PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen"

Transcriptie

1 PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. Please be advised that this information was generated on and may be subject to change.

2 BOSNEGERS EN OVERHEID IN SURINAME De ontwikkeling van de politieke verhouding With a summary in English

3

4 BOSNEGERS EN OVERHEID IN SURINAME

5 voor: mijn moeder en Antoine Yessemba

6 BOSNEGERS EN OVERHEID IN SURINAME De ontwikkeling van de politieke verhouding Willi a summary in Fnghsh Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, volgens besluit van het College van Decanen in het openbaar te verdedigen op woensdag 25 mei 1994, des namiddags te 3 30 uur precies door Bernardus Petrus Canisius Scholtens geboren op 10 juni 1954 te Almelo Afdeling Culluurstudics/Minov Paramaribo

7 Promotor Co-promotor : Prof. Dr. G. Huizcr : Dr. J. Vcrnooij (Paramaribo) Deze publikatie kwam tot stand met financiële ondersteuning van: - Suriname Aluminium Company (Suralco) en de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlander Foto omslag: grootopperhoofd Forster met J.A. Pcngcl (1963) (foto-archief Nationale Voorlichtings Dienst) 1994 Afdeling Cultuurstudies/Minov, Paramaribo ISBN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotocopie op op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without prior permission from the publisher. grafische verwerking vaco-press η v., grafische indusine, Paramaribo

8 INHOUD INLEIDING 7 BEGRIPPENLIJST 13 LIJST VAN AFKORTINGEN VAN MARRONS TOT BOSNEGERS Kolonisatie cn bestuur Slavernij en marronage Vredesverdragen in de achttiende eeuw Traditioneel bestuurssysteem De met-bevredigde Bosnegers NIEUWE VREDESVERDRAGEN EN EMANCIPATIE Bestuurlijke veranderingen Vernieuwing vredesverdragen eerste helft negentiende eeuw Opheffing beperkingen bewegingsvrijheid cn Emancipatie GRONDSTOFFENEXPLOITATIE EN VRACHTVAART: TOENEMENDE OVERHEIDSBEMOEIENIS Bestuurlijke veranderingen Houtkap Bagasi-lcn vrachtvaart De Aluku een grcnsgeval Vrachtvaardersstdking Gaama op het matje nieuwe overeenkomsten "Beschavingswerk" Integratie als beleid Intermezzo Kielslra Conclusie DEFINITIEVE DOORBREKING ISOLEMENT Bestuurlijke veranderingen Bosnegers en de nationale politiek Onafhankelijkheid cn nieuwe bestuurlijke structuren De Aluku een grensgeval Binnenlandse oorlog ONTWIKKELING BINNENLAND Planning Brokopondoprojcct "Community Development" integratie en assimilatie Verzorgings- of productiegebied Grondbeleid Urbanisatie en acculturatie 145 SUMMARY 147 BIJLAGEN 1 Lijsten van dignitarissen Lijsten van ambtenaren 156 NOTEN 160 BIBLIOGRAFIE 219 LITERATUUR 220 PERSONENREGISTER 233 CURRICULUM VITAE 236

9

10 INLEIDING Vanaf de kolonisatie van Suriname halverwege de zeventiende eeuw door Nederland hebben de politieke en sociaal-economische activiteiten van de overheid zich voornamelijk beperkt tot de smalle kuststrook Het overgrote deel van het grondgebied, het zogeheten binnenland, onttrok zich vrijwel aan het gezichtsveld van de overheid Het binnenland was het domein van de Indianen -de autochtone bevolking-,dic als gevolg ν an de kolonisatie steeds verder werden teruggedrongen Later werd het dat van de Marrons - ontvluchte slaven - en hun huidige nakomelingen, de Bosnegers De afgelopen drie eeuwen hebben zich als het ware twee verschillende werelden in Suriname ontwikkeld De Bosnegersamcnlevingcn stonden dan ook lange tijd bekend als "een staat in de staal" Met het verwerven van de staatkundige onafhankelijkheid in 1975 werd de Surinaamse overheid opgezadeld met deze koloniale erfenis die een tijdbom zou blijken te zijn Om diverse redenen raakte ik geïnteresseerd in een onderzoek (waarmee in 1986 werd aangevangen) naar de ontwikkeling van de verhouding van het traditionele bestuurssysteem van de Bosncgersamcnlcvingen tot de centrale overheid -In de nacht van 21 op 22 juli 1986 werd Suriname opgeschrikt door overvallen op militaire posten te Stolkertsijver en Albina van een groep gewapende Bosnegers, die al spoedig bekend kwam te staan als het Jungle Commando Dit was hel begin van de binnenlandse oorlog die pas met de sluiting van een vredesakkoord op 8 augustus 1992 formeel werd beëindigd Alhoewel de strijd van het Jungle Commando verschillende oogmerken had, waaronder het herstel van de parlementaire democratie, plaatste hij levens de ontwikkelingsproblematiek van het binnenland op de voorgrond Tijdens de discussies bij de onderhandelingen over vrede tussen het Jungle Commando en de overheid werd onder meer de status van de in de koloniale tijd met de Marrons gesloten vredesverdragen ter sprake gebracht Deze inmiddels sterk verouderde tractaten vormen tot op heden de grondslag voor de verhouding lussen de overheid en de Bosnegersamcnlevingcn -Na de militaire staatsgreep van 25 februari 1980 werden de vier vernieuwingen van de samenleving aangekondigd Als uitvloeisel van een van deze vernieuwingen, namelijk die van de politick-bcstuurlijke orde, trad in 1989 (de parlementaire democratie was intussen hersteld) de Wet op de Regionale Organen in werking, waarmee voor het eerst daadwerkelijke decentralisatie van bestuur, in de vorm van ressort- en districtsraden, tot stand kwam Men kan zich afvragen hoc deze regionale organen zich zullen verhouden tot het traditionele bestuurssysteem van de Bosnegersamcnlevingcn -Sinds de jaren tachtig valt er een sterke toename van de internationale belangstelling voor de inheemse volken te constateren, getuige activiteiten van onder meer de Internationale Arbeidsorganisatie (I LO), de Organisatie van Amerikaanse Staten en de Verenigde Naties Het laatste orgaan heeft 1993 uitgeroepen tot het Jaar van de Inheemse Volken In Suriname kunnen zowel de Indianen als de Bosnegers tot de inheemse volken worden gerekend -De eenheidsstaat Suriname kent verschillende bestuurssystemen Naast het nationale bestuurssysteem dat als zetel Paramaribo heeft, beslaan er in het binnenland de gezagsstructuren van de Indianen en de Bosnegers Noch de grondwet van 1975, noch die van 1987 maakt melding van de binnenlandse bestuurssystemen Dal deze laatste desalniettemin wel degelijk worden erkend, blijkt onder meer uit de toelagen die aan de dignitarissen worden toegekend alsook uit het feit dat de dignitarissen bij uiteenlopende kwesties worden geconsulteerd door de overheid Deze tegenstrijdige situatie wordt sinds kort door de regering erkend en de president heeft toegezegd dat de betreffende structuren zullen worden opgenomen in de gtondwct Suriname is verre van uniek in deze situatie Er zijn tientallen landen die in een soortgelijke omstandigheid verkeren Ter vergelijking wordt daarom in hoofdstuk 4 3 ingegaan op de ervaringen hiermee in het buurland Frans Guiana en in het Westafrikaanse land Ghana Gezien deze actuele ontwikkelingen die de politiek in en betreffende het binnenland in een stroomversnelling hebben gebracht, alsook vanwege de vele onduidelijkheden die er blijken te beslaan omtrent de verhoudingvan hel traditionele bestuurssysteem van de Bosnegersamenlevingen tot de centrale overheid wordt in deze studie een historisch overzicht aangedragen van de ontwikkelingvan deze verhouding Ik beperk mij hierbij tot de Bosnegersamcnlevingcn en laat die van de Indianen, die zich weliswaar in een soortgelijke positie bevinden, buiten beschouwing, aangezien dal een apart onderzoek zou vereisen De studie bestrijkt de periode 7

11 van 1651, de definitieve kolonisatie van Suriname, tot en met 1992, het jaar waann de binnenlandse oorlog formeel werd beëindigd door het sluiten van een vredesakkoord De nadruk in het onderzoek ligt echter op de periode vanaf de afschaffing van de slavernij, de Emancipatie, in de hoofdstukken 3, 4 en 5 -, mede omdat in andere publikaties (zie Bibliografie) reeds uitvoerig wordt ingegaan op het voorafgaande tijdperk Aangezien ik met name geïnteresseerd ben in de ontwikkeling van de betreffende verhouding en daarbij wil ingaan op wijzigingen in het beleid, lijkt het me van belang ook deze vroege periode, zij het beknopt, in het onderzoek te betrekken Alhoewel voornamelijk aandacht wordt besteed aan de politieke verhouding van Bosnegers en overheid, komen ook economische ontwikkelingen ter sprake daar waar deze van invloed waren op het beleid van de overheid Gezien de ruime periode die deze studie bestrijkt, zal het duidelijk zijn dat ik niet uitputtend kan zijn en dat diverse onderwerpen niet of slechts zeer beknopt aan de orde zullen komen Ik denk daarbij onder meer aan onderwijs en medische zorg Evenmin wordt een geschiedschrijving van de diverse Bosnegersamenlevingen beoogd Aangezien ik in dit onderzoek met name geïnteresseerd ben in het overheidsbeleid, zullen particuliere organisaties, zoals de kerkgenootschappen (zending en missie), slechts dan ter sprake komen wanneer deze worden betrokken in het beleid van de overheid Zoals gesteld, betreft het een historische studie waarbij gebruik is gemaakt van de gangbare technieken en methoden van historisch onderzoek Het gebruik van interviews - in deze studie overigens slechts op beperkte schaal - is inmiddels ook binnen de geschiedwetenschap ingeburgerd Teneinde de historische ontwikkeling van de politieke verhouding van de overheid tot de Bosnegers tot haar recht te doen komen, is gekozen voor een verhalende en chronologisch-thematische behandeling van het onderwerp Er is een veelheid van publikaties over de Bosnegers verschenen, waarvan de meeste zijn geschreven door antropologen De Noordamenkaansc antropoloog Richard Price stelde in 1976 een speciale bibliografie samen, waar ik dankbaar en intensief gebruik van heb gemaakt, en sindsdien zijn er nog tientallen nieuwe publikaties verschenen Het aantal door historici geschreven publikaties over de Bosnegers is beduidend minder De klassieke opvatting dat de studie van inheemse volken het domein zou zijn van antropologen is reeds geruime tijd achterhaald Frappant is wat dit betreft mijn eerste ontmoeting met een voormalige minister van Regionale Ontwikkeling die, nadat hij begreep meteen historicus van doen te hebben, zich enigszins argwanend opstelde Toen korte tijd later het grootopperhoofd van de Saramaka, Aboikoni, overleed en de historicus Silvia de Groot een condoleancebrief zond, stuurde de betreffende minister deze door naar de pers, waarbij het dagblad De Ware Tijd er gemakshalve - en tvperend - maar van uit ging dat De Groot een antropoloog was ' De afgelopen decennia valt er een tendens te bespeuren waarbij een interdisciplinaire aanpak van onderzoek steeds meer opgeld doet en waarbij er regelmatig sprake is van "grensoverschrijding" Dit is mijns inziens een gelukkige ontwikkeling Enkele van de beste recente historische studies over de Bosnegers zijn geschreven door antropologen, te weten Richard Pnce (1983a en 1990), Wim Hoogbergen (1985), Bonno Thoden van Velzen en Wilhelmina van Wetering (1988), zie voor deze en verder te noemen studies de Bibliografie Het moderne onderzoek naar de Bosnegcrsamenlevingen werd halverwege de jaren vijftig geïnitieerd door Rudolf van Lier ( ' Tot de pioniers behoren Silvia de Groot, Andre Kobben, Bonno Thoden van Velzen, Wilhelmina van Wetering, Jean Hurault en Richard en Sally Price Belangrijke aanzetten werden reeds in de jaren dertig gegeven door het Noordamenkaansc antropologenechlpaar Melville en Frances Herskovits De belangrijkste historicus die zich met dit onderzoek bezighoudt, is Silvia de Groot Ook in haar studies staan de betrekkingen tussen de overheid en de Bosnegers centraal In enkele boeken en in een veelheid van artikelen heeft zij bepaalde perioden diepgravend geanalyseerd (met name 1963/1977 en 1969) Zoals gesteld, beoog ik met dit onderzoek een overzicht te presenteren van deze betrekkingen, waarbij tevens ruime aandacht wordt besteed aan de wat dit onderwerp betreft nog weinig bestudeerde na-oorlogse periode De centrale vraagstelling is in hoeverre heeft de overheid een uitgesproken en consistent beleid met betrekking tot de Bosncgersamenlcvingen, wat behelst dit beleid en hoc wordt er vanuit de Bosnegersamenlevingen op gereageerd, waardoor wordt dit beleid gemotiveerd, welke (eventuele) veranderingen heeft dit beleid ondergaan en onder invloed waarvan Een belangwekkende publikatic die zich eveneens op dit vlak beweegt, is de studie uit 1990 van de junst en tevens districtscommissaris van Sipaliwini, Richcnc Libretto Zoals te verwachten, komen in diens pubhkatie naast bestuurlijke ook juridische vraagstukken aan de orde Het is verder verheugend te mogen constateren dat er de afgelopen jaren ook een toenemend aantal door Bosnegers geschreven studies over het binnenland is 8

12 verschenen Behalve de genoemde pubhkatie van Libretto valt te denken aan schrijvers als O Jozefzoon, A Pakosie, A Franszoon, Τ Polirne, E Landveld, A Mosis en С Hoop Een omvangrijk onderzoek als het onderhavige moet zich beperkingen opleggen ten aanzien van het bronnenmateriaal Ten grondslag aan dit onderzoek ligt een uitgebreide archief- en literatuurstudie die zowel in Suriname als in Nederland werd verricht Hel geraadpleegde bronnenmateriaal is voor een belangrijk deel afkomstig uit overheidsarchieven en vertolkt aldus met name de visie en de belangen van de overheid Kritisch gebruik van dit materiaal biedt echter aanknopingspunten voor interpretatie van de opstelling van, in dit geval, de Bosnegers Hun tol voor kort vrijwel schriftloze samenlevingen kennen een rijke en levendige mondelinge overlevering Richard Price legde in "First-Time (1983) op basis van mondelinge overlevering de ontstaansgeschiedenis van de Saramaka vast en maakte vergelijkingen met het door hem geraadpleegde archiefmateriaal Lezing van de inleiding van zijn pubhkatie maakt duidelijk dat dit een arbeidsintensief onderzoek vereist Bovendien beperkt het onderhavige onderzoek zich niet tot een, maar richt het zich op de Bosncgcrsamenlevingen Om deze redenen wordt in dit onderzoek slechts op indirecte wijze gebruik gemaakt van de mondelinge overlevering Wel is voor wat betreft de na oorlogse periode (hoofdstukken 4 en 5) een aantal interviews afgenomen Het onderdeel Literatuur van de Bibliografie omvat zowel monografieën, (tijdschnft)artikelen en gepubliceerde bronnen, als ongepubliceerde werken, waaronder rapporten, scripties en proefschriften Geraadpleegde periodieken worden niet apart vermeld Voor deze studie zijn met name op ruime schaal enkele Surinaamse overheidsarchieven geraadpleegd In het Centraal Archief Paramaribo (CAP), dat ook wel bekend staat als het 's Lands Archief en het Staatsarchief, waarin de meeste overheidsarchieven tot halverwege de jaren vijftig zijn ondergebracht, bevindt zich onder meer het door mij intensief geraadpleegde zogeheten Resolutie-archief De naamgeving van dit archief is enigszins misleidend, omdat zich behalve resoluties en beschikkingen ook tal van andersoortige dokumenten in dit archief bevinden In mijn annotatie spreek ik evenwel steevast van Resolutie/Beschikking De recentere archieven bevinden zich onder andere op de diverse ministeries Ten behoeve van dit onderzoek zijn voor het eerst de archieven van de ministeries van Binnenlandse Zaken en van Regionale Ontwikkeling alsook dat van het districtscommissanaat Sipaliwini intensief geraadpleegd De archieven van de districtscommissanatcn Marowijnc en Brokopondo hebben de binnenlandse oorlog niet of nauwelijks overleefd In diverse recente studies is gewezen op de alarmerende staat van de mceslc van deze archieven, een noodkreet die ik van ganser harte onderschrijf Tijdens mijn onderzoek werd ik opgeschrikt door hel afbranden van diverse historische panden en archieven In gejaagd tempo maakte ik bevreesd elke dag mijn gang naar de archieven In de diverse regeringsverklaringen wordt weliswaar lippendienst bewezen aan de zaak van de archieven, maar in de praktijk blijken er bijvoorbeeld wel prestigieuze sporthallen te kunnen worden gebouwd, maar een adequaat beheer en een passende opslag van de archieven laat tot op de dag van vandaag op zich wachten In het algemeen moet verder helaas worden geconstateerd dat de meeste archieven die zijn ondergebracht in het CAP nog nauwelijks zijn geïnventariseerd en dus moeilijk toegankelijk zijn De opzet van deze studie is als volgt Elk hoofdstuk, op 5 na, begint met een kort overzicht van de bestuurlijke situatie in het land in de betreffende penodc Paragraaf 4 van hoofdstuk 1 geeft een ideaaltypische schets van het traditionele bestuurssysteem van de Bosnegersamenlevingcn De beide eerste hoofdstukken hebben een inleidend karakter en bestrijken de periode Ingegaan wordt achtereenvolgens op de slavernij, de maitonage, de vredesverdragen die de overheid in de achttiende en negentiende eeuw sloot met enkele groepen Marrons en verder de zogeheten met-gepacificeerde Marrons Aangezien relatief veel is gepubliceerd over deze periode, zijn deze beide hoofdstukken voornamelijk gebaseerd op literatuur en in mindere mate op archiefmateriaal De nadruk in dit onderzoek ligt op de periode na de afschaffing van de slavernij in 1863 Het uitgebreide derde hoofdstuk concentreert zich op de grondstoffenexploitatie gedurende de penodc en op de belangrijke rol die Bosnegers daarbij vervulden Ingegaan wordt op de resulterende intensivering van het contact tussen het kustgebied en het binnenland en de effecten daarvan op de Bosnegersamenlcvingen De beide laatste hoofdstukken behandelen de na-oorlogse periode, waarbij respectievelijk een aantal politieke ontwikkelingen en het ontwikkelingsbeleid van de overheid aan de orde komen Tevens wordt ter vergelijing in hoofdstuk 4 kort ingegaan op de verhouding van de centrale overheid tot de inheemse bestuurssystemen in Frans Guiana en in Ghana Teneinde onnodige overlappingen te vermijden, fungeert uit oogpunt van efficiëntie de Samenvatting in het Engels (Summary) levens als evaluatie van de gepresenteerde onderzoeksgegevens In twee 9

13 Bijlagen worden lijsten - met overigens diverse hiaten -van dignitarissen en ambtenaren gegeven. Ten aanzien van enkele gehanteerde begrippen wil ik het volgende opmerken. In navolging van de meeste (ncderlandstalige) studies over de Bosnegers woro't in dit onderzoek gesproken van "negers" en "blanken", waarbij ik me bewust ben van de gevoelswaarde van deze woorden en van het feit dal er recent een tendens bestaat om analoog aan de Engelse terminologie te spreken van "zwarten" en "witten". Soortgelijk bestaat er bij zwarten in Suriname een voorkeur om te spreken van Creolen in plaats van negers en sinds kort wordt er ook wel gesproken van Afro-Surinamers. Taal vormt een weerspiegeling van de samenleving en als zodanig zijn de meeste talen, zowel westerse als andere, bijvoorbeeld vrouw- en zwart-onvriendelijk. De vervanging van het ene woord door het andere op zich zal hier weinig verandering in brengen en verder heeft zowel het woord neger als het woord zwart een pejoratieve klank. Bovendien heeft het woord neger etymologisch herleid geen andere betekenis dan zwart. De keuze voor het eveneens aan de Engelse terminologie ontleende Afro-Surinamers, zowel voor Creolen als Bosnegers, is wellicht een betere. Vooralsnog houd ik mij aan de gangbare terminologie. Het begrip Marrons, afgeleid van het Spaanse cimarrón, dat op zich weer van Arowaksc origine is, wordt in deze studie alleen in zijn historische betekenis gebruikt. Met dit begrip werd oorspronkelijk loslopend en verdwaald vee aangeduid. Later werd het ook gebruikt voor ontvluchte Indiaanse slaven en vervolgens ook voor ontvluchte zwarte slaven. Alhoewel er dus ook "rode" Marrons waren, wordt in deze studie, tenzij specifiek vermeld, gedoeld op ontvluchte zwarte slaven. Sinds het sluiten van de vredesverdragen worden de Marrons aangeduid als Bosnegers. Tot op heden wordt dit begrip ook in hun eigen talen gebruikt; reden waarom ik in deze studie hiervoor een keuze heb gemaakt. In dejaren vijftig werd uit politieke en nationalistische overwegingen vanuit het kustgebied het begrip Boslandcreolen geïntroduceerd; het beoogde de lotsverbondenheid van de Creolen en de Bosnegers te benadrukken. Het begrip Boslandcreolen heeft in het kustgebied, ook onder de daar woonachtige Bosnegers, ruime ingang gevonden. Bosnegers in het binnenland daarentegen staan er gereserveerd tegenover en wensen juist te benadrukken dat zij, in tegenstelling lot de Creolen, hun vrijheid bevochten hebben; in het algemeen kan de Bosnegers een zeker chauvinisme niet ontzegd worden. Sinds enige jaren proberen sommige jongerenorganisaties wederom het begrip Marrons ingang te doen vinden. In tegenstelling tot in het Nederlands wordt in het Engels in het algemeen gesproken van "Maroons". De oorspronkelijke bevolking van Suriname, de Indianen, duidt zichzelf sinds kort liever aan als de Inheemsen. Aangezien er in Suriname twee inheemse bevolkingsgroepen wonen en er aldus verwarring zou ontstaan, houd ik mij ook hier aan de gangbare terminologie. Suriname telt zes Bosnegervolken die samen ongeveer tien procent van de bevolking uitmaken, die traditioneel gevestigd zijn aan de bovenloop van de grote rivieren en waarvan naar een ruwe schatting de aantallen anno 1992 zijn : 1) Saramaka: ; aan de Suriname Rivier; grootopperhoofd Songo (1991); residentie Asindoopo. Zij ontlenen hun naam aan de Saramacca Rivier via welke een deel van hun voorouders naar hun uiteindelijke woongebied aan de Bovcn-Surinamc vluchtte; 2) Ndyuka: ; aan de Tapanahoni-, Marowijne-, Cottica- en Commewijnc River en aan de Sara Kreek; grootopperhoofd Gazon (1966); residentie Diilabiki. Over de herkomst van hun naam bestaan diverse versies. Een mythisch verhaal stelt dat toen deze Marrons hun eerste vaste woongebied bereikten zij daar een vogel aantroffen die hen aan Afrika herinnerde en een geluid maakte dat op "ndyuka" leek; de aldaar aanwezige kreek werd hiernaar vernoemd. In het kustgebied wordt het begrip Dyuka in drieërlei betekenis gebruikt, namelijk voor het betreffende Bosnegervolk, voorde Bosnegers in hel algemeen en als scheldnaam, waarbij het woord wordl ontleed in "Dyu" (Jood) en "ka" (poep). Een andere naam voor dit volk, die voornamelijk in het kustgebied wordt gebruikt, is Aukancrs. Deze naam is afgeleid van de aan de Bovcn-Surinamc gelegen houtplantagc Auka, van waaruit de ondcrhandelingsdelcgatics van de overheid vertrokken naar de Dyuka Kreek, een zijtak van de Marowijne Rivier, om daar in 1760 een vredesverdrag met deze groep Marrons te sluiten. Sindsdien werden zij de bevredigde Bosnegers van achter Auka genoemd. Ook hel woongebied van de Ndyuka werd in hel verleden aangeduid als Auka. In hun eigen taal spreken de Ndyuka ook wel van Okanisi ; 3) Matawai: 2.500; aan de Saramacca Rivier; grootopperhoofd Oscar Lafanti (1981); residentie Pusugrunu. Erwordt ook wel gesproken van Matuaricrs. Vroeger stonden zij vooral bekend als de Bcku- en Musingancgcrs, verwijzend naar twee van de eerste opperhoofden: 10

14 Веки en Musinga. De naam Matawai s afgeleid van de Indiaanse benaming van de kreek in het brongebied van de Saramacca Rivier waar deze groep Marrons zich ophield, namelijk de Matawari Kreek, 4) Paramaka: 2.500; aan de Marowijne Rivier; grootopperhoofd Jan Levi (1993); residentie Langatabiki. Zij ontlenen hun naam aan de Paramacca Kreek, een linker zijtak van de Marowijne Rivier, waar zij een groot deel van de negentiende eeuw gevestigd waren; 5) Aluku: 2.500; aan de Lawa- en de Marowijne Rivier; grootopperhoofd Joachim-Joseph Adochini (1992); residentie Maripasoula (voorlopig). Zij staan ook bekend als de Boni. Beide zijn namen van hun eerste opperhoofden. Als enige grootopperhoofd wordt dat van de Aluku beëdigd door de Frans Guiancse overheid. De Surinaamse Aluku, die voornamelijk wonen in de voormalige residentie Cottica aan de Lawa Rivier, vallen buiten zijn gezag. Hun hoofdkapitein is Marius Pecti (1983); 6) Kwinti: 500; aan de Coppcname- en Saramacca Rivier; werden vroeger ook wel vernoemd naar één van hun eerste opperhoofden, namelijk de Kofimakanegcrs. Later werd ook wel rroenfoken van Cocrintiërs en Corantijnnegers, waarvan de naam Kwinti is afgeleid. De Coppename-Kwinti staan onder het gezag van hoofdkapitein Matheus Marcus (1978) die als standplaats WitagTon heeft. De Kwinti die aan de Saramacca Rivier wonen vallen onder het gezag van het grootopperhoofd van de Matawai. Van zowel de Saramaka als de Ndyuka woont een paar duizend mensen permanent in Frans Guiana. Van de Aluku, die als enige groep in meerderheid de Franse nationaliteit bezit, woont ongeveer negentig procent in Frans Guiana. Sinds dejaren tachtig hebben een paar duizend Bosnegers zich in Nederland gevestigd. Anno 1992 woont naar ruwe schatting nog ongeveer de helft van de Bosnegers in de traditionele woongebieden. In Suriname worden verschillende Bosncgcrtalen gesproken. Uit pragmatische overwegingen is voor de n deze studie gebruikte begrippen gekozen voor het Saramakaans. Het zou namelijk voor de doeleinden van dit onderzoek te ver voeren en bovendien verwarrend werken om gebruik te maken van de verschillende talen en bovendien heb ik in een eerdere studie (SchoHcns, B. et al., 1992) het Saramakaans reeds gehanteerd. Bij de spelling van het Saramakaans wordt gebruik gemaakt van die welke is ontwikkeld door hel Summer Institute of Linguistics (Glock, Ν., 1984). De gebruikte Saramakaansc begrippen zijn cursief gedrukt. Een Begrippenlijst geeft nadere uitleg. Aangezien in het Saramakaans de meervoudsvorm wordt aangegeven via hel lidwoord kan de gebruikte titulatuur van de dignitarissen, te weten gaama (grootopperhoofd) en basia (assistent van het dorpshoofd) zowel één als meerdere personen aanduiden. Bij de meeste namen van personen zijn de eventuele diacritische tekens weggelaten. In de weinige gevallen waarbij gebruik is gemaakt van het Sranantongo, de lingua franca van Suriname, wordt dit aangegeven met aanhalingstekens. De spelling van de toponicmen is overeenkomstig het besluit van de Surinaamse Kartografische Commissie van 31 januari 1980, No. 62 (Archief Centraal Bureau voor Luchtkartcring). In enkele gevallen is echter gekozen voor de spelling in een Bosnegertaai, bijvoorbeeld Asindoopo (Asidonopo). Toponicmen van Surinaamse origine volgen de spelling van het Sranantongo, bijvoorbeeld "Dyumu". Uiteenlopende personen en instanties zijn mij behulpzaam geweest bij dit onderzoek. De Afdeling Cultuurstudies van hel ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling in Suriname heeft mij zowel de ruimte als de faciliteiten verleend om dit onderzoek te verrichten. Additionele financiële ondersteuning werd verkregen van de Zusters van Liefde van Tilburg, waarvoor ik hen bijzonder erkentelijk ben. De Surinaamse Aluminium Company en de Ambassade van hel Koninkrijk der Nederlanden bedank ik voor de verschafte financiële ondersteuning bij de realisatie van deze publikatie. Het initiatief tot dit onderzoek is genomen door mijn promotor Prof. dr. G. Huizer die mij samen mei de co-promotor, Dr. J. Vernooij, te allen tijde bijstond met raad en advies en het aandragen van materiaal. De verschillende geraadpleegde archieven en bibliotheken verschaften mij welwillend toegang en medewerking. Prof. dr. H.U.E. Thoden van Velzen, Dr. S.W. de Groot, Dr. K.M. Bilby, Dr. W.S.M. Hoogbergen en Prof. dr. R. Price toonden grote belangstelling voor het onderzoek, droegen materiaal aan en verschaften waardevolle adviezen. Dolf Ralim ben ik erkentelijk voor het door hem verrichte speurwerk in het foto-archief van de Nationale Voorlichtingsdienst. Annette Tjon Sie Fat van de Afdeling Vertalingen van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling wil ik bedanken voor de vertaling van de Samenvatting in het Engels. Een woord van dank eveneens aan het Centraal Bureau Luchtkartcring voor het vervaardigen van de opgenomen kaart. Een speciaal woord van dank wil ik richten tot Mr. H.R.M. Libretto, die niet alleen zelf mateloos geïnteresseerd is 11

15 in het onderhavige onderwerp, getuige mede zijn recente publikatic, maar die mij tevens te allen tijde terzijde stond met adviezen en informatie en die een eerdere versie van deze tekst voorzag van kritisch commentaar Een speciaal woord van dank eveneens aan mijn voormalige collega Andre Mosis die tijdelijk participeerde in dit onderzoek Bijzonder erkentelijk ben ik ook Drs E Moor die haar kritische oog over het Nederlandse taalgebruik liet gaan Tevens een woord van dank aan Dr ir J Wekker die een eerdere versie van deze tekst van kritisch commentaar voorzag Verder wil ik allen hartelijk dank zeggen die bereid waren tol een of meerdere interviews Dr J Adhm, J Afiankoi, С Alcndy, Drs UE Aron, A Awagi, R Brunswijk,J van Dillenburg, Dr FE Essed, J Gaddcn, M M Koomdijk, grootopperhoofd O Lafanti, G Leidsman, Mr HRM Libretto, R Pansa, R M Pinas, E Redan, E S Rcnsch, К Slooten, M Soe Agnie, Th Strijder, Ing H E Thompson, F Verneuil, S Vreedc en Drs H E Wescnhagen De verantwoordelijkheid voor mogelijk resterende onvolkomenheden berust uiteraard geheel bij mij Tenslotte wil ik deze studie opdragen aan Antoine Yesscmba die mijn ogen opende voor het binnenland en aan mijn moeder voor haar niet aflatende morele ondersteuning 12

16 BEGRIPPENLIJST Ьакаа blanke, buitenstaander, westers, westerling basta assistent van een dorpshoofd, afgeleid vanbastiaan, de zwarte slavenopzichter op eenplantage bee matrilincage unihncairc verwantengrocp,waarbij de verwantschap in vrouwelijke lijnwordt gerekend en waarvan de leden de onderlinge verwantschap precies kunnen aangeven (letterlijk buik) faaka pau heiligdom met één of meerdere stokken waaraan doeken gebonden, waar de voorouders worden vereerd fit pau kabiteni dorpshoofd (kapitein) met vredesstok gaama grootopperhoofd gaamafu matu opperhoofd in het bos gaan gadu Grote God kee wosu lijkenhuis kondc dorp кипи wraakgeest kuulu vergadering, palaver lanti dorpsbestuur, overheid, volk lo matriclan unilineaire vcrwantengroep, waarbij de verwantschap in vrouwelijke lijn wordt gerekend en waarvan de herkomst dateert uil de periode van de marronage, de onderlinge verwantschap is vaag obia magisch afweer/geneesmiddel pisi wijk in een dorp soi eed, zweren wisi zwarte magie, hekserij 13

17 AFKORTINGEN ABP Archief Bisdom Paramaribo Algemene Bosneger Partij ABZ Archief Ministerie van Binnenlandse Zaken ADS Archief Distnctscommissariaat Sipaliwini AEBGS Archief Evangelische Broedergemeente Suriname AGS Archief Gouverneur van Suriname Kabinet Geheim ARA-1/-2 Algemeen Rijksarchief Den Haag, EerstcAfdcling/Twecde Afdeling ARO Archief Ministerie van Regionale Ontwikkeling BLO Bureau Landelijke Opbouw ВО bestuursopzichter BSA/BSB Bronnen voor de Studie van Afro-Sunnaamsc Samenlevingen/Bosneger Samenlevingen BTLV Bijdragen lol de Taal-, Land- en Volkenkunde vannederlandsch-indie CAP Centraal Archief Paramaribo (staat ook bekend als 's Lands Archief en Staatsarchief) CESWO Centrum voor Economisch en Sociaalwetenschappelijk Onderzoek СГВ Commissariaat voor de Inlandsche Bevolking DA'91 Democratisch Alternatief '91 DC(-M) Districtscommissaris (van Marowijne) DNA De Nationale Assemblee DW De West DWT De Ware Tijd ENWI Encyclopaedic van Nederlandsen West-Indie EvS Encyclopedie van Suriname GB Gouvemementsblad GS Gouvemementssecretans HBKS Handelingen en Bijlagen Koloniale Staten HBNA Handelingen en Bijlagen De Nationale Assemblee HBSG Handelingen en Bijlagen Staten-Gencraal HBSS Handelingen en Bijlagen Staten van Suriname ICAU Instituut voor Culturele Antropologie Rijksuniversiteit Utrecht JC Jungle Commando KGS Kabinet Gouverneur Suriname КГТ Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam KITLV Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- cnvolkcnkunde, Leiden KTPI Kerukanan Tulodo Pranatan Ingil KV Koloniaal Verslag LBB Dienst s Lands Bosbeheer, afdeling van het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen ms manuscript MvK Ministerie van Kolomen NDP Nationale Democratische Partij NL Nationaal Leger NMR Nationale Militaire Raad NPS Nationale Partij Suriname NWIG Nieuwe West Indische Gids OAS Oud Archief Suriname oc opere citato PALU Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie PAS Pater Ahlbnnck Stichting PBP Progressieve Bosneger Partij (sinds 1987 Plattelands Bewoners Partij) PNP Progressieve Nationale Partij PNR Partij van de Nationalistische Republiek PG Procureur-generaal RvP Raad (Hof) van Politie en Criminele Justitie SB Secretarisbrief SPS Stichting Planbureau Suriname SSM Stichting Surinaams Museum SV Surinaams Verslag SvS Sociëteit van Suriname TA Tucajana Amazones TKNAG Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsen Aardrijkskundig Genootschap VHP Vooruitstrevende Hervormings Partij WIG West Indische Gids WIP West Indisch Plakaatboek ζ j /z pi zonder jaar/zonder plaats 14

18 1. VAN MARRONS TOT BOSNEGERS l.l. Kolonisatie en bestuur Terwijl de Europese cxpansietochten reeds in de vijftiende eeuw op gang kwamen en Columbus al in 1492 voet aan wal zette in het werelddeel dat al spoedig bekend stond als Amerika, zou het nog tot 1651 duren eer Suriname definitief werd gekoloniseerd Het moeilijk toegankelijke tropische regenwoud en de modderige wilde kust van de Guyana's oefenden aanvankelijk blijkbaar weinig aantrekkingskracht uit op de kolonisatoren, die zich in eerste instantie richtten op gebieden die snellere exploitatiemogelijkheden leken te bieden, zoals de eilanden van hel Caraibisch gebied en kort daarop de Indiancnrijken van Midden- en Zuid- Amenka waar goud en zilver voorkwamen De belangstelling voor de Guyana's nam pas toe vanaf eind zestiende eeuw, toen naast Spanje en Portugal als initiatiefnemers van de koloniale expansie ook andere Furopese mogendheden zoals Engeland, Frankrijk en Nederland zich op het strijdtoneel vertoonden Tevens doemden in deze periode mvthische verhalen op over een verondersteld goudmeer, Panma, in de binnenlanden van de Guyana's, waar een pnns, El Dorado, zich dagelijks zou laten bepoederen met stofgoud ' Alhoewel de Guv ana's waren ingelijfd door Spanje ondernam dit land weinig initiatieven om het gebied nader te koloniseren Na enkele mislukte vestigingspogingen van Engelsen en Fransen in de eerste helft van de zeventiende eeuw, werd Suriname in 1651 definitief gekoloniseerd vanuit het overbevolkte eiland Barbados door Francis Willoughbv, gtaaf van Parham In zijn kielzog kwamen Engelse planters met slaven en werd het plantagesysteem geïntroduceerd Het is waarschijnlijk dat de Engelsen bij hun aankomst behalve Indianen - de oorspronkelijke bewoners van hel land die zichzelf tegenwoordig liever Inheemsen noemen - tevens Marrons van eerdere, mislukte, kolonisaticpogingcn aantroffen Gedurende de Engelse periode ( ) kwamen er circa 175 plantages tot ontwikkeling die voornamelijk gelegen waren aan de Suriname, Boven-Commewijne en Para Rivier Afgezien van de Indianen bedroeg het inwonertal ongeveer 4 000, onder wie zo een slaven In deze periode arriveerden ook de eerste Joden die zich vestigden te Joden Savanne en die speciale privileges verkregen Terwijl eerdere kolomsatiepogingcn mede mislukten door het verzet van de Indianen, moet het succes van Willoughby onder andere verklaard worden door het bondgenootschap dat hij wist te sluiten met de Caraïben tegen de andere Indiancngroepen en de Marrons Tijdens de korte periode van het Engels bestuur werd de basis gelegd voor de slavenplantagemaatschappij die door de Nederlanders verder zou worden uitgebouwd Gedurende de tweede Engels-Nederlandse oorlog ( ) werd Suriname in 1667 veroverd voor de provincie Zeeland door Abraham Crijnsscn Bij de in hetzelfde jaar gesloten Vrede van Breda en, na nieuwe geschillen met Engeland, bij de Vrede van Westminster van 1674 werd de verovering van Suriname door Nederland bevestigd Als oostgrens gold de Sinnamary Rivier en de westgrens werd vooralsnog onbepaald ten westen van de Coppename Rivier vastgesteld ( ' Zonder acht te slaan op de rechten van de autochtone bevolking, de Indianen, werd Suriname door Europese mogendheden gesticht als een kunstmatige creatie met als loutere bedoeling er zoveel mogelijk gewin ten behoeve van het moederland uit te slaan, als een wingewest dus Op de verovering door Nederland volgde een instabiele penode op zowel politiek als economisch gebied, waaraan pas een einde kwam toen in het bestuur over de kolonie werd geregeld Zeeland, als een van de provincies van de Republiek der Verenigde Nederlanden, eiste aanvankelijk Suriname voor zichzelf op Aangezien Zeeland niet bij machte bleek om Suriname adequaat te besturen, werd de kolonie bij octrooi van 1682 verkocht aan de West Indische Compagnie (W I С ), die een jaar later samen met de stad Amsterdam en de familie Van Aersscn van Sommelsdijck de Sociëteit van Suriname (SvS) vormde, die tot 1795 in naam van de Staten-Gcncraal van de Republiek de kolonie zou besturen Hel octrooi functioneerde als een soort grondwet en verschafte Suriname een bescheiden mate van autonomie Het hoogsle gezag in de kolonie werd gevormd door de gouverneur, die werd bijgestaan door de Raad van Politic en Criminele Justitie, waarin de kolonisten waren vertegenwoordigd Aan gezien de kolonisten niet zelden andere belangen hadden dan de Sociëteit, zouden zich regelmatig conflicten voordoen tussen de Raad en de gouverneur Alhoewel de kolonie centraal werd bestuurd vanuit Paramaribo, bestond er vanaf het begin een verdeling in districten oftewel divisien Het toezicht in de divisien lag aanvankelijk in 15

19 handen van ccn zogeheten jurator en vanaf halverwege de achttiende eeuw bij een hcemraad Deze functionarissen waren verantwoording verschuldigd aan de gouvcrnemcnlssccrctans (GS) Het aantal divisicn nam toe van vijf in 1669 tol tien in 1795 <6) 1.2. Slavernij en marronage De Nederlanders, die in Brazilië reeds ervaring hadden opgedaan met het plantagesysteem, breidden, dankzij hun kennis op het terrein van inpoldering, in Suriname het plantagegebied uit tot de kuststrook De effecten van de Engelse exodus die volgde op de verovering - tussen 1667 en 1679 daalde het aantal blanken van tol werden vanaf de invoering van de bovenvermelde bestuursstructuur geleidelijk overwonnen en het aantal plantages dat m 1671 was afgenomen tot 107 nam weer toe tot 148 in 1686 Dit aantal zou stijgen tot ongeveer 700 eind achttiende eeuw, waarna het aantal sterk afnam gedurende de negentiende en de twintigste eeuw ( In navolging ν an andere landen in het Caraibisch gebied en van Brazilië werd ook in Suriname voor de factor arbeid gebruik gemaakt van slaven In tegenstelling tot in enkele Engelse gebieden is in Suriname op slechts zeer geringe schaal gebruik gemaakt van blanke contractanten, onder meer als soldaten Alhoewel volgens ruwe schattingen hel aantal Indianen in Suriname rond 1600 circa bedroeg, zijn zij, waarschijnlijk gezien de mede elders opgedane ervaringen, nauwelijks ingezet als slaven Ook het door hen gevoerde verzet zal hiertoe hebben bijgedragen Overigens nam hun aantal gezien met name de gevoeligheid voor ziekten die zij via Europeanen en slaven opliepen snel en drastisch af Teneinde over voldoende arbeidskracht te kunnen beschikken, werden op grote schaal zwarte slaven aangevoerd uit West-Afrika In totaal zouden ertussen 1668 en 1823 ongeveer slaven worden aangevoerd Tijdens de afschaffing van de slavernij in 1863 waren hier, exclusief de Bosnegers, niet meer dan van overgebleven Er vond met andere woorden, in tegenstelling (ot in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, geen natuurlijke aanwas plaats van de slavcnpopulatie Verantwoordelijk hiervoor waren de hoge mortaliteit en de lage fcrtilitcit, hetgeen uiteraard niet los gezien kan worden van de extreme arbeidsomstandigheden op de plantages De aangevoerde slaven waren aanvankelijk bovendien voornamelijk mannen Om het slavenbcstand op peil te houden moest er dus voortdurend aanvoer plaatsvinden met als gevolg dat tot halverw egc de achttiende eeuw zo een 90 procent van de slaven in Afrika was geboren Pas in de negentiende eeuw, toen het systeem van slavernij toenemend onderdruk kwam te staan - in 1808 werd de slavenhandel verboden -, ging men zich meer bekommeren om een natuurlijke aanwas van de slavcnbcvolking Als gevolg van de voortdurende aanvoer van slaven had het plantagegebied nauwere banden met Afrika dan de Marrongemccnschappcn Van de Saramaka bijvoorbeeld was rond 1770 reeds 99 procent geboren in Suriname Het aantal slaven nam toe van in 1684 tot in 1713 tot in 1752 en bereikte ccn hoogtepunt van in dejaren 1770, waarna het aantal geleidelijk afnam (u) Bij de blanken bestond een voortdurende vrees voor het overwicht aan slaven Gedurende de achttiende eeuw was de verhouding gemiddeld 1 blanke op 25 slaven De slaven die naar Suriname werden vervoerd hadden een bijzonder heterogene achtergrond en bovendien vonden er tussen 1651 en 1800 verschuivingen plaats in aanvocrgcbicden Het meest constant was de aanvoer uit Loango, de streek tussen de Congo Rivier en Kameroen, waar de Bantu woonden en dat gedurende de gehele periode ccn kwart tot een derde van het aantal slaven leverde Het tweede gebied, de Slavenkusl, mm ofmeer het huidige Togo en Benin, waar de Ewe, Fon en Yoruba woonden, leverde lussen 1651 en 1730 onvecr 40 tot 50 procent van het aantal slaven De Goudkust, het huidige Ghana, met de Akanvolken, leverde de eerste helft van de achttiende eeuw ongeveer een derde van hel aantal slaven De Bovcnw indse Kust tenslotte, min of meer Liberia en de Ivoorkust, leverde in de tweede helft van de achttiende eeuw ongeveer 40 procent van het aantal slaven Bij dit laalslc gebied wordl aangetekend dal een deel ν an deze slaven werd aangevoerd via de Goudkust We zien dus dat er geleidelijk een verschuiving westwaarts optrad Het is belangrijk deze percentages te combineren met aantallen, aangezien de piek van de aanvoer van slaven lag tussen Deze verschuivingen in aanvocrgebicden alsook het feit dat het oude plantagegebied zich hoger gelegen aan de rivieren, onder andere de streek rond Joden Savanne, bevond, terwijl pas vanaf eind zeventiende eeuw, dankzij betere inpoldcnngstcchniekcn, plantages in het kustgebied werden aangelegd, zijn van invloed op de samenstelling en de cultuur van de verschillende Marrongroepen ' De beide oudste groepen, de Saramaka en de Matawaï, ontvluchtten de plantages lussen 1680 en 1720 Zoals wc aangaven, kwamen in deze periode de slaven 16

20 voornamelijk van de Slavenkust, het gebied van de Yoruba, Ewe en Fon Bovendien ontvluchtten deze twee groepen voor een groot deel het oude plantagegebied waar veel Portugese (Sefardische) Joden waren gevestigd De formatiepcriode van de Ndyuka (Aukaners) en van een deel van de Aluku (Boni) begon aanvang achttiende eeuw, de periode waarin de aanvoer van slaven uit de Goudkust met haar Akanvolken en later uil de Bovenwindse Kust sterk toenam Intussen verschoof ook het centrum van het plantagcgcbicd van de bovenlopen van de rivieren geleidelijk meer naar hel kustgebied Verder was bij de formatie van de Ndyuka en meer nog bij die van de Aluku, de Kwinti en de Paramaka het percentage Creolen onder de slaven groter dan in de periode toen de Saramaka en de Matawaï de plantages ontvluchtten Dergelijke factoren verklaren mede de verschillen die er bestaan tussen de diverse Bosnegergemeenschappen, bijvoorbeeld wat betreft taal De heterogene samenstelling van de slavenpopulatie verklaart mede het snelle creolisenngsproces Zo werd de basis voor het Sranantongo als lingua franca reeds gelegd tijdens de korte Engelse bestuursperiode De slaven werden zoveel mogelijk verspreid over de diverse plantages, waardoor niet zozeer de etnische banden als wel de plantage het referentiekader werd Op basis van de heterogene Afrikaanse achtergronden en een zekere mate van beïnvloeding door de Indianen en de Europeanen ontstond in een dynamische Surinaamse context een geheel nieuw en uniek type Afro-Amcnkaansc samenleving, waarbij de slavenmaatschappij en de Marrongcmcenschappen een verschillende ontwikkeling doorliepen De slavenmaatschappij met haar erbarmelijke arbeidsomstandigheden en ontkenning van de menselijke waardigheid van de slaven kende als inherente reactie daarop het verzet Centraal hierbij stond de drang naar vrijheid en zelfstandigheid en het behoud van de persoonlijkheid en de integriteit Het verzet kon verschillende vormen aannemen, waarbij zowel de persoonlijkheid van de betrokkenen als de uiteenlopende omstandigheden waarin zij verkeerden een rol speelden De reacties van de slaven op hun arbeidsomstandigheden liepen sterk uiteen en varieerden van volledige onderwerping, aanpassing, simuleren van ziekte, vergiftiging, abortus, zelfmoord, sabotage en kleine marronagc lot opstanden en marronage Diverse factoren waren van invloed bij het uitbreken van opstanden Behalve de arbeidsomstandigheden speelde de verhouding van hel aantal slaven tot het aantal blanken een rol Verder de verhouding Creolen (geboren in Suriname) en zoutwaterncgers (geboren in Afrika) Van invloed waren eveneens de organisatie en het leiderschap onder de slaven Tenslotte leende zich de geogra fische situatie in Suriname bijzonder goed voor marronagc ( " Er waren verschillende manieren waarop marronage plaatsvond Men kon rechtstreeks de plantage ontvluchten naar een bestaande groep Marrons Ook kon men bij een overval op een plantage geroofd worden Verder was er de marronagc in etappes, waarbij individuele gevluchte slaven zich nabij de plantage ophielden, de zogeheten kapuwenman ', vervolgens verder trokken en zich verenigden in kleine groepjes 'schuilders', die uiteindelijk de stap tot de echte marronage zetten Marronagc vond plaats overal in Amerika waar er slavernij bestond Slechts in enkele gevallen slaagden de Marrons er in duurzame gemeenschappen te stichten, zoals in bijvoorbeeld Suriname, op Jamaica en het beroemde Palmares in Brazilië Algemene slavenopstanden waren incidenteel, bijvoorbeeld in Bcrbicc in 1763 en in Saint Domingue in 1792 onder leiding van François Toussaint l'ouverture In Suriname vond slechts in éen geval een opstand plaats op meerdere plantages, te weten in 1757 aan de Tcmpati Kreek Gezien de gunstige geografische situatie in Suriname vond marronage hier meestal plaats in kleine groepjes Volgens berekeningen deserteerden er gemiddeld per jaar zo een 300 slaven, waarvan er binnen een jaar, veelal uit eigen beweging, circa 200 terugkeerden de kleine marronagc ( Het aantal Marrons nam toe van 700 in 1680 tot in 1780 Gemiddeld bedroeg het aantal Marrons ongeveer tien procent van het slavcnbcstand De overheid nam diverse stappen om de marronage een halt toe te roepen In eerste instantie zag ze de marronage als een verantwoordelijkheid van de planters zelf, die dan ook regelmatig, verenigd in een zogeheten Burgerwacht, de achtervolging inzetten Rond 1730, toen het aantal Marrons inmiddels sterk was toegenomen alsook het aantal door hen ondernomen overvallen op plantages, ging de overheid er toe over militaire expedities op touw te zetten Behalve dat deze expedities erg kostbaar waren en weinig resultaat opleverden, wezen ze bovendien de slaven de wegen naar de Marrons Ter afschrikking werden er zware straffen op marronage ingesteld Officieel stond hierop de doodstraf, maar dat betekende uiteraard eveneens vernietiging van kapitaal Met name tijdens de Boni-oorlogen zag het koloniaal bestuur zich 17

21 genoodzaakt om alle registers open te trekken en zijn defensie-apparaat flink uit te breiden Er werden enkele nieuwe militaire eenheden opgericht, waaronder het bijzonder effectieve Korps Vnje Negers, de zogeheten "redimusu" Vanuit Europa werd cen grote legermacht vrijwilligers (huurlingen) aangevoerd en ten oosten van het plantagegebied werd een militaire beschermingsgordel, het Kordon, aangelegd Een andere strategie van het gouvernement bestond uit het toepassen van cen verdeel- en heerspolitiek, in welk kader ook de vredesverdragen werden gesloten ( " е) De marrongemcenschappen ontwikkelden zich in een voortdurende oorlogssituatie, hetgeen uiteraard hun politieke en sociaal-economische organisatie sterk beïnvloedde Een ander gevolg hiervan was de vrijwel permanente migratie Pas vanaf de vredesverdragen ontstonden er omstandigheden waaronder er aan een stabielere opbouw van de samenleving gewerkt kon worden De Marrons leefden niet in cen volledig isolement, maar stonden in regelmatig contact met de overige bevolkingsgroepen Zowel het contact met de slaven als dat met de Indianen verliep w ïsselvalhg en de reacties varieerden sterk ' Marronage vond plaats vanaf de introductie van de slavernij tot aan de Emancipatie in 1863 Een jaar voor de afschaffing van de slavernij werd er nog een laatste militaire expeditie uitgezonden Zoals gesteld vluchtten de slaven over het algemeen in kleine groepjes of individueel Daarnaast waren er ook in bepaalde perioden gunstige omstandigheden voor marronage op grotere schaal Hierbij valt te denken aan de vrij chaotische periode die volgde op de Nederlandse verovering in 1667, aan de Indiancnoorlog ( ), aan de Franse inval onder leiding van Cassard in 1712, aan de Tcmpati-opstand van 17*57 en aan de eerste Boni-oorlog ( ) ü) De ontstaansgeschiedenis van de diverse marrongemcenschappen, die verder buiten het kader van deze studie valt, vond, zoals gesteld, plaats tegen de achtergrond van een permanente oorlogssituatie, die levens de oorzaak van de voortdurende migratie was Wc zagen dat de marronage verschillende vormen kon aannemen Kleine groepen Marrons, die aanvankelijk verbleven nabij de plantages, waarvan ze afhankelijk waren voor tal van benodigdheden, verwijderden zich geleidelijk aan verder van het plantagcgcbicd Op hun trek zuid, oost- en westwaarts kwamen ze in aanraking met andere groepen Marrons, waarmee ze zich al dan niet verbonden Reeds tijdens de formaticfasc van deze gemeenschappen vond de sociale organisatie plaats op basis van het kenmerkende matrilineaire verwantschapssysteem Groepen Marrons, die hun geschiedenis herleidden via een of meerdere al dan niet fictieve stammoeders tot een bepaalde plantage of tot nabijgelegen plantages, groeiden uit tot zogeheten lo oftewel matnclans, die vrij autonoom opereerden en die elk hun eigen leiders hadden, de zogeheten gaamafu malu Dergelijke lo zouden zich uiteindelijk verbinden tot afzonderlijke volken De formatieperiode van de verschillende groepen Marrons viel samen met de oorlogssituatie waarin zij zich bevonden Pas vanaf de vredesverdragen ontstonden de condities voor een evenwichtiger ontwikkeling van de Bosncgersamenlevingcn Zowel binnen als tussen de verschillende groepen verliep deze formaticpcriodc ongelijk De geschiedenis van de twee oudste groepen, de Saramaka en de Matawaï, liep tot aan het met hun gesloten vredesverdrag van 1762 min of meer parallel Vanaf circa 1680 ontvluchtten de Saramaka het oude plantagegebied gelegen aan de Suriname Rivier, met name bij de Joden Savanne, waar veel Portugese/Sefardische Joden gevestigd waren De eerste grote opstand vond plaats in 1690 toen kort daarvoor ontsnapte slaven hun lotgenoten bevrijdden van de plantage van Immanuel Machado aan de Casscwinica Kreek Hier liggen de wortels van de Matjau-/o De diverse groepen Marrons die uiteindelijk de Saramaka en de Matawaï zouden vormen, trokken in het gebied tussen de Suriname- en de Saramacca Rivier geleidelijk aan zuidwaarts Het begin van de geschiedenis van de Ndyuka en van een deel van de Aluku moet rond de aanvang van de achttiende eeuw worden geplaatst, waarbij vooral de Franse aanval onder leiding van Cassard in 1712 van belang was Bij de Ndyuka valt de geschiedenis van zowel de Oio- als de Misidyan-/o te herleiden tot het oude plantagegebied aan de Suriname Rivier Daarna kregen ze vooral aanvulling uit het Commewijnc- en Cotticagebicd, waarbij met name gedacht kan worden aan de Tcmpali-opstand van 1757 ( ' De geschiedenis van het andere deel van de Aluku en van de Kwinti en de Paramaka begint pas rond

22 1.3. Vredesverdragen in de achttiende eeuw Gezien de verwoestende effecten van de continue en steeds grotere vormen aannemende marronagc op de pi an tage-economie, alsook vanwege het geringe effect dat de diverse strafmaatregelen en de militaire expedities van de overheid sorteerden, zag het koloniaal bestuur er zich halverwege de achttiende eeuw uiteindelijk toe gedwongen om met de grootste groepen Marrons vredesverdragen te sluiten, waarmee hun vrijheid werd erkend en gelegali secrd De overheid was intcm ernstig verdeeld over het sluiten van deze verdragen, die nauwelijks voortvloeiden uit humanitaire overwegingen, maar die eerder moeten worden gezien als een noodoplossing, als een vorm van verdeel- en heerspolitiek Halverwege de achttiende eeuw was het aantal Marrons toegenomen tol een kleine Zoals we reeds zagen ontstonden de eerste groepen Marrons reeds in de zeventiende eeuw Uit de Engelse periode zijn bekend de Kondi Marrons onder leiding van Jermcs, die zich in het Paragcbicd ophielden Een andere groep, onder leiding van een zekere Ganimet, die zich eveneens in hel Paragcbicd ophield, verbond zich tijdens de Indiancnoorlog ( ) tijdelijk met de Indianen in hun strijd tegen de overheid Na de verovering van hun sterkte in 1681 werd deze groep Marrons richting Saramacca Rivier verdreven ' Aangezien de kolonie als gevolg van de Indiancnoorlog en het verzet van de Marrons haren ondergang nabij was ging gouverneur Van Acrsscn van Sommclsdijck ( ) er toe over om in 1686 vrede te sluiten met drie groepen Indianen, te weten de Caraïben, de Arowakkcn en de Warraus, en kort daarop tevens niet de Kondi-Marrons die vervolgens richting Coppename Rivier trokken ' Van deze eerste vredesverdragen, de zogeheten "konkordan, die in de archieven niette vinden zijn, is slechts bekend dat zij de betrokkenen de vrijheid verschaften De Kondi-Marrons, die zich vermengden met de Caraïben aan de Coppename Rivier en die sindsdien bekend stonden als de Karbugers, werden in de achttiende eeuw door de overheid ingezet tegen zowel de Matawaï als de Kwinti Over deze Karbugers is verder weinig bekend, in de literatuur worden zij vermeld lot 1836 ( ' Vredesverdragen met Marrons werden met alleen in Suriname gesloten, maar ook in onder meer Brazilië, Mexico, op Jamaica en Cuba ' In de loop van de achttiende eeuw ondernam het koloniaal bestuur drie halfslachtige en misluklc pogingen om met de Saramaka vrede Ie sluiten De eerste poging werd ondernomen door gouverneur К de Chcusscs ( ) tijdens wiens bestuur de strijd tegen de Marrons sterk opleefde In ruim een jaar vaardigde hij zeven militaire expedities uit Tijdens een van de aanvallen van de Marrons was zijn eigen plantage Berg en Dal aan de Bovcn-Surinamc, hel doelwit In 1731 ondernam De Chcusscs een ν ergcefse poging tot een generaal pardon (van de doodstraf) In feite betrof het hier geen echte poging tot het sluiten van vrede ' Een tweede mislukte poging vond plaats in 1749 tijdens het bestuur van gouverneur J Mauncius ( ), die de Marrons vergeleek met een hvdra die moest worden vernietigd Aangezien dit niet mogelijk bleek stelde Mauncius voor om via een verdeel- en heerspolitiek met een deel van de Marrons, met de degen in de vuist, vrede te sluiten, op soortgelijke wijze als de Engelsen dat in met twee groepen Marrons op Jamaica hadden gedaan Er werd een expeditie uitgevaardigd onder leiding van luitenant Crcutz, die, na negen dorpen van de Saramaka te hebben vernietigd, een staakt het vuren overeenkwam met Adu, de afgevaardigde van het Matjau-clanhoofd Dabitata Ajako Het ontwerpvredesverdrag regelde onder anderede beëindiging van de vijandelijkheden en de erkenning van de vrijheid van de Marrons, het uitleveren van ontvluchte slaven, hun woongebied, hun handelsrelaties met het plantagegebied en een autonome opvolgingsproccdurc van de opperhoofden De vrede misluklc uiteindelijk door sabotage zowel van de zijde van de planters, die er in meerderheid tegen waren en die aandrongen op uitroeien van het 'gespuis, als van de kant van de Saramaka, die er ook ν erdeeld tegenover stonden en bij wie vooral het clanhoofd Samsam een omstreden rol speelde Een voortijdig afgevaardigde expeditie in 17S0 onder leiding van de militairen Knelke, Picolct en Arnalous Mensch, ter effectuering van de vrede, zou nooit terugkeren ( ü) Een derde mislukte poging werd ondernomen in 1755, toen op initiatief van de roemruchte medicijnman Kwasi een expeditie werd georganiseerd onder leiding van kapitein Hcntschcl Kwasi zou deze expeditie hebben moeten bekopen met een afgesneden oor ' Het mislukken van de vredespogingen met de Saramaka leidde tot een hervatting van de strijd 19

