen kunnen ondergebracht worden zoals bijvoorbeeld een gezondheidscentrum, een bibliotheek, een postkantoor, enz. 2. Huisvesting Bevolking, aantal woningen In de nabijheid van het nieuwe centrum zullen minimum 120 tot maximum 180 gezinnen gehuisvest moeten worden. Bij een veronderstelde gemiddelde gezinsgrootte van 3 personen kan de nieuwe bevolking dus op personen geraamd worden. Woningtypen, groepering van de woningtypen Minimum ¼ tot maximum 1/3 van het totaal aantal woningen zijn te voorzien als eengezinswoningen met eigen tuin. De eengezinshuizen moeten gegroepeerd worden tot gebouwstroken (aaneengesloten woningbouw). De tuinen van deze woningen moeten t.o.v. openbare groenzones en wegen, maar tevens onderling, tegen rumoer en inkijk worden beschut door hofmuren en van minimum 2 m hoogte. De appartementswoningen worden ondergebracht in vrijstaande appartementsgebouwen, waarvan de benedenverdieping in hoofdzaak wordt voorbehouden voor toegangen, stalling van fietsen en kinderwagens, droogruimten, knutselruimten, enz. Om de gemakkelijke toegankelijkheid van de appartementswoningen te verzekeren is de toepassing van liften verplichtend voor elk gebouw met meer dan drie woonlagen. Wijze van uitvoering Groepsbouw in twee of meerdere fazen, in opdracht van het gemeentebestuur. Een diepgaande ontwerp- en uitvoeringsstudie wordt noodzakelijk geacht teneinde door middel van normalisatie en prefabricatie op economische wijze kwalitatief betere woningen met meer wooncomfort aan de toekomstige bewoners te bieden.

6 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Garages Aantal 1 stelplaats per woning. Groepering en situering De garages of overdekte parkeerruimten moeten in de nabijheid van de toegangswegen worden gegroepeerd. 4. Toegangswegen voor voertuigen en parkeerplaatsen Alleen korte toegangswegen naar de parkeerhavens en voor de bediening zijn toegelaten. Bij het centrum moet een parkeerhaven voor ongeveer 25 personenwagens worden voorzien. Gelet op de verplichting om per woning 1 garage te voorzien, mag het aantal parkeerplaatsen beperkt worden tot 1 per 5 woningen. 5. Voetpaden en wandelwegen De voetpaden en wandelwegen moeten zoveel mogelijk van de wegen voor voertuigenverkeer worden gescheiden. Bij voorkeur zullen zij het centrum, de woonbuurtjes en de woonhuizen onderling rechtstreeks verbinden. 6. Openbare groenzones en speeltuintjes Naast het noodzakelijke schermgroen t.o.v. de bestaande spoorweg moeten de groenzones in hoofdzaak aangelegd worden en uitgerust voor de ontspanning van de bewoners en het spel van de kinderen. Zij zullen o.m. uitgerust worden met zitbanken, ligweiden en speeltuintjes voor kleuters en kinderen tot 12 jaar. Sportterreinen voor oudere jeugd en volwassenen zijn niet toegelaten. 7. Andere bijhorende infrastructuurwerken Alle woningen en openbare gebouwen zullen aangesloten worden op een rioleringsnet en een bedelingsnet voor water en elektrische stroom. Tevens moet voor deze gebouwen de aansluitingsmogelijkheden worden voorzien op een bedelingsnet voor gas en op het telefoonnet. Het bedelingsnet voor elektrische stroom evenals het telefoonnet, zal ondergronds worden aangelegd. Het openbaar plein en de wegen in de woonbuurtjes zullen worden voorzien van een openbare verlichting. De aanleg van een bushalte, buiten het wegprofiel van de hoofdverkeersweg, met wachtplaats, moet voorzien worden. De mogelijkheid tot een ondergrondse doorgang voor voetgangers onder hogervermelde verkeersweg dient te worden overwogen (bestaande Rijks- Lagere en Middelbare Meisjesschool aan de overzijde).

