De Correctionele Rechtbank van het arrondissement Hasselt, vonnis van 13 oktober 2009

Transcriptie

1 Griffienummer: Repertoriumnummer: 1958 De Correctionele Rechtbank van het arrondissement Hasselt, vonnis van 13 oktober 2009 INZAKE CENTRUM VOOR GELLIKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, Koningsstraat 138, 1000 Brussel; burgerlijke partij, gesteld ter zitting van tegen beklaagden, vertegenwoordigd door Mr. P. Helsen, advocaat te 3500 Hasselt, Gouverneur Roppesingel 131; O Halil geboren te Genk op ( ) en wonende te 3723 Guigoven, ( ); burgerlijke partij, gesteld ter zitting van tegen beklaagden. V Khalid, geboren te Hasselt op ( ) en wonende te 3500 Hasselt, ( ); burgerlijke partij, gesteld ter zitting van tegen beklaagden. 1

2 1. G Ludovieus, zelfstandige, geboren te Turnhout op ( ), wonende te 2350 Vosselaar, ( ), Belg. EN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN: 2. B Kenneth, arbeider, geboren te Geel op ( ), wonende te 9890 Gavere, ( ), Belg. 3. A Benaissa, bediende, geboren te Nador (Marokko) op ( ), wonende te 2640 Mortsel, ( ), Belg. Verdacht van: te Hasselt, Als dader of mededader, hetzij door het misdrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, hetzij door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat het misdrijf zonder zijn bijstand niet had kunnen worden gepleegd, hetzij door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, het misdrijf rechtstreeks te hebben uitgelokt. A/ Bij inbreuk op de artikelen 1 lid 1, 2 en 6 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, zoals gewijzigd bij de wet van 12 april 1994, bij het leveren of bij het aanbieden van een levering van een dienst, van een goed of van het genot ervan, discriminatie te hebben bedreven ten aanzien van ondervermelde personen wegens hun ras, huidskleur, afstamming, afkomst of nationaliteit, thans strafbaar gesteld door art. 5 1, 1 en 8, art. 7, 9, 12, 19, 20, 24, 27 en art. 28 van de wet van 10/5/2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, B.S. 30 mei

3 de eerste en de tweede I. op 19 mei 2006 ten nadele van M Chakir. II.op 26 januari 2007 ten nadele van K Ugur. de eerste en de derde III.op 8 september 2006 ten nadele van O Halil IV.op 9 september 2006 ten nadele van V Khalid. *** *** *** Gelet op de stukken van het rechtsgeding. Gehoord in openbare zitting: -het Openbaar Ministerie in de vordering; - Mr. P. Helsen, namens de burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING; - namens de overige burgerlijke partijen verschijnt niemand; - eerste beklaagde, bijgestaan door Mr. T. Deschepper, advocaat te 9000 Gent, Monterreystraat 16; - tweede beklaagde, bijgestaan door Mr. K. Benijts, advocaat te 2200 Herentals, Lierseweg ; -Mr. C. Liekens loco Mr. F. Ben-Asri, advocaat te 2610 Wilrijk, Kol. F. Slaterplein 8, vertegenwoordigt derde beklaagde, die ter zitting niet verscheen. *** *** *** 3