23 In 1757 vond de grootste slavenopstand uit de geschiedenis van Suriname plaats, waarbij een kleine 300 slaven van zes houtplantages aan de Tcmpati Kreek betrokken waren Zij voegden zich bij een groep Marrons die onder leiding stond van een zekere Labi (Arabi) waarmee zij al geruime tijd contact hadden en die gevestigd was ten zuiden van detempati Kreek Deze twee groepen zouden samen met de Marrons onder leiding van een zekere Pamu, die gevestigd waren aan de Dyuka Kreek, de Ndyuka vormen Tijdens enkele overvallen op plantages, onder meer op Palmencnbo aan de Suriname Rivier in 1758, lieten de Marrons in het Engels geschreven bnefjes achter, waarin zij het gouvernement voorstelden om vrede te sluiten Deze briefjes waren geschreven door de Tcmpali-Marron Boston Band (Adyaka), die op Jamaica was geboren en die op de hoogte was van de daar met de Marrons gesloten vredesverdragen In feite betaalden de Ndyuka de overheid aldus met gelijke munt immers ook hun vredesvoorstcl werd aangeboden met ' de degen in de vuist" Als gevolg van de Tempati-opstand nam de bezorgdheid van de overheid over de verdediging van de kolonie toe alsook over de verhouding van het aantal blanken tot het aantal slaven Gouv erncur W Crommelin ( ) deed een voorstel om vanwege hun godsdienst vervolgde protestantse Fransen aan te trekken alsook vrije zwarten uit Jamaica en Guinea Dit laatste omdat men geen hoge dunk had van de blanken bij de verdediging van de kolonie Ook werden plannen gelanceerd om een korps van vrijgekochte slaven op te richten, hetgeen uiteindelijk pas in 1772 zou geschieden ( De Tempati opstand vormde de directe aanleiding tot het vredesverdrag met de Ndyuka Er waren vier expedities nodig om hiertoe het pad te effenen Als reactie op het voorstel tot onderhandelen van de Marrons werd op 30 juli 1759 een expeditie onder leiding van de burgerkapitein J R Zobre uitgevaardigd om nader poolshoogte te nemen De expeditie had een brief gericht aan Boston bij zich en was vergezeld van de slaven Kofi - cen vriend van Boston - en Charlcstown Tijdens deze expeditie kwam men tot een principe-overeenkomst met de Marrons en er werd een voorlopige wapenstilstand gesloten Uit de gegevens van de Marrons kwam naar voren dat de groep van Labi samen met de Tcmpati-Marrons zes dorpen bewoonde en dat hun aantal ongeveer bedroeg Kort daarop, 16 september 1759, vertrok een tweede expeditie, onder leiding van J Abcrcrombie en J R Zobre, wederom vergezeld van Kofi en Charlcstown die intussen waren vrijgegeven Deze missie had een conceptvrcdesverdrag van veertien artikelen bij zich plus cen Instructie (van negen artikelen) die haar de bevoegdheid gaf om met de Marrons over deze artikelen te onderhandelen en verder geschenken en een stok met vergulde knop voor het opperhoofd Labi Tevens had de delegatie ter referentie het vredesverdrag dat op Jamaica was gesloten bij zich Uit artikel 8 van de Instructie blijkt dat de Marrons meenden dat ZIJ een apart verdrag met de Joden zouden sluiten De delegatie moest hun duidelijk maken dal ook de Joden, als ingezetenen van de kolonie, betrokken waren bij ditzelfde vredesverdrag Bij de Marrons werden de onderhandelingen geleid door Labi, die werd voorgesteld als het opperhoofd Tevens waren aanwezig vertegenwoordigers van de Tcmpati-Marrons De groep van Pamu, vertegenwoordigd door zijn broer Dyaki, was weliswaar aanwezig, maar hield zich op verzoek van Labi op de achtergrond ( ^ Het voorstel van Abcrcrombie om een afvaardiging van de Marrons het vredesverdrag te laten sluiten te Joden Savanne ofte Paramaribo werd door Labi afgewezen De Marrons toonden zich ontevreden over de meegebrachte goederen - spiegeltjes en dergelijke in plaats van de gewenste geweren en munitie - en eisten dat er cen nieuwe lijst van goederen zou worden opgesteld Afgesproken werd dat deze goederen na ongeveer een jaar zouden worden afgeleverd gedurende welke periode een wapenstilstand zou gelden Ontvluchte slaven die zich in deze tijd tol hen voegden, beloofden zij te zullen uitleveren Tijdens de onderhandelingen stelden de Marrons zich zeer zelfverzekerd op Boston toonde zich uitermate ontevreden over de goederen en hij stelde dat de Marrons probleemloos de Tempati onder controle konden nemen Een andere hoofdman bracht naar voren dat de blanken gezien hun mishandeling van de slaven en het wangedrag van de direkteuren zelf verantwoordelijk waren voor de marronage Het clanhoofd Kwaku stelde dat zij gezien deze vredesonderhandelingen zouden afzien van cen geplande overval op enkele plantages nabij Joden Savanne Tevergeefs probeerde Abcrcrombie nog nadere informatie te verkrijgen omtrent het lot van de expeditie Knclke uit 1750 Labi beloofde tenslotte dal hij zou trachten ook de Saramaka te betrekken bij de vrede Het bleek dat er regelmatige contacten bestonden tussen de Ndyuka en de Saramaka' ' Tijdens cen derde expeditie, wederom geleid door Zobre in januari februari 1760, werd de ontmoetingsplaats voor het sluilcn van de vrede vastgesteld Zobre die voorzien was van een 20

24 begeleidende Instructie had tevens geschenken bij zich, waaronder deze keer ook het door de Marrons felbegeerde kruit, dat bij de onderhandelingen tijdens de vorige expeditie nog een struikelblok was geweest Mochten de Marrons bereid zijn om gijzelaars, de zogeheten ostagiers oftewel "pantiman", af te staan, dan zou overwogen worden om hun meer kruit te verschaffen alsook om eventueel de militaire post te Auka op te heffen Zobre moest tevens informeren naar de contacten met de Saramaka en nagaan of dezen ook betrokken konden f581 worden in de vrede Enkele maanden later, september 1760, vertrok de vierde expeditie, voorzien van de beloofde goederen, naar de Dyuka Kreek Deze missie, die onder leiding stond van majoor E Meijer en waarvan ook Abcrcrombie en Zobre alsook Kofi en Charlestown deel uitmaakten, reisde via de plantage Auka aan de Boven-Sunname en arriveerde op 1 oktober in het kamp Sorg en Hoop aan de Steen Kreek, een zijstroompje van de Dyuka Kreek Hetconceptvredcsvcrdrag dat deze delegatie bij zich had, bestond uit veertien artikelen en een begeleidende Instructie gaf haar de bevoegdheid om met de Marrons over deze artikelen te onderhandelen De delegatie had tevens een kopie van het vredesverdrag van Jamaica bij zich Alhoewel bij de Marrons de onderhandelingen voornamelijk geleid werden door Labi en Boston, was nu ook de groep van Pamu erbij betrokken Tijdens de diverse bijeenkomsten stelden de Ndyuka zich op als zelfverzekerde onderhandelaars en ze lieten zich duidelijk gelden als gelijke partners BIJ zes van de veertien artikelen plaatsten ze kanttekeningen Ze stelden dat er zich sinds het begin van de onderhandelingen geen nieuwe Marrons bij hen hadden gevoegd (artikel 5) Ten aanzien van het in de toekomst uitleveren van ontvluchte slaven stelden ze hieraan geen gevolg te kunnen geven in geval er sprake was geweest van mishandeling en evenmin voelden ze zich geroepen om Marrons te achtervolgen (artikel 6) Het afstaan van een aantal ostagiers stuitte eveneens op problemen (artikel 12) Een poging tot inbreuk op hun rechtssysteem, onder meer de eis dat ter dood veroordeelden zouden worden uitgeleverd aan het gouvernement, werd afgewezen (artikelen 11 en 13) Wnt betreft de aanleg van een weg wilden ze eerst meer vertrouwd raken met de blanken (artikel 14) De onderhandelingskracht van de Ndyuka blijkt wel uit het feil dal het uiteindelijke verdrag dat op 10 oktober 1760 werd gesloten, afwijkt van het concept en slechts negen artikelen telt Met name de kwestie van de ostagiers leidde tol grote problemen De overheid zag hen als een soort onderpand vandaar dat in hul Sranantongo ook wel wordt gesproken van pantiman' - voor het geval zich alsnog problemen met de Marrons mochten voordoen Dit punt was het enige waarop de ovcrheidsdelcgatic volgens de haar meegegeven Instructie mei mocht toegeven en het leidde er bijna toe dal de missie mislukte Meijer ging, terwijl er nog geen overeenkomst over deze kwestie was bereikt, desondanks vasi over tol het sluiten van het verdrag en het overhandigen van de goederen Uiteindelijk kwam men tot een compromis en stonden de Marrons tijdelijk enkele gijzelaars af Op de plantage Auka, waar intussen bezorgde leden van de Raad van Politie waren gearriveerd, werd het vredesverdrag bekrachtigd en werd overeengekomen dat enkele gijzelaars zouden meegaan naar de stad Daar werd tijdens de op 27 oktober gehouden vergaderingvan de Raad van Politie in aanwezigheid van enkele Ndyuka dignitarissen het verdrag geapprobcerd en geratificeerd ( Aangezien de Ndyuka stelden onbekend te zijn met de wijze waarop de delegatie de eed aflegde, vonden zij dat deze tevens moest worden gezworen volgens hun traditie Van elk van de aanwezige clanhoofden en van de ovcrheidsdelcgatieleden werden via een sneetje met een scheermes in de linkerarm enkele druppels bloed opgevangen met een witte linnen doek, die werd uitgewrongen in een kalebas gevuld met water Vervolgens werd de eed uitgesproken dat dit bloed ieder die de vrede verbrak met de dood zou treffen, waarna hun priester verklaarde dat de aarde degene niet kon dragen die het beloofde niet nakwam Vervolgens werd door beide partijen feest gevierd tot de volgende ochtend Pamu gaf de delegatie nog een wiite vlag mee die namens hem aan de gouverneur moest worden overhandigd Samengevat luiden de negen artikelen van het met de Ndyuka op 10 oktober 1760 gesloten vredesverdrag als volgt 1) wat gebeurd is wordt vergeven en vergeten en vanaf heden zijn ZIJ vrije mensen, 2) zij zijn vrij zich te vestigen waar ze willen, maar na kennisgeving aan en goedkeuring door hel gouvernement en mits minslens tien uren varen verwijderd van het plantagegebied, levens mogen ze hout bewerken, 3) ze moeten ontvluchte slaven uitleveren en ontvangen hiervoor een premie van tien tot vijftig gulden, 21

25 4) indien het gouvernement daartoe het verzoek doet, moeten ze steun bieden bij het opsporen van ontvluchte slaven en bij het weerstand bieden aan opstanden op plantages, de bevriende vrije Indianen dienen ze ongemoeid te laten, 5) ook in geval van een buitenlandse aanval zullen ze, na een verzoek daartoe, de overheid dienen te steunen en zich te plaatsen onder het bevel van de gouverneur of van een andere bevelhebber, 6) bij het overlijden van grootopperhoofd (gaama) Labi moeten ze het gouvernement informeren o\ er diens opvolger, waarna hel bestuur toestemming verleent en hem de waardigheidstekens ν erschaft, indien ze iets nodig hebben, mogen ze een afvaardiging van vijf tot zes man naar de stad sturen, van wie de leider als vnjpas een stok met zilveren knop met daarop het jaartal 1759 zal ontvangen, 7) ze mogen handel drijven met het plantagcgcbicd, maar niet in grotere groepen dan tien tot twaalf man, bovendien moeten ze zich steeds eerst aanmelden bij de gouverneur, 8) betreft eventuele problemen met blanken, 9) betreft de uitlevering van enkele gijzelaars ter bekrachtiging van de vrede Met het sluiten van dit vredesverdrag promoveerden de Ndyuka van "gespuis" tot de bevredigde Bosnegers van achter Auka" (vandaar dat ook wel wordt gesproken van Aukaners) De vreugdestemming in het kustgebied over de gesloten vrede komt tot uitdrukking in hel volgende uit deze periode daterende lied 'Arabi na Pambo ben senni njoesoc Socsoctci' No broko hatti o alla joe kondre de na reti kdba De belangrijkste elementen voor de Ndyuka uit dit verdrag waren dat hun vrijheid we r d erkend en dat hun een zekere mate van autonomie werd toegekend Voor het gouvernement was vooral van belang dat het bevrijd werd van een binnenlandse vijand, dat de bewegingsvrijheid van de Ndvukaaan banden werd gelegd en dat dezen verplicht werden ontvluchte slaven uit te leveren Ten aanzien van het grondgebied is het verdrag vaag Slechts het gebied ten opzichte van de plantagesamenlcving werd afgebakend Hel woongebied van de Ndyuka werd niet nader omschreven en de mogelijkheid werd zelfs opengelaten dal zij zich elders zouden vestigen Wat betreft de eigen rechtspraak valt het op dat niet alleen de beperking hiervan zoals neergelegd in conceptarlikel 13 is vervallen, maar dat dit hele artikel is weggelaten, zodat er in het uiteindelijke verdrag niets is opgenomen over dit onderwerp Opvallend is dat in het verdrag de periodieke levering van goederen door de overheid niet is opgenomen Van hetgeen in artikel 5 bepaald werd ten aanzien van steun bij een eventuele buitenlandse aanval is door het gouvernement slechts eenmaal gebruik gemaakt, namelijk tijdens de vierde Nederlands-Engelse oorlog ( ) Toen men in 1781 een Engelse aanval vreesde werden 46 Bosnegers geplaatst op een redoute nabij fort Nieuw Amsterdam Terwijl artikel 9 wel melding maakt van door de Marrons te leveren gijzelaars, wordt in het verdrag met gesproken van de door de overheid bij hen te plaatsen posthoudcr, die zij eveneens als een gijzelaar beschouwden Deze posthouders waren veelal oud-mililjircn en werden verondersteld toezicht over de Bosnegers uit te oefenen en toe te zien op de naleving van de vredesverdragen Over het algemeen lieten hun kwaliteiten nogal te wensen over en genoten zij weinig aanzien bij de Bosnegers Als assistent hadden ze een of twee bijleggcrs De eerste posthoudcr bij de Ndyuka, de Duitser, sergeant А С L Frick, die verbleef te Bongodoti, aan de Dyuka Kreek, hield het er slechts een jaar ( ) vol ' Ten aanzien van de bestuurlijke organisatie van de Ndyuka vermeldt het verdrag slechts de positie van het grootopperhoofd In navolging van de Jamaicaansc vredesverdragen uit had het gouvernement liever een grotere controle gehad op de opvolgingsproccdurc, dit bleek echter niet haalbaar' Zoals wc zagen was het formatieproces bij de Ndvuka nog gaande tijdens de vredesonderhandelingen De spanningen tussen de verschillende groepen uitten zich al direct na het sluiten van het verdrag Bij artikel 6 van dit verdrag werd l^abi van de Dikan-/o, bij wie zich in 1757 de Tempati-Marrons hadden aangesloten, door het gouvernement erkend als het eerste grootopperhoofd ν an de Ndyuka De eerste Marrons die zich aan de Dyuka Kreek hadden gevestigd, omvatten onder meer de Oto- en de Misidyan-/o en zij stonden onder leiding van Pamu, de zoon van de stammoeder van de Ndyuka, Abenkina Het opperhoofd Boston formuleerde het tijdens de vredesonderhandelingen als volgt "Pamo die het Land toebehoord, Araby die op Joukawoond De strijd om het gaama-schap werd in 1762 beslecht ten gunste van Pamu, Labi overleed in 1766 De spanningen tussen deze groepen zouden ten grondslag liggen aan het onderscheid dat tot op heden beslaat tussen de opo (bovenstroomse) en de bilo (bcnedenslroomsc) Ndyuka Het moet met worden uitgesloten dat dit onderscheid nog werd versterkt door het feit dat de groep onder leiding van Pamu voor een groot deel afkomstig was 22

26 uit het oude plantagegebied en eerder was ontvlucht, waardoor zij wellicht ook een andere Afrikaanse achtergrond had dan de groep onder leiding van Labi die voornamelijk aanvulling kreeg uit het nieuwe plantagegebied en tevens van latere datum. De strijd tussen de diverse groepen om het gaama-schap zou nog regelmatig oplaaien ( '. Na het sluiten van de vrede met de Ndyuka probeerde het gouvernement eveneens een vredesverdrag tol stand te brengen met de Marrons die verbleven in het gebied van de Boven-Suriname en de Boven-Saramacca. Deze Marrons bestonden uit diverse groepen en zij kenden nog geen centraal leiderschap. Enkele van de belangrijkste clanhoofden stonden bekend als gaama fu malu (opperhoofd in het bos) (72). Hel koloniaal bestuur vond het Ndyuka clanhoofd Kwaku bereid om deze groepen op de hoogte te brengen van zijn wens tot vrede. Kwaku onttrok zich echter aan zijn missie en stuurde daarentegen de Saramaka Wii (Willie), die vanwege problemen in zijn woongebied tijdelijk bij de Ndyuka verbleef. Na het overlijden rond 1758 van het Matjau clanhoofd Dabitala Ajako, die weinig van vrede met de blanken wilde weten en die werd opgevolgd door zijn zoon Dabi, bleek het standpunt van de Marrons omtrent vrede enigszins te zijn gewijzigd '. Wii keerde in februari 1762 met zo een veertig Marrons, onder wie zes opperhoofden, terug bij de Ndyuka. Een ovcrhcidsdelegatic die werd geleid door Louis Nepvcu, onderhandelde hier met de Marrons over de vrede en sloot een voorlopige wapenstilstand. Bij de Marrons werden de onderhandelingen voornamelijk geleid door Abini van de Matjau-tó, die na hel sluiten van het vredesverdrag door de overheid werd erkend als het eerste grootopperhoofd van de Saramaka (terwijl Dabi nog in leven was) '. Tijdens de besprekingen maakte Abini wat de te leveren goederen betrof duidelijk dat zij geen genoegen zouden nemen met allerlei snuisterijen zoals dat bij de Ndyuka was geschied. Tevens werd afgesproken dat de u itcindcl ijkc vrede zou worden gesloten aan de Sara Kreek. Tc vergeefs probeerde Nepvcu verder de juiste toedracht te achterhalen omtrent het lot van de nooit teruggekeerde expeditie van Knelkc en Picolct uit Enkele maanden later vertrok een tweede delegatie, eveneens geleid door Nepveu, naar de monding van de Sara Kreek teneinde de vrede le effectueren. Na zware onderhandelingen, waarbij wederom de kwestie van de te leveren goederen, die nog niet vanuit Nederland waren gearriveerd, centraal stond, werd het vredesverdrag uiteindelijk op 19 september 1762 gesloten. De te leveren goederen waren van grote betekenis voor de Marrons aangezien zij na de vrede niet langer, zoals voorheen, hun benodigdheden via overvallen op plantages konden verkrijgen. Ook ditmaal werd het verdrag bekrachtigd door het op traditionele wijze sluiten van een eed Het verdrag dat met de Saramaka werd gesloten, komt in grote lijnen overeen met dat van de Ndyuka. Op enkele punten wijkt het echter af en het telt dan ook meer artikelen, namelijk vijftien. In artikel 2 wordt gesteld dat ze opgave moeten doen van al hun dorpen en eveneens van andere hun bekende dorpen van Marrons en Indianen die zij ofwel moeten betrekken in de vrede, ofwel moeten bestrijden. Artikel 4 dat handelt over de bestuurlijke organisatie is ruimer geformuleerd dan dal bij de Ndyuka en spreekt in het algemeen over hun opperhoofden. De naam van de door het gouvernement erkende gaama (Abini) staal hier niet vermeld. Het artikel [5] over hel uitleveren van ontvluchte slaven stelt nadrukkelijk dat slechts de overheid in geval van desertie bevoegd is om te onderzoeken en te bepalen of er sprake is van mishandeling door de planter. Een tweede artikel [6] over deze kwestie stelt dat het verbergen van ontvluchte slaven gezien wordt als een inbreuk op het verdrag en zal resulteren in strafmaatregelen, ook als het een grootopperhoofd betreft. In 1835 zou dit artikel leiden tol de afzetting van gaama Gbosuma/Kofi Bosuman ( '. Artikel 8 betreft het verlenen van steun aan het gouvernement bij een eventuele slavenopstand of bij cen buitenlandse aanval en eveneens indien de Ndyuka hun verdrag mochten verbreken. Plannen om de Saramaka reeds een jaar later in te zetten bij het onderdrukken van de grote slavenopstand in de buurkolonic Bcrbice zijn niet ten uitvoer gebracht (. Artikel 11 erkent hun rechtspraak, inclusief het voltrekken van de doodstraf. Problemen met blanken dienen echter door het gouvernement te worden afgehandeld. Artikel 12 bepaalt dat zij nooit een aparte vrede met de Ndyuka mogen sluiten en dezen ook nooit mogen steunen in eventuele acties tegen het gouvernement. Artikel 13 betreft de levering van goederen, in ruil waarvoor zij vier gijzelaars, kinderen van opperhoofden, moeten afstaan ter bevestiging van de vrede. Dit artikel heeft als bijlage een lijst van goederen. Artikel 14 regelt dal deze goederen zullen worden afgehaald te Post Victoria. Artikel 15 tenslotte gaat over de vermiste expeditie uit 175ü (. f ЯП Opvallend is dat tot de ondertekenaars van het verdrag drie Indianen behoorden. Alhoewel er ook in dit verdrag geen sprake is van de vestiging van een posthoudcr, arriveerde vaandrig 23

27 J Dong, die met deze functie werd belast, reeds op 3 november 1762 in de residentie, Sentea, van het grootopperhoofd Dong sloot op 13 januari 1763 hetzelfde verdrag met enkele opperhoofden, onder wie Samsam en de Maljau Afadje oftewel Chnstoffel, die in verband met de problemen die waren ontstaan rond de vermiste expeditie uit 1750 niet bij de eerdere onderhandelingen waren verschenen ( ' De vreugde in de stad over de bereikte vrede was wederom groot en de intermediair Wn werd speciaal beloond met enkele geschenken Het verdrag dat op 19 september 1762 met de Saramaka werd gesloten, gold ook voor de Matawaï en hun opperhoofd Musinga behoorde tot de ondertekenaars' ' Januari 1763 bezocht posthouderjc Dong hun woongebieden herbckrachtigde de gesloten vrede ( We stelden reeds dat de geschiedenis van beide groepen tot dit verdrag min of meer parallel liep Problemen over de doorvaart naar Paramaribo via de Saramacca Rivier en de Wanica Kreek waren er de oorzaak van dat de Matawaï in 1766 het verdrag verbraken en de strijd tegen de overheid hervatten Ze overvielen een viertal plantages in Para waarbij ongeveer 150 slaven werden meegenomen Het koloniaal bestuur maakte direct dankbaar gebruik van zijn nieuwe bondgenoot, de Saramaka en bij de gevechten tegen de Matawaï sneuvelde het grootopperhoofd Abini begin 1767 Abini werd rond 1775 opgevolgd door Kwaku Etja van de Nasi-/o (87) Deze gevechten veroorzaakten een definitieve breuk tussen de Saramaka en de Matawaï Bij de Saramaka ontstonden onderlinge spanningen over de vraag of hun gedode gaama al dan niet gewroken moest worden ( De posthouder bij de Saramaka, Dong, werd door de overheid gestuurd om met de Matawaï tot een overeenkomst te geraken en in apnl 1769 werd met deze groep, die naar hun eerste opperhoofden ook wel bekend stond als de Bcku- en Musmganegers, het vredesverdrag van 1762 herbekrachtigd Overeengekomen werd onder meer dat de meegevoerde slaven uit Para weer zouden worden afgestaan Ook bij de Matawaï werd een posthouder geplaatst ( Met het sluiten van bovenvermelde drie vredesverdragen hoopte het gouvernement bevrijd te zijn van de binnenlandse vijand en verwachtte het een halt toe te roepen aan de desertie van slaven Bij decreet van 11 februari 1762 werd opnieuw de doodstraf op marronage vastgesteld Tevens vertrouwde het koloniaal bestuur er op dat met het sluiten van deze verdragen de economische ontwikkelingvan de plantagcsamenlc ving ongestoord voortgang kon vinden De strijd tegen de Marrons had namelijk enorme kosten met zich meegebracht en had geleid tot grote kapitaalvernietiging De economische crisis die weldra haar climax bereikte met de Amsterdamse beurskrach van 1773 kan niet los worden gezien van het probleem van de marronage Teneinde het voortbestaan van de economie te verzekeren, was het gouvernement wel gedwongen om vrede te sluiten met de Marrons, die militair niet te onderwerpen bleken en die aldus ruim een eeuw voor de Emancipatie hun vrijheid verkregen ' Alhoewel de overheid weinig omlijnde ideeën had ten aanzien van de bevredigde Bosnegers binnen de kolonie, polste ze reeds kort voor hel sluiten van de vredesverdragen de Evangelische Broedergemeente (EBGS, Herrnhutters, Moravische Broeders) omtrent de eventuele bereidheid werkzaamheden onder de Bosnegers aan te vangen Wat betreft het inzetten van de zending maakte het gouvernement dus een duidelijk onderscheid tussen de Bosnegers en de slaven Zoals bekend werd bij de laatsten de zending tot in de negentiende eeuw tegengewerkt Alhoewel bij de EBGS de kerstening voorop stond en niet zozeer het zinvol inzetten van de Bosnegers in de koloniale economie en zij bovendien haar onafhankelijkheid wilde bewaren, zag zij zich onder druk van het gouvernement vanaf 1795 toch tijdelijk genoodzaakt de zendelingen, die zich vanaf 1765 vestigden onder de Saramaka, te belasten met de functie van posthouder Door gebrek aan menskracht en financien beperkte de EBGS de activiteiten vooralsnog tot de Saramaka, bij wie de werkzaamheden zeer moeizaam zouden verlopen en de eerste eeuw nauwelijks resultaat opleveren Gezien de geringe resultaten en het hoge aantal zendelingen dat niet bestand bleek tegen de levensomstandigheden van het binnenland, stond dit gebied bij de EBGS al snel bekend als "dede kondre" (dodenrijk) Het belang dat de overheid hechtte aan het zendingswerk van de EBGS blijkt wel uit de volgende zinsnede van een gouverneur, eind achttiende eeuw "Ihre Mission erspart mir ein ganzes Regiment Soldaten ' ' Ondanks de vele beperkingen die de verdragen de Bosnegers oplegden, moeten ze toch als een belangrijk resultaat worden gezien, immers zij verkregen hiermee zowel een erkenning van hun vrijheid als een zekere mate van autonomie Bovendien zou in de praktijk blijken dat het de overheid aan middelen ontbrak om de naleving van de verdragen adequaat te controleren Wederzijdse interpretatieverschillen over de verdragen zouden voortdurend aanleiding geven tot conflicten, zowel wat betreft de levering van goederen als aangaande de uitlevering van 24

28 ontvluchte slaven Deze interpretatieverschillen vloeiden vermoedelijk mede voort uit communicatieproblemen tussen de Bosnegers en het gouvernement Het is bijvoorbeeld de vraag in hoeverre de in vrij formele taal opgestelde verdragen - die weliswaar bij de sluiting ook in het Sranantongo werden voorgelezen - voldoende werden begrepen door de over het algemeen ongeletterde Bosnegers en in hoeverre hiermee door het gouvernement werd gemanipuleerd De periodieke uitdelingen van goederen werden door het gouvernement regelmatig aangegrepen om te proberen de vredesverdragen aan te passen, hetgeen op verzet stuitte bij de Bosnegers Via haar verdeel- en heerspolitiek slaagde de overheid er een aantal keren in om de bevredigde oftewel gepacificeerde Bosnegers in te zetten tegen de Marrons Boven vermeldden wc reeds de betrokkenheid van de Saramaka bij de strijd tegen de Matawaï en in paragraaf 1 5 zullen we zien dat de Ndyuka werden ingeschakeld bij het bestrijden van de Aluku De verlossing van de binnenlandse vijand zou, zoals wc onder zullen weergeven, sneller dan verwacht een illusie blijken te zijn ( A ' 1.4. Traditioneel bestuurssysteem Pas vanaf het sluiten van de vredesverdragen ontstond er een klimaat dat de Bosnegersamcnlevingen de mogelijkheid bood tot een stabielere ontwikkeling Elke groep had een min of meer afgebakend woongebied toegewezen gekregen, waarbinnen meer definitieve vestigingspatronen tot stand kwamen, waarbij de diverse lo rechten op bepaalde gronden lieten gelden De sociaal-economische, politieke en cultureel-religieuze ontwikkeling kon nu verder worden uitgebouwd Hierbij dient te worden opgemerkt dat er geen strikte scheiding bestaat tussen de diverse levensterreinen Het basis ordeningsprincipe van de Bosnegersamenlevingcn vormt het matrilineaire verwantschapssysteem, dal, zoals gesteld, reeds vorm kreeg tijdens de formatiefase van de diverse Marrongrocpen Daarnaast dringt de religie in alle levensterreinen door Het matrilineaire verwantschapssysteem beïnvloedt vrijwel het gehele leven van de Bosnegers hun onderlinge relaties, het vesligingspatroon, het landbezit, de verdeling van politieke en religieuze functies, etcetera De twee belangrijkste verwantschapsgrocpen binnen dit systeem zijn de lo en de bee De lo oftewel matnclan omvat de afstammelingen van degenen die ten tijde van de marronage gezamenlijk een bepaald plantagcbicd ontvluchtten Veel lo ontlenen hun naam dan ook aan een vroegere plantage (-eigenaar) Het begrip lo is dus nauw gerelateerd aan de periode van de marronage De bee (letterlijk buik) oftewel matnlineage is cen differentiatie binnen de lo De leden van een bee kunnen, al dan niet vermeend, hun afstamming herleiden tot een gemeenschappelijke stammoeder Het verwantschapselement bij de bce valt duidelijker te traceren dan bij de lo Bij de Matawaï bijvoorbeeld is het begnp lo reeds vrijwel verwaterd De meeste lo bestaan uit meerdere bee ( De traditionele politiek-bestuurlijke organisatie bij de Bosnegers is nauw gerelateerd aan zowel het matrilineaire verwantschapssysteem als aan de religie Bij de toebedeling van de meeste politieke functies spelen historische rechten, erfopvolging, een element van keuze en rivaliteit tussen de verschillende groepen Dit bestuurssysteem zullen we beknopt, vereenvoudigd en als ideaaltype weergeven zoals hel functioneerde tot halverwege de twintigste eeuw ' De oudste politieke functies die reeds bestonden voor het sluiten van de vredesverdragen waren die van basia en gaama fu matu ' Enkele leiders van de belangrijkste lo genoten speciaal gezag en fungeerden als "opperhoofd in het bos" Pas met het sluiten van de vredesverdragen werd door het gouvernement een centraal leiderschap opgelegd en werd de functie van gaama, grootopperhoofd, geïntroduceerd ' Zoals we zagen zou dit aanleiding geven tot onderlinge concurrentie tussen de diverse lo De gaama, als hoogste politieke functionaris, wordt bij matrilineaire erfopvolging gekozen uit een historisch bepaalde lo Bij de Saramaka is dit de Matjau-/o en bij de Ndyuka de Oto lo Bij het sluiten van de vrede ontving de gaama enkele speciale waardigheidstekens, waaronder een vredesstok met het wapen van Nederland erop, de zogenaamde fu pau Verder ontvingen de door het gouvernement erkende dignitarissen al naar gelang hun positie een bepaald type kostuum - ontleend aan het militaire rangenstelsel - en een borstplaat l De gaama behartigt zowel de interne als de externe belangen van zijn volk Het contact met de overheid verloopt louter via hem, waardoor zijn positie wordt onderstreept Zijn gezag wordt danig versterkt indien hij tevens religieus leider is, zoals dat met name bij de Ndyuka regelmatig het geval was Politiek en religie zijn nauw verweven bij de Bosnegers en de overheid, die slechts het wereldlijk bestuur erkende en hiermee contacten onderhield, heeft de invloed van religieuze leiders vaak sterk onderschat Het feit dat de overheid het bestuurssysteem van de Bosnegers interpreteerde vanuit haar eigen politieke 25

29 structuren en een gaama bijvoorbeeld meer machi toebedacht dan deze in feite bezat, zou in de praktijk aanleiding geven tot talrijke misverstanden ( Behalve de gaama ontvingen ook de opperhoofden van de verschillende lo een vredesstok Deze /o-gebonden zogeheten fii pau kabitem namen vanaf de vredesverdragen de positie over van de basia, dte vanaf toen feee-gebonden werd (lül) Naarmate de lo zich over meerdere dorpen verspreidden en er enkele grotere dorpen ontstonden, kwamen er meerdere soorten kapiteins Naast de fu pau kabitem, die herkenbaar waren aan hun rode jas (be djakiti) en die het grootste prestige behielden, kwamen als plaatsvervangers dorpskapiteins, die herkenbaar waren aan hun zw arte jas (baakadjakiti) Tenslotte waren er nog de klem-oftewel boskapitcins (1CL ' Rituele functies waren voorbehouden aan de f и pau kabitem, die daarom, evenals de gaama, niet gekerstend konden zijn De functie van fu pau kabitem wordt steeds gedurende één generatie vervuld door éen van de bee van de lo Met de toenemende bemoeienis van de overheid werd in de twintigste eeuw de functie van hoofdkapitcin geïntroduceerd en nadat vanaf 1963 de landelijke politiek levens ingang vond in hel binnenland ontstond het verschijnsel van de politieke benoemingen Al naar gelang de grootte en de politieke betekenis kan een dorp over éen of meerdere kapiteins beschikken Sinds halverwege de twintigste eeuw beschikken al deze dignitarissen over een door de overheid verschafte financiële toelage Overigens zijn de opvolgingsproccdurcs voor dignitarissen niet bij elke Bosncgcrgroep exact dezelfde (ltm) Sinds de vredesverdragen is de functie ν an basta een frec-gebondenpositie geworden De basta fungeert als assistent van de kapitein en is tevens cen soort dorpsomrocper in geval van belangrijke gebeurtenissen Ten gevolge van de opkomst van de grondstoffcnexploilatic eind negentiende eeuw, w aardoor veel mannen vaak gedurende lange perioden uit het woongebied afwezig waren, kwamen er ook vrouwelijke basta Tot halverwege de twintigste eeuw bestonden er verder nog functies als majoor, fiscaal en grootfiscaal, die sindsdien echter zijn verdwenen Naast de hier vermelde individuele functionarissen heeft elk dorp een raad van ouderen, waarin naast de dignitarissen en dorpsoudsten tevens religieuze leiders zitting kunnen hebben De vredesverdragen erkenden de eigen wetgeving en rechtspraak van de Bosnegers Beide vinden plaats op vergaderingen, Deze kunnen zowel op bee-, dorps-, lo- en stammvcau worden gehouden De vergadering die op stammvcau plaatsvindt is de gaan, die bestaat uil de besturen, lantt, van alle dorpen en die wordt voorgezeten door de gaama, die vetorecht heeft De gaan vindt over het algemeen plaats in de residentie van de gaama Bij de Ndyuka kan dit naast Dntabiki tevens Puketi zijn behoren te verlopen volgens een bepaalde ideale en esthetische vorm Een is gericht op consensus en behoort geen aanleiding te geven lot tweedracht en geredetwist De belangrijkste beslissingen zijn veelal reeds genomen tijdens privé-overleg vooraf Tijdens de, die dagenlang kunnen duren, trekken partijen zich regelmatig ev en terug ν oor onderling overleg Een is bovenal ook het podium bij uitstek voor het etaleren van retorische kwaliteiten De sancties waarover het bestuur hierbij beschikt, vaneren van gelden lijfstraffen en verbanning tot straffen van bovennatuurlijke aard Traditioneel werden alleen zwaardere vergrijpen, zoals doodslag, overgelaten aan de centrale overheid Met het toegenomen contact met het kustgebied in de tweede helft van de twintigste eeuw kwam hierin verandering Elk dorp, konde, heeft zijn eigen bestuur, lantt, dat bestaat uit de (hoofd-)kapitein(s), basta en raad van ouderen lantt regelt zowel het bestuur als de rechtspraak in het dorp In feite beschikt elk dorp over een grote mate van autonomie De status van een dorp wordt bepaald door de aanwezigheid van een centraal heiligdom waar de belangrijkste voorouders worden vereerd (gaan jooka faaka pau), cen begraafplaats en een lijkcnhuis (kee wosu) Hel laatste geldl niet voor de Saramaka Naast de dorpen zijn er de al dan niet permanente kampen De dorpen zijn verdeeld in diverse woonwijken, de zogeheten pisi Het traditionele bestuur is democratisch in zoverre dal het gehele volk betrokken wordt in de besluitvorming Het democratische gehalte wordt echter aangetast door de matrilineaire opvolgingsprocedures Dit bestuur is effectief in een vrij gesloten en geïsoleerde samenleving en heeft als zodanig tot halverwege de twintigste eeuw goed gefunctioneerd Het traditionele bestuur ontleent zijn grondslag en erkenning aan de vredesverdragen De bemoeienis van de centrale overheid met dit bestuur is tot recent vrij beperkt geweest 26

30 1.5. De niet-bevredigde Bosnegers Met het sluiten van de vredesverdragen hoopte de koloniale overheid definitief te hebben afgerekend met de binnenlandse vijand alsook met hel probleem van de marronage Dit zou ijdele hoop blij ken te zijn Zoals we reeds zagen zou de marronage voortduren tot de afschaffing van de slavernij in 1863 In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan drie groepen Marrons die ten tijde van de vredesverdragen nog vrijwel onbekend waren We zullen hun ontwikkeling volgen tot aan het moment waarop er officiële contacten met het gouvernement tot stand kwamen en hun status van Marrons werd verwisseld voor die van Bosnegers Tevens zal kort worden ingegaan op een groep Marrons die uiteindelijk niet als een zelfstandige groep Bosnegers bleef voortbestaan Hel plantagegebied zou na het sluiten van de vredesverdragen slechts een korte periode van relatieve rust worden gegund, waarna de tot dan toe vrijwel onbekende Aluku oftewel Boni de samenleving op haar grondvesten zou doen trillen De aanwezigheid van groepen gepacificeerde Bosnegers in het binnenland vormde een uitdaging voor de slaven en een ondermijning van het gezag van hel gouvernement Sinds het sluiten van de vredesverdragen werd er een onderscheid gemaakt tussen de bevredigde en de niet-bevredigde Bosnegers, de eersten zullen we aanduiden als Bosnegers en de tweeden als Marrons Tot het sluiten van de vredesverdragen was de aandacht van het gouvernement voornamelijk gericht geweest op de Saramaka en de Ndyuka In relatief isolement en betrekkelijke stilte had zich in het noordoostelijk gedeelte van de kolonie een groep Marrons geformeerd die bekend stond als de Cottica- oftewel Cassipora Marrons Hun eerste leider, Asikan Silvester, was ten tijde van de Franse ιnval van Cassard (1712) ontvluchl Over de beginperiode van deze groep zijn weinig gegevens bekend Rond 1765 werd hel leiderschap van de Cassipora-Marrons overgenomen door Aluku (Askaan van Marseille) en de boscreool Boni Een tweede, kleinere groep, de Tesisi Marrons, die rond dejaren 1750 ontstonden die zich tussen dctempati Kreek en de Marowijne Rivier ophield, sloot zich rond 1770 aan bij de groep van Aluku en Boni Een derde groep, die eind jaren 1750 ontstond en die werd geleid door Kormantin Kodyo, was voornamelijk afkomstig van Joodse planlages aan de Suriname Rivier Deze groep verbleef nabij de Surnau Kreek en slool zich in 1773, kort na de val van het legendarische Marronforl Buku, aan bij de twee andere groepen Alhoewel er nog regelmatig kleinere groepjes bijkwa men of zich \*eer afsplitsten, vormden deze drie groepen de kem van de Aluku l Tussen stonden de Aluku in permanente oorlog met de koloniale overheid de zogeheten eerste Boni-oorlog Het gouvernement zag zich genoodzaakt zijn defensie-apparaat flink uit te breiden Er werden enkele nieuwe legereenheden opgericht, waaronder in 1772 het zeer effectieve Korps Vrije Negers ( rcdimusu ) Ten oosten van het plantagegebied werd een militaire bcschermingsgordel, het Kordon, aangelegd en begin 1773 arriveerden vanuit Europa de eerste troepen van het vrijwilligersleger er zouden ruim 1600 man worden aangevoerd - onder leiding van de Zwitserse kolonel Fourgeoud, die zich reeds verdienstelijk had gemaakt voor de overheid bij het helpen neerslaan van de grote slavenopstand in het naburige Berbice in 1763 BIJ dit huurlingcnlcgcr bevond zich de Schotse kapitein John Gabriel Stcdman, die over zijn ruim vierjarig verblijf in Suriname een beroemd geworden boek schreef "Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam", 1796 ( ' Tegenover deze enorme militaire overmacht wist de kleine groep Aluku, nauwelijks 200 tot 300 strijders, zich staande te houden tot 1777 De logge en niet op de Surinaamse situatie ingespeelde Staatstroepcn van Fourgeoud wisten slechts dankzij de strategie van de verschroeide aarde en vooral met behulp van het Korps Vrije Negers de Aluku te verdrijven over de Marowijne Rivier ( Ondanks het feit dat de Aluku reeds tijdens de aanvang van hel conflict enkele vredesvoorstellen deden, weigerde het gouvernement vooralsnog hier op in te gaan Hel vreesde dat dit als een teken van zwakte zou worden beschouwd en als aanmoediging voor de slaven om tol marronage over te gaan Verder zag de overheid dit als oneerlijk ten opzichte van de slaven die de plantages wel Irouw bleven Ook hadden de koloniale autoriteiten weinig vertrouwen in de bevredigde Bosnegers In Frans Guiana (m ' sloten de Aluku een bondgenootschap met de Ndyuka Het gouvernment was hierover zeer verbolgen en het dreigde de Ndyuka het vredesverdrag van 1760 te zullen verbreken De Aluku kwamen ook tot een vergelijk met de Indianen en met de Franse autoriteiten De positie van Frankrijk in deze kwestie is vrij ondoorzichtig Een Franse delegatie die Paramaribo bezocht, stelde de Surinaamse planters zelf verantwoordelijk voor de marronage Reeds in 1775 bestonden er Franse plannen om de Bosnegers er toe over te halen 27

31 om naar Frans Guiana te komen Toen de Aluku hier eenmaal verbleven, kwamen de Fransen niet veel verder dan het sturen van missionarissen De grenspositie van de Marowijne Rivier zou in de toekomst nog regelmatig door de Bosnegers worden uitgebuit Het bondgenootschap met de Ndyuka had een wisselvallig karakter De Ndyuka waren er weinig enthousiast over dat er zich een groep Marrons aan de Marowijne Rivier - hun doorvaart tot het kustgebied - bevond en tevens werden zij regelmatig door het gouvernement onder druk gezet om de Aluku aan te vallen Om niet geheel duidelijke redenen - wellicht mede gezien een groot tekort aan vrouwen - hervatten de Aluku in 1789 de strijd, waarmee de tweede Boni-oorlog begon Het gouvernement plaatste een legereenheid onder leiding van Sloclman te post Armina en slaagde er in, mede dankzij de omstreden rol die de Aluku Askaan van Ephrata speelde, om de Marrons geleidelijk aan naar de Lawa Rivier te verdrijven l Ook in deze fase van de strijd deden de Aluku diverse voorstellen tot vrede In 1790 keurde de Sociëteit van Suriname een vredesplan van gouverneur J de Fridenci goed, waarover vervolgens op weinig serieuze wijze gedurende een jaar werd onderhandeld met de Aluku Het gouvernement hoopte op deze wijze tijd te winnen, het terrein beter te verkennen en gelegenheid te vinden de verdeeldheid tussen de Aluku en de Ndyuka aan te wakkeren Fridenci stelde dat het sluiten van vrede weliswaar gezien moest worden als cen teken van zwakte, maar dat er doorslaggevende redenen konden zijn om toch hiertoe te besluiten, namelijk de hoge oorlogskosten, de schade aan de economie en de interne verdeeldheid bij een eventuele buitenlandse aanval Bij dit laatste kan gedacht worden aan de onzekere politieke situatie in Europa sinds de Franse Revolutie van 1789 en de mogelijke uitstralingseffecten hiervan op de kolomen Samengevat luiden enkele artikelen uit dit conccptvredcsplan als volgt 3) de eed van trouw en onderwerping aan de regering en hel verbreken van eventuele banden met de blanken, Indianen en negers, 4) de belofte tot steun aan de regering indien gewenst, 5) de uitlevering van ontvluchte slaven, 6) volledige onderwerping aan de rechterlijke macht van de regering, 7) vestiging in een door de regering aan te wijzen gebied, 8) betaling van cen jaarlijkse schatting aan de regering in de vorm van een aantal korjalen Als gunst, niet als verplichting, en afhankelijk van hun gedrag zouden ze jaarlijks goederen ontvangen Als woongebied werd de Surinaamse oever van de Marowijne Rivier, beneden post Armina, aangewezen Tenslotte diende elk contact met de Ndyuka en de Saramaka vermeden te worden Dit, vergeleken met de in dejaren 1760 gesloten tractaten, uitermate ongunstige vredesplan kwam nooit tot stand omdat de militaire situatie inmiddels sterk ten gunste van het gouvernement was doorgeslagen, dat er bovendien in was geslaagd een wig te drijven tussen de Aluku en de Ndyuka De pro-aluku gezinde Ndyuka gaama Pamu was in 1790 overleden en zijn opvolger, Toni die de Aluku ook gunstig gezind was, had weinig gezag De feitelijke macht was in handen van Bambi, die weldra een waardevolle bondgenoot voor het gouvernement bleek Intussen was in 1792 gaama Aluku overleden Nadat de Ndyuka een aantal gevangen genomen Aluku hadden uitgeleverd aan het gouvernement, overviel Agosu, de zoon van Boni, op 4 augustus 1792 het toen reeds vrijwel verlaten Ndyuka-dorp Animbaw (Puketi), waar hij, volgens de mondelinge overlevering, het graf van gaama Pamu zou hebben onteerd Begin 1793 reageerden de Ndyuka met een tegenaanval die werd geleid door Bambi en waarbij de meeste Aluku werden gevangen genomen of gedood Op 20 februari werd Boni gedood door Bambi en enkele dagen later kapseisde de korjaal waarin Boni's hoofd in de Sumayee Val, Lawa Rivier "' Bambi geldt sindsdien als een soort nationale held voor de Ndyuka Nogal verlaat ontving hij in 1812 voor zijn betoonde diensten van de Engelse gouverneur Bonham (Engels tussenbestuur ) een zilveren ringkraag met schild, waarop de hoofden van Boni en Kormantin Kodyo stonden afgebeeld ' Volgens de mondelinge overlevering zou reeds kort hierop de vrede tussen de Aluku en de Ndyuka zijn hersteld De zuidwaarts verdreven Aluku vestigden zich pas rond 1810 weer aan de Lawa, waar zij tot heden wonen Rond 1810 overleed Agosu De bijzondere betekenis van Boni komt naar voren in de volgende twee citaten ontleend aan respectievelijk Wolbers (1861) en Abbenhuis(1964) Indien men let op vele de krachten, die in het werk werden gesteld, om een man, die reeds door zoo velen verlaten was en die thans met zijne weinige getrouwen in kommer en ellende doorbragt, en vaak honger en gebrek moest lijden, geheel ten onder te brengen, dan moet men tot de overtuiging komen, dat Bonni geen 28

32 gewoon man was, maar iemand die onder andere omstandigheden als een held en onversaagd verdediger der regten zijner landslieden zou beschouwd zijn geworden Die Mulat was een moedig man en loen men hem bijna als geheel verslagen achtte, gaf hij opnmieuw een schitterend bewijs van dien moed "; "Men moet Bonm en de zijnen niet zien als moordlustigen en brandstichters, die niets anders te doen hebben dan dat ZIJ waren op de eerste plaats volksstichtcrs, evenals alle Afo's van alle vriic Bosnegerstammen, grondleggers van het vnje Suriname Toen in 1805 een opstand uitbrak bij het Korps Vrije Negers vermoedde het gouvernement ten onrechte dat de muitelingen in contact stonden met de Aluku De nieuwe posthouder bij de Ndyuka, G Callenburg Kelderman, kreeg een uitgebreide instructie mee teneinde informalie in te winnen omtrent de Aluku Eenjaar later meldde de posthouder dat de Aluku een nieuwe vrede hadden gesloten met de Ndyuka, waarbij zij toegezegd hadden de blanken en hun bezittingen ongemoeid te laten Mede uit bezorgdheid over deze ontwikkelingen sloot de regering in 1809 met de Ndyuka een nieuw vredesverdrag (zie hoofdstuk 2), waarvan artikel 2 hen de gesloten vrede met de Aluku vergaf en waarvan artikel 3 bepaalde dat zij de kolonie zouden vrijwaren van aanvallen van de Aluku De contacten van de Aluku met zowel de Ndyuka - aan wie ZIJ ondergeschikt waren en die hen de doorvaart op de Marowijne Rivier beletten -, de Indianen in Frans Guiana als met de Franse autoriteiten verliepen gespannen en bereikten halverwege de jaren 1830 een dieptepunt Vanwege de hun opgelegde bewegingsbeperking overwogen de Aluku om zich in een nieuw woongebied te ν estigen en ondernamen zij hiertoe toenaderingspogingen tot de Frans Guianesc autoriteiten In 1836 maakte de Franse marine-apotheker Lc Pricux cen expeditie naar de zuidgrens van Frans Guiana en belandde na omzwervingen bij de Aluku aan de Lawa Le Pneux ging in op het voorstel van de Aluku lot het sluiten van een vredesverdrag en deed het voorkomen alsof hij hierloe door de autoriteiten was gemachtigd Fr werden acht kapiteins aangesteld, geschenken uitgedeeld, gaama Gongo (ca ) kreeg geld, een aan te stellen posthouder zou voor de dignitarissen stokken als waardigheidsteken meebrengen er werden gijzelaars uitgewisseld en hel geheel werd bezworen meteen eed Toen de Ndyukagaama Bceyman( ) hiervan vernam, stuurde hij Lc Pneux een brief en riep gaama Gongo en diens kapiteins op naar de Tapanahoni, waar op 19 augustus 1836 een werd belegd Tijdens deze stelde Bceyman dat het gesloten verdrag van geen betekenis was en door hem niet werd getolereerd Mochten er wederom Fransen in de Lawa verschijnen dan zou hij ze laten doden en hun hoofden opsturen naar Paramaribo Bceyman, die een oorlog verwachtte met de Aluku, hield hun dignitarissen in gijzeling en nep alle Ndyuka, ook die in het Cotlicagebicd, op naar de Tapanahoni Hel Surinaamse gouvernement maakte gaama Bceyman duidelijk dat hij niet eigendunkelijk moest optreden tegen Franse onderdanen en kwam inzake deze kwestie tol een vergelijk met de Frans Guianesc autoriteiten Procureur-generaal Vidal de Lingendcs kwam naar Suriname en sloot namens zijn gouverneur, Laurens de Choisy, op 9 november 1836 een overeenkomst met gouvemcur-gencraal baron Van Hccckcrcn ( ) en procureur-generaal Philippe de Kanter, waarbij de Fransen stelden dal Le Pneux nooit was opgedragen om met de Aluku, die op Surinaams grondgebied woonden, te onderhandelen Samengevat luiden de vier artikelen van de overeenkomst 1) het gouvernement van Frans Guiana erkent het verdrag tussen Le Pricux en de Aluku niet, 2) indien de Aluku Frans grondgebied betreden, wordt hun opgedragen zich terug te trekken naar het gebied waar ze onder controle staan van de Ndvuka, 3) het gebied aan de rechteroever vanaf de bron van de Marowijne Rivier behoort aan de Fransen De Marowijne is de grens tussen beide kolomen en Franse onderdanen hebben het recht om deze rivier te bevaren De Surinaamse regering zorgt ervoor dat de negers het leven en de eigendommen van Fransen die deze rivier bevaren, respecteren Mochten Franse onderdanen problemen veroorzaken dan mogen ze worden overgedragen aan Paramaribo, hetgeen gemeld wordt aan beide regeringen, 4) de Surinaamse regering zal moeite doen om de door Le Pneux bij de Aluku achtergelaten drie gijzelaars vrij te krijgen in ruil voor de drie door hem meegenomen Aluku-gijzclaars, die reeds zijn teruggestuurd ( '~ Intussen hadden de Aluku hel Frans Guianesc gouvernement verzocht om zich te mogen vestigen aan de Oyapock, de grensrivier tussen Frans Guiana en Brazilië Alhoewel dit verzoek werd afgewezen, trokken de Aluku desondanks naar de Ovapock, waar zij in conflict raakten met de daar gevestigde Indianen Het Frans Guianesc gouvernement stuurde militairen en 29

33 tijdens een treffen werden negen Aluku gevangen genomen, van wie er vier werden geëxecuteerd en de overigen wisten te ontvluchten Naar aanleiding van deze problemen deed de Frans Guianese gouverneur een beroep op zijn Surinaamse collega om de Aluku via de Ndyuka in toom te houden De gouverneur deed tevens het voorstel om de Aluku via de Ndyuka en de Surinaamse regering ontvluchte Franse slaven tegen een premie te laten uitleveren Procureurgeneraal De Kanter die over dit verzoek advies moest uitbrengen en die zoals wc zagen mede-ondertekenaar w as % an de eerder aangehaalde overeenkomst, waarin onder meer vermeld werd dat de Aluku op Surinaams grondgebied woonden, stelde nu, slechts een halfjaar later, dat Suriname de Aluku moeilijk kon controleren, daar zij op Frans woongebied, namelijk aan de Lawa woonden' Slechts de Ndyuka, in wier overwicht De Kanter wel vertrouwen had en die al hadden gezorgd voor de uitlevering van de door Le Prieux achtergelaten gijzelaars, zouden de Aluku in toom kunnen houden Overigens zouden beide groepen een verdrag hebben dat bepaalde dat de Aluku niet zonder voorkenis van de Ndyuka blanken mochten toelaten tot de Lawa gaama Bceyman, die nog steeds enkele Aluku in gijzeling hield en hen had geïnformeerd o\ er bovcnv crmeldc overeenkomst tussen beide overheden, werd opgedragen erop toe te zien dat de Aluku zich niet meer op Trans grondgebied zouden begeven gaama Gongo en zijn kapiteins moesten hiertoe naar de Tapanahoni komen en een eed zweren en als waarborg gijzelaars achterlaten, onder wie in eerste instantie Gongo zelf Indien de Aluku weigerden, moesten de Ndyuka overgaan tot geweld Blijkbaar voldeden de Aluku aan deze cis, want kort daarop meldde posthouder F Schachtrupp dal de vrede tussen beide groepen was hersteld en dat de Aluku weer voor handel naar de Tapanahoni mochten komen De executie van de vier Aluku leidde lol een schandaal in Frans Guiana en de gouveneur werd teruggeroepen In Suriname dachten de autoriteiten blijkbaar anders over dit \oorval en gouverneur Van Heeckeren feliciteerde zijn collega met diens ferme optreden tegen de Aluku De Franse houding tegenover de Aluku in deze periode lijkt nogal dubbelzinnig Ondanks de bovenvermelde voorvallen en het verzoek aan de Surinaamse regering om er via de Ndyuka op toe te zien dat de Aluku geen Frans grondgebied betraden, bleken er handelscontacten met de Aluku te worden onderhouden, waarover de Surinaamse gouverneur in 1839 bij zijn collega protesteerde Ook zouden de Aluku ontvluchte Surinaamse slaven een schuilplaats bieden Teneinde orde op zaken te stellen, werd gaama Bceyman naar de militaire post Armina ontboden en onder meer gewezen op de artikelen 8 en 9 uit het nieuwe vredesverdrag van 1817 met de Ndvuka (zie hoofdstuk 2), die bepaalden dal ZIJ controle zouden uitoefenen o\cr de Aluku Beeyman slclde dat hel geen eenvoudige zaak was om de bewegingen van de Aluku te controleren en dat de Ndyuka al geruime tijd niets meer van hen hadden vernomen Hij suggereerde dat het Surinaamse gouvernement aan dat van Frans Guiana zou schrijven dat indien de Aluku Trans grondgebied betraden de Fransen hen moesten doden Bceyman bracht naar voren dat de Ndyuka de Aluku gemakkelijk zouden kunnen beoorlogen, maar dat ZIJ dit vanwege een met hen gesloten verdrag, dat bepaalde dat ZIJ in de Lawa mochten verblijven, niet deden alsook omdal de Aluku zich dan zouden verspreiden en nog meer ontvluchte slaven aantrekken Beeyman beloofde opnieuw de Aluku onder controle te zullen houden en hij was verder te allen tijde bereid tot het ondernemen van een patrouille tegen ontvluchte slaven, waartoe de regering hem munitie en een premie beloofde In 1841 bereikte de verhouding tussen de Fransen en de Aluku een dramatisch dieptepunt Er was wederom sprake van vredesvoorstcllcn en gaama Gongo reisde met een delegatie naar de Oyapock Vermeende conflicten tussen de Aluku en Indianen resulteerden opnieuw in een militair treffen, waarbij Franse soldaten de gaama en tien andere Aluku doodden Bevreesd voor een nieuw schandaal stopten de Fransen dit zogeheten Casfcsoca-mcidcnt in de doofpot Intussen probeerde het Surinaamse gouvernement tevergeefs de Ndyuka Ie bewegen tot een expeditie tegen de Aluku Toen in 1841 werd besloten lot de opheffing van de militaire poslcn aan de Marowijne stelde gouvcrncmcntssecretans G S van der Veer naar aanleiding van Ndyuka protesten hiertegen, niet lerug te zullen komen op dit besluit "ten behoeve van de laffe Aukaners, die, in stede van de Bonnincgcrs in tucht te houden, bij ons bescherming willen zoeken Een van de argumenten van de Ndyuka tegen de opheffing van deze posten betrof de garantie die deze zouden bieden tegen het stroomopwaarts trekken van aan de Boni Kreek gevestigde Aluku, met wie zij geen contact wensten ' "' Halverwege de negentiende eeuw ontplooiden de Fransen in toenemende mate activiteiten in hun grensgebied met Suriname In 1848 werd de slavernij afgeschaft en eind 1852 werd een aanvang gemaakt met de aanleg van de strafinrichtingen te Saint I^aurcnt en Saint Louis ( 30

34 Ook boscxploitantcn vestigden zich in het gebied en de Fransen werden zich bewust van de mogelijke voordelen die goede contacten met de Aluku zouden kunnen opleveren Hiermee begon het getouwtrek tussen Frans Guiana en Suriname om de Aluku Bij herhaling maakten de Ndyuka gewag van hun bezorgdheid over de Franse activiteiten aan de Marowijne Naar aanleiding van de aanleg van de strafinrichtingen zouden de Ndyuka een pad hebben gekapt om in geval van nood te kunnen vluchten en een tijdlang vertoonden zij zich weinig aan de Beneden-Marowijne November 1852 verschenen enkele Fransen, onder wie de houthandelaar Tollcnge, in de Tapanahom teneinde caoutchouc te verzamelen gaama Beeyman stuurde kapitein Jaki naar Albina om zijn bezorgdheid o\ er deze ontwikkelingen uit te spreken en om te informeren hoe te handelen wanneer de Fransen in zijn gebied verschenen, dit mede gezien zijn verantwoordelijkheid voor de Aluku en de Pongudu (de opstandelingen van 1805 die zich uiteindelijk bij de Ndyuka hadden gevoegd en die zich hadden gevestigd aan de Boven-Marowijne, zie 2 2 ) Waarnemend assistent posthouder G Stein deelde Jaki mede dal de Fransen vrij waren om de Marowijne te bevaren '' ' De Franse aandacht richtte zich blijkbaar niet alleen op de Aluku, maar op de Bosnegers in hel grensgebied in het algemeen Onderweg naar Paramaribo ter regeling van de opheffing van de beperkingen van de bewegingsvrijheid van de Bosnegers ontmoette gaama Beeyman op 26 juli 1856 in Albina gouverneur Baudin van Frans Guiaría Baudin stelde dat de Aluku aan de Lawa op Frans grondgebied woonden en vrij moesten zijn om voor handel en werk nvierafwaarts te komen, hetgeen de nijverheid aan de Bencdcn-Marowijne ten goede zou komen, een idee dat ondersteund werd door assistent-posthouder August Kappler Tot dan toe moesten de Aluku om aan goederen uit hel kustgebied te komen hout vellen, korjalen maken en kostgronden aanleggen voorde Ndyuka, die hen in een staat van 'confinement ' hielden, aldus de gouverneur Beeyman verzette zich tegen het voorstel dat de Aluku zich aan de Bencdcn-Marowijne zouden vestigen, daar dit tot ongeregeldheden zou leiden De gaama zou deze kwestie in Paramaribo nader bespreken met de gouverneur en proberen deze ervan te weerhouden (1 Met name de Franse houthandelaar Tollcnge en de Franse priester Neu uit Mana blijken voor de Aluku cen bemiddelende rol te hebben gespeeld Neu bezocht in 1857 zowel de Ndyuka als de Aluku De laalsten hadden hem toen verzocht om hen uit de slavernij van de Ndyuka te bevrijden en ze vroegen hem tevens om Franse bescherming en het sturen van een leraar Van Tollcnge vernamen de Aluku dat in Frans Guiana de slavernij reeds was afgeschaft In cen brief aan het Commissariaat der Inlandsche Bevolking wees gaama Beeyman bezorgd op de activiteiten van Tollengc, die al twee maal bij de Ndyuka was geweest om vrede met hen te sluiten en om hen te winnen voor de Franse zaak ' De gaama stuurde een kapitein naar de stad om zich te beklagen over de handelingen van Tollengc, die blijkbaar probeerde Aluku in dienst te nemen voor de houtkap Gezien deze problemen en met het oog op de naderende Emancipatie zagen ook de Surinaamse autoriteiten de onhoudbaarheid van de situatie in en op 7 september 1860 deelde gouverneur Van Lansberge ( ) te Albina цаата Beeyman mee dat de bewegingsbeperkingen van de Aluku dienden te worden opgeheven Bezorgd over de toenemende Franse invloed vroeg de Inspecteur der Domeinen, Η С J Slcngarde, zich af of poslhouder Kappler wel voldoende tegenwicht had geboden Slengardc vreesde dat Nederland wat betreft de Bosnegers en met name de Aluku achter het net viste en hij spoorde Kappler aan de Aluku voor Suriname te behouden Wij mogen dus niet gedoogen dat hunne werkkrachten ten nutte van Cayenne bestemd worden Slengarde suggereerde enkele voorstellen aan de gouverneur Volgens Kappler maakten de Bosnegers handig gebruik van de grenssituatie Het gouvernement hoopte zowel de Aluku als de Ndyuka er loc te bewegen zich dichter bij het bebouw de gedeelte van de kolonie te vestigen, waar zij eventueel domeingrond konden verkrijgen Door hen in nauwer contact te brengen met de overige bevolking werd beoogd dat "Christendom en beschaving ingang onder die stammen zullen vinden, en arbeidzaamheid en nijverheid bij hen zullen worden opgewekt " Hiertoe werd m 1860 een gemengde Frans-Nederlandse commissie naar de Ndyuka en de Aluku gestuurd Nadat te Pukcti aan gaama Beeyman het doel van de missie was meegedeeld, reageerde deze zeer verontwaardigd dat het Nedcrlandsch gouvernement het regt met had om de Bonninegcrs die - en omdat zij door zijne voorzaten in de met hen gevoerde oorlogen, waren ten onder gebragt, én sedert door de Aucaners in het belang der kolonie in toom waren gehouden, én tengevolge van de met hen gesloten vrcdcstractatcn, slaven zijn van de Aucaners, vrij te geven, dat indien het Nederlandsch Gouvernement slaven wenscht vrij le geven, dat het dan met zijn eigene slaven begin 31

