ri Nil UAAH SAOTUAI,I TilITTN

Transcriptie

1 ri Nil UAAH SAOTUAI,I TilITTN ZUL5TRA

2 Inhouclsopgave Loon- en inkomstenbelasting Update laotste Enkele wijzigingen in de loonheffing uit de Belastingplannen Invoering van het vitaliteitssparen... Ga in zee met een gecertificeerd en binnenkort geregistreerd uitzendbureau! Enkele attentiepunten in de inkornstenbelasting bij de joarovergang Schenken en erven Enkele ottentiepunten in de schenk- en ertbelasting bij de jaarovergong Toch overgangsregeling voor oude overdrachten van bloot eigendom ouderlijke woning Omzetbelasting Andere BTW-octualiteiten en actiepunten bij de jaarovergang Herrekening en herziening van voorbelasting...

3 Overgangsregeling of niet voor de correctie privégebruik van bedrijfsvermogen Pensioen en lijfrente Voorgestelde maatregelen in het kader van het Pensioenakkoord Enkele pensioenactuoliteiten actiepunten biide iaarovergang Sociale zekerheid en aíbeidsrecht Bereid u voor op de nieuwe regels in de vakantiewetgeving Invoering korte vervaltermijn voor opname minimumvakantiedagen Civielrecht Overige zaken in hetfamilierecht en het ondernemingsrecht...20 Inwerkingtreding wijzigingen wettelijke gemeenschap van goederen... Reparatiewet aanpassi n g wettelijke gemeenschap van goederen..., ln deze brochure is de stand van zaken in wet- en regelgeving tot 7 november 2011 veíwerkt. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fóuten en onvolledigheden. Deswege wordt geen aansprakelijkheid aanvaard.

4 Loon- en inkomstenbelasting Upclate laatste wijzigingen in cle werld<ostenregeling Net als vorig jaar heeft u ook dit jaar de keuze om vanaf volgend jaar van de 'oude' regeling van vergoedingen en verstrekkingen over te gaan op de werkkostenregeling. U bent immers pas in 2o14 verplicht de werkkostenregeling toe te passen. Er is inmiddels bijna een jaar ervaring opgedaan met deze nieuwe regeling en dat heeft geleid tot enkele aanpassingen. Zo zijn er enkele besluiten van de Staatssecretaris geweest, maar ook de Belastingdienst heeft een aantat vragen beantwoord en fouten in het handboek Loonheffingen hersteld. Die aanpassingen zijn natuurliik van belang voor de afwegingen die u moet maken om uw keuze te kunnen bepalen. Hierna hebben we voor de meest voorkomende vergoedingen en verstrekkingen een update gemaakt, waarin de laatste de wijzigingen en/of correcties zijn verwerkt. Dewerkplek Enkele voorzieningen op de werkplek worden onder de werkkostenregeling op nihil gewaardeerd. Dit betekent dat deze voorzieningen onbelast zijn. Het begrip'werkplek wordt gedefinieerd als'iedere plek die in verband met de arbeid wordt gebruikt en waarvoor de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verantwoordelijk is'. Dat is dus niet alleen het bedrijf of het kantoor waar de werknemer werkt, maar ook de vergaderzalen en de kantinen ook de parkeerplaats die bij uw kantoor of bedrijf hoort. Bovendien valt hieronder bijvoorbeeld ook de cabine van de vrachtwagen waarin uw werknemer rijdt of de bouwplaats waar hij/zij werkt. Onder het begrip'werkplek'valt bijvoorbeeld weer niet het café om de hoelí een park, een luchthaven, een nabijgelegen parkeergarage en de trein of de privéauto waarmee de werknemer naar zijn/haar werk reist. Er wordt op deze locaties mogelijk wel gewerkt, maar u bent niet verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden ter plaatse. Betreft het in het laatste geval echter een auto van de zaak dan bent u wel weer verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden in de auto, Deze auto kan dan wel weer een werkplek zijn. De werkruimte in de woning Expliciet is bepaaldat een werkruimte in de woning van de werknemer niet als werkple kwalificeert. Dit heeft vooral grote gevolgen voor de thuiswerker die niet elders een werkplek heeft. Dat geldt dus bijvoorbeeld ook voor de d irecteu r-g rootaa ndeel houder (werknemer v an zijn / haar BV) die zijn onderneming uitsluitend in en vanuit zijn/ haar won in g d rijft. Ondanks deze expliciete bepaling heeft de Belastingdienst inmiddels toch een ruimer standpunt hierover ingenomen, namelijk dat als een werkruimte thuis een zelfstandige ruimte is, deze dan wel kwalificeert als werkplek. Daarvoor worden dezelfde criteria gehanteerd als die gelden onder de'oude'regeling van vergoedingen en verstrekkingen, namelijk dat de werkruimte zou kunnen worden verhuurd, omdat de ruimte een eigen ingang en eigen sanitair heeft. Er worden echter geen eisen gesteld aan het inkomen dat u in en/of vanuit die werkruimte moet genereren. Niet veel werknemers hebben baat bij dit ruimere standpunt, omdat de meeste werkruimtes thuis niet aan dit criterium voldoen. Computers Van een aantal voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden ge- of verbruikt en waarvan het niet gebruikelijk is dat deze elders worden ge- of verbruikt, is de waarde op nihil gesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vaste computer (desktop) op de werkplek. Als u aan uw werknemers niet een vaste computer maar bijvoorbeeld een laptop, tabletcomputer of notebook (hierna: laptop) ter beschikking stelt, die geheel of gedeeltelijk op de werkplek wordt gebruikt, dan mag u deze ook op nihil waarderen als uw werk-nemer de laptop etc. voor 900/of meer zakelijk gebruikt. Dat geldt dus alleen als u de laptop ter beschikking stelt aan uw werknemer. De laptop blijft dan dus uw eigendom en moet, bijvoorbeeld bij het einde van de dienstbetrekking, weer aan u worden teruggegeven. Gebruikt de werknemer de laptop etc. voor minder dan 9070 zakelijk, dan is de factuurwaarde (inclusief BTW) of de waarde in het economisch verkeer als u geen factuur (meer) heeft, belast loon van de werknemer, tenzij u kiest voor onderbrenging de forfaitaire ruimte. Als u aan uw werknemer een computer of laptop verstrekt, dan wordt uw werknemer in tegenstelling tot de terbeschikkingstelling, daarvan eigenaar. In dat geval is de factuurwaarde (inclusief BTW) als loon bij de werknemer belast of anders de waarde in het economische

5 verkeer als u geen factuur (meer) heeft, tenzij er nog voldoende forfaitaire ruimte is en u eryoor kiest om het loonbestanddeel hierin onder te brengen. Als uw werknemer zelf de computer of laptop heeft gekocht en u geeft hem/haar daarvoor een vergoeding, dan is die vergoeding voor werknemer belast loon, tenzij u voor onderbrenging de forfaitaire ruimte kiest. Als uw werknemer de vaste computer of laptop uitsluitend in een werkruimte thuis gebruikt, dan geldt de nihilwaardering alleen als de werkruimte als werkplekan worden aangemerkt (zie hiervoor). Tel efoo ns e n an dere co m m u ni cotiemi ddel en Eenzelfde onderscheid als bij de computer wordt ook gemaakt bij de telefoon en andere communicatiemiddelen. De vaste telefoon op de werkplek van uw werknemer waardeert u op nihil. Ook de terbeschikkingstelling van een mobiele telefoon kunt u op nihil waarderen, mits deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek wordt gebruikt én voor meer dan 100/o zakelijk. Ook smartphones, zoals een BlackBerry of iphone vallen hieronder. Deze toestellen kwalificeren als communicatiemiddelen als het beeldscherm een diagonaal heeft van niet meer dan 7 inch (17,78 cm). Het beeldscherm en de invoermogelijkheden ziinbii deze apparaten beperkt voor langdurigebruik als computer. U heeft wel de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat een bepaald toestel met een groter beeldscherm toch een communicatiemiddel is. Als uw werknemer de mobiele telefoon e.d. voor 100/o of minder zakelijk gebruikt, is de factuurwaarde (inclusief BTW) of de waarde in het economisch verkeer als u geen factuur (meer) heeft, belast loon van de werknemer, tenzij u kiest voor onderbrenging de forfaitaire ruimte. Gebruikt uw werknemer een eigen mobiele telefoon e.d., dan kunt u onbelast een telefoonabonnement ter beschikking stellen bij een zakelijk gebruik van meer dan 10ol0. Een verstrekking van of een vergoeding voor een telefoon of een telefoonabonnement is bu de werknemer belast loon, tenz'tj u kiest voor onderbrenging de forfaitaire ruimte. Let op! Bij een werkruimte thuis geldt de nihilwaardering uitsluitend als de werkruimte als werkplekan worden aangemerkt (zie hiervoor). Consumpties Consumpties die uw werknemer tijdens werktijd geheel of gedeeltelijk op de werkplek nuttigt en die geen deel uitmaken van een maaltijd, waardeert u ook op nihil, U moet hierbij denken aan koffie, thee, een gebakje of de vrijdagmiddagborrel op kantoor. Ook een receptie in de bedrijfskantine, waarbij alleen hapjes en dran(es worden geserveerd, kan hieronder vallen. De gezamenlijke weekafsluiting met een biertje in de kroeg om de hoek valt hier bijvoorbeeld weer niet onder. Maaltijden De maaltijden met een zakelijk belang van minder dan 100/o die uw werknemer op de werkplek (inclusief de bedrijfskantine) nuttigt, mag u weliswaar niet op nihil waarderen, maar wel tegen een lagere waardering dan de waarde in het economisch verkeer, namel'tjk op 2,90 per maaltijd, Als de werknemer een eigen bijdrage betaalt, dan komt die hierop in mindering. De regeling geldt voor alle soorten maaltijden: ontbut, lunch, brunch, diner, koud of warm, U moet de maaltijden tegen de forfaitaire besparingswaarde van 2,90 (minus een eventueleigen bijdrage) per maaltud in de forfaitaire ruimte onderbrengen. Maaltijden met een zakel'tjk belang van meer dan 100/o zijn gericht vrijgesteld. Maaltijden die uw werknemer nuttigt ingeval van overwerk op koopavonden, ondanks dat dit op de werkplek plaatsvindt, of tijdens dienstreizen dergelijke hebben een zakelijk belang van meer dan 100/0. Dan geldt de gerichte vrijstelling. De waarde van deze maaltijden telt dus ook niet mee voor de forfaitaire ruimte. Kleine geschenken U heeft misschien ook de gewoonte om uw werknemer bij een speciale gelegenheid een klein geschenk te geven, bijvoorbeeld een fruitmand bij ziekte of een bos bloemen bij in- of uitdiensttreding, een jubileum, een verjaardag of bijvoorbeeld op secretaressedag. Het is niet altijd even duidelijk of het geschenk tot het loon van de werknemer behoort. Daarom is hiervoor een praktische regelingetroffen. De Belastingdienst neemt aan dat bij gelegenheden waar ook anderen dan de werkgever een attentie zouden geven, in ieder geval