4 Naar oordeel van de rechtbank zijn de tenlasteleggingen I en II zoals omschreven in de inleidende dagvaarding in hoofde van eerste en tweede beklaagden en de tenlasteleggingen III en IV zoals omschreven in de inleidende dagvaarding in hoofde van eerste en derde beklaagden niet bewezen, minstens bestaat daarover gerede twijfel. Uit de voorliggende elementen blijkt dat de dancing "GT of C" te Hasselt, waarvan eerste beklaagde de uitbater is, een zeer druk bezochte aangelegenheid is, waar zowel autochtone als allochtone jongeren vertier zoeken. Teneinde de controle op deze massa jongeren te behouden en de veiligheid van de bezoekers van de dancing te garanderen, doet eerste beklaagde beroep op veiligheidsmensen binnen en buiten de dancing. Zowel tweede als derde beklaagden behoren tot de groep portiers die aan de toegang van de dancing toezicht houden op de toevloed van de bezoekers en ingrijpen indien er zich problemen voordoen of dreigen voor te doen. Uit de elementen van het dossier blijkt - hetgeen volgens de rechtbank ook niet anders kan - dat deze portiers handelen in samenspraak met eerste beklaagde en volgens diens instructies. Zulks neemt evenwel niet weg dat eerste beklaagde niet op de hoogte is of kan zijn van elke individuele weigering van een bezoeker of dat elke individuele weigering vooraf met hem wordt besproken. Het is duidelijk dat de portiers daar zelf een verantwoordelijkheid dienen in te nemen en dit met naleving van de instructies die zij van eerste beklaagde desbetreffend hebben ontvangen. Uit de voorliggende elementen blijkt alleszins dat bepaalde jongeren die zich agressief opstellen of die in het verleden problemen hebben veroorzaakt of waarvan met denkt dat zij problemen zullen veroorzaken, de toegang tot de dancing worden geweigerd. Ook blijkt dat er wordt nagegaan of de bezoekers aan de dancing meerderjarig zijn en dit door middel van een identiteitscontrole. Uit tal van de voorliggende elementen blijkt dat deze identiteitscontrole zowel wordt uitgevoerd op autochtone als op allochtone bezoekers. Verder blijkt uit de verklaringen ook dat er geen sprake kan zijn van het enkel weigeren van allochtone bezoekers. 4

5 Onder meer de getuige Kenny S stelt uitdrukkelijk dat ook gemengde groepen (autochtone en allochtone bezoekers) worden geweigerd. Anderzijds blijkt uit het dossier ook onbetwistbaar dat allochtone bezoekers een groot deel vormen van het wekelijks publiek van de dancing. Er kan derhalve geen sprake zijn van een systematische weigering van allochtone bezoekers omwille van hun ras, huidskleur, afkomst, origine of nationaliteit. Er blijkt evenmin uit het dossier dat er slechts een bepaald aantal allochtone bezoekers per avond wordt toegelaten in de dancing en dat de andere om drogredenen worden geweigerd. Het feit dat eerste beklaagde reeds voor gelijkaardige feiten in het verleden veroordeeld werd en er gelijkaardige nieuwe klachten tegen hem gedaan werden, doet geen afbreuk aan voormelde vaststellingen. Daar waar er geen sprake kan zijn van een systematische weigering van allochtone bezoekers, dient derhalve nagegaan te worden of de redenen van de weigering tot de dancing van de vier bezoekers die het voorwerp uitmaken van de voorliggende feiten, al dan niet is ingegeven door hun vreemde afkomst of naam, dan wel dat zij omwille van een andere reden de toegang tot de dancing werden geweigerd. De antiracismewet stelt immers discriminatie op zich niet strafbaar, maar wel discriminatie om welbepaalde redenen, met name omwille van het ras, de huidskleur, de afstamming, de afkomst of nationaliteit. Enkel indien de vier betrokken bezoekers de toegang tot de dancing geweigerd werd om reden van hun vreemde afkomst of naam, kunnen beklaagden schuldig worden verklaard aan de voorliggende tenlasteleggingen. Beklaagden betwisten niet dat deze bezoekers werden geweigerd, doch wel dat dit zou zijn gebeurd om reden van hun vreemde afkomst of naam. Feiten van 19 mei 2006 ten nadele van C Marchouh Op voormelde datum werd deze bezoeker de toegang tot de dancing geweigerd door tweede beklaagde en dit om reden dat hij geen lidkaart kon voorleggen. Uit de verklaringen van eerste beklaagde blijkt dat er in zijn dancing niet gewerkt wordt met lidkaarten, doch wel met pasjes. 5