35 Hoofdkapitein Alamun van de Coppename-Kwinti, (T.K.NA.G., p. 721) moest maken." (. Beeyman dreigde dat de Ndyuka zich eventueel aan de Fransen zouden verbinden. Pas na moeizaam overleg kwam men tot overeenstemming. De commissie reisde vervolgens door naar de Lawa, waar zij, na te hebben vastgesteld dat deze rivier en niet de Tapanahoni de grens met Frans Guiana vormde, constateerde dat de meeste Aluku-dorpen zich op Surinaams grondgebied bevonden. Op 18 november 1860 werd in het dorp Providence, de residentie van gaama Adam ( ), met de Aluku een verdrag gesloten, waarin bepaald werd: "dat, met kwijtschelding van al hetgene met hunne voorzaten is gebeurd, de restrictieve bepalingen waaraan zij tot dusver onderhevig zijn geweest, worden opgeheven; dat zij mitsdien voortaan zonder eenige verhindering of.contrôle zijdens de Aucaners, op den voet en wijze evenals de andere boschnegers, waarmede het Gouvernement overeenkomsten heeft gesloten, vrijelijk de hoofdstad en onze divisien bezoeken mogen; dat bij deze in zijn geheel voor hen van toepassing wordt verklaard de jongste overeenkomsten met de onderscheiden Boschneger-Stammen getroffen, te vinden in het Gouvernements-blad van A. 1856, No. 8;" ( '. Een voorstel van de Aluku om het verdrag te bekrachtigen via het op traditionele wijze drinken van de söi, eed, werd door de commissie afgeslagen. De Aluku zegden verder toe zich in de nabije toekomst aan de Beneden-Marowijne, op de Surinaamse oever, te zullen vestigen. Met dit verdrag werd de vrijheid van de Aluku erkend en verkregen zij de status van bevredigde Bosnegers. Halverwege de achttiende eeuw begon de formatieperiode van een groep Marrons die uiteindelijk bekend kwam te staan als de Kwinti. Hun eerste gaama was Boku, die rond 1765 overleed en werd opgevolgd door Kofi. Naar Kofi, die in 1827 overleed, werd deze groep Marrons aanvankelijk de Kofimaka genoemd. De Kwinti waren afkomstig uit Paramaribo en uit het Paragebied en tot rond 1775 verbleven zij nabij de Duivelsbroekzwamp en in Para. In 1769 sloten zij een vredesverdrag met de Matawai, die hen echter een jaar later, na hierover door het gouvernement op de vingers te zijn getikt, aanvielen. Na 1775 vestigden de Kwinti zich in het gebied tussen de Saramacca- en de Coesewijne Rivier en rond 1800 trokken ze richting Coppename en wellicht verder westwaarts, waar zich de Kofimaka Kreek, een zijtak van de Nickerie Rivier, bevindt. In deze periode zouden zich Marrons die ontvlucht waren tijdens de grote slavenopstand van 1763 in de buurkolonie Berbice en die zich nabij de Corantijn Rivier hadden gevestigd, bij hen hebben aansluiten. Rond 1850 trokken de Kwinti naar de Saramacca Rivier, waar ze vrede sloten met de Matawai en dus indirect ook met het gouvernement. Vanaf de Emancipatie werden hun dorpen apart vermeld in de gouvernementsdokumenten. Door hun vrede met de Matawai plaatsten ze zich in een afhankelijke positie van deze groep Bosnegers in wier gebied ze bovendien verbleven. Na een aantal conflicten met de Matawai trok een deel van de Kwinti rond 1880, op voorspraak van het gouvernement, naar 32

36 het Coppcnamegebied, waar ze zich onder leiding van een zekere Alamun vestigden in hel dorp Kompodkcise (ontkomen aan de keizer de gaama van de Matawaï) dat al spoedig bekend stond als Copcnknsi De officiële erkenning door het gouvernement van de Kwinti als een afzonderlijke groep Bosnegers volgde toen Alamun in 1887 werd aangesteld als hoofd van de aan de Coppename Rivier gevestigde Coranlijnnegers' - de naam Kwinti is hiervan afgeleid - en de daartoe behorende waardigheidstekens ontving Alamun mocht tevens andere Bosnegers beletten zich aan de Coppename Rivier te vestigen Hij kreeg dus niet de titel van gaama toebedeeld en verkreeg slechts zeggenschap over de Kwinti die aan de Coppename waren gevestigd, de Kwinti die waren achtergebleven aan de Saramacca Rivier, vielen onder het gezag van de gaama van de Matawaï Teneinde mogelijke problemen te voorkomen met boscxploitantcn, die zich vanaf eind negentiende eeuw in toenemende mate in dit gebied vestigden, werd in 1894 het woongebied van de Kwinti afgebakend tussen de Columbus- oftewel Blakawatra Kreek en de Raleigh Vallen De Kwinti bewoonden toen de dorpen Copenkrisi, waar Alamun verbleef, Kaaimanston en Witagron en hun aantal - aan de Coppename Rivier - werd geschat op 94 Een echt vredesverdrag is nooit met de Kwinti gesloten Slaven die eind achttiende eeuw plantages aan de Boven-Commewijne en de Bovcn-Cottica ontvluchtten, zouden een nieuwe groep Marrons, de Paramaka, vormen Een drietal groepen Marrons, de Antoosi-, Asaiti- en M0I0-/0, verenigde zich begin negentiende eeuw en zij \estigden zich aan de Tempati Kreek Aangezien zij zich hier bedreigd voelden door de Ndvukd trokken ze verder zuidwaarts naar de Paramacca Kreek, waar ze ruwweg tussen 1810 en 1876 verbleven Pas in 1830 werd deze groep Marrons \oor het eerst door het koloniaal bestuur opgemerkt De posthoudcr bij de Ndyuka, F Schachtrupp, vermeldde dat er een negental Paramaka verbleven bij de Pongudu, die hen zouden hebben ontdekt in Frans Guiana Een grotere groep zou verblijven nabij de Paramacca Kreek, waar de Pongudu hen reeds hadden bezocht Na de Emancipatie verloren de Ndvuka enigszins hun greep op de Paramaka en vestigden ze zich in 1876 aan de Marowijne Rivier in het dorp Amusa Rond deze periode voegden zich enkele kleine groepen voormalige slaven bij de Paramaka, die heden ten dage niet langer als aparte lo vallen te onderscheiden Intussen groeide in verband met de goudwinning in het Lawagebied de belangstelling van het gouvernement voor de Bosnegers, die nodig waren als vrachtvaarders en als gidsen De eerste officiële contacten met de Paramaka werden gelegd in 1871 toen hun opperhoofd Frans Kwdku op ddndrdng van de regering Paramaribo bezocht l Het is vrijwel zeker dat Frans Kwaku toen η iel werd beëdigd a\s gaama Wel weten wc dat in 1881 Apensa van de Antoosi-/o werd aangesteld als kapitein Alhoewel er geen officiële verdragen met de Paramaka zijn, werden ZIJ vanaf deze jaren dus als afzonderlijke groep Bosnegers door het gouvernement erkend Na div erse verzoeken van Apcnsa om te worden benoemd tot gaama - de gouverneur vond aanvankelijk de groep hiervoor te klein, maar hij stond Apensa wel toe om de titel van gaama te dragen - volgde zijn beëdiging in 1901 Eind negentiende eeuw verspreidden de diverse lo zich over meerdere dorpen in het onbewoonde gebied tussen de Anpoma- en de Tapudan (Armina) Vallen, waar de Paramaka tot op heden wonen Tenslotte willen wc nog kort melding maken van een groep Marrons die is vernoemd naar hun laatslc leider, Brosu, en die niet is blijven voortbestaan als een zelfstandige groep Bosnegers Zoals gesteld duurde de marronage voort tot aan de Emancipatie en in de negentiende eeuw bestonden er diverse Marronkampen, waarvan het Brooskamp het bekendst was Begin negentiende eeuw vestigde een groep Marrons onder leiding van een zekere Kukudabi, die afkomstig was van plantage Rac à Rae, zich aan de Surnau Kreek Na een militaire expeditie in 1830, waarbij hun nieuwe leider, Sambo, sneuvelde, raakte de groep verspreid Rond 1850 vestigden ze zich wederom aan de Sumau Kreek In 1862 kwamen slaven van de plantage Rac a Rac in opstand en zij voegden zich bij de Brooskampers, waarmee ze reeds geruime tijd in contaci stonden Aangezien in deze periode op diverse plantages opstanden uitbraken, vaardigde gouverneur Van Lansberge een amnestie uit voor alle Marrons Onder druk van de planters, die bevreesd waren dat ze de in verband met de Emancipatie aangekondigde premie van f 300,-- per slaaf zouden mislopen, liet de gouverneur deze amnestie vergezeld gaan van een laatste militaire expeditie tegen de Marrons Deze expeditie, die werd geleid door kapitein Steenbcrghc en die bedoeld zou zijn om de Marrons te informeren omtrent de afgekondigde amnestie, werd - wellicht door een misverstand - overvallen door de Brooskampers, waarna ze genoodzaakt was onverrichterzake terug te keren 33

37 Kort na de Emancipatie nam de nieuwe leider, de boscreool Brosu, via bemiddeling van de EBGS zendeling Drexler contact op met het gouvernement teneinde dit te polsen over cen eventuele vrede Op 2 september 1863 sloten de Brooskampers in Paramaribo mei de regering een vredesverdrag, waarvan de bepalingen luidden 1 Al de negers, die gedurende de laatste driejaren naar het kamp van Broos ovcrgcloopen waren, moest hij weer naarde plantages, waartoe zij vroeger behoorden, doen lerugkccren, ten einde aldaar zich te onderwerpen aan de bepalingen van de emancipatie-wet 2 Zijn kamp aan de Surnaus-kreck moest hij opbreken en zich vestigen in een bebouwd en bewoond gedeelte der kolonie en wel op de verlaten plantage Klaverblad aan de Sunna- " (1") me ^ Tot 1917 woonden de Brooskampers op de plantages Klaverblad en Rorac Aangezien hun gtonden werden opgeëist ten behoeve van de bauxietwinning, zagen zij zich genoodzaakt te J verhuizen naar Tout-Lui-Faut, waar een deel van hun nazaten tot op heden verblijft Gedurende de negentiende eeuw heeft het gouvernement nog enkele tientallen militaire expedities tegen de Marrons georganiseerd, waarvan de meeste waren gericht tegen de Brooskampers en de zogeheten Krabbeholo-Marrons Bij in elk geval twee van deze patrouilles, namelijk in 1834 en in 1849, werd gebruik gemaakt van de Ndyuka ' In het algemeen was het succes van deze patrouilles beperkt en naarmate de regering inzag dat er weinig ontvluchte slaven gevangen werden genomen, kwam de nadruk bij deze expedities meer te liggen op hel demoraliseren van de Marrons via het vernietigen van hun dorpen en kostgronden Ook hiervan waren de resultaten gering Het beleid van het gouvernement ten opzichte van de Marrons was niet uniform en werd mede bepaald door de persoonlijke instelling van de gouverneur Ini 855 werd een einde gemaakt aan de barbaarse praktijk waarbij men tijdens expedities tegen Marrons tegen overlevering van een afgehakte hand cen premie ontving Tenslotte kan nog worden vermeld dat er onder invloed van de afschaffing van de slavernij in Brits Guyana (1834) een nieuwe vorm van marronage ontstond, waarbij men niet naar het binnenland, maar naar het buitenland vluchtte ( ' 34

38 2. NIEUWE VREDESVERDRAGEN EN EMANCIPATIE 2.1. Bestuurlijke veranderingen De overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw stond in Europa in het teken van twee grote revoluties, de Franse en de Industriële, die het gezicht van de modcme westerse samenleving zouden gaan bepalen Deze periode ging in Europa gepaard met grote politieke en sociaal-economische onrast Nederland werd tijdelijk meegesleurd op de golven van de Franse Revolutie, geraakte als gevolg daarvan in oorlog met Engeland en onderging op het gebied van de staatsvorm een overgang van republiek naar koninkrijk in 1814 De geest van vrijheid en gelijkheid die gepropageerd werd door de Franse Revolutie verspreidde zich ook naar de kolomen in het Caraibisch gebied, waar slavenopstanden plaatsvonden in Saint Domingue, Curaçao en Dcmcrara De opstand in Sainl Domingue onder leiding van Toussaint l'ouverture resulteerde in 1804 in de eerste onafhankelijke zwarte republiek van Amerika, namelijk Haïti, dat hiermee, na de Verenigde Staten van Noord-Amenka, als tweede kolonie zijn vrijheid bevocht In de Franse kolomen werd in 1794 de slavernij afgeschaft, maar in 1804 weer ingevoerd De slavenopstand in Demerara werd met steun uit Suriname (Indianen en soldaten) onderdrukt De effecten van de Franse Revolutie op Suriname zijn beperkt gebleven Alhoewel enerzijds discussie over de ideeën ervan werd verboden, werd anderzijds, na enige deliberatie, besloten toch over te gaan tot publikatie van een Nederlandse resolutie die onder meer inhield de erkenning van de eeuwige en onveranderlijke beginsels van Gelijkheid, Vrijheid en algemeen Broederschap, zoo wel als de daaruit voortvlocijcndc rechten en plichten van den mensch en burger, mitsgaders de souvereiniteit van het gcheelc volk van Nederland Alhoewel de Oranje-gezinde gouverneur J de Fndcnci ( ), in tegenstelling tot zijn collega's van de Nederlandse buurkolonien Bcrbicc, Dcmcrara en Essequibo, geen gevolg gaf aan het verzoek van de naar Engeland uitgeweken stadhouder prins Willem V om een eventuele Engelse vloot als vrienden te ontvangen, zou Suriname reeds enkele jaren later, van , met een korte onderbreking van , onder Engels bestuur komen, eerst als protectoraat en vervolgens als kroonkolonie Ondanks dit Engels tussenbestuur en ondanks het feit dat reeds in de jaren 1790 achtereenvolgens de West-Indische Compagnie, het octrooi en de Sociëteit van Suriname waren opgeheven en vervangen door enkele zeer kortstondige andere bestuursconstructics (raden en comités), bleef in essentie de bestuurlijke situatie in Suriname ongewijzigd tot 1816 Tijdens het Engels tussenbestuur werd in 1808 de slavenhandel afgeschaft Terwijl in Europa de idealen van vrijheid en gelijkheid weergalmden, duurden in Suriname de slavernij en de wrede straffen onverminderd voort De Engelse gouverneur Bonham ( ) stelde geen kolome te kennen waar de slaven zo slecht werden behandeld als Suriname In 1816 werd Suriname weer overgedragen aan Nederland dat intussen een koninkrijk was geworden Het bestuur via een sociëteit, raad of comité werd vanaf toen vervangen door dat van een aan de koning (sinds 1848 aan de Staten-Generaal) verantwoordelijke minister van kolomen Het bestuur vond plaats via bij Koninklijk Besluit vastgestelde Regenngsreglemcnten In de praktijk behelsde de belangrijkste wijziging voor Suriname het terugdraaien van de beperkte autonomie die het sinds 1682 bezat De macht van de gouverneur werd uitgebreid ten koste van de Raad van Politie, waarvan de leden nu benoemd werden door de gouverneur en die dus zijn karakter van vertegenwoordigend lichaam verloor Verantwoordelijk voor het toezicht op de Bosnegers was het Departement voor de algemene bevredigde Bosnegers, dat onder leiding stond ν an enkele Radcn-Commissarisscn, die tevens lid waren van de Raad van Politic en die werden bijgestaan door een boekhouder-generaal Op 24 juli 1828 werd het Commissariaat voor de Inlandschc Bevolking (CIB) opgericht Uiteenlopende hoofdambtenaren, die werden bijgestaan door een assistent, hebben de functie van Raad-Commissans bij het CIB vervuld De assistent werd bijgestaan door de gijzelaars van de Bosnegers in de stad, die soms bij hem verbleven en die hem moesten informeren over eventuele misstanden Hij onderhield de correspondentie met de posthouders, verleende de Bosnegers passen voor terugkeer naar hun woongebieden, hield het passen- en brievenboek bij en hij verschafte de Bosnegers permitten voor de aanschaf van geweren Een van deze assistenten noemde zichzelf "bijna de slaaf van den boschncger, daar hij ν njwcl de hele dag door hen zou worden lastig gevallen Vanaf 1828 was de Raad-Commissans van de Inlandsche Bevolking, het Armwezen, het Onderwijs en de Kerkelijke Zaken belast met het oppertoezicht over de Bosnegers en de Indianen (GB 1828, No 3) In 1833 werd de gouvernementssecretaris 35

39 (GS) belast mei deze functie (GB 1832, No 14) Van maart 1836 tot mei 1838 en van juni 1854 tot eind 1857 werd deze functie vervuld door de procureur-generaal (PG) In de tussenliggende periode was de functie wederom in handen van de GS In 1858 nam de Inspecteur der Domeinen, van de Nijverheid en de Landbouw deze functie over (GB 1858, No 1 ) Het directe contact met de Bosnegers werd sinds de vredesverdragen onderhouden door bij hen gestationeerde posthouders en hun assistenten, de bijlcggcrs Andere functionarissen die regelmatig van doen hadden met de Bosnegers waren de hcemraden van de divisies, commandanten van militaire posten en kapiteins van de burgcrmilitie Tijdens het in dit hoofdstuk besproken tijdvak werd de slavernij afgeschaft in Brits Guyana (1834) en in Frans Guiana (1848) De effecten hiervan op Suriname zijn niet uitgemond in massale desertie of grole slavenopstanden Onder invloed van de Emancipatie in Brits Guyana kwam ook in Suriname, met name vanaf de jaren 1840, de discussie over de afschaffing van de slavernij op gang In eerste instantie resulteerde dit in maatregelen ter verbetering van de behandeling van de slaven De verouderde en harde slavenrcglcmcnlcn uit de achttiende eeuw werden in 1851 en in 1856 vervangen door nieuwe Daarnaast kregen zending en missie geleidelijk aan meer toegang tot de slaven en werden de planters in 1856 verplicht hen toe te laten Marronage duurde, zoals wc zagen, voort tot aan de Emancipatie ( ' 2.2. Vernieuwing vredesverdragen eerste helft negentiende eeuw Sinds 1760 hadden bij de Ndyuka een aantal veranderingen plaatsgevonden, waardoor het gouvernement zich genoodzaakt zag het oorspronkelijke verdrag met hen te herzien Allereerst hadden zich wijzigingen voorgedaan in hun woongebied Niet lang na het sluiten van de vrede begon de trek van de Ndyuka van de Dyuka Kreek naar de Tapanahom Rivier, hetgeen rond 1790 voltooid was Vanaf eind achttiende eeuw begonnen zij, hiertoe aangemoedigd door het gouvernement, zich eveneens aan de Sara Kreek te vestigen Zoals we in hoofdstuk 1 5 zagen, hel ook de vestiging van de Aluku aan de Marowijne Rivier de Ndyuka niet ongemoeid Door het oorlogsgeweld zagen zij zich gedwongen verder zuidwaarts te trekken Hun aanvankelijke samenwerking met de Aluku werd door het gouvernement gezien als een inbreuk op het vredesverdrag en ze werden onder druk gezet om de regering te steunen in de strijd legen de Aluku Nadat dezen waren verslagen, geraakten zij in een afhankelijke posilie ten opzichte van de Ndyuka In 1805 kwamen dertig man van het Korps Vrije Negers, dat ook een aantal Ndyuka en Aluku telde, op drie posten van het Kordonpad in Bovcn-Commewijnc in opstand Na aanvallen op een plantage en op de militaire post te Armina trokken ze met ongeveer negentig man naar Pongudu aan de Bovcn-Marowijnc, waar zij zich met toestemming van de Ndyuka vestigden Kort daarop werden ze bezocht door Ndyuka-opperhoofd Bambi die een verdrag met hun sloot en die hun steun en bescherming bood Bambi was verbolgen over het feit dal hij niets had ontvangen voorde diverse in 1793 uitgeleverde Aluku en in 1806 sloten de Ndyuka vrede met de Aluku De opstand schijnt vooral het werk te zijn geweest van een aantal ontevredenen en de betrokkenheid erbij van de Ndyuka en de Aluku was gering De Pongudu (oftewel Lebimusu) werden als een aparte lo bij de Ndyuka opgenomen Het herbergen van deze groep opstandelingen werd door het gouvernement gezien als een inbreuk op het verdrag uit 1760 Een vierde probleem vormde de periodieke levering van goederen die mede als gevolg van de gewijzigde politieke situatie in het land - Engels tussenbestuur - in het gedrang was gekomen (1 ' Direct na de opstand van een deel van het Korps Vrije Negers kreeg de nieuwe posthouder bij de Ndyuka een Instructie mee met onder andere de volgende bepalingen art 7)informatic inwinnen over de Aluku, art 8)de Ndyuka afhouden van hun contacten met de Aluku, art 9) informeren of de opstandelingen zich bij de Aluku bevinden, art 10) nagaan met welke Indianen de Aluku vrede hebben gesloten en of zij met de Ndyuka in contact staan, art 11) nagaan of de opstandelingen munitie van de Ndyuka hebben gekregen en een oog houden op de Ndyuka in de Bcyman Kreek, ( art 12) 'zal de Aucancrs en de Saramaccancrs tragten te verdeden' ', (Ì 'M art 13) aandringen op uitleveren van de opstandelingen en van ontvluchte slaven In 1809 vertrok een gouverncmcntsdclegatie, voorzien van een concept-vredesverdrag beslaande uit zes artikelen, naar post Hughesburg aan de monding van de Sara Kreek, waar met de Ndyuka onder leiding van gaama Bambi gedurende elf dagen zware onderhandelingen 36

40 plaatsvonden Gezien de controle die zij uitoefenden over zowel de Aluku als de Pongudu en gezien de vrees van de regering voor nieuwe aanvallen en opstanden, was de onderhandelingspositie van de Ndyuka sterk Het gouvernement moest onder meer accepteren dat zij weigerden om Aluku en Pongudu, met wie zij een eed hadden gesloten, uit te leveren en eveneens dat zij doorvaart naar de stad via de Wane Kreek verkregen in plaats van via de Sara Kreek ' Op 21 september 1809 werd een nieuw vredesverdrag met de Ndyuka gesloten, dat hier voor het eerst volledig wordt weergegeven Vernieuwd Vrcdcs Tractaat met de Aucaners den 21 September 1809 Vernieuwd vrcdcs verdrag gemaakt met de bcvrccdigdc Aucaansche Negers in het kamp van hun Groot opperhoofd Bambie aan de mond van de Sara-Kreek, schuins over de Post Hughcsburg, bij ons ondergeteekendens Jean Jacques Ferrand, Jakob Braining, Raadcn in den Hoove van Policic en Cnmineele Justítie der Kolonie Suriname en Adriaan de Mcij Willcmsz Raad en Boekhouder Generaal dezer Kolonie, als door Zijne Excellentie den Hoog Edel Gestrenge Heer Gouverneur Generaal Charles Bentinck en den Wel Edelachtbare Heeren Raaden uit den Hoove voorzegt in dato 25 Augustus 1809 gecommitteerd en benoemd zijnde om in naam van de regering gemelde vrcdcs verdrag volgens de gearresteerde artikelen, Instructie en bij Resolutie van dato 15 December [a] 1809 gealtereerd en geamplieerd te sluiten Artikel 1 Het vrcdcs verdrag van 10 October 1760zal volkomen in zijn volle krachten waarde blijven en wordt verstaan hetzelve hiermede te wezen vernieuwd, en verders gealtereerd en geamplieerd als hieronder beschreven zal worden Artikel 2 Dat al het gepasseerde zoo ten opzigte der Negers van Bonie als van de Rebellen van s lands Vrij Korps welke eerste zij dcclareeren als vervallen [b] onder hun te zij n, en met beide partijen den eed te hebben gedaan ν an hun nimmer aan de blanken te zullen overleveren, en uit hoofde van diverse ontstane gebeurtenissen in het brede gedetailleerd, zoo lang zij zich wel [c] en vreedzaam gedragen en gecne plantagicn ofgronden van dezelve verbranden of afloopen, of deslaven van dezelve deboucheeren [d], bij de regering zal worden vergeven en vergeten, mits dat ZIJ ingevolge de belofte gedaan het volgende zullen getrouw te allen tijde naar komen Artikel 3 Dat zij de Regeering guarandecren de rebellen welken thans in hunne districten wonen, en welke in 1805 van s lands Vrije Korps zijn gedeserteerd direct of indirect niets tegen de blanken of tegen hunne goederen zullen ondernemen, of wanneer zulks gebeurt, zij zich dan ontslagen zullen rekenen van den eed met clkandcrcn bezworen, en in zoo een geval de blanken met magt en kracht te zullen bijslaan, en in gevalle de regcering mag goedv inden ten eenige tijde de rebellen te attaqueeren, zullen zij Aucaners als Neutraal zijnde daarin niet hinderlijk zijn, noch helpen, ook dat de Bonie negers nimmer eenig leed aan blanken zullen doen, minder zich aan Paramaribo of elders in blanken districten zullen laten zien Artikel 4 Dat bijaldien er weder rebellen [e] bij s lands Vrij korps ontstaan of komt te gebeuren, zij dan dadelijk wanneer kennisvan de regeenng bekomen, dezelve met al hunne magt zullen attaquecren en bevechten en dezelve nimmer onder hun verbergen, noch in hunne districten Grondgebied te verlecnen noch toe te staan, dezelve bij de andere rebellen of Bonie negers zich vervoegen, zullende zij ingevolge hunne eisch een rebel levendig of dood bekomende en overleverende de somma van f 250 daarvoor erlangen, mits ZIJ kunnen beweeren een rebel te zijn geweest Artikel 5 Insgelijks zullen zij ingevolge hunne belofte aannemen om op kennisgeving van de regcering rcbellccrcndcslavcnmagtcn van plantagicn ofgronden in de districten van boven Commewijne, Cottica en Репса en onderhoonge distneten gelegen, te attaquecren, vangen of dooden, na tijdsomstandigheden, en nimmer dezelve onder zich of hunne onderhoonge zijnde rebellen en Bonie negers te zullen doen herbergen, veel minder dezelve op of onder zich te nemen, zullende hun van ieder rcbelleerende gevangene of gedooden slaaf cene somma van f 150 worden geaccordeerd, mits kunnende bezweren tot de rebelleercnde magt slaven behoord te hebben, blijvende omtrent dezulke slaven, welke in het enkel van plantagie of Paramaribo desertceren en tot hun komen overloopen of die door hun in het bosch gevonden worden, de somma van f 50 toegestaan belovende zij dezelve alsmede rcbelleerende slaven nimmer onder zich te zullen houden, en dezelve altoos aan de regeenng zullen uit te leveren, en dus hiermede het 3e en 4e Artikel \ an het eerste vrcdcstraclaat geamplieerd en gealtereerd 37

41 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Dal zij dadelijk op hunne terugkomst in hunne dorpen op de post Almina ingevolge hunne belofte zullen hebben uit te leveren 16 sluks wcggcloopenc slaven welken zij zeggen zich onder hun zijn bevindende, zoo van groot en Klein Juda als elders, alwaar dezelve door de militaire officier van hun zal worden overgenomen, en in het vervolg alle slaven welke tot hun overloopen of in hel bosch gevonden worden aldaar zullen afgeven of de handen der dooden, waarvoor gemelde officier dan een briefje voor opperhoofd of kapitein van het Loo ten bewijze zal afgeven, om hel douceur van den lande daardoor te kunnen komen ontvangen, indien zijzelve met de dode hand of gevangene niet aan Paramaribo wilde komen De regering zal in zoo verre genoegen nemen met de uitlevering van deze 16 slaven, vermits zij bij dit tractaat zweren buitendien nog maar vijf en niet meer, alzoo de anderen aan de rebellen bchooren, onder hun zijnde reeds langen tijd hun verblijf onder hun hebbende, en hebben zij met hun den cede gedronken nimmer hun te zullen uitleveren uithoofde van het daaromtrent gestelde bij artikel 2 Zoodra deze 16 stuks slaven op de post Armina door hun overgeleverd zijn, zal de regering hun de doorvaart langs den Marowijnc door de Wana Kreek tot in Cottica en zoo vervolgens tot Paramaribo en langs dien weg in het vervolg hunne producten, [f], goederen, houtwaren of vaartuigen te mogen afbrengen, accordccrc in plaats van langs de Sara Kreek, blijve dezelve benevens andere rivieren en kreken voor hun gesloten, en zullen ZIJ gemelde Wana Kreek zelfs moeten openmaken en openhouden en zal de regering een post aan gemelde kreek onbepaald waar aanleggen, terwijl hun de tijd stopplaatsen aangewezen word, de plantagic Bokkenstcin, de onderneming, Klem Kuilenburg, Brunswijk, Levant en Klein Bcllcvuc, tot aan het nieuwe fortres Amsterdam [g] en terug vertrekken, en is deze nieuwe vaart hun speciaal geaccordeerd uithoofde der begeerte [h j van desertie der slaven te bevrijden, en welke zij zeggen, beter alsdan te kunnen gadeslaan, dat dezelve zich niet bij de rebellen als andere v\egloopers kunnen vervoegen, en zij dan ook occasie hebben om de gesepareerde negers bij Bocou van Bonic afgegaan van tijd tot tijd te vangen of dooden, en waarvoor hun de ordinaire premie wordt beloofd, waardoor het zevende artikel van het vorige traktaat in dicnvocgc gealtereerd is De regering neemt op haarheder verzoek in gunstige reflexie om alle zulke rebellen of slaven welke door hun opgevangen en overgeleverd worden nimmer in militaire dienst voor den lande te zullen cmployccrcn, mits zij heden getrouw naarkomen hunne beloften als bij artikel 1, 4, 5, 6, 7 vervat, en zal de eene Loo niet voor den ander aansprakelijk zijn wanneer ten opzigte van het vangen en uitleveren overtreding plaatsvind, maar zullen in het vervolg op hun gedaan verzoek diegene van dat Loo welke aan overtreding schuldig is, geapprehendeert en gearresteerd blijven tot zoo lang het opperhoofd van dat Loo die slaaf heeft uitgelevcrt Artikel 10 Aucaners welke kwaad gedaan hebben en hunne dorpen uit vreze voor straf verlaten en zich in blanken distneten begeven, zullen op requisitie van het groot opperhoofd geapprehendeert en uitgeleverd worden zoo als zij van hunne kant als bij artikel 8 van het vorige tractaat aannemen om al zulke Aucaners welke molest op plantage of aan Paramaribo aan slaven (ι] of vrije heden doen dezelve naarden aart der zake te zullen straffen mits zoo een misdadiger hun overgeleverd worde, zoo als zij ook vertrouwen dat de regering zal zorgen zij lieden beveiligd worden van mishandelingen in de Divisien en aan Paramaribo en dat dezulke die zich tegen de wetten vergrijpen mede door de regeering zal gestraft worden Artikel 11 De regering inziende hunne bezwaren omtrent het irreguliere der visitatie op de posten, alwaar militairen zijn zullen daaromtrent de noodige voorziening doen en zorgdragen hun niets onordentelijks daaromtrent gebeurt, kunnende zij in contrarie geval hunne klagten deswegens ter behoorlijke plaats doen, echter blijven zij onderworpen even als de Saramaccaners en Becoc en Mocsingha negers aan de ordinaire visitatie, zullende zij lieden op een permissie billet van den Heer Gouverneur of gecommitteerden [j] de noodige jagtbehoeften kunnen koopen Artikel 12 Bij het bevestigen van dit traktaat zullen zij in gijzeling geven twee personen van de eerste familie en provisioneel daartoe afgeven Johannes Jeboa en Zuarie neef van het groot opperhoofd Bambie, welke zij bij hunne komst in de dorpen en zoo alle jaren kunnen verwisselen, mits die bekwaam voor die betrekking zijn en aan 38

42 de opperhoofden in den bloede bestaan, zullende de regering voor hun logies, kost en klederen zorgen Artikel 13 De regering zal mede van hunne kant cen poslhoudcr en resident alsmede een of twee bijlcggers in hunne dorpen houden, en zullen zij lieden zorgen daarvoor cen goed logies in gereedheid komt, en waartoe het ijzerwerk hun zal gezonden worden, zoo als zij op requisitic ook aannemen de posthouder alle dnc maanden een vaartuig en jongeman tegen de ordinaire betaling te zullen foumecren om depechen aan de regcenng daarmede af te vaardigen, en zijne noodwcndigheden, mede te kunnen bekomen, zoo als wanneer de posthouder voor zich of zijne bijlcggers cen vaartuig ter iransportccnng van hem of hun vraagt, zullen ZIJ zulks moeten bezorgen op condilicn als gebruikelijk is Artikel 14 De regcenng accordeert en belooft om bijaldien zij gehoud en getrouw aan de conditicn van dit en het vorige verdrag blijven, hun voortaan in plaats van om de drie jaren om de twee jaren presenten te geven, welke in de post Almina aan de Marowijnc aan hun zullen worden overgegeven en zal hun ook worden gcaccordeert hel rouwgocd voor opperhoofden zoo als gebruikelijk is geweest benevens cenigc andere geringe verzoeken, welke ZIJ hebben ingclcvcrt en waarover zij zich bij hunne komst aan Paramaribo kunnen addrcssccrcn Artikel 15 Het getal hunner opperhoofden of Loo zal geenszins mogen worden vermeerdert maar bepaald blijven op dezelfde voet en inngting als bij het oude tractaat, en dewijl hun de vaart door de Sara Kreek alsnu volgens hunne begeerte wordt afgenomen, zoo zullen zij hebben te zorgen de gesepareerde Aucancrs zich mede uit de Sara Kreek naar de kant der Marowijne aan de hoek der Wana Kreek zich met der woon begeven, onder hun opperhoofd Pietje, die thans op hunne begeerte de Stok gegeven is, indien zij dezelve onder zich niet willen of kunnen huisvesten, en zal de Sara Kreek binnen een jaar ontruimd moeten worden [k] Ter bekrachtiging van dit Traktaat, helwclkc van wederzijde alzoo is ingetreden en gecontracteerd, hebben wij deze mede aan wederzijde met cede solemneel volgens hun gebruik en aanroepen van God Almagtig bekrachtigd eigenhandig onderteckend en gezegeld met het cachet van de secretarie der Kolonie in gewoon gebruik en waarv an twee eensluidende copies vervaardigd en bij ieder partij een overgenomene in het Kamp van Bambie aan de mond van de Sara-Krcck den 21 September desjaars 1809 J J Ferrand J Bruijning A demeij Wz [I] Vier dagen na het sluiten van dit verdrag werden te post Victoria de goederen overhandigd Uit een bepaling van een resolutie die betrekking heeft op het verdrag van 1809 blijkt dat de Ndyuka slaven en door hen bij slavinnen verwekte kinderen konden kopen 6 ' Ondanks dit vredesverdrag bleef het gouvernement streven naar uitlevering van de opstandelingen van het Korps Vrije Negers (Pongudu), getuige onder meer het \icrde artikel van de Instructie voor de posthouder bij de Ndyuka uit 1811 (1 ' In 1816 hernam Nederland het bestuur over Suriname en wat betreft het beleid ten aanzien van de Bosnegers werd de gouverneur een aantal richtlijnen voorgehouden Hij moest aan de grootopperhoofden bekend maken dat de regering met hen in vrede w ïldc leven en dat van hen de stipte naleving van de vredesverdragen werd verwacht Hij moest zich met name op de hoogte stellen van het in 1809 met de Ndyuka gesloten verdrag gezien hun verblijf in het grensgebied met Frans Guiana en vanwege hun contacten met de Pongudu, met wie de regering nooit vrede zou sluiten De Pongudu waren voor het gouvernement vogelvrij en werden beschouwd als "Rebellen, Moordenaars en Brandstichters", die, indien ze gevangen werden genomen, zouden worden veroordeeld en gestraft De regering moest haar verplichtingen jegens de Bosnegers, zoals de jaarlijkse (') leverantie van goederen, stipt nakomen teneinde hun geen voorwendsel voor verwijten te geven Het contact tussen de Bosnegers en de slaven moest op elke w ijze worden voorkomen Aangaande de posthouders en de bijleggers, die door de Bosnegers als ostagicrs of borg - pantiman ' dus - zouden worden beschouwd, werd gesteld dal deze, gezien het belang van hun posilic, van een behoorlijk niveau moesten zijn, de betreffende laai moesten beheersen en een ruim salaris dienden te genieten Zoals we reeds zagen, beantwoordden de met drie groepen Bosnegers gesloten vredesverdragen niet geheel aan de verwachtingen van het gouvernement Regelmatig deden zich op velerlei terrein problemen voor Problemen die mede werden veroorzaakt door het sterke wederzijdse 39

43 wantrouwen en de gebrekkige communicatie Gezien de ontoegankelijkheid en de grootte van het gebied was het gouvernement nauwelijks in staat om controle uit te oefenen op de vestigingsplaatsen van de Bosnegers, laat slaan om de diverse bepalingen uit de verdragen af te dwingen Daarenboven was hel overheidsbeleid ten aanzien van onder meer de woongebieden van de Bosnegers weinig consistent <l9) De verdragen beoogden de Bosnegers te isoleren, zowel van het plantagegebied en wel mei name wat betreft het contact met de slaven, alsook wat betreft de contacten tussen de verschillende groepen Bosnegers onderling en die met de Indianen Daarentegen werd de Ndyuka reeds in 1793 voorgesteld om zich dichter bij het plantagegebied te vestigen teneinde de contacten met de blanken en de handelsrelaties te vergemakkelijken Reeds tijdens het bestuur van gouverneur J de Tridcrici werden de Ndyuka gestimuleerd om zich aan de Sara Kreek te vestigen, waartoe zij voorzien werden van passen Sommigen vluchtten hierheen vanwege interne spanningen, te welen beschuldiging van hekserij oftewel wi«( " Vanwege hun contacten met de Pongudu overwoog het gouvernement in 1806 om de Ndyuka te verwijderen uit de Sara Kreek, waarbij de Raad-Commissans echter opmerkte dat de regering niet over de middelen hiertoe beschikte ( Zoals we zagen bepaalden de artikelen Hen 15 van hel verdrag van 1809 dat de Ndyuka de Sara Kreek dienden te verlaten, aangezien zij er de voorkeur aan gaven om via de Wane Kreek naar de stad te komen Reeds twee jaar later stelde een Instructie voor de commissaris die belast was met het overhandigen van de goederen, dal de doorvaart via de Wane Kreek weer vervangen moest worden door die via de Sara Kreek en dat de Ndyuka die aan de Boven Suriname waren gevestigd, dienden te verhuizen naarde Sara Kreek ( " ' In 1829 blijkt het beleid wederom te zijn gewijzigd en wordt gesteld dat de belofte uit 1809 om binnen een jaar de Sara Kreek te verlaten alsnog dient te worden nagekomen ( " De bijlegger bij de Saramaka blijkt speciaal in verband met de Ndyuka aan de Sara Kreek le zijn gestationeerd te post Victoria Aangezien de zogenaamde Sarakrekers de regering blijkbaar weinig problemen bezorgden en zelfs nuttige diensten verleenden bij het vangen van ontvluchte slaven stelde de assistent bij het CIB, Jacob van David Mendes ( ), in dejaren dertig voordat zij daar zouden blijven en hij ondersteunde het verzoek van de Ndyuka majoor Guary dat zij zouden gaan delen in de periodieke levering van goederen Nadat de Sarakrekers reeds kort tevoren zes ontvluchte slaven hadden uitgeleverd, achterhaalden zij in 1834, tot grote tevredenheid van hel gouvernement, cen vijftigtal van de houtgrond Victoria ontsnapte slaven Van David Mendes motiveerde zijn voorstel nader door er op te wijzen dat de Sarakrekers vrijwel even groot in aantal waren als de Matawaï Volgens een opgave van de posthoudcr bij de Saramaka, JC Theil ( ), uit 1839 verbleven er 314 Ndyuka in zeven dorpen aan de Sara Kreek Van David Mendes stelde verder voor om hun opperhoofd, Bretan, te voorzien van de nodige waardigheidstekenen ( De blijkbaar door de Sarakrekers geuite wens om erkend le worden als aparte groep werd door gaama Becyman afgewezen ( ^ In 1836 verschenen er kort na elkaar, op 14 mei en op 1 juli, twee resoluties die elkaar geheel tegenspreken Terwijl de eerste de procureur-generaal opdroeg er voor te zorgen dat de Ndyuka de Sara Kreek verlieten, bepaalde de tweede dat de Sarakrekers, onder voorwaarde dat zij trouw betoonden aan de regering en behulpzaam zouden zijn bij het opsporen van ontvluchte slaven, betrokken zouden worden in de periodieke gocderenleveranlies, hetgeen hun officiële erkenning als aparte groep impliceerde ( ' ' De eerste resolutie zou gemotiveerd zijn door de vrees van het gouvernement voor te nauwe contacten tussen de Ndyuka aan de Sara Kreek en de Saramaka Zoals we onder zullen zien beperkte artikel 3 van het verdrag van 1837 het woongebied van de Ndyuka tot de Tapanahom Niet alleen het verblijf van de Ndyuka aan de Sara Kreek veroorzaakte problemen met het gouvernement, ook hun vestiging aan de Cottica en de Saramacca Rivier vanaf begin negentiende eeuw, teneinde aldaar hout te bewerken, gaf aanleiding lolde nodige wrijving In het algemeen loonde de regering weinig begrip voor de slcrke mobiliteit van de Bosnegers, voor hun voortdurende migratiebewegingen, die mede economisch waren gemotiveerd BIJ herhaling maakte het gouvernement de Ndyuka duidelijk dat hun aanwezigheid in de Saramacca Rivier ongewenst was en aanleiding gaf tot 'gekonkel ' met de aldaar gevestigde Matawaï en houtopkopers In 1833 zou gaattiû Bceyman zich bereid hebben verklaard om de Ndyuka terug te roepen uit de Saramacca- en de Cottica Rivier' Ook de Saramaka werden regelmatig aangespoord om de Saramacca Rivier te verlaten Het aantal Ndyuka dat zich ten behoeve van de houtkap in het Cotticagebied vestigde nam snel toe sinds hun bij het verdrag van 1809 de doorvaart via de Wane Kreek was toegestaan Volgens Van David Mendes verbleven er in 1833 reeds ongeveer 800 Ndyuka - een kwart tot 40

44 een derde van de totale populatie - aan de Cottica Rivier en in verband hiermee stelde hij de verplaatsing voor van de bijlegger van Nieuw Andcrblaauw (Animbaw/Puketi) naar de Cottica (35) Ook ten aanzien van het verblijf van de Ndyuka aan de Cottica blijkt het beleid van het gouvernement nogal ambigu Terwijl enerzijds werd gesteld dal dit verblijf illegaal was, dat er onvoldoende controle was en dal zij zich vermengden met slavinnen, werd anderzijds aangehaald dat hun aanwezigheid aldaar ook positieve kanten had, waarbij met name werd gedacht aan hun werkzaamheden in de houtkap In het algemeen bleken de Bosnegers reeds in de eerste helft van de negentiende eeuw in belangrijke mate te participeren in de koloniale economie Ook zou de aanwezigheid van de Ndyuka in de Cottica helpen voorkomen dat dit gebied een schuilplaats voor ontvluchte slaven werd De regering stond dan ook een compromis voor ogen, waarbij ongeveer honderd Ndyuka, te voorzien van een pas, mochten blijven in de Cottica Teneinde de overigen te verwijderen, moest de posthoudcr een vergadering met de dignitarissen beleggen en hen aanzeggen een delegatie naar de Cottica te sturen, die er voor moest zorgdragen dat de Ndyuka binnen een termijn van bijvoorbeeld twee maanden zouden terugkeren naar de Tapanahom De eerstvolgende uitdeling van goederen zou een mogelijkheid zijn om hiertoe extra pressie uit te oefenen en voorgesteld werd om lo waarvan veel mensen in de Cottica verbleven hiervan uit te sluiten Ook zouden dignitarissen die in de Cottica verbleven ontheven kunnen worden Enerzijds werd dus dankbaar gebruik gemaakt van de Ndyuka in de Cottica voor patrouilles tegen ontvluchte slaven - in 1834 bijvoorbeeld ondernamen 45 Ndyuka onder leiding van de kapiteins Bosu en Jaki een succesvolle patrouille tegen de zogeheten weglopers van Krabbeholo, die vijf kampen zouden bewonen en waarbij vijf ontvluchte slaven werden gedood en vier gevangen genomen -, en werd naar aanleiding vaneen voorstel van de ministervan kolomen om de Bosnegers aan te moedigen tot de verkoop van hout voor cxporl naar Nederland besloten hiertoe een proef te ondernemen met de Ndyuka in de Cottica en eveneens werd voorgesteld om de bijleggcr te verplaatsen naar de Cottica - per 1 mei 1838 werd С L d'hondt ( ) benoemd tot bijlcgger te Piket 19 Anderzijds werd bij artikel 20 van het verdrag van 1837 (zie onder) bepaald dat de Ndyuka de Cottica dienden te verlaten ( ' In hel algemeen was het beleid van de overheid tol halverwege de negentiende eeuw er op genchtom de Bosnegers te isoleren in hun eigen woongebieden Teneinde hun bewegingen te kunnen controleren werd een restrictief passensysteem ingevoerd Verder was het aan bewoners van het kustgebied verboden om Bosnegers onderdak te verschaffen Bij de Saramaka zien we eveneens enkele halfslachtige - en vergeefse - pogingen om hen te bewegen meer stroomafwaarts te gaan wonen Ook de EBGS ondernam, met beperkt succes, enkele acties in die richting In 1812 kregen de Matawaï toestemming om zich meer stroomafwaarts te vestigen, mits ze maar boven de Kleine Saramacca bleven De verdragen bleken ook geen effectief middel ter bestrijding van de marronage, die dan ook voortduurde tot aan de Emancipatie De uitlevering van ontvluchte slaven leidde regelmatig tot moeilijkheden en met wisselend succes wist het gouvernement de Bosnegers te bewegen tot het ondernemen van patrouilles Zoals we onder zullen zien leidde deze kwestie in 1835 tot de ontheffing van gaama Gbosuma van de Saramaka ( '' Om de Bosnegers onder druk te zetten manipuleerde de regering regelmatig met de levering van goederen, met hel verstrekken van pasiesof ging ze over tot het afsluiten van de doorvaart op de rivieren ' De regering had weinig vertrouwen in de Bosnegers en in diverse Instructies aan de posthouders werd gesteld dat deze er voor moesten zorgen dat de verschillen tussen de drie groepen in stand werden gehouden Boven vermeldden wc reeds de Instructies uit 1805 en 1811 en wezen wc er op dat de Ndyuka werden gebruikt om de Aluku (alsook de Pongudu) onder de duim te houden In 1833 werd de posthouder bij de Matawaï, W G Hertzberger ( ), geïnstrueerd "om zoo veel mogelijk de vijandschap tusschen de onderscheidene stammen gaande te houden" Een jaar later stelde Van David Mendcs dat posthouder F Schachtrupp ( ) de Ndyuka zoveel mogelijk moest opzetten tegen de andere groepen * Naai aanleiding van de onder vermelde problemen mei gaama Gbosuma werd Schachlrupp geïnstrueerd om gaama Beeyman er toe te bewegen zijn collega onder pressie te zetten en Gbosuma duidelijk te maken dat de Ndyuka de regering in deze kwestie volledig ondersteunden ( Een uitgebreide Instructie voor de posthouders uit 1835 stelde in artikel 11 "Hij zal alles aanwenden om bekend te worden met de connccticn tusschen de drie bekende boschnegerstammen en voorts alle middelen aanwenden om de diffcrcnticn tusschen hen levendig te houden, doch in allen dcele zich voorzichtig gedragen en het vertrouwen der opperhoofden trachten te winnen, 41

45 om langs dien weg achter hunnen ware oogmerken te komen zonder dat het echter den Schijn hebbe, dat de Regering daar eenig belang in stelt " ( Zoals aangehaald dienden de verdragen mede om de onderlinge contacten tussen de diverse groepen Bosnegers te voorkomen Tijdens de onderhandelingen over de vrede met de Ndyuka in 1760 was de regering zeer geïnteresseerd in hun contacten met de Saramaka, die zij ook wilde betrekken in de vrede De Ndyuka stelden toen dat zij geen contact onderhielden met de Saramaka en dat ZIJ hen ook zeker niet wilden beoorlogen Artikel 8 van het vredesverdrag van 1762 met de Saramaka stelde dat zij de regering zouden ondersteunen indien de Ndyuka hun verdrag verbraken Tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan dit verdrag trachtte Louis Ncpveu vergeefs te voorkomen dat de Ndyuka en de Saramaka een bondgenootschap sloten tot wederzijdse steun bij eventuele problemen met de regering Teneinde dit te voorkomen, wees Nepveu Abmi op de schadelijke consequenties van een dergelijke overeenkomst en hij stelde " endat de Blanken voor de Saramccaansc altoos meer over souden hebben, omdat men meer vertrouwen in hun lieden stelde, als indecsen" (de Ndyuka - BS) Later bleek het posthouder J С Dong dat, "tot mijn leet weesen ', na het vertrek van Nepveu beide groepen desondanks een onderlinge vrede hadden gesloten Toen kort na het sluiten van het verdrag van 1762 de Saramakaanse bemiddelaar hierbij, Wu, op verdenking van hekserij, wist, door Ndyuka werd gedood en er een conflict dreigde tussen beide groepen, stelde het Ndyuka clanhoofd Kende tegenover gaama Abini " waarom zoude de swaarte teegens de swarte vechten de Blanke zouden daarop lachen en zonder ons daar kruijt en lood genoeg toegceven' De Ndyuka bleken overigens vrij wantrouwend te staan ten opzichte van de vrede tussen de Saramaka en de regering ( De rol die het gouvernement speelde bij de gespannen verhouding tussen de Saramaka en de Matawaï en die tussen de Ndyuka en de Aluku kwam reeds ter sprake Bij de bespreking van de opstand van 1805 bij het Korps Vrije Negers bleek dat de regering de Saramaka wilde begunstigen teneinde hen af te houden van contact met de Ndyuka die steun verleenden aan de opstandelingen We vermeldden reeds dat de Bosnegers, mede len behoeve van de houtkap, zich frequent in clkaars woongebieden ophielden In 1833 meldde posthouder H D Dankmeyer ( ) verontrust dat gaama Gbosuma bezig was een verbindingsweg naar de Ndyuka aan te leggen ( gaama Bceyman liet zich voor ziekte behandelen bij de Saramaka en hij besprak met zijn collega de problemen rond de groep ontvluchte slaven onder leiding van Pasop die zich in diens gebied ophield (zie onder) Aangaande deze kwestie zou Gbosuma vergeefs getracht hebben steun te verkrijgen van de beide andere Bosnegcrvolkcn Tijdens zijn reis naar de Marowijne ter sluiting van het nieuwe vredesverdrag met de Ndyuka moest Van David Mendes tevens nagaan in hoeverre ZIJ een verdrag tot wederzijdse hulp hadden met de Saramaka De nieuwe vredesverdragen bevatten een artikel dat bepaalde dal de groepen onderling geen verdragen mochten sluiten In het algemeen bleken de Bosnegers vrij goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen in eikaars woongebieden Behalve de aangehaalde problemen kunnen ook enkele andere factoren worden genoemd die bijdroegen tol een klimaat waarin in dejaren dertig de oude vredesverdragen werden vervangen door nieuwe Hierbij valt onder andere te denken aan de onrust in de kolonie die lol uitdrukking кл ат in de grote brand van Paramaribo in 1832 die gesticht was door enkele slaven die in contact stonden met Marrons, aan de verijdelde slavenopstand in Comme in 1836 onder leiding van Colin en aan het uitstralingseffect van de afschaffing van de slavernij in Bnts Guyana in De directe aanleiding tot de vernieuwing van de vredesverdragen in de jaren 1830 vormden de verwikkelingen rond gaama Gbosuma (Kofi Bosuman, ), die bescherming bood aaneen negental ontvluchte slaven onder leidingvan een zekere Pasop, afkomstig van plantage Rheynsberg oftewel Juda aan de Boven Suriname, en die daarmee enkele artikelen uit het verdrag van 1762 had geschonden Niet alleen de relatie tussen het gouvernement en de Saramaka bereikte hiermee een dieptepunt, maar ook de inter-/o rivaliteit bij de Saramaka bereikte een climax Aangezien Gbosuma weigerde de ontvluchte slaven uit te leveren, besloot het gouvernement een militaire expeditie te sturen, die echter geen resultaat opleverde, waarna de regering er toe over ging de vaart op de Suriname Rivier te verbieden waardoor de handel met het kustgebied kwam stil te liggen Toen ook dit niet hielp, werden tien Saramaka gevangen genomen Deze zware pressiemiddelen van de overheid versterkten de verdeeldheid onder de Saramaka ten aanzien van Gbosuma (van de Nasi-/o) wiens gaama-schap omstreden was Gbosuma zocht vergeefs steun bij de beide andere Bosnegcrvolkcn gaama Afiti Jongman 42

46 ( ) van de Matawai drong er daarentegen bij hem op aan de slaven uit te leveren aangezien ook de Matawai benadeeld werden door deze kwestie De Ndyuka aan de Sara Kreek werden eveneens getroffen door de afsluiting van de nvier en gaama Beeyman die in deze jaren enkele malen op bezoek ging bij de Saramaka, onder meer ter behandeling van een ziekte, werd door het gouvernement aangespoord tot actie tegen Gbosuma Tijdens een bijeenkomst met een gouvcrncmcntsdelegatie te post Gelderland besloten de meeste aanwezige kapiteins op 15 februari 1835 dat Gbosuma moest worden afgezet en worden vervangen door Abraham Wetiwojo ( ) van de Matjau-/o In een onwaarschijnlijk snel schrijven van gouvernementssecretans G A van der Mee, dat slechts één dag later, 16 februari, was gedateerd, werd bepaald dat Gbosuma werd ontheven en opgevolgd door Wetiwojo Overigens had Van der Mee liever gezien dat de gekerstende kapitein Johannes Arabi, zoon van de voormalige gaama Alabi, zou worden benoemd Gbosuma, die vervolgens tijdelijk werd gevangen gezet te fort Zeelandia, is hiermee het enige grootopperhoofd van de Bosnegers dat ooit is afgezet door de overheid ' Na de beëdiging van Wetiwojo in de stad voltrok zich een ander incident, waarbij de nieuwe gijzelaar, Bungu van de Matjau-/o, de oude gijzelaar, Adam van de Nasi-/o, vermoedelijk per ongeluk, doodde Meningsverschillen rond dit incident alsook omtrent de afzetting van Gbosuma, die cen jaar later, 1836, overleed, resulteerden in twee wraakgecsten, кипи, waaronder de Gbosuma-Аиям, die de Matjau lo in een afhankelijke positie plaatste ten opzichte van de Nasi-/o en daarmee ook het door hen verworven gaama-чсьгр ondermijnde Tot op heden moet elk nieuw Saramakaans grootopperhoofd zich tot de Nasi wenden ter rituele verzoening van de Gbosuma- í//w Uit verontwaardiging dat de rivier nog steeds was afgesloten - de ontvluchte slaven dienden eerst te worden uitgeleverd - en dat hun voormalige gaama was gevangen gezel, gijzelden Saramaka van de NdSi-/o posthouder H D Dankmcycr in het dorp Rcdidoti ' De regering stuurde vervolgens een delegatie onder leiding van Jacob van David Mendcs teneinde een nieuw vredesverdrag met de Saramaka te sluiten en liet gelijktijdig Gbosuma vrij Van de uitlevering van de ontvluchte slaven kwam uiteindelijk niets meer terecht ' De onderhandelingen over het nieuwe vredesverdrag vonden plaats in een zeer gespannen sfeer in het dorp Ginge Het bleek dat er eerst een oplossing moest komen ten aanzien van de gedode gijzelaar Adam In verband met deze kwestie had de Nasi lo aanvankelijk gaama Wetiwojo zelfs de doorvaart op de rivier belet en hem beroofd van goederen en korjalen Ook de rcgenngsondcrhandclaar Van David Mendcs werd bedreigd Als compromis namen de Saramaka uiteindelijk genoegen met de verbanning van Bungu Het bleek verder dat met name de Nasi- en de Dombi-Zo er op hadden gerekend dat Gbosuma in cre hersteld zou worden Van David Mendcs stelde dat de Saramaka zelf Gbosuma hadden vervangen door Wetiwojo, maar dat hij bereid was hun wens over te brengen naar het gouvernement, bij wiens beslissing zij zich hadden neer te leggen Vni probleemloos werd vervolgens op 13 december 1835 het nieuwe vredesverdrag gesloten ( De benoeming van gaama Wetiwojo was vanaf het begin omstreden De aanhang van de afgezette Gbosuma, die vooral te vinden was in de gelederen van de Nasi- en de Dombi-/o en met name in de dorpen Den Berg (de residentie van Gbosuma), Mahocr, Rcdidoti en Slee en die werd geschat op ongeveer 600 personen, legde zich, zoals we al zagen niet zonder slag of stoot neer bij deze ontheffing In oktober 1835 verscheen een delegatie van ruim 200 Saramaka in de stad om te pleiten voor Gbosuma Ondanks diens overlijden in 1836 duurden de problemen rond Wetiwojo voort en tijdens de uitdeling van goederen in 1837 werd assistent Van David Mendes opgedragen een vergadering te beleggen met de kapiteins teneinde na te gaan of zij bereid waren Wetiwojo te vervangen door Johannes Arabi Alhoewel kort tevoren een aantal dignitarissen hiertoe cen voorstel had gedaan, bleek tijdens de vergadering op 2 december 1837 dat de meerderheid van de kapiteins stond achter grootopperhoofd Wetiwojo, die tijdens de uitdeling van de goederen werd herbevestigd Samengevat luidt een aantal van de 23 artikelen van het nieuwe vredesverdrag 3) ze moeten blijven wonen aan de Boven-Surinamc Rivier, twee dagen varen verwijderd van post Victoria en ze moeten de gronden die daar beneden liggen verlaten, 4) zowel de gaama, de kapiteins als de dorpelingen moeten in hun eigen dorp wonen, 5) zij moeten de posthouder demografische gegevens verstrekken, 6) zij mogen geen slaven kopen en moeten ontvluchte slaven uitleveren tegen f 16 of tegen f 50 indien ze gevangen zijn door een patrouille, 8) zij mogen handel drijven op bepaalde plaatsen, mits ze voorzien zijn van een pasje, 43

47 10) betreft het passensysteem, 11) door hen gekozen opvolgers van de gaama en van de kapiteins moeten worden goedbevonden door de regering, waarna ze een ccd van trouw moeten afleggen De regering heeft het recht om iemand anders te benoemen, 12) ze mogen geen contacten onderhouden met Marrons en moeten dezen uitleveren, 13) slechts voor dertig personen tegelijk worden passen afgestaan voor een bezoek aan de stad, 16) ze mogen nooit een verdrag met de andere Bosnegers sluiten, 17) indien gewenst, moeten ze vier gijzelaars afstaan, 18) Saramaka die elders in de kolonie wonen, moeten naar hun eigen gebied terugkeren, 19) bij goed gedrag krijgen ze om de vier jaar goederen die ze zelf in Paramaribo moeten afhalen, 22) geweren en munitie mogen ze slechts met toestemming van de posthouder aanschaffen, 23) overtreders van dit verdrag worden gestraft door de overheid of door de kapiteins zelf, gebeurt dit niet dan wordt de rivier afgesloten (6^' Op 25 maart 1837 sloot assistent Jacob \an David Mcndcs te post Armina een soortgelijk verdrag met de Ndyuka onder leiding van gaama Beeyman Van de 27 artikelen vatten we die samen welke afwijken van het met de Saramaka gesloten verdrag 3) ze moeten blijven wonen te Auka en ze mogen houtwaren en andere artikelen bewerken slechts op drie dagen varen boven post Oranjewoud, 4) de posthouder en/of bijlegger moet in of nabij het dorp van het grootopperhoofd wonen, 8) zij blijven verantwoordelijk voor de Aluku en de Pongudu, 15) slechts voor veertig personen tegelijk worden passen afgestaan voor een bezoek aan de stad, 19) indien gewenst moeten ze twee gijzelaars afstaan, 20) de Ndyuka in het Cotticagebied moeten daar verdwijnen Procureur-generaal Philippe de Kanter noemde de missie van J van David Mcndcs geslaagd en stelde dat de Ndvuka het verdrag zonder fundamentele veranderingen hadden aanvaard en dat hiermee het zedelijk overwigt van de regering was versterkt Tevens was gebleken dal de Ndyuka suprematie uitoefenden over de Aluku, de Pongudu en de Indianen, zonder dat er een voor de regering risicovolle band tussen deze groepen bestond Een van de instructies aan Van David Mcndcs tijdens de vredesonderhandelingen behelsde een onderzoek naar de verhouding van de Ndyuka tot de Pongudu Terwijl het gouv erncment voorheen catcgonsch had geweigerd om in dialoog te treden met de Pongudu, stelde gouver nementsseerctans G S de Veer in 1841 voor aan gaama Beeyman, die ter verantwoording van zijn gedrag tegenover posthouder F W Hostmann was opgeroepen naar de stad, om hen te betrekken in het vredesverdrag, hetgeen zou kunnen gebeuren tijdens de uitdeling van goederen later dat jaar De Pongudu moesten hiertoe eerst de bij hen verblijvende ontvluchte slaven uitleveren en verder moesten zij de Wane Kreek bevaarbaar houden Een destijds tussen de Ndyuka en de Pongudu gesloten verdrag werd door het gouvernement erkend, mits de Pongudu de belangen van de kolonie niet zouden schaden Toen enkele maanden later posthouder С J Geut ( ) de vredesvoorwaarden met de Pongudu te Nieuw Anderblaauw (Animbaw/Pukcti) bekend maakte, wees hun vertegenwoordiger deze af en bestempelde ze als een hst van de blanken De Pongudu, die reeds geleidelijk aan integreerden in het volk van de Ndyuka, bij wie ze een aparte lo zouden vormen, en die via de Ndyuka al deelgenoot waren van de uitdelingen van goederen, zagen blijkbaar de noodzaak van een aparte overeenkomst, met allerlei mogelijke beperkende bepalingen niet zozeer in Op 12 februari 1838 zou Jacob van David Mcndes te post Saron aan de Saramacca Rivier met de Matawaï eveneens een nieuw vredesverdrag sluiten Aangezien gaama Afiti Jongman ( ) niet kwam opdagen, vertrok de assistent van het CIB weer, waarop de gaama hem achterhaalde op de houtgrond Toevlugt, waar op 18 februari het nieuwe vredesverdrag werd gesloten Drie dagen later werden de goederen uitgedeeld te post Saron Door de late komst van de gaama werd de beoogde toestemming aan de Matawaï om hun houtwaren naar de benedenrivier te transporteren vooralsnog niet verleend (zou kort daarop alsnog geschieden) De Matawaï hadden slechts weinig op- en aanmerkingen bij het verdrag, maar verzochten wel om de vervanging van posthouder W G Hertzberger, die oud en ziekelijk was en die daarom tijdelijk verbleef op de houtgrond De Vier Gezusters Ze wilden dat de posthouder wederom zou verblijven in Piket, de residentie van het grootopperhoofd, dit mede ter betere controle op 44