6 geen sprake is van loon als het geen geld of waardebonnen betreft en de factuurwaarde (inclusief BTW) niet hoger is dan 25. Het personeelsfeest Een personeelsfeest is tegen factuurwaarde (inclusief BTW) loon voor de werknemer maar kunt u onder de werkkostenregeling aanwijzen als ei nd heffingsbestanddeel. Zolang er voldoende forfaitaire ruimte is, blijft het feest onbelast. Bij een tekort aan forfaitaire ruimte moet u 800/o eindheffing afdragen. Dan wordt het al snel een duur feestje. Als u kiest voor de'oude'regeling van vergoedingen en verstrekkingen, dan geldt weliswaar de oude vrijstelling nog slechts tot een maximum van 454 per jaar en per werknemer, maar u bent waarschijnlijk al gauw beter af dan onder de werkkostenregeling. De overige voorwaarden blijven van toepassing. Dit wilzeggen dat:. De deelname moet openstaan voor ten minste 750lo van de werknemers of voor ten minste 75o/o van de werknemers die behoren tot een organisatorische of een functionele eenheid (bijvoorbeeld een afdeling);. Deelname van de partner van uw werknemer niet tot nog een vrijstelling van 454 leid!. De vrijstelling niet van toepassing is als alleen de DGA (en zijn partner) naar het feest of op reis gaan;. Als bijvoorbeelde kosten voor maaltijden voldoende gespecificeerd zijn, u de normbedragen voor maaltijden mag toepassen ( 4,25 voor diner en 2,20 voor ontbijt en lunch). Het maximum van 454 wordt dan minder snel bereikt. Als de kosten meer bedragen dan 454, moet u over het meerdere loonheffingen inhouden bij de werknemer of de loonheffingen voor uw rekening nemen en bruteren. U mag ook eindheffing toepassen over het deel dat meer is dan 454,maar tot maximaal 200 per maand per werknemer. Over deze 200 hoeft u geen premies werknemersverzekeri n gen en i n komensafhan kel ijke bijd ra ge Zorgverzekeringswet (ZVW) te berekenen. Een personeelsfeest op de werkplek wordt overigens op nihil gewaardeerd en blijft dus onbelast. Een goed alternatief: het personeelsfonds Na 2013 kunt u niet meer kiezen voor de'oude' regeling van vergoedingen en verstrekkingen. U kunt dan echter nog wel gebruikmaken van de fondsenvrijstelling, want die blijft ook na 2013 bestaan. Deze vr'rjstelling kunt u met name benutten als de vrije ruimte in de werkkostenregeling blijkte zijn opgebruikt. De fondsenvrijstelling kunt u onder voorwaarden ook voor een personeelsfeest gebruiken. Wij informeren u graag, Commentaor U hoeftot 20i4 nog niet over te gaan op de werkkostenregeling, maar mag nog van de'oude regeling van ver* goedingen en verstrekkingen'gebruikmaken. Wat u kiest, blijkt uit de eerste loonaangifte in 2012, tenzij u geen vergoedi n gen of verstrekki n gen heeft gedaa n waa rvoor u een keuze moest maken. Om uw keuze te kunnen bepalen, doet u er verstandig aan om eerst uw huidige arbeidsvoorwaarden in kaarte brengen. pas dan kunt u bepalen of deze arbeidsvoorwaarden binnen de forfaitaire ruimte blijven en/of aanpassingen nodig zijn en of de'oude'regeling nog voordelig is of juist de nieuwe werkkostenregeling, ln dat geval moet u in ieder geval uw administratie aanpassen. Enkelewijzigingen in de loonheffing uit de Belastingplonnen 2012 In de Belastingplannen 2012 worden verschillenoe maatregelen voorgesteld in de loonheffingen. We hebben de meest in het oog springende voor u op een rij gezet. Hierna gaan we in op de afschaffing van het spaarloon en de levensloopregeling en de invoering van het vitaliteitssparen. Verder besteden we aandacht aan de introductie van de'verklaring uitsluitend zakelijk gebruik'voor de bestelauto en de bijtelling voor de (zeer) zuinige auto. Afschaffing spaarloon De spaarloonregeling wordt per 1 januari 2012 afgeschaft. Dit betekent dat u dan geen geld meer kunt inleggen op de spaarloonregeling. Er is wel voorzien in een overgangsregeling. Die houdt in dat u vanaf 1 januari 2012 de mogelijkheid heeft om uw spaarsaldo zonder belastingheffing op te nemen. Let wel, als u eind 2012 het saldo nog niet heeft besteed, dan valt het saldo op 1 januari 2013 wel in de heffing van box 3. Het is ook mogelijk dat u het spaarsaldo al dan niet gedeeltelijk laat staan. Als u zich dan houdt aan de voorwaarden van de spaarloonregeling, dan blijft de vrijstelling in box 3 in zoverre gelden. In dat geval valt het tegoed jaarlijks gedeeltelijk vrij. Tip: Werknemers die nog niet deelnemen, kunnen eenvoudig een voordeeltje behalen door alsnog in 2011 in te stappen in een bestaande regeling ofeen eventueel nog door hun werkgever aan te bieden spaarloonregeling. Werknemers moeten dan nog wel een spaarloonrekening bij een bank openen, waarop het spaarloon kan worden gestort. AIs zij daarop het maximum spaarloonbedrag van 613 storten, dan kunnen zij dat in 2012 belastingvrij weer opnemen. Afhankelijk van het belastingtarief

7 besparen zij dan 200 à 300. De werkgever moet wel25o/o eindheffing betalen over de inleg van de werknemer! mogelijk. Daarbij geldt wel de beperking dat als u op 1 januari van enig iaar 62jaar of ouder bent, de jaarlijkse opname niet meer dan mag bedragen' Afschaffing levensloopregeling niet voor iedereen De levensloopregeling wordt ook op 1 januari 2012 afgeschaft. Er is echter een overgangsregeling getroffen, waardoor de regeling blijft openstaan voor deelnemers met een levenslooptegoed van of meer op 31 december Vanaf 2012 wordt echter geen levensloopverlofkorting (in 2011: 201) meet opgebouwd. Tot die tijd opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting kun nen worden verzilverd bij opname van het levenslooptegoed of bij omzetting van de levensloopregeling het vitaliteitssparen (zie hierna). Deelnemers die op 31 december 2011 minder dan levenslooptegoed hebben, kunnen het tegoed in 2012 of 2013 (belast) opnemen voor verlof' Zij kunnen niet meer bijstorten. Alle deelnemers kunnen in 2013 hun levenslooptegoed zonder belastingheffing omzetten in het nieuwe vitaliteitssparen, ook als het levenslooptegoed meer bedraagt dan het maximum voor vitaliteitssparen van Bij deelnemers met een levenslooptegoed lager dan die hun tegoed niet in 2013 omzetten, wordt het tegoed op 31 december 2013 in één keer belast. Vanaf2014 kan het levenslooptegoed ook nog worden omgezet naar vitaliteitssparen maar dan wordt vanaf een bedrag van wel belastingeheven. Het is niet mogelijk om zowel aan de levensloopregeling als aan het vitaliteitssparen deel te nemen. Tip Werknemers die minder dan op hun levenslooprekening hebben staan, maar ook na 2011 nog aan deze regeling willen deelnemen, moeten dus zorgen vóór het eind van het jaar voldoende bij te storten. Invoering van het vitoliteitssparen Vanaf 1 januari 2013 vervangt het vitaliteitssparen de huidige spaarloon- en levensloopregelingen. Deze regeling biedt werknemers, ondernemers en resultaatgenieters de mogelijkheid om fiscaalvriendelijk te sparen. De inleg is aftrekbaar in box 1 en het spaarsaldo niet belast in box 3. Belastingheffing vindt pas plaats bij opname van het spaartegoed. De maximale inleg bedraagt per jaar en het spaartegoed mag maximaal bedragen' U kunt zelf bepalen waarvoor u het saldo opneemt, dus opname voor eerder stoppen met werken is ook Verklaring uitsluitend zakeliik gebruik bestelauto Naast de 'verklaring geen privégebruik' komt er voor werknemers en ondernemers per 1 januari 2012 ook een'verklaring uitsluitend zakelijk gebrui k' voor bestelauto's. De werknemer hoeft in dat geval ter voorkoming van een bijtelling wegens privégebruik geen rittenregistratie bij te houden. De'verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto' werkt als volgt. Vooraf wordt door de werknemer en werkgever gezamenlijk (of ondernemer) een verklaring afgegeven dat de bestelauto uitsluitend zakelijk wordt gebruikt' Toezicht kan plaatsvinden met behulp van camerabeelden. Deze mogelijkheid kan een oplossing bieden voor de groep bestelautorijders die de bestelauto van de zaak helemaal niet privé gebruikt en die nu achteraf een sluitende rittenregistratie moeten aanleveren of een beroep moeten doen op de bestaande bijzondere regelingen, zoals het verbod op privégebruik of het niet buiten werktijd gebruiken van de bestelauto (achter het hek). Wijzigingen voor bijtelling (zeer) zuinige oltto's von de zoak De regelingen voor milieuvriendelijke auto's worden aangepast. Tot 1 juli 2012 wordt voor de bijtelling privégebruik zuinige (200lo) en zeer zuinige (14olo) auto's van de zaak in loon- en inkomstenbelasting aangesloten bij de huidige CO2-vrijstellingsgrenzen. Daarna volgt voor deze auto's een neerwaartse jaarlijkse bijstelling van de CO2-grenzen per 1 januari (in 2012 per 1 juli), waarbij de grens voor de 14olo-bijtelling gelijk blijft aan de vrijstellingsgrens voor de BPM en de 20olo-bijtelling uiteindelijk alleen nog geldt voor auto's met een CO2-uitstoot van maximaal 110gr/km' In bestaande situaties houden auto's de verlaagde bijtelling voor de periode gelijk aan de gebruikelijke leasetermijn (60 maanden), rekenend vanaf het moment waarop de auto voor het eerst op kenteken is gesteld. Daarna wordt gekeken of de auto op grond van de dan geldende CO2-grenzen voor een verlaagde bijtelling in aanmerking komt. Voor tussen 2012 en 2015 aangeschafte personenauto's met een CO2- uitstoot van niet meer dan 50 grlkm geldt gedurende de gebruikelijke leasetermijn een 0olo-bijtelling. Tijdens de behandeling van de Belastingplannen 2012 in de Tweede Kamer is voor deze auto's echter een bijteling van 7 o/o geïntrod uceerd. 6