7 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Aanstipping van enkele belangrijk geachte sociale, architectonische en ruimtelijke aspecten Bij de uitbouw van het wijkcentrum en de oprichting van de woonbuurtjes wordt een verwezenlijking verwacht die meer zou betekenen dan een louter commerciële en niet zelden monotone nieuwbouw. Het wijkcentrum moet de inwoners als het ware uitnodigen om elkaar te ontmoeten en een waardig kader vormen voor culturele manifestaties. De woningen dienen zo te worden geconcipieerd dat de bewoners, bijvoorbeeld door een beweeglijk plan, de gezinsruimte naar persoonlijk inzicht en behoeften kunnen ordenen en inrichten. Anderzijds kan een veranderlijke woninggrootte wellicht een oplossing bieden voor een veranderlijke gezinsevolutie. Architectonisch dient gestreefd te worden naar een zuivere structuur der gebouwen, een juiste keuze en toepassing der materialen en een geraffineerde soberheid met het oog op blijvende schoonheid. Naast een streng verantwoorde inplanting van de gebouwen, moet ruimtelijk o.m. door een fijn aangevoelafwisseling van hoge en lage volumes, het respecteren van de menselijke schaal en de plastische verhoudingen en een goede integratie van de bestaande kerk, bijgedragen worden tot een levendig en samenhorend geheel.

8 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Voorschriften bij het bijzonder plan van aanleg

9 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Het bijzonder plan van aanleg nr. 3 A Kerk-Putkapel, gemeente Wilsele, is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand plan. De voorschriften betreffende de verschillende gedeelten van dit plan hebben voorrang op de bepalingen van het algemeen plan van aanleg en de gemeentelijke bouwverordening. Artikel 2 - openbare wegen a. De stroken in dit plan aangeduid voor openbare wegenis zullen, in zover zij nog niet tot de openbare wegenis behoren, hierbij ingelijfd worden door afstand of door onteigening. b. De aanduidingen der verhardingen, boordstenen, vluchtheuvels, beplantingen en dergelijke zijn enkel gegeven ten titel van inlichting. Artikel 3 - kavelgrenzen a. Alle kavelgrenzen zullen zoveel mogelijk loodrecht op de rooilijn der wegen getrokken worden. Nieuwe kavelgrenzen, waarop de gemene scheidsmuren van twee of meer tegen elkaar gebouwde huizen zullen opgetrokken worden, moeten loodrecht op de bouwlijn aangelegd worden en in rechte lijn verlopen, ten minste tot de achtergevels der gebouwen. Artikel 4 - bouwstroken, bouwlijnen en afstand tot kavelgrenzen De verschillende bouwzones zijn op het plan begrensd door hetzij : a. Verplichte gevelbouwlijnen, waarlangs het bouwen der respectieve gevels op de aangeduide lijnen verplichtend is. b. Uiterste bouwlijnen, die enkel de uiterste grens aanduiden, waarbinnen de gebouwen mogen opgericht worden. c. Nochtans moeten alle hoofdgebouwen op ten minste 3 m afstand van iedere eigendomsgrens, uitgezonderd de rooilijnen en uitgezonderd in het geval als bepaald onder e., verwijderd blijven en behoudend scheidsmuren waar het bouwen van twee of meer woningen in aaneengesloten verband voorzien of toegelaten is. d. Voor alle gedeelten van hoofdgebouwen zonder verdieping en niet hoger dan 3 m (gemeten vanaf straatpeil tot bovenrand kroonlijst), wordt deze verplichte minimumafstand tot de eigendomsgrenzen teruggebracht tot 2 m.