48 de terugkeer van Bosnegers die hout hadden vervoerd Van David Mcndes beloofde dit onder de aandacht van de regering te brengen en een jaar later volgde de aanstelling van С J Geut als waarnemend posthouder in Piket' ' Samengevat luiden enkele van de 22 artikelen van het verdrag 3) zij moeten blijven wonen aan de Boven Saramacca Rivier, twee dagen varen boven post Saron, 12) slechts voor vijftien personen tegelijk worden passen afgestaan voor een bezoek aan de stad, 22) overtreders van dit verdrag en personen die een bepaalde misdaad hebben begaan, worden gestraft door de regering of door hun gaama ten overstaan van de poslhoudcr Gebeurt dit niet dan wordt de rivier afgesloten Een belangrijk nieuw aspect uit deze verdragen betreft de belofte van trouw die de gaama in handen van de gouverneur moest afleggen, waarna deze de acte van bevestiging tekende Samengevat luiden enkele van de artikelen uit deze belofte als volgt 1) bewijzen van eerbied en gehoorzaamheid en verlenen van hulp aan de koning der Nederlanden, vertegenwoordigd door de gouverneur, als mijn gebieder en alle door hem over mij aangestelde autoriteiten als mijn overheden, 2) mij van alle ongeoorloofde handelingen te onthouden, 3) het welzijn van mijn volk te bevorderen, 4) met rechtvaardigheid te besturen. 5) met de naburen en de overige Bosncgcrvolken in vrede te leven, 8) vrije toegang verlenen aan missie en zending voor hel geven van godsdienstonderwijs, 9) hulp verlenen aan goud- en balata-exploitanten, 10) misdadigers die tot mij vluchten, uitleveren, 11) geen betrekkingen aangaan met buitenlandse mogendheden, 14) mij te gedragen naar de mij bekende of nader bekend te maken bedoelingen van de gouverneur ' ' De verwikkelingen rond gaama Gbowma vormden een dieptepunt in de moeizame verhouding van het gouvernement lol het traditioneel gezag van de Bosnegers Deze verhouding vond zijn grondslag in de diverse met de Bosnegers gesloten verdragen Naar aanleiding van de problemen die posthouder F W Hostmann bij de Ndyuka had ondervonden werd gaama Bceyman in 1841 opgeroepen naar de stad, waar hij werd ontvangen door de gouverneur en de gouverncmentssccrclans (GS) Deze laatste bracht tijdens het onderhoud onder andere de positie van de dignitarissen ter sprake HIJ stelde dat door de regering slechts hel gezag van de gaama werd erkend en dat hij de invloed van Bceyman wilde versterken en die van de kapiteins "fnuiken" Kapiteins die zich verzetten zouden worden ontheven Volgens de GS was Bceyman "zwak en wankelend in zijn gezag, maar goed gezind Dit zag de GS liever dan een ' ferm character', daar Bceyman hierdoor met een juist beleid beter beïnvloedbaar zou zijn Hetzelfde gold ten aanzien van gaama Wetiwojo van de Saramaka Elders beklaagde Bccvman zich er over dal het gouvernement alleen hem verantwoordelijk stelde voor het gedrag van zijn volk en hij dreigde met ontslag Al vanaf het aantreden van Весу man deden zich problemen met hem voor aangezien hij vond dal de regering voor zijn beëdiging maar bij hem moest komen, hetgeen Van David Mcndes deed opmerken "de blanken zijn en zullen nooit de voctcboois der neger zijn ' ( Bceyman moest tevens duidelijk worden gemaakt dat hij niet op eigen gezag kapiteins kon benoemen, maar hierin eerst het gouvernement diende te kennen ' Tijdens een bezoek aan gaama Beeyman te Dntabiki in 1846 ergerde posthouder С L d'hondt zich eraan dal hel grootpperhoofd hem een dag liet wachten alvorens hem te ontvangen ' wat pretentie voor een neger en wat laagheid vooreen blanke ambtenaar " Volgens d'hondt hadden de opperhoofden weinig invloed op hun onderdanen "Alles is orderloos, een ieder doel wal hij wilt " Over de verhoudingvan de Ndyuka tot het gouvernement schreef de posthouder. 'De vriendschap aan Blanken betoonende is hebzucht, dus gcvcinst en niet te vertrouwen " l In hel algemeen was de mening van de uiteenlopende ambtenaren over de dignitarissen weinig vriendelijk Posthouder Ρ F Corsten ( ) bn de Malawaï noemde gaama Afiti Jongman "Oude afgeleefde schurk, konkclaar en liegcr ' Posthouder С L d'hondl verwoordt het latente wantrouwen van gouvernementszijde als hij stelt dat de Bosnegers weliswaar "lot nu toe geen kwade gevoelens" jegens de regering koesteren, maar dat zij gezamenlijk "een Cordon rond de bebouwde landen van deze kolonie" vormen 45

49 Een spanningsveld bestond er ook tussen het rechtssysteem van hel gouvernement en het gewoonterecht zoals dat bij de Bosnegers gestalte kreeg. In hoofdstuk 1.3. zagen we reeds dat de Ndyuka tijdens de onderhandelingen over het verdrag van 1760 protest aantekenden tegen pogingen van de regering om hier inbreuk op te plegen. Ook in de latere verdragen werd indirect de eigen rechtspraak van de Bosnegers erkend. Boven maakten wc melding van de ophef die ontstond nadat de Matjau-ostagiër Bungu de Nasi-oslagièr Adam had gedood en de uiteindelijke oplossing via de verbanning van Bungu. Diverse malen trachtten de posthouders, meestal tevergeefs, te interveniëren in gevallen van hekserij, wisi, en vergiftiging, waarop in vele gevallen de doodstraf via verbranding stond. De dignitarissen stelden dat alleen zij, via tussenkomst van hun goden, de beschuldigden konden straffen ( '. Toen in 1836 Ndyuka de Saramaka Fonsu aan de Suriname Rivier hadden verbrand vanwege vergiftiging gaf de procureur-generaal, alhoewel de koloniale strafwetten in een dergelijke zaak voorzagen, de voorkeur aan "ecne politieke afdoening". Volgens hem was in de eigen rechtspraak van de Bosnegers een dergelijke straf, hoe barbaars ook, de gangbare sanctie en hij stelde dat de vredesverdragen slechts bij dergelijke misdrijven voorzagen indien tegen blanken gepleegd. Aangezien in dit geval het misdrijf echter was gepleegd buiten het woongebied van de Bosnegers, bepleitte de PG een afstraffing in aanwezigheid en via interventie van de poslhouder 1. Enkele jaren later attendeerde posthoudcr J.C. Theil de gouvernementssecretaris op enkele moordpartijen bij de Saramaka. De GS suggereerde hierover een vergadering te beleggen met gaama Wetiwojo en hij stelde: "Hel gouvernement ten volle bewust dal de boschnegers niet volgens onze wetten strafbaar zijn voor misdaden gepleegd in de door haar bewoonde streken en wil zich ook niet met hunne huishoudelijke zaken bemocyen, zoo lang zij rustig en vreedzaam zijn...". Bij dergelijke "gruweldaden" was echter volgens de GS wel degelijk interventie nodig. In sommige gevallen dreigde de regering met stopzetten van de vaart op de rivier als pressiemiddel bij interventie in dergelijke zaken '. Bosnegers waren niet alleen betrokken in onderlinge conflicten, maar ook met de overige bevolking deden zich soms problemen voor. In 1844 kwam de Ndyuka Kwami zich in de stad beklagen over de mishandeling die hij had ondergaan van een burgerkapitcin - zweepslagen door twee bastiaans en opsluiting - nadat hij op plantage Libanon met enkele anderen hout was komen verkopen tegen dram (sterke drank). De GS was nogal bezorgd over deze kwestie en bepleitte strafvervolging tegen de burgerkapitein, "ten einde door een streng voorbeeld, paal en perk te stellen aan de mishandelingen, welke men zich allerwege in de division jegens de boschnegers veroorlooft". Hij vreesde dat de Bosnegers anders het recht in eigen hand zouden nemen: "Wij mogen niet uit het oog verliezen onze onmagt om deze natuurmenschen in hunne ontoegankelijke bosschen te achtervolgen, evenmin het getal der slaven in verhouding tot de vrije bevolking. Schrikkelijk zouden de gevolgen kunnen zijn, wanneer deze voormalige lotgenoten de handen ineensloegen om wraak te nemen." De GS stelde dat de Bosnegers "door geweld van wapenen hunne vrijheid verkregen hebbende, wantrouwend gebleven zijn, dal wij hun te ceniger tijd weer aan het slaafsche juk zouden willen onderwerpen." Met de vredesverdragen uit dejaren 1830 vervielen de oude uit de achttiende eeuw alsook het verdrag van 1809 met de Ndyuka. De omstandigheden waaronder de oude en de nieuwe verdragen werden gesloten verschilden sterk. De oude vredesverdragen waren in een oorlogssituatie afgedwongen door de Marrons waardoor zij in een sterke positie verkeerden om bepaalde eisen te stellen. Sindsdien waren zo een 75 jaar verstreken, waren er nieuwe generaties gekomen en hadden de Bosnegersamenlevingcn zich in een relatief isolement en in een zekere rust kunnen ontwikkelen. De oude verdragen beantwoordden niet geheel aan de verwachtingen van het gouvernement, dat zich nu in een sterkere positie voelde staan om bepaalde voorwaarden op te leggen. De gelijkwaardigheid van positie zoals die bestond bij de verdragen uit de achttiende eeuw en dat van 1809, lijkt te zijn gewijzigd ten gunste van de regering. Het duidelijkst komt dit tot uitdrukking in de belofte van trouw die het grootopperhoofd moest afleggen in handen van de gouverneur. De afzetting van gaama Gbosuma, waarbij werd geprofiteerd van groepsrivaliteit bij de Saramaka, is ook een indicatie in deze richting. Volgens de procureur-generaal was het doel van de nieuwe verdragen "om namelijk ook deze Boschnegers aan de eene zijde hunne verhouding en verpligtingen tot het Koloniaal Gouvernement nader te doen kennen en aan de andere zijde aan hun de vrije toegang naar herwaarts en de bescherming der Regering toe te zeggen, wanneer zij zich overeenkomstig de bepalingen in het vredes contract omschreven blijven gedragen." De minisier van koloniën stelde dat de nieuwe verdragen de Bosnegers "tot eene gepaste verhouding aan het Koloniaal Bestuur onderwerpen." 46

50 Het loutere feit dat de nieuwe verdragen veel uitvoeriger waren - het verdrag met de Ndyuka lelt drie maal zoveel artikelen als dal uit , wijst er op dat de overheid haar les heeft geleerd, geen risico's wilde lopen en de zaken duidelijk wilde regelen De drie verdragen waren overigens niet geheel identiek Bij de Ndyuka zijn twee artikelen (8 en 9) opgenomen die betrekking hebben op de Aluku en de Pongudu Slechts het verdrag met de Ndyuka stelde dat de posthoudcr moet wonen in of nabij de residentie van het grootopperhoofd Ook verschilt de formulering van sommige van de artikelen, vergelijk bijvoorbeeld artikel 23 uit het verdrag met de Saramaka met artikel 22 uil dal met de Matawaï Ook zijn er verschillen ten aanzien van het aantal af te leveren gijzelaars en ten aanzien van het aantal personen dat tegelijk de stad mag bezoeken Scherper dan voorheen werden de woongebieden afgebakend en werd de Bosnegers te verstaan gegeven dat ze zich slcchls daar mochten vestigen Bovendien werd hun bewegingsvrijheid gereguleerd door de introductie van een pasjessysteem De stringentere bepalingen van de nieuwe verdragen hebben in de praktijk slechts beperkt effect gesorteerd In feite ontbrak het de regering aan instrumenten om de naleving ervan af te dwingen en de Bosnegers hielden zich er dan ook nauwelijks aan De gebrekkige controle op het pasjessysteem bood hun voldoende ruimte om dit te ontduiken De migratie van de Bosnegers bleek ook nauwelijks tegen te kunnen gaan en de vestiging van bijvoorbeeld Ndyuka aan de Sara Kreek en vooral in het Cotticagcbicd ging ongestoord verder^ Uit de verwikkelingen rond gaama Gbosuma bleek dat ook de bepaling dat ontvluchte slaven die zich bij de Bosnegers ophielden moesten worden uitgeleverd nauwelijks werd nageleefd en ook moeilijk kon worden afgedwongen Toen in 1858 een zekere slaaf Karel van plantage Poelwijk anderhalf jaar na zijn desertie werd aangehouden, bleek dat hij door een Bosneger naar een Ndyuka dorp aan de Bovcn-Cottica was gebracht, waar zich nog zeven ontvluchte slaven bevonden, die door de Ndyuka werden gebruikt bij de houtkap Tevens bleek dat de Ndyuka ruilhandel voerden met de Marrons Volgens de gouverneur had gaama Beeyman nauwelijks enig gezag over zijn volk in het Colticagebied In een nieuwe militaire expeditie zag de regering weinig heil aangezien deze met te veel ophef gepaard zou gaan en dus toch niet geheim bleef De gouverneur stelde dat de betreffende kapitein, Kwasi van de Ansu-/o, het vertrouwen had geschonden en moest worden afgezet en verbannen Verder werd de Ndyuka in het Cotticagcbicd opgedragen binnen zes weken alle ontvluchte slaven uit te leveren Zou dit niet geschieden dan werd dit gezien als een inbreuk op het vredesverdrag en zouden zij de nadelige gevolgen daarvan ondervinden Uit dit voorval blijkt wel dat het getouwtrek om de uitlevering van ontvluchte slaven die zich bij de Bosnegers voegden, voortduurde tot aan de Emancipatie 2.3. Opheffing beperkingen bewegingsvrijheid en Emancipatie Reeds kort na het sluiten van de nieuwe vredesverdragen vond er een opvallende koerswijziging plaats in het beleid van het gouvernement De migratiebewegingen van de Bosnegers bleken moeilijk te stuiten en met het oog op de naderende Emancipatie ondernam het koloniaal bestuur enkele eerste pogingen om de Bosnegers meer te integreren in de samenleving Terwijl artikel 20 uit het verdrag van 1837 nog bepaalde dat de Ndyuka het Cotticagcbied dienden te verlaten, ondernam het gouvernement kort daarop juist pogingen om hen ertoe te bewegen zich daar te vestigen Wc zagen dal reeds in 1838 de bijlcgger werd geplaatst te Piket 19 Enkele jaren later werd ook de posthouder gestationeerd in het Cotticagebicd en in 1847 ging de regenng er toe over het nviertransport stop te zetten en de uitdeling van pasjes te staken teneinde de Ndyuka uit de Boven-Commcwijnc te dwingen naar de Bovcn-Cottica te verhuizen Kort daarop kregen de Ndyuka toestemming om aan rivieren buiten hun woongebied te werken voor mensen uit het kustgebied ' Het gouvernement probeerde tevens bij herhaling de Ndyuka aan de Tapanahoni ertoe te bewegen zich aan de Benedcn-Marowijne te vestigen De Ndyuka gingen hier niet op in vanwege hun banden met het gebied van hun voorouders en ook omdat ze nooit zouden kunnen 'accordeeren" met de Indianen van de Beneden-Marowijne Rond deze tijd, 1842, werd, onder protest van de Ndyuka, tevens de militaire post Armina opgeheven Volgens de GS waren er gezien de betere behandeling van de slaven minder weglopers, waardoor er in mindere mate een beroep op de Bosnegers hoefde te worden gedaan In hoofdstuk 1 5 zagen we dat tijdens de onderhandelingen over het verdrag met de AJuku in 1860 als één van de instructies voor de gouvcrnemcntsdelegatic gold dat deze de Ndyuka en de Aluku moest uitnodigen zich te vestigen in het gecultiveerde deel van de kolonie, waar zij eventueel domeingrond konden krijgen Ook de Matawaï werden aangespoord om zich 47

51 stroomafwaarts te vestigen en om hun houtgrondcn aan te leggen beneden de stroomversnellingen Dit zou volgens de GS betere mogelijkheden scheppen voor de handel, beschaving en kerstening het is den uitdrukkelijke wil der regering dat het hiervoren vermelde geschied " Mochten de Matawaï weigeren dan zou de komende goedercnuitdeling de laatste zijn Blijkbaar pakte posthouder Corsten deze kwestie wat al te voortvarend aan, want hij geraakte in ernstige problemen en zou in zijn drift zelfs hebben getracht de broer van de gaama te doden De GS vermaande hem als een dwaas te hebben gehandeld, vermoedelijk onder invloed \an geestrijke \ochtcn Tevens deed de GS het voorkomen alsof de voorgestelde maatregelen \an slechts relatieve betekenis waren terwijl het voor ons tamelijk onverschillig is, ofzij zich \an deze aangeboden voorregten al dan niet willen bedienen Posthouder Corsten verwisselde in 1841 de residentie Piket voor de stroomafwaarts gelegen post Saron Ook de posthouder bij de Saramaka werd stroomafwaarts gestationeerd, eerst te Ginge (1837) en kort daarop te post Victoria In 1840 werd de arts F W Hostmann aangesteld als posthouder bij de Ndyuka Het gouvernement had hiervan gtotc verwachtingen, met name op htt gebied van het zogeheten beschavingswerk onder de Ndyuka De GS meende dat Hostmann voorbereidend werk voor de zending zou kunnen verrichten en hij noemde het een schande voor de Nederlandse regering dat er geen pogingen tot kerstening onder de Ndyuka werden ondernomen Hij vroeg zich tevens af of er niet meer voordeel van de Ndyuka zou zijn te trekken, mede vanwege het afnemend aantal slaven, bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanplant van kost, opdat daardoor elders arbeid vrij zou komen Gezien de tegenwerking die Hostmann ondervond, hield hij hel er slechts enkele maanden vol De GS noemde de ontvangst van de posthouder door Becyman aller onbetamelijksi en de gaama moest zijn verontschuldigingen komen aanbieden in de stad Eindjaren veertig stelde posthouder С L d Hondt voorom de Ndvuka te dwingen enkele kinderen voor onderwijs naar de stad te sturen en in 1858 kwam de Inspecteur der Domeinen, A Wildeboer, eveneens met het voorstel om enkele kinderen voor onderwijs naar de stad te halen Slechts gaama Kalkun ( ) van de Matawaï stuurde een zoon De ministervan kolomen was enthousiast over het plan van Wildeboer, dat een tweeledig doel had dat de Boschnegers aan ons Gouvernement gehecht raken en dat de aldus afgevoerde kinderen de zaden van Godsdienstige en maatschappelijke beschaving onder hun volk over brengen en voortplanten Ook de gouverneur ondersteunde het voorstel daar dat hel radicale middel is om dat volk te beschaven en tot ware Christenen op te leiden Terwijl posthouder d Hondt een streng beleid ten opzichte van de Bosnegers bepleitte toonde de GS zich daar geen voorstander van, daar men daardoor de Bosnegers slechts van zich zou verwijderen en bovendien Bedenk dat onze militaire magt te beperkt is om geweld te gebruiken De GS stond een andere aanpak voor Intusschcn daar wij niet sterk zijn, moeten wij trachten slim te handelen, als men vliegen vangen wil, neemt men niet azijn, maar honig ' Het gouvernement wilde hen beschaven en tot werkzame en nuttige medeburgers maken en kerstenen In deze jaren vonden ook de eerste inschrijvingen plaats van Bosnegers in het burgerregister De GS stelde dal hel wenschclijk is de boschnegers zooveel doenlijk aan hunner naluurstaat te onttrekken In een Buitengewoon Rapport van 1848 ventileerde posthouder d Hondt enkele ideeën over het beschavingswerk onder de Ndyuka De verlichting der Aukancrs, hoe goddeloos en onzedig ook, is ver boven die der lage klassen m het beschaafde Europa, men kan hen als het ware met de boerenstand vergelijken Dus genoeg voor ecne werkende volksklasse " Met inzet en steun van het gouvernement zouden ze tot nuttige leden van de maatschappij gemaakt kunnen worden Hiertoe moesten ze hun isolement opgeven en gedwon gen worden om in dorpen te gaan wonen Het was volgens d Hondt niet nodig om mensen uit andere landen naar Suriname te halen, immers er waren zo een tot mensen (Bosnegers en Indianen) die nog niets bijdroegen tot de kolonie en die nuttig ingezet konden worden, wie kan zulks verzwijgen Het zou niet gemakkelijk zijn, maar met volharding, voorzigtighcid met liefdadigheid' zou het kunnen Een belangrijk instrument om de Bosnegers meer te integreren in de samenleving werd, zoals al aangegeven, ook gezien in kerstening In hoofdstuk 1 3 vermeldden we dat de EBGS op verzoek van de koloniale autoriteiten haar zending in 1765 onder de Saramaka startte Gezien de grote opoffering aan mensenlevens en de beperkte successen alsook vanwege een tekort aan menskracht zag de EBGS zich vooralsnog niet in staat haar werkzaamheden tevens tot de andere Bosncgcrvolken uit te breiden We zagen reeds dat artikel 8 van de belofte van trouw die àc gaama moesten afleggen in handen van de gouverneur bepaalde dat zij zending en missie vrije toegang zouden verlenen In een missive van 7 november 1849 legde de minister van 48

52 kolomen zijn denkbeelden neer over de wijze waarop de Bosnegers in het algemeen en de Ndyuka in het bijzonder tot meer zedelijke en godsdienstige beschaving gebracht zouden kunnen worden De minister stelde voor de EBGS hiermee te belasten, waarop de GS contact opnam met voorstander Wullschlagcl, die vervolgens in december 1850 samen met een leraar, tijdens de laatste goederenuildeling, naar de Ndyuka trok gaama Beeyman weigerde echter hen naar de Tapanahom te brengen De GS stelde dat een Franse priester uit Mana die datzelfde jaar Kapplcr had benaderd om hem te vergezellen naar de Tapanahom, zich daar niet zonder toestemming van hel Surinaamse gouvernement mocht begeven en evenmin mocht Beeyman kinderen sturen naar Mana voor het volgen van onderwijs Als tegenprestatie voor de opheffing van de beperkingen aan de bewegingsvrijheid (zie onder) verwachtte het gouvernement onder meer dat de Bosnegers christelijk onderwijs zouden toestaan Met name de Ndyuka wisten succesvol weerstand te bieden aan deze pogingen In november 1857 maakte assistcntposthouder A Kappler een reis naar de Ndyuka aan de Tapanahom teneinde gaama Beeyman diens toelage (zie onder) te overhandigen en deze te polsen over de bereidwilligheid om een zendeling onder zijn mensen te laten werken Beeyman gaf het volgende illustratieve antwoord 'Dal hij wel wilde toestaan dat een lceraar zich onder hen kon vestigen, dat hij cgtcr nimmer zoude overgaan hel Christendom aantencmen, evenmin als de blanken hel gebruik van lezen en schrijven zouden afgeven om de obia\ der boschncgers te vcreeren Dat hij altijd had gehoord dat in Bovcn-Sunname juist diegenen der Saramaccaners het meeste aan ziekten leden en stierfen, welke tot het Christendom waren overgegaan, de duidelijkste bewijs dat deze religie niet voor hen geschikt was Dat hij niettemin den wil van het Gouv erncment zoude nakomen, en eene vergadering houden, en hunne gczaamenlijke gevoelens door monde van cenen kapitein mij toezenden, ook buitendien gaamc genegen was, indien een zendeling eene ondcrzockingsrcis wilde doen dezelve door boschncgers van Albina laten ophalen en gedurende deszelfs aanwezigheid in Auca de vergadering te houden gaama Bccvman vertelde Kapplcr verder dat op dat moment een zekere priester Neu uit Mana in Frans Guiana, een rondreis maakte onder de Ndyuka en de Aluku Kapplcr zelf concludeerde dat, tenzij de Ndyuka zich meer bencdenwaarts aan de Marowijnc zouden vestigen, hetgeen hij onwaarschijnlijk achtle, de omstandigheden voor succesvolle arbeid van een zendeling onder de Ndyuka ongunstig waren Het grootste succes zou de EBGS vanaf ongeveer 1860 boeken bij de Matawaï en wel met name dankzij de Bosnegcrprofcet Johannes King De RK missie onder de Bosnegers kwam vanwege gebrek aan menskracht en aan financien pas goed op gang vanaf het begin van de twintigste eeuw ( De pogingen tot integratie van de Bosnegers waren deels economisch gemotiveerd, immers een belangrijk arbcidsrcscrvoir bleef voor de koloniale economie onvoldoende benut Naarmate de plannen lot emancipatie van de slaven concreter gestalte kregen, namen ook de pogingen van het gouvernement loc om de Bosnegers meer te betrekken bij de economie De ervaringen in Brits Guyana met de Emancipatie zullen hierbij een rol hebben gespeeld Overigens had de regering van dat land in 1842, nadat de periode van het staatstoezicht, 'apprenticeship, was afgelopen en er problemen dreigden wat betrof de arbeidsvoorziening, hel voorstel gedaan om de Surinaamse Bosnegers op ie kopen en over te brengen naar Brits Guyana Bezorgd over de afname van de bevolking ging de Surinaamse overheid destijds niet op dat voorstel in Op diverse manieren probeerde hel gouvernement de Bosnegers te stimuleren tot voor de koloniale economie nuttige activiteiten Er werden voorstellen gedaan tot het verbouwen van tabak en het verzamelen van rijpe vanillebonen en van gom van de locustboom ( 6) In 1846 kregen de posthouders opdracht om Bosnegers te ronselen voor het openkappen van een weg van Kwatta naar Voorzorg aan de Saramacca Rivier ten behoeve van de daar geplande Europese kolonisatie Alhoewel duidelijk economische overwegingen speelden, de Bosnegers zouden goedkoper zijn dan de zogenaamde commando-negers en ook dan aanbesteding van het project, werd als edel motief voorgewend "hen aan zedelijke gewoonten en Godsdienst te doen gehecht raken en langzamerhand hunne dwaalbegnppen en ruwheid te laten afleggen' De posthouders werd gewezen op het belang van deze opdracht alsook dat ze moesten voorkomen de indruk te wekken dat het gouvernement de Bosnegers nodig had Posthoudcr С L d Hondt reisde tevergeefs naar de Tapanahom en ook bij de andere twee groepen werd geen sukses geboekt ' De posthouder bij de Saramaka, С J Hiemcke ( ), werd voorgehouden dal het gouvernement het contact met de Bosnegers wilde intensiveren en hen wilde aanmoedigen tot geregelde arbeid Hij moest daarom oogluikend toestaan als de Saramaka beneden het hun bij het verdrag van 1835 toegestane gebied werkzaamheden wilden verrichten ( s) In verband met deze koerswijziging van het gouverne- 49

53 ment werd tevens de maatregel ingetrokken die bepaalde dal bewoners in het kustgebied geen onderdak aan Bosnegers mochten verschaffen Alhoewel het gouvernement in eerste instantie nog stelde "Over het algemeen zijn de Boschnegers vadzig en lui", motiveerde het deze maatregel als volgt "In de laatste tijden schijnt er zich echter meerdere bedrijvigheid en lust tot geregelde werkzaamheid onder hen, en vooral onder de Aucaners, te hebben geopenbaard, verscheidenen hunner laten zich thans aanhuren op plantagien, om daar bosch te vellen en op te ruimen, en brandhout voor de fabrieken te kappen " ( In deze jaren werden eveneens de eerste pogingen ondernomen om de Bosnegers aan te sporen tol geregelde landbouw en lot het kiezen van vaste woonplaatsen ' De belangrijkste economische aktiviteit van de Bosnegers in deze periode was, naast de landbouw voor de zelfvoorziening, de houtkap Hun voortdurende migratiebewegingen waren mede hierdoor gemotiveerd Reeds vanaf eind achttiende eeuw begaven zij zich hiertoe buiten hun eigen woongebieden en ook in eikaars territoria Gezien het belang van de houtkap voor de koloniale economie nam het gouvernement vanaf kort na het sluiten van de nieuwe vredesverdragen een liberaler standpunt in ten aanzien van deze mobiliteit en werd bijvoorbeeld de vestiging van de Ndyuka in het Cotticagebied, in feite reeds enkele decennia een fait accompli, toegestaan In 1837 deed de minister van kolomen het voorstel om de Bosnegers aan te moedigen tot de verkoop van houl voor export naar Nederland Besloten werd hiertoe een proef te beginnen met de Ndyuka in het Cotticagebied ( Ook de Matawaï werd nu toegestaan om hun houtwaren naar de Beneden-Saramacca te vervoeren Alhoewel het indruiste tegen het verdrag met de Matawaï had het gouvernement reeds eerder houthandelaren permissie gegeven om boven post Saron de houtgronden Vier Gezusters en Manpaston op te richten Om de regelmatige klachten van Bosnegers over bedrog bij de verkoop van hout tegen te gaan, bepleitte Van David Mendes vaste verkooppunten alsook vaste prijzen l ' "' Met name in het Cotticagebied zorgde de houtkap nogal eens voor onregelmatigheden en bij herhaling trachtte het gouvernement een zekere regulering door te drukken De regering maakte zich onder meer zorgen over de verwaarlozing van de kostgronden vanwege de houtkap, waardoor regelmatig voedseltekorten ontstonden, hetgeen weer aanleiding vormde lot - illegale - handel van de Bosnegers met slaven, waarbij de eersten de dram die ze van de houthandelaren hadden verkregen verruilden voor voedsel De schadelijk geachte contacten met slaven, welke zouden leiden tot desertie, waren reden voor het gouvernement om in 1846 de Ndyuka uit het Boven-Commewijnegebied te verwijderen Overigens gebruikte niet alleen het gouvernement het stilleggen van het transport op de rivier als pressiemiddel, maar ook de Bosnegers In 1847 staakten de Ndyuka in het Cotticagebied het vervoeren van houtvlotten, de zogeheten kokeroko, om de regering te dwingen tot het leveren van voedsel In diverse missives, rapporten en verslagen wordt het economisch belang van de houtkap benadrukt Posthouder С L d'hondt berekende dat de Ndyuka in het Cotticagebied in de jaren 1840 jaarlijks 300 houtvlotten plus korjalen met kleinere goederen vervoerden 1er waarde van gulden Posthouder Ρ F Corsten gaf een opsomming van hetgeen de Matawaï vervoerden naar en inkochten in de stad rijst, pinda, cassave, napi, tayer, wild, vis, houtwaren en korjalen, waarvoor ze als benodigdheden onder andere kochten dram, melasse, zout, kruit, lood, bijlen, houwers, messen, spijkers, geweren en stukgoederen ' Desalniettemin schreef de minisier van kolomen in 1855 Over het algemeen leggen ZIJ weinig werklust aan den dag, en valt op de gestadigheid hunner arbeid niet te rekenen Tot veldarbeid zijn zij, behoudens welligt eenige hoogst zeldzame uitzonderingen niet te bewegen " Uit waardering voor de wijze waarop de Bosnegers "over het algemeen" de tot dan toe met hun gesloten verdragen naleefden, werd in 1856 bij resolutie onder meer het volgende bepaald "a dat de tot dusverre bestaande contrôle over de Boschnegers, voor zooveel betreft hetgene zij met zich op- en afvoeren, van heden af wordt opgeheven, zullende mitsdien voortaan noch te Paramaribo noch op eenige posten, welke zij voorbij varen, deswege eenig onderzoek plaats vinden b dat de bepaling, volgens welke de Boschnegers, niet dan met een bepaald aantal, van hunne woonplaatsen mogen afkomen, van heden af wordt ingetrokken, zullende het hun voortaan vrijstaan om, zonder eenige begrenzing van getal, zich met de overige bevolking in aanraking te stellen, Nogtans, behoudens deze vcrpligting alleen, om op hunne togtcn naar de stad, of in het algemeen, bij het verlaten van hunne verblijfplaatsen, bij de Posthouders van passen daartoe zich te voorzien, die ZIJ bij hunne aankomst in Paramaribo aan den Adsistcnt van den Raad-Commissans der Inlandsche Bevolking moeten verloonen, en om van dezen Ambtenaar, 50

54 bij hun vertrek naar hunne verblijfplaatsen, eene pas tot de terugreis te vragen, en dien aan den bij hen gevestigden Posthouder te vertoonen, wordende zij echter van alle verpligting om op de Militaire Posten aan te gaan, vrijgesteld,' ' Deze maatregel was bedoeld ter aanmoediging van hun vertrouwen in het gouvernement en om hun isolement te doorbreken In vonden de laatste uitdelingen van goederen aan de Bosnegers plaats Aangezien deze uitdelingen een goed beeld geven van de toenmalige verhouding tussen het gouvernement en de Bosnegers, zullen wc er nader op ingaan Bij het sluiten van de vredesverdragen in de achttiende eeuw was bepaald dat de Bosnegers periodiek goederen van de overheid zouden ontvangen Voorheen hadden zij zich van dergelijke goederen voorzien door overvallen op plantages en op militaire posten Vanwege hun isolement in het binnenland en vanwege de aard van hun economie waren de meeste van deze goederen voor de Bosnegers moeilijk verkrijgbaar Alhoewel zij in staat waren tal van gebruiksgoederen zelf te vervaardigen, was er bovendien een zekere gewenning ontstaan aan de westerse produkten Het betrof een grote variëteit aan artikelen, uiteenlopend van allerlei gereedschappen, kledingstukken, levensmiddelen tot geweren en munitie Tijdens de vredesbesprekingen namen de onderhandelingen over deze goederen een centrale plaats in, waarbij de Bosnegers bedongen dat zij niet werden afgescheept met allerlei prullaria De uiteindelijke hoeveelheid goederen die zij ontvingen, was vijf lot zes maal groter dan wat het gouvernement zich bij de mislukte vrede met de Saramaka in 1749 had voorgesteld De goederen waren in de ogen van het gouvernement bedoeld ter bevestiging van de vrede, in ruil waarvoor de Bosnegers enkele gijzelaars moesten afstaan (artikel 13 uit het verdrag van 1762) Terwijl de regering de goederen zag als een geschenk en als een gunst, hadden deze voor de Bosnegers meer de betekenis van een oorlogsschatting Terwijl het verdrag van 1760 met de Ndyuka in het geheel geen melding maakte van de goederen, bevatte het verdrag van 1762 met de Saramaka (en de Matawaï) als bijlage een lijst van te leveren goederen en het bepaalde tevens dat deze moesten worden afgehaald te post Victoria De goederen voor de Ndvuka moesten worden afgehaald te post Armina en die voor de Matawaï te post Saron De verdragen uit de achttiende eeuw maakten geen melding van de frequentie van de gocdcrenuildclingen en de bronnen spreken elkaar wal dit betreft tegen Sommige bronnen spreken van een jaarlijkse uitdeling, terwijl artikel 14 uit het verdrag van 1809 met de Ndyuka stelt dat zij voorheen de goederen om de drie jaar ontvingen Mede gezien de logistieke problemen van de uitdelingen hebben deze vermoedelijk nooit jaarlijks plaatsgehad ( De goederen, die grotendeels vanuit Nederland moesten worden aangevoerd, vormden een zware financiële last voor het gouvernement Met bijvoorbeeld de uitdeling van was een bedrag gemoeid van ongeveer gulden Organisatorisch waren de uitdelingen een forse inspanning voor de regering, zowel wat betreft het transport als wat betreft de communicatie met de Bosnegers De laalsten stelden zich zeer zelfbewust op en gedroegen zich bepaald niet als de afhankelijke ontvangers van een gunst De uitdelingen werden tevens aangegrepen om de vredesverdragen te hcrbekrachtigen, hetgeen gepaard ging met het sluiten van een bloedeed, soi, overeenkomstig de traditie van de Bosnegers, een handeling die door het gouvernement in locncmcndc mate als vernederend werd ervaren ( Naarmate de overheid zich sterker voelde staan tegenover de Bosnegers probeerde zij dan ook van dit gebruik af te stappen In het algemeen zag de overheid de uitdelingen steeds meer als vernederend - alsof zij cijnsbaar was aan de Bosnegers - en zij benadrukte dat de goederen niet moesten worden gezien als een verplichting, maar als goedwilligheid Reeds in het verdrag met de Ndyuka van 1809 werd in artikel 14 bepaald dat zij de goederen om de twee jaar zouden ontvangen en wel ' bij goed gedrag' Deze formulering werd overgenomen in de verdragen uit de jaren 1830, waarin tevens werd vastgesteld dat de uitdelingen nog slechts om de vier jaar zouden plaatsvinden De organisatorische problemen hoopte het gouvernement te ondervangen door enkele dignitarissen naar de stad te laten komen en daar te houden als een soort gijzelaars totdal de uitdelingen naar tevredenheid waren afgerond Ook deze procedure, die voor het eerst werd toegepast tijdens de uitdelingen van en die werd vastgelegd in de kort daarop gesloten verdragen, bleek geen garantie voor een vlot verloop Zoals we zagen, werden vanaf 1837 ook de Sarakrekers betrokken in de uitdelingen, waarmee tevens hun voorheen omstreden aanwezigheid in dat gebied officieel werd erkend De uitdelingen gingen voortdurend gepaard met problemen In 1841 moest de assistent van het CIB, J van David Mcndes twee en een halve maand aan de Marowijne wachten alvorens 51

55 gaama Beeyman verscheen In 1839 hadden de Ndyuka te kennen gegeven dat zij de goederen om de driejaar wensten te ontvangen en anders geen ontvluchte slaven meer zouden uitleveren Verder weigerden zij de goederen in ontvangst te nemen bij de Wane Kreek daar dit strijdig was met het verdrag Tevens verzeilen zij zich ertegen indien de Saramaka en de Matawaï de goederen eerder zouden ontvangen, waarbij ze verwezen naar de kwestie Gbosuma en de daarentegen coöperatieve houding van de Ndyuka Tijdens een vergadering met posthoudcr С L d'hondtop 19 juni 1846 beklaagde gaama Beeyman zich over het feit dat de laatste uitdeling reeds vijfjaar geleden had plaatsgehad Beeyman benadrukte dat hij de goederen tevens gebruikte voor de Aluku en de Pongudu, die beide onder zijn verantwoordelijkheid vielen Toen Beeyman september 1847 in de stad was, herhaalde hij zijn klacht tegenover de gouverneur Als redenen voor deze vertraging vermeldt d'hondt de illegale aanwezigheid van Ndyuka in de Boven-Commewi)ne en de Bovcn-Cottica, hun weigering in 1841 om patrouilles te ondernemen tegen ontvlud te slaven en in het algemeen hun "wangedrag" (I,f,) Anderzijds beaamden zowel de GS als assistent H С J Slcngarde ( ) "dat zij niet geheel ongelijk hebben ( ^ Uit bczuinigingsovcrwcgingen - vergeleken met de laatste uitdelingen was het begrote bedrag voor die van gehalveerd - werd getracht de goederen op gemakkelijker bereikbare plaatsen af te leveren Teneinde te garanderen dat de Bosnegers ditmaal tijdig aanwezig zouden zijn, gaf Slcngarde de boodschappers als geheugensteuntje een touwtje mee met daarin voor het aantal dagen tot de uitdeling knopen, waarvan er elke dag een ontstrikt moest worden Zowel de uitdeling bij de Ndyuka in februari 1849 als die bij de Saramaka een maand later liep uit op een mislukking Gouvemementssccrclaris J A Lisman was tevergeefs naar Albina afgereisd gaama Beeyman berichtte de houthandelaar en waarnemend posthouder M Montecatini dat hij niet was verschenen omdat het gouvernement weigerde gevolg te geven aan zijn bij herhaling naar voren gebrachte cis een posthouder te plaatsen in detapanahoni, hetgeen hij met name sinds hel bezoek van enkele Franse vaartuigen in de Marowijne noodzakelijk achtte voor de veiligheid van zijn volk Als tegenmaatregel dreigde hij zijn ostagiers in Paramaribo terug te roepen Ook gaama Wetiwojo van de Saramaka beklaagde zich erover dat de posthouder niet in zijn residentie Gaangoon aan de Pikilio verbleef, maar in Ginge' Zoals we zagen moest volgens artikel 4 uit het verdrag van 1837 de posthouder in of nabij de residentie van het grootopperhoofd zijn gevestigd In het algemeen waren het niet alleen de Bosnegers die zich probeerden te onttrekken aan diverse bepalingen van de vredesverdragen, maar hield het gouvernement zich er evenmin strikt aan, waarbij het er abusievelijk van uit ging dat de Bosnegers toch niet in staat waren om de talrijke artikelen van de verdragen te onthouden Assistent Slengarde erkende dat 'Wanneer men nu aanneemt dat het niet nakomen van het Contract door ons ontevredenheid onder hen verwekt, kan men ook niet ontkennen dat ZIJ goede reden hebben om wanneer zjj tegen het verdrag handelen, te kunnen beweeren, dat de blanken dit ook hebben geschonden ' Ook wat betreft de loodsen die overeenkomstig artikel 10 van het verdrag van 1837 moesten worden gebouwd op de getijstopplaatsen van de Bosnegers liet het gouvernement het afweten Daar het de Bosnegers niet was toegestaan zich elders op te houden, schreef de GS "terwijl bezwaarlijk het verbod kan worden gehandhaafd, daar wij zelve in gebreke blijven onze overeenkomsten na te leven" gaama Beeyman stelde dat hij het bencht over de uitdeling te laat had ontvangen om zich nog voldoende te kunnen voorbereiden, zoals door het beleggen van een gaan ( ' gaama Wetiwojo, die reeds in 1848 had kenbaar gemaakt de goederen niet in ontvangst te zullen nemen indien niet eerst enkele problemen waren opgelost, tekende bezwaar aan bij de levering van de goederen te post Gelderland in plaats van zoals gebruikelijk te post Victoria en verder betoonde hij zich solidair met de Ndyuka' ' De posthouder bij de Saramaka, С J Hiemcke, ontving in verband hiermee een ernstige reprimande daar hij, terwijl hij er van op de hoogte was dat Wetiwojo niet zou verschijnen, verzuimd had dit te melden aan zijn superieuren ( ' Na deze problemen besloot de GS - onder het mom dat het slechts een klein volk betrof - niet persoonlijk aanwezig te zijn bij de uitdeling aan de Matawaï Daarentegen stuurde hij assistent Slengarde, die gaama Afiti Jongman ertoe wist te bewegen de goederen te komen afhalen te Poika Kreek m plaats van te post Saron, waar de uitdel ing verder, op de gebruikelijke klachten over te weinig geweren en munitie na, min of meer probleemloos plaatsvond op 20 mei 1849 ' Na de mislukte eerste poging bij de Ndyuka en de Saramaka bepaalde het gouvernement dal zij de goederen zelf moesten komen afhalen in Paramaribo Beide groepen wisten de regering ervan te overtuigen dat dit vanwege transportproblemen ondoenlijk was Terwijl gaama 52

56 Wetiwojo zijn excuses kwam aanbieden bij de GS en stelde dat hij vanwege ziekte niet was verschenen, deelde zijn collega Beeyman mee dat hij geen eventuele ontvluchte slaven zou uitleveren totdat hij de goederen had ontvangen ( ' De tweede poging om de goederen uit te delen bij de Ndyuka vond plaats in juli 1850 De GS had besloten om niet meer zelf te gaan en stuurde wederom assistent Slengarde Aangezien Beeyman weigerde om de goederen afte halen in Albina, moest de boot voor de tweede keer onverrichter zake terugkeren naar de stad Beeyman suggereerde dat hij vanwege ziekte te laat zou zijn gearriveerd en hij stuurde de gouverneur zijn excuses De Koloniale Raad bepaalde vervolgens dat de goederen pas opnieuw zouden worden verzonden na bencht van aankomst van Beeyman in Albina De gaama die inmiddels reeds te Albina was gearriveerd, stuurde een drietal gezantschappen naar de stad, waar men echter tijdelijk niet over een boot voor transport beschikte Verbolgen dreigde Beeyman plantages in Boven-Commewijne te zullen aanvallen en ook waren er geruchten dat hij assistenl-posthouder A Kappler en de houthandelaar M Montecattini als gijzelaars naar de Tapanahoni zou meenemen Nadat Beeyman wederom zijn excuses had aangeboden, vond de levering van goederen uiteindelijk eind december 1850 met succes plaats Intussen was op 15 september 1850 ook de tweede poging tot uitdeling bij de Saramaka na de nodige problemen afgerond Wetiwojo was weliswaar wederom niet verschenen, maar namens hem werden de goederen in ontvangst genomen door kapitein Johannes Arabi De goederenuitdelingen van liepen aldus uit op een gênante vertoning voor het gouvernement, hetgeen ertoe zal hebben bijgedragen dat het tevens de laatste waren De wijze waarop deze uitdelingen verliepen, zijn een voorbeeld van de geringe invloed van het gouvernement in het binnenland, dit ondanks de stringentere bepalingen uit de nieuwe vredesverdragen Inspelend op de toegenomen bewegingsvrijheid van de Bosnegers, waardoor zij verondersteld werden via handel en loonarbeid zelf in hun behoeften te kunnen voorzien, koos men vanaf 1857 voor een nieuwe opzet, waarbij de periodieke goederenlevcranties werden vervangen door een vaste jaarlijkse toelage voor de gaama In eerste instantie werd besloten hiertoe een post van f 50 per maand pergrootopperhoofd op de begroting op te nemen De precieze hoogte van de toelagen zou nog nader worden bepaald In een Nota stelde de gouverneur voor om de gaama van de Ndyuka f 25 per maand toe te kennen en de beide andere gaama elk f 10 per maand Tevens moesten de posthouders de gaama duidelijk maken dat ze zelf een verzoek ter verkrijging van de toelage moesten indienen De toelagen dienden blijkbaar gezien te worden als een gunst van het gouvernement Uiteindelijk werd besloten dat de gaama van de Saramaka en de Matawaï f 15 per maand zouden ontvangen en die van de Ndyuka f 25 De toelagen waren niet alleen bedoeld om de Bosnegers uit hun isolement te halen, maar tevens, net zoals voorheen de gocdcrenlcveranties, als instrument van pressie, getuige de volgende passage uit de resoluties waarbij de toelagen werden toegekend zullende dit bedrag vermeerderd worden wanneer genoemd Groot-Opperhoofd doorslaande blijken blijft geven van zijne gezindheid om naar de inzigtcn van het Gouvernement te handelen " De vervanging van de periodieke goederenleveranties door toelagen betekende tevens een forse bezuiniging voor het gouvernement Voor de regering waren de Bosnegers "tot nog toe een lastpost voor de kolonie" en de diverse maatregelen om hen nader te integreren in de samenleving dienden mede om daann verandering te brengen Zowel de af te leggen belofte van trouw door de gaama in handen van de gouverneur als de financiële toelagen voor hen gaven de verhouding van de Bosnegers tot het gouvernement een ander karakter Ze verschaften de regering bovendien nieuwe sanctiemiddclcn, waarvan, zoals we nog zullen zien, gretig gebruik gemaakt zou worden Toen in 1868 gaama Beeymofu van de Ndyuka werd beëdigd in de stad en de eed van trouw aflegde in handen van de gouverneur, werd van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de Bosnegers wederom te bewegen nader in contact te treden met de overige bevolking alsook om hen onder grotere controle Ie brengen ( In het algemeen kan worden gesteld dat al deze pogingen om het isolement van de Bosnegers te doorbreken teneinde hen in te zetten binnen de koloniale economie weinig succes hadden Op 1 juli 1863 vond de afschaffing van de slavernij, de zogeheten Emancipatie, plaats en twee jaar later trad het nieuwe Regenngsrcglement (zie 3 1 ) in werking Alhoewel er geen speciale maatregelen ten aanzien van de Bosnegers werden getroffen, betekende de Emancipatie in feite een gedeeltelijke ontkrachting van de vredesverdragen De meeste artikelen uit deze verdragen verloren hiermee immers hun betekenis Bovenal echter kwam er met de afschaffing van de slavernij een einde aan de bijzondere politieke betekenis van de positie die de Bosnegers tot dan toe in de samenleving innamen immers de totale bevolking was vanaf toen vnj Het 53

57 decennium voorafgaand aan de Emancipatie werd gekenmerkt door een vrij grote mate van onrust onder de slavcnpopulatie en op diverse plantages vonden er opstanden en desertie plaats In hoofdstuk 1 5 verwezen we naar de opstand op de plantage Rae a Rae, waarvan de slaven zich voegden bij de Marrons van het Brooskamp Tot kort voor de Emancipatie werden Bosnegers ingezet bij militaire expedities ter achtervolging van ontvluchte slaven In 1849 keerden Ndyuka terug van een patrouille met elf ontvluchte slaven en de afgekapte rechterhanden van vier gedoden, waarvoor ze een premie van ƒ 240, (15 χ ƒ 16,--) ontvingen Het meenemen van de handen maakte geenen aangenamen indruk" op de GS De assistent van het CIB, Slcngarde, sprak van de 'wrccdaardigc en onmcnschclijkc wijze" waarop te werk was gegaan Dcposthoudcr moest de gaama laten weten dat ter wijziging van het verdrag van 1837 er geen premie meer voor gedode weglopers zou worden uitgekeerd, tenzij kon worden aangetoond dat het hierbij om zelfverdediging ging Een resolutie uit dat jaar bepaalde dat voor het overleggen van afgekapte handen geen premie meer zou worden uitgekeerd Toen op 4 december 1857 veertien slaven plantage De Vrede ontvluchtten, beval de gouverneur aan dat Bosnegers tegen een vangloon zouden worden ingezet bij de achtervolging ( Zelfs nog in 1862 werd er een premie van f 150 uitgekeerd aan Bosnegers die hadden deelgenomen aan een militaire expeditie om ontvluchte slaven van plantage Hazard te achterhalen Ook de contacten tussen Bosnegers en Marrons en de problemen rond de uitlevering van Marrons duurden voort tot aan de Emancipatie De posthouder bij de Ndyuka, С L d'hondt, die gevestigd was op de plantage Mon Bijou, maakte regelmatig melding van deze kwesties en stelde zich in verband hiermee onveilig te voelen Met het oog op de Emancipatie kwam ook de positie van de bij de Bosnegers gevestigde posthouders en bijleggers ter discussie te staan Naar aanleiding van de opheffing van de beperkingen aan de bewegingsvrijheid van de Bosnegers gaf de gouverneur de procureur-generaal te kennen dat deze de posthouders "ten ernstigste' duidelijk moest maken "dat hunne verhouding tegen over de boschnegers thans cene geheel andere wordt, dan de tot dusver bestaan hebbende " Teneinde het beoogde doel, te weten de integratie van de Bosnegers in de samenleving, te bereiken, moest hun vertrouwen worden gewonnen "en daartoe is het noodig, dat de posthouders alles wat maareene wantrouwende ruwe of minachtende bejegening gelijkt, vermijden, maar integendeel op eenen raadgevenden, vertrouwd ijken en ten goede leidenden voet met hen omgaan " (l Toen in 1857 de posthouder bij de Matawai. Corsten, overleed, werd in eerste instantie besloten deze vacature niet meer te vervullen ( Bij nader inzien werd gekozen voor een tussenoplossing en de gouverneur stelde dat "ofschoon het tengevolge van de veranderde omstandigheden, thans overbodig wordt geacht, om bij de boschnegers Posthouders te hebben ', het nuttig zou zijn in hun woongebieden een intermediair te hebben waarmee "gecorrespondeerd" kon worden " In 1857 werd eveneens besloten om de functie van ostagier op te heffen De ostagiers van de Ndyuka en de Matawaï waren reeds enkele jaren eerder overleden en nooit vervangen en de toelage van de ostagier van de Saramaka werd nu ingetrokken, waarbij hem de keuze werd gelaten terug te keren naar zijn woongebied of in de stad te blijven ' In 1863 besloot de regering ook de functie van "correspondent op te heffen "alzoo die voor het oogenblik van weinig nut schijnt te zijn, terwijl het met het oog op de toekomst nog onzeker is, waar dusdanig persoon zal moeten worden geplaatst ' Een belangrijke bron van informatie over de Bosnegers viel hierdoor tijdelijk weg 54

58 3. GRONDSTOFFENEXPLOITATIE EN VRACHTVAART: TOENEMENDE OVERHEIDSBEMOEIENIS, Bestuurlijke veranderingen De periode die loopl vanaf de Emancipatie tot en met de Tweede Wereldoorlog staal wat het binnenland betreft vooral in het teken van de grondstoffenexploitatie en de daarmee samenhangende vrachtvaart Dientengevolge nam het contact met het kustgebied en dus met het gouvernement toe De Emancipatie impliceerde een slatusverandenng in de samenleving voor de Bosnegers Aangezien het gouvernement na de afschaffing van de slavernij geen structurele sociaal-economische veranderingen doorvoerde teneinde de effecten hiervan op te vangen en het zich bleef blindstaren op de plantagescctor als peiler van de economie, ontstond het zogenaamde arbeidsprobleem Als oplossing hiervoor ging de regering, in navolging van Bnts Guyana, over tot de massale immigratie van contractarbeiders, te weten de Hindostanen (1873) en de Javanen (1890) Pogingen om ook de Bosnegers in te zetten in de landbouwsector sorteerden weinig rc>ultaat Meer ondanks dan dankzij het beleid van de overheid vond er vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw geleidelijk aan een diversificatie van de economie plaats, waarbij we naast de plantagelandbouw de opkomst zien van de kleine landbouw en van de grondstoffcnexploilalie Op bestuurlijk gebied noodzaakte de Emancipatie tot een wijziging van het Regeringsreglement - een soort grondwet - in 1865 Naast de gouverneur, die was belast met de uitvoerende macht en die hierin werd bijgestaan door een Raad van Bestuur als adviescollege, kwam er wederom een vertegenwoordigend lichaam, de Koloniale Staten Hiermee herkreeg Suriname een zekere mate van autonomie en werd tevens de grondslag voor de parlementaire democratie gelegd De Koloniale Stalen telden dertien leden, van wie vier benoemd door de gouverneur en negen gekozen via een zeer beperkt ccnsuskilsrccht Van een echte volksvertegenwoordiging was nog nauwelijks sprake Bij de wijziging van het Regcnngsreglement in 1901 werd hel censuskiesrecht enigszins uitgebreid en vanaf toen werden alle dertien leden van de Koloniale Staten gekozen Anderzijds werd de invloed van dit lichaam juist beperkt ten gunste van hel Nederlandse opperbestuur dat toen kon ingrijpen via Koninklijke Besluiten BIJ de Staatsregeling van 1936 werd onder meer de naam "kolonie vervangen door "overzees gebiedsdeel Het ledental van het vertegenwoordigend lichaam, sindsdien Staten van Suriname geheten, werd uitgebreid tot vijftien, waarvan er echter vijf werden benoemd door de gouverneur, onder het voorwendsel dat het intussen numeriek sterk gegroeide aantal Hindostanen en Javanen ondervertegenwoordigd dreigde te raken Alhoewel het censuskiesrecht werd aangevuld met het capacitcilskiesrecht, als norm gold een ULO-diploma, vormde het kiezerskorps nog geen twee procent van de bevolking Politieke partijen bestonden nog niet, wel fungeerden bij tijd en wijle belangengroepen, de zogenaamde kiesverenigingen Van politieke participatie van de binncnlandbcvolking was nog geen sprake Zowel hel Regeringsreglement als de Staatsregeling ging uil van de eenheidsstaat Beide golden voor het gehele gtondgcbicd van Suriname In de praktijk was de werking echter beperkt tot het kustgebied In het binnenland oefende de regering slechts formeel het gezag uit en waren de feitelijke gezagsdragers de respectieve gaama In beide dokumenten werd echter met geen woord gerept over de bestuursstructuren in het binnenland Uit onder meer de vredesverdragen en de toelagen voor de gaama bleek dat deze structuren wel werden erkend door het gouvernement In 1863 kwam er een nieuwe indeling in districten, die vanaf toen onder een districtscommissaris (DC) stonden De districten vormden een administratief onderdeel van de centrale regering en zij kenden geen zelfbestuur In zijn bestuurstaak werd de gouverneur ondersteund door departementshoofden Eén van hen was de gouvernementssecretans (GS), die vanaf 1874 tevens belast was met het toezicht op de Bosnegers en de Indianen Voordien waren dit de Inspecteur van de Domeinen, de Nijverheid en de Landbouw (GB 1858, No 1), vanaf 1864 de Commissaris belast met het Staatstoezicht (GB 1864, No 7), na de beëindiging van het Staatstoezicht op 1 juli 1873 werd dit de districtscommissaris van Beneden-Para en Bcncdcn- Suriname (CAP, Resolutie van 28 juni 1873, No 1319) en, zoals vermeld, vanaf 1874 de GS (CAP, Resolutie van 1 mcil874,no 884) Deze functionarissen werden hierin bijgestaan door de districtscommissarissen en uiteenlopende ambtenaren in het veld Reeds in 1863 was 55

59 bepaald dat de districtscommissarissen zouden worden bijgestaan door officieren van de Gewapende Burgermacht, een functie die in feite werd gecombineerd met die van posthouder Alhoewel het laatste ambt was opgeheven, blijven wc de titel van posthouder regelmatig tegenkomen in de bronnen Na het vertrek van posthouder August Kappler in 1878 uit Albina, werd hier een bestuurspost opgezet die werd bemand door een ambtenaar, die tevens fungeerde als posthouder' voor de Bosnegers en de Indianen In 1893 werd Marowijnc een zelfstandig district met een DC, die in 1912 werd overgeplaatst van Albina naar Mungo In 1919 werd bij wijze van experiment wederom een posthouder geplaatst bij de Ndyuka en het lag aanvankelijk in de bedoeling dat dit ook zou geschieden bij de Saramaka (zie onder) Daarnaast waren er uiteenlopende andere ambtenaren die contacten onderhielden met de Bosnegers Eind negentiende eeuw is er sprake van zogenaamde schrijvers die de gaama ter beschikking werden gesteld Verder waren er sinds het einde van de negentiende eeuw enkele politieposten gevestigd in het binnenland, onder andere te Pongudu, en onderhielden ook ambtenaren van de dienst Boswezen, bosopzichters en houtvesters, contact met de Bosnegers Het rond 1910 opgerichte Korps Bospolilic was belast met een aantal speciale taken met betrekking lot de Bosnegers Ten aanzien van het contact tussen de dignitarissen en het gouvernement was bepaald dat dit diende te verlopen via de gaama Alleen de gaama zelf mocht zich rechtstreeks wenden tot de GS en de DC Drie van de belangrijkste berichtgevers gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw van wiens aantekeningen vele latere onderzoekers - en ook wij - dankbaar gebruik hebben gemaakt, verdienen aparte vermelding, namelijk W F van Lier ( ), die van werkzaam was als posthouder bij de Ndyuka, L Junker ( ) die werkzaam was als opzichter bij het Boswezen van en en die voornamelijk over de Saramaka berichtte, pater F Morssink ( ), de pionier bij de RK missie onder de Bosnegers De eerste jaren na de Emancipatie verslapte de aandacht van het gouvernement voor de Bosnegers tijdelijk aangezien het zich meer ging richten op het in stand houden van de plantage-economie en de daartoe noodzakelijk geachte immigratie van Hindostaansc en later ook Javaanse contractarbeiders De Commissaris belast met hetcib,g Duyckinck( ), schreef bij herhaling in zijn jaarverslagen over de Bosnegers en Indianen Het wetenswaardige betreffende deze beide ïnlandschc volksstammen is uiterst schraal ' 3.2. Houtkap Aangezien de contacten van de Bosnegers met hel gouvernement voor een belangrijk deel werden bepaald door hun economische activiteiten, zullen wc deze als kapstok gebruiken teneinde nader inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de politieke verhoudingen De economische activiteiten van de Bosnegers concentreerden zich traditioneel op zelfvoorzicnendc bezigheden zoals landbouw, jacht, visvangst en het verzamelen van bosprodukten De landbouw had het karakter van shifting cultivation Nabij de dorpen werden zogenaamde kostgronden aangelegd, veelal niet groter dan anderhalve hectare, waarop naast droge rijst voornamelijk allerlei aardvruchtcn werden geteeld Als de kostgrond na enkele jaren was uitgeput - er werd niet aan bemesting gedaan -, werd een nieuwe aangelegd Er bestond hierbij een arbeidsverdeling naar sekse, de mannen zorgden voor het openkappen en branden van de kostgrond en de vrouwen droegen zorg voor het planten, het onderhoud en het oogsten De diverse activiteiten waren gerelateerd aan de seizoenen van het jaar De belangrijkste economische activiteit van de Bosnegers sinds eind achttiende eeuw vormde de houtkap In hoofdstuk 2 3 wezen wc reeds op hel belang hiervan voor de koloniale economie gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw Hiertoe vestigde ongeveer een derde van de Ndyuka zich in het Colticagcbicd, waar het transport van de houtvlotten minder belemmering ondervond van de stroomversnellingen en waar de produkten, gezien de nabijheid tot het plantagegebicd, gemakkelijker verhandeld konden worden ' De houtkap was seizoenwerk, waarbij groepen mannen, veelal in familieverband, gedurende langere perioden m werkkampen verbleven Het hout werd vierkant gekapt en vervolgens in vlotten, de zogeheten kokeroko, naar de plantages en, in mindere mate, naar de stad vervoerd, waar het werd verkocht en men zich allerlei benodigdheden aanschafte Verdere bewerking van het hout, afgezien van het voor de privé huishouding gebruikte houtsnijwerk en het vervaardigen van korjalen, is wel overwogen, maar in deze periode vrijwel met gerealiseerd In 1899 bijvoorbeeld verzocht gaama Oseyse (1884/ ) van de Ndyuka de DC van Marowijne om een grote houtzaag zodat zijn volk het zagen van vierkant hout in planken kon leren, zoals dat onder meer in het Paragebied gebeurde De DC, die er een nieuwe kans op werkgelegenheid 56