8 Ga in zee met een gecertificeerd en bi n nen kort ge reg istreerd u itzen dbu reau! Al enkele jaren worden fraude en illegaliteit in de uitzendbranche bestreden. Sinds 1 januari 2010 heeft de uitzendbranche zelf een systeem van certificering ingevoerd. Wanneer u als inlener in zee gaat met een gecertificeerd uitzendbureau,.kunt u sindsdien de risico's van het inhuren van personeel beperken. Inmiddels is in het kader van de fraudebestrijding een aanvullende maatregel getroffen. Bij de Tweede Kamer ligt namelijk een wetsvoorstel dat uitzendondernemingen verplicht zich te laten registreren in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Bovendien biedt het wetsvoorstel meer mogelijkheden voor informatie-uitwisseling met certificerende instellingen. Het inschakelen van een niet geregistreerde uitzendonderneming heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de uitzendonderneming zelf, maar ook voor u als inlener. Hierna gaan we eerst kort in op de certificering van uitzendbureaus daarna op de maatregelen uit het nieuwe wetsvoorstel. G ece rtifi ceer d e u itze n d b u r e a u s De uitzendbranche heeft zelf al een systeem van certificering laten ontwerpen door het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN). De mogelijkheid tot certificering staat open voor alle uitzendbureaus gevestigd in Nederland (NEN ) en voor in het buitenland gevestigde uitzendbureaus die zich op de Nederlandse markt begeven (NEN ). Een gecertificeerd uitzendbureau wordt periodiek gecontroleerd (in de regel2 keer per jaar) op de juiste en tudige afdracht van loonheffingen en BTW en de naleving van de regels voor tewerkstelling van vreemdelingen en het betalen van het minimumloon. De controle wordt uitgevoer door een certificerende instelling die als zodanig door de Raad voor Accreditatie (of een vergelijkbare instantie in het buitenland) is erkend. Bovendien moeten alle certificerende instellingen een overeenkomst met de Stichting Normering Arbeid (5NA) hebben gesloten. Een gecertificeerd uitzendbureau wordt in het Register Normering Arbeid van de SNA opgenomen. Het certificaat is alleen geldig in combinatie met opname in dit register. Het register kan via internet ( worden ingezien. U kunt als inlener daar een gedateerde verklaring downloaden. Zo kunt u bewijzen dat u zich, vóór de totstandkoming van de opdracht, ervan heeft vergewist in zee te gaan met een gecertificeerd uitzendbureau. Voo rko m extra i n I e n e rsa o n sp ra kel ij kh ei d Het belang van de certificering van het uitzendbureau is voor de inlener vooral gelegen in de aansprakelijkheid voor de betaling van het wettelijk minimumloon en de minimumvakantiebijslag aan de uitzendkracht. Hoofdelijke aansprakelijkheid wil zeggen dat de uitzendkracht de keuze heeft wie hijlzij aansprakelijk stelt: de inlener of het uitzendbureau. Daarbij hoeft de uitzendkracht niet eerst het uitzendbureau aan te spreken, maar kan hij/zij direct de inlener aanspreken op voldoening van zijnlhaar loon ter hoogte van het toepasselijke wettelijk minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag. U kunt als inlener echter aan deze aansprakelijkheid ontkomen als u aantoorbaar in zee bent gegaan met een gecertificeerd uitzendbu reau. De hoofdel ijke aansprakelijkheid moet inleners dan ook vooral prikkelen om niet meer te kiezen voor een niet-gecertificeerd uitzendbureau. Registratieplicht voor alle uitzendondernemingen Een vergelijkbaar doel moet worden bereikt met de invoering van de registratieplicht voor uitzendondernemingen. Momenteel zijn ondernemingen met een vestigingsadres in Nederland weliswaar verplicht zich in te schrijven bij het Handelsregister, maar niet verplicht om daarbij te vermelden dat zij personeel ter beschikking stellen. Daarin gaat verandering komen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, komt er een registratieplicht voor uitzendondernemingen als zodanig. Onder het begrip'uitzendonderneming' vallen niet alleen uitzendbureaus maar ook ondernemingen die slechts incidenteel personeel uitlenen. De registratieplicht geldt dus voor alle uitzendondernemingen. Dat zijn naast de bedrijven met een vestigingsadres in NederÍand ook de vanuit het buitenland werkende uitzendondernemingen die op de Nederlandse markt actief zijn of de zogenaamde 'mobiele' uitzendondernemingen die geen vestigingsadres hebben. Vanwege de al bestaande inschrijfuerplichting voldoet de in Nederland gevestigde uitzendonderneming aan haar registratieplicht door eenmalig te checken of zij als uitzendonderneming in het Handelsregister staat ingeschreven. Als dat niet het geval is, dan moet zij dat alsnog melden. Buitenlandse uitzendondernemingen en mobiele uitzendondernemingen die op de Nederlandse markt werken, moeten zich als zodanig wel laten registreren.

9 Handhaving registratieplicht door hoge Ingeval van een rechtelijke procedure krijgt bovendien boetes de rechter de mogelijkheide boete in (hoger) beroep De Arbeidsinspectie zorgt voor de handhaving van de hoger vast te stellen. Onder de huidige regelgeving nieuwe registratiepli cht. Zij voert al werkplekcontroles heeft de rechter die bevoegdheid niet. Het risico op uit op de naleving van de Wet op het minimumloon een hogere boete moet dan ook de bereidheid een (Wml) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Tijdens boete aan te vechten doen afnemen. deze controles bij de uitzendonderneming kan tevens het voldoen aan de registratieplicht worden gecontroleerd. Ook bij reguliere inspecties bij een inlener kan De boete wordt niet alleen aan de niet-geregistreerde Wie krijgt de boete? tevens worden gecontroleerd of deze gebruikmaakt uitzendonderneming opgelegd, maar ook aan de van uitzendkrachten van een geregistreerde uitzendonderneming. heeft ingehuurd. De inlener kan alleen aan de boete inlener die van deze onderneming uitzendkrachten Als de Arbeidsinspectie vaststelt dat een uitzendonderneming niet is geregistreerd, dan legt zij een onderneming op het moment van het sluiten van ontkomen alshij/zij kan aantonen dat de uitzend- boete op aan zowel de uitzendonderneming als de de overeenkomst was geregistreerd. De inlener doet inlener. Daarbij hanteert zij hetzelfde boetesysteem er dus verstandig aan om voorafgaand aan het sluiten als bij overtredingen van de regels voor de naleving van de overeenkomst te controleren of de uitzendonderneming is geregistreerd en daarvan een bewijs van de Wml en Wav. te maken en te bewaren. Als u echter met een gecertificeerde uitzendonderneming in zee gaat, hoeft u de Hoogte van de boetes De hoogte van de boete wordt onder meer bepaald registratieplicht niet te controleren omdat alleen door de ernst van de overtreding, zowel in maatschappelijk opzicht als in de mate waarin feitelijk schade is kunnen krijgen. Een gecertificeerde uitzendonder- geregistreerde ondernemingen een certificaat veroorzaa kt (vermogensschade en/of lichamel ijke neming is dus per definitie geregistreerd. Als u als en/of geestelijke schade). Daarnaast is voor de hoogte inlener het ingehuurde personeel doorleent, dan van de boete van belang dat het voordeel dat met de moet u, naast de uitzendonderneming waarvan u overtreding is behaald te niet wordt gedaan en dat de personeel inleent, ook zelf als uitzendondernemer hoogte de kans op herhaling beperkt. Tot slot wordt bij zijn geregistreerd. Als u of de uitzendonderneming het vaststellen van de hoogte van de boete rekening niet islzijn geregistreerd, dan krijgt ook de'onderinlener'een boete. gehouden met de draagkracht van en daarmee de impact van de boete op de betreffende persoon of onderneming. Daarnaast is het de bedoeling dat de I nfo r m ati eve r strekki n g a a n i n s p e cter e n d e boete toeneemt met het aantal aangetroffen uitzendkrachten van een niet-geregistreerde uitzendonder- Naast de registratieplicht wordt ook een wettelijke instellingen neming. De boete bedraagt de eerste keer , basis gevormd voor informatie-uitwisseling van de bij herhaling binnen 5 jaar en bij een derde Arbeidsinspectie en de Belastingdienst aan de inspecterende instelling in de uitzendbranche. Dat z[n de overtreding binnen 5 jaar per uitzendkracht. Deze boetes komen bovenop de eventuele boetes voor SNA en de SNCU. De laatgenoemde stichting is het het overtreden van de regels van de Wml en de Wav. samenwerkingsverband tussen werkgeversorganisaties Als u een werknemer inleent van een niet-geregistreerd en werknemersorganisaties in de Nederlandse uitzendbranche. Deze stichting ziet toe op de naleving van de uitzendbureau dat bovendien ten onrechte niet beschikt over een tewerkstellingsvergunning, is de boete bij CAO voor uitzendkrachten. Een uitzendonderneming een eerste overtreding al per uitzendkracht. is verplicht zich aan een controle door de SNCU te onderwerpen. De informatieverstrekking aan deze instanties beperkt zich tot die informatie die zij nodig hebben om hun controlerende taak uit te voeren. De SNA krijgt dus alleen informatie voor de controle op de naleving van de juiste en tijdige afdracht van loonheffingen en BTW en de naleving van de regels voor tewerkstelling van vreemdelingen en het betalen van het minimumloon. De SNCU krijgt dus alleen informatie die nodig is voor de controle op de naleving