10 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ e. Indien de gebouwen worden opgericht op meer dan 20 m afstand van de op het plan aangeduide bouwlijn, zal de afstand van het gebouw tot de eigendomsgrenzen ten minste gelijk moeten zijn aan de hoogte van de buitenmuren, met een minimum van 4 m. Een dergelijke inplanting, dus op meer dan 20 m, achter de bouwlijn, wordt slechts toegelaten voor alleenstaande constructies. Artikel 5 - materialen en uiterlijke afwerking der gebouwen a. Alle vrijstaande zijgevels van alleenstaande of in groepsverband aaneengebouwde gebouwen, moeten als één architecturaal geheel afgewerkt worden en bekleed met behoorlijke gevelmaterialen die esthetisch gelijkwaardig zijn aan deze van de voorgevel. b. Betonstenen of bouwblokken bestaande uit een betonagglomeraat, zijn niet toegelaten als gevelsteen, tenzij bekleed of geverfd met daartoe geëigende materialen, die esthetisch verantwoord zijn. Hetzelfde geldt voor al de gevels op te trekken in gewone machinale baksteen (bv. Boomse of Kempische machinesteen). c. Het algemeen uitzicht en de keuze der materialen der op te richten gebouwen moeten in harmonie zijn met het karakter en het uitzicht der omgeving. d. Indien gebouwd wordt tegen één of meer reeds bestaande gebouwen, dan moeten aard en kleur der gevelmaterialen en van de dakbedekking alsmede gevelhoogte en dakhellingen in overeenstemming zijn met deze van het bestaande gebouw, het meest maatgevend geldend voor de esthetische aanpassing. e. Voor gebouwen op te richten in groepsverband en die deel uitmaken van een aaneengesloten bouwblok, zal het algemeen ontwerp en de keuze der materialen voor het gehele bouwblok eerst moeten goedgekeurd worden door de minister van Openbare Werken en Wederopbouw op voorstel van het schepencollege, vóór aflevering van de toelating tot bouwen voor het geheel of een gedeelte van dit bouwblok. f. Alle gevels of muren van bijgebouwen, aanhorigheden, afsluitmuren, poorten en van gelijk welke andere constructie die niet op gemene erfscheidingen staan, moeten als gevels behoorlijk afgewerkt worden. g. Alle gevels of muren als onder f). reeds genoemd, die uitgeven op de wegenis of die er aan palen, al of niet achter de voortuinstrook, vallen onder dezelfde verplichtingen als de voorgevels der hoofdgebouwen. Artikel 6 - zijgevels en erfscheidingen ten opzichte van de weg Alle scheidsgevels van nieuwe gebouwen moeten steeds rechtstandig op de bouwlijn worden opgetrokken tot op een diepte van gelijke afmeting als de diepte der hoofdgebouwen of tot aan de diepte der voor hoofdgebouwen voorbehouden zones, indien deze zones op plan zijn aangeduid. Voorgaand voorschrift vervalt indien op het plan anders is aangeduid of indien binnen de daarvoor toegelaten zones gebouwen worden opgetrokken op een afstand van de straatgrens van meer dan 20m. Definitief zichtbaar blijvende vrijstaande zijgevels van gebouwen moeten als de voorgevels worden behandeld voor wat de keuze der materialen en de afwerking betreft.

11 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Waar het gaat over gebouwen op te richten in zones bestemd voor alleenstaande of per twee gegroepeerde bouwingen geldt hetzelfde ook voor de achtergevel. De bij openbaarmaking van huidig plan bestaande gebouwen kunnen worden verbeterd, verbouwd of herbouwd, zonder dat aan de bepalingen van eerste alinea van huidig artikel moet worden voldaan op voorwaarde dat aanpalende gebouwen aan andere eigenaars toebehoren en in zover zullen werken niet strijdig zijn met enige andere beschikking van het plan.