60 voor de Bosnegers in zag, ondersteunde dit verzoek Uit een rapport van 1929 blijkt echter dat de Bosnegers vrijwel geen gebruik maakten van houtzagen Toen na de Emancipatie veel houlplantagcs verlaten werden, werd de houtkap voornamelijk nog verricht door de Bosnegers Teneinde ordening in hel bosbeheer te brengen werd in 1904 de Dienst voor het Boswezen opgericht Deze dienst die onder leiding stond van een houtvester, hield zich bezig met zowel het bosonderzock als de bosexploitatic Enkele jaren later werd aan deze dienst cen Korps Bospolitie toegevoegd dat zich onder meer bezig hield met het toezicht op de houtkap en op het balalabcdrijf Sindsdien nam ook hel aantal particuliere bedrijven in de houtsector toe Deze hadden op hun concessies veelal loonarbeiders in dienst In dejaren 1920 werd echter nog steeds de helft van de houtproduktic geleverd door de Bosnegers Als houtkappers namen ZIJ dus een belangrijke en onmisbare plaats in de economie in Terwijl de Bosnegers voorheen het hout veelal rechtstreeks in de stad afleverden, verkochten zij het sinds 1919 in locncmcndc mate aan houtopkopers die vaak in dienst waren van de houtzaagmolens in de stad Vanaf dat jaar werden de Bosnegers namelijk verplicht om retributie te betalen over bewerkt hout (zie onder) Deze retributie bedroeg 50 cent per blok hout en moest contant betaald worden wanneer zij met hun houtvlotten de betreffende politiepost aan de rivier passeerden Aangezien deze contante betaling problemen opleverde, verkozen velen om het hout voordien te verkopen aan de houtopkopers ' Tot de opkomst van de vrachtvaarl ten behoeve van de grondstoffcnexploitatie rond 1880, vormde de houtkap de belangrijkste bron van inkomsten voor de Bosnegers Met de afnemende betekenis van de vrachtvaart rond 1920 zochten zij weer in toenemende mate emplooi in de houtsector' De houtkap was zwaar werk waar echter goed mee verdiend kon worden Lonen van vier gulden tol hoger per dag waren gangbaar ' Bij de bespreking van de vrachtvaart zullen wc zien dat dergelijke lonen beduidend hoger lagen dan hetgeen arbeiders in andere sectoren van de economie verdienden In 1925 werd uit bczuimgingsoverwcgingen de Dienst voor het Boswezen opgeheven en slechts een afgeslankte Bospolitie werd als onderdeel van het Departement van Landbouw gehandhaafd De Bospolitie, die viel onder het oppertoezicht \ an de PG, was levens belast met enkele speciale taken met betrekking tol de Bosnegers en de Indianen Naast hel uitvoeren van bcstuursopdrachtcn moest zij controle uitoefenen op de verkoop van hout aan de handelaren en de verschuldigde retributie innen Verder moest de Bospolitie toezicht houden op de situatie in de dorpen, het aankweken van voedingsgewassen stimuleren en in het algemeen inlichtingen inwinnen over de bevolking Door gebrek aan menskracht was de Bospolitie nauwelijks in staat om al deze taken adequaat te vervullen Twee bekende personen uil deze periode die veel in contact hebben gestaan melde Bosnegers waren de houtvester J W Gonggrijp ( ) en de bosopzichter L Junker ( ) In de vredesverdragen uit dejaren 1830 was geregeld dat de Bosnegers vrij hout mochten bewerken in de hun toegewezen woongebieden Artikel 3 uit het verdrag met de Ndyuka stelde 'ZIJ zullen moeten blijven wonen in Auka en onder geen voorwendsel ook houtwaren als anderzinds bewerken, dan op een afstand van drie dagen varens boven den Post Oranjewoud ' Artikel 10 uit hetzelfde verdrag bepaalde Zij zullen de vrijheid behouden om houtwaren, rijst en andere artikelen, welke door hun voor dagclijksch gebruik worden gecultiveerd of bewerkt l aftebrengen en te verkoopen Zoals we in hoofdstuk 2 3 zagen, wijzigde de overheid reeds enkele jaren later haar standpunt en in een missive aan de posthouderbij de Ndyuka werd gesteld dat de Bosnegers ook elders in de kolonie hout mochten bewerken "Gij moet hun doen begrijpen, dat de geschenken voortspruiten uit het goed hart van de blanken, die in hunne behoeften heeft willen voorzien, toen zij aan alles gebrek leden Deze behoefte bestaat niet meer, want wie maar wil kan hout kappen en verkopen zooveel hij vcrkiescht Zij, die te lui en te afgodisch zijn om Auka te verlaten hebben schuld, dat zij niet veel verdienen, daar hen de weg daartoe is aangewezen, door af te zakken en de beneden Marowijnc, de Wanekreek, de Cocrmotibo en de Boven-Cottica te bewonen door kostgronden aan te leggen, hout te bewerken en met den blanken op den vreedzaamsten voet te leven De discussie over de vraag waar de Bosnegers al dan niet /onder vergunning en zonder het betalen van retributie hout mochten bewerken, zou tot ver in de twintigste eeuw voortduren en het beleid van het gouvernement hierin was niet altijd eenduidig Toen bleek dat er regelmatig op illegale wijze hout vanuit de districten naar de stad werd vervoerd, waarop bij pubhkatic werd gesteld dat inlandse houtwaren slechts met een schriftelijk bewijs mochten worden vervoerd (16), werd in 1864 bij resolutie beslist dal deze Ы palingen "vooralsnog met op de boschncgers zullen worden toegepast" 57

61 Toen de Kwinti aan de Coppename in 1894 via bemiddeling van de hoofdvoorstander van de EBGS duidelijkheid vroegen omtrent de grens van hun woongebied, vroeg de gouverneur de DCs om nadere informatie en hij stelde: "De noodzakelijkheid is gebleken om de grens vast te stellen waarboven de boschnegers op de tot dusver door hen gebruikelijke wijze, d.i. zonder speciale vergunning en kosteloos, timmerhout zouden mogen bewerken en wegvoeren en zich zouden mogen vestigen en kostgronden aanleggen." l. Om niet geheel duidelijke redenen is het slechts tot een afbakening van het woongebied van de Kwinti gekomen, namelijk tussen de Columbus- oftewel Blakawatra Kreek en de Raleigh Vallen (l l Voorgesteld werd tevens dat buitenstaanders geen vergunning voor het bewerken van timmerhout in dit gebied zouden verkrijgen l ". Aangezien zich al spoedig regelmatig problemen voordeden tussen boscxploitanten en de Kwinti, ontspon zich een uitvoerige discussie over de rechten van de Bosnegers en over een nieuwe afbakening van hel woongebied van de Kwinti. Hel lid D.H. Havelaar van de Raad van Bestuur stelde dat de grondstoffenexploitalie noopte tot een nieuwe verhouding tussen de Bosnegers en het gouvernement. Hij verwachtte dat met de aan te leggen Lawaspoorwcg en de toenemende exploitatie van het binnenland het rijk van de Bosnegers vanzelf langzaam zou verdwijnen: "Hoe eerder het gchcele boschnegerdom verdwijnt en wordt opgenomen onder de gewone ingezetenen der kolonie, hoe beter...". Havelaar was echter legen het gebruik van dwang en suggereerde dat het gouvernement zijn invloed moest aanwenden bij de benoeming van nieuwe grootopperhoofden. Een ander lid van de Raad van Bestuur, H.D. Benjamins, vond eveneens dat het tijd werd voor een andere politiek ten opzichte van de Bosnegers: "Die heeren hebben reeds te lang den baas gespeeld in onze bovenrivicren." Volgens Benjamins stonden de Bosnegers de ontwikkeling van het betreffende gebied in de weg en moest worden bekeken of het de Kwinti toegewezen gebied niet te groot was voor zo een klein volk. Intussen hadden de Kwinti zelf al te kennen gegeven dal hun woongebied wat de houtkap betrof reeds vrijwel was uitgewerkt en zij verzochten om uitbreiding ervan ten zuiden van de Raleigh Vallen. In eerste instantie werd besloten hun dit gebied toe te kennen, maar in tweede instantie werd dit verzoek afgewezen en werd besloten dat zij voor het bewerken van cederhout ten zuiden van de Raleigh Vallen concessie moesten aanvragen legen tien cent per hectare '"'. Uiteindelijk werd in 1905 met de Kwinti overeengekomen dat zij voor een periode van twintig jaar "voor hun uitsluitend gebruik" het gebied tussen de Tangimama Kreek en de Granpatibuka Kreek 1er diepte van vijf kilometer langs de rivier kregen toegewezen. Wat hun oude woongebied betrof behielden ze slechts rechten op de plaatsen waar hun dorpen en kostgronden zich bevonden l ~ '. In 1914 liet GS, Mr. L.J. Rietberg ( ), naar aanleiding van problemen rond de houtkap door Bosnegers in het Cottica- en Boven-Commcwijncgebicd, blijken er geen voorstander van le zijn om voor de overige Bosncgervolkcn een soortgelijke regeling te treffen. Volgens hem was de toenmalige regeling voor uitgifte van gronden in concessie met bescherming van de belangen voor de Bosnegers voldoende. Rietberg stelde dat de Bosnegers "niet dan met gedoogen" hout mochten kappen zonder concessie. De GS was een tegenstander van het uitbreiden van "afzonderlijke voorrechten" van de Bosnegers en hij stelde: "Men moet er naar streven de bijzondere positie der boschnegers eer te verzwakken dan te versterken zoodat ze langzamerhand op gelijke lijn komen te staan met de overige bevolking." en: "Het zoude m.i. geen verstandige politiek zijn tegenover de boschnegers den schijn op zich te laden alsof men erkende cenig recht hunnerzijds op het terrein bezuiden de vallen; integendeel moet steeds vastgehouden worden aan het beginsel dat de Gouverneur overal mag doen wat hij goed acht en dat hun voorrechten alleen van zijn goedheid afhangen." en: "De boschnegers hebben geen recht om hout te bewerken boven anderen en de tractaten bepalen er niets over.". Blijkbaar was Rietberg onvoldoende op de hoogte van de inhoud van de vredesverdragen uit de jaren dertig van de negentiende eeuw. Pas in 1919 kwam hettot een voorlopige regeling van deze kwestie. Bij resolutie werd bepaald dat de Bosnegers en de Indianen, met uitzondering van de Kwinti aan de Coppename, verplicht waren overal in de kolonie waar ze hout wilden bewerken voor verkoop een vergunning moesten aanvragen. Deze vergunning moest om de drie jaar vernieuwd worden en er hoefde geen conccssicrccht te worden betaald. Over het te verkopen hout moest retributie worden betaald. Deze retributie gold zowel boven als beneden de vallen. Voor de houtkap boven de vallen - het traditionele woongebied van de Bosnegers - was geen vergunning vereist. Reeds in 1917haddcGSaan/jaa/na Amakiti ( ) van de Ndyuka geschreven dat de Bosnegers voor het bewerken van hout buiten hun woongebieden concessie moesten aanvragen. Uit een Nota van de houtvester J.W. Gonggrijp omtrent de problemen met de Bosnegers rond de 58

62 houtkap blijkt dat gaama Amakiti er van uit ging dat de Bosnegers vrij waren om overal hout te kappen Bovendien stelde Amakiti dat de Bosnegers en de blanken elk hun eigen gouvernement hadden ( ' In 1918 kwam Gonggrijp desondanks tot een vergelijk met Amakiti, waarbij voor het Cottica- en Bovcn-Commcwijnegcbicd een regeling werd getroffen overeenkomstig de resolutie van 1919 Volgens de houtvester was deze resolutie mede uitgevaardigd omdat houtopkopers regelmatig de retributie die over bewerkt hout betaald moest worden, trachtten te ontduiken door voor te wenden alsof het hout afkomstig was van de Bosnegers De regeling uil 1919 heeft gefunctioneerd tol de afkondiging van de houtvcrordcning in 1947 en schijnt in de praktijk weinig aanleiding tot fundamentele problemen te hebben gegeven In 1934 zag de GS zich echter genoodzaakt gaama Abunawooko ( ) van de Paramaka te dreigen met inhouding van diens toelage als hij niet zorgdroeg voor de betaling van retributie over bewerkt hout door zijn onderdanen Zoals gesteld keerden met het afnemen van de betekenis van de vrachtvaart na de Eerste Wereldoorlog de Bosnegers geleidelijk aan weer terug naar de houtkap In de houtvcrordcning uil 1947 was ter bescherming van de rechten van de Bosnegers een /ogenaamde garanticformulc opgenomen "De houder van een vergunning tot het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van hout of van een concessie tot exploitatie van hout moet de rechten van Boschnegers en Indianen op hunne dorpen, nederzettingen en kostgronden, welke binnen den omtrek van hel afgestane terrein mochten zijn gelegen, eerbiedigen ' Tevens was in deze verordening een bepaling opgenomen die de mogelijkheid inhield dat de Bosnegers onder speciale voorwaarden een vergunning voor de houlexploitatie konden verkrijgen De diverse wettelijke bepalingen ten aanzien van de houtkap konden niet verhinderen dat zich desondanks regelmatig problemen voordeden tussen exploitanten en Bosnegers In verband met de houtkap vestigden Ndyuka zich in het begin van de negentiende ееиіл niet alleen in het Cotticagcbicd, maar ook aan de Saramacca Rivier Gezien de problemen die zij in dit laatste gebied zouden veroorzaken, werd de burgerkapitcin van de divisie Saramacca opgedragen hen te verwijderen Eigenaren van houtgronden in het Cotticagcbicd beklaagden zich bij het gouvernement over de concurrentie die zij ondervonden van Bosnegers, die hun hout goedkoper zouden verkopen De eigenaren wilden dat deze houtkap werd slopgezet, of dat de Ndyuka net als zij lasten zouden betalen Een andere eigenaar van een houtgrond werd daarentegen juist aangeklaagd door het gouvernement omdat hij een Bosneger als directeur had aangesteld, hetgeen, zoals wc zagen, indruiste tegen de bepaling in enkele plakaten dat Bosnegers niet op plantages mochten verblijven Ini 830 maakte de voormalige posthouder bij de Saramaka, J W S van Eyck, er melding van dat de Bosnegers voor het door hen verkochte hout veel minder ontvingen dan de houtplantages De conflicten rond de houtopkoop laaiden voortdurend op en eind 1944 staakten Bosnegers in het Cotticagebied in verband hiermee tijdcli k de houtafvocr In een missive aan de grootopperhoofden Atudcndu, Amatodya en Asaf Kinc van 22 januari 1945 maakte de gouverneur, na door de houtcontroleur te zijn ingelicht over de moeilijkheden die de Bosnegers ondervonden bij het bewerken van hout, bekend dat hij de directeuren van de houtzaagmolens had opgedragen om meer voor het hout te betalen De missive bevatte de nieuwe houtpnjzcn en gaf tevens richtlijnen ten aanzien van hel gekapte hout Teneinde bedrog te voorkomen, moesten de houtopkopers gebruik maken van een door hel gouvernement goedgekeurde maalslok en mecthaak De moeilijkheden bleken hiermee niet geheel te zijn ondervangen, getuige de bijeenkomst een jaar later met gaama Atudcndu ( ) van de Saramaka op de gouverncmentssecretane Atudendu, die overigens slecht geïnformeerd bleek te zijn en de hem vergezellende kapiteins daarover verbolgen aansprak, beschuldigde de opkopers ervan dat zij de Bosnegers bestalen door onder meer het hout onjuist op Ie meten Gouvcrnemcntssecretaris H Kleine ( ) adviseerde hem om het hout voorafgaand aan de verkoop te laten meten, waartoe ZIJ beschikten over een door het gouvernement goedgekeurde meetstok Tijdens een dienstreis die DC Jan Michels in november 1947 naar Bovcn-Surinamc maakte, beklaagde Atudcndu zich wederom over de prijzen die de Bosnegers voor hun hout betaald kregen Bdoftcn voor hogere prijzen, waar Michels blijkbaar niet van op de hoogte was, waren volgens Atudendu niet nagekomen Michels erkende "Gemeten naar de arbeidsprestatie is inderdaad in vele gevallen [de] ( opbrengst te gering ' 6 ' Terwijl de Bosnegers zich regelmatig beklaagden over bedrog door de houtopkopers en door de houtzaagmolens in Paramaribo, stelden de laatstcn dat de kap door de Bosnegers slordig en ondeskundig geschiedde en dat hun toevoer onbetrouwbaar was Desondanks maakten de houtonderncmers dankbaar gebruik van de werkzaamheden van de 59

63 Bosnegers, die niet alleen beter vertrouwd waren met de exploitatiegebieden, maar bovenal goedkoper dan vaste loonarbeiders (T7) 3.3. Bagasï-ten: vrachtvaart Vanaf 1863 vond er geleidelijk aan een diversificatie plaats van de Surinaamse economie In verband met het proces van industrialisatie in Europa en in de Verenigde Staten werden de kolomen naast producenten van landbouwproduktcn nu ook belangrijk als leveranciers van grondstoffen In Suriname ging hel hierbij naast hout vooral om goud en balata en vanaf de twintigste eeuw om bauxiet De balata- en goudwinning vormden een tijdlang de belangrijkste sectoren van de economie ( ' Voor de economie van Frans Guiana was het belang van de goudindustrie nog veel groter In beide sectoren speelden de Bosnegers als vrachtvaarders, trace-kappers en gidsen een cruciale rol Beide grondstoffen werden namelijk gewonnen in het moeilijk toegankelijke binnenland, waar slechts de Bosnegers en de Indianen de door talloze stroomversnellingen en watervallen bemoeilijkte vaart op de bovennvieren beheersten In verband met de toenemende internationale vraag naar goud vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, hetgeen samenhing met de zogenaamde gouden standaard die door veel landen werd gehanteerd, herleefde ook in Suriname de belangstelling voor de exploitatie Reeds vanaf de zestiende eeuw veronderstelde men hier de aanwezigheid van goud, getuige de mythische verhalen omtrent het goudmeer Parima en El Dorado * ' Gezien de gunstige resultaten van de winning in Frans Guiana vanaf rond 1860 werd in 1874 de waarnemend GS, Mr Ρ Alma, op een expeditie naar de Marowijne gezonden Nevendoel van deze expeditie was te letten "op de belangen der Boschnegers en Indianen en op de wijze waarop deze aan eventueele ondernemingen aan de Marowijne wclligt zouden kunnen verbonden worden en dat hij [Alma] zich tot dat einde zooveel noodig met de opperhoofden dezer stammen zal hebben te verstaan Het lag in de bedoeling van het gouvernement "in het belang der Boschnegers en Indianen maatregelen te nemen die tot hunne beschaving kunnen leiden en hen tot nuttige leden der koloniale maatschappij kunnen vormen Zoals wc al vermeldden, bezocht Alma tijdens deze expeditie, waarop hij onder meer werd vergezeld door 'posthoudcr' A Kappler, ook de toen nog vrij onbekende Paramaka Alma bepleitte meer aandacht van hel gouvernement voor de Bosnegers en de Indianen teneinde tegenwicht te bieden aan de toenemende Franse invloed aan de Marowijne Hij betoonde zich een voorstander van kerstening en onderwijs en hij wilde de houtkap stimuleren, waarover dan wel belasting betaald moest worden Tijdens deze expeditie ontmoette de GS ook gaama Beeymofu ( ) van de Ndyuka, die zich erover beklaagde dat zijn volk benadeeld werd omdat het geen goederen meer ontving en nu belastingen moest betalen en verder onvoldoende in de gelegenheid was om hout tegen goede prijzen te verkopen Aangezien de uitslag van deze expeditie positief was, werd de goudexploitatie reeds vanaf 1875 ter hand genomen Er ontstond een ware goudkoorts en het gouvernement schiep een gunstig investeringsklimaat De exploitatie kwam voornamelijk in handen van particuliere buitenlandse bedrijven die de winsten uitvoerden en niet herinvesteerden De goudwinsten die het land verlieten, hadden de Nederlandse subsidies aan Suriname kunnen dekken en daardoor de economische onafhankelijkheid van de kolonie vergroten Vanwege de gunstige bedrijfsresultaten werd eindjaren 1890 overgegaan op mechanisatie In 1895 werd bij de Pak ira Kreek de eerste spoorlijn van Suriname aangelegd en lussen volgde de aanleg van de omstreden Lawa-spoorweg, die liep van Paramaribo naar Dam aan de Sara Kreek, een lengte van 173 kilometer Aangezien de mechanisatie weinig deskundig verliep, ging men vanaf begin twintigste eeuw over op de exploitatie van kleine bedrijven Dit resulteerde in een korte opleving, maar in verband met het uitblijven van gouverncmentssteun zakte de produktie al spoedig ineen Het gouvernement trad regulerend op door het uitvaardigen in 1882 van een goudverordening Ter bescherming van de rechten van de boslandbewoners werd hierin de volgende bepaling opgenomen "Door geen concessie en haar gevolgen mogen rechten geschonden worden van Bosnegers en Indianen op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden, welke binnen de omtrek van het uitgegeven perceel mochten zijn gelegen In geen geval kan op grond hiervan de ontginner vermeerdering van uitgestrektheid of vermindering der betaalde gelden gevorderd worden " ( ' Een soortgelijke ontwikkeling treffen we aan bij de balatawinning Onder invloed van de toenemende vraag op de wereldmarkt naar balata, die onder meer gebruikt werd voor de isolatie van telegraafkabels, werd in 1882 in Suriname de exploitatie ter hand genomen Vanaf de Eerste Wereldoorlog nam het belang van de balata snel af ten gevolge van de concurrentie van rubber 60

64 uit onder andere Azië, het gebruik van andere isolatiematerialen en de opkomst van de draadloze telegrafie In 1931 sloot het laatste grote bedrijf, de Balata Compagnie, en pas een jaar later werd in het kader van de werkverschaffing zelfstandige exploitatie mogelijk gemaakt (44) Alhoewel de Bosnegers in eerste instantie werkzaam waren in de vrachtvaart, als tracé-kappers en als gidsen, waren velen van hen ook direct betrokken bij de grondstoffencxploitatie als goudwinner en met name als balatableeder (45) Het transport ten behoeve van de grondstoffenexploitatie was gezien de moeilijke bevaarbaarhcid van de bovenrivicren met hun vele stroomversnellingen, vallen en zandbanken een monopolie van de Bosnegers en, in mindere mate, de Indianen Arbeiders, machinerieën, levensmiddelen en de af te voeren grondstoffen werden in de smalle houten korjalen van en naar de in het diepe binnenland gelegen concessies vervoerd ' In het grensgebied met Frans Guiana waren aan de Marowijnc Rivier de twee belangrijkste afvoerplaatsen Albina en het daar tegenover gelegen Saint Laurent Teneinde wildgroei in het transport te voorkomen werd met de regulering hiervan belast de in Albina gevestigde commissaris van het district Marowijne De grenssituatie en de grotere economische activiteit aan de Franse kant, waar veel hogere vrachtprijzen werden betaald, zorgden regelmatig voor problemen en bemoeilijkten de controle De vrachtvaarders, die argwanend stonden tegenover de bemoeienis van de DC, kozen uiteraard voor het meest lucratieve transport, maar werden gezien de moeilijk afdwingbare controle en vanwege hun geringe ervaring met de geldeconomie, ook regelmatig de dupe van de praktijken van de grondstoffcnexploitanlen Bij herhaling probeerde het gouvernement de Bosnegers ervan te overtuigen dat ze in eerste instantie vracht moesten vervoeren voor in Suriname gevestigde ondernemers ( Zelf pleegden de vrachtvaarders ook regelmatig sabotage door bijvoorbeeld de boten opzettelijk te laten zinken, waarna zij vervolgens zelf de gezonken vracht verkochten Speciaal in verband met de vrachtvaart werd er in 1888 als afgevaardigde van gaama Oseyse een kapitein in Albina aangesteld die zorg moest dragen voor een vlot verloop van het transport en die vanaf 1893 een toelage van 300 gulden per jaar genoot (50) Gezien de voortdurende problemen rond de vrachlvaart ging het gouvernement er toe over om met elk van de Bosnegervolken een vervoersovereenkomst te sluiten In 1909 werd de controleur van de belastingen en voormalig DC van Marowijnc, С Struycken de Roysancour, hiertoe naar gaama Oseyse van de Ndyuka afgevaardigd Hierbij werd voor de vrachtvaart het zogenaamde livrettensysteem ingevoerd Het livret was een boekje dat door de DC werd uitgegeven aan de vrachtvaarder en waann allerlei gegevens omtrent het vervoer werden genoteerd Bij dit systeem werd een maximum-vrachttarief vastgesteld De controle geschiedde door een commandant van politie De gesloten regeling gold ook voor de Saramaka die vracht vervoerden op de Marowijnc Tijdens deze bijeenkomst met Oseyse werd ten behoeve van de grondstoffenexploitatie tevens de vnje doorvaart op de Dyuka Kreek bewerkstelligd Deze kreek die van historische betekenis was voor de Ndyuka, was altijd ontoegankelijk geweest voor buitenstaanders Nog kort tevoren hadden de Ndyuka de wetenschappelijke expeditie onder leiding van Eilerts de Haan de toegang tot de Dyuka Kreek geweigerd De wens van Oseyse om de EBGS onderwijzer G Helder aangesteld te krijgen tot zijn persoonlijke secretaris werd afhankelijk gesteld van zijn medewerking bij het openstellen van de Dyuka Kreek Mocht Oseyse weigeren dan werd overwogen hem af te zetten als grootopperhoofd ' Soortgelijke vcrvoersovcrecnkomstcn, waarbij overigens het livrcttensysteem niet werd gehanteerd, werden gesloten in 1912 met de Matawaï (, in 1913 met de Kwinti aan de Coppenamc' 'enin 1914metdeSaramaka ( Een dergelijke overeenkomst met de Paramaka is niet bekend, maar het is waarschijnlijk dat de in 1909 met de Ndyuka gesloten regeling, gelijk het geval was met de Saramaka die vracht vervoerden op de Marowijne, ook voor hen gold Naast het regelen van de vrachtvaart was één van de hoofddoelen van deze overeenkomsten de Bosnegers meer onder het rechtstreeks gezag van het gouvernement te plaatsen en hen Ie doen gewennen aan orde ( ' De vrachtvaart, waarvan de bloeiperiode samenviel met die van de goud- en balata-exploitatie, namelijk de jaren , bracht een aantal ingrijpende veranderingen teweeg in de Bosnegersamenlevingen op zowel politiek, economisch, sociaal, cultureel als religieus gebied Deze effecten van de vrachtvaart waren niet voor elk van de Bosnegersamenlevingen dezelfde De vrachtvaart doorbrak verder het isolement van deze samenlevingen en bracht ze in nauwere aanraking met hel kustgebied en dus met het gouvernement Op een aantal van deze effecten zal nader worden ingegaan 61

65 Vanaf deze pcnode zien we dat dignitarissen met een zekere regelmaat bezoeken aan de stad brengen en met name degenen die goed stonden aangeschreven bij het gouvernement werden uitgenodigd om bijvoorbeeld de festiviteiten rondom koninginnedag bij te wonen Ten aanzien van de correspondentie tussen een gaama en de gouverneur was bepaald dat deze diende te verlopen via de desbetreffende DC De correspondentie van andere dignitarissen met het gouvernement moest verlopen via de gaama Belangrijke initiatieven tot het geïntensiveerde contact met de Bosnegers gingen uit van gouverneur С A van Sypesteyn ( ), die tevens gold als de vader van de goudwinning in Suriname Van Sypesteyn zag hierbij een voorname rol weggelegd voor de Bosnegers en tijdens zijn bestuur ondernamen diverse ambtenaren, onder wie de GS, Ρ Alma, en gouverne mentslandmeter W L Loth, dienstreizen naar het binnenland die mede als doel hadden het versterken van hel vertrouwen in het gouvernement van de Bosnegers Als eerste gouverneur bezocht Van Sypesteyn in 1878, 1879 en 1880 een aantal Bosnegerdorpen in het Bovcn-Colticagcbied en zijn bevindingen waren uitermate positief Niet alleen viel er een toename te constateren in de hoeveelheid geleverd hout, maar ook de diensten die de Bosnegers verleenden bij de grondstoffenexploitatic stemden tot tevredenheid Naar aanleiding van het bezoek in 1880 stelde het Koloniaal Verslag onder andere Ten onregte is vroeger wel eens beweerd dat de boschnegerstammen zich aan luiheid overgeven Zij verngten zeer zwaar werk 'en Het is opmerkelijk dat de boschnegers, vooral gedurende de laatste 3 jaren, meer en meer geneigdheid betoonen om met het beschaafde deel der bevolking in betrekking te komen " "Hunne bezoeken aan Paramaribo zijn ook veel talrijker dan vroeger, en het wantrouwen, dat hen vroeger steeds dieper in de bosschen dreef, wijkt hoe langer zoo meer Met genoegen werd verder geconstateerd dat reeds verschillende dignitarissen om een school hadden verzocht ( Overigens waren de verwachtingen van Van Sypesteyn ten aanzien van de ontwikkeling van de contacten met de Bosnegers bepaald niet te hoog gespannen ' De toenadering dier bevolking zal intusschen, naar mijn inzien, slechts zeer langzaam gaan Zij gevoelt zich volkomen vrij en gelukkig in hare wildernissen en heeft zeer weinige behoeften Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw verdrong de vrachtvaarl de houtkap als belangrijkste bron van inkomsten voor de Bosnegers Terwijl de organisatie van de houtkap min of meer in familieverband verliep, stond daarentegen bij de vrachtvaart het individuele ondernemerschap meer op de voorgrond Dit stond op gespannen voet met het tot dan min of meer egalitaire karakter van de Bosnegcrsamenlevingen en inkomensongelijkheid deed haar intrede Gezien de grote vraag raakte de meerderheid van de economisch weerbare mannen betrokken bij de vrachtvaart Schattingen over het aantal vrachten variëren van tot per jaar en het aantal te vervoeren passagiers schommelde tussen de en per jaar Een korjaal werd gemiddeld bemand door twee tot drie personen De maateenhcid waarin de vracht werd berekend was een vat, dat gelijk stond aan een vat zoutvlees van ongeveer 80 tot 100 kilo Personen werden al naar gelang hun status en de ruimte die zij wensten, berekend tegen een tot meer vaten Een korjaal kon buiten zijn bemanning zo een vier a vijf personen en zo een acht á twaalf vaten vervoeren Uitgaande van de situatie in het Marowijncgebied duurde de vaart stroomopwaarts gemiddeld twee weken en stroomafwaarts drie tot zeven dagen Deze tijdsduur was sterk onderhevig aan seizoeninvloeden en de waterstand De transportpnjzen schommelden sterk en werden beïnvloed door de af te leggen afstand, door vraag en aanbod en door de monopoliepositie van de Bosnegers In perioden van goudkoorts, zoals aan de Gonim, een zijtak van de Lawa, in 1901, konden de vrachtprijzen verdubbelen tot verdrievoudigen en kon er een groot tekort ontstaan aan vrachtvaarders Stroomafwaarts was het transport veelal veertig procent goedkoper Gemiddeld schommelde de prijs die berekend werd voor transport van Albina naar de Lawa Rivier tussen de ƒ 15, en de ƒ 22,50 per vat De gemiddelde verdiensten voor een vrachtvaarder bedroegen ruim ƒ 4,-- per dag, waarbij voor ogen dient te worden gehouden dat het lecuwedeel van de inkomsten terecht kwam bij de booteigenarcn, de eigenlijke ondernemers Ook in de bovenvermelde vervoersovereenkomsten tussen het gouvernement en de diverse Bosnegervolken worden daglonen van ƒ 3,-- en ƒ 4,, exclusief levenskost, vermeld Dergelijke lonen lagen ver boven die van de gemiddelde arbeider of ambachtsman in het kustgebied, die veelal niet meer dan tussen de ƒ 1, en ƒ 2,50 per dag verdiende, terwijl de contractarbeiders 60 en 80 cent per dag verdienden (60) De toegenomen welvaart onder althans een deel van de Bosnegers ging niet onopgemerkt aan de tijdgenoten voorbij en Statenleden merkten zelfs op dat de vrachtvaarders meer verdienden dan menig hoofdambtenaar en meer dan wat de koloniale kas ontving aan rechten over goud en balata' 6,) 62

66 Meer dan de houtkap brachten de goud- en balatawinning en de participatie van de Bosnegers hierin via onder meer de vrachtvaart, het binnenland binnen de invloedssfeer van de kapitalistische economie Het kenmerkende egalitaire karakter van de traditionele Bosncgersamcnlevingen raakte hierdoor in het gedrang De vrachtvaart kenmerkte zich door het individuele ondernemerschap dat haaks stond op het traditionele systeem van onderlinge steunverlening Het zware werk van de vrachtvaart kon slechts door de meest weerbare mannen worden verricht ZIJ waren minder dan voorheen bereid hun grote verdiensten te laten afromen door politieke en religieuze leiders en te delen met hun verwanten Op religieus gebied speelde de Gaan Gadu cultus, die rond 1890 bij de Ndyuka ontstond en zich snel verspreidde naar de overige Bosnegcrvolkcn, m op de gewijzigde produkticvcrhoudingen Deze cultus, waarvan de vrachtvaarders als een der belangrijkste motoren golden, hield een grote schoonmaak onder de diverse mediamickc culten en ze manifesteerde zich tevens als een anti-heksenjbeweging Niet alle inkomsten verkregen uil de vrachtvaarl bleven overigens in handen van de vrachtvaarders Een deel van de verdiensten kwam terecht bij de pricslcrkastc van de Gaan Gadu cultus en een ander deel bij de dignitarissen 3.4. De Aluku: een grensgeval-1 De toenemende economische activiteiten vanaf dejaren zestig van de negentiende eeuw in het Marowijncgebicd en met name de ontdekking van goud in 1885 in het Lawagebied. actualiseerden het grensgeschil tussen Suriname en Trans Guiana en leidden eveneens tot een andere verhouding tussen het Surinaamse gouvernement en de Aluku Zoals vermeld werd na de verovering van Suriname door Nederland als oostgrens de Sinnamary Rivier bepaald In 1764 ondernamen de Fransen een, overigens mislukte, poging om enkele etablissementen in het Marowijncgebicd te vestigen Ter voorkoming van mogelijke problemen met de Ndyuka, die blijkbaar toen reeds aan beide oevers van de Marowijne verbleven, kwam een Franse delegatie naar Paramaribo met het voorstel hiertoe een gemengde commissie in te stellen Alhoewel gouverneur Crommelin hier met op inging, werden de Ndyuka aangespoord zich slechts aan de linkcroc\ er van de Marowijne op te houden Ook de vestiging van een Franse redoute aan de Marowijne in 1766 werd door het Surinaamse gouvernement getolereerd ' Verder werden de Fransen betrokken bij de verwikkelingen rond de Aluku nadat dezen ten oosten van de Marowijne waren verdreven Uit deze gegevens - en wellicht mede omdat er in het Marowijncgebicd geen economische activiteiten werden ontplooid -, kan men afleiden dat het Surinaamse gouvernement zich stilzwijgend neerlegde bij de Franse opvatting dat de grens tussen beide kolomen werd gevormd door de Marowijne Rivier In hoofdstuk 1 5 zagen we dat geruchten over een gesloten vredesverdrag tussen de Fransen en de Aluku de aanleiding waren voor een Frans-Nederlandse overeenkomst op 9 november 1836, waarbij onder meer werd bepaald dal de Marowijne de grens vormde tussen beide kolomen Halverwege de negentiende eeuw namen de Franse activ liciten in hel Marowijnegcbied toe Er vestigden zich onder meer houthandelaren en vanaf 1852 werd begonnen met de aanleg van strafinrichtingen te Saint Laurent en Saint Louis De gemengde Trans-Nederlandse delegatie die in 1860 een verdrag sloot met de Aluku stelde onder meer vast dat de Lawa en niet de Tapanahoni alsbronnvicr van de Marowijne gold Om lot cen officiële vaststelling van de grens te geraken, vertrok in 1861 een gemengde Frans-Nederlandse commissie naar het Marowijncgebicd en ook ZIJ constateerde dat de Lawa de voortzetting van de Marowijne vormde Tevens werd vastgesteld dat de Litani en niet de Marowini Rivier de voortzetting van de Lawa vormde Om onduidelijke redenen werden deze bevindingen met in een tractaat vastgelegd Na de ontdekking van goud in het Lawagebied in 1885 en de resulterende problemen als gevolg van de onduidelijke grenssituatie, besloten Frankrijk en Nederland dit geschil voor te leggen aan tsaar Alexander III van Rusland, die in 1891 bepaalde dat de Lawa als grensrivier moest worden beschouwd Onduidelijkheid bleef, tot op heden, bestaan over het feit of de Litani-of de Marowini Rivier als voortzetting van de Lawa en dus als grens gold Ondanks de arbitrale uitspraak van de tsaar bleef het transport op de Marowijne Rivier problemen opleveren en in 1915 sloten Frankrijk en Nederland in Parijs een verdrag 1er regeling van de grens tussen Suriname en Frans Guiana over het gedeelte van de Marowijne tussen Stoelmansciland en Portal Wat betreft de rechten van de binnenlandbewoners bepaalde dit verdrag in artikel 1 ' De beide verdragsluitende Rcgcerin^cn verbinden zich, de verkregen rechten van de Boschnegers en Indianen, die de eilanden in üe rivier bewonen, te eerbiedigen ' Artikel 2 stelde dat "de vaart op dit deel van de riv icr vni" w as en niel mocht worden belemmerd Toen Frankrijk enkele jaren later passen verplicht stelde voor het transport op de Marowijne 63

67 en de DC van Marowijne in verband hiermee het vervoer op de rivier stillegde, keurde de gouverneur in een brief aan de DC diens maatregel af, maar stelde dat het vervoer op de rivier \nj was tenzij de Franse oever werd betreden Aan zijn Frans Guianese collega schreef de gouverneur, nadat Franse douane-ambtenaren enkele Bosnegers hadden aangehouden, dat deze handeling onterecht was en indruiste tegen het verdrag van 1915 ( Intussen kwamen de economische activiteiten aan de Surinaamse zijde langzamer op gang dan die aan de Frans Guianese kant In 1846 begon de Duitse ex-militair August Kappler aan de Marowijne met de houthandcl en hij stichtte er het plaatsje Albina Zoals we zagen werd Kappler tevens aangesteld tot assistent-posthouder bij de Ndyuka Kappler attendeerde het Surinaamse gouvernement bij herhal ing bezorgd op de Franse activiteiten en hun toenaderingspogingen tot de Bosnegers Als tegenwicht bepleitte Kappler, wellicht mede in eigen belang aangezien zijn werkzaamheden in de houthandcl weinig lucratief waren, mcergouverncmentsbcmocienis bij het opzetten van economische activiteiten in het grensgebied Nadat ook aan de Surinaamse kant de goudcxploitatic 1er hand werd genomen, nam het gouvernement in 1876 de helft van Albina van Kappler over en vestigde daar in 1878 een bcstuurspost, die gezien de aanvankelijk tegenvallende resultaten van de goudexploitatie voorlopig slechts met een ambtenaar werd bemand Deze ambtenaar fungeerde tevens als posthouder voor de Bosnegers en de Indianen Nadat als gevolg van de vondsten in het Lawagebied er een ware goudkoorts op gang was gekomen werd Marowijne in 1893 tot district verheven en werd Albina de standplaats van een DC l Enkele jaren eerder, in 1888, waren er, omdat het Lawagebied nog betwist was en er veel werd gestroopt door goudzoekers, reeds drie politieposten aan de Boven-Marowijnc gevestigd en waren er tevens speciale richtlijnen voor de Bosnegers vastgesteld ( De grondstoffcncxploitatic zorgde ook voor een wijziging in de verhouding tussen hel Surinaamse gouvernement en de Aluku en veroorzaakte verder wrijvingen tussen de diverse Bosncgervolkcn onderling Zoals we in hoofdstuk I 5 vermeldden, leidden de toenemende economische activiteiten in het grensgebied vanaf halverwege de negentiende eeuw tot een grotere belangstelling van hel Frans Guianese gouvernement voor de Bosnegers en met name voor de Aluku en ontstond dientengevolge hierover een getouwtrek tussen beide gouvernementen De in 1860 met de Aluku gesloten overeenkomst mocht niet verhinderen dat deze groep Bosnegers, die in het verleden weinig positieve ervaringen met de Surinaamse koloniale autoriteiten had opgedaan en zich bovendien sindsdien daardoor in de steek gelaten voelde, zich in toenemende mate oriënteerde op het Frans Guianese gouvernement dat zich - ondanks de geschetste wisselvallige contacten gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw -, slagvaardiger opstelde in het grensgebied Reeds in 1862 constateerde posthouder August Kappler dat de Aluku louter voor de Fransen werkten en dal velen van hen al Frans spraken gaama Adam oftewel Labi ( ) zou door de Fransen bezoldigd worden Adam werd vanwege zijn contacten met het Frans Guianese gouvernement ontboden naar Paramaribo en door de gouverneur ontvangen Kort daarop werd zijn opvolger, gaama Atyaba ( ), beëdigd in Paramaribo Ook waarnemend GS, Mr Ρ Alma, die in 1874 de expeditie naar de Marowijne leidde teneinde daar de mogelijkheden van de goudcxploitatic te bestuderen, bepleitte een actiever gouvcrncmcntsbelcid ten opzichte van de Bosnegers en Indianen om aldus een tegenwicht te bieden aan de toenemende invloed van de Fransen De pogingen van het Surinaamse gouvernement om de Aluku te bewegen zich meer stroomafwaarts te vestigen aan de Marow ïjne hadden, ondanks toezeggingen hunnerzijds, weinig resultaat ' Daarentegen vestigde een kleine groep zich in 1882 onder leiding van kapitein Apatu in het gelijknamige dorp, nabij de Armina Vallen aan de Franse oever van de Marowijne ( De vrachtvaart luidde een periode van welvaart in voor de Aluku en gaama Anato ( ), die zich als heer en meester beschouwde in de Lawa, ging er zelfs toe over stukken grond in concessie uil te geven aan ondernemers en lol te heffen Zich bewust van hel belang van de Aluku als vrachtvaarders speelden de Fransen in op hel gebrek aan voortvarendheid bij de Surinaamse autoriteiten en op de onlustgevoelens bij de Aluku ten aanzien van Suriname Gouverneur Le Cardinal van Frans Guiana reisde af naar Apatou, waar hij een overeenkomst sloot met gaama Anato, waarbij deze zich verbond ' den doortocht op den linkeroever der Lawa te beletten aan alle ontginners en goudwerkers, die zich zouden komen vestigen op het tusschen Frankrijk en Nederland betwiste terrein Overeenkomstig het tractaat van 1861 zal het opperhoofd voortgaan met zijn hulp, ondersteuning en bijstand te vcrlcencn aan elke expeditie opgaande naar den rechtu^vcr van de Lawa op terreinen, welke door de Directeur de 64

68 l'intérieur le Cayenne op rechtmatige wijze zijn afgestaan ' 'De Aluku werden beloond met geschenken en de gaama kreeg een jaarlijkse toelage Deze handelingen van de Aluku brachten hen in conflict met de grootste en belangrijkste groep Bosnegers in het Marowijnegebied, de Ndyuka, die nog maar kort tevoren de Aluku onder hun hoede hadden en nu met lede ogen toekeken hoe een deel van de lucratieve vrachtvaart aan hun neus voorbij dreigde te gaan De beide gaama Oscysc en Anato legden het geschil bij en sloten een onderlinge vervocrsovcrccnkomst, waarbij de Ndyuka de vrachtvaart tot het aan de Lawa gelegen Franse dorp Gransanti zouden verzorgen en de Aluku hogerop Na de arbitrale uitspraak van de Russische tsaar Alexander III in 1891, waarbij de Lawa Rivier als grens met Frans Guiana werd vastgesteld, werd de gouvcrnementslandmclcr W L Loth naar het aan de Lawa gelegen dorp Cottica, de residentie van de gaama van de Aluku, gestuurd teneinde een onderzoek te verrichten naar de tussen de Lawa en de Tapanahoni gelegen concessies en om de Aluku ertoe te bewegen Nederlands onderdaan te blijven Tijdens enkele bijeenkomsten van Loth met de net gekozen nieuwe gaama Ochi ( ), verklaarden de Aluku dat zij in 1860 slechts dankzij bemiddeling van de Fransen van de voogdij door de Ndyuka waren ontheven en dat zij sindsdien door hel Surinaamse gouvernement waren verwaarloosd Zij wilden eventueel wel Nederlands onderdaan blijven, maar eisten dan garanties tegen de Ndyuka Loth, die een Nederlandse vlag achterliet, stelde aanvankelijk een bijeenkomst in Paramaribo met beide gouverneurs voor ' Tijdens een vcrvolgbijcenkomst bleken de Aluku van gedachten te zijn veranderd en verklaarden zij zich als Franse onderdanen te willen beschouwen Een oudere Aluku stelde hel beeldend als volgt ' Meneer, wanneer u een kip er op nahoudt, die u nooit te eten geeft en uw buurman trekt zich het lot van hel dier aan, zoudl u dan denken, dal het beest bij u zou blijven, of gelooft u ook niet, dat het u zal verlaten en naar uw buurman gaan 9 Welnu, datzelfde is het geval met ons " ( '' Wel bleven de Aluku bereid om iedereen te transporteren Ixtth stelde daarop dat zij zich dan ook aan de Franse oever moesten vestigen en kort na zijn vertrek verzochten en kregen de Aluku hiertoe toestemming van het Frans Guiancse gouvernement ( ' Reeds enkele jaren later, in 1902, vestigde een tiental gezinnen onder leiding van ten zekere Bayo zich wederom aan de Surinaamse oever in de oude residentie Cottica Deze groep, die hierover in problemen geraakte met de I ranse Aluku, verzocht via Loth het gouvernement om een Nederlandse vlag en om Bayo aan te stellen als kapitein De gouverneur het een onderzoek instellen door Loth, die professor Van Loon op diens exploraticrcis naar de Lawa vergezelde, en stelde dat Bayo met een schriftelijke verklaring van toestemming van de dignitarissen van de Aluku een Nederlandse vlag kon krijgen Nadat Loth had vastgesteld dat noch gaama Ochi van de Aluku, noch gaama Oscysc van de Ndyuka, die door Bayo op de hoogte was gesteld van diens plannen, bezwaren had tegen de ν csliging in Cottica, zegde hij Bayo een Nederlandse vlag toe die deze moest ophalen in Paramaribo Op 21 april 1903 werden Bavo en zijn broer Adam ontvangen door de gouverneur Len concept-overeenkomst over de vestiging in Cottica en de toekenning van een vlag was reeds opgesteld Blijkbaar was Bayo voorafgaand aan deze audiëntie door de GS reeds voorzien van een kapilcinskostuum De gouverneur verbaasde zich hierover en zag zich voor een fait accompli geplaatst Tijdens dit bezoek stelde Bayo dat zij hel gezag van hun gaama bleven erkennen, maar dal zij zich in geval van problemen mei Nederlanders zouden wenden tot gaama Oscysc De gouverneur verklaarde dat inmenging van de Franse gaama in Surinaamse aangelegenheden niet kon worden getolereerd, waarna Bayo toezegde zich te zullen neerleggen bij hetgeen de gouverneur zou bepalen Bayo bracht verder naar voren dat ze het niet slecht hadden in Frans Guiana, maar dat gehechtheid aan de grond hen terugdreef naar Cottica De gouverneur besloot de bijeenkomst met te stellen dat Bayo de beloofde Nederlandse vlag pas zou krijgen nadal hij eerst de mening van gaama Oseyse over deze kwestie had vernomen De betrokkenheid van Oscysc vloeide voort uit de onduidelijkheid van gouvcrnemcnlswcgc over de status van de Aluku Pas nadat Loth er op had gewezen dat het een zelfstandige groep Bosnegers betrof, constateerde de GS dat Oseyse dus eigenlijk niets met deze zaak had uit te slaan Desondanks werd Oscysc geraadpleegd en deze stelde dat hij onbekend was met de kwestie De DC van Marowijne werd nu opgedragen om een nader onderzoek in te stellen Deze speelde de opdracht door naar de inspecteur van politic, J С W Brunings, die in zijn rapport opmerkte dal volgens een ooggetuige gaama Oseyse wel degelijk had verklaard geen bezwaar Ie hebben legen de vestiging van Bayo te Cottica Hierop schreef de GS aan de DC van Marowijne dat de gouverneur bereid was Bayo aan te stellen tot kapitein "zoodra hij schriftelijk verklaard heeft geheel los te staan van het opperhoofd der Bonm's op Fransch grondgebied, zoodat van inmenging van dezen in hetgeen op Ncdcrl territoir plaats- 65

69 ь* L L 1 #1 1 Я щ ê ífr: K W *ша * Е^я ^Щ*%/Г%» г^-с ч V bri ШЛк "Kapitein" Bajyo van de Cottica-Aluku,

70 heeft nimmer sprake zal kunnen zijn " De oorspronkelijke toevoeging dat Bayo tevens moest verklaren dat hij zich bij geschillen lussen hem en de Franse Aluku zou wenden tot gaama Oseysc, was weggelaten Jaren later, 1919, verklaarde Bayo tegenover posthouder Willem van Lier dat hij dit bericht van de gouverneur nooit had ontvangen Het al dan met benoemen van Bayo werd een slepende kwestie Diverse keren reisde Bayo hiertoe vergeefs naar de stad en verschillende personen beijverden zich voor zijn benoeming Intussen bestond er in gouverncmcntskringen nog steeds onduidelijkheid over de status van deze groep Aluku De DC van Marowijnc, SE Juta ( ), die meerdere malen de benoeming van Bayo bepleitte, meende in 1917 dat ZIJ zich hadden afgescheiden van hun Franse groepsgenoten en dat zij zich als Ndyuka beschouwden De nieuwe gaama van de Ndyuka, Amakiti ( ), werd gevraagd om zijn mening en deze stelde geen bezwaar te hebben aangezien Bayo deze functie in de praktijk al geruime tijd vervulde, ook voor de Ndyuka die aan de Law a vracht vervoerden Ondanks hel uitblijven van de officiële aanstelling door het gouvernement werd Bayo dus blijkbaar door zijn eigen mensen wel beschouwd als kapitein Ook ten aanzien van het aantal Cottica-Aluku liepen de meningen uiteen Sommigen spraken van 150 en 200 en Van Lier noemde aantallen van 75 en 60 op een totaal van 300 á 400 Aluku Volgens hem woonden er ook enkele Saramaka samen met Aluku-vrouwen In 1919, toen Bayo wederom in de stad was, verklaarde deze tegenover Van lier, die een voorstander was van zijn benoeming, dat hij hier geen waarde meer aan hechtte, daar hij zich schaamde voor zijn vele vergeefse bezoeken aan de stad Mocht het gouvernement hem toch nog willen aanstellen, dan was hij hiertoe bereid, maar zou dan graag, evenals kapitein Andreas van Albina, een toelage ontvangen De situatie nam een andere wending als gevolg van de betrokkenheid van Bayo bij de grote vrachtvaardersstaking van 1921 (zie onder) Van Lier weet deze betrokkenheid van Bayo aan de tegenwerking die deze in hel verleden had ondervonden bij zijn aanstelling als kapitein Reeds eerder, in 1918, zou Bayo een staking van het transport hebben bewerkstelligd en een controleur van de Balata Compagnieën Suriname' en Guyana, die zich hierover beklaagde, bepleitte toen dat hij niet zou worden aangesteld als kapitein In 1922 trof Van Lier Bayo op zijn standplaats Granman Staalkondre aan de Tapanahoni en deze verklaarde toen geen prijs meer te stellen op zijn benoeming tot kapitein De vroegere wrijving tussen de Transe en de Nederlandse Aluku zou zijn overwonnen en Bayo zou nu de raadsman zijn van gaama Awensai ( ) en in feite leider van alle Aluku Alhoewel Van Lier, die in 1923 in opdracht van de GS moest nagaan op welke wijze de Aluku in Cottica nader onder het gezag van hel gouvcmcmenl konden worden geplaatst, nog steeds voorstander was van de benoeming van Bavo en voorstelde om hem een verzoening mel deze te laten regelen, sloot hij zich aan bij de mening van onder andere de Albina Commissie - die een onderzoek had ingesteld naar de vraehtvaardcrsstaking dal hier voorlopig beter van kon worden afgezien Volgens Van Lier moest voorkomen worden dat Bayo de indruk kreeg dat het Bestuur het niet zonder hem stellen kan, of om dit alledaags uil te drukken bang' is geworden voor hem Omdat een aanstelling van Bayo er voorlopig niet in zat en gezien de gespannen verhouding die sinds de staking was ontstaan tussen de Ndyuka en de Aluku bepleitten zowel Van Lier, de DC van Marowijnc (J J Monk) als de DC en chef van de vierde afdeling van de gouverncmentssccretaric dat het ambtsgebied van posthouder Van Lier, dat door gouverneur G J Staal ( ) was beperkt tot de Tapanahoni, zou worden uitgebreid tot de Lawa De Albina Commissie stelde dat Bayo 'de onderhoonge is van een aan de Franschcn onderworpen Groot-Opperhoofd (AWENSAI), en niel in eenigc officicele betrekking staat tot het Sunnaamsch Bestuur De staking was voor deze Commissie reden om terug te komen op de beslissing van gouverneur Staal en de Cottica-Aluku alsnog ten spoedigste te brengen onder het gezag van den Posthouder in de Tapanahoni De Commissie stelde verder "Deze - thans fcitelyk in volslagen regeeringslooshcid levende - dorpelingen van BAJOO moeten dan maar kiezen of declen of zich weder voegen by hun stamgenooten aan den Franschen oever, óf zich daadwcrkelyk onderwerpen aan het Nederlandsch gezag ' Noch de uitbreiding van het ambtsgebied van Van Lier, noch de benoeming van Bayo zou worden gerealiseerd Over de verdere politieke loopbaan van Bavo verschaffen de bronnen weinig informatie Begin jaren 1930 vatte de EBGS plannen op om zcndingsactiviteiten Ie starten onder de Cottica-Alu- ku Bayo fungeerde toen blijkbaar nog steeds als "kapitein' Hij zal kort daarop zijn overleden, want toen de EBGS in 1936 daadwerkelijk een aanvang maakte met de zending in Cottica, was er sprake van "kapitein" Dua en basia Nasinengce Volgens de DC van Marowijnc was Nasinengce "den meest invloedrijken man van Cottica" Via bemiddeling (ΚΚΊ k 67

71 van de eerste zendeling die in Coltica werd gestationeerd, A J Axwijk, slaagden de bewoners er in dat Nasincngec in 1938 officieel werd geïnstalleerd tol kapitein Hem werd levens een jaarlijkse toelage van ƒ 60,- toegekend Hiermee was de jarenlang slepende benoemmgskwestic bij de Cottica-Aluku tot een einde gekomen Het gouvernement, en ook de EBGS, bleven beducht voor de verhouding lussen de Surinaamse en de Frans Guiancse Aluku Teneinde de zelfstandigheid van de Cottica-Aluku te versterken en gezien de tegenwerking van de Franse Aluku bij haar zendingsactiviteiten - gaama Awcnsai was te St Laurent, kort voor zijn overlijden in 1916, RK gedoopt - ondersteunde de EBGS de benoeming van Nasinengce We zullen nog terugkomen op de invloed die zending en missie aanwendden teneinde door hen gewenste dignitarissen door hel gouvernement benoemd te krijgen De DC van Marowijnc motiveerde zijn voorstel dat Nasincngec, in tegenstelling tot de gebruikelijke gang van zaken bij de benoeming van een kapitein, op extra plechtige wijze geïnstalleerd zou worden door de gouverneur persoonlijk en tevens een toelage zou ontvangen, door er op te wijzen dat deze dis hoofd van de Surinaamse Aluku "een zelfstandige positie, die nog geaccentueerd wordt door de aanwezigheid van een GrootOppcrhoofd der Fransche Bonincgers' kreeg Volgens evangelist Axwijk was Nasinengce overigens ten onrechte benoemd en had diens neef Sumakon kapitein moeten worden Zowel de EBGS als het gouvernement schijnt weinig profijt te hebben gehad van de benoeming van Nasincngee De correspondentie van de zendelingen staat bol van de problemen die zij met hem ondervonden en enkele malen werd zelfs overwogen om de post maar op te geven Axwijk verzuchtte "Eerlijk te bekennen mei dil volk, christenen zoowel heidenen, willen wij aan het korte eind trekken " In dezelfde brief klaagde Axwnk "Nog nimmer van me leven heb (9^1 ik zoo*n vrijpostig boschnegers stam gezien als de Boni's " ( Het gouvernement leek al evenzeer met Nasinengce in zijn maag te zitten Aangezien deze mei een Paramakaanse vrouw leefde, vertoefde hij slechts zelden in zijn dorp Bovenal was men echter verbolgen over de invloed die de Franse gaama blijkbaar nog steeds uitoefende op zijn volksgenoten in Conica Pogingen in 1943 van de DC van Marowijnc, J Postma ( ), om de problemen in Coltica te bespreken, konden geen doorgang vinden omdat vrijwel niemand op de geplande vergadering verscheen Als rcprcssaillemaatrcgcl werd besloten om de toelage van Nasincngec in te houden - de DC had hem aanvankelijk willen laten ontheffen - en om de politiepost van het nabijgelegen Benzdorp te belasten met het toezicht Verder werd zelfs overwogen om de Cottica-Aluku te laten verhuizen naar Frans Guiana In verband met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had Postma in 1940, samen met een Franse arts, eveneens de Aluku bezocht Tijdens een stelde één van de kapiteins Mannen, broeders, voor ons zien wij twee heren zitten Een afgevaardigde van ons zeer beminde Frans Bestuur, aan wie WIJ onze vrijheid en zelfstandigheid te danken hebben en uit wiens handen wij alles ontvangen wat wij in het leven nodig hebben en een Hollander Wij verwelkomen de afgevaardigde van ons Frans Bestuur, wij juichen hem toe, wij waardeeren zijn komst, de Hollander niet Het bleek wel dat het gouvernement weinig grip had op de verhouding van de Cottica-Aluku tot enerzijds hun Franse groepsgenoten en anderzijds de Ndyuka en dat hel in dil infrastructureel geïsoleerde deel van de kolonie nauwelijks zijn gezag kon doen gelden of zelfs maar voldoende geïnformeerd was over de gang van zaken De Aluku moesten weinig hebben van de bemoeienis van hel gouvernement en van de zending in hun interne aangelegenheden 3.5. Vrachtvaardersstaking 1921 De monopoliepositie die de Bosnegers innamen bij het transport naar het binnenland en hun hoge verdiensten baarden het gouvernement en de ondernemers voortdurend zorgen en vormden aanleiding tot de nodige conflicten Reeds in een vroeg stadium ondernam het gouvernement enkele vergeefse pogingen om deze monopoliepositie te doorbreken Daarnaast werden ter regulering van het transport overeenkomsten gesloten met de diverse Bosncgervolken en werd voor het Marowijnegebied het hvrcttensysteem ingevoerd Naar aanleiding van opmerkingen van het Nederlandse parlementslid Van Kol (Sociaal Democratische Arbeiders Partij), die in 1903 tijdens de behandeling van de Surinaamse begroting in de Tweede Kamer onder meer stelde dat de Bosnegers misbruik maakten van hun monopoliepositie, antwoordde de minister van kolomen, Idenburg, dat het niet eenvoudig zou zijn hier verandering in te brengen en dat deze situatie des te meer reden was om de Bosnegers meer binnen de invloedssfeer van het gouvernement te brengen De aanleg van de Lawa-spoorwcg, die liep van Paramaribo tol Dam en die speciaal werd aangelegd in verband mei de grondsloffencxploitatic, is van weinig invloed geweest op de 68

72 vrachlvaart van de Bosnegers en kwam bovendien pas gereed (1912) toen de hausse van de goudwinning reeds voorbij was Naar aanleiding van problemen die de Compagnie des Mines d'or de la Guyane Hollandaise ondervond bij het vinden van vrachtvaarders, schreef de gouverneur in 1903 aan de agent-generaal van deze maatschappij dat zij zich minder afhankelijk moest maken van de Bosnegers en cen vaste ploeg arbeiders voor het transport over de vallen in dienst moest nemen (y ' In een Nota uit 1918 over betere communicatie met het Boven-Marowijnegebicd kwam de houtvester J W Gonggrijp met een aantal voorstellen teneinde het verkeer op de Marowijne onafhankelijk te maken van de luimen en grillen van de boschncgers en de waterstanden Gonggrijp suggereerde onder andere de aanleg van een pad van zestig kilometer van Dam, het eindstation van de Lawa-spoorwcg, naar de Dyuka Kreek Verder stelde hij voor om de stroomversnellingen en watervallen te omzeilen door paden langs de oever aan te leggen waardoor het mogelijk werd om de goederen uit de korjalen over te laden in ezelskarrcn of de korjalen zelf te vervoeren op een Decauvillc-spoorlijntjc Ook de inzetbaarheid van watervliegtuigen moest volgens Gonggrijp bestudeerd worden Van deze plannen is weinig terecht gekomen Alhoewel Gonggrijp wees op het algemeen belang van betere communicatie met het binnenland, meende het gouvernement dat vooral de cxploitatiemaatschappijen ervan zouden profiteren en dat deze moesten bijdragen inde kosten De staking van 1921 verschafte dit onderwerp extra actualiteit De 1er onderzoek van deze staking naar Albina gezonden kapitein commandant van de troepen, H L Bierman, bepleitte in zijn verslag onder meer de aanleg van een route over land naar Diitabiki Teneinde gaama Amakili eventueel onder militaire dwang naar de stad te brengen ging de dienst Boswezen onder leiding van opzichter L Junker ertoe over om in april 1921 vanuit Dam een pad te kappen via de Sara- en de Tosso Kreek naar de Tapanahom De Albina Commissie merkte in haar Rapport over deze staking op dat de Fransen reeds hadden getracht cen vlicgdicnst op het binnenland in te stellen Mocht de economische betekenis van het binnenland toenemen, dan zou du ook door het Surinaamse gouvernement moeten worden overwogen Daarnaast bcpluttc de Commissie in dat geval de uitwerking van de bovengenoemde voorstellen van Gonggrijp In 1922 maakte de houtvester L Gonggrijp een dienstreis naar de Lawa om na te gaan of men ook zonder hulp van de Bosnegers deze rivier zou kunnen bereiken Daarnaast stelde de houtvester Ook om finanticclc redenen is het echter van belang zich van deze menschen le ontdoen " Gonggrijp bepleitte wederom de aanleg van wegen om de vallen heen en bovendien wilde hij de Bospolitie gedeeltelijk belasten met dit transport HIJ erkende overigens dat gezien de omvang de vrachtvaart met volledig uit handen van de Bosnegers genomen zou kunnen worden Betere verbindingswegen bleven de aandacht vragen en in 1916 werd een expeditie uitgezonden om een pad aan te leggen tussen de Tapanahom en de Boven-Sunname, zoodat militaire patrouilles voortaan niet meer afhankelijk zijn van de vrachtvaarders der Marowijne en op onverwachte wijze aan de Tapanahony kunnen verschijnen ( De zich bij herhaling voordoende problemen tussen enerzijds de vrachtvaarders en anderzijds de ondernemers en het gouvernement betroffen voornamelijk de hoogte van de transportprijzen, sabotage en smokkel door de vrachtvaarders, misleiding door de maatschappijen, de strenge controle waaraan het gouvernement de vrachtvaarders trachtte te onderwerpen en de grenssituatie Zich bewust van het feit dat zowel het gouvernement als de ondernemers voor het transport van hen afhankelijk waren, gingen de vrachtvaarders een aantal keren over tot staking teneinde hun eisen kracht bij te zetten De economische activiteiten in het binnenland brachten geleidelijk aan een wijziging teweeg in het gouvemcmentsbcleid ten aanzien van de Bosnegers De toenemende pogingen om allerlei wettelijke regelingen ook op hen van toepassing te laten zijn, leidden regelmatig tot wrijvingen met de Bosnegers die zich heer en meester voelden in hun woongebieden en die zich daarbij benepen op de vredesverdragen Het gouvernement maakte in zijn beleid een onderscheid tussen de Bosnegers die woonachtig waren in de traditionele woongebieden en degenen die verbleven in de kuststrook In eerste instantie waren de te treffen regelingen alleen op de laatstcn van toepassing Het koloniaal bestuur stond hierbij een politiek van geleidelijkheid voor Overigens bleek er in gouvcmcmentskringen bij herhaling onduidelijkheid te bestaan over in hoeverre bepaalde wettelijke regelingen ook voor de Bosnegers golden Met name maatregelen in de financiële sfeer stuitten op verzet en werden ontdoken In 1886 schreef de ambtenaar van Marowijne aan gaama Oseysc van de Ndyuka dat Bosnegers invoerrechten moesten betalen over uit Frans Guiana aangevoerde goederen Verder zou er geen uitzondering voor hen - bedoeld werden de Bosnegers die builen hun woongebieden verbleven - meer 69