10 van de CAO-bepalingen. Het is de bedoeling dat deze instanties naar aanleiding van de verstrekte informatie zelf een onderzoek starten bij de betreffende uitzendonderneming en afhankelijk van de uitkomst zelf maatregelen treffen. Zo kan het SNA als een gecertificeerde uitzendonderneming zich niet aan de regels houdt, overgaan tot intrekking van het certificaat. De SNCU kan na onderzoek via de rechter een boete laten opleggen wegens niet naleving van de CAO-bepalingen. Commentaar De bedoeling van de invoering van de registratieplicht voor uitzendondernemingen is vooral u als inlener nog meer te stimuleren om met een gecertificeerde en geregistreerde uitzendonderneming in zee te gaan. Zo moeten de malafide uitzendbureaus op een zijspoor worden gezet. Als u in zee gaat met een niet gecertificeerd uitzendbureau, loopt u het risico dat u hoofdeluk aansprakelijk wordt gesteld voor de uitbetaling van het wettelijk mi n i m umloon en de minim umva kantiebijslag van de uitzendkracht. Als ook de registratieplicht wordt ingevoerd (naar verwachting 1 januari 2012), dan komen daar de forse boetes bij die worden uitgedeeld als u toch een overeenkomst met een niet-geregistreerde uitzendonderneming bent aangegaan. U doet er daarom verstandig aan om voordat u met een uitzendonderneming een overeenkomst sluit eerst na te gaan of deze onderneming is gecertificeerd en in ieder geval is geregistreerd.. ten minste een van hen de ander als partner voor de pensioenregeling heeft aangemeld; of. samen een huis hebben gekocht. Daaraan wordt nog een criterium toegevoegd, waardoor ook samengestelde gezinnen voor de partnerregeling kunnen kwalificeren. U bent ook fiscaal partner van elkaar als u samen met een kind van een van u beiden op hetzelfde adres in de GBA staat ingeschreven. Als sprake is van (onder)huur, dan worden de huisgenoten in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat geen sprake is van fiscaal partnerschap. Als u als samenwoners nog dit jaar fiscaal partner van elkaar wilt zijn, moet u zorgen dat u nog dit jaar aan ten minste één van deze voorwaarden voldoet. Stond u wel ingeschreven de GBA, maar voldoet u pas in de loop van 2011 aan de voorwaarden, dan bent u toch al per 1 januari 2011 fiscaal partner van elkaar. Wilt u geen fiscaal partner meer zijn? Met name in echtscheidingssituaties kan van belang zijn om ook fiscaal geen partner meer van elkaar te zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor bepaalde heffingskortingen. Let er dan op dat u pas geen fiscaal partner meer van elkaar bent, als u bij de rechter een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend én u niet meer op hetzelfde adres in de basisadministratie van uw qemeente bent ingeschreven. Enkele attentiepunten in de inkomstenbelasting bij de joarovergong De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 1 januari 2012 Zelfstandigenoftrek wordt vaste basisaftrek De Belastingplannen 2012 bevinden zich nog op de vormgegeven als een vaste, niet-geïndexeerde parlementaire weg. Toch hebben we alvast de meest in basisaftrek van per jaar. Daarboven blijft het oog springende voorstellen in de inkomstenbelastingde bestaande MKB-winstvrijstelling van 120lo van voor u eruit gelicht. We beginnen echter eerst met een toepassing. Het is de bedoeling dat op termijn het ander attentiepunt waarvoor de jaarovergang van urencriterium wordt afgeschaft. Bovendien gaat het belang is. kabinet onderzoeken of invoering van een aparte winstbox met slechts één of twee tarieven in de Bent u ol fiscaal partner voor de nkomstenbelasting tot de mogelijkheden behoort. inkomstenbelosting? Sinds 1 januari 2011 gelden nieuwe regels voor wie Invoering Research- en Development oftrek fiscaal partner van elkaar zijn. Gehuwden, geregistreerden en samenwoners met een notarieel samenlevings- investeringskosten research en development inge- Er wordt in 2012 een extra aftrek voor exploitatie- en contract die op hetzelfde adres bij de gemeentelijke voerd, de zogenoemde R&D-aftrek. De aftrek is bedoeld basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zun voor directe kosten van R&D, niet zijnde de loonkosten. ingeschreven, zijn fiscaal partner van elkaar. Het kan dus zinvol zijn om kosten en investeringen Ongehuwde samenwoners zonder notarieel samenlevingscontract die fiscale partners van elkaar willen te stellen, voor research en development naar volgend jaar uit zijn,zijn dat alleen nog als zij op hetzelfde adres zijn In het Belastingplan 2013 wordt aanvullend innovatiebeleid bekendgemaakt. ingeschreven de GBA én:. samen een kind hebben gekregen oferkend; of

11 Wijzigingen in de kindregelingen Er zijn maatregelen voorgesteldie wijzigingen aanbrengen in de verschillende kindregelingen. In de inkomstenbelasting wordt voorgesteld:. Beperking van de aftrek voor kosten van levensonderhoud van kinderen tot 30 jaar naar kinderen tot 21 jaar;. Handhaving leeftijdsgrens van 16 iaar voor het inkomensafhankelijke deel van de alleenstaandeouderkorting, maar verlaging van leeftijdsgrens voor het niet-inkomensafhankelijke deel van 27 )aar naar 18 jaar. Dit deel wordt voortaan toegekend op basis van de leeftijd van het jongste kind;. Afschaffing kindertoeslag heffingsvrije vermogen box 3. Verder wordt overigens ook de kinderbijslag gemiddeld 35 per kind per jaar verlaagd en gaat u meer bijdragen aan de kosten voor kinderopvang. De kinderopvangtoeslag wordt gekoppeld aan het aantal gewerkte uren door de minstverdienende ouder en kunt u niet meer met terugwerkende kracht aanvragen en ontvangen. Schenken en erven Enkele attentiepunten in cle schenk- en erfbelasting bij cle jaarovergang Het einde van een kalenderjaar is voor veel mensen een moment om schenkingen te doen. Ook in 2011 kunt u het jaar voor uw kinderen weer extra feestelijk afsluiten met een vrijgestelde schenking. Naast de jaarlijkse vrijgestelde schenking, kunt hierbii ook denken aan de eenmalige (extra) verhoogde vrijgestelde schenking. Verder maken we hierna attent op de deadline voor het fiscaal partnerschap vooí samenwoners die korter dan 5 jaar samenwonen, de overgangsregeling die toch nog is getroffen voor oude overdrachten van bloot eigendom van de ouderlijke woning en op het updaten van uw testament. Bespaar erfbelasting via schenking aon uw kinderen Bij uw overlijden wordt over uw vermogen erfbelasting geheven. Kinderen betalen 10 en/of 20o/o.Door tijdens uw leven gespreid te schenken tegen een bescheiden tarief, draagt u alvast vermogen aan uw kinderen over. Bij uw overlijden is er dan minder vermogen waarover uw kinderen erfbelasting verschuldigd zijn. Dat levert dus in de toekomst een belastingbesparing op' U kunt fiscaalvriendelijk vermogen overhevelenaar uw kinderen door jaarlijks te schenken. Dat kan vrijgesteld tot een bedrag van (in 2011 en in 2012). U hoeft dan geen aangiftebiljet voor de schenkbelasting te dienen. Met deze jaarlijkse vrijgestelde schenking zou u bijvoorbeeld ook de woonlasten van uw kinderen kunnen verzachten. Als u meer schenkt, moet over het meerdere schenkbelasting worden betaald. Denk er dan aan dat u dan wel een aangiftebiljet voor de schenkbelasting indient. Eenmalig vrijgesteld schenken aon uw kinderen Naast de jaarlijkse schenking, kunt u uw kinderen (of hun partners) als zij ouder dan 18 en jonger dan 35 jaar zijn, ook eenmalig een hoger bedrag vrijgesteld schenken. Deze eenmalige schenking bedraagt sinds 1januari2011, Daarnaast kunt u sinds l januari 2010 aan deze kinderen in plaats van deze eenmalig verhoogde schenking, ook een extra verhoogdeenmalig vrijgestelde schenking doen van (in 2011 en 2012).Zij kunnen de schenking onder voorwaarden gebruiken voor de aankoop van een eigen woning, de aflossing van de eigen woningschuld, de kosten voor een verbouwing of verbetering van de eigen woning, de afkoop van een recht van erfpacht, opstal of beklemming of voor een studiefonds. Als uw kind vóór 1 januari 2010 al gebruik heeft gemaakt van de verhoogdeenmalige vrijstelling, dan geldt als tijdelijke regeling (tot 1 januari 2027) dat u nog een extra eenmalige vrijgestelde schenking kunt doen van (in 2011 en in 2012), mits die schenking wordt benut voor een van de genoemde doelen voor de eigen woning. De extra verhoogdeenmalig vrijstelde schenking mag ook worden gesplitst in een deel dat voor de eigen woning wordt gebruikt en een deel dat voor andere doeleinden wordt aangewend, mits het laatstgenoemde deel niet meer dan 24J44 (in 2011 en 2012) bedraagt. U moet de delen dan wel in hetzelfde kalenderjaar schenken. Voor de eenmalig vrijgestelde schenkingen moet u een 10