12 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ II. BEPALINGEN BETREFFENDE DE ONDERSCHEIDENE ZONES Artikel 7 - zone voor hoofdgebouwen in gesloten of halfopen bebouwing A. Verkaveling a. Kavels waarop aan weerszijde wordt tegengebouwd: minimum breedte 6 m, tenzij de bijzondere aanduidingen op het plan anders voorzien. b. Kavels voor gebouwen die een bouwblok beëindigen: minimum breedte 9 m, tenzij de bijzondere aanduidingen op het plan anders voorzien. c. Van bovenstaande kavelbreedten kan afwijking toegelaten worden voor eigendommen gelegen tussen bestaande groepsbebouwing of bestaande eigendomspercelen die, vóór het eerste openbaar onderzoek van dit bijzonder plan van aanleg de vereiste minimum breedte niet bezitten. B. Hoofdgebouwen a. Bestemming: Woningen, winkelhuizen, koffiehuizen en verzorgende of ambachtelijke bedrijven die geen hinder verwekken voor het rustige karakter der woonwijk. b. Bebouwing: In aaneengesloten bouworde, behoudens hierna onder c. genoemde uitzonderingen. De diepte van deze bouwstrook is minstens 8 m, en hoogstens10 m, tenzij op plan een diepte met maat is aangeduid, in welk geval het aangegeven cijfer de maximum diepte aangeeft. c. Op terreinen met een breedte aan de rooilijn van ten minste 20 m, kan de gesloten bouwstrook, alsmede de daarachter gelegen stroken van aanhorige gebouwen en voor koeren en bijgebouwen, opgeheven worden en vervangen door de zone voor open bebouwing of door de zone voor halfopen bebouwing, in zover de breedte van het terrein dit toelaat. In dit geval wordt de verplichte gevelbouwlijn gewijzigd in uiterste bouwlijn. Dergelijke schikking kan slechts toegelaten worden op voorwaarde dat de aldus beoogde onderbreking van de gesloten bouwzone reeds bepaald is door de zijgevels van reeds bestaande gebouwen staande op enige afstand van de eigendomsgrens ofwel dat de beëindiging van de gesloten bouwstroken ter weerszijden met afgewerkte zijgevels verzekerd is, op de wijze en met de materialen zoals bepaald onder artikel 5. d. Hoogte der gebouwen 1. De hoogte der gebouwen is bepaald op minimum één verdieping boven gelijkvloers of 6 m en op maximum twee verdiepingen boven gelijkvloers of 8,50 m. Deze hoogtematen zijn gemeten vanaf het door de bevoegde overheid aangegeven straatpeil tot bovenkant kroonlijst of druipeinde van het dak 2. Van bovenstaande hoogten kan worden afgeweken indien de goede aanpassing bij de hoogte van een bestaand gebouw zulks rechtvaardigt.

13 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ De juiste hoogte en dakvorm van nieuwe bouwblokken wordt bepaald door de eerst goedgekeurde bouwaanvraag voor een huis van dit bouwblok, binnen de bovenbepaalde hoogten. 4. De achtergevels moeten dezelfde hoogten hebben als de voorgevels. e. Daken Met dubbele dakhellingen (zadeldaken) van tussen 30 en 50, behalve indien aanpassing aan een reeds bestaand gebouw een andere dakvorm noodzakelijk maakt of indien een andere dakvorm voor een geheel bouwblok is ontworpen en goedgekeurd vóór aflevering van de eerste bouwtoelating. Rechtstaande dakvenster en puntgevels zijn toegelaten binnen de perken der bouwverordening. Kroonlijsten moeten gemaakt worden met ten minste veertig centimeter uitsprong voor het gevelvlak. De druiplijnen van de dakvlakken moeten, ter hoogte van bovenkant kroonlijst vijftien centimeter buiten het gevelvlak uitsteken. f. Erkers en uitbouwen In het gevelvlak zijn toegelaten binnen de perken der bouwverordeningen. g. Open gedeelten voor inritten of dergelijke Het onbebouwd laten van gronden met een mindere breedte van deze aangegeven als minimum breedte voor een woning en welke b.v. bestemd worden voor een inrit, is toegelaten onder volgende voorwaarden: 1. de opening moet, aan de bouwlijn, worden afgesloten met een poort, overbouwd met een muur, tot een hoogte van minstens de drie vijfden van de gemiddelde hoogte der aanpalende gebouwen. 2. de vrijblijvende zijmuren, uitgevend op het onbebouwd gedeelte moeten afgewerkt worden zoals hiervoor is voorzien in Art. 5 paragraaf f. Artikel 8 - zones voor aanhorige gebouwen Gebouwen die aanleunen tegen achtergevels van hoofdgebouwen en met zelfde bestemming. A. Bebouwing: De aanhorige gebouwen mogen een breedte beslaan van niet meer dan 6/10 van de breedte van de achtergevels van de hoofdgebouwen. In geen geval mag echter de vrijblijvende ruimte achter het hoofdgebouw minder bedragen dan 2 m. De aanhorige gebouwen mogen aan één zijde op de erfscheiding worden gebouwd. Van bovenstaande beperkingen zijn uitgezonderd de gebouwen waarvoor de begane grond volledig voor handel of bedrijfsdoeleinden gebruikt wordt. B. Hoogte: De bebouwing in deze strook mag niet hoger zijn dan 3, 50 m gemeten vanaf straatpeil tot voet van het dak, met platte of schuine daken tot een helling van ten hoogste 45. Op of tegen de erfscheiding mag de hoogte niet meer zijn dan 3,50 m. Indien de begane grond van het gebouw volledig voor handels- of andere bedrijfsdoeleinden ingericht wordt, dan mag de hoogte van het aanhorig bouwdeel dezelfde zijn als deze van het hoofdgebouw.