73 worden gemaakt wat betrof de betaling van belasting over hun vuurwapens en korjalen Reeds enkele jaren later, 1893, kwam de ambtenaar hier op terug en stelde hn voor om de Bosnegers, onder zekere voorwaarden', vrij te stellen van invoerrechten Terwijl het gouvernement er naar streefde dat de vrachtvaarders hun inkomsten zoveel mogelijk besteedden in Suriname, lieten dezen zich weinig gelegen liggen aan de grenssituatie en deden ZIJ hun inkopen in Albina of Saint Laurent al naar gelang hel hen beter uitkwam Ook deze maatregelen droegen bij tot de onvrede van de vrachtvaarders Een ander wnjvingspunt vormde het verschil in transporlpnjzcn die betaald werden door ondernemers in Suriname en in Frans Guiana De omvang van de goudwinning in Frans Guiana was ongeveer drie maal zo groot als in Suriname en bood de Bosnegers ruim tien maal zoveel werk Pogingen van het gouvernement om hel totale transport in het Marowijnegcbicd te controleren, hadden weinig resultaat evenmin als de regelmatige aanmaningen dat de vrachtvaarders in eerste instantie het transport aan de Surinaamse zijde moesten verzorgen Naar aanleiding van pogingen van de vrachtvaarders om de prijzen per vat van ƒ 20, a ƒ 22,50 te verdubbelen, overeenkomstig hetgeen de Transen tijdens de eerste ' goldrush ' in het Lawagebied in 1885 betaalden, schreef de ambtenaar van Marowijnc in 1892 aan Oseyse dat dit de nekslag voor de goudindustrie zou betekenen en dat een verhoging bovendien moest worden goedgekeurd door de gouverneur ( Met name in perioden dat er nieuwe goudvoorraden werden ontdekt, zoals in 1885 in het Lawagcbicd en in 1901 aan de Gonini Rivier, deed zich een tekort aan vrachtvaarders gevoelen, stegen de prijzen en raakten de maatschappijen in problemen <u) ' Naast het aanstellen van een kapitein als vertegenwoordiger van de gaama van de Ndyuka in Albina ter betere regulering van de vracht vaart, had het gouvernement, teneinde de bewegingen van de vrachtvaarders beter te kunnen controleren tevens bepaald dat zij zich in Albina moesten vestigen gaama Oseyse protesteerde hiertegen en hij beklaagde zich eveneens over de agent van de Compagnie des Mines d'or te Albina, die de Bosnegers onder vernederende voorwaarden, zoals het opruimen van latrines en het schoonmaken van zijn erf, werk zou verschaffen en die hen de helft van hun loon zou uitbetalen in goederen uit zijn winkel Oseyse stelde dat zo lang de maatschappij deze bepalingen niet ophief, hij de Bosnegers verbood vracht voor haar te vervoeren Een geheel andersoortig probleem deed zich in 1901 voor bij de Paramaka Sinds eind negentiende eeuw was de EBGS bij dit volk begonnen met haar zendingsactivitcitcn en zij had er onder meer een school opgericht Aangezien het schoolbezoek blijkbaar niet naar wens verliep, richtte gaama Petrus Apensa ( ) zich lot de DC van Marowijnc met hel verzoek de Paramaka de vrachtvaart te verbieden en hiertoe eventueel de politic in te zetten Aldus dacht Apcnsa zijn mensen te dwingen om hun kinderen naar school te sturen De GS reageerde door te stellen dat het gouvernement zich niet met deze kwestie kon inlaten, maar dat Apcnsa in geen geval de goudindustrie mocht benadelen, wellicht een indicatie dat voorde regering het zo gepropageerde beschavingswerk toch minder belangrijk was dan economische activiteiten Zoals gesteld, bracht de goud- en balatawinning vanaf ongeveer 1880 de eerste fundamentele doorbraak van het relatieve isolement van de Bosnegcrsamenlevingen teweeg Duizenden vreemdelingen, Surinamers, mensen uit het Caraibisch gebied, Europeanen, etcetera, waren werkzaam in hun traditionele woongebieden Behalve dat de Bosnegers hierdoor aan een veelheid van nieuwe invloeden kwamen bloot te staan, werden ook voor hen sacrale plaatsen bedreigd In 1909 zagen de Ndyuka zich gedwongen de voor hen heilige Dyuka Kreek, waar zij in 1760 hun vredesverdrag met het koloniaal bestuur hadden gesloten, open te stellen voor de grondstoffencxploitanten Teneinde gaama Oseyse onder extra druk te zetten, stelde het gouvernement diens verzoek om een secretaris afhankelijk van zijn medewerking en in hel uiterste geval zou hij worden ontheven als grooloppcrhoofd De problemen rondom de grondstoffcncxploilatic en de vrachlvaart deden zich niet alleen voor in het Marowijnegebied, maar ook elders in de kolonie, in paragraaf 3 6 zullen we apart ingaan op de situatie bij de Saramaka Bij de Kwinti aan de Coppcname Rivier resulteerden de problemen met de grondstoffcnexploitantcn in het plaatsen van een posthouder en de afbakening van hun woongebied (zie 3 2) Ook hier tekenden de Bosnegers protest aan bij de activiteiten van de ondernemers in en nabij hun woongebied, weigerden zij soms medewerking bij het transport, waren ontevreden over de lonen of gingen over tot fysiek geweld tegen arbeiders l In hel gebied van de Kwinti waren vooral hout- en balataconccssionarisscn actief De gouverneur was de mening toegedaan dat de conflicten werden veroorzaakt doordat 70

74 de exploitanten de Bosnegers afzetten Hoofdkapitein Alamun van de Kwinti zou een verbod hebben uitgevaardigd om expedities ten zuiden van de Raleigh Vallen te vervoeren Toen een balata-exploitant, wiens expeditie onvernchterzake moest terugkeren, zich hierover beklaagde, liet de GS aan de DC van Saramacca weten dat de Bosnegers niet gedwongen konden worden om vracht te vervoeren Een poging van de ondernemer om vervolgens Indianen te huren, liep spaak Nadat al eerder de posthouder aan de Boven-Saramacca, Η Γ Cabenda, was opgedragen een onderzoek in te stellen ( "~', werd in 1902 de houtwerker E A Dorwart aangesteld lot tweede luitenant bij de Gewapende Burgermacht, in welke hoedanigheid hij fungeerde als posthouder bij de Kwinti, en vrijwel direct werd uitgezonden om te bemiddelen bij de geschillen tussen de Kwinti en de ondernemers en tevens een onderzoek in te stellen naar de balatatcrreinen en de wijze van exploitatie Niet alleen de grondstoffcnexploitanten waren afhankelijk van de vrachtvaarders Ambtenaren, religieuzen, wetenschappers, etcetera, moesten bij hun transport naar het binnenland eveneens een beroep doen op de Bosnegers Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw nam het aantal expedities naar het binnenland toe Bekend zijn onder andere die van August Kappler, de gouvcmcmenlslandmetcr W L Loth, de chef van het Bouwdcpartemenl J F A Cateau van Roscvclt en de Transe wetenschapper Jules Crcvaux De gemengde Frans-Nederlandse commissie die in 1861 de grens lussen Trans Guiana en Suriname moest bepalen, kon haar reis op de Tapanahoni niet voortzetten aangezien de Ndyuka verdere medewerking weigerden Vanaf het begin van de twintigste eeuw werd er een aantal wetenschappelijke expedities ter exploratie van hel binnenland en ter bepaling van het grensgebied met Brazilië uitgerust Met name het Koninklijk Ncderlandsch Aardrijkskundig Genootschap zette zich in voor het wetenschappelijk onderzoek in Suriname en de verslagen van enkele van deze expedities werden gepubliceerd in haar tijdschrift Enkele van deze verslagen vormen tevens een belangrijke bron van informatie over de Bosnegers De Bosnegers waren vrij achterdochtig ten aanzien van de bedoeling van deze expedities naar hun woongebieden Al in 1878 constateerde gouvernemcntslandmctcr W I Loth tijdens een dienstreis bedoeld om een verbindingsweg tussen de Tcmpali Kreek en de Suriname Rivier aan te leggen, dat de Bosnegers in de veronderstelling leefden dat de goudwinning slechts een voorwendsel was waarachter de blanken kwade bedoelingen verborgen Tijdens de expedí tic van Franssen Herderschee naar de Tapanahoni in 1904 zouden de Ndyuka getracht hebben de blanken bij de Indianen verdacht te maken Volgens de leider van de Tumukhumak-expedilie uit 1907, С H de Goeie, meenden de Bosnegers dat deze reizen bedoeld waren om hen weer in slavernij te brengen Ondanks de behoorlijke verdiensten van ƒ 4,-- per dag plus vrije kost deden zich dan ook regelmatig problemen voor tijdens deze expedities ( De expeditie van С H de Goeje in 1907 naar de zuidgrens met Brazilië Nederland had een jaar eerder een grensverdrag met dit land gesloten - ondervond de nodige tegenwerking van de Ndyuka en pas onder sterke pressie gaf ga a ma Oscysc gevolg aan de oproep om naar de stad te komen en zegde hij steun toe We vermeldden reeds dat Oseyse teneinde de vrije doorvaart op de Dyuka Kreek af te dwingen gechanteerd werd met zijn verzoek om een persoonlijk secretaris en dal in geval van weigering zelfs werd overwogen om hem te ontheffen " De Corantijnexpeditie uit ondervond problemen nadat de leider, Eilerts de Haan, was overleden aan malaria, waarna de Bosnegers verdere medewerking weigerden gaama Djankuso ( ) van desaramaka werd ontboden naar de stad waar hem een vernederende ontvangst ten deel viel Djankuso moest onder meer zelfvoor een rijtuig zorgen De gaama bood zijn verontschuldigingen aan en beloofde in het vervolg alle medewerking alsook het schoolbezoek in zijn gebied te zullen bevorderen Waarnemend gouverneur Mr Ρ Hofstede Crul! hield hem voor dat dergelijk gedrag kon resulteren in inhouding van zijn toelage en eventueel zelfs ontheffing uit zijn functie De bijeenkomst werd besloten met een ceremoniële dronk " Problemen met de expeditie van J W Gonggrijp en G Stahel in 1922 naar de Boven-Saramacca Rivier droegen bij tot een vertraging in de benoeming van Asaf Kine ( ) tot gaama van de Matawai Asaf Kiné moest eerst tonen "dat hij die betrekking waardig" was en "Indien na eenigc jaren blijkt dat hij geschikt is, zal zijne benoeming tot Groot-Opperhoofd worden overwogen " Bij een Nota over de benoeming van Asaf Kiné stond in de kantlijn aangetekend "Aan Kine is toen [ BS] toegezegd geworden, dat hij voor eene benoeming in aanmerking kan komen indien hij zich gedurende een jaar behoorlijk gedroeg Tegen zijn benoeming is geen bezwaar, maar wel zal hij een standje moeten hebben voor zijn gejok " over zijn veronderstelde verdiensten bij de expeditie Gonggnjp/Stahel ( Bij de expeditie van Stahel in 1926 via de Suriname Rivier naar het Wilhclminagebcrglc deden zich geschillen voor over de lonen van de Bosnegers 71

75 Tenslotte kunnen nog vermeld worden de expedities ter antropologisch onderzoek onder de Bosnegers die het Noordamerikaanse echtpaar Melville en Francis Herskovits en de bacterioloog Morton Kahn gedurende dejaren twintig en dertig ondernamen (1. Gezien de economische betekenis van de grondstoffenexploitatic en vanwege het grensgeschil met Frans Guiana was de steun van de Ndyuka als voornaamste groep Bosnegers in het grensgebied van groot belang voor het gouvernement. Tijdens zijn beëdiging in Paramaribo op 25 oktober 1888 had Oseyse onder andere moeten beloven: "geen hulp te verleenen of door personen van mijnen stam te doen verleenen aan personen, die zonder deugdelijke vergunning van het Nederlandsch of Fransch gouvernement zich naar de Boven-Marowijne begeven om goud te zoeken of met goud vandaar terugkomen, en alle vereischtc hulp tegen billijke vergoeding te doen verleenen aan politie- en andere beambten, aan wie door de Nederlandsche of Fransche Regeering het waken tegen goudstroperij of ecnige andere werkzaamheid is opgedragen; zullende aan Fransche onderdanen en beambten alleen hulp worden verleend zoolang vanwege het Nederlandsch Gouvernement niet anders wordt bevolen." l '. Bij de behandeling van de begroting voor het dienstjaar 1890 stelde de Commissie van Rapporteurs in haar Voorlopig Verslag: "Wegens den schadelijken invloed der Franschen aan de Marowijne op de Aucancrs, had men liever bij dezen stam een posthoudcr die alsdan zou kunnen trachten dien invloed te neutraliseren." (. De gouverneur bleek geen voorstander van uitbreiding van het aantal posthouders - alleen bij de Matawai aan de Boven-Saramacca was een posthouder gestationeerd - en besloot daarentegen om vanaf 1890 de toelage van gaama Oseyse te verhogen van ƒ 150, naar ƒ 1.000, per jaar. Het gouvernement meende op deze wijze de succesvolle toenadering van Frans Guiana tot de Aluku te beantwoorden. Hun gaama genoot een jaarlijkse toelage en kapitein Apatu werd tijdens zijn bezoek aan Frankrijk groots ontvangen en had in Parijs een ontbijt met de premier (1 '. Om gaama Oseyse nader aan het gouvernement te binden, werd hem buitendien, voor betoonde diensten, tijdens het kroningsfeest van koningin Wilhelmina in 1898 de zilveren eremedaille van de Orde van Oranje Nassau toegekend. De toekenning van deze onderscheiding sterkte gaama Oseyse in zijn wens om een bezoek aan Nederland te brengen en hij schreef hiertoe een brief aan de GS. Het gouvernement greep deze wens van Oseyse aan om hem te bewegen tot een meer coöperatieve houding ten aanzien van de school waarmee de EBGS onderwijzer J.G Spalburg in 1896 was begonnen in Diitabiki en die maar moeilijk van de grond kwam. Alvorens in te gaan op het verlangen van de gaama moest deze aantonen "dat u goed voor uw volk zijt, de belangen van uw volk goed begrijpt en dat het u ernst is uw volk verstandiger te maken en beschaafder.". In 1921 organiseerden de Bosnegers "the greatest strike in the history of the colony"' " '. Ruim drie maanden, van 21 februari tot 30 mei, legden de vrachtvaarders het transport op de Marowijne Rivier stil. Alhoewel het belang van de balata- en goudindustric inmiddels sterk was afgenomen, betekende deze staking een ernstige bedreiging voor de economie en levens een ondermijning van het gezag; hel gouvernement sloeg dan ook hard terug. De betrekkingen tussen de Bosnegers en het gouvernement bereikten tijdens het bestuur van gouverneur A. van Heemstra ( ) een dieptepunt. Deels was dit overigens een uitvloeisel van de sterk toegenomen overheidsbemoeienis sinds met name Van Heemstra's voorganger, gouverneur G.J. Staal. De staking vond trouwens plaats toen de gouvemeursfunctie werd waargenomen door de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur, Mr. L.J. Rietberg, die, zoals wc vermeldden, in zijn voormalige functie van GS geen voorstander was van de uitzonderingspositie die de Bosnegers innamen (132). De GS was J.J.W. Eekhout ( ) en de DC van Marowijne W.Th. de Sanders ( ). Alhoewel de Bosnegers in het verleden en ook na 1921 vaker grepen naar het stakingsmiddel om hun eisen kracht bij te zetten, liep de confrontatie met het gouvernement nooit zo hoog op als tijdens de staking van Er waren verschillende oorzaken die ten grondslag lagen aan deze staking. Deels betrof het soortgelijke problemen als in het verleden ook reeds aanleiding hadden gegeven tot conflicten, zoals boven beschreven. De bloeiperiode van zowel de balataals de goudexploitatie was sinds de Eerste Wereldoorlog voorbij, waardoor de werkgelegenheid van de vrachtvaarders in het gedrang kwam en er een overcapaciteit ontstond. De eenzijdig ontwikkelde Surinaamse economie was volledig gericht op en afhankelijk van het buitenland. Aangezien tijdens de Eerste Wereldoorlog de banden met Europa vrijwel volledig waren verbroken, waardoor de importen in het gedrang kwamen, vonden over vrijwel de gehele linie prijsstijgingen plaats, niet alleen van levensmiddelen, maar ook van andere goederen (l. Een ander gevolg van de oorlog was de devaluatie van de Franse franc, die als betaalmiddel een 72

76 centrale plaats innam bij de vrachtvaart op de Marowijnc Rivier De koers van de franc die voor de oorlog nog vijftig cent bedroeg, daalde sindsdien voortdurend en bereikte in 1921 een dieptepunt van twintig cent ( ' ' De vrachtvaarders werden dus geconfronteerd met een afname van de werkgelegenheid, hoge prijzen in de winkels en Idgerc inkomens De exploitaliemaatschappijcn, die zelf ook getroffen werden door de recessie, probeerden deze deels af te wentelen op de vrachtvaarders door hen zoveel mogelijk in gedevalueerde - francs uit te betalen Via de DC van Marowijnc maakten de vrachtvaarders kenbaar dat zij in Nederlands geld wilden worden uitbetaald en zij gingen uit van de vooroorlogse koers van de franc De gouverneur attendeerde de maatschappijen er op dat de vrachtvaarders in hel wettig betaalmiddel, de gulden dus, dienden te worden uitbetaald De DC gaf in verband hiermee de Bosnegers het volgende opmerkelijke advies ' Overigens gaf ik hun den raad in deze solidair op te treden en zoo hun geen zilvcrgcld wordt uitbetaald, voortaan eenparig te weigeren om lading, voor wie ook, op te brengen ' De vrachtvaarders trachtten de devaluatie van de franc te compenseren door de vrachtprijzen te verhogen Voor het traject Albma-Puketi (Tapanahoni) werd de prijs per vat verhoogd van 10 naar 40 francs, terwijl stroomafwaarts voor een korjaal met acht vaten de prijs werd verhoogd van 50 naar 160 francs tnft) Er bleken overigens geen vaste prijzen te zijn en vergeefs probeerde de GS de lancven van de in 1909 met de Ndvuka gesloten vervocrsovcrccnkomst te achterhalen De DC van Marowijne, S E Juta ( ), merkte op dat de vrachtprijzen bepaald werden door vraag en aanbod Zowel de DC als de cxploitdticmaatschappijcn klaagden over de prijsopdrijving door de vrachtvaarders, hetgeen zij in verband brachten met de hogere prijzen die de Fransen bereid zouden zijn om te betalen De vrachtvaarders ga\cn er de voorkeur aan om voor de Franse ondernemers, die blijkbaar veelal hogere lonen betaalden, te werken en bij herhaling probeerde hel gouvernement de Bosnegers duidelijk te maken dat ZIJ in eerste instantie vracht dienden te vervoeren voor de Surinaamse ondernemers De bronnen spreken elkaar tegen wal betreft de lonen van de vrachtvaarders Er wordt enerzijds melding gemaakt van dalende inkomens, terwijl anderzijds de DC van Marowijnc opmerkte dat onze boschnegertjes heel wat geld verdienen ( ' ' Behalve ter compensatie van de gestegen winkclprijzcn en van de devaluatie van de franc, werden de verhogingen van de vrachtprijzen ook in verband gebracht met de afroming van de lonen door de dignitarissen Tijdens een eerdere staking, in 1919 vanwege een uitgebroken epidemie van Spaanse griep waaraan ongeveer 150 mensen overleden, belegde de DC van Marowijnc een vergadering met gaama Amakiti van de Ndyuka in diens residentie Dutabiki, waarbij hij behalve de cis tot onmiddellijke hervatting van het transport tevens bekend maakte dat de maatschappijen gezien de dure lijden bereid waren lot een duurtetoeslag Op deze vergadering kondigde de DC eveneens aan dat hel gouvernement overwoog om analoog aan hclslcigcrgcld van vijf francs dat in Saint Laurent werd geheven een belasting over de Iivrctten in te voeren van ƒ 2,50 per vracht De meningen omtrent de invoering van deze belasting zijn nogal eens gewijzigd Terwijl in 1915 de DC van Marowijnc de heffing ervan suggereerde aangezien de Bosnegers grof geld verdienen met de vrachtvaart, achtte de gouverneur er toen de tijd niet rijp voor In 1916 informeerde vervolgens de gouverneur naar de mogelijkheid van het heffen van deze belasting en de DC stelde toen dat hij vanwege de afgenomen inkomens van de vrachtvaarders er liever van afzag Drie jaar later bleken de rollen wederom te zijn omgekeerd De GS verweet de DC dal hij de kwcslic van belastingheffing ter sprake had gebracht, terwijl de gouverneur reeds had geschreven hiervan af te zien De vrachtvaarders zullen in elk geval weinig gelukkig zijn geweest met het voorstel van de DC ( Vanwege de ontstane situatie van vraag en aanbod trachtten de maatschappijen het door de Ndyuka aan de Marowijne nagestreefde monopolie op de vrachtvaart op deze rivier te doorbreken door een beroep te doen op de Saramaka In 1918 klaagde een balata ondernemer over hel feit dal de Ndyuka de Saramaka de vrachtvaarl op de Tapanahoni en de Gonmi beletten en aldus zelf de prijzen bepaalden Tijdens de boven vermelde vergaderingvan de DC van Marowijnc met gaama Amakiti op 15 en 16 februari 1919 te Dutabiki, beklaagden de Ndyuka zich over de concurrentie die zij ondervonden van de Saramaka Dezen zouden hen niet alleen het vervoer uit handen nemen en de prijzen drukken, maar zouden tevens de Ndyuka hun vrouwen ontnemen en werken in hun bossen De Ndyuka dreigden, indien deze situatie voortduurde, over te gaan tot fysiek geweld Een ander wrijvingspunl betrof specifiek de Aluku Zoals vermeld, waren de Aluku en de Ndyuka reeds in het beginstadium van de vrachtvaart tot een onderling vergelijk gekomen wat betrof de verdeling hiervan Over de participatie van de derde groep Bosnegers in het grensgebied met Frans Guiana, de Paramaka, is minder bekend Niet alleen de Ndyuka verloren 73

77 rond 1915 hun twee belangrijkste politieke en religieuze leiders, te weten gaama Oseysc en opperpriester Da Labi, maar datzelfde jaar overleed ook gaama Ochi van de Aluku De Aluku namen een bijzondere positie in doordat zij grotendeels waren gevestigd in Frans Guiana Vanwege gerezen problemen tussen het Frans Guianesc gouvernement en de Aluku werd de nieuwe gaama. Awcnsai ( ), in eerste instantie geen toelage toegekend Begin 1921 reisde Awensai vergeefs naar Saint Laurent om deze kwestie, alsook de gestegen kosten van levensonderhoud, met de Frans Guianesc autoriteiten te bespreken De onvriendelijke bejegening die gaama Awensai blijkbaar ten deel viel in Saint Laurent zou de doorslag hebben gegeven voor de deelname van de Aluku aan de staking" 4 Terwijl in theorie de vrachtvaart op de Marowijne Rivier georganiseerd was overeenkomstig de vervoersovereenkomst die in 19Π9 met de Ndyuka was gesloten en waarbij het livrcttcns>stcem, dat onder toezicht stond van de DC van Marowijne, was geïntroduceerd, bleek in de praktijk de naleving van deze overeenkomst moeilijk te controleren In 1919 schreef de DC aan de GS dal het de vrachtvaart aan elke organisatie ontbrak In een andere brief stelde de DC machteloos te staan vanwege de hoge prijzen die te Samt Laurent werden betaald voor het transport Tijdens de al vermelde vergadering met gaama Amakiti probeerde de DC onder meer tot een betere organisatie van de vrachtvaart te geraken De DC stelde legen een gezamenlijke regeling met het Frans Guianese gouvernement te zijn en vond dat Suriname zelfstandig zijn gezag moest doen gelden Volgens de ondernemers werden de prijsverhogingen mede veroorzaakt door nalatigheid van het dislrictsbestuur ' Een door de balalacontrolcur M H Stephan opgestelde concept-v crvocrsovcrccnkomsl werd zowel door de DC als de GS afgewezen De GS, die zich afvroeg of gezien de Frans Guianesc concurrentie de vrachtprijzen niet moesten worden herzien, gaf er de voorkeur aan om de vervoersovereenkomst van 1909 te handhaven Hij bepleitte dal de gouverneur gaama Amakiti in krachtige termen zou duidelijk maken dal het gouvernement strikte naleving van deze overeenkomst eiste Daarnaast was de gebrekkige naleving van het livrettenstclscl in Albina volgens de GS te wijten aan het onvoldoende gezag over de Ndvuka van kapitein Andreas, de vertegenwoordiger ν an de gaama, aan de laksheid van de DC en bov enal aan de ' volmaakte ongeschiktheid van de distnclsklerk die belasi was met de uitvoering van hel livrettenstclscl Er bleek echter geen geschikte vervanger te zijn voor de klerk Alhoewel hel oude vrachltaricf van 1909 niet te achterhalen viel - op zich al een indicatie van de werking van die overeenkomst' -, stelde de GS voor dat posthoudcr Van Lier samen met gaama Amakiti een nieuw en eventueel licht verhoogd tarief zou vaststellen Overigens bleek de door de DC verschafte informatie enige onduidelijkheid te hebben teweeggebracht Enerzijds had hij de ongeschiktheid van de klerk erkend, terwijl hij anderzijds, getuige een kanttekening bij een naschrift bij het schrijven van de GS, juisl had verklaard dat de problemen met het transport werden veroorzaakt door de vrachtvaarders die in Saint Laurent zelf hun tarieven bepaalden Ik begrijp er niets meer van' verzuchtte de GS vertwijfeld' 14 ' De organisatie van de vrachrvaart liet rond 1921 dus nogal te wensen over en de belanghebbende partijen, vrachtvaarders ondernemers en gouvernement, hadden elk hun uiteenlopende grieven Over een van de hoofdrolspelers bij de slaking van 1921 zullen wc nader uitweiden Kort na elkaar hadden de Ndyuka hun twee belangrijkste politieke en religieuze leiders verloren, namelijk hoofdkapitcin en opperpriester Da Labi Agumasaka (Arabi) op 31 augustus 1914 en gaama Oseyse op 25 januari 1915 Binnen de kleine Oio /o, waaraan het gaama-^chdp historisch bepaald toeviel, was deze functie betwist tussen twee familiegroepen, te weten de blakd-berc en de rcdi-berc, waarbij meestal de blaka bere meer succesvol was De gebruikelijke twisten laaiden ook nu weer hoog op Volgens gangbaar gebruik werd de geest van de overleden gaama geraadpleegd over diens opvolger De in eerste instantie aangewezen Amatodya was nog II jong, namelijk 18 jaar, waarna twee potentiële kandidaten overbleven, te weten Amakiti en Kanapc De laatste zou door Oseysc zijn voorbestemd als diens opvolger Aangewezen werd Amakiti, terwijl Kanapc Da I abi opvolgde als opperpriester ' De opinie in de historiografie over Oseyse, Kanapc en Amakiti is voor een belangrijk deel bepaald door posthoudcr Willem van Lier Terwijl Oseyse en Kanapc over het algemeen positief worden beoordeeld en voorgesteld als liberaal en hervormingsgezind, zijn de meningen over Amakiti, zoals onderstaand zal blijken, vrijwel alom uitgesproken negatief De bronnen waarop deze beeldvorming is gebaseerd, zijn voornamelijk samengesteld door gouvernementsambtenaren en de opinie over een dignitaris werd bepaald door de mate waarin hij zich al dan niet coöperatief opstelde len aanzien van de wensen van het gouvernement Al naar gelang een dignitaris bereid was om samen te werken met de regering werd hij beoordeeld als liberaal of 74

78 conservatief De druk van buitenaf waaraan de samenleving van de Ndyuka sinds de grondstoffcnexploitatie in toenemende male bloot stond en de traditionele argwaan tegenover de blanken, met wie Kanape op een te goede voet zou staan alsook de wens van de kapiteins om de vereniging van de functies van gaama en opperpriester in een persoon tegen te gaan, lijken de keuze voor Amakiti te hebben bepaald Opvallend is overigens een brief aan de gouverneur van gaama Djankuso van de Saramaka, waarin deze, teneinde de grote verdeeldheid onder de Ndyuka in verband met de keuze van een gaama te beëindigen, de benoeming van Kanape voorstelde De GS reageerde met te stellen dat de Ndyuka zelf hun keuze moesten bepalen Behalve deze, overigens gebruikelijke, verdeeldheid binnen de eigen gemeenschap over zijn verkiezing tot gaama, verliep ook het eerste contact met het gouvernement teleurstellend voor Amakiti Tijdens zijn beëdiging in Paramaribo op 7 augustus 1916 bleek zijn toelage in vergelijking met die van zijn voorganger te zijn gehalveerd tot ƒ 500, per jaar Door de gewijzigde verhouding tot Frans Guiana sinds de oplossing van de Lawakwestie en vanwege de vestiging van een DC in Albina, waren de argumenten voor de hoge toelage zoals die in 1890 aan Oscysc was toegekend, vervallen Mocht Amakiti zijn plichten tegenover het gouvernement zeer getrouw' nakomen, dan zou overwogen worden om de toelage te verhogen tot ƒ 1 000,- Zich blijkbaar bewust van de gevoeligheid van deze materie, schreef de gouverneur aan de DC van Marowijne dat hij de Ndyuka dit besluit niet officieel wilde mededelen, maar dat de DC hen hiervan persoonlijk en op diplomatieke wijze op de hoogte moest stellen Een verzoek van Amakiti in 1917 om een verhoging van zijn toelage, waarbij hij \erwccs naar de toelage van Oscyse en naar de in verband met de oorlog gestegen kosten van levensonderhoud, werd niet gehonoreerd Een door Ndyuka in Albina voorgenomen prey" (spel, feest) ter verwelkoming van de nieuwe gaama na diens beëdiging in de stad werd door de DC. S E Juta, verboden Amakiti beklaagde zich over deze opstellingvan de DC en schreef over hem "A de olie voor de gek tocmosic (Hij houdt je te veel voor de gek) Amakiti stelde de benoeming van J J Monk tot DC \ oor De GS reageerde verontwaardigd op deze brief en schreef dat Amakiti niet had te bcoordcelcn op welke wijze die Distncts-Commissans zijn plicht vervult, maar gij hebt hem eerbied en gehoorzaamheid ie bctoonen " Amakiti werd erop gewezen dat zijn gedrag indruiste tegen de door hem afgelegde belofte van trouw en dat indien een dergelijke houding zich herhaalde eventueel een deel van zijn toelage zou worden U A ( IS ") ingehouden In hoeverre de verwikkelingen rond zijn toelage van invloed zijn geweest op Amakiti's verhouding tot het gouvernement laat zich gissen hel lijkt er echter op dat hij zich minder inschikkelijk opstelde dan zijn voorganger en vanaf zijn aantreden namen de conflicten rond de vrachtvaart toe Volgens de GS probeerden de Ndyuka sinds het aantreden van Amakiti voortdurend de vrachttarieven te verhogen De Balata Compagnie weet de uiteenlopende problemen die zij ondervond bij het transport mede aan het feil dat gaama Amakiti zijn gezag niet zou doen gelden Toen eind 1918 en begin 1919 de vrachtvaarl een aanlal weken kwam stil te liggen vanwege een uitgebroken epidemie ν an Spaanse griep, maakte de DC van Marowijne, S E Juta, zoals we reeds vermeldden, een dienstreis naar de Tapanahoni, waar hij in Dntabiki een vergadering belegde met de dignitarissen In zijn uitvoerige correspondentie hieromtrent liet Juta zich uitermate negatief uit over Amakiti De DC beklaagde zich erover dat de gaama niet reageerde op zijn brieven en hij stelde ' Amaktic van Otterloo is een persoon van niets, een hersenlooze tobber, denkelijk ten gevolge van zijn venerisch gestel " ' Amaktie van Otterloo is nog betrekkelijk jong, doch geestelijk en lichamelijk gedemoraliseerd daardoor kracht en machteloos zal hij tot zijn einde toe blijven voortleven als een nulliteit, tot schade van het Gouvernement en velen " Een in de kantlijn geschreven reactie op deze uitspraak van de DC stelde "Dan moei hij weg " Volgens de DC had Amakiti geen enkele invloed en werd hij volledig beheerst door zijn oudere kapiteins Over het vorige grootopperhoofd, Oseyse, en over Kanape en de "granfiskan" (groolfiscaal) Gagu was de DC daarentegen uitgesproken positief "Kanape is een flinke kerel, met een voor zijn doen helder verstand Ook Agagoe pas benoemd tot Gran Viscan lijkt mij ook zoo iemand " Volgens Juta ontbrak het aan eenheid onder de dignitarissen "Onder dat volkje viert een ongc/ondc politiek hoogtij Hij leverde verder kritiek op de zijns inziens verouderde tradities van de Ndyuka Alhoewel de GS vond dat Juta "ietwat" overdreef, stelde ook hij "Dat Amaktic geen persoonlijkheid is zal elkeen die met hem in aanraking komt, moeten tocgeeven " De GS hoopte dat de nieuwe posthouder, Van Lier, zijn invloed zou aanwenden om de veronderstelde invloed van de oudere kapiteins op Amakiti te 'fnuiken" Toen Juta Amakiti duidelijk trachtte te maken dat de DC als autoriteit 75

79 boven de gaama stond, reageerde deze "dat hij de baas was over de djoekas en dat hij zou handelen in zijn en in hun belang zooals hij dat goed dacht " De gemoederen rond deze kwestie, waarbij Juta de gaama, indien deze niet inbond, dreigde met ontheffing uit zijn functie, raakten dermate verhit dat "granfiskan" Gagu de zaak moest sussen (l,3) Tijdens de installatie van posthouder Willem van Lier kwam gouverneur G J Staal in zijn toespraak tot Amakiti terug op deze competentiekwestie en stelde dat de gaama eerbied en gehoorzaamheid was verschuldigd aan de DC "die door mij boven U is aangesteld " en "Het begrip dat gij alleen-heerscher zijt over de djoeka's is valsch Gij zijt slechts hun Opperhoofd door het Bestuur aangesteld en op U rust de taak zorg te dragen dat Uwe onderhoongen de Overheid eerbiedigen ' Volgens de gouverneur waren de orde en tucht, zoals die ten tijde van gaama Oseyse bestaan zouden hebben, geheel verloren gegaan Gij mist de tact van met het volk om te gaan ' Mocht deze situatie voortduren dan zou Amakiti ontheven worden In een beschouwing achteraf van de besprekingen met Amakiti in juli 1919 in Paramaribo, voorafgaand aan de installatie van posthouder Van Lier, toonde gouverneur Staal overigens meer begrip voor de positie waarin de gaama zich geplaatst zag Staal stelde onder meer dat de ontmoeting met Amakiti, na de verhalen - vermoedelijk van met name Van Lier - die hij over hem had gehoord, een "verrassing" was "maar toch trof ik in hem een oplettend en denkend luisteraar aan, die, hardnekkig in zijn tegenstand, vastberaden is in zijn verzet, zeer goed en vrijmoedig zijn woord wist te plaatsen In dat zwakke lichaam huisde een persoonlijkheid, die ik begteep en kon waardeeren Wat ik in Amakti waardeerde, was de oprechtheid van zijn verzet ik wist precies wat ik aan hem had " Behalve dat het gouvernement zijn uitgesproken voorkeuren bleek te hebben ten aanzien van bepaalde dignitarissen - een kanttekening bij een missive van de gouverneur aan de DC van Marowijne noemde Kanapé "de meest vooruitstrevende en intelligente van alle Aucaners" en sprak van de "half-idiote" Amakiti ( - had gaama Amakiti, voorafgaand aan de grote vrachtvaardersslaking van 1921, dus reeds enkele uitermate pijnlijke aanvaringen met de autoriteiten achter de rug Op 21 februari 1921 staakten de vrachtvaarders het transport op de Marowijne Rivier ' Volgens posthouder Willem van Lier, die uitvoerig rapporteerde, lag er een 'wel overlegd plan" ten grondslag aan de staking (158) De Bosnegers bleken zich te hebben voorbereid op een langdurige staking van mogelijk drie tot vier maanden en teneinde gedurende deze periode verzekerd te zijn van voldoende voedsel hadden ze van te voren voorzieningen getroffen op hun kostgronden l Een Frans Guianese krant moest dan ook bekennen 'Comme organisation de grève c'est surprenant d'entente et de cohesion ( Reeds in januari vernam Van Lier geruchten omtrent de staking en begin februari stelde hij de DC van Marowijne, W Th de Sanders, hiervan op de hoogte Van Lier verweet de DC laks optreden, daar deze verzuimde direct contact op te nemen met de Frans Guianese autoriteiten in Saint Laurent, waar op dat moment ook de gaama van de Aluku, Awcnsai, vertoefde Het initiatief tot de staking zou zijn genomen door de beide Aluku kapiteins Bayo en Man Er bestond met name onvrede over de gestegen kosten van levensonderhoud en de hierbij achtergebleven vrachtvaarderslonen Ondernemers en winkeliers speelden in op de onbekendheid van de Bosnegers met hel begrip devaluatie Zij waren slechts vertrouwd met het begrip "banknotu" een halve gulden oftewel 1 franc In 1921 was de franc echter nog maar 20 cent waard BIJ Bayo leefde daarnaast wrevel over zijn diverse vergeefse bezoeken aan Paramaribo voor zijn benoeming lot kapitein gaama Awensai, die aanvankelijk geen voorstander was van de slaking, toog vergeefs 1er bespreking van een aantal problemen van de Aluku naar Saint Laurent, waarna hij zich door de afgezant van gaama Amakiti, de vrachtvaarder Aliamba, liet overtuigen om zich aan te sluiten Een bericht van Awensai aan zijn collega Amakiti om eerst het resultaat van zijn bespreking met de Frans Guianese autoriteiten af te wachten, zou opzettelijk niet zijn overgebracht door Aliamba Intussen had Bayo reeds namens Awensai, maar zonder diens medeweten, gaama Amakiti geïnformeerd over het stakingsplan Uit correspondentie tussen de beide gaama blijkt dat het voorstel tot de staking afkomstig was van Awensai en wel ' uit overweging dat wij Negers in het bos gebrek lijden " ' Amakiti, die evenals Bayo minder plezierige ervaringen had met het gouvernement, stemde blijkbaar zonder medeweten van Kanapé in en vond hienn algemene bijval van zijn volk Van Lier spreekt van eene spontane uiting van wat er in het gemoed van het volk omging" en de beslissing van Amakiti zou door iedereen zijn toegejuicht Na ingelicht te zijn door De Sanders richtte de gouverneur op 7 maart een fel schrijven tot Amakiti, waarin hij stelde dat indien de vrachtvaart met onmiddellijk werd hervat de toelage van de gaama zou worden stopgezet en hij zou worden ontheven De gouverneur voegde hier 76

80 nog aan toe dat hij reeds vaker reden tot twijfel over Amakiti had gehad ( ' Nadat Amakiti de DC van Marowijne had meegedeeld dat de vrachtvaart niet door hem was gestaakt, maar dat gaama Awensai de Ndyuka het Iransport op de Lawa had verboden, stelde De Sanders dat Awcnsai "absoluut niets te vertellen heeft in de Lawan vier" De DC beloofde Amakiti militaire steun en stelde dat de vrachtvaart onmiddellijk hervat moest worden ( ' De gouverneur, die zich overigens beklaagde over de trage rapportage van De Sanders, stelde eveneens dat deze eventueel een militair konvooi moest sturen Wat betrof de grieven van de Bosnegers schreef de gouverneur aan de DC dat Amakiti geen enkele voorwaarde had te stellen ten aanzien van de heropening van de vrachtvaart en dal pas nadat hieraan was voldaan er onderhandeld kon worden over klachten 'Hij heeft aan mijn bevel om zijn invloed aan te wenden dat deze heropend worde zonder meer te voldoen " De toelage van Amakiti werd voorlopig stopgezet Verder sloeg het gouvernement terug door achterstallige lonen van vrachtvaarders in te houden en door een economische blokkade op de Marowijne in te stellen Tevens werd de kapitein-commandant van de troepen, H L Bierman, naar Albina gestuurd om een onderzoek in te stellen Op 27 maart belegde Amakiti een te Dntabiki waarop hij stelde eerst in overleg te willen treden met de Aluku alvorens de staking te beëindigen gaama Awcnsai, die verbolgen was over de aantijging van Amakiti dal hij de Ndyuka de vrachtvaart op de Lawa verboden zou hebben, hief in mei de staking op nadat een Frans Guianese delegatie speciaal was afgereisd naar zijn residentie Agoodc (Boniville) De delegatie overhandigde hem zijn toelage, bracht drank mee en beloofde de gaama een planken woonhuis Intussen stuurde de gouverneur gaama Amakiti het bevel om zich in Paramaribo lc verantwoorden over zijn houding Aan poslhoudcr Van Lier werd bekendgemaakt dat indien de gaama weigerde, deze door militairen zou worden opgehaald Het Boswezen kapte hiertoe in april een pad van Dam (het eindstation van de Lawaspoorweg) via de Sara- en de Tosso Kreek naar de Tapanahoni en op 5 mei verscheen bosopzichter L Junker te Dntabiki Aan de DC van Marowijne werd te kennen gegeven om bij aankomst van Amakiti in Albina alle gebruikelijke feestelijkheden en elk onnodig eerbetoon achterwege te laten ( ^ Tijdens een bijeenkomst die Van Lier in aanwezigheid van de DC van Marowijne in Albina belegde, eisten de vrachtvaarders een loonsverhoging van 200 á 300 procent Van Lier stelde dat de vrachtvaart onvoorwaardelijk hervat moest worden, waarna het gouvernement bereid zou zijn een onderzoek in te stellen naar de grieven De volgende dag, 30 mei, werd het transport hervat Met het onderzoek naar de vrachtvaardersstaking belastte het gouvernement de zogeheten Albina Commissie Deze commissie, die werd geleid door de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur, Mr LJ Rietberg en gouvernementsscerctans J J W Eekhout, moest niet alleen een onderzoek instellen naarde 'diepere oorzaken ' van de staking, maartevens naar het beleid van de DC en van posthouder Van Lier Hiertoe bezocht de commissie van juni Albina In haar lijvige rapport wordt onder meer gesteld Vaststaat, dal na de sterke waardedaling van den franc en de enorme styging van de winkelpryzcn veel te lang gewacht is met de verhooging van de vrachttanevcn, en dat IN DIEN TYD het loon der Boschnegers beslist ontoereikend moet zijn geweest " Sindsdien was de situatie weliswaar verbeterd, maar de koopkracht van de huidige lonen was "aanzienlijk lager" dan die van voor de Ferste Wereldoorlog De voornaamste klacht van de Bosnegers betrof overigens niet de lonen, maar de winkelpnjzen in Albina, die inderdaad 40 a 50 procent hoger lagen dan in Paramaribo gaama Amakiti zou al dne jaar vergeefs aandringen bij de Aluku op een gezamenlijke staking Vanwege de onheuse behandeling door de Fransen en na te zijn overreed door Aliamba ging gaama Awensai overslag De commissie stelde Van het standpunt van het Boschncgcrvolk bezien, was de staking alleszins gemotiveerd En zelfs onze Commissie zou die staking hebben moeten billyken, wanneer zy eerder ware uitgebroken, toen er wcrkelyk sprake was van een noodtoestand ten nadccle van de Boschnegers ' Intussen was de economische situatie echter ten voordele veranderd, nu de economische motieven deels waren vervallen "gaven 'politieke' motieven den doorslag en deden de ontstemming over het in vorige jaren geleden nadeel tot uitbarsting komen ' De commissie concludeerde De gehecle schuld van het gebeurde rust echter op AMAKTI en zyn raadslieden omdat hun dit in hun politieke kraampje te pas kwam " Tot deze politieke motieven rekende de commissie wraakzucht van Bayo en het streven van Amakiti om zijn prestige op te vijzelen Aangezien Amakiti zijn eed van 1916 zou hebben geschonden, moest hij "ernstig' worden gestraft (zie paragraaf 3 6 ) Hetzelfde gold ten aanzien van Aliamba Ten aanzien van Bayo werd voorgesteld om van directe maatregelen af te zien, 77

81 maar voorlopig niet over te gaan tot zijn benoeming tot kapitein Zoals we reeds vermeldden, stelde de commissie voor om de Cottica-Aluku onder het gezag van posthouder Van Lier te plaatsen Ten aanzien van het gouvernementsbeleid jegens de Bosnegers constateerde de commissie "ernstige fouten" die hadden bijgedragen lot de staking Met name de DC van Marowijne, De Sanders, moest het ontgelden Het livrcttensysteem werd nauwelijks nageleefd en De Sanders werd ontactvol optreden tegenover de Fransen verweten alsook "bijna ongeloofclyke lichtgeloovigheid, eigenwysheid, gebrek aan initiatief en aan tact vooral 1 " De DC werd tevens verweten dat hij de autoriteiten onvoldoende op de hoogte hield van de ontwikkelingen in zijn district en met name over de staking De Sanders zou te weinig vertrouwd zijn met de Bosnegers Dat de DC de Ndyuka militaire bescherming had aangeboden, werd als "domheid" betiteld Opmerkelijk, omdat, zoals we zagen, de waarnemend gouverneur, tevens lid van deze commissie, dit voorstel had ondersteund De commissie concludeerde dat De Sanders met viel te handhaven als DC Over het beleid van posthouder Van Lier was de commissie in het algemeen tevreden De Sanders kreeg op 18 oktober eervol ontslag en werd gedegradeerd tot districtssccretans te Nieuw Amsterdam 3.6. Gaama op het matje: nieuwe overeenkomsten De vrachtvaardersstaking werd door het gouvernement zwaar opgenomen en gezien als een ernstige vorm van gezagsondermijning Er moest een duidelijk signaal worden gegeven Terwijl het gouvernement zich normaliter min of meer stilzwijgend neerlegde bij de vrij autonome positie die de Bosnegers innamen in de samenleving, wijzigde hel zijn standpunt nu de economische belangen van het land bedreigd werden De voormalige gouverneur Staal sprak in verband met de staking van de "misdadige willekeur ' van de Ndyuka De nog maar net in de kolonie gearriveerde gouverneur Van Heemstra nam een onverzoenlijke houding aan en werd hierin gesteund door zijn waarnemer, de voormalige GS, Mr L J Rietberg gaama Amakiti en de vrachtvaarder Aliamba werden bevolen om naar de stad te komen Aangezien Aliamba weigerde, wilde de gouverneur een militaire expeditie via de Sara Kreek naar de Tapanahoni sturen om hem te laten ophalen, hetgeen via bemiddeling van posthouder Van Lier werd voorkomen ' Mede door deze vertraging moest Amakiti, die reeds op 16 juli via de Wane Kreek was gearriveerd in de stad, wachten tot 20 september eer de kwestie werd geregeld' Op 20 september 1921 werd Amakili op uitermate vernederende wijze ontvangen door de gouverneur in een buitengewone openbare vergadering van de Raad van Bestuur Notabelen, departementshoofden en de pers werden speciaal uitgenodigd Zelfs de over het algemeen vrij gezagsgetrouwe krant "De West" vroeg zich af of hel gouvernement mei deze bijeenkomst niet te ver was gegaan in zijn machtsvertoon Amakiti werd te kennen gegeven dat hij de belofte van trouw, afgelegd in handen van de gouverneur tijdens zijn beëdiging in 1916, "in ernstige mate had geschonden en wel speciaal de beide volgende artikelen '7 Verschillen, die lusschen mijnen stam en andere stammen of personen mochten ontstaan, aan de beslissing van den Gouverneur of van de door hem over mij gestelde autoriteiten te onderwerpen, 13 Om bijaldien mij door een ingezeten of ander persoon, niet tot mijn stam behoorende ongelijk wordt aangedaan, mijne klachten bij den Gouvemcmcnts-Secrctaris, belast met de zorg over boschnegers en indianen in te brengen en hen, die tegen den zoodan igen misdoen, onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit op te zenden Het laatste artikel hield verband met de weigering van Aliamba om naar de stad te komen, hetgeen zou aantonen dat Amakiti onvoldoende gezag had over zijn onderdanen De gouverneur, die aanvankelijk van plan was geweest om Amakiti te ontheffen en in diens plaats Kanapé aan te stellen, kwam lerug op dit voornemen nadat Amakiti zowel tegenover hem als in een eerdere bijeenkomst tegenover de GS "zijne schuld volledig heeft erkend en nederig vergiffenis heeft gevraagd ' Als compromis besloot de gouverneur dat Amakiti zijn gezag zou delen met Kanapé, die hiertoe werd ^gesteld als hoofdkapitein en aan wie, op diens verzoek, Gagu werd toegevoegd als kapitein onder de titel van 'granfiskan ', teneinde Kanapé behulpzaam te zijn in het handhaven van orde en tucht onder de Ndyuka Tevens werd besloten om een kwart - de staking duurde immers drie maanden - van de toelage van Amakiti in te houden ' 78

82 De nieuwe bestuursrcgeling werd vastgelegd in een protocol, dal onder meer het volgende bepaalde: "1. de Koningin der Nederlanden, alhier vertegenwoordigd door den Gouverneur van Suriname, wordt erkend als het hoogste Gezag waaraan eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd zijn. 2. De wetten welke in Suriname zijn of worden vastgesteld, worden geëerbiedigd. 3. De Posthouder, die bij de Aucancr boschnegers is of zal worden geplaatst, moet in alle zaken, de blanken rakende, geraadpleegd worden. Bevelen die hij namens den Gouverneur geeft, moeten gehoorzaamd worden. 5. Een werkstaking waardoor menschcnlevcns in het binnenland in gevaar gebracht worden, zal als een daad van vijandschap beschouwd worden en de geheele stam daarvoor getuchtigd worden. 8. De posthouder zal zoo spoedig dit mogelijk is aanvangen met het geven van onderwijs aan de Djocka-kindercn; de hier aanwezige hoofdmannen der Boschnegers verbinden zich het schoolbezoek zooveel in hun vermogen is aan te moedigen en tegenwerking van anderen tegen de school te bestrijden. 9. liet is aan de Aucancrs ten strengste verboden ooit ecnig verdrag met andere boschnegerstammen aan te gaan of vijandelijkheden met hen te plegen. 10. Bij overtreding van deze bepalingen zal het zelfbestuur bij de Aucancrs worden afgeschaft, en zullen ambtenaren, politic en soldaten naar de Tapanahony worden gezonden om dat gebied te besturen op dezelfde wijze als de districten der blanken." '. In een eerdere versie van dit protocol was tevens als artikel 9 opgenomen: "Er zal van Gouverncmcntswcgc geen godsdienstonderwijs gegeven worden." In plaats hiervan werd artikel 8 uitgebreid. Het verreikende artikel 10 was in deze eerdere versie met de hand geschreven toegevoegd '. Het protocol kreeg ruime aandacht in de Surinaamse pers. waarin artikelen verschenen onder koppen als "Amakti als boeteling" en "Een bestraffing". De sociaal-democratisch getinte krant "Suriname" bekritiseerde het in artikel 5 opgenomen stakingsverbod en schreef dat er immers gegronde redenen konden zijn voor een staking. De redactie bepleitte daarnaast een regeling van de ongewenste situatie waarbij de Ndyuka de Bovenlandsc Indianen afgesloten hielden van de buitenwereld en hen schatplichtig maakten. Het RK missieblad "De Surinamer" ging in een vijfdelige serie uitgebreid in op het protocol. Ook deze krant plaatste kanttekeningen bij het stakingsverbod en stelde dat de overeenkomst te eenzijdig tot stand was gekomen. De krant bracht naar voren dat het gouvernement met dit protocol "absoluut heeft mis gevat" en dat de Ndyuka de draagwijdte ervan niet zouden begrijpen. Onvoldoende zou rekening zijn gehouden met de culturele achtergronden van de Ndyuka. Terecht vermeldde de krant het onderscheid bij de Ndyuka tussen het wereldlijk en het religieus gezag. Het gouvernement zou voorbijgaan aan het gegeven dat politiek in het binnenland anders werd beleefd dan in de stad en het zou uitgaan van de foutieve veronderstelling dat het wereldlijk gezag van een gaama soortgelijk was als dat van een gouverneur. Volgens "De Surinamer" zou het protocol dan ook niet functioneren in het binnenland. Het in artikel 10 opgenomen dreigement van intrekking van het zelfbestuur was volgens de krant een veel te abrupte maatregel en zou slechts leiden tot passief verzet. Het gouvernement zou overigens niet in staat zijn de opheffing van het zelfbestuur te realiseren en bovendien was het volgens de krant onrechtvaardig om een heel volk te straffen voor het vergrijp van enkelen. In haar slotartikel constateerde "De Surinamer" dat ondanks enkele vergaderingen de meeste Ndyuka in het Cotticagebied onbekend waren met de inhoud van het protocol. De katholieke krant greep deze overeenkomst levens aan om kritiek te leveren op het ingestelde posthouderschap. Het protocol zou diens positie als "controleur van Gouvcmcmentswege" versterken; de Ndyuka zouden hem zien als "overweldiger, dien zij niet erkennen, dan om de overmacht. Zijn zending als beschaver zinkt in het niet voor die van controleur." Het zal duidelijk zijn dat de krant liever missionarissen bij de Bosnegers geplaatst zag (,8,). Van december 1921 belegde posthouder Van Lier te Diitabiki, de aan de Tapanahoni gelegen residentie van gaama Amakiti, een met de Ndyuka teneinde hetgeen in de stad was overeengekomen nader toe te lichten. Volgens het uitgebreide verslag van Van Lier was de belangstelling grool; er waren ongeveer 200 personen aanwezig. Hel protocol zou algemeen zijn aanvaard mei hel spreekwoord: "na fa na krosi priti, na so a moe naai." (Zoals het kleed gescheurd is, zo zal hel genaaid moeten worden; met andere woorden, de Ndyuka legden zich 79

83 maar neer bij het protocol zoals het werd gepresenteerd, ze zagen zich geplaatst voor een voldongen feit) Van Lier maakte van de gunstige stemming gebruik om tevens een drietal andere maatregelen, die in de stad reeds waren besproken met Amakm en Kanape en die door hem werden voorgesteld als bevelen van de gouverneur, aanvaard te krijgen Hiertoe verkreeg hij de steun van Kanape en alvorens de maatregelen werden aanvaard, werden ze eerst voorgelegd aan de godheid, Gaan Gadu, aan wie werd geofferd Deze maatregelen behelsden hel afschaffen van lijfstraffen, het binnen drie dagen begraven van lijken en het niet onbegraven laten van lijken van personen die van hekserij waren beschuldigd "' Zoals vermeld, waren de effecten van de vrachlvaart niet op elk van de Bosnegersamenlevingen soortgelijk Het zwaartepunt van de grondstoffenexploitatie - en dus de vrachtvaart - lag in Frans Guiana en in het grensgebied met dal land De in het Marowijnegebied woonachtige Ndyuka, en in mindere mate de Paramaka en de Aluku, beheersten de vrachtvaart in deze regio en konden deze dus verrichten in en nabij hun woongebieden Voor de Saramaka daarentegen betekende participatie in de vrachtvaart veelal een langdurig verblijf buiten het woongebied Het monopolie van de vrachtvaart in het grensgebied door de andere Bosnegervolken dwong de Saramaka emplooi te zoeken in Frans Guiana Vanaf eind negentiende eeuw trokken duizenden Saramaka naar de buurkolome Velen vestigden zich er permanent en stichtten er dorpen mei een eigen traditioneel bestuur Vanwege de goede ontvangstdie zij er genoten, stond Frans Guiana bij de Saramaka bekend als tata konde (vaders dorp), hun tweede vaderland Zowel het gouvernement als degaama zag het wegtrekken van de talloze, veelal jonge, mannen met lede ogen aan Het woongebied werd hierdoor geconfronteerd met een tekort aan mankracht, hetgeen leidde tot problemen bij de aanleg van kostgronden en dientengevolge tot periodieke voedseltekorten en hongersnood Bij herhaling werden de opeenvolgende grootopperhoofden door de regering over deze kwestie aangesproken gaama Akoosu ( ) keerde het jaar voor zijn beëdiging samen met honderd andere Saramaka terug uit Frans Guiana, waar hij negen jaar in Mana werkzaam was geweest In dejaren 1890 bezocht hij enkele malen Frans Guiana, waar hij werd ontvangen door de gouverneur Tijdens een verblijf in Albina wees de DC hem er op dat het niet de bedoeling was dat de Saramaka zich blijvend in Frans Guiana vestigden Volgens de DC had de gaama weinig invloed opzijn mensen in het buurland Gouverneur Titus van Asch van Wijck ( ) wees Akoosu er tijdens een audiëntie op dat hij liever zag dat de Saramaka in Suriname werkten in de houlkap, waarmee ook goed verdiend kon worden De gouverneur verwees naar het verdrag van 1835 dat in artikel 4 stelt dat de Saramaka in hun eigen dorpen moeten wonen en hij stelde dat, indien de vrachtvaarders niet binnen zes maanden waren teruggekeerd, ze niet meer in Suriname zouden worden toegelaten gaama Akoosu verklaarde zijn mensen te zullen meedelen dat zij zich niet buiten zijn gebied mogen vestigen op straffe van verbod om in de stad te komen De gouverneur wees Akoosu er verder op dat deze heel goed wist dat velen destijds bezwaar hadden gemaakt tegen zijn benoeming en dat zijn invloed genng was Slechts indien hij samenwerkte met hel gouvernement zou dit hem ondersteunen Akoosu maakte van de gelegenheid gebruik om enkele goederen te vragen De gouverneur ging uiteindelijk hiermee akkoord 'Daar wij vooral de Boschnegers in Boven Suriname nodig hebben ", in eerste instantie was zijn reactie echter 'Ja, als hij niet brutaal is Zoodra hij brutaal wordt alles weigeren ' gaama Akoosu stelde zich in het algemeen eigenzinnig op ten opzichte van de grondstoffcnexploitanten, waarbij hij er van uitging dat hij heer en meester was in het woongebied van de Saramaka en dat een ieder die daar wilde werken hem belasting moest betalen Zowel vanwege het economisch belang van de houtkap als vanwege het garanderen van de voedselvoorziening in het woongebied trachtte het gouvernement het wegtrekken van de Saramaka in te dammen Zoals bovenstaand reeds vermeld, werd in verband met problemen met de Corantijn-expcditie, waarbij één van de leiders, Eilerts de Haan, kwam te overlijden, waarop de Saramaka aanvankelijk verdere medewerking weigerden, in 1911 gaama Djankuso ( ) bij waarnemend gouverneur, Mr Ρ Hofstede Crull, ontboden, waar hem een vernederende ontvangst ten deel viel, hij moest te voet komen, of zelf voor een rijtuig zorgen en hij werd pas na eenig wachten door de GS ontvangen Djankuso stelde zich verantwoordelijk te voelen voor de blanken zo lang deze in zijn gebied verbleven, waarop de GS hem duidelijk maakte dat de blanken zelf wel zouden bepalen wat ze deden en dat de gaama daarvoor niet verantwoordelijk was Hem werd onder meer voor ogen gehouden dat dergelijk weigerachtig gedrag gestraft zou kunnen worden met inhouding van zijn loelagc en zelfs mei ontheffing uit zijn functie 088 ' 80

84 Zoals we vermeldden, werd er in 1914 een vervoersovereenkomst gesloten met de Saramaka. Bij deze regeling, die werd ondertekend door dignitarissen van de dorpen Gansé en Lombé, maar die gold voor het gehele Boven-Surinamegebicd, werden daglonen van drie gulden vastgesteld plus de keuze uit een rantsoen of vijftig ceni per persoon per dag. Alhoewel de Saramaka voornamelijk werkzaam waren in Frans Guiana, namen zij ook op de Marowijne "een niet onbelangrijk aandeel in de vrachtvaart." Dit leidde regelmatig tot spanningen met de Ndyuka, die de Saramakaansc aanwezigheid als concurrentie ervaarden. Een poging van gaama Amakiti om deze aanwezigheid te verbieden, werd door het gouvernement gedwarsboomd*. In 1918 klaagden de Balata Compagnieën "Suriname" en "Guyana" dat de Ndyuka de Saramaka de vrachtvaarl op de Tapanahoni en de Gonini beletten. Tijdens een vergadering die de DC van Marowijne op 15 en 16 februari 1919 belegde met de dignitarissen te Dntabiki klaagden de Ndyuka over de concurrentie die zij zouden ondervinden van de Saramaka, die hen het transport uit handen namen, de prijzen ondermijnden, in hun bossen werkten en die bovendien hun vrouwen afnamen. Mocht hier geen verandering in optreden dan zouden de Ndyuka overgaan tot fysiek geweld. De ondernemers probeerden gebruik te maken van de wrijvingen tussen de diverse Bosncgcrvolkcn om de prijzen te drukken en zowel het gouvernement als de ondernemers trachtten tijdens wcrknccrleggingen de Saramaka in te zetten als stakingsbrekers. Een Saramakaansc kapitein verklaarde tijdens de staking van 1921 tegenover de naar Albina gezonden kapitein-commandant van de troepen, H.L. Bierman, dat de Saramaka niet zouden varen zolang de Ndyuka dit ook niet deden; zij bevonden zich niet in hun eigen woongebied en zouden zich daarom gedragen naar de richtlijnen van de gaama van de Ndyuka, Amakiti ( Het langdurig wegtrekken van vele vrachtvaarders leidde tot problemen in het woongebied van de Saramaka Rond 1920 verbleven ongeveer Saramaka in Frans Guiana Specifiek aan mannen toebedeelde werkzaamheden op het gebied van de voedselvoorziening, met name het openkappen van kostgronden, raakten daardoor in het gedrang en bij herhaling was er sprake van voedseltekorten en zelfs hongersnood Zowel via zendelingen als via gaama Djankuso werd het gouvernement er in 1918 op geattendeerd dat door zware regenval eind 1917 met als gev olg een hoge waterstand de oogst in diverse dorpen langs de Suriname Rivier en de Sara Kreek v\as mislukt en dat er hierdoor een tekort aan voedsel was. Bij de Indianen en de Kwinti aan de Coppcname Rivier heerste een soortgelijke situatie. De daaropvolgende jaren zouden dergelijke voedseltekorten zich regelmatig manifesteren. Het gouvernement ging over tot de levering van rijst op krediet De terugbetaling hiervan zou de nodige problemen opleveren ( '. De voedseltekorten waar bij herhaling sprake van was, waren volgens bosopzichtcr L. Junker een gevolg van de "grenzeloozc zorgeloosheid" van de Bosnegers. In 1923 werd Junker opgedragen om een uitgebreid onderzoek in te stellen naar 1 de voedselsituatie, gezien de berichten over hongersnood; 2 het bestuursbeleid van gaama Djankuso en van diens kapiteins en in hel algemeen het functioneren van het dorpsbestuur, 3. de activiteiten van de sociaal werker H. Zangen; 4. de migratie naar Frans Guiana; 5. de mogelijkheden van landbouw en veeteelt; 6. de houtlcvcrantie; 7. wantoestanden bij de opkoop van hout Op 11 maart begon Junker zijn inspectiereis en reeds de volgende dag begonnen de problemen. De Saramaka bleken goed op de hoogte te zijn van de nieuwe overeenkomst met de Ndyuka en de wijze waarop gaama Amakiti was bejegend door het gouvernement en geruchten deden de ronde dat Junker een soortgelijke behandeling van gaama Djankuso voorstond. In zijn uitvoerige rapport met zeven bijlagen van 22 april 1923 schreef Junker: "In Bov. Suriname beschouwt men mij als de invoerder der wetten " en hij erkende verder te zijn gegaan dan zijn opdracht. Junker ging uitgebreid in op elk van de bovenvermelde punten. Op 3 april belegde hij te Asindoopo, de aan de Pikilio gelegen residentie van gaama Djankuso, een vergadering Zijn toespraak op deze vergadering werd door pater F. Morssink betiteld als "Mannen van Lebak" (een verwijzing naar het bock Max Havelaar van Multatuli). Junker deelde mee dat de gouverneur hem had gezonden om een onderzoek in te stellen naar, om het zwak uit te drukken, de wantoestanden in het Bovcn-Surinamcgebicd. Er moest volgens hem wel veel Ie verbergen zijn daar men had geprobeerd om zijn reis te belemmeren. De door het 81