12 schenkingsaangifte indienen, waarin u een het verleden, verhoogd met 60lo rente voor ieder jaar beroep doet op de eenmalige vrijstelling. dat het vruchtgebruik heeft bestaan. In veel gevallen kwam dit bij overlijden van de ouder er op neer dat Schenken is ookvoordelig voor uzelf de kinderen feitelijk in het geheel geen of slechts een Bijkomend voordeel is dat uw vermogen in box 3 gering bedrag aan successiebelasting hoefden te van de inkomstenbelasting daalt, waardoor u zelf ook betalen. Zo bleef de waardeaangroei veelal onbelast. minder belasting betaalt. Als u het geld niet contant wilt of kunt uitbetalen, is wellicht een schenking onder Wijziging per 1 jonuari20l0 schuldigerkenning een oplossing. Uw notaris kan u Op 1 januari 2010 is het oude besluit uit 1964 echter hierbij behulpzaam zijn. ingetrokken. Daarmee is in één klap het voordeel vervallen van de onbelaste waardestuging van de woning Bent u al fiscaal portner voor de schenk- en tussen het moment van de overdracht in het verleden erfbelasting? en het moment van overlijden. De fictieve verkrijging U kunt voor de schenk- en erfbelasting maar met één moet voortaan worden berekend over de waarde van andere persoon fiscaal partner zijn. Het fiscaal partnerschap levert u bij overlijden de ruime partnervrijstelling met de waarde van de blote eigendom in het verleden, de woning ten tijde van het overlijden verminderd (in 2011: ) op en toepassing van de laagste verhoogd met 60lo rente voor ieder jaar dat het vruchtgebruik heeft bestaan. tarieven (10-20o/o). Heeft u geen notarieel samenlevingscontract en voert u nog geen 5 jaar een gezamenlijke Sinds de invoering van de wijziging is vanuit de praktijk huishouding met elkaar, dan heeft u nog tot 1 januari steeds veel kritiek geweest op het ontbreken van een 2012 de tijd om het notarieel samenlevingscontract overgangsregeling voor bestaande vruchtgebruikblote eigendomconstructies. Vooral als de overdracht met wederzijdse zorgplicht te laten opmaken. En als u nog geen testament heeft waarin u elkaar tot erfgenaam benoemt, doet u er verstandig aan om dat ook zal de waardestuging groot zijn en dus leiden tot een van de woning aljaren geleden heeft plaatsgevonden, alsnog te laten opmaken. Ook als u al vele jaren samenwoont. U heeft immers niets aan de ruime vrijstelling overlijden van de ouders. forse verhoging van de verschuldigde erfbelasting bij en gunstige tarieven als u niet van elkaar erftl In tegenstelling tot gehuwden (geregistreerden) bent u als Eind oktober 20i t heeft de Staatssecretaris van Financiën samenwoners niet automatisch erfgenaam van elkaar. besloten dat die overgangsregeling nu toch komt. Dat bent u pas als u elkaar daartoe in een testament De regeling houdt in dat de kinderen bij het overlijden heeft benoemd. van de ouder mogen uitgaan van de waarde van de woning op het moment van overdracht in het verleden, Toch overgongsregeling voor oude vermeerderd met de waardestijging van i januari 2010 overdrachten von bloot eigendom tot de overlijdensdatum. Zo blijft de waardestijging ouderlijke woning tussen het moment van de overdracht in het verleden De vruchtgebruik- bloot eigendomconstructie was tot en 1 januari 2010 buiten de heffing van erfbelasting. 1 januari 2010 een vorm van een fiscaalvriendelijke vermogensoverheveling van ouders aan kinderen, waarbij gebruik inmiddels is omgezet in een huurrecht. De overgangsregeling geldt ook ingeval het vrucht- de ouderlijke woning aan de kinderen werd overgedragen, De precieze uitwerking van de overgangsregeling onder voorbehoud van een levenslang recht op gebruik wordt vastgelegd in een ten tijde van dit schrijven en bewoning (vruchtgebruik). Het fiscale voordeel was nog te publiceren beleidsbesluit. vooral in de toekomst gelegen op het moment dat de ouder overlijdt. Dan groeit de blote eigendom aan tot volle eigendom bij de kinderen. De Successiewet kent een bepaling die dit aanmerkt als een belaste fictieve verkrijging. 'Fictief'omdat de kinderen eigenlijk al eigenaren zijn en dus niet iets verkrijgen, alleen de last van het vruchtgebruik valt weg. De waarde van deze fictieve verkrijging voor de successiebelasting was tot 1 januari 2010 op grond van een oud besluit uit1964 het verschil tussen de vrije waarde van de woning en de waarde van de blote eigendom ten tijde van de overdracht in 11

13 Omzetbelasting Enkele wijzigingen in de BTW Er zijn ook dit jaar in de BTW enkele wetswijzigingen voorgesteld. Daarvan is de wiiziging in de BTW-regels voor het privégebruikvan de auto van de zaak inmiddels, vooruitlopend op een goedkeuring in het Belastingplan 2012, al op 1 juli 2011 in werking getreden. Verder wiizigen de BTW-regets voor levende dieren en die voor het reisbureau. Hierna staan we bii al deze wijzigingen kort stil. Privégebruik auto van de zoak in de BTW Sinds 1 juli 2011 is de nieuwe regeling voor het privégebruik van de auto van de zaak in de BTW in werking getreden. Als voor het privégebruik van de auto van de zaak, waartoe voor de BTW ook het woon-werkverkeer wordt gerekend, geen vergoeding wordt betaald, dan wordt het privégebruik als fictieve dienst belast. Als wel een vergoeding wordt betaald, dan is de betaalde vergoeding voor het privégebruik in beginsel tegen 190lo BTW belast. Als geen vergoeding wordt betaald voor het privégebruik, maar er is wel een sluitende rittenadministratie bijgehouden, dan bedraagt de BTW 190lo over de uitgaven voor de werkelijk gereden privékilometers. Als er geen vergoeding voor privégebruik wordt betaald en een sluitende rittenadministratie ontbreekt, dan wordt de BTW forfaitair gesteld op 2,7o/o van de catalogusprijs (incl. BPM en BTW) van de auto. Deze BTW wordt berekend naar rato van het aantal dagen dat de auto (mede) voor privédoeleinden ter beschikking heeft gestaan en wordt in het laatste tijdvak van het kalenderjaar (was boekjaar!) aangegeven. Ook BTW-correctie bij eigen bijdrage Aanvankelijk werd gesteld dat de BTW-correctie buiten toepassing moest blijven als de terbeschikkingstelling van de auto niet kosteloos is, maar de werknemer daarvoor een eigen bijdrage betaalt. In het Belastingplan 2012is bepaal dat als een onzakelijk lage vergoeding wordt betaald, die vergoeding ten minste op de normale zakelijk waarde wordt gesteld. U moet overigens over de eigen bijdrage voor het privégebruik van de terbeschikkinggestelde auto BTW afdragen in het juiste tijdvak. Als u afspraken heeft met de Belastingdienst om deze BTW pas in het laatste tijdvak van het jaar aan te geven, dan doet u er verstandig aan te laten nagaan of u door de wijziging in de BTWregels voor het privégebruik van de auto van de zaa( nieuwe afspraken hierover moet maken. P rivég ebru i k vo n d e m a rg eauto De heffing over het privégebruik van een margeauto is alleen mogelijk als een vergoeding voor het privégebruik wordt betaald. Als dat niet het geval is, dan is volgens de Staatssecretaris de BTW op de gebruikskosten en het onderhoud van de auto niet aftrekbaar voor zover er sprake is van privégebruik. Aanpassing BTW-tarief voor levende dieren De regels voor toepassing van het verlaagd BTW-tarief voor levende dieren worden aangepast. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, dan is het verlaagd tarief alleen nog van toepassing op de levering van rundvee, schapen, geiten en varkens, ongeacht hun bestemming, omdat deze dieren gewoonlijk bestemd zijn om te worden gebruikt in de menselijken dierlijke voedselketen. Op de levering van paarden daarentegen kan dit tarief uitsluitend worden toegepast als de levering geschiedt met het oog op slacht. Paarden zijn namelijk gewoonlijk en in het algemeeniet bestemd voor de bereiding van levensmiddelen. Via een speciale goedkeuring geldt het verlaagd tarief nu ook voor het opfokken van paarden. Door de wijziging komt ook daaraan een einde. Het opfokken van paarden is dan belastegen het normale tarief van

