RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TURNHOUT VAN 1 SEPTEMBER 2015

Transcriptie

1 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TURNHOUT VAN 1 SEPTEMBER 2015 In de zaak van het Openbaar Ministerie tegen : 1. Mevrouw S. Francesca, Belg, geboren te Antwerpen op ( ), verkoopster, wonende te 2200 Herentals, ( ), - burgerlijke partij - bijgestaan door Mr. B. v. H., advocaat te 2018 Antwerpen, ( ) 2. De heer O. Cemal, geboren te Guvecci/Turkije, op ( ), zaakvoerder, wonende te 2600 Antwerpen, ( ), - burgerlijke partij - bijgestaan door Mr. B. v. H., advocaat te 2018 Antwerpen, ( ) 3. P. BVBA, gevestigd te 2200 Herentals, ( ), ondernemingsnummer ( ) - burgerlijke partij - vertegenwoordigd door Mr. B. v. H., advocaat te 2018 Antwerpen, ( ) Tegen: 1. G. Panko, geboren te Herentals op ( ), wonende te 2200 Herentals, ( ) - beklaagde - bijgestaan door Mr. P. V., advocaat te 2200 Herentals, ( ) 2. G. Ginger, geboren te Herentals op ( ), wonende te 2200 Herentals, ( ) - beklaagde - bijgestaan door Mr. M. V., advocaat te 2000 Antwerpen, ( ) 1. TENLASTELEGGINGEN BEKLAAGD VAN: De eerste en de tweede.

2 Te Herentals, op 15 december 2013, Bij inbreuk op artikel 20.1 van de Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, zoals gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, in één van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden te hebben aangezet tot discriminatie jegens een persoon op grond van nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, en dit zelfs buiten de in artikel 5 van voornoemde wet bedoelde domeinen, meer bepaald door allerlei racistische uitlatingen te roepen naar O. Cemal en S. Francesca, zoals 'vuile makkakken, vuile buitenlanders, ga maar terug naar waar ge vandaan komt', en dit in bijzijn van meerdere klanten van de horecazaak uitgebaat door de slachtoffers. 2. PROCEDURE De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 2 juni De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde de burgerlijke partijen sub 1 en sub 2 bijgestaan door hun raadsman voornoemd en de burgerlijke partij sub 3 vertegenwoordigd door haar raadsman voornoemd die een conclusie en een stuk heeft neergelegd, het Openbaar Ministerie en de eerste beklaagde bijgestaan door zijn raadsman voornoemd die een bundel heeft neergelegd en de tweede beklaagde bijgestaan door haar raadsman voornoemd die een conclusie en een bundel heeft neergelegd. Beide beklaagden hebben de rechtbank verzocht om over te gaan tot toepassing van de wet van 29 juni 1964 (gew. wet van 10 februari 1994) op de probatie, het uitstel en de opschorting, zich akkoord verklarende met het eventueel voorafgaandelijk onderzoek en de eventueel op te leggen voorwaarden; zij hebben de rechtbank eveneens verzocht om over te gaan tot toepassing van de wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken en verklaarden voldoende ingelicht te zijn met betrekking tot de draagwijdte van bedoelde straf. 3. BEOORDELING OP STRAFGEBIED Beklaagden worden vervolgd wegens inbreuk op artikel 20.1 van de Wet van 30 juli 1981 (antiracismewet) en dit wegens beweerdelijke racistische uitlatingen opzichtens O. Cemal en S. Francesca welke feiten gepleegd zouden zijn te Herentals op 15 december Volgens de klacht van mevrouw S. Francesca op 20 december 2013 zouden beklaagden op 15 december 2013 in de handelszaak ( ) te Herentals opzichtens haar en haar echtgenoot racistische uitspraken gedaan hebben terwijl de handelszaak vol volk zat. 2