6 Volgens zijn verklaringen worden deze pasjes verleend aan allochtone bezoekers die eerder problemen veroorzaakten en die middels dit pasje toch opnieuw toegang krijgen tot de dancing. Het is niet uitgesloten dat tweede gedaagde dit pasjessysteem bedoelde toen hij voormelde bezoeker verzocht om zijn lidkaart voor te leggen. Het is derhalve niet bewezen hij deze noodzaak aan een lidkaart als drogreden aanhaalde teneinde deze bezoeker de toegang tot de dancing te weigeren, minstens bestaat daarover twijfel. Bovendien blijkt uit de verklaring van tweede beklaagde dat hij deze bezoeker de procedure uitlegde tot het bekomen van een dergelijke lidkaart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet ten genoegen van recht bewezen is dat tweede beklaagde uit racistische overwegingen de toegang tot de dancing aan deze bezoeker weigerde. Vermits eerste beklaagde niet steeds op de hoogde is of kan zijn van de identiteit van de geweigerde bezoeker of van de reden van deze weigering, komt het de rechtbank niet abnormaal voor dat hij in zijn politionele verklaring over de weigering van deze bezoeker, verwees naar vermoedelijk eerdere problemen met deze bezoeker als reden van de weigering door tweede beklaagde. Het feit dat voormelde bezoeker nooit eerder een bezoek bracht aan de dancing, is niet van die aard dat eerste beklaagde door het afleggen van voormelde verklaring gepoogd heeft om de waarheid te verdoezelen. Zoals gesteld komt het de rechtbank aanvaardbaar voor dat eerste beklaagde niet steeds weet waarom iemand al dan niet de toegang tot de dancing wordt geweigerd. Het gegeven dat de andere leden van de groep waarin C Marchouh zich bevond wel zonder pasje de dancing binnen mochten is evenmin van die aard dat hierdoor de feiten ten genoegen van recht zouden worden bewezen. Het is immers duidelijk dat niet elke bezoeker over een dergelijk pasje dient te beschikken. Gezien deze vaststellingen acht de rechtbank het dan ook niet bewezen dat eerste en/of tweede beklaagde handelden uit racistische motieven, minstens bestaat daarover twijfel. Eerste en tweede beklaagden dienen dan ook vrijgesproken te worden van de tenlastelegging I zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. 6

7 Feiten van 26 januari 2007 ten nadele van U Karakan Op voormelde datum werd deze bezoeker de toegang tot de dancing geweigerd, volgens zijn eigen verklaring, die van zijn vrienden en van zijn moeder, om reden dat hij geen lidkaart kon voorleggen. Volgens eerste beklaagde zou tweede beklaagde hem de toegang tot de dancing hebben geweigerd omwille van eerdere problemen. Zulks is niet uitgesloten vermits deze bezoeker toegeeft dat hij de dancing al eerder had bezocht. Tweede beklaagde werd over deze feiten niet verhoord, doch blijkens de vaststellingen van de verbalisanten, zou deze bezoeker geweigerd geweest zijn omwille van problemen met zijn moeder. Uit de voorliggende elementen blijkt dat er zich inderdaad problemen met deze moeder hebben voorgedaan nadat haar zoon eerder de toegang tot de dancing was geweigerd en was de houding van zijn moeder voor eerste beklaagde de reden om de weigering tot de dancing te handhaven. Het is niet uitgesloten dat tweede beklaagde deze tweede weigering bedoelde, toen hij aan de verbalisanten meedeelde dat de problemen met de moeder de reden van weigering tot de dancing waren. Alleszins ligt er geen enkel objectief gegeven voor waaruit blijkt waarom deze bezoeker initieel de toegang tot de dancing geweigerd werd. Het is derhalve niet aangetoond dat deze weigering gestoeld was om racistische motieven, minstens bestaat ook daar twijfel over. Eerste en tweede beklaagden dienen derhalve vrijgesproken te worden van de tenlastelegging II zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. Feiten van 8 september 2006 ten nadele van H Ozcan Deze bezoeker houdt voor dat hij op voormelde datum de toegang tot de dancing geweigerd werd door derde beklaagde. Blijkens de vaststellingen van de verbalisanten heeft derde beklaagde bij hun aankomst deze weigering toegegeven, doch in zijn latere politionele verklaringen stelt derde beklaagde dat hij niet precies weet of het deze bezoeker was die hij toen weigerde. 7