14 Aanvankelijk was het de bedoeling dat de nieuwe regels op 1 januari 2012 inwerking zouden treden. De Nederlandse paardensector ondervindt echter mogelijk een concurrentienadeel ten opzichte van Duitsland en Frankrijk. Deze landen hebben hun BTW-tarief op levende dieren namelijk nog niet aangepast. Daarom is voorgesteld om de nieuwe regels pas later te laten ingaan op het moment waarop zij hun wetgeving ook hebben aangepast. N ieuwe rei sbu reau reg eli n g Reisbureaus, touroperators e.d. kunnen onder de huidige regels gebruikmaken van twee systemen voor de BTWheffing. Als het reisbureau de Nederlandse reisoureauregeling toepast dan is zij over de Eehele omzet BTW verschuldigd (veelal het BTW-nultariefl, maar de BTW op de kosten en investeringen mag zij als voorbelasting claimen. Als het reisbureau de Nederlandse regeling niet toepast, dan moet zij de reisbureauregeling volgens de BTW-Richtlijn toepassen. Daaruit volgt dat slechts over de winstmarge BTW is verschuldigd, maar dat er beperkt BTW mag worden geclaimd. Deze winstmargeregeling is bedoeld voor de verkoop van pakketreizen aan reizigers, maar Nederland past de regeling ook toe op de verkoop tussen reisbureaus. Dit verstoort de concurrentie tussen reisbureaus onderling en leidt ertoe dat sommige reisbureaus zwaarder worden belast dan andere. De Europese Commissie (EC) heeft Nederland al in 2008 verzocht om in haar BTW-wetgeving de reisbureauregeling overeenstemming brengen met de reisbureauregeling in de BTW-Richtlijn. Eind vorig jaar is een nieuwe regeling voor reisbureaus ter vervanging van de huidige regels aangenomen. De inwerkingtreding is op 1 april 2012.De wijziging betekent dat het reisbureau onder voorwaarden over het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs van reizen in Europa 19o/o BfW is verschuldigd. De tariefverhoging zal waarschijnlijk aan de reiziger worden doorberekend. De kans is dus groot dat reizen in Europa vanaf 1 april volgend jaar duurder wordt, Andere BTW-actualiteiten en octiepunten bij de jaarovergang ln de vorige bijdrage hebben we enkele wetswuzigingen in de BTW behandeld.in deze bijdrage gaan we in op enkele andere actualiteiten en op actiepunten die van belang zijn in verband met de jaarovergang. F orm aliseri n g su ppletieaan g ifte De suppletieaangifte is nu nog een vrijwillige verbetering die u kunt gebruiken ter correctie van foutieve boekingen en dergelijke, waardoor u te veel of te weinig BTW heeft aangegeven en voldaan. De suppletieaangifte wordt echter geformaliseerd. Dat wil zeggen dat het indienen van een dergelijke aangifte via een speciaal formulier moet plaatsvinden daarmee valt onder de wettelijke informatieplicht. Doet u echter met de suppletieaangifte een verzoek om teruggaafvan veel afgedragen BTW, dan wordt het verzoek nog wel als een te laat ingediend verzoek aangemerkt. Als de Belastingdienst dan niet aan het verzoek tegemoet komt, heeft u geen mogelijkheid om daartegen in bezwaar of beroep te gaan. Nog steeds geen register voor (para)medici Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft nog steeds niet het register geopend met criteria voor de opleidings- en beroepskwalificaties van gezondheidskundige zorgverleners die voor de BTWvrijstelling in aanmerking komen. Zolang het register er nog niet is, blijft een overgangsregeling van kracht. Bent u ondernemer/beroepsbeoefenaar maar heeft u geen B G-registratie en/of B G-beroep, maar verricht u wel medische handelingen met geen ander doel dan de gezondheidskundige verzorging van de mens, dan kunt u de BTW-vrijstelling onder voorwaarden voorlopig dus blijven toepassen. Herrekening en herziening van voorbelasting Als u goederen en diensten gebruikt voor zowel belaste prestaties als vrijgestelde prestaties, is er sprake van gemengd gebruik van die goederen. De voorbelasting die op die goederen en diensten drukt, is niet volledig aftrekbaar. Aan het eind van het jaar moet u daarom een herrekening en/of een herziening van voorbelasting uitvoeren. Het resultaat geeft u aan in de aangifte over het laatste tijdvak van Herrekening van voorbelasting past u toe bij alle goederen en diensten die u gemengd gebruikt. Herziening van voorbelasting past u alleen toe bij onroerenden roerende zaken, waarop u afschrijft voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. BU A-correctie voor perso neel svoorzi en i ng en De aftrek van voorbelasting voor personeelsvoorzieningen wordt op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) uitgesloten, tenzij de kosten perwerknemer onder het bedrag van 227 per jaar zijn gebleven. U moet aan het einde van het jaar beoordelen of deze grens al dan niet wordt overschreden. Bij overschrijding van het bedrag is de BTW op de kosten niet aftrekbaar. Tot de personeelsvoorzieningen behoren onder meer het personeelsfeest of -uitstapje, kerstpakketten en dergelijke. Voor kantineverstrekkingen geldt een aparte regeling. 13

15 Attentiepunt Door de wijziging in de correctie van het privégebruik van de auto van de zaak per 1 juli 2011, valt dit privégebruik niet meer onder het BUA. Dit heeft tot gevolg dat het voordeel van het privégebruik sindsdieniet meer meetelt bij het berekenen van de BUA-drempel van 227 per werknemer per jaar, waardoor werknemers met een auto van de zaak deze drempel minder snel overschrijden. Overgangsregeling of niet voor de correctie privégebruik van bedrijfsvermogen Naast de BUA-correctie moet u aan het eind van het jaar nog een andere privécorrectie toepassen. Het privégebruik van tot het bedrijfsvermogen behorende goederen en diensten door u als ondernemer, uw personeel of door anderen is namelijk een met BTW belaste dienst, mits u voor dit goed recht op aftrek heeft van de aan u in rekeningebrachte BTW. Sinds 1 januari 2011 is de systematiek van algehele aftrek en heffing van BTW over het privégebruik ingrijpend gewijzigd. Voor woon/ werkpanden heeft dit tot gevolg dat de volledige aftrek van BTW op de aankoop of bouwkosten van het pand met ingang van 1 januari 2011 niet meer mogelijk is' Voor aftrek komt sindsdien alleen nog in aanmerking de BTW die betrekking heeft op het zakelijk gebruikte deel van het woon/werkpand. Ad 2 Kosten van herstel, onderhoud, verbetering en verbouwing Deze kosten kunnen van jaar totjaar verschillen' Per kalenderjaar worden de kosten gesteld op de feitelijk gemaakte kosten die u in het betreffende kalenderjaar in aanmerking moet nemen. Een voorbeeld van deze kosten zijn kosten voor het laten schilderen van een woon/werkpand. De overgangsregeling Bij deze wetswijziging is echter een overgangsregeling W er kel ij k privég eb r u i k getroffen voor bestaande gevallen. Deze regeling is U rekent de kosten uit beide categorieën op basis van toepassing op het woon/werkpandat u vóór van de werkelijke verhouding tussen het privégebruik 1 januari 2011 tot uw BTW-ondernemingsvermogen en het totale gebruik, per kalenderjaar aan het privégebruik toe. Over dit bedrag berekent u vervolgens heeft gerekend en vóór die datum voor het eerst in gebruik heeft genomen. Daarnaast geldt de regeling de BTW-heffing wegens privégebruik.u moet dus voor ook voor het woon/werkpandat u na 1 januari 2011 toepassing van deze privécorrectie aantekening houden in gebruik heeft genomen, maar waarvoor u in verband van het privégebruik. Alleen als u door bijzondere omstandighedeniet over de exacte gebruiksgegevens met de aanschaf ervan al uitgaven heeft gedaan vóór 1 januari Het gaat hierbij om nog in aanbouw kunt beschikken, mag u uitgaan van een schatting die zijnde onroerende zaken die zijn opgeleverd na 1 januari het werkelijk gebruik zo goed mogelijk benadert' 2011 en waarvoor u in 2010 al één om meer betalingen op termijnnota's heeft gedaan en waarbij u het pand heeft aa n geme rkt a ls BTW-ondernem i n gsvermogen. In deze gevallen zijn de oude regels onveranderd van toepassingebleven. De al genoten BTW-aftrek op de aankoop of bouwkosten van het woon/werkpand is in stand gebleven en u moet ook jaarlijks het feitelijk privégebruik blijven aangeven voor de nog resterende herzieningsperiode. U moet daarbij twee kostencategorieën onderscheiden. 1. de kosten van verwerving of vervaardiging van investeringsgoederen waarop pleegte worden afgeschreven; 2. de kosten van herstel, onderhoud, verbeteringen verbouwing. Ad 1 Kosten ter verwerving of vervoardiging Deze kosten betreffen in beginsel eenmalige kosten die zich voordoen in het jaar van verwerving of vervaardiging. Eventuele verwervings- of vervaardigingkosten die u in ebn eerder of later maakt, moet u daar nog bijtellen. U deelt de kosten vervolgens toe aan meerdere kalenderjaren, waarbij wordt aangesloten bij de herzieningstermijn voor (on)roerende zaken. Daartoe moet voor onroerende zaken gedurende 10 jaren 1070 van de' verwervingskosten aan elk jaar worden toegerekend en voor roerende zaken gedurende 5 jaren 2070 per jaar. De toerekening vindt voor het eerst plaats in het jaar van ingebruikname. 14

16 Pensioen en lijfrente Voorgestelcle maatregelen in het kacler van het Pensioenald<oorcl Nu zowel de Tweede Kamer als ook de werkgevers - en uiteindelijk ook de werknemersorganisaties - toch in meerderheid akkoord zijn gegaan, kunnen wij de relevante maatregelen van het Pensioenakkoord vooí u op een rij zetten. Hierna behandelen we de maatregelen in de AOW, de fiscale ondersteuning van (aanvullend) pensioenopbouw, de maximale lijfrenteopbouw in de jaarruimte en de maximale dotatie aan de oudedagsreserye. De beoogde ingangsdatum van alle aanpassingen op pensioengebied is 1 januari2013. Als dit niet haalbaar is, dan wordt de ingangsdatum 1 januari Maatregelen in de AOW De AOW- en de pensioenleeftijd worden gekoppeld aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd gaat per 1 januari 2020 naar 66jaar. Naar verwachting gaat de AOW-leeftijd per i januari 2025 naar 67 jaar. De bekendmaking of en per wanneer de AOw-leeftijd omhoog gaat, vindt ten minste 11 jaar voor die tijd plaats. Uiterlijk op 31 december 2013 moet dus bekend zi)n of de AOW-leeftijdefinitief per 1 januari 2025 wordt verhoogd naar 67 jaar. De berekening van de gemiddelde levensverwachting vindt eenmaal per 5 jaar plaats en leidt alleen tot een verhoging van de AOw-leeftijd als de berekening laat zien dat een verhoging van ten minste t heeljaar is gerechtvaardigd. De verhoging met 1 jaar is tevens de maximale verhoging. De maximale periode waarover u kunt opbouwen, blijft 50 jaar. De AOW kan naar keuze eerder of later worden uitgekeerd, zodat afstemming met de feitelijke ingang van het ouderdomspensioen mogelijk is. Eerder of later stoppen met werken is mogelijk. Vanaf 1 januari 2020 betekent ieder jaar vervroeging of uitstel van de AOWingangsdatum een 6,50ó lagere respectievelijk hogere AOW. De AOW kan niet eerder worden uitgekeer dan bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en niet langer dan 5 jaar worden uitgesteld. Voor mensen met een laag inkomen zijn enkele aanvullende maatregelen getroffen, zodat ook zij mogelijkheden hebben om toch op de leeftijd van 65 jaar te stoppen met werken. Een van die maatregelen betreft de mogelijkheid van het opsparen van de werkbonus (zie hierna opblzlt). De AOW gaat voor iedereen per 1 januari 2013 tot 1 januari 2028 met 0,60/o per jaar boven de loonindex omhoog. Bovendien stugt de AOW jaarlijks met de loonindex (nu: prijsindex). De extra stijging en indexering gelden ook bij vervroeging van de AOW-datum. De sociale zekerheidsuitkeringen lopen door tot de nieuwe AOW-Ieeftijd. Dit geldt niet bij vervroeging of uitstel van de AOW-leeftijd. Hiervoor is nog afzonderlijke wetgeving in de maak. Verder is er nog een wetsvoorstel in voorbereiding om een aantal arbeidsrechtelijke belemmeringen die bestaan bij doorwerkena de AOW-leeftijd, weg te nemen. U moet hierbij onder meer denken aan de verplichtingen die u als werkgever heeft bij ziekte van uw werknemer en het aantal keren dat een tijdelijk arbeidscontract kan worden aangeboden. F i scal e on dersteu ni ng pen sioe nopbouw De fiscale ondersteuning van pensioenopbouwordt per 1 januari 2013 afgestemd op een pensioenrichtf eeftijd van 66 jaar en per 1 januari 2015 (!) van 67 jaar. Een verhoging van de pensioenrichtleeftijd vindt steeds 10 jaar plaats voor de verhoging van de AOWleeftijd. De uiterste leeftijd waarop ouderdomspensioen moet ingaan, wordt in dezelfde mate verhoogd als de AOW-leeftijd. De maximale opbouw van ouderdomspensioen (en het hiervan afgeleide partnerpensioen en wezenpensioen) per dienstjaar blijft ongewijzigd. Dat wil zeggen voor eindloonregelingen 2% en voor middelloonregelingen 2,25o/o, Bijde in de pensioenregelingen fiscaal minimaal te hanteren AOW-franchise moet per 1 januari 2013 rekening worden gehouden met de (extra) stijging van de AOW van 0,60/o per jaar. Bestaande aanspraken die zijn gebaseerd op een lagere pensioenrichtleeftijd, hoeven niet te worden aangepast. 15