3 Beklaagden betwisten formeel deze aantijgingen en hun strafrechtelijke gehoudenheid. Beoordeling der schuldvraag: Ter staving van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van beklaagden verwijzen de burgerlijke partijen en het Openbaar Ministerie naar diverse getuigenverklaringen in het bundel. De analyse van deze diverse verklaringen laten evenwel niet toe te stellen dat het bewezen is dat beklaagden racistische uitspraken zouden gedaan hebben ten overstaan van de burgerlijke partijen. Uit het dossier blijkt onmiskenbaar dat er ernstige discussie en animositeit is ontstaan tussen beklaagden en de uitbaters van de handelszaak ( ) nadat beklaagden in de handelszaak geweigerd werden omdat ze een hond bij zich hadden en waardoor de heer G. Panko bij het buitengaan de deur furieus heeft dichtgedaan waardoor het glas van deze deur volledig gebroken was. Op 15 december 2013 was de politie ook ter plaatse gekomen op verzoek van de uitbaters doch werd door hen op dat moment geen klacht neergelegd wegens racistische uitlatingen. Pas op 20 december 2013 is mevrouw S. Francesca naar de politiediensten gestapt om dergelijke klacht neer te leggen. Nadien zijn diverse 'spontane' verklaringen binnengekomen bij de politiediensten met betrekking tot de beweerdelijke vastgestelde feiten en verklaringen. Verklaring van de heer G. Robert: Deze getuige heeft contact opgenomen met de politiediensten naar aanleiding van bepaalde krantenartikels welke hij had gelezen met betrekking tot het incident van 15 december Deze getuige geeft in zijn verklaring aan dat er gedurende een tiental seconden door de beklaagden en de burgerlijke partijen over en weer is geroepen waarbij de woorden 'zwette' en 'witte' gevallen zijn. Deze getuige geeft in zijn verklaring ook aan dat er op dat ogenblik weinig volk in de handelszaak aanwezig was en dat de heer G. Panko gepoogd heeft om een regeling te treffen met betrekking tot de beschadiging van de gebroken ruit doordat mevrouw S. Francesca hysterisch is beginnen te doen. Verklaring van de heer V. Sem: 3

4 In zijn eerste verklaring (stuk 25 van het bundel) stelt de heer V. dat hij vaste klant is in het eethuis/frituur ( ) in de ( ) te Herentals en hij zich op 15 december 2013 omstreeks uur in deze zaak bevond. Hij geeft aan dat eerste beklaagde racistische uitspraken zou gedaan hebben met name 'Vuile bruine, vuile makak, ga terug naar uw eigen land'. De heer V. geeft in deze verklaring ook aan dat eens de eerste beklaagde zich buiten de zaak bevond hij dezelfde woorden zou geroepen hebben. De heer V. stelt vervolgens dat eerste beklaagde niet alleen was en vergezeld was van zijn vriendin en nog een andere man en dat hij die mensen niet kende. De heer V. stelt dat tweede beklaagde ook een aantal dingen zou geroepen hebben (zonder deze te definiëren) op het ogenblik dat zij zich in de ( ) bevonden en hij zelf ook ter hoogte van het ( ) was en dus niet kon horen wat ze precies riepen. De heer V. stelt ook duidelijk in zijn verklaring (stuk 24) dat hij eigenlijk alleen getuige was van het incident waarbij aan eerste beklaagde verzocht werd om de zaak te verlaten, dat hij begon te roepen en dat de deur sneuvelde en dat hij dus verder niets gezien of gehoord heeft. De heer V. Sem heeft dan op 28 januari 2015 (zie navolgend pv) een spontane verklaring afgelegd waarin hij stelde dat zijn eerdere verklaring werd gedaan na herhaaldelijk aandringen van de burgerlijke partijen, maar dat deze eerste verklaring van hem niet de waarheid bevatte. In zijn tweede verklaring stelt hij dat hij die avond wel ter plaatse was en 'een boenk van de deur' heeft gehoord en dan is doorgegaan. Hij zegt ook dat hij de twee beklaagden niets heeft horen roepen en dat ook de burgerlijke partijen niets zouden geroepen hebben. Hij stelt dat hij die avond niets gezien of gehoord heeft en dat hij een gratis maaltijd en gratis drinken gekregen heeft in ruil voor de door hem eerder afgelegde verklaring. Verklaring D. J. Yvan: In deze verklaring wordt op geen enkel moment en op geen enkele wijze verwezen naar racistische uitspraken van beklaagden. Deze getuige observeerde bij zijn aankomst aan de handelszaak enkel dat eerste beklaagde in de deuropening stond tussen de glasscherven. Hij verklaarde tevens dat de zaakvoerster naar eerste beklaagde toekwam en begon te roepen 'ik zal bij de ( ) de ramen ook eens komen insmijten'. Deze getuige stelt dat eerste beklaagde rustig was en op geen enkel moment racistische uitspraken heeft gedaan en dat het in weze mevrouw S. Francesca was die zich op hysterische wijze uitliet. Getuige stelt tevens dat hij tweede beklaagde op geen enkel ogenblik iets horen zeggen heeft of racistische uitspraken heeft horen doen. 4