14 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ C. Het oprichten van aanhorige gebouwen zonder hoofdgebouw is verboden. Artikel 9 - zone voor open plaatsen en tuinen a. Bestemming en bebouwing : Voor het aanleggen van open plaatsen, tuinen, alsmede de voor het bouwen van dienstgebouwen, bergplaatsen, opslagplaatsen en werkplaatsen. Deze laatste in zoverre zij geen hinder verwekken voor het rustig karakter der woonwijk. b. Oppervlakte der gebouwen : Maximum van de twee derden van de oppervlakte van de in deze zone gelegen perceelsoppervlakte. c. Hoogte der gebouwen : Maximum hoogte tegen de erfscheidingen : 3,50 m hoger binnen een hellend vlak van 45 vertrekkend vanaf de eigendomsgrens op 3 m. d. Materialen : Muren in beton zijn verboden, tenzij bekleed of geverfd met daartoe geëigende materialen. e. Het oprichten van bijgebouwen zonder hoofdgebouw is verboden. f. Afsluitingen : Afsluitingsmuren tussen tuinen en open erven mogen niet hoger zijn dan 2 m. Alle afsluitingsmuren moeten bemetseld worden in baksteen ofwel gemaakt in betonplaten die behoorlijk bekleed of geverfd worden met daartoe geëigende materialen en behoorlijk onderhouden overeenkomstig politieverordening. Voor tuinafsluitingen achter de hoofdgebouwen is toegelaten draadafsluiting aan betonpalen van maximum 1,50 m hoogte of levende hagen. Artikel 10 - zone met bestemming tot openbaar nut Deze zones zijn uitsluitend bestemd en voorbehouden voor openbare parken, pleinen, gebouwen en inrichtingen van openbaar nut, in zoverre zij niet van aard zijn om het rustig karakter en de gezondheid van de nabije woonwijken of de schoonheid der omgeving te schaden. Latere uitbreiding der zones bestemd voor openbaar nut Voor oppervlakten die na de goedkeuring van onderhavig bijzonder plan bij het openbaar domein ingelijfd worden met bestemming tot openbaar nut, andere dan wegenis, gelden de voorschriften van de zone voor openbaar nut.