85 gouvernement met een toelage bedeelde gaama deed volgens Junker niets aan de hongersnood en de kapiteins maakte hij belachelijk en noemde ze oude wijven Junker stelde dat men hem, in tegenstelling lot andere ambtenaren, met met een kluitje het net in kon sturen en Djankuso zou er volgens hem misbruik van maken dat men op de gouvemementssecretarie onvoldoende geïnformeerd was over de situatie in het binnenland Junker meende dat "de wanbocl in het bestuurs stelsel der boschnegers ' voornamelijk te wijten was aan degenen die met hun zaken belast waren Volgens hem waren de kapiteins vooral bezig met rituele en culturele zaken en met vrouwenkwesties De boschncgcr toch man zoowel als vrouw, is zinnelijk en wellustig ' Oc gaama was machteloos, immers het werktuig van een eerzuchtige clique' Hiermee doelde Junker op de Matjau-/o, die hij weinig gunstig gezind was en die volgens hem ten onrechte het gflemo-schap claimde Junker ging ook in op de intensieve contacten tussen de Ndyuka en de Saramaka en met name op de invloed van de Gaan Gadu cultus van de Ndyuka Aldus ontstaat ondermijning van het gezag van het koloniaal Bestuur door de twee despolen [Amakiti en Kanape] van Dntabbctjc Ondanks de aan posthoudcr Van Lier gedane beloften zou vanuit Dntabiki aan de Sarakrckers zijn doorgeseind dat de oude gebruiken ten aanzien van het bcgra\en van lijken gehandhaafd dienden te worden en dat men verhalen over hel invoeren van onderwijs niet serieus moest nemen Alhoewel men op zich niet tegen onderwijs was, \recsdc men dat het bedoeld was om de jongeren te vervreemden van de ouderen en van hun cultuur Op de vergadering kondigde Junker richtlijnen aan voor het begraven van lijken binnen twee dagen Volgens hem hadden de Ndvuka en de Saramaka samen een eed gezworen om geen overhcidspersonen meer te vervoeren Op bestuurlijk gebied stelde Junker de verdeling van hel gezag voor HIJ stelde dat de invloed der hoofden op weinige uitzonderingen na, gelijk nul' was Ten aanzien van het dorpsbestuur wilde hij een eind maken aan de erfelijkheid van functies en kapiteins persoonlijk laten benoemen Kapiteins die langer dan twee jaar van hun dorp afwezig waren, dienden te worden ontheven Wat betreft de gekerstende dorpen stelde Junker voor De Christcndorpen worden uit de hcidensche bestuursinrichting uitgeschakeld tot zelfstandige gemeenten gemaakt op cene nadere te regelen w ijzc Ten aanzien van de werkzaamheden van Zangen, die hij op zich niet mocht, stelde Junker dat deze wel oprecht als filantroop bezig was en met name op het gebied van de gezondheidszorg goed werk verrichtte, zodat diens werk uil humanitair oogpunt ie bepleiten viel Wat betreft de regelmatige voedseltekorten, die de Bosnegers volgens hem voornamelijk aan zichzelf te wijten hadden, kwam Junker met Djankuso overeen dat deze twee maal per jaar controle in de dorpen zou uitoefenen, dat de kapiteins er voor zouden zorgen dat elk jaar in augustus begonnen werd met de werkzaamheden voor het aanleggen van kostgronden en vervolgens hel planten, dat er vruchtbomen werden geplant in de dorpen en dal vrachtvaarders pas mochten vertrekken nadal zij hun verplichtingen waren nagekomen Kapiteins die deze maatregelen niet nakwamen, zouden worden ontheven en Djankuso deed een oproep aan de vrachtvaarders om terug te keren uit Frans Guiana Wat betreft de ontstane njstschulden stelde Junker voor om van de betreffende dorpen eventueel twee personen in gijzeling te nemen Aangaande de verkoop van hout bepleitte Junker gezien het bedrog door de opkopers een betere regeling (1 ^ Naar aanleiding van de rapporten van Junker stelde de gouverneur dat hel mei de Saramaka in 1835 gesloten verdrag nooit Ie mei was gedaan en stemde hij in met een verdeling van hun woongebied in drie onderafdelingen Ook de speciale regeling voor de gekerstende dorpen genoot zijn instemming ' ' Nadat gaama Djankuso drie oproepen om 1er bespreking van deze kwestie naar de stad te komen, had genegeerd, hetgeen werd gezien als een schending van het verdrag van 1835, werd Junker op 22 februari 1924 opgedragen om vergezeld van een militaire patrouille onder leiding van luitenant Dahlcr, de gaama op te halen Volgens Junker veroorzaakte zijn missie grote onrust onder de Saramaka, deden geruchten overeen oorlog met de blanken de ronde en werden de obia, magische afweermiddelen, hiertoe reeds bereid Junker reisde tot het gekerstende dorp Aurora en stuurde van daaruit een brief naar Djankuso met het dreigement dat indien deze niet kwam de rivier zou worden afgesloten Volgens Morssink durfde Junker uit vrees voor de gaan obia van het dorp Dahome met verder te reizen Junker probeerde hier de andere lo op Ie zetten tegen de Maljau 'slechts de toepassing van 'verdeel en hcersch' zou mij het gcwcnschtc resultaat verzekeren ' Op 13 maart werd de rivier afgezel en begon de militaire bezetting Voor het eerst sinds de ontheffing van gaama Gbosuma in 1835 begaven zich weer militairen in het woongebied van de Saramaka Volgens Junker werd het hoog tijd dat de bestuurlijke wantoestanden bij de Bosnegers werden aangepakt De beschaving kan alleen voortgang hebben, 82

86 wanneer het gezag wordt hersteld, en de missie op de macht kan steunen De duizende christenen onder de boschncgers bctcckcncn niets op den weg der beschaving der boschncgers, inteegendeel, ZIJ bederven veel, omdat zij alleen aan de vergevingsgezinde kerktucht zijn onderworpen en omdat de heidenen tegen hen opzien als bezitters van sterkere obia's (zij bezitten immers meerdere kennis) Nergens op de aarde zijn de volkeren alleen door het geloof beschaafd geworden Eerst heeft de macht gesproken, en wel meestal met de wapenen, Macht alleen kan de boschncgers imponceren Het zal duidelijk zijn dat met een dergelijke mening Junker de pionier van de RK missie onder de Bosnegers, pater F Morssink, tegenover zich vond staan, hetgeen ook uit beider geschriften blijkt Hetzelfde geldt ten aanzien van de relatie tot Van Lier, ook diens beschavingswerk was volgens Junker tot een fiasco gedoemd Junker bepleitte toegankelijkheid van het gebied door het onderhouden van wegen rond de vallen en er moesten zijns inziens jaarlijks excursies van militairen plaatsvinden, om ' hel respect er in te houden, en trapsgewijze meer en meer beperking der onafhankelijkheid afdwingen " Aangaande de nieuw in te voeren bestuursregeling stelde Junker 'De granman alleen heeft niets meer te vertellen ' Op 23 maart arriveerde Djankuso, die zich volgens Junker als een gevangene voelde, op de post van Junker en op 27 maart kwamen zij in de stad aan Op 3 en 4 april werd Djankuso ontvangen door de GS, Mr Dr Ρ H W G van der Helm ( ) De GS bracht naar voren dat de gaama met zijn weigering om naar de stad te komen hel verdrag van 1H3S had geschonden 7ijn Hoog Edel Gestrenge zegt, dat de boschncgers kinderen zijn van de Koningin en dat Jankocso door nitt aan de oproeping gehoor te geven heeft gehandeld als een kind dat ongehoorzaam is aan zijn vader, dal de bosschen behooren aan de Koningin even goed als eenig ander gedeelte van Suriname Djankuso haalde aan dat hij in verband met het overlijden van drie van zijn kinderen en vanwege ziekte geen gevolg had kunnen geven aan de oproepen In navolging van Junker probeerde de GS de gaama te laten bekennen dat deze uit vrees voor de Gbosuma-Äiim* niet naar de stad had durven komen, hetgeen Djankuso de verzuchting ontlokte wc zijn hier gekomen om te luisteren naar de wetten die de blanken maken voor ons, over ons, zonder ons De nieuwe bestuursregeling werd met Djankuso doorgenomen Op 4 april 1924 werd in een bijeenkomst van gouverneur Mr Amoudvan Heemstra met gaama Djankuso en elf kapiteins en overige genodigden de nieuwe bestuursregeling tot wet verheven Djankuso zou nu erkennen dat zijn weigering om naar de stad te komen te wijten was aan 'onwil Dit was voorde gouverneur het teken ' dal derhalve het oogenblik van onderhandelen voorbij is Hel bestuursgebicd van de Saramaka werd opgedeeld m drie onderafdelingen, te weten 1 Lombc, het gebied vanaf de monding ν an de Ceder Kreek tot aan de Sisabo (Mamadam), dat zou worden beheerd door het opperhoofd Abaisa van de Abaisa-/o, die hierin werd bijgestaan dooreen kapitein, 2 Djankusokondrc, hel gebied vanaf de Sisabo tot aan de Biahati Val, dat onderbehcer kwam van het opperhoofd van de Awana-/o, Tjcniekcltc, 3 Gransaramacca, hel gebied vanaf de Biahati Val tol en mei de Gaan- en de Pikilio, dat onder beheer stond van de gaama, die tevens het oppcrtoczicht over het gehele gebied behield en die hierin werd bijgestaan door een granfiskan, kapitein Frederici oftewel Dinforo van de Langu-/o Deze dignitarissen moesten een jaarlijkse vergadering beleggen nabij de Mamadam, waar zij verslag moesten uitbrengen over het afgelopen jaar en waar zij de nieuwe instructies van het gouvernement zouden ontvangen Op elk dorp werd slechts een kapitein door het gouvernement erkend Artikel 5 van hel protocol betrof de aanleg van kostgronden en artikel 6 de aanleg van vruchtbomen in de dorpen Artikel 7 reguleerde de afwezigheid van vrachtvaarders De betreffende dignitaris moest hiervan op de hoogte zijn en de vrachtvaardcr moest voor vertrek zijn kostgrond hebben bewerkt Met een vervolgens verkregen pas kon hij naar Frans Guiana vertrekken Indien hij niet tijdig terugkeerde, was de betreffende dignitaris verantwoordelijk voor het onderhoud van de kostgrond Dignitarissen mochten Suriname slechts verlaten na toestemming van de GS Artikel 8 regelde het begraven ν an lijken binnen drie dagen Artikel 10 bepaalde de aansprakelijkheid van de betreffende dignitarissen voor hun respectieve gebieden Na overtreding der bepalingen kan de Gouverneur de genoemde aansprakelijke personen uit hun ambt onlzctlen " Van het aanvankelijke voornemen om Djankuso te ontheffen als gaama, werd afgezien Naar aanleiding van het machtvertoon jegens Djankuso protesteerde een Statenlid bij de GS 'tegen hel geweld het hoofd van een bevriende natie aangedaan 83

87 De nieuwe verdragen met de Ndyuka en de Saramdka vertonen een drastische verandering in de opstelling van het gouvernement tegenover de Bosnegers In duidelijke taal werd hen te verstaan gegeven dat zij volledig onderworpen waren aan de wetten, rechtsregels en het gezag van de centrale overheid De erkende, historisch bepaalde, bijzondere positie welke ZIJ in het land innamen, werd als hel ware gedoogd, mits ZIJ 7ich hielden aan de bepalingen van het gouvernement De beide overeenkomsten waren in feite een aanpassing van de verouderde verdragen uit dejaren 1810 Het protocol van de Saramaka verwijst op twee plaatsen naar hel met hun gesloten verdrag uil 183*> dat blijkbaar nog steeds van kracht was De scherpe bewoording van beide overeenkomsten kan overigens gerelativeerd worden aangezien het gouvernement met over de middelen beschikte om de naleving ervan af te dwingen Junker wees er op dal de regeling mei de Saramaka slechts vier jaar werd gehandhaafd en in 1933 uil bezuinigingsovcrwcgingcn werd opgeheven Tijdens een dienstreis naar de Boven Suriname in november 1947 constateerde DC Jan Michels dat de bewuste overeenkomst totaal onbekend was bij de Saramaka l ~ Met bovenstaande overeenkomsten behoorden evenmin de problemen rond de vrachtvaart en de gevolgen daan an voor het woongebied van de Saramaka tot het verleden Uit een schrijven van de DC van Marowijnc van 1924 blijkt dat er nieuwe vrachttancven waren ingevoerd, namelijk zes gulden per vat naar de Lawa, een sterke verlaging vergeleken met enkele jaren daarvoor De DC bepleitte invoering van een livrettcnbclasting voor de vrachtvaarders, soortgelijk als het stcigcrgcld van 7 franc per vracht dal in Saint Laurent moest worden betaald Naar de mening van de DC was het gouvernement te huiverig om maatregelen ten aanzien van de Bosnegers door te voeren en bezaten dezen nog steeds een bevoorrechte positie l Begin 1926 zag het er even naar uit dat er vanwege onenigheid over de vrachttancven wederom een staking op de Marowijne zou uitbreken Ook nu waren er weer bedreigingen van Ndyuka tegen Saramdka die wel bereid zouden zijn om te varen De GS bleek onvoldoende op de hoogte te zijn van de situatie en beschuldigde ten onrechte de afgevaardigde van Amakiti in Albina kapitein Akrosi De DC van Marowijnc, J Weync ( ), werd opgedragen een onderzoek in te stellen en de GS eiste van Akrosi dat hij het gezag op de meest krachtige wijze zou handhaven Uit berichten van de DC en van Van Lier bleek dat er geen sprake was van een echte staking en dat kapitein Akrosi niets te verwijten viel Deze kwam juist op een goede manier op voor de belangen van de vrachtvaarders en was daarom minder geliefd bij de ondernemers In 1927 maakte kapitein Akrosi melding van armoede onder de Ndvuka daar niet iedereen de gelegenheid kreeg om werkzaam te zijn in de vrachtvaarl Doordal hij niet gekend werd bij het werven van vrachtvaarders kregen steeds dezelfden werk ( ' Uit berichten van de DC van Marowijnc blijkt dat er in 1936 wederom een poging werd ondernomen om een een verbindingspad tussen de Bovcn-Suriname en de Tapanahoni aan te leggen zoodat militaire patrouille s voortaan niet meer afhankelijk zijn van de vrachtvaarders der Marowijne en op onverwachte wijze aan detapanahony kunnen verschijnen Ook de oude klacht over vrachtvaarders die boten tot zinken zouden brengen om vervolgens de lading achterover te drukken, bleef opduiken Pogingen om de migratie van Saramakaanse vrachtvaarders naar Frans Guiana tegen te gaan, hadden blijkbaar weinig resultaat In 1935 beklaagde gaama Atudendu ( ) zich over het verblijf van Saramaka in Mana, waardoor de kostgronden niet werden onderhouden en de vrouwen en kinderen gebrek leden Er zouden veel Saramaka in Mana en in Sinnamary verblijven, waar ze met Creoolse vrouwen samenleefden en werkzaam waren in de goudinduslric Aludcndu zou te Albina een vergadering met hen beleggen In 1941 meldde de DC van Suriname dal er nog jaarlijks Saramaka naar de buurkolonie trokken, waar zich inmiddels ongeveer duizend van hen blijvend hadden gevestigd Pogingen van gaama Atudendu om hen te doen terugkeren, hadden weinig resultaat Met het oog op de internationale situatie (Tweede Wereldoorlog, in Frans Guiana was het gouvernement pro-vichy) en gezien de grote vraag naar bouwhout werd voorgesteld om de migratie naar Frans Guiana tijdelijk te verbieden In 1936 dreigden vrachtvaarders het transport op de Marowijnc Rivier te staken naar aanleiding van een incident dat zowel in de pers als in het parlement ruime aandacht kreeg In opdracht van de waarnemend DC van Marowijne, luitenant J H M Schenk, zegde de politie op 8 juni de Bosnegers aan dat zij niet langer in Albina mochten wonen, maar dat zij zich in het nabijgelegen Andrcaskondre moesten vestigen Na zes uur 's avonds mochten zij zich niet meer ophouden in Albina Er zouden teveel Bosnegers werkloos rondhangen in Albina hetgeen een gevaar zou vormen voor de openbare orde en voor de hygiene en de gezondheid De maatregel zou ook bedoeld zijn ter bescherming van de Bosnegers aangezien zij ter betaling 84

88 van hun overnachting op erven gedwongen werden tot winkelnering Hoofdkapitein Kanapé zou bovendien reeds herhaaldelijk hebben aangedrongen op de terugkeer van de Bosnegers naar hun woongebied, dat namelijk vanwege hun langdurige afwezigheid in sociaal-economische problemen zou geraken Volgens Schenk wilden de Bosnegers niet te Andreaskondre verblijven aangezien zich daar "geesten" zouden ophouden, een argument waar het gouvernement geen rekening mee kon houden Een telegram van 9 juni van de ambtenaar van de douane in Albina, Lim A Po, meldde dat de Bosnegers uit onvrede over de getroffende maatregel de vrachlvaart hadden gestaakt Gealarmeerde ondernemers vroegen om bemiddeling van de DC, die sinds 1932 Mungo als standplaats had Tijdens een vergadering met de Bosnegers op 11 juni verzachtte de DC de maatregel door alleen vrachtvaarders toestemming te verlenen om in Albina te overnachten, overige Bosnegers dienden terug te keren naar hun dorpen Er zouden zich nadien weinig problemen hebben voorgedaan en Kanapc bedankte in een brief van 2 juli de DC voor diens maatregel "De West' sprak van een "onbesuisde" maatregel en van "ongelooflijke kortzichtigheid" van de DC, zowel gezien hel belang van de vrachtvaart als vanwege de op stapel staande expeditie onder leiding van vicc-admiraal Kayser naar de zuidgrens "De Boschnegers waren - terecht - hoogst verontwaardigd over deze bcleedigende maatregel " Volgens de krant moest de DC wegens ongeschiktheid voor zijn ambt, worden ontheven Enkele Statenleden waren verbolgen omdat hel gouvernement weigerde om de precieze inhoud van de oorspronkelijke opdracht van de DC bekend te maken Volgens het lid AG Putschcr was er daarentegen slechts sprake van "een storm in een glas water' " ' Tot besluit van deze paragraaf maken wc nog melding van de curieuze brief die gaama Djankuso via bemiddeling van zendelingen en het gouvernement stuurde naar de Volkenbond in Geneve 'Asidomphopo, 23 Nov 1926 Aan de Secretaris van de Volkenbond te Genève Wij, de Saramaccancn, Bosnegers aan de Boven-Sunnamc, hebben van de grote oorlog gehoord, die de mensen ginds aan de overkant van de grolc Oceaan hebben gestreden Wij hebben ook de grote nood gezien, die deze oorlog heeft gebracht, zelfs tot ons Nu zend ik, Adjankocso, Grootoppcrhoofd der Saramaccancr Bosnegers te Asidomphopo, deze boodschap aan u Wij zijn blijde dat de grote oorlog tot een eind is gekomen en dal er nu vrede is Doodt elkander niet meer' Lcefl in vrede met elkaar Zo spreken WIJ, niet ons verheffende, maar uit ootmoedige liefde Ik groet u allen met een sterke groet uit de naam van de kapiteins en van geheel mijn volk Adjankocso te Asidomphopo, Suriname (Hollands Guyana) " 3.7. "Bescha\ingswerk" Sinds de Emancipatie vatte binnen gouvcrncmcntskringcn geleidelijk aan de mening post dat de aanwezigheid van relatief autonome bevolkingsgroepen met een eigen bestuurssysteem en afwijkende rechtsregels en waar de regering weinig greep op had, een anomalie was binnen de samcnlcv ing Het gouvernement nam, op overigens weinig consistente wijze, uiteenlopende pogingen om in deze ongewenste situatie wijziging te brengen De intensiteit van het contact tussen het gouvernement en debosnegersamcnlevingen hing nauw samen met de mate waarin deze meer of minder van betekenis waren voorde koloniale economie Van een afgewogen en consistent beleid was nauwelijks sprake Na de afschaffing van de slavernij was de aandacht van het gouvernement voor de Bosnegers lijdelijk verflauwd en werd de zorg voor hen voornamelijk overgelaten aan zending en missie De grondstoffcncxploitatie en de vrachtvaart brachten de Bosnegers weer in het gezichtsveld van het gouvernement en met name tijdens hel bestuur van de gouverneurs Staal en Van Heemstra nam de o\erhcidsbemocicnis toe Bo\enstaand viel een aanlal malen de naam van Willem van Lier en in deze paragraaf zullen wc onder andere nader ingaan op de achtergronden van de instelling van diens poslhoudcrschap, mede omdat dit enig licht werpt op het gouvcmcmcnlbeleid begin deze eeuw ten aanzien van de Bosnegers Zowel in Suriname als in Nederland kwamen geluiden op, waarbij gewezen werd op de nalatigheid van het gouvernement ten aanzien van de Bosnegers In 1903 hield de Nederlandse parlementariër voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij, Van Kol, in de Tweede Kamer 85

89 een pleidooi voor het zogenoemde beschavingswerk onder de binnenlandbewoners, waarbij hij stelde "Voor de Boschnegers en Indianen is tot heden nog zoo goed als niets gedaan ' De minister van kolomen, Idenburg, zegde toe de aandacht van de gouverneur hiervoor te vragen (21 In de Koloniale Staten vielen bij herhaling soortgelijke geluiden te beluisteren De Commissievan Rapporteurs bij de begroting over het dienstjaar 1919 stelde m haar Voorlopig Verslag van 6 april 1918 "De Boschnegcrs en Indianen vormen als het ware een staat in den staat "fr" Een extra aanzet tot verwezenlijking van de beschavingsplannen vormde de indrukwekkende artikelensene die de opzichter en prospector bij de balata- en goudwinning, Willem van Lier, in publiceerde in de krant "Suriname" onder de titel "Iets over de Boschnegers aan de ί"ί21 Boven-Marowijne" l " In 1919 werd in de Koloniale Staten uitvoerig van gedachten gewisseld over een door het gouvernement gepropageerd beschavingsproject Gouverneur G J Staal lichtte het project toe en stelde dat het beoogde de Bosnegers meer onder Bestuursgezag te brengen, waartoe het beschavingswerk krachtiger moest worden aangepakt Willem van Lier werd aangezocht als posthouder die zou fungeren als zowel plaatselijk bestuursambtenaar als opvoeder Alhoewel enkele Statenleden liever zagen dat een dergelijk project zou worden uitgevoerd door zending en missie, werd het plan uiteindelijk zonder hoofdelijke stemming aangenomen Zowel de EBGS als de RK kerk waren op dat moment niet actief aan de Tapanahom en zegden toe gedurende hel project geen activiteiten te zullen ontplooien in dat gebied De waarnemend GS, Mr J J W Eekhout stelde in zijn enthousiasme dal het project een van de weinige posten was op de begroting "waarmede een nieuw perspectief voor de toekomst wordt geopend' ( ' J Eekhout betoogde verder ' Wanneer deze post, welke beoogt een eerste afbetaling van de oude eercschuld tegenover Indianen en Boschnegers, zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen, zou dit een schone bladzijde zijn in de parlementaire geschiedenis van Suriname " De uitvoering van het project werd in direct verband gebracht met de problemen die zich voordeden bij de vrachtvaart Het Statenlid Ρ W Hering stelde "Het is bekend dat de boschncgers in den laatsten tijd zich niet gaarne belasten met het vervoer van vrachten over de boven-nvier Nu heeft het Bestuur gemeend dat, naarmate ZIJ de voordeden der beschaving leeren beseffen, zij williger zouden zijn en minder bezwaren opperden om hunne diensten te verleenen aan de ontwikkeling der nijvcrheidsbronnen in de binnenlanden Om dit nu te bevorderen is de posthouder benoemd ' De administrateur van financien schreef naar aanleiding van de beoogde benoeming van Van Lier dat hij voorstander was van grotere overheidsbemoeienis met de Indianen en de Bosnegers teneinde hen te "vormen tot gewone burgers van onze Surinaamschc maatschappij ' Volgens hem bestond er wat dit betrof een discrepantie tussen de wetgeving en de realiteit Hij stelde verder "Het is voor het Nederlandsch Bestuur werkelijk te betreuren dat het tot heden niet in staal is geweest iets van ecnig belang voor hen te doen " (2I6) Hel ontwikkelingsplan werd gestart als een proefonderneming onder de Ndyuka aan de Tapanahom Rivier In geval van succes zou het in een later stadium worden uitgebreid lot de overige binnenlandbewoners Willem van Lier werd op 26 juli 1919 plechtig geïnstalleerd als posthouder door gouverneur Staal in aanwezigheid van onder andere gaama Amakiti In zijn toespraak tot Amakiti lichtte de gouverneur hel doel van de posthouder als volgt toe "Tc lang reeds hebben de Aucaners geïsoleerd van de overige bevolking der Kolome geleefd, alsof zij niet behooren binnen den band die alle Nederlanders omvat En ik wensch thans daann verandering te brengen " ( ^ Het plan voorzag in landbouwvoorlichting, neutraal onderwijs en enige medische zorg Om uiteenlopende redenen zou hel plan blijven steken in een proefonderneming en begin 1926 kreeg Van Lier eervol ontslag De opstelling van hel gouvernement was halfslachtig Enerzijds werd een pleidooi gehouden voor de ontwikkeling van de binnenlandbewoners, terwijl anderzijds economische belangen, zoals de grondstoffenexploitatie, een rol speelden Het plan was lc ruim van opzet om door één persoon te kunnen worden gerealiseerd, terwijl er bovendien onvoldoende middelen voor werden uitgetrokken De verwachtingen waren verder te hoog gespannen en te zeer gericht op snelle resultaten Toen deze uitbleven, nam de steun vanuit de Koloniale Staten af en gingen meer stemmen op om het projeel te delegeren aan de zending en missie Bij de Ndyuka bestond vanaf het begin wantrouwen tegen het plan Men vreesde niet alleen dat de komst van een posthouder hun relatieve autonomie zou aantasten, maar tevens dal het plan de invoering van belaslingcn beoogde Met name gaama Amakiti was weinig gelukkig met het project en hij legde zich er slechts onder pressie bij neer Pogingen van het gouvernement om in te spelen op belangente- 86

90 gcnstcllingen bij de Ndyuka, hadden een averechts effect De uiteindelijke mislukking van het ontwikkelingsplan weet het gouvernement aan de tegenwerking van de Ndyuka In de Koloniale Staten werd uitvoerig gediscussieerd over het plan Zoals aangehaald werd er gesproken van een staat in de staat Het Statenlid Ρ W Hering stelde "Als economische elementen zijn de boschncgers tot dusver van weinig bcteekems voor de kolonie En dat is niet hun schuld, maar van de Nederlandsche Regeering, die de plichten tegenover deze menschen heeft verwaarloosd en getolereerd dat thans nog in de 20e eeuw hier gesproken moet worden van boschnegers " Dit laatste in tegenstelling tot in Bnts-Guyana en in Jamaica Het Statenlid R O'Fcrrall voegde hier aan toe De Nederlanders hebben boschncgers gemaakt, zij hebben hen de bosschen ingejaagd " O'Ferrall informeerde enkele keren naar de verhouding van de Bosnegers en het gouvernement In zijn Memorie van Antwoord, gedateerd 18 april 1923, bij de begroting voor het dienstjaar 1924, gaf gouverneur Arnoud van Heemstra hierop het volgende antwoord 'In theorie is die verhouding geen andere dan die, waarin alle overige inwoners der kolome lot de Overheid staan, ook de Boschnegers vallen onder haar gezag en zijn onderworpen aan de wetten des Lands Doch zoolang de Boschnegers op zichzelf staande groepen vormen, op grootcn afstand gevestigd van de overige bevolking der kolonie, zal een zekere mate van zelfregecnng onder incidenteel Gouvcrncmentstoezicht - in de in vonge ecuwen met hunne voorouders gesloten tractatcn reeds erkend - in de practijk wel de bestuursvorm blijven, welke voor het Koloniaal Bestuurde minste bemoeiingen, maar tevens ook de minste kosten met zich medebrengt Vervanging van hunne granmans - wier aanstelling formeel in handen is van het Koloniaal Bestuur - door koloniale ambtenaren, zou - niet enkel in financieel opzicht - gevolgen kunnen hebben die men niet kan overzien Natuurlijk moet niettemin het streven er op gericht zijn hun het begrip van saamhorigheid bij de overige bevolking bij te brengen en getracht worden hen uit hun isolement op te heffen door hunne beschaving te bevorderen Dit is mede een der oogmerken geweest van de aanstelling van den posthoudcr bij de Aucaners aan de Bovcn-Marowiinc De bewonderenswaardige arbeid der Zendingen vindt hier eene taak, welker vervulling in heden en toekomst van groóte beteekenis is en zal zijn ' Naar aanleiding van vragen van Statenleden weidde de GS, Mr Dr Ρ van der Helm, een jaar later nader uil over deze verhouding Daarom moet getracht worden met bescheiden middelen en op de meest tactvolle wijze de boschncgers geleidelijk in contact te brengen met het koloniaal gouvcrncmcnl en hen in de eerste plaats aan het verstand trachten te brengen, dat zij niet de eigenaars zijn van het achterland, maar dat die streken aan het gouvernement behooren en daar ook recht en wet hun invloed zullen kunnen doen gelden We moeten komen tot een geleidelijke Bestuurspenctralie, die natuurlijk jaren zal duren en met de uiterste voorzichtigheid moet worden doorgevoerd Het zou bijvoorbeeld onverstandig zijn om van de boschncgers belasting te gaan innen Trouwens de inningskosten zouden al meer bedragen dan de opbrengst zelve Eigenaardig is het zeker, dat er nog in een land met een Rcgceringsreglement tractatcn bestaan tusschen het gouvernement en een volksstam in de bosschen Er is hiertegen evenwel tevoren nog nooit bezwaar gemaakt en Spr zou het wel zeer onpractisch vinden thans van dat stelsel, dat het ecnig mogelijke is, af te wijken Die tractatcn worden door de boschnegers inderdaad als wetten beschouwd op grond waarvan b ν onlangs het mogelijk is geweest een nieuwe regeling op te leggen Door dezen eed en het salaris, dat zij als zoodanig ontvangen, worden zij als het ware bestempeld tot ambtenaren en komen zij meer in normale verhouding tot het gouvernement " l " De "regeling' waarnaar in bovenstaand citaat wordt verwezen betreft de in de vonge paragraaf besproken nieuwe bestuursovereenkomst met de Ndyuka en de Saramaka Ten aanzien van de toelage die de gaama en enkele andere dignitarissen kregen, stelde GS Van der Helm Het traktement is hun niet gegeven om alles te doen wat hel Bestuur van hen verlangt, maar die mensen zullen wel eenige vrees koesteren, dat hun het traktement zal worden onthouden, als zij hunne belofte niet nakomen " ( "" Bovenstaande discussie werd opgepakt door het Nederlandse parlement, waar het lid van de Eerste Kamer, Van Kol, zich afvroeg of de Bosnegers beschouwd moesten worden als Nederlandse onderdanen óf als bondgenoten De minister van kolomen, De Graaff, antwoordde dat deze discussie hooguit uit historische overwegingen interessant was, "maar dat de Boschncgers overigens daarmede dezelfde Boschncgers zullen blijven die zij zijn Ik zie daarin geen practisch nut " (224) Het project waarmee poslhouder Willem van Lier werd belast, was de eerste serieuzere poging van het gouvernement om een ontwikkelingsbeleid voor het binnenland uil te stippelen en ook 87

91 zelf uit te voeren Voorheen en - voorlopig ook - sindsdien werden initiatieven op dit gebied overgelaten aan zending en missie Het gouvernement zag kerstening en onderwijs als voorwaarden voor integratie van de binnenlandbewoners in de Surinaamse samenleving Zowel het gouvernement als de zending en missie probeerden invloed uil Ie oefenen bij de benoemingen van dignitarissen en de regering won hieromtrent ook adviezen in van zending en missie In 1870 werd met steun van het gouvernement zowel bij de Saramaka als bij de Matawaï een gekerstende gaama benoemd, te welen respectievelijk Faansibona ( ) en Noah Adrai/Vroomhart ( ) Faansibona werd nauwelijks gedragen door de Saramaka en zijn gaama-schap zou het gouvernement weinig voordeel opleveren ' Nd het overlijden van Adrai werd onder pressie van hel gouvernement diens gekerstende halfbroer Johannes King in 1895 aangesteld als gaama, waarbij werd voorbijgegaan aan de eerst gerechtigde, Lavanti, die was aangewezen door Adrai, maar die niet gekerstend was Reeds eenjaar later laaide de kwestie wederom op aangezien King hel goamu-schap, 'voc siki hede (wegens ziekte), had neergelegd, overigens een ongekende situatie Opnieuw probeerde het gouvernement Lavanti te omzeilen en het steunde de kandidatuur van de gekerstende kapitein Blakafutu, die bovendien gunstiger, namelijk meer stroomafwaarts, woonde Uiteindelijk werd Lavanti ( ) toch aangesteld De kandidatuur van de latere gaama van de Matawaï, Asaf Kinc ( ), stuitte aanvankelijk op bezwaren van de EBGS daar hij met gekerstend was, pas nadat hierin verandering was opgetreden werd Asaf Kinc beëdigd In verband met de benoeming van Abunawooko ( ), die overigens RK was, tot gaama van de Paramaka, schreef de zendeling Clare aan praeses Biclkc Deze benoeming is de vrucht van de krachtige mede werking van Broeder Burkhardt en mij met het oog op ons Zendingswerk alhier " ' Na het overlijden van gaama Djankuso van de Saramaka op 14 januari 1932 ondersteunde zendeling F M Valpoort pogingen van kapitein Wilhelm Akomhipi van Nieuw Aurora om benoemd te worden tot gaama Hiermee zouden de oude rechten van de Awana-/o {gaama Labi, , gaama Faansibona) hersteld worden Valpoort schreef aan de praeses van de EBGS, H Bielke "Maar kon het mogelijk zijn, dan was het mijn wensch.en ik geloof van alle arbeiders hier, dat ons Bestuur zijne medewerking verleend, dat wij nu een Christen aan het hoofd zien De praeses daarentegen wilde zich niet met deze kwestie inlaten Volgens Biclkc was het niet alleen ongebruikelijk dat een kapitein zichzelf aandiende bij hel gouvernement om benoemd ie worden, maar was het bovendien de vraag of hij als Christen \ oor zijn overtuiging zou kunnen uitkomen en wilde de meerderheid van de Saramaka een niet gekerstende gaama Maar hoe het ook zij Zoolang ik kan, zal ik protetecren tegen inmenging van de Zending op politiek gebied Politiek is meestal vuil, zeker ook in hel Boschland 'Mijn Rijk is mei van deze wereld ' Laten WIJ door betuiging van Kracht en Geest invloed trachte uit te oefenen, maar niet door middel van Granman invloed " Elders herhaalde Biclkc zijn standpunt "Het Evangelie is hel Zwaard " l " Zoals we vermeldden werd de eerste door het gouvernement erkende kapitein van de Cottica-Aluku, Nasinengcc, in 1938 benoemd via bemiddeling van de EBGS die twee jaar eerder haar werkzaamheden hier was gestart Gedurende de hier besproken penodc breidde de EBGS haar activiteiten in het binnenland sterk uit en verscheen ook de RK missie ten tonele De successen waren het grootst bij de kleine Bosnegervolken, te weten de Matawaï, de Paramaka en de Kwinti De onderlinge rivaliteit lussen de beide kerkgenootschappen was groot Terwijl de EBGS bij de Saramaka voornamelijk succes had bij de Awana-/o, gokte laatkomer de RK missie vooral op de Matjau-/o, overigens met gering succes Via het aandragen van onderwijs werd getracht de Bosnegers te winnen voor het christelijk geloof De Bosnegers bleken op zich niet tegen onderwijs te zijn, maar dit moest dan wel neutraal zijn Mede hierdoor mislukten de pogingen van J G Spalburg ( ) en G Helder ( ) om namens de EBGS een school te Diitabiki van de grond te krijgen Toen in 1907 gaama Osc>sc van de Ndyuka het gouvernement verzocht om een school, werd hij verwezen naarde zending, die stelde akkoord te gaan, mits zij ook kerk mocht houden (229) In 1913 probeerde de EBGS door te dringen tot het hart van het woongebied van de Saramaka Tegenover het dorp Gran Sie begon С Ph Rufus de zendingspost Djcmie Op deze onbewoonde plek moest een christendorp verrijzen, waar een zendeling in naam van het kerkbestuur het gezag zou uitoefenen Na enkele jaren mocsl het project worden opgegeven Volgens hoofdvoorstander R Voullairc zagen de Saramaka de zendelingen als agenten van de blanken die hen wederom in slavernij wilden brengen Over gaama Djankuso schreef hij "Natuurlijk is hij een vijand van de zending in zijn hart, immers zijn macht werd erdoor bedreigd (21( " Over het bolwerk van de EBGS onder de Saramaka, Gansé, schreef Voullaire dat de Broedergemeente van de inwoners van dit dorp het I icfst Surinaamse staatsburgers wilde 88

92 maken, maar dat de mensen Bosnegers wilden blijven en alles wat van de regering kwam, wantrouwden En zoo blijven dan de Boschnegers nog altijd een afzonderlijk en vreemd volk temidden van de overige Colonie, dal geheel zijn eigen weg gaat Deze verhouding past eigenlijk niet meer in onzen tijd " Naasl het gouvernement en de zending en missie waren er ook sociaal bewogen individuen die zich het lot van de binnenlandbewoners aantrokken Een van deze personen was de ex-horlogemaker H Zangen die zich in 1919 te Bolopasi vestigde Een verzoek van Zangen aan de gouverneur om zich hier als niet ambtelijk vertegenwoordiger van het Bestuur te mogen vestigen met als doel het beschavingswerk onder de Bosnegers, werd niet gehonoreerd daar zijn plannen te vaag zouden zijn Zangen hield zich bezig met evangelisatie, onderwijs en medische zorg Een verzoek m 1921 om te worden aangesteld als posthoudcr in het Boven- Surinamcgcbicd werd eveneens afgewezen Volgens de DC van Boven-Surinamc en Boven- Para was Zangen hiertoe ongeschikt en waren diens denkbeelden erg optimistisch en "utopisch" Ten einde raad richtte Zangen zich vervolgens in een schrijven tot de koningin met het verzoek om steun uit haar particuliere middelen Bovenstaand vermeldden we dat Junker in een verslag zich gematigd positief uitliet over de werkzaamheden van Zangen In 1924 nam de EBGS hem in dienst als onderwijzer te Abenaston en eind 1925 nam hij namens de EBGS de werkzaamheden van Van Lier over le Nengrclabiki (Granman Staalkondrc II), waar hij zich toelegde op onderwijs en medische zorg Zangen schreef diverse brochures en ingezonden stukken in de kranten waarin hij uitweidde over zijn beschavingswerk 3.8. Integratie als beleid Reeds herhaalde malen kwam bovenstaand ter sprake hel groeiend streven van het gouvernement in deze periode om de uitzonderingspositie die de Bosnegers in de samenleving innamen geleidelijk aan af te bouwen en hen als gewone burgers te behandelen We verwijzen onder andere naar de discussies rond de afbakening van hel woongebied van de Kwinti, de invoering van een nieuwe regeling betreffende de houtkap in 1919, het begraven van lijken en rond het invoeren van belastingen ( ' Wc zagen dat vanaf eind negentiende eeuw de eerste politieposten in hel binnenland werden gevestigd We zullen hier nader ingaan op een aantal andere initiatieven van het gouvernement op dit gebied De bevolkingsregistratie in hel binnenland is altijd een probleem geweest voor de overheid en tot op heden is deze gebrekkig Betrouwbare gegevens over het aantal Bosnegers ontbraken (cnonibreken) Een blik op de Koloniale/Surinaamse Verslagen van levert de meest tegenstrijdige informane op Pas vanaf 1912 werden officiële cijfers over het aantal Bosnegers opgenomen in deze Verslagen Een verdere opsplitsing naar het aantal mensen per volk geeft cen nog chaotischer beeld Een ruwe schatting is dat het aantal Bosnegers toenam van in 1850 tot in 1945 (234) De gebrekkige informatie over de binnenlandbewoners leidde ook lol problemen bij de Burgerlijke Stand Incidenteel lieten Bosnegers zich inschrijven bij deze instantie Reeds uit 1846 is bijvoorbeeld het geval bekend van het Saramakaansc meisje Amalia, dat reeds geruime tijd indestad verbleef, gedoopt was bij de EBGS en niet terugwilde keren naar haar woongebied Ze werd ingeschreven onder de naam Amalia van Wouden in het Burgcrrcgistercn verkreeg aldus het burgerrecht Bosnegers die een wettelijk huwelijk wilden aangaan, kwamen in de problemen omdat zij geen geboortedatum konden opgeven In een circulaire van de GS uit 1895 werd, teneinde dit probleem te omzeilen, bepaald dat de betreffende ambtenaren mochten aantekenen leeftijd onbekend Een resolutie uit 1918 bepaalde dal Bosnegers cen geslachts- en voornaam konden aannemen Op het gebied van de rechtspraak vermeldden we in hoofdstuk 2 2 de situatie waarbij deze in de eigen woongebieden werd overgelaten aan de Bosnegers en waarbij het gewoonlerccht werd erkend Rondom het overlijden van gaama Amakiti van de Ndyuka op 26 maart 1929 deed zich een interessante verwikkeling voor Vrij kort voor zijn overlijden was Amakiti een relatie aangegaan met cen derde vrouw, Asakcnde van Tabiki Deze had overspel gepleegd mei cen zekere Gioomo Asakende werd er nu van beschuldigd Amakiti te hebben gedood met wierie (kruiden) Naar aanleiding van de strafzaak tegen Gioomo schreef de GS "Tol dusver is het Bestuursstandpunt geweest dat in de, naar boschncgcrgcbruik opgelegde straffen, alleen dan werd tusschcnbeidc gekomen, wanneer die tot gevolg hadden zware mishandeling al dan niet met doodclijkcn afloop ' Naar aanleiding van het overlijden van Amakiti laaide ook de discussie weer op over de termijn waarbinnen een lijk begraven moest worden Tijdens de, vergadering, die posthouder Van Lier december 1921 had belegd te Dntabiki, was afgesproken dat dit binnen drie dagen zou geschieden Hoofdkapitcin Kanapc maakte het gouvernement 89

93 duidelijk dat deze termijn niet gold voor een gaama, daar het traditie was dat een overleden grootopperhoofd drie maanden boven de grond werd gehouden Het gouvernement stond machteloos tegenover dit gebruik (waaraan de Bosnegers tol op heden vasthouden) en Amakiti werd in juni begraven (21<^ Bij herhaling deden zich problemen voor over de verplichte visitatie van de korjalen van Bosnegers bij de politieposten langs de rivieren De GS schreef hierover in 1935 gaama Atudendu aan en de DC van Suriname, A Wcmpc, maakte de pohtiecommandant van post Berg en Dal kenbaar "De Boschneeers moeten leren begrijpen, dat ook zij aan de hier geldende bepalingen zijn onderworpen " Op het gebied van de medische zorg was het gebruik dat Bosnegers die hiertoe naar het kustgebied kwamen vrije geneeskundige behandeling genoten Het beleid was echter niet eenduidig Een poging in 1913 om de binnenlandbewoners te laten betalen voor opname in een ziekenhuis onder het argument dat elke overheidsdienst zijn prijs heeft en dat het gouvernement met alles gratis verschaft, heeft in de praktijk vermoedelijk nauwelijks gewerkt Gouverneur J С Kielstra ( ) motiveerde de vrije geneeskundige behandeling door te wijzen op het belang hiervan voor de hygiene in de dorpen en de bestrijding van het bijgeloof Het gebruik dat dignitarissen in de stad gratis werden geholpen, was volgens hem niet een recht, maar een gunst Kielstra verwees naar de situatie in Ncdcrlands-indic en sloot zich aan bij de mening van geneeskundig inspecteur Cool, die stelde dal degenen die hel zich konden permitteren, moesten betalen voor medische hulp De medische zorg in hel binnenland werd \njwel geheel overgelaten aan de mensen zelf, die een vrij grolc kennis op hel gebied van traditionele geneeskunde hadden ontwikkeld, en aan de zending en missie Posthoudcr Van Lier wees herhaaldelijk op de slechte gezondheidssituatie bij de Ndyuka en schreef De Boschnegers in de Tapanahony worden, als ik mij van de term mag bedienen, bij de bosjes ten grave gesleept' ' Naar aanleiding van dergelijke rapporten stelde geneeskundig inspecteur Rademakcr voor om een arts voor een halfjaar naar de Tapanahoni te sturen Zowel de DC van Marowijne als de gouverneur zagen de noodzaak hiervan in, maar volgens beiden was hel zinloos om een arts voor slechts een half jaar te sturen omdat, zoals de DC schreef, "de verwaarlozing reeds zeer ver is, zoodat langer behandeling noodzakelijk is ", uit bezumigingsoverwcgingen was dal echter niet haalbaar Nadat in 1943 de gaama tijdens een audiëntie bij de gouverneur hun bezorgdheid hadden gcuil over een veronderstelde afname van hun bevolking, werd een jaar later een medische expeditie ter onderzoek naar de Marowijne gestuurd De geneeskundig inspecteur stelde naar aanleiding hiervan dat van verbetering van de gezondheidszorg in het binnenland geen sprake kon zijn zo lang de Bosnegers buiten het bereik van een regelmatige medische zorg waren Gouverneur Kielstra tekende hierbij aan dat hier een taak voor het gouvernement lag ' Naar aanleiding van een verzoek van de RK missie dat af en toe een arts het dorp Tamarin zou bezoeken, schreef de geneeskundig inspecteur dat daartoe de financiële middelen onlbrakcn en "De boschncgers behooren niet tot de groep 'gouvernements rechthebbenden', maar worden bij wijze van gunst behandeld door de gouvcrnemcnts-genecsheercn in de districten en dan nog slechts op een daartoe door den betrokken Districls-Commissans afgegeven bewijs ' In dejaren 1930 ontstond er in het binnenland de nodige commotie rond de per 1 januari 1931 in werking getreden vuurwapenverordening die bepaalde dat er rechten betaald moesten worden voor een port d'armes en die aanvankelijk geen uitzondering maakte voor de binnenlandbewoners Tot dan toe gold een bepaling uit 1874 De corjalcn, die bij de boschnegers en indianen in gebruik zijn zullen, evenmin als hunne vuurwapenen, aan belasting kunnen onderworpen worden In een schrijven aan de GS stelde de procureur-generaal (PG) voor dat ook de Bosnegers rechten moesten betalen voor een port d'armes De mening van de DCs werd hieromtrent gevraagd Hierop werd bepaald dal de verordening alleen zou gelden beneden de vallen en dat een recht van ƒ 3, geheven zou worden In een toelichting aan de EBGS en de RK missie werd gesteld "Als vaststaande moei allereerst worden aangenomen, dat het wenschclijk is de beide hiervoren genoemde groepen [Bosnegers en Indianen - BS) zooveel mogelijk - ZIJ het mei ineens en niet dadelijk - in den vollen omvang - onder de algemeenc rechtsregelen en bepalingen te brengen " ( 4 ' Teneinde de nieuwe verordening nader toe te lichten, maakte bosopzichter L Junker van 19 maart tot en met 11 april 1931 een dienstreis naar het Bovcn-Surinamcgebicd Ook deze reis van Junker verliep verre van probleemloos Volgens hem deden de "onzinnigste" geruchten de ronde en hadden de Saramaka op een, waarop ook Ndyuka aanwezig waren, besloten om geen ambtenaren meer over de vallen te vervoeren Volgens zendeling J Clausen had Junker 90

94 door allerlei bedreigingen te uiten voor grote opwinding gezorgd en liet hij bovendien duidelijk zijn antipathie jegens gekerstende Bosnegers blijken Over hen schreef Junker in hel verslag van zijn reis ' De Christenen gaan nog geheel en al in hel stamverband op Het zoude me hier te ver voeren het bcw IJS te leveren dal dezen in vele opzichten slechts bedorven heidenen zijn " Onder pressie van aanhouding van diens toelage werd gaama Djankuso vervolgens gesommeerd om naar de stad te komen Tijdens bijeenkomsten met de GS en de gouverneur in juli en september 1911 werd aan Djankuso uitleg verschaft over de vuurwapenverordening Gouverneur Abraham Rutgers ( ) maakte Djankuso verder duidelijk dat een gaama verantwoordelijk is voor het gedrag van zijn onderdanen Djankuso bracht naar voren dat de Saramaka graag de vervanging van Junker door iemand anders zagen ' Ookbij de Ndvuka vond de vuurwapenverordening weinig instemming Zij klaagden over hun veiligheid in verband met vluchtelingen die regelmatig uit de Franse strafinrichtingen ontsnapten en vermeldden tevens de hoon van de Aluku die als Franse onderdanen niet aan deze verordening onderhevig waren Hoofdkapitcin Kanapc maakte kenbaar zich niet langer aan de verordening te zullen houden Hierop verzocht de GS de DC van Marowijnc de mogelijkheid te bekijken om de Ndvuka ook beneden de vallen vrij te stellen van de verordening Dit onderzoek leidde blijkbaar niet tol resultaten, aangezien in een schrijven van 1938 aan de DCs van Marowijne en Suriname werd kenbaar gemaakt dat Bosnegers en Indianen beneden de vallen niet waren vrijgesteld van de vuurwapcnbclasting In 1934 werd bepaald dat dignitarissen op kosten van het gouvernement een vuurwapenvergunning konden krijgen, een vuurwapen zou namelijk een tastbaar bewijs zijn van hun gezagspositie Deze vergunning zou steeds voor een jaar worden verleend en bij slechte dienstvervulling met worden verlengd De grondstoffcncxploitatic, mei name waar deze plaatsvond in de bij de vredesverdragen afgebakende woongebieden van de Bosnegers, maakte de problematiek van de rechten op de grond actueel ( " ' De vredesverdragen uit de achttiende en negentiende eeuw waren weinig exact wat betreft de woongebieden van de Bosnegers, deze werden slechts afgebakend len opzichte van de plantagcsamcnlcving Wel werd hun recht op het uitoefenen van bepaalde economische activiteiten (houtkap) in deze gebieden erkend Vanwege problemen met grondsloffencxploitanlcn werd in 1894 en 1905 het woongebied van de Kwinti preciezer afgebakend In grondbricven werd rekening gehouden met de rechten van de binnenlandbewoners bijaldien zich op hel afgestane terrein indiaanse of bosnegers vestingen bevinden, zal de concessionaris die niel mogen verstoren en de indianen en bosnegers met mogen dwingen vandaar te verhuizen In \crband met de discussie rond de houtkap stelde GS Mr LJ Rietberg in 1914 dat de Bosnegers geen enkel recht konden doen gelden op de gronden ten zuiden van de vallen en dat de \oorrcchlcn die zij genoten een gunst waren van het gouvernement De rechten van de Bosnegers werden zijn inziens voldoende gewaarborgd door de zogeheten garantieformule Deze werd opgenomen in onder andere de goudvcrordcning (1882) en later eveneens in de agrarische verordening (1937/1953) en de houtverordening (1947) De Bosnegers daarentegen gingen ervan uit dat zij heer en meester waren in hun woongebieden Wc vermeldden reeds dat zowel gaama Anato van de Aluku als gaama Akoosu van de Saramaka grondstoffenexploitanten in hun gebied een belasting oplegde Problemen deden zich in de praktijk voornamelijk voor als nationale economische belangen in hel geding waren In dergelijke gevallen woog het nationaal belang zwaarder dan het groepsbelang In 1936 attendeerde de DC van Marowijnc het gouvernement opspanningen tussen Bosnegers en Indianen in het Cotticagcbied en aan de Marowijnc over rechten op de grond De Indianen voelden zich aangetast in hun rechten door de opdringende Bosnegers Om de Indianen te beschermen, stelde de DC voor om landstreken aan te wijzen waar hun van oudsher bestaande rechten op grond, water, jacht en visvangst werden erkend en bewaakt, een soort reservaten dus Gouverneur Kiclstra was het in principe eens mei de DC en stelde voor dat deze een nader onderzoek zou instellen Grondslag bij dit onderzoek diende te zijn dat de grond en het water behoorden tot het domein en dat rechten daarop en bevoegdheden tot gebruik gebaseerd moesten zijn op medeweten en goedvinden van hel gouvernement Kalstra stelde rekening te houden met de gewoonten en opvattingen van de binnenlandbewoners, maar hij maakte wel duidelijk dat er geen sprake was van een zelfstandig recht (naar westers model) van hun zijde l De discussies die in de jaren 1930 werden gevoerd in de Koloniale Staten over de agrarische verordening geven vrij onomwonden het standpunt van het gouvernement over de rechten van de binnenlandbewoners op de grond In zijn Memorie van Antwoord stelde gouverneur Kiclstra dat met de in de verordening vermelde rechten van de Bosnegers (en Indianen) geen 91

95 eigendomsrechten of andere in de burgerlijke wetgeving omschreven rechten werden bedoeld, maar de in de gewoonte gegronde rechten die de Bosnegers op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden konden laten gelden Procureur-generaal Mr M de Niet lichtte dit nader toe en stelde dat beter gesproken kon worden van aanspraken of belangen van de Bosnegers dan van rechten op hun gronden De administrateur van financien, Bruyning, formuleerde het nog duidelijker "Deze dorpen, nederzettingen en kostgronden behoren tot het domein " Het betreffende artikel in de agrarische verordening luidt Artikel 1, lid 2 "De beschikking over domeingrond, krachtens hel eerste lid van dit artikel, geschiedt met eerbiediging van wettelijke rechten en aanspraken van derden, daaronder begrepen de rechten van Bosnegers en Indianen op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden ", lid 3 "Geschillen omtrent rechten van Bosnegers en Indianen, bedoeld in het vorige lid, worden uitsluitend door de Gouverneur beslist In de Memorie van Toelichting werd over dit artikel nog gesteld 'Het min of meer politieke karakter van deze verhouding brengt mede, dat de geschillen dienaangaande uitsluitend ter beslissing staan van den Gouverneur " Het in 1938 doorgevoerde omstreden dorpsgcmecntebcsluit heeft geen effect gehad op de woongebieden van de Bosnegers Wel werden onder andere vier Indiaanse dorpsgemcenten opgericht l De gevoelig liggende problematiek van de rechten van de binnenlandbewoners op de grond zou met de toenemende economische activiteiten in het binnenland vanaf de Tweede Wereldoorlog tot menig conflict aanleiding geven Een van de middelen ter nadere integratie van de Bosnegers in de samenleving waar het gouvernement regelmatig naar teruggreep, was de poging om hen dichter bij het kustgebied te laten wonen Diverse initiatieven hiertoe werden bovenstaand reeds aangehaald Tevens blijkt uit het hierboven beschreven incident te Albina in 1936 dat ook op dit gebied het beleid van P49Ì het gouvernement niet altijd even consequent was Het overlijden van gaania Djankuso in 1932 werd door zowel bosopzichter L Junker, de zendeling С F Gaander als de DC van Suriname aangegrepen om te pleiten voor de verplaatsing van de residentie stroomafwaarts Volgens Junker wilde alleen de Matjau-/o (die historisch bepaald de gaama levert) dat de residentie aan de Pikilio bleef De meerderheid van de Saramaka zou echter voor een door het gouvernement te benoemen gaama zijn die zou resideren aan de midden-rivier Teneinde verbetering te brengen in de gezondheidszorg van de Bosnegers stelde gouverneur Kielstra in 1944 dat hel op den duur niet te vermijden zou zijn om krachtige invloed aan te wenden om hen ertoe te bewegen zich meer geconcentreerd stroomafwaarts te vestigen ( '' Uit EBGS kringen verscheen in de Emancipatie Courant van 1930 een artikel van de onderwijzer AL Waaldijk getiteld "Moeten ook niet de Boschnegers Noordwaarts 9 ' Waaldijk vroeg zich in dit artikel af of het isolement van de Bosnegers met moest worden opgeheven De resultaten van zending en onderwijs waren zijns inziens ondanks de grote offers 'bedroevend ' Waaldijk stelde voor om de Bosnegers, te beginnen met de gekerstenden, te bewegen zich ten noorden van de vallen, maar niet in de stad, te vestigen Hij wilde de Bosnegers laten wennen aan een geordend dorpsleven en middcnstandslandbouwcrs van hen maken, waardoor hun economische betekenis voor hel land - naast de vrachtvaart en de houtkap - zou toenemen De ontwikkelingsgang van het dorp Ganse was volgens hem al een stap in de goede richting Waaldijk dacht bij zijn voorstel aan het gebied tussen Carolina en Berg en Dal Aldus zou betere communicatie mogelijk zijn alsook betere afzet van de landbouwprodukten - wellicht zelfs export -, betere medische zorg, grotere kans op kerstening en dus beschaving De meer stroomopwaarts gevestigde Bosnegers zouden op den duur vanzelf aangetrokken worden Bij een gezamenlijke aanpak van overheid en zending zouden deze plannen binnen 25 jaar te realiseren zijn Volgens Waaldijk was de tijd aangebroken dat niet alleen het Surinaamse gouvernement, maar ook de Nederlandse regering zich meer ging verdiepen in de situatie van de Bosnegers Net als ten aanzien van de geemancipeerden had zijns inziens de Nederlandse regering de morele plicht om de Bosnegers tot ontwikkeling en beschaving te brengen In 1944 verscheen van de directeur van het Landbouwproefstation, G Stahcl, het artikel 'Het Boschnegervraagsluk en het Coronie-plan Stahel schetste een somber beeld van de landbouwsituatie bij de Bosnegers en lanceerde het vergaande plan om in West-Suriname vijf grote vestigingsplaatsen van elk 2500 hectare aan te leggen, waar in totaal Bosnegers zouden kunnen wonen Anderen zouden zich kunnen vestigen in Coróme waar de Creolen reeds succesvol werkzaam waren in de landbouw en hen behulpzaam zouden kunnen zijn Volgens Stahel was er nog voldoende ruimte om polders en vestigingsplaatsen aan te leggen en zou men bij wijze van proef kunnen beginnen met tien tot twaalf gezinnen uit Gansé Een goede begeleiding door hei gouvernement en zending en missie was hierbij wenselijk De 92