5 Verklaring D. Steven: De heer D. verklaart enkel dat hij weinig gezien of gehoord heeft. Hij heeft enkel de vrouw van de frituur heel hard horen roepen. Hij stelt in zijn verklaring tevens dat hij beklaagden geen verkeerde dingen heeft horen zeggen. Verklaring R. Glenn en W. Valerie: De verklaring van deze personen oorspronkelijk afgelegd op 23 december 2013 (stuk 12 van het bundel) is in weze de verklaring afgelegd door R. ook toe te schrijven aan W. Valerie. Beide personen zijn aangifte komen doen bij de politiediensten. In deze verklaring geven beiden dus aan dat door beklaagden racistische uitlatingen werden gedaan ten overstaan van de uitbaters van de handelszaak. Hij stelt gehoord te hebben dat gezegd werd 'jullie zijn makakken, jullie horen hier niet, vuile buitenlanders, ga maar terug naar jullie land'. In navolgend pv heeft de heer R. op 28 januari 2015 terug verklaring afgelegd ingevolge spontane contactname met de politie. Hij wenste uitdrukkelijk zijn verklaring die eerder afgelegd was te wijzigen en zegt expliciet dat hij een valse verklaring heeft afgelegd en hijzelf en mevrouw W. die avond niet aanwezig waren. Bij brief van 26 februari 2015 uitgaande van de raadsman van de burgerlijke partijen werd een getypte verklaring, ondertekend door R. Glenn gevoegd en neergelegd bij het Openbaar Ministerie. In deze verklaring geeft de heer R. aan dat hij zijn tweede verklaring is gaan afleggen onder druk van eerste beklaagde en waarin hij tevens stelt dat zijn eerste verklaring strookt met de waarheid. Met betrekking tot de opeenvolgende verklaringen van de heer R. Glenn moet dan ook onbetwistbaar vastgesteld worden dat de objectiviteit en de geloofwaardigheid van deze getuige nihil is. Uit bovenstaande analyse moet finaal dan ook afgeleid worden dat er geen objectieve en onpartijdige getuigenverklaringen aanwezig zijn welke de beweringen van de burgerlijke partijen met betrekking tot racistische uitspraken gedaan door beklaagden zouden kunnen ondersteunen. 5

6 Aldus moet dan ook vastgesteld worden dat de eenzijdige beweringen van de burgerlijke partijen lastens beklaagden niet afdoende bewezen zijn. Uit het bundel blijkt dat de betrouwbaarheid en de objectiviteit van de getuigen R., W. en V. onbestaande zijn en de verklaringen van de overige getuigen zoals afgelegd in het bundel afdoende duidelijk zijn derwijze dat een verder getuigenverhoor in deze geen meerwaarde kan bieden. De Rechtbank moet dan ook vaststellen dat de constitutieve elementen van het weerhouden misdrijf in hoofde van beklaagden niet afdoende bewezen zijn in hun hoofde en zij voor deze tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken. 4. BEOORDELING OP BURGERLIJK GEBIED De rechtbank is onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de burgerlijke partijen gezien de vrijspraak in hoofde van beklaagden. 5. TOEGEPASTE WETTEN De volgende artikelen bepalen de bestanddelen van de uitspraak en de taalwet: art. 162,191,194 van het Wetboek van Rechtspleging in Strafzaken; art. 91 van K.B. 28 december 1950; art. 2,11,12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935; art. 3 en 4 van de Wet van 17 april 1878; art en 1383 Burgerlijk Wetboek; UITSPRAAK De rechtbank beslist op tegenspraak ten aanzien van beklaagden en de burgerlijke partijen. OP STRAFGEBIED Spreekt beklaagden vrij. Laat de kosten ten laste van de Belgische Staat. OP BURGERLIJK GEBIED Verklaart zich onbevoegd om uitspraak te doen op burgerlijk gebied. 6

7 Verwijst de burgerlijke partijen tot de door hun veroorzaakte kosten. Alles gebeurde in de Nederlandse taal overeenkomstig de wet van 15 juni Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op dinsdag 1 september 2015 door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, kamer TC3, waar zetelde: F. C., voorzitter. In aanwezigheid van S. B., substituut-procureur des Konings. Met bijstand van S. V. L., griffier. 7