15 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Artikel 11 - zone voor voortuinen a. Bestemming : Uitsluitend voor aanleg van tuinen en aanplanting en binnen der perken der politieverordening. b. Bebouwing : Puien, portalen, erkers en uitbouwen binnen de perken der bouwverordeningen. Alle andere bebouwing is verboden, inbegrepen afritten naar garages en inkomportalen gelegen beneden het peil van het voetpad. c. Afsluiting langsheen de wegenis : In metselwerk van baksteen of natuursteen, gebeurlijk in hout, maximum 60 cm hoogte, gebeurlijk gekoppeld met een levende haag, of enkel een levende haag. d. Afsluitingen tussen de eigendomskavels in voortuinen : Niet verplichtend en uitsluitend met een levende haag. e. Elke andere soort afsluiting is verboden. Artikel 12 - zone met bouwverbod a. Bestemming : b. In deze zones is het oprichten van welkdanig gebouw verboden. Aan de in deze zones bestaande gebouwen mogen geen vergrotingen worden uitgevoerd. Het uitvoeren van normale onderhoudswerken is evenwel toegelaten. Uitzonderlijk kan toelating tot bouwen verleend worden voor bescheiden constructies of inrichtingen die ter plaatse nodig zijn voor de uitoefening van de landbouw of voor werken of inrichtingen in het belang van het verkeer of voor de ontspanning en de volksgezondheid. c. Op de plaatsen waar deze zones grenzen aan wegen, spoorwegen, rivieren, kanalen of waterlopen zijn de betrokken eigenaars verplicht deze oppervlakten aan te leggen en te onderhouden als groenbermen, beplant met levende gewassen, heesters, hagen en bomen binnen de perken van de desbetreffende wetten en reglementen, behoudens indien deze gronden reeds voor de landbouw in gebruik zijn. Het aanwenden van deze gronden voor storten van vuilnis of afvalproducten, van welke aard ook, is verboden. Artikel 13 - zone gezamenlijk bestemd voor 1. Het bouwen van een wijkcentrum met daarbij horende gebouwen en inrichtingen met sociale, culturele of handelsfunctie. 2. De groepsbouw van woningen met de daarbij horende bergplaatsen en garages. 3. De aanleg van openbare pleinen, groenzones, speeltuintjes. 4. Alle bijhorende infrastructuurwerken.

16 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ Grondgebruik en bebouwing t.o.v. totale oppervlakte van de gezamenlijke zone volgnr bestemming bedekte of overbouwde grondoppervlakte bruto vloeroppervlakte 1 1 gebouwen met sociale, culturele of handelsfunctie max. 0, max. 0, woningen en bijhorende max. 0, max. 0, bergplaatsen 3 garages max. 0, max. 0, toegangswegen voor max. 0, voertuigen en parkeerplaatsen 5 openbare en private max. 0, groenzones, openbare pleinen en wegen voor voetgangers TOTALEN max. 0, dichtheden per ha absoluut min max min max woningdichtheid (aantal woningen) inwonersdichtheid (aantal inwoners) Buitenwerks gemeten oppervlakte van alle gebouwvloeren, inclusief benedenverdiepingen, exclusief kelderverdiepingen en dakterrassen. 2 In de veronderstelling van een gemiddelde gezinsgrootte van 3 personen.

17 Goedgekeurd bij KB van 14/03/1966, digitaal bestemmingsplan goedgekeurd bij MB van 28/04/ III. SLOTBEPALING Artikel 14 Behoudens wat voor de regeling van bestaande toestanden wordt voorzien, zijn alle werken, welke van aard zijn om een toestand die in strijd is met de bestemmingen of met de voorschriften van onderhavig plan te bevestigen, verboden. Artikel 15 Voor het oprichten van gebouwen met bijzondere bestemmingen, hetzij gebouwen en inrichtingen met openbaar karakter, hetzij woongebouwen en/of complexen van eengezins- of meergezinswoningen, gebouwen voor onderwijs, volksgezondheid en/of maatschappelijke verzorgingsgebouwen voor huisvesting en verpleging zal van de aanduidingen en van de voorschriften van het plan kunnen afgeweken worden op voorwaarde dat zij het voorwerp uitmaken van een algemeen ontwerp goedgekeurd door de Minister van Openbare Werken en Wederopbouw.