17 De aanpassing betreft dus uitsluitende toekomstige opbouw vanaf 1 januari Ook voor de DGApensioenpraktijk houdt dit in dat nieuwe aanspraken vanaf 2013 op een andere pensioenleeftijd moeten worden gewaardeerd, dan de rechten die al zijn opgebouwd. Tot slot wordt het 40-deelnemingsjarenpensioen per 1 januari 2020 een 41-deelnemingsjarenpensioen en gaat dan in op 64-jarige leeftijd. Naar verwachting wordt dit per 1 januari 2025 verder aangepast naar een 42-deelnemingsjarenpensioen ingaande op 65-jarige leeftijd. Lijfrenteopbouw in de jaarruimte Het percentage in de formule voor de berekening van de lijfrenteaftrek in de jaarruimte wordt per 1 januari 2013 van 17o/o naar 16,50lo verlaagd en per 1 januari 2015 (!) naar 16o/o.Voor ieder jaar dat hierna de pensioenrichtleeftijd met 1 jaar wordt verhoogd, wordt het percentage met 0,5olo verlaagd. Verder wordt in de formule voor de berekening van de jaarruimte per 1 januari 2013 rekeningehouden met de (extra) stijging van de AOW van 0,60/o per jaar Pensioenopbouw in de oudedagsreserve U kunt nu nog 12o/ovan uw winst aan de oudedagsreserve toevoegen met een maximum van ln 2012 wordt de maximumdotatie verlaagd naar Een jaar later wordt ook het dotatiepercentage in de oudedagsreserve verlaagd en wel naar 11,7o/o en per 1 januari 2015 (!) naar 11,4o/o. Voor ieder jaar dat hierna de pensioenrichtleeftijd met 1 jaar wordt verhoogd, wordt het percentage met 0,3% verlaagd. Enkele pensioenactualiteiten en octiepunten bij de jaarovergong Naast de perikelen rond het Pensioenakkoord zijn er nog enkele andere maatregelen aangekondigd of onlangs in werking getreden. Verder maken we u nog attent op enkele actiepunten die met de jaarovergang samenhangen. Meer mogelijkheden voor werken noost uw vroegpensioen Mensen in de leeftijd van 60 tot 65 jaar hebben sinds 7 september 2011 meer mogelijkheden om naast hun pensioen te blijven werken. Tot dan toe moest u als u gedeeltelijk vervroegd met pensioen was gegaan, uw arbeid in gelijke mate verminderen. Als u dat niet deed, dan werd uw hele pensioenaanspraak op de vervroegde ingangsdatum van uw pensioen belast. Onder de nieuwe regeling kunt u als u na uw 60ste verjaardag vervroegd gedeeltel'rjk met pensioen gaat, naast uw pensioen blijven werken zonder dat uw pensioenaanspraak wordt belast. Let wel, uw pensioenregeling moet wel de mogelijkheid bieden om vervroegd met pensioen te gaan. Minister Kamp heeft overigens ook al aangekondigd dat hij begin volgend jaar voorstellen gaat doen om ook werken na het bereiken van de Aow-gerechtigde leeftud te stimuleren. U itbrei di ng vrijwi I li g e voortzetti ng pensioenopbouw Indien u na uw ontslag als ondernemer of zelfstandigen zonder personeel (ZZP'er) aan de slag gaat, kunt u vanaf volgend jaar langer fiscaal ondersteund meeliften in de pensioenregeling van het bedrijf waar u het laatst in loondienst was. De maximale termijn voor de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies wordt dan namelijk van 3 naar 10 jaar verlengd. In de Pensioenwet stond al een termijn van 10 jaar, maar de fiscale voordelen waren beperktot 3 jaar. Tot het derde jaar wordt voor de pensioenopbouw aangesloten bij uw actuele inkomen in box 1. Daarna blijft dat zo, maar wordt wel een maximum ingesteld van het laatstverdiende pensioengevend loon in de periode tot uw ontslag. Let wel, u kunt alleen van de verlenging profiteren als uw (voormalige) werkgever de mogelijkheid van de vrijwillige voortzetting van de deelname in de arbeidsvoorwaarden heeft opgenomen. Betaal uw aftrekbare lijfrentepremie al in 2011 Als u een pensioentekort heeft en u heeft voor een aanvullend inkomen bij een verzekeraar een lijfrentepolis gesloten of een lijfrentebankspaarproduct bij een bank, dan kunt u de premie die u heeft betaald in aftrek brengen op uw inkomen. Tot 1 januari 201 t had voor de aftrek van de lijfrentepremie in de jaarruimte en de reserveringsruimte een belangrijke terugwentelingsmogelijkheid. Als u de lijfrentepremie/bankspaarinleg namelijk vóór 1 april van het volgende jaar had betaald, dan kon u de premie toch in het voorafgaande belastingjaar aftrek brengen. Vanaf 1 januari 2011 is dit niet meer mogelijk. Alleen de in het kalenderjaar zelf betaalde lijfrentepremie is nog aftrekbaar. Dus in de aangifte inkomstenbelasting 2011 die u volgend jaar indient, kunt u alleen de in 2011 betaalde lijfrentepremie in aftrek brengen. De termijn van zes maanden voor het terugwentelen van de premie voor de lijfrente die u bedingt voor de oudedagsreserve en de stakingswinst is wel ongewijzigd gebleven. 16

18 Sociale zekerheicl en arbeiclsrecht Stimulering van langer cloorwerken Een van de speerpunten van het kabinet Rutte is het stimuleren van langer doorwerken. Naast het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd worden ook andere maatregelen in de sociale zekerheid getroffen om het langer doorwerken mogelijk te maken. Hierna hebben we een aantal van die maatregelen voor u op een rij gezet. Invoering van werk- en mobiliteitsbonussen Een van de middelen om langer doorwerken te stimuleren is het toekennen van bonussen. Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2013 werkbonussen en mobiliteitsbonussen in te voeren. Werknemers van 61 jaar of ouder die doorwerken krijgen dan een werkbonus van 2,350. Naast deze bonus wordt de huidige premiekorting voor het in dienst houden van werknemers ouder dan 62 jaar voortgezet in de vorm van een werkbonus voor de werkgever. De bonus bedraagt per jaar gedurende drie jaar. Wel vervalt op 1 januari 2013 de voorziene verhoging van de premiekorting. De middelen die daardoor vrijkomen worden ingezet voor de nieuwe mobiliteitsbonussen. Ook deze bonussen moeten de arbeidsparticipatie van ouderen vergroten, maar zijn niet zozeer op het in dienst houden van oudere werknemers gericht maar meer op het in dienst nemen van deze werknemers. Als u een werknemer ouder dan 55 jaar in dienst neemt, krijgt u gedurende drie jaar een mobiliteitsbonus van 3,500 per jaar. Voor het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder krijgt u zelfs een dubbele mobiliteitsbonus van per jaar, gedurende drie jaar. Verder wordt nog bezien of ook de huidige premiekorting voor arbeidsgehandicapten naar een mobiliteitsbonus kan worden omgevormd. De mobiliteitsbonus wordt in beginsel aan de werkgever toegekend, maar u kunt afspraken maken over de verdelino van deze bonus tussen u en uw werknemer. Loopbaanfacíliteiten Naast het toekennen van bonussen worden looobaanfaciliteiten gecreëerd. Een van die faciliteiten is het in CAO's introduceren van het Van-Werk-Naar-Werk budget (VwNw-budget) om baanovergangen van met ontslag bedreigde werknemers te stimuleren. Dit budget is een individueel opeisbaar recht op middelen voor bijvoorbeeld scholing bij ontslag. De hiermee samenhangende kosten moeten collectief op sectorniveau worden gefinancierd, zodat de kosten voor u als individuele werkgever bij ontslag niet worden verhoogd. Het VWNW-budget leidt tot hogere collectieve kosten voor werkgevers en werknemers. De loopbaanfaciliteit biedt daarom hiervoor een generieke compensatie. De hoogte van de compensatie hangt afvan de realisatie van concrete afspraken over individuele leerrechten bij ontslag. Hierover gaat het kabinet in 2012 afspraken maken met de sociale partners. Daarnaast wil het kabinet in 2012 afspraken met hen maken over het stimuleren van intersectorale loopbaangerichte scholing van werknemers die (nog) niet met ontslag worden bedreigd. Het kabinet wil ook hiervoor een tegemoetkoming invoeren. Overb rugg i n gsuitkeri n g voor o udere werknemers In de bijdrage over de maatregelen in het kader van het Pensioenakkoord (zie blz 15) heeft u kunnen lezen dat de pensioengerechtigde leeftijd vanaf 2020 wordt verhoogd naar 66jaar. Dat betekent dat we in beginsel een jaar langer moeten doorwerken. Oudere werklozen kunnen echter moeilijk een baan vinden. Daarom is besloten om de wet Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (low) tijdelijk te verlengen voor werklozen die geboren zijnvoor De IOW biedt daarmee tot en met 2021 een tijdelijke overbrugging tot aan het AOW-pensioen. Het kabinet heeft bovendien toegezegdat er vanaf 2020 ook een structurele overbruggingsuitkering komt voor oudere werkloze werknemers van 65 jaar of ouder na afloop van hun WW- of loongerelateerde WGAuitkering tot aan hun AOW-pensioen. Bereid u voor op de nieuwe regels in de vakantiewetgeving Volgend jaar treden de nieuwe regels in de vakantiewetgeving werking. De nieuwe regels gelden alleen voor de opbouw en opname van het wettelijke minim umaantal vakantiedagen. Voor de bovenwettelijke vakantiedagen verandert er niets. Als u aan uw werknemers zowel het wettelijke mi n i m umaantal 17