8 Hij stelt dat hij regelmatig bezoekers weigert omwille van problemen in het verleden of omwille van dreigende problemen, doch nooit omwille van racistische overwegingen. Gezien de vaststellingen van de verbalisanten komt het de rechtbank als bewezen voor dat derde beklaagde voormelde bezoeker op voormeld tijdstip de toegang tot de dancing heeft geweigerd. Deze vaststellingen dateren immers van kort na de feiten, zodat de rechtbank er vanuit mag gaan dat derde beklaagde zich het voorval toen nog wel herinnerde. Daar waar het vaststaat dat derde beklaagde deze bezoeker de toegang tot de dancing ontzegde, blijkt daarentegen geenszins ten genoegen van recht dat hij dit deed omwille van de vreemde afkomst of naam van deze bezoeker. Uit de voorliggende getuigenverklaringen, die met de nodige omzichtigheid dienen benaderd te worden daar het allemaal vrienden zijn van Halil O, kan niet worden afgeleid dat derde beklaagde uit racistische motieven handelde. Ook wordt dit niet bewezen door de eigen verklaring van deze bezoeker of uit deze van zijn vader, nu deze verklaringen geenszins als objectief en dus als bewijskrachtig kunnen worden weerhouden. Het gegeven dat de vrienden van deze bezoeker in hun verklaringen stellen dat er die dag nog bezoekers van vreemde afkomst werden geweigerd, dient genuanceerd te worden, daar er blijkens de verklaring van Kenny S ook gemengde groepen werden geweigerd. Verder blijkt uit de verklaring van Piet I dat de portiers bezoekers weigerde omwille van de houding van deze bezoekers. Bovendien blijkt uit de eigen verklaring van deze bezoeker dat hij in het verleden de dancing meerdere keren heeft bezocht. Het is derhalve niet bewezen dat eerste en derde beklaagde Halil O de toegang tot de dancing hebben geweigerd in strijd met de antiracismewet, minstens bestaat daarover twijfel. Eerste en derde beklaagden dienen derhalve vrijgesproken te worden van de tenlastelegging III zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. 8

9 Feiten van 9 september 2006 ten nadele van Khalid V Deze bezoeker houdt voor dat hij op voormelde datum de toegang tot de dancing geweigerd werd door derde beklaagde. Behoudens de eigen politionele verklaring van deze bezoeker, de vaststellingen van de verbalisanten dat de beschrijving van de weigerende portier overeenstemt met deze van derde beklaagde en dat er op voormelde datum tal van personen de toegang tot de dancing werd geweigerd, bevat het voorliggende dossier desbetreffend geen andere gegevens. Voormelde elementen zijn onvoldoende om de voorliggende feiten ten genoegen van recht aan te tonen, minstens om de twijfel omtrent deze feiten weg te nemen. Eerste en derde beklaagden dienen derhalve eveneens vrijgesproken te worden van de tenlastelegging IV zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. Aangezien de feiten niet bewezen zijn, is de rechtbank zonder rechtsmacht om kennis te nemen van de vorderingen van de burgerlijke partijen. *** *** *** Gelet op de artikelen : Wetboek strafvordering art. 185,190,191,194,197 Wet art. 2,14,31,32,33,34,35,36,37,41 en de artikelen aangehaald in dit vonnis. *** *** *** 9

10 OM DEZE REDENEN : De rechtbank statuerende OP TEGENSPRAAK; Eerste beklaagde Ludovicus G: Verklaart eerste beklaagde Ludovicus G niet schuldig aan de tenlasteleggingen I, II, III en IV zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. Spreekt eerste beklaagde hiervan VRIJ en verzendt hem van vervolging zonder kosten. Tweede beklaagde Kenneth B: Verklaart tweede beklaagde Kenneth B niet schuldig aan de tenlasteleggingen I en II zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. Spreekt tweede beklaagde hiervan VRIJ en verzendt hem van vervolging zonder kosten. Derde beklaagde Benaissa A: Verklaart derde beklaagde Benaissa A niet schuldig aan de tenlasteleggingen III en IV zoals omschreven in de inleidende dagvaarding. Spreekt derde beklaagde hiervan VRIJ en verzendt hem van vervolging zonder kosten. Verklaart zich zonder rechtsmacht om kennis te nemen van de vorderingen van de burgerlijke partijen. Laat de kosten der publieke vordering opzichtens alle beklaagden ten laste van de Belgische Staat, 10