19 vakantieda gen als bovenwettelij ke vakantiedagen heeft toegekend, doet u er verstandig aan uw verlofadministratie aan te passen. Zo houdt u de opbouw en opname van vakantiedagen inzichtelijk. Hierna volgen eerst de nieuwe regels en daarna de gevolgen voor onder meer de inrichting van uw verlofadministratie. Opbouw wettelijke vakantiedagen tiidens ziekte Vanaf 1 januari 2012 hebben volledig zieke werknemers dezelfde aanspraak op het wettelijk minimumaantal vakantiedagen (20 dagen bij een fulltime baan) als gezonde werknemers. Dit betekent dat de langdurig zieke werknemer na 2 jaar ziekte in beginsel recht heeft op maximaal 40 wettelijke vakantiedagen. Dat zijn er nu nog maar 10, namelijk maximaal de wettelijke vakantiedagen over laatste zes maanden van hun ziekte. De nieuwe vakantieregels kunnen voor u als werkgever dan ook een behoorlijke lastenverzwaring opleveren, wanneer u een werknemer na twee jaar ziekte wilt ontslaan. U kunt met uw werknemer overigens wel afwijkende afspraken maken over de beperking van de opbouw tijdens ziekte van eventueel toegekende bovenwettelijke va kantiedagen. Opname of verrekening van vakontie bii ziekte Met de uitbreiding van de opbouw van de minimumvakantiedagen tijdens ziekte worden gelijktijdig ook meer mogelijkheden geboden (ontstaan verplichting) om vakantie tijdens ziekte op te nemen, Daarnaast is het mogelijk ziektedagen met vakantiedagen te verrekenen. Deze laatste mogelijkheid staat echter alleen open voor de bovenwettelijke vakantiedagen. U kunt hierover met uw werknemer bij schriftelijke overeenkomst afspraken maken, in die zin dat bijvoorbeeld bij een ziekmelding bovenwettelijke dagen worden verrekend. Dit is wel van belang bij de opname van vakantiedagen tijdens langdurige ziekte. Onder de huídige regeling kunnen vakantiedagen tijdens ziekte alleen met toestemming van de werknemer worden afgeboekt. Als een werknemer echter onder nieuwe regels langdurig ziek is, maar wel in staat is om de minimumvakantiedagen op te nemen enhij/zii ziet daarvan aí dan komen de niet opgenomen (minimum)vakantiedagen aan het einde van de vervaltermijn (zie hierna) te vervallen. Een zieke werknemer wordt redelijkerwijs geacht in staate zijn om vakantie op te nemen als aan hem/haare-integratieverplichtingen zijn opgelegd. De vervaltermijn ziet er, net als bij niet zieke werknemers, op toe dat zieke werknemers tijdig minimum vakantie op te nemen. Het is aan de werknemer om aannemelijkte maken dathij/zij niet in staat is om vakantie op te nemen. Daarbij kanhij/ziin gevalvan ziekte gebruikmaken van informatie van de Arbodienst. U itbetol i n g bij uitdien sttredi n g Een werknemer die in de loop van het jaar uit dienst treedt, krijgt de opgebouwde niet opgenomen (minimum)vakantiedagen uitbetaald. Invoering korte vervaltermijn voor opname minimumvokantiedagen Het initiatief om vakantie op te nemen ligt bij de werknemer. U moet de vakantie vaststellen overeenkomstig de wensen van uw werknemer, tenzij de vakantieperiode is voorgeschreven door bijvoorbeeld een CAO (de bedrijfsvakantie). In andere gevallen kunt u zich alleen tegen de wensen van uw werknemer verzetten, als u daarvoor gewichtige redenen heeft. Om te bevorderen dat alle werknemers in het belang van hun veiligheid en gezondheidaadwerkelijk met regelmaat en tijdig herstellen door vakantie op te nemen, wordt de huidige verjaringstermijn van 5 jaar voor de opname van het wettelijk minimumaantal vakantiedagen gewijzigd in een vervaltermijn, waarbij geldt dat werknemers binnen zes maande na afloop van het kalenderjaar, hun minimumaantal vakantiedagen moeten opnemen. De minimumvakantiedagen die niet binnen de vervaltermijn zijn opgenomen, vervallen. Afkoop van deze dagen is niet mogelijk. Overigens zijn afwijkende afspraken ten gunste van de werknemer wel mogelijk, mits schriftelijk vastgelegd in een individuele arbeidsovereenkomst of CAO. De nieuwe vervaltermijn wordt van toepassing op de minimumvakantiedagen die vanaf 1 januari 2012 worden opgebouwd. De eerste vervaldatum voor deze vakantiedagen is dus 1 juli l8

20 Uitzondering Een belangrijke voorwaarde voor het vervallen van de minimumvakantiedagen na het verstrijken van de vervaltermijn, is dat de werknemer wel in de gelegenheid moet zijn geweest om het minimumaantal vakantiedagen op te nemen. Voor de situaties waarin hij daartoe redelijkerwijs niet in staat is geweest, geldt een uitzondering. Het gaat hierbij (met name) om de situatie waarin de werknemer gedurende het opbouwjaar en de daarop volgende zes maanden om medische redene niet in staat is geweest om zijn minimumvakantiedagen op te nemen. Dat is dus slechts het geval als aan hem/haar geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. Een andere bijzondere omstandigheid waarvoor ook een uitzondering wordt gemaakt, is de situatie waarin de werknemer door toedoen van zijn werkgever niet tot tijdige opname van zijn minimumvakantiedagen staat is geweest. Er geldt overigens geen uitzondering op de vervaltermijn voor werkneemsters die met zwangerschapsverlof zijn geweest. Verjoringstermijn voor bovenwettelijke vakantiedagen blijft 5 jaar Voor de bovenwettelijke vakantiedagen bluft de bestaande verjaringstermijn van 5 jaar van kracht. Vanaf 1 januari 2012 kunnen vakantiedagen dus op verschillende momenten komen te vervallen. Voor zover vakantiedagen zijn opgebouwd onder de huidige regelgeving geldt voor zowel de minimumvakantiedagen als de (eventuele) bovenwettelijke vakantiedagen een verjaringsterm'ljn van 5 jaar. Die termijn loopt door als de nieuwe vakantieregels op 1 januari 2012 worden ingevoerd. Uw werknemers bouwen vanaf dat moment de nieuwe minimumvakantiedagen op met een vervaltermijn van 6 maanden na het opbouwjaar en (eventueel) bovenwettelijke vakantiedagen waarvoor de verjarin gstermijn van 5 jaar blijft gelden. Aa n p o ssi n g ve r I ofo d m i n i str ati e Vanaf volgend jaar zijn er dus drie soorten vakantiedagen te onderscheiden: 1. de wettelijke minimumvakantiedagen van vóór 2012 met een verjaringstermijn van 5 jaar; 2. de wettelijke minimumaantal vakantiedagen vanaf 2012 met een vervaltermijn van 6 maande na afloop van het opbouwjaar; 3. de bovenwettelijke vakantiedagen met een verjaringstermijn van 5 jaar. Het verschil tussen de verschillende wettelijke minimumvakantiedagen en de bovenwettel ij ke va kantiedagen moet in uw administratie zichtbaar zijn. U zult dus uw verlofadministratie hierop moeten aanpassen. De komst van de kortere vervaltermijn voor nieuwe minimumvakantiedagen leidt vanaf 1 januari 2012 ook tot het vervallen van het uitgangspunt dat de oudste dagen steeds het eerst moeten worden afgeboekt. Dat zou er immers toe kunnen leiden dat nieuwe minimumvakantiedagen kunnen komen te vervallen, als uw werknemer nog vakantiedagen heeft die onder de huidige vakantiewetgeving zijn opgebouwd en waarvoor dus nog de verjaringstermijn van 5 jaar loopt, Het meest voor de handliggend is dat u vanaf 1 januari 2012 de vakantiedagen die het eerst door verval of verjaring verloren gaan, als eerste afboekt. U doet er dus verstandig aan uw verlofadministratie zo in te richten dat u eenvoudig kunt zien welke dagen moeten worden afgeboekt. Het is aan de werknemer om te bepalen welke dagen worden opgenomen, maar uitgangspunt is dat hoe dan ook dit de dagen zullen zijn die het eerst komen te vervallen of verjaren. Het is dan ook verstandig om voor iedere werknemer inzichtelijk te hebben welke vakantiedagen hij/zij nog heeft en wanneer die vervallen of veríaren. Commentaar De genoemde wetswijzigingen hebben betrekking op het wettelijk minimumaantal vakantiedagen. Voor u als werkgever kan met name de uitbreiding van de opbouw van de minimumvakantiedagen tijdens ziekte tot een lastenverzwaring leiden, als u na twee jaar ziekte tot ontslag wenst over te gaan. U zult de zieke werknemer dan alle minimumvakantiedagen moeten uitbetalen als hij/zij niet in staat is geweest om die dagen op te nemen. Verder zult u uw verlofadministratie op de nieuwe vakantiewetgeving moeten aanpassen, zodat u inzichtelijk heeft welke dagen het eerst vervallen ofverjaren. U kunt dan deze dagen het eerst afboeken van het verlofsaldo van uw werknemer. Werknemers zullen vooral moeten zorgen voor tijdige opname van hun minimumvakantiedagen om te voorkomen dat deze vervallen. Daarmee komt een einde aan de mogelijkheid om jarenlang vakantieopname uit te stellen en een stuwmeer aan vakantiedagen te vormen. 19