96 bij de Malawai te Pusugrunu aan de Saramacca Rivier gevestigde zendeling J Leerdam verklaarde zich tegen het voorstel van Stahcl en betoonde zich meer een voorstander van de ideeën van Waaldijk, waarbij de Bosnegers in het binnenland zouden blijven, maar dan in dorpsgcmccntcn Gczagsproblcmcn bij de Paramaka vormden aanleiding tot uitgebreide beschouwingen in gouvernementskringen aangaande eventuele wijzigingen in het bestuur van dit volk Na het overlijden van gaama Apcnsa in januari 1923 ontstond er cen interne machtsstrijd over de opvolging Teneinde de rust te doen wederkeren dreigde de DC van Marowijnc, J Wcync, met het sturen van politic of militairen Over de voorbestemde nieuwe gaama schreef de DC "Abocnna Wroko is een oude sukkel, en bepaald noodzakelijk lijkt mij zoo'n hoofd met, daar er toch geen kracht van hem uitgaat ' Een kanttekening bij dit schrijven stelde Evenals zijn voorganger Apcnsa een sukkel ' Posthoudcr Willem van Lier schreef in 1924 aan de GS dat er volgens hem geen mcuwc gaama benoemd hoefde te worden Zijns inziens hadden de Paramaka slechts een gaama in naam gehad, immers de stokoude Apcnsa "had gansch geen gezag over zijne onderhoongen Zijne bevelen voor zoover hij bevelen gaf, werden nooit, zelfs niet door zijn eigen kinderen gehoorzaamd " Van Lier stelde dat het woongebied van de Paramaka dicht genoeg bij Albina lag voor directe controle door het districlsbcstuur MIJ lijkt voorziening in deze vacature niet alleen overbodig doch zclis ongewenscht, omdat m ι geen gelegenheid onbenul mag gelaten worden om de Boschnegers DIRECT onder 's Bestuur's gezag le brengen en hunne ζ g Hoofden uil te schakelen, wanneer dit met slorend werkt op den goeden gang \ an zaken " Naar aanleiding van deze twee missives besloot gouverneur Van Heemstra voorlopig geen nieuwe gaama aan te stellen en vooralsnog een afwachtende houding aan te nemen Van Heemstra's opvolger, gouverneur Rutgers, was het niet eens met het voorstel van Van I ïcr om de Paramaka onder direct bestuur te brengen en in 1929 werd Abunawooko aangesteld als hoofdkapitcin met een toelage van ƒ 150,-- per jaar Tijdens een te Langatabiki op 20 en 21 maart 1930 vroegen de Paramaka om de benoeming van Abunawooko tol gaama Ze waren bevreesd dat het gouvernement hen onder het gezag van de Ndvuka wilde plaatsen en stelden met onder een heidense gaama te willen leven Een kanttekening bij het betreffende schrijven stelde "Dat is volstrekt niet de bedoeling ' Op basis van de weinig vleiende informatie die Van Lier verschafte over Abunawooko zag de gouverneur vooralsnog af van een titelvcrandcring In 1931 werd Abunawooko beëdigd tol gaama onder toekenning van een jaarlijkse toelage van ƒ en de gouverneur schreef aan de DC van Marowijnc 'Het argument dat het tijd wordt en noodig is hen onder direct bestuur te brengen, onderschrijf ik met Wel ben ik van mening dat ook zij meeren meer onder de werking onzer wetten gebracht moeten worden, maar onder hun eigen hoofd Nog voor langen tijd ( zullen de boschncgers het best onder hun eigen hoofden gelaten kunnen worden De bestuurlijke problemen bij de Paramaka bleven voortdurend de aandacht van het gouvernement opeisen en in 1936 schreef de DC ν an Marowijne. E Wong ( ). dat de Paramaka zelf aandrongen op een bestuurlijke reorganisatie In een Nola namens de bbgs schreef H G Steinberg dat Abunawooko niet voldeed als gaama en dat tijdens een was voorgesteld om zijn neef Asente, die reeds door Apensa zou zijn aangewezen als diens opvolger, naast hem als hoofdkapitcin aan te stellen Alhoewel ook Asente RK was, had de EBGS geen probleem met dit voorstel De opvolger van Wong, К Raue ( ), stelde in 1936 voor om de Paramaka onder te brengen in een reservaat, mede om hen te beschermen tegen de opdringende Ndvuka Naar aanleiding van de voortdurende problemen en uitvoerige rapportage van de DC van Marowijnc, К Raue, en van de GS, richtte gouverneur Kiclstra zich op 26 februari 1940 tol gaama Abunawooko Aangezien deze missive van de gouverneur cen goed licht werpt op de toenmalige gezagsverhoudingen, zullen we hem volledig weergeven 'Sedert Lwc aanstelling in 1931 tot Grootopperhoofd der Paramaccancrs heeft het Bestuur niets dan klachten over U vernomen Herhaaldelijk hebben de Dislricts-Commissanssen U daarover onderhouden, maar er is geen verandering gekomen in Uwe houding Er heerscht wanorde in Uwen stam, iedereen doet vat hij wil, de kapiteins, die door het gouvernement benoemd zijn om het gezag op de dorpen te handhaven vestigen zich aan den Franschen oever en laten de eigen bevolking aan haar lot ov er De boschpolitie ondervindt vele moeilijkheden juist van de Paramaccancrs Dat komt omdat er geen gezag is over dezen stam Als Grootopperhoofd geeft U een slecht voorbeeld, U woonl zelf niet op het dorp, maar op een koslgrond U bezockl nooit de andere dorpen en weet niet wat er plaats vindt op de vele eilanden, welke door Paramaccancrs worden bewoond U werkt niet met de boschpolitie mede, integendeel, U 93

97 bemoeilijkt hen in hun werk Dat gaat zoo niet langer en daarom heb ik gedacht een ander Grootopperhoofd voor de Paramaccaners aan te stellen, die wel in staat is te doen wal het Gouvernement van hem verlangt Een afzetting als 'Granman ' zou een groóte schande voor U en Uwe familie zijn, daarom wil ik nog even geduld hebben Maar mijn ontevredenheid is zoo groot, dat ik U geen Landsgelden als belooning kan laten uitbetalen, nu U geen diensten hebt verricht Daarom zal ik Uwe toelage over het tweede halfjaar 1939 niet laten uitbetalen Dit heeft de Distncts-Commissaris U reeds medegedeeld De Districts-Commissans heeft U verder verteld wat ik van U verlang 1 GIJ moet naar het dorp Langatabbeije terugkeeren, zorgdragen dat de bevolking voor U een huis bouwt en GIJ moet U daar vestigen 2 De Kapitein Kamille die op zijn kostgrond verblijf houdt moet ook dadelijk naar Langalabbetjc terugkeeren Hiervoor zal U als Grootopperhoofd moeten zorgdragen Ik stel U ervoor aansprakelijk Indien hij niet aan deze opdracht voldoet moet hij als kapitein aftreden Een kapitein, die niet woont te midden van zijn volk is een slecht kapitein en is niet te gebruiken 3 De dorpen Loka-Loka en Nason moeten weer kapiteins hebben Gij moet kroetoe's houden om te doen beslissen wie aangesteld moet worden, den uitslag moet Gij aan den Distncts- Commissaris mededeelen Ik verlang van U dat dit bevel bevattende deze drie eischen binnen zes maanden wordt uitgevoerd Indien dit niet gebeurt zal ik strengere maatregelen nemen en U desnoods van het ambt van Grootopperhoofd ontheffen " ^ 3.9. Intermezzo: Kielstra Vanaf rond 1930 werd ook Suriname geconfronteerd met de gevolgen van de internationale economische depressie Niet alleen in het kustgebied, maar ook in het binnenland waren de effecten merkbaar In 1931 sloot het laatste grote balatabcdrijf, de Balata Compagnie, en onder de ruim duizend ontslagen arbeiders bevonden zich 306 Bosnegers ( ' Bezorgd over de consequenties hiervan voor zijn volk verzocht gaama Djankuso van de Saramaka de gouverneur om in te grijpen De gouverneur antwoordde dal de sluiting het gevolg was van de economische knsis Zendelingen te Koffickamp en Gansu vermeldden in hunjaarverslagcn de grote materiele nood onder de Bosnegers als gevolg van de depressie en stelden dat houtkap en balatawinning de belangrijkste bronnen van inkomsten waren ( ' Tijdens de grote volksvergadering van werklozen die de Surinaamse Volksbond onder leiding van Louis Doedel op 28 oktober 1931 belegde in theater Elizc werd het woord onder andere gevoerd door twee Bosnegers van de Sara Kreek Een zekere Djamibaiba klaagde over de vuurwapenverordening en een zekere Adjagunan verhaalde van de historische conflicten tussen de blanken en de Bosnegers en stelde "Jullie denken dat Boni dood is, maar zijn geest leeft nog " ( Het historisch revolutionair potentieel van de Bosnegers werd goed onderkend door Anton de Kom die begin 1933 de arbeiders en werklozen trachtte te organiseren Al vanuit Nederland stond De Kom in contact met de voormannen van de arbeidersbeweging en hij wees hen er op met name de Bosnegers te mobiliseren "omdat deze bij uitstek geschikt waren om met hun hulp het gezag der Hollanders den nek te breken ' Volgens ' De West" schreef De Kom al vanuit Nederland brieven naar Bosnegerhoofden met de bedoeling om een opstand in het binnenland te organiseren Gedurende de korte periode die De Kom actief kon zijn, kwamen bijna dagelijks Ndyuka uit de Boven-Commewijnc bij hem De Kom bepleitte onder andere de opheffing van de vuurwapenbelasting voor de Bosnegers ' ' Dat de activiteiten van De Kom niet geheel ongemerkt aan het binnenland voorbijgingen, blijkt uit een brief van de op de plantage Vier Hendrikken aan de Saramacca Rivier gestationeerde boslandonderwijzcr H J Schroder aan de praeses van de EBGS, H Bielkc Een van de mensen die op 7 februari 1933 de volksoploop in verband met de veronderstelde invrijheidstelling van De Kom en de daaropvolgende schietpartij had meegemaakt, sprak van de "gruweldaden en wreedheden der bakras [der Blanken] die het arme, onschuldige volk voor niemendal hebben geschoten, net als ι d tijd der slavernij " Met moeite wist Schroder te verhinderen dat de mensen hierover een ingezonden stuk in de ' De Banier' plaatsten Er werd gezegd 'hunne redder A de Kom, een zwarte die de andere zwarten zou verlossen ν d slavernij hebben de blanken opgesloten en een paar andere vermoord " Schroder schreef dat hij de mensen had weten te kalmeren, maar dit voorval vermeldde om te laten zien "hoevelc volgelingen die Communist de Kom achter zich heeft, die in hem de Sur vrijheidsredder zien " 94

98 Gouverneur Rutgers, wiens bestuur volgens Junker werd gekenmerkt door een verminderd contact mei de Bosnegers, werd in 1933 opgevolgd door JC Kielstra Tijdens diens bestuursperiode ( ) werd de sinds de Emancipatie door Nederland gepropageerde assimilatiepolitick, waarbij de westerse cultuur als verbindingselement gold, verlaten Kielstra daarentegen was een voorstander van de organische staat waarin bevolkingsgroepen gescheiden en vreedzaam naast elkaar leefden Zijn beleid was met name gericht op de plattelandsbevolking en het stimuleren van economische activiteiten in de districten Hiertoe diende het sociale verband onder de verschillende buiten de stad gevestigde bevolkingsgroepen te worden versterkt Kielstra was voorstander van het stimuleren van meer homogene gemeenschappen, bijvoorbeeld naar eenheid van landaard en van godsdienst Dergelijke nederzettingen moesten een eigen bestuur hebben dat de schakel vormde met de overheid Hij benadrukte overigens dat het niet zijn bedoeling was om de bevolking te verdelen Alhoewel het beleid van Kielstra zich vooral richtte op de Javanen en dehindostanen, ging zijn politiek niet voorbij aan de Bosnegers In een beschikking uit 1934 bepleitte hij de medewerking van het gouvernement aan de vorming en ontwikkeling van eigen organen van de Bosncgcrnedcrzcttingcn en van de onder de Bosnegers bestaande sociale eenheden De toenemende activiteiten van zending en missie zouden zijns inziens leiden tot een uitbreiding van de overheidszorg Hierbij diende gebruik gemaakt te worden van de eigen organen van de Bosnegerdorpen Daarom moesten sociale eenheden als dorp en stam versterkt worden en moest rekening worden gehouden met de traditionele opvolgingsprocedures van dignitarissen Dezen moesten gestimuleerd worden om allerlei gegevens omtrent hun gemeenschappen bij te houden, moesten gewezen worden op hun verantwoordelijkheid voor hun gemeenschap en hun positie diende versterkt te worden BIJ de te treffen overheidsmaatregelen dienden de eigen bestuursstructuren van de Bosncgcrgcmeenschappen te worden geraadpleegd en ingeschakeld ' Van de DCs werd verwacht dat zu de gouverneur hieromtrent periodiek informeerden via speciale ι С6Ч) ' verslagen In tegenstelling tot gouverneur Van Heemstra was Kielstra van mening dat de dignitarissen niet beschouwd konden worden als ambtenaren Naar zijn mening moesten van de dignitarissen meer en meer bestuurstaken worden verlangd en moesten zij wennen aan zowel gehoorzamen als bevelen Naar aanleiding van problemen die gaama Asaf Kine van de Matawaï in 1938 ondervond met zijn volk tekende Kielstra aan " er zooveel mogcl ijk steeds toe mede te blijven werken dat het gezag der hoofden en kapiteins bij de boschnegerstammen in dorpen zooveel hel kan wordt versterkt In 1942 schreef Kielstra hieromtrent 'Overigens moet de kapitein zijn gezag niet ontlenen aan het Ncderlandsch gezag doch aan zijn positie in het dorp Van een door de DC van Marowijnc voorgestelde toelage aan de kapiteins teneinde hun gezag te versterken ten opzichte van de traditionele priesters verwachtte de gouverneur weinig heil De in de voorgaande paragraaf weergegeven brief van de gouverneur aan gaama Abunawooko geeft ook een duidelijk beeld van Kielstra s visie op de gezagsverhoudingen Naar aanleiding van het verzoek van Kielstra om informatie over het bestuur in de Bosnegerdorpen schreef de DC van Suriname, A Wempc, in 1937 dal het hem tijdens zijn dienstreis was opgevallen dat in de meeste dorpen "aan hel instituut dezer Kapiteins niet de minste waarde is te hechten Dikwijls zijn het afgeleefde invalide grijsaards zonder ccnigen wcrkclijkcn invloed op hun onderhebbenden ' Wcmpe weet dit mede aan de bij benoemingen ingewonnen adviezen van zendelingen, missionarissen en onderwijzers die volgens hem een andere kijk hadden op het bestuur dan het gouvernement Daarentegen zouden in enkele Indianendorpen wel resultaten zijn geboekt met het instellen van dorpsraden ter vervanging van de kapiteins l ' ' Op het gebied van de huwelijkswetgeving wilde Kielstra het concordantiebeginsel loslaten en aansluiting zoeken bij de eigen beleving van de verschillende bevolkingsgroepen Hiertoe verscheen in 1935 een 'Particulier Voorontwerp eener Huwelijksverordening voor Chnsten- Boschnegers en Chnsten-Indianen" Het voorontwerp stelde voor om de religieuze voorganger bij hel huwelijk tussen leden van zijn gemeente te erkennen als ambtenaar van het gouvernement waardoor het huwelijk ook voor de Burgerlijke Stand zou gelden In een reactie stelde de RK missie dat dit voorontwerp wenselijk zou zijn voor de Creolen, maar dat het bij de Bosnegers en Indianen op problemen zou sluiten Vooralsnog werd daarom uitstel van de verordening - die er overigens nooit is gekomen - voorgesteld De Duitse inval op 10 mei 1940 in Nederland betekende automatisch dat Suriname als overzees gebiedsdeel betrokken werd bij de Tweede Wereldoorlog Vanuit internationaal standpunt bekeken zou Suriname vooral van betekenis zijn vanwege de bauxietleveranties ten behoeve van de Noordamcnkaanse oorlogsindustrie Ter bescherming van de bauxictmijnen werden r V 95

99 Grootopperhoofd Atudendu ( ) van de Saramaka met de dignitarissen (Archief Bisdom Paramaribo) ongeveer Noordamerikaanse soldaten in Suriname gelegerd. Bij de aanvang van de oorlog werden ongeveer 160 Duitse ingezetenen geïnterneerd in het voormalige RK missieinternaat voor Javaanse meisjes Copieweg. Begin 1942 werden vanuit Nederlands-Indië 146 Nederlanders die van sympathieën voor de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) werden verdacht, overgebracht naar Suriname en geïnterneerd te Joden Savanne. Regionaal bekeken bestond er bezorgdheid over de opstelling van Brazilië, waar veel Duitsers woonden, en dat zich aanvankelijk neutraal opstelde en pas in augustus 1942 de oorlog verklaarde aan Duitsland. Bezorgdheid bestond er eveneens over de buurkolonie Frans Guiana, waar van juli 1940 tot maart 1943 een gouvernement aanzat dat de koers van het met Duitsland collaborerende Vichy-Frankrijk van maarschalk Pétain volgde l '. Voor de bescherming van het grensgebied en het aanhouden van eventuele saboteurs deed het gouvernement een beroep op de Bosnegers. In juni 1940 maakte een militaire patrouille van vijftig personen een reis naar Diitabiki, waar gaama Amatodya ( ) van de Ndyuka werd geïnformeerd over de uitgebroken oorlog en om steun werd gevraagd bij het in het leven roepen van een snelle berichtendienst. Mochten de Ndyuka vreemdelingen ontwaren dan moesten ze dit melden in Albina en ze moesten deze in geen geval steun verlenen bij het afzakken van de rivier. Indien dit laatste onder dwang toch moest gebeuren dan zouden ze in de vallen sabotage moeten plegen, uit de korjaal springen en deze aan zijn lot overlaten. De zegde op alle punten steun toe en aangehaald werd dat de Ndyuka eind achttiende eeuw reeds hadden geholpen bij het onderwerpen van de Aluku en eind negentiende eeuw bij de bescherming van het Tapanahonigebied, waarvoor destijds gaama Oseyse was onderscheiden. Amatodya maakte van de gelegenheid gebruik om te verzoeken of de bij zijn aanstelling afgezette hoofdkapitcin Kanapé gezien diens kennis en ervaring niet wederom benoemd kon worden tot kapitein van Diitabiki. In een schrijven aan de DC van Marowijne in 1942 betuigde gaama Amatodya zijn steun in verband met de moeilijke oorlogssituatie en stelde hij overeenkomstig de gemaakte afspraken regelmatig mensen ter inspectie naar de Braziliaanse grens te sturen ( ". De hulp van de Bosnegers werd ook ingeroepen bij het achterhalen van ontvluchte geïnterneerden. Op 23 augustus 1941 ontsnapten drie Duitsers uit het kamp Copieweg. Reeds op 7 september werden zij bij de Pakira Kreek aangehouden door Bosnegers die hiervoor een beloning ontvingen. In 1942 ontsnapten vier geïnterneerden uit het kamp Joden Savanne. Ook zij werden reeds enkele dagen later aangehouden. Volgens de DC van Marowijne viel ditmaal de medewerking van de Bosnegers tegen (. Een poging in 1942 om Nederlands sprekende Bosnegers te werven als vrijwilligers voor de Schutterij had geen resultaat. Gouverneur Kielstra stelde weinig te verwachten van Bosneger- 96

100 vrijwilligers "Hel gchcclc geestelijk leven verzet zich tegen zoo iets ' We vermeldden reeds dat in verband met de oorlogssituatie het gouvernement de migratie van Saramakaanse vrachtvaarders naar Frans Guiana lijdelijk wilde verbieden Een geheel andersoortig probleem deed zich voor bij de Matawaï, waar op het gebied van de kerstening een concurrentieslag gaande was tussen de EBGS en de RK missie Als gevolg van de oorlog was de geldstroom vanuit Europa naar de EBGS in hel gedrang geraakt, hetgeen voor de kapitein van Kwakugron blijkbaar voldoende reden was om te overwegen om over te slappen naar de RK missie Na bclindiging van de oorlog in mei 1945 stuurde de GS hel volgende bcrichl aan de gaama Amalodya, Atudendu, Asaf Kinc en Abunawooko De Groóte Gouverneur van Suriname beveelt mij U bericht te zenden dal met Godswil de oorlog geëindigd is De Duitschcrs hebben de oorlog meer dan zoo verloren De landen Engclschcn, Amerikanen, Franschcn en een land Rusland genaamd, hebben in een bos saâm gebonden met ons land, Holland, het land van onze gerespecteerde Gcbicdstcr Koningin WILHELMINA, Duitschland tot mets gemaakt, hebben hem op den grond gelegd De Groóle Gouverneur zendt het bevel aan U om deze tong te verdeden onder geheel Uw volk, laten zij weten hoe de Heere God geholpen en bijgestaan heeft onze Koningin Meegedeeld werd tevens dat de koningin was teruggekeerd naar Nederland Kort daarop werden de gaama uitgenodigd ter bijwoning van de feestelijkheden in Paramaribo gaama Atudendu verontschuldigde zich aangezien zijn vrouw in juni was overleden Hij feliciteerde het gouvernement met de bevrijding van Nederland ( " ' Conclusie Overzien wc de in dit hoofdstuk besproken periode, , dan kan als rode draad in het gouvcrnemcntsbcleid met betrekking tol de Bosnegers worden aangemerkt het streven om deze binnenlandbewoners nader te inlegreren in de totale Surinaamse samenleving Met name vanaf de eeuwwisseling klonk vanuit zowel Nederlandse als Surinaamse hoek de roep om een dergelijke politiek luider Rond deze periodi, kwam in de Nederlandse koloniale politiek een ethische stroming op die een actiever beleid ten aanzien van het zogeheten beschavingswerk voorstond Het intcgraticstrcven trad echter met de gehele periode gelijkmatig op de voorgrond De intensiteit van hel contact lussen het gouv erncment en de Bosnegers vertoonde sterke schommelingen, hetgeen samenhing met de mate waarin hun participatie in de nationale economie vereist was alsook met de persoonlijke instelling van de respectieve beleidsmakers Na een tijdelijke verslapping van de aandacht voor het binnenland na de afschaffing van slavernij in 1864, springen qua intensiteit van de contacten de bestuursperioden van de gouverneurs С van Sypcstcyn ( ) en G J Staal en A \an Heemstra ( ) er uit Zoals eveneens op andere gebieden vormt ook hier de periode Kiclstra een uitzondering Tijdens Van Svpcstcvn werd de basis gelegd voor de grondstoffcncxploitatic waarbij de Bosnegers een centrale rol speelden Conflicten over deze rol bereikten tijdens Staal en Van Heemstra een climax De nieuwe verdragen die in 1921 met de Ndvuka en in 1924 met de Saramaka werden gesloten, vertolkten een drastische verandering in de opstelling van het gouvernement ten opzichte van de Bosnegers In duidelijker bewoordingen dan de verdragen uil de jaren 1810, waarvan ze in feite een aanpassing zijn, werd de Bosnegers te verstaan gegeven dal ZIJ volledig onderworpen waren aan de wetten rechtsregels en het gezag van de centrale overheid De erkende, historisch bepaalde, bijzondere positie die zij als bevolkingsgroep in hel land innamen, werd weliswaar gedoogd, mits zij zich hielden aan de bepalingen van het gouvernement De scherpe formulering van beide verdragen, met als oogmerk een intimiderende uitstraling, resulteerde nauwelijks in het beoogde effect In het algemeen kan voor deze periode worden gesteld dat het gouvernement fysiek niet in staat was de Bosnegers zijn beleid op te leggen, hiertoe ontbraken de middelen en een adequaat uitgerust controle apparaat Ondanks de genoemde rode draad was er in deze periode nauwelijks sprake van een consistent gouvcrnemcntsbcleid ten opzichte van de Bosnegers Het heeft er veel van weg dat het gouvernement in feite met wist wat te doen met deze erfenis uit de slavernijpcnodc Men kan zich zelfs afvragen of er überhaupt wel sprake was vaneen duidelijk omlijnd en weloverwogen beleid, daartoe geeft het geheel een te grillig beeld De dignitarissen werden veelal bejegend als kleine kinderen en werden vaak belachelijk gemaakt om hun potsierlijke kostuums, hun echter door het gouvernement zelf verschaft Terwijl gouverneur Van Heemstra hen beschouwde als ambtenaren - als ondergerschikten dus - werd deze mening niet gedeeld door gouverneur Kiclstra 97

101 Staatsrechtelijk bekeken ontleenden de Bosncgcrsamenlcvingcn hun historisch verworven relatief autonome status aan de met hun gesloten vredesverdragen Het is opmerkelijk dat noch het Regeringsrcglement van 1865, noch de Staatsregeling van 1936, die beide uitgaan van de eenheidsstaat Suriname, melding maakt van de binnenlandse bestuursstructuren Het gouverncmcntsbclcid was op dit punt ambigu en tegenstrijdig en ook voor de eigen ambtenaren verwarrend De grondstoffcncxploitatic en de participatie van de Bosnegers hierin, bracht binnen hun samenlevingen op vrijwel elk levensterrein veranderingen teweeg Het authentieke karakter van deze samenlevingen werd hierdoor in deze periode nog nauwelijks aangetast, de veranderingen werden als ha ware geïncorporeerd Pas met de openlegging van het binnenland na de Tweede Wereldoorlog trad hicnn verandering op Het vrij gangbare beeld van het isolement van de Bosncgcrsamenlcvingcn in deze periode dient ons inziens gerelativeerd te worden Het aandeel van de Bosnegers in de houtkap en via de vrachtvaart in de goud- en balatawinning was van niet geringe betekenis voor de nationale economie 98

102 4. DEFINITIEVE DOORBREKING ISOLEMENT 4.1. Bestuurlijke veranderingen Een aantal maatregelen op politiek en met name op economisch gebied zorgde ervoor dat na de Tweede Wereldoorlog het tot dan toe relatieve isolement van de Bosnegersamenlevingen definitief werd opgeheven In een tweetal hoofdstukken zullen we de periode beschouwen, waarbij wc in dit hoofdstuk voornamelijk de politieke ontwikkelingen onder de loep zullen nemen Na 1945 voltrok zich geleidelijk aan de vcrsunnamisenng van de overheid Tijdens de Tweede Wereldoorlog kondigde Nederland een wijziging aan in de verhouding tot de overzeese gebiedsdelen De nieuwe Staatsregeling van 1948 regelde de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen het aantal kiezers steeg van tot alsook de vorming van een College van Algemeen Bestuur (CAB) De leden van dit College, een soort proto-ministers, waren hoofden van departementen Zij werden na overleg met het parlement benoemd door de gouverneur en kozen zelf hun voorzitter Samen met de gouverneur zorgde het CAB voor hel algemeen bestuur, waarvoor echter alleen de gouverneur verantwoordelijk was Vanaf toen werd de begroting vastgesteld bij landsverordening en niet meer, zoals voorheen, bij Nederlandse wet Het CAB wcrdbijdelnterimregclingvan 1950 omgezet in een landsregering De gouverneur was vanaf toen constitutioneel hoofd van de regering en onschendbaar, de ministers waren verantwoording verschuldigd aan het parlement Formeel werden deze wijzigingen vastgelegd in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden van 1954 en de Staatsregeling van 1955 Vanaf de eerste algemene verkiezingen van 1949 kregen de regeringen een partijpolitiek karakter Bij deze verkiezingen werd hel systeem van personenmeerderhcidsstelsel gehanteerd in combinatie met een sterk discriminerend districtenstelsel dat de stad en dus de Creoolse bevolkingsgroep en dus de Nationale Partij Suriname (NPS) zeer bevoordeelde (zie onder) De komende decennia zou hel personenmeerdcrheidsstelsel geleidelijk aan worden afgezwakt en worden gecombineerd mcl het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, waardoor het uiteindelijk (1987) werd vervangen Het aantal leden van het parlement nam toe van 21 (1949) en 39 (1963) tot 51 (1987) Met hel Statuut verkreeg Suriname staatsrechtelijke zelfstandigheid in interne aangelegenheden, buitenlandse betrekkingen en defensie waren voorbehouden aan het koninkrijk De staatkundige organisatie zoals vastgelegd in het Statuut werd vnjwcl ongewijzigd overgenomen in de grondwet van 1975 Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek met een ceremoniële president De militaire staatsgreep van 25 februari 1980 maakte een voortijdig einde aan de parlementaire democratie Op 13 augustus van dat jaar werd de grondwet opgeschort, het parlement ontbonden en de noodtoestand afgekondigd Gedurende de periode werd er door de militaire machthebbers met verschillende bestuursstructuren geëxperimenteerd Met de grondwet van 1987 werd een semi-presidentieel stelsel ingevoerd Het parlement werd omgedoopt tot de Nationale Assemblee (DNA) en gold als hoogste orgaan van staat, waaraan zowel de president als de regering ondergeschikt was De 51 assembleeleden werden per district gekozen via het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, tien van de zetels waren gereserveerd voor het binnenland dat aldus van onder- tot oververtegenwoordigd werd De president werd gekozen door het parlement, waaraan hij verantwoording verschuldigd was Op 24 december 1990 werd hel democratisch proces wederom verstoord door een militaire ingreep, de zogeheten telefooncoup Na de verkiezingen van mei 1991 trad een democratisch gekozen burgerregering aan onder president R Vcncliaan Zowel de Staatsregeling als de grondwet van 1975 schiep mogelijkheden voor decentralisatie van bestuur Vanwege de dunne bevolkingsdichtheid en de concentratie van de bevolking rond de hoofdstad bleef dit een dode letter Met name tijdens het militair bewind werd decentralisatie voorgestaan en dan ook vastgelegd in de grondwet van 1987 De decentralisatie van bestuur werd uitgewerkt in de Wet Regionale Organen van 1989, als regionale organen werden de districts- en ressortraden (DR en RR) ingesleid In 1983 kwam er een nieuwe indeling van distneten en twee jaar later werd als tiende district Sipaliwim in het leven geroepen Dit district omvatte vrijwel het gehele binnenland en dus ook de traditionele woongebieden van de Bosnegers De instelling van het district Sipaliwim was mede bedoeld om te geraken tot een effectievere aanpak van de ontwikkeling van het binnenland Anno 1992 bestonden er plannen 99

103 om weer terug te keren tot de oude distnctsindeling en om Sipaliwini op te heffen Dit zou mede als consequentie kunnen hebben het wegvalln van vier DNA-zctels voor het binnenland Evenmin als de voormalige Rcgcnngsrcglemcnten en de Staatsregelingen maakten de grondwetten van 1975 en 1987 melding van de binnenlandse bestuursstructuren Op enkele van de hier aangestipte bestuurlijke veranderingen zal in de volgende paragrafen nader worden ingegaan (1) Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een uitvoerige discussie in gouvernementskringen over de wijze waarop de bestuurszorg voor het binnenland diende te worden aangepakt In het vorige hoofdstuk kwamen al enkele malen plannen ter sprake om de bestuurszorg onder de binnenlandbewoners uit te breiden Naar aanleiding van onduidelijkheid over de heffing van belastingen onder de binnenlandbewoners schreef gouverneur J С Brons ( ) in een Nota van 13 juni 1947 dat deze onduidelijkheid te wijten was aan een nalatige bestuurszorg Brons betoonde zich een tegenstander van "het toelaten en bevorderen van een zwakke nabootsing van dit gezag [de centrale overheid] door staatsrechtelijk niet erkende organen [grootopperhoofden en kapiteins] " De gouverneur was tegen incidentele maatregelen zoals bijvoorbeeld de invoering van belastingheffing, maar kondigde op korte termijn een verandering van het gehele bestuursbeleid ten aanzien van het binnenland aan ''' In november 1947 maakte de DC van Suriname, Jan Michels, een dienstreis naar de Boven- Suriname ter oriëntatie op de leefomstandigheden van de Saramaka Het was de eerste reis van Michels naar de Bovcn-Suriname en tevens het eerste bezoek van een DC aan gaama Atudendu sinds diens beëdiging in 1934 Michels constateerde dat bestuursambtenaren dit gebied zelden bezochten en dat de enige blanken die er kwamen zendelingen en missionarissen en incidenteel een politie-agent van de post Kwakugron waren "Zonder overdrijving kan gezegd worden dal bestuursbemoeienis in dit gebied geheel ontbreekt " Michels rapporteerde verder "De eerste indruk die ik bij het binnentreden van dit gebied verkreeg, was die van een min of meer zelfgenoegzame primitieve gemeenschap, slechts in zeer los verband staand tot het kustgebied van Suriname, een gemeenschap welke van de gebeurtenissen daarbuiten weinig of niets bemerkt " Het oppergezag van Nederland werd weliswaar erkend, maar overigens fungeerde het gewoonterecht, waarnaar volgens Michels een studie verricht diende te worden Michels bepleitte een grotere bestuurszorg en stelde "Het is het gebied, waar onze wetgeving in het algemeen slechts theoretische betekenis heeft " Michels schatte het aantal Saramaka op een kleine tienduizend en hij constateerde dat gaama Atudendu "veel gezag heeft over zijn onderhorigen " Volgens de DC maakte het bestuurssysteem van de Saramaka een ordelijke indruk en diende de overheid in het geval van grotere bestuursbemoeienis hier rekening mee te houden Michels stelde dat " mogelijke ondermijning of uitholling van het gezag der eigen hoofden, zonder dat daarvoor iets beters in de plaats gesteld wordt, funest zal blijken voor een goede gang van zaken " alsook "dat het de plicht is van het Surinaamse Gouvernement de rechten en belangen van Bosnegers en Indianen te beschermen en voorts dat de Bosnegers een onontbeerlijke bevolkingsgroep vormen in het bijna onbewoonde binnenland Zij kunnen daar onder de gegeven omstandigheden niet worden gemist " ' In 1948 werd gouvernementslandmeter A Currie ter beschikking gesteld van de gouverneur en belast met het voorbereiden van voorzieningen van algemeen bestuur, met name wat betrof het distnetsbestuur en de bestuurszorg betreffende Bosnegers en Indianen Curne kreeg hierbij tijdelijke ondersteuning van de voormalige posthouder W F van Lier ' In een groot aantal nota's legde Currie zijn ideeën neer Met name de uitvoerige "Nota inzake bestuurszorg voor Bosnegers en Indianen" van 24 september 1948, No 12 is relevant Er bestonden plannen voor het instellen van een departement van Algemene Bestuurszaken met een Dienst van de districtszorg en een Dienst van de zaken van de Bosnegers en Indianen De tweede Dienst zou geleid moeten worden door een ambtenaar met ervaring omtrent zeden en gewoonten van de bosbewoners Curne daarentegen bepleitte één Dienst met twee onderafdelingen. Hij stond ook een opdeling van het district Suriname voor Currie stelde dat vanwege de achteruitgang in de bosbedrijven het land "weinig of niets heeft" aan de ongeveer Bosnegers, terwijl er juist een grote vraag naar arbeiders bestond Hij was het oneens met DC Jan Michels die in een Nota van 1948 (zie boven) schreef dat "de Bosnegers een onontbeerlijke bevolkingsgroep vormen in het bijna onbewoonde binnenland " De Bosnegers waren volgens Currie weliswaar verdienstelijk in de vrachtvaart, die echter ook door anderen verricht zou kunnen worden, en bij de houtkap zouden ze zeer onzorgvuldig te werk gaan Hij zag de Bosnegers liever als arbeiders op de plantages, maar zag dit voorlopig als "een vrome wens" Currie was voorstander van een ferm optreden van de overheid en hij poneerde dat van 100

104 personen belast met bestuurszorg betreffende de Bosnegers in eerste instantie gezag diende uit te gaan en dal daarnaast "enige" kennis van zeden en gewoonten van "enig" nul zou kunnen zijn Dit laatste was zijns inziens meer van wetenschappelijk dan van praktisch belang "een ferme houding tegenover deze lieden, dit weet ondergetekende uit eigen ervaring, opgedaan op zijn reizen door de binnenlanden, levert nagenoeg altijd succes op ' Salariëring en eedsaflegging van de grootopperhoofden hadden de verhouding tussen het gouvernement en de Bosnegers gewijzigd, "hoezeer de vredestractaten zelve geen wijziging hebben ondergaan " Het gezag van de dignitarissen liet overigens volgens Currie veelal te wensen over "als gevolg van vrees o m voor wisie ' Door de vredesverdragen namen de Bosnegers een "uitzonderlijke positie" in de maatschappij in Dit gaf hun het idee dat ze buiten de Surinaamse wetten vielen en het gouvernement ontzag hen ook in deze, getuige de garantieformule in diverse verordeningen De rechten die de Bosnegers aldus hadden verkregen, konden volgens Currie slechts met hun medewerking worden teruggedraaid Hij was er voorstander van om de Bosnegers een strook van zes kilometer langs de rivieren en de kieken toe te kennen voor vnje houtbewerking Currie bepleitte het aanstellen van posthouders, te beginnen bij de Ndyuka en de Saramaka Het contact met de ovengc gebieden zou vooralsnog vanuit de stad door een speciale ambtenaar kunnen worden onderhouden Van de posthouders moest bovenal gezag uitgaan Zij moesten onder meer zorgdragen voor registratie van de bevolking, ze moesten de dorpen regelmatig bezoeken, de aanleg van kostgronden controleren, de Bosnegers duidelijk maken dat zij geen eigenaren waren van de bossen boven de vallen, hen op de hoogte houden van wettelijke regelingen, geregelde arbeid stimuleren alsook het onderwijs bevorderen Ook stelde hij een bosland-medische dienst voor die vanuit Paramaribo elk Bosnegergebied twee keer per jaar zou bezoeken De posthouders moesten bovendien ondersteund worden door een ziekenverpleger De Bosnegers moesten volgens Curne tot nuttige burgers worden gemaakt Hij verwachtte overigens geen snelle successen De tijdelijk ambtenaar ter beschikking van de gouvcrnemcntssecretaris, J Ρ Kaulesar Sukul, verklaarde zich in een ongedateerde Nota aan de DC van Suriname een tegenstander van een speciaal commissariaat voor Bosnegers en Indianen alsook van het aanstellen van posthouders Volgens hem moesten de betreffende DC s hiermee worden belast Op 11 november 1948 belegde gouverneur W Huender ( ) een vergadering over de kwestie De gouverneur stelde voor om Suriname op te delen in twee gebieden De regio waar de Bosnegers woonden zou een staatkundig apart gebied moeten worden met een eigen vertegenwoordiger van de Kroon en voor dit deel van het land zouden aparte rechtsregels en normen gelden Volgens Huender waren de Bosnegers niet rijp om deel uit te maken van de Surinaamse gemeenschap, waarvan de wettelijke regels en andere bcstuursmaatregelen mede vanwege hun afgelegen woonplaatsen niet toepasbaar waren De uitvoering van het kiesreglement van 1948 was hier volgens de gouverneur het zoveelste bewijs van In een commentaar hierop stelde Currie de bezwaren van de gouverneur te delen, maar niet diens voorgestelde oplossing Er woonden immers ook Bosnegers aan de Cottica en de Commewijne en verder verbleven er ook Indianen in het kustgebied Bovendien waren er in het binnenland veel concessies van balalablecders en van gouddclvcrs en wellicht bevonden zich daar nog tal van andere delfstoffen Ook elders in Zuid-Amenka kende men niet een dergelijke opdeling van de eenheidsstaat ten behoeve van bepaalde bevolkingsgroepen Currie herhaalde zijn pleidooi om de Bosnegers meer onder direct gezag van het gouvernement te brengen teneinde hen tot gewone burgers te maken ( De directeur van het kabinet van de gouverneur, С Naglcgaal, was het met Currie eens dat het Bosncgergebied niet een vorm van zelfbestuur moest krijgen met andere rechtsregels Een dergelijke scheiding van het grondgebied van Suriname zou de ontwikkeling van het Bosnegergebied niet bevorderen Volgens Nagtegaal moest de oplossing worden gezocht op het gebied van voorlichting en onderwijs Hij stelde voor om wettelijke bepalingen die nog geen aansluiting vonden bij de Bosnegers met grote soepelheid toe te passen" ( Uiteindelijk werd afgezien van de optie van gouverneur Huender In 1951 werd bij het departement van Binnenlandse Zaken een Afdeling Binnenlands Bestuur ingesteld die belast werd met de zorg voor de Bosnegers Per schrijven van 14 december 1951 werden de vier grootopperhoofden hiervan op de hoogte gesteld De naam van deze Afdeling werd in 1961 gewijzigd in Bestuur en Decentralisatie In 1954 werd er een Instituut van de Bestuursdienst in het Binnenland ingesteld ter behartiging van de belangen van Bosnegers en Indianen Ter vervanging van de in 1952 opgeheven afdeling Bospolitie kwamen er bestuursopzichters 101

105 (BO's) De eersten werden gestationeerd lc Botopasi en Stoelmansciland ZIJ werden ondersteund door onderopzichters en zogeheten handlangers Deze ambtenaren moesten de DCs bijstaan in hel veld ' ' Hoofdverantwoordelijk voor de zorg voor de binnenlandbewoners was de gouvernementssecretans wiens functie per 1 maart 1955 werd gewijzigd in Directeur van hel Ministerie van Binnenlandse Zaken ( ' ' Van was hel Ministerie van Distnctsbestuur en Decentralisatie belast met deze laak (12), van de Directeur van Distnctsbestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en sinds 1988 hel Ministerie van Regionale Ontwikkeling Naast de grootopperhoofden kregen per 1 januari 1949 ook de (hoofd-) kapiteins een toelage en per 1 januari 1955 werden eveneens de basia erkend en ook zij kregen een toelage In 1950 en 1960 onderging de dienstkleding van de dignitarissen een aanpassing Ten aanzien van de positie en het functioneren van de traditionele bestuursstructuren van de Bosnegersamcnlcvingcn liepen de meningen in gouverncmentsknngen uiteen Bovenstaand gaven we reeds kort de visie van de gouverneurs Brons en Huender en van DC Michels en A Currie weer Naar aanleiding van de installatie van gaama Aboikoni in 1950 schreef de DC van Suriname, Jan Michels, dat het traditionele bestuurssysteem "voorlopig' gehandhaafd diende te worden, mede omdat de bemoeienis van het gouvernement met het binnenland nihil was Nog geen maand na zijn beëdiging deed grootopperhoofd Cornells Forster van de Paramaka enkele voorstellen aan de GS voor een betere uitoefening van zijn gezag Forster stelde onder meer voor dat kapiteins die ongeschikt bleken, ontslagen zouden worden, dat door hem genomen beslissingen op een vergadering niet door een kapitein ongedaan gemaakt konden worden, dat geen uitbetalingen aan kapiteins zouden plaatsvinden zonder zijn stempel, dat kapiteins met buiten hem om mochten corresponderen met de DC, die hem daarvan op de hoogte moesten houden In oktober 1956 maakte de DC van Suriname, J van Petten, een dienstreis naar het Bovcn-Sunnamegebied om onder andere de bestuursdienst van het binnenland te evalueren Van Petten wilde nagaan in hoeverre het gezag van de regering in het binnenland was lc versterken met gebruik van de grootopperhoofden en de kapiteins als fase naar een beter bestuur zonder aantasting van de eigen zeden en gewoonten De DC stelde dat het overgrote deel van de kapiteins zeer weinig voorstelt Ze zouden slechts geïnteresseerd zijn in hun toelage en in hun religieuze functie Van Petten was positief over gaama Aboikoni die het nut van vooruitgang inzag en moderner was dan de zijns inziens vaak oerconservatieve kapiteins De DC wilde bij het bestuur uitgaan van het dorp als rechtsgemeenschap Ook de gaama zou hel idee ondersteunen dat bij de aanstelling van kapiteins naast gewoonterecht ook kwaliteiten een rol moesten spelen Indien een voorgedragen kapitein niet voldeed aan de kwaliteitseisen dan moest volgens de DC de benoeming op de lange baan worden geschoven De kapiteins dienden belast te worden met de zorg voor orde en rust in de dorpen Hun positie zou worden ondersteund door de BO's De kapiteins dienden ook zorg te dragen voor hel onderhoud van het dorp en er tevens op toe te zien dat lijken binnen vijf dagen werden begraven, volgens de wet diende dit binnen eén dag te geschieden Naar aanleiding van een opmerking van een kapitein dat de termijn van het begraven van lijken was voorgeschreven door de voorouders, stelde de DC dat de kapiteins niet alleen de gebruiken van de voorouders moesten handhaven, maar meer nog de wetten en voorschriften van de regering De selectie van basia diende volgens Van Petten strenger te geschieden en ook hierbij moest meer op kwaliteit worden gelet De gaama zou de dorpen minstens éen of twee keer per jaar moeten bezoeken De BO's moesten toezicht houden op de kapiteins en basia, moesten de bcvolkingssterkte opnemen en landbouwvoorlichting geven De BO's waren aangesteld ter ondersteuning van de DCs, maar de gaama bleef de verantwoordelijke persoon De BO's handelden namens de DCs en zij moesten toezien op de naleving van de wetten ( ^ In 1959 maakte premier S D Emanuels ( ) de DCs duidelijk dat hij bij belangrijke aangelegenheden alleen met de grootopperhoofden wilde overleggen en niet met kapiteins In 1960 schreef het hoofd van de Afdeling Binnenlands Bestuur, J Ρ Kaulcsar Sukul, dat het contact met de grootopperhoofden toenam en zij werden, "zij het geleidelijk aan en tactvol in het bestuursapparaat opgenomen " Kaulesar Sukul stelde verder De bevolking in het binnenland begint, zij het nog zeer langzaam het belang van het meewerken aan de opbouw van het land in te zien Raadzaam is het echter om niet aan de grillen van vooral de Granmans en bepaalde ïndiancnkapitcins toe te geven anders kunnen zij aanmatigend worden " ( ' Onderstaand zal nader op deze problematiek worden ingegaan 102

106 4.2. Bosnegers en de nationale politiek In 1945 werd cen Commissie tot Bestudering van Staatkundige Hervormingen in Suriname ingesteld die als opdracht meekreeg "te onderzoeken welke wensen, strevingen en opvattingen bij de verschillende bevolkingsgroepen, lagen en standen van de Surinaamse gemeenschap leven op het gebied van de staatkundige structuur en ontwikkeling van Suriname en de aan dit Gebiedsdeel overeenkomstig de gewijzigde omstandigheden toe te kennen plaats in het Koninkrijk' Op een door de Commissie opgestelde vragenlijst kwamen uil Bosnegerkringen geen antwoorden binnen Teneinde de wensen van de Bosnegers op staatkundig gebied te vernemen, belegde de Commissie een bijeenkomst met de grootopperhoofden Atudendu, Amatodya en Asaf Kinc Zij bleken geen wensen te hebben aangaande een eventuele wijziging van de staatkundige structuur en zij verlangden evenmin een eigen vertegenwoordiger in het parlement Er hoefde huns inziens geen verandering te komen in de wijze waarop het gouvernement de belangen van de Bosnegers behartigde en zij betuigden hun aanhankelijkheid aan de koningin De grootopperhoofden maakten van de gelegenheid gebruik om enkele wensen en grieven naar voren te brengen In een door de gouverneur opgesteld rapport over de politieke stromingen werd gesteld dat bij de Bosnegers geen belangstelling bestond voor de bestuursvorm van Suriname In elk geval kan als vaststaand worden aangenomen dat zoolang het grootendecls fictieve bestuursgezag over deze bevolkingsgroepen niet door cen geordende administratie zal zijn vervangen, er van verwezenlijking van politieke rechten te hunnen opzichte geen sprake kan zijn Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden de eerste politieke partijen, daarvoor hebben wel zogeheten kiesverenigingen bestaan Om historisch verklaarbare redenen geschiedde de partijvorming op etnische en religieuze basis De drie belangrijkste partijen die sindsdien het politieke toneel hebben gedomineerd zijn de Nationale Partij Suriname (NPS, Creools), de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP, Hindostaans) en de Kcrukunan Tulada Pranatan Inggil(KTPI, Javaans) De invoering van het algemeen kiesrecht in 1948 betekende in theorie dat elke volwassene kiesgerechtigd was De praktijk viel anders uit Om te kunnen stemmen moest men gcregi streerd zijn Het overgrote deel van de binnenlandbewoners stond echter niet geregistreerd en was aldus uitgesloten van deelname aan de verkiezingen Individuele Bosnegers die wel geregistreerd waren en die voornamelijk woonachtig waren in het kustgebied konden uiteraard wel hun stem uitbrengen Tot op heden laat de registratie van de binnenlandbewoners het nodige te wensen over Door desinteresse en nalatigheid van de overheid zou het tol 1963 duren alvorens de Bosnegers op ruime schaal konden deelnemen aan de verkiezingen Uiteenlopende ontwikkelingen gaven hiertoe de aanzet Het kiesstelsel is een aantal keren gewijzigd Bij de verkiezingen van 1949 fungeerde het personenmcerderheidsstelsel waarbij de partij die de meerderheid in een kieskring behaalde alle zetels kreeg winner takes all Het parlement, de Staten, telde 21 leden en er waren negen kieskringen, waarvan Paramaribo tien zetels leverde Qua bevolkingsgrootte was Paramaribo hiermee oververtegenwoordigd en gezien de toenmalige bevolkingssamenstelling betekende dit een oververtegenwoordiging van de Creolen en dus van hun partijen In de loop van dejaren vijftig nam de kritiek op dit stelsel tocen ingaande de verkiezingen van 1963 werd er, naar een ontwerp van Frank Esscd, een gecombineerd systeem van pcrsoncnmeerdcrhcid in de kieskringen en landelijke evenredige vertegenwoordiging (e ν ) ingevoerd, waarbij tevens het aantal Statenzetels werd uitgebreid van 21 tot 36 De NPS stond begrijpelijkerwijze uitermate gereserveerd tegenover het stelsel van cv en de partij ging slechts akkoord onder voorwaarde dat er enkele speciale kieskringen in het binnenland kwamen Hiertoe werd de bestaande kieskring Marowijne gesplitst m Boven- en Benedcn-Marowijne en werd als nieuwe kieskring Brokopondo ingesteld Naast mogelijke idealistische overwegingen moet het besluit tot het instellen van enkele speciale kieskringen voor het binnenland ook gezien worden in het licht van de etnisch gebonden politiek, waarbij de grootste bevolkingsgroep ook de grootste politieke partij voortbrengt Bevolkingsgegevens uit deze periode tonen aan dat er zich kwantitatieve verschuivingen tussen de verschillende groepen en wel met name tussen de Creolen en de Hindostanen voltrokken Met name de NPS was hiervoor gevoelig en meende dit proces te kunnen remmen door te appelleren aan de etnische verwantschap van Creolen en Bosnegers en door de laatsten te betrekken in de landelijke politiek Teneinde deze verwantschap te benadrukken werden de Bosnegers verbaal opgewaardeerd tot Boslandcreolen, een bcgnp dat in dejaren vijftig werd geïntroduceerd en dat sindsdien met name in het kustgebied, ook onder de daar woonachtige Bosnegers, sterke opgang heeft gemaakt Het begrip Boscreool dateert overigens reeds uit de achttiende eeuw 103

107 Grootopperhoofd Aboikoni van de Saramaka mei JA. Perigei en Dignitarissen, 1963 en stond voor in vrijheid geboren Marrons zoals bijvoorbeeld Boni l '. Rond het begrip Boslandcreool zou zich een hele discussie ontspinnen. Met name in het binnenland bleven de Bosnegers zich in hun eigen talen busi nëngë noemen. De registratie van Bosnegers werd vanaf rond 1960 versneld ter hand genomen als gevolg van de kort daarvoor gesloten Brokopondo-ovcreenkomst en de resulterende transmigratie. Op 1 januari 1959 werd het district Brokopondo ingesteld met als DC Jan Michels (. De reserves van de NPS ten aanzien van het gewijzigde kiesstelsel bleken vooralsnog ongegrond. Tijdens de verkiezingen van 25 maart 1963 behaalde de partij een daverende overwinning, ook in de binnenlandse kieskringen ( '. Terwijl in Beneden- en Boven-Marowijne Creolen werden gekandideerd, te weten Olton van Genderen en J.G. Sof, werd in Brokopondo een Bosneger aangewezen. NPS-voorman Johan Adolf Pengel (premier: ) had de kandidaatstelling vooraf besproken met de grootopperhoofden. De oorspronkelijke NPS-kandidaat voor kieskring Brokopondo was de Creool Eddy Daniël. Kort voor de vergadering in januari 1963 te Asindoopo waarop Daniël door Pengel zou worden voorgesteld aan de Saramaka had Louis Adolf Eersteling uit Koffiekamp, lid van de Algemene Bosneger Partij en vertrouweling van gaama Aboikoni, de gaama ervan weten te overtuigen dat hij Wilfred Liefde als kandidaat moest aandragen. Eersteling wilde in het kader van de herdenking in 1963 van het honderdjarig bestaan van de Staten bewerkstelligen dat de eerste Bosneger verkozen zou worden in het parlement; desnoods via de NPS. In tegenstelling tot zijn collega Aboikoni vreesde Akontu Velanti van de Ndyuka (Marowijne) ondermijning van zijn gezag door een Bosnegerpoliticus en gaf de voorkeur aan een - neutrale - Creool. De gaama Aboikoni en Aboné bereikten onderling overeenstemming over de kandidatuur van de EBGS-onderwijzer en -voorganger Wilfred Adriaan Liefde uit Gansé (werkzaam in Koffiekamp) en van de Matawai Jarien Nicolaas Vredehof Gadden als schaduwkandidaat. Het wantrouwen van Aboikoni tegen een kandidaat uit het gekerstende dorp Gansé werd weggenomen door Liefde een eed te laten afleggen bij het heiligdom voor de voorouders (faaka pau) in de residentie Asindoopo. Liefde werd namens de NPS voor de kieskring Brokopondo als eerste Bosneger gekozen in het parlement. De opkomst van de Bosnegers bij deze verkiezingen was overigens gering en de registratie liet nog te wensen over. Nadat Liefde in 1965 overleed, werd zijn plaats ingenomen door Jarien Gadden, die kort daarop brak met de NPS omdat deze partij hem niet opnam in een parlementaire delegatie naar Nederland ' '. Met ondersteuning van de VHP werd Gadden alsnog opgenomen in de delegatie en sindsdien was hij gelieerd aan deze partij. Deze overstap van Gadden leidde tijdens de verkiezingen van 1967 tot een breuk met Aboikoni die toen de kandidatuur van Sam Vreede, uit Gansé en werkzaam als hoofd van een EBGS-school in Klaaskreek, voor de NPS steunde alsook tot een verwijdering tussen Aboikoni en Aboné, 104

108 die zijn stamgenoot Gadden steunde Vreede werd vier maal gekozen tot Statenlid namens de NPS voor de kieskring Brokopondo Het succes van de NPS kan worden verklaard uit haar positie als regeringspartij, de structurele zwakte van de Bosnegerpartijen en de etnische factor Als regeringspartij beschikte de NPS over ruimere middelen, waardoor zij meer kon bieden en bovendien kon zij gebruik maken van allerlei overheidsfacilitcilen zoals bijvoorbeeld transport en waren verder veel ambtenaren van de bestuursdienst partijmensen Een belangrijk kenmerk van de Surinaamse politiek is het zogeheten clicntelesysteem In ruil voor stemmen worden tegenprestaties verwacht De boslanddignitanssen sloten een zo voordelig mogelijke overeenkomst met de meest biedende partij en dat was in de meeste gevallen de NPS Vanwege de etnische factor in de politiek waren de Bosnegers eerder geneigd om op de NPS dan op bijvoorbeeld de VHP te stemmen Over het algemeen bepaalden de grootopperhoofden de kandidaat voor hun kieskring Zij werden vanaf toen ook geconsulteerd door kabinetsformatcurs Het van oudsher bekende systeem van goederenzendingen werd tijdens de verkiezingscampagnes in ere hersteld en in korte tijd bouwde de NPS een politiek netwerk op van vertrouwensmannen in het binnenland Aan de verkiezingen van 1963 hield Dntabiki, de residentie van het grootopperhoofd van de Ndyuka, als eerste dorp in het binnenland een lichtmotor over Sindsdien zouden, vooral rond verkiezingstijd, vele dorpen beloond worden met dergelijke nutsvoorzieningen Tijdens de campagnes werden allerlei beloften gedaan die veelal niet werden nagekomen Politieke benoemingen, bevorderingen en degradaties van dignitarissen werden hierbij niet geschuwd Bekende voorbeelden zijn de hogepriester Asenfu Ameli (Amelikan) die een speciaal salaris ontving en die er niet voor terugdeinsde om de NPS-vlag boven de Gaan Gadu-tempel van Dntabiki te hijsen en de bekende profeet en hervormer uit de jaren zeventig, Akalali Woto, die eerst werd benoemd tot kapitein, vervolgens bevorderd tot hoofdkapitein en tenslotte weer gedegradeerd tot kapitein ' De duidelijke politieke stcllingname van sommige dignitarissen werd hen niet door iedereen in dank afgenomen Op de vcrkiczingspropagandabiljetten van Liefde stond Disi de na kandidaat vo Granman Aboikome nanga Granman Abone Tijdens de verkiezingen van 1961 ontving Aboikoni een anonieme brief waarin hij werd bedreigd met afzetting als hij de NPS steunde Wat betreft de verkiezingen van 1967 stelde Janen Gadden Granman Aboikoni heeft voor de verkiezingen zijn onderdanen voorgehouden te stemmen op de NPS daar anders alle Kapiteins en Bastiaans zouden worden ontslagen In een anonieme brief werd Aboikoni bedreigd met de dood en zijn kantoor in Asindoopo werd tijdens een mislukte aanslag op zijn leven in brand gestoken (33) De aanvankelijke svmpathie van Aboikoni voor de NPS zou uitmonden in teleurstelling in de politiek in het algemeen, getuige onder meer zijn beide volgende uitspraken uit respectievelijk 1971 en 1982 men belooft ons veel, maar we worden met een kluitje in het riet gestuurd De Bosnegers leven onder een verkapte slavernij en Wij leven nog steeds in een soort van slavernij, tnki srafu' [fop-slavernij] Dus we zijn niet echt vrij De stad en het binnenland zijn niet gelijk De stadsmensen zijn als het ware blank geworden door over ons te heersen zoals zij willen Je kunt bijna zeggen dat we door de stad ( in slavernij gehouden worden Hoewel wc niet gezweept worden Niet alle dignitarissen waren overigens even gemakkelijk te beïnvloeden Toen in 1965 NPS-premier J Pengel met een zware delegatie naar Dntabiki trok om daar de voortijdige beëdiging van het nieuwe grootopperhoofd van de Ndyuka, Gazon, te bewerkstelligen - de rouwperiodc voor het op 17 apnl 1964 overleden grootopperhoofd Akontu Velanti was nog niet afgerond -, liep dit tot leedvermaak van de nationale pers uit op een blamage De beoogde handeling van Pengel druiste tevens in tegen de gewoonte dat de beëdiging van een grootopperhoofd in de stad werd voorafgegaan door de traditionele installatie in het binnenland Ook werd geprotesteerd tegen het feit dat in tegenstelling tot de gebruikelijke gang van zaken de beëdiging niet door de gouverneur, maar door de premier zou geschieden De nationale politiek raakte ook betrokken bij interne geschillen van de Bosnegervolken Zo deden zich de afgelopen decennia enkele grensconflicten voor die het gevolg waren van migratie Verwarring werd daarenboven gesticht door de diverse malen gewijzigde distnctsgrenzen Reeds vanaf eind achttiende eeuw hadden zich Ndyuka gevestigd aan de Sara Kreek In dejaren vijftig stelde gaama Aboikoni dat deze kreek een zijtak is van de Suriname Rivier en dat de Ndyuka die daar verbleven dus onder zijn gezag vielen Hij wist hierover tol een schikking te komen met zijn collega Akontu Velanti Een ander grensconflict spitste zich toe op de aan de benedenloop van de Saramacca Rivier gelegen dorpen Santigron, Haarlem, Pikinmaisi en Totikamp Vanaf eind negentiende eeuw hadden zich in dit gebied zowel 105

109 Saramaka als Ndyuka gevestigd Met name in het gemengde, maar van oudsher als Saramakaans beschouwde, dorp Santigron laaide het conflict op Grootopperhoofd Gazon van de Ndyuka vond dal hij in het Ndyuka dorp Totikamp de dignitarissen diende voor te dragen Daarenboven meende zijn collega Aboné van de Malawaï dat deze dorpen tot zijn rechtsgebied behoorden daar ze zijn gelegen aan de Saramacca Rivier Na overleg met Aboné schreef Aboikoni over deze kwestie een brief aan de commissaris van het district Suriname, Jan Michels Verwijzend naar enkele soortgelijke situaties stelde Michels 'De aanwezigheid van een gemengde bevolking behoeft geen motief te zijn voor wijziging van de bestaande situatie " en "Het gevestigd zijn van een bepaalde stam aan een rivier, betekent nog niet, dat ook het hele stroomgebied van die rivier tot het rechtsgebied van die bepaalde stam behoort " Aangezien hel gebied van de Matawaï begint bij Kwakugron moest volgens de DC de aanspraak van Aboné op de dorpen ten noorden hiervan worden afgewezen Abone legde zich niet neer bij deze beslissing en zoals we zagen, hadden de verkiezingen van 1967 reeds geresulteerd in diens breuk met zowel Aboikoni als met de NPS Gesteund door zijn stamgenoot Janen Gaddcn - gelieerd aan de VHP - profiteerde Abone van het aantreden in 1969 van de VHP-PNP (Progressieve Nationale Partij) regering Sedney Op 29 en 30 augustus 1973 kwamen de vier grootopperhoofden voor het eerst in de geschiedenis bijeen in het binnenland, namelijk te Dntabiki, de residentie van Gazon Volgens Aboikoni was hij niet van te voren op de hoogte gesteld van het eigenlijke doel van deze bijeenkomst en werd hij volledig overdonderd In aanwezigheid van de VHP-minister van Distnctsbcstuur en Decentralisatie, С Ramkisor, sloten de gaama Aboikoni en Abone een compromisovcrccnkomst waarbij werd bepaald dat de genoemde vier dorpen vielen onder het gezag van Abone Aboikoni zou hier later op terugkomen Met name in het dorp Santigron leidde de beslissing tot spanningen en er werden beschuldigingen geuit aan het adres van Janen Gadden dat hij samen met de VHP voor deze situatie verantwoordelijk was In 1982 werd dit probleem opgelost en werd Santigron weer onder het gezag van de gaama van de Saramaka geplaatst We stelden dat het succes van de NPS onder de Bosnegers mede samenhing met de structurele zwakte van de Bosnegcrpartijen Als eerste werd op 12 december 1957 de Algemene Bosneger Partij (ABP) opgericht die onder leiding stond van de uil Totikamp afkomstige Ndyuka Richard Marcus Pinas Het symbool van de partij was eerst een korjaal en later een apinti-drum Men vond dat de belangen van de Bosnegers onvoldoende werden behartigd door de bestaande partijen Volgens Pinas moest de oprichting van de ABP worden geplaatst tegen de achtergrond van de plannen in die periode voor de aanleg van een stuwdam in de Suriname Rivier en de resulterende gedwongen transmigratie van duizenden Bosnegers We vermeldden reeds dat de Brokopondo-overeenkomst tevens de aanzet vormde tot een betere registratie van kiezers in het binnenland Het is verder niet toevallig dat gekerstende Saramaka - en in mindere mate Ndyuka - uit het Brokopondogebied het voortouw namen bij deze partijpolitieke ontwikkelingen Vanwege organisatorische zwakte, politiek onervaren leiderschap, onderlinge rivaliteit, geringe financien, de problematiek van de transmigratie en het overwicht van de NPS deed de ABP niet mee aan de verkiezingen van 1963 De verkiezingen van 1967 verliepen weinig succesvol voor de ABP Janen Gadden was inmiddels de nieuwe voorzitter en op 14 april 1968 werd de naam gewijzigd in Progressieve Bosneger Partij (PBP) De verkiezingen van 1969 waren de enige - tot de drastisch gewijzigde situatie sinds waarbij een kandidaat van een Bosnegerpartij gekozen werd tot Statenlid Paulus Fransman werd namens de PBP - die samenwerkte met de PNP van Sedney - gekozen voor de kieskring Boven-Marowijne Intussen was een strijd om het voorzitterschap ontbrand tussen Gadden en George Leidsman Sinds zijn breuk in 1966 met de NPS had Gadden zich gelieerd aan de VHP en deze samenwerking legde hem geen windeieren Via opschuiving slaagde Gadden er sinds 1973 vrijwel steeds in om namens de VHP gekozen te worden tot parlementslid Slechts de NPS (Vreede) en de VHP (Gadden) konden een Bosnegerpoliticus een parlementaire carrière bezorgen In 1972 pleegde Gadden een coup binnen de PBP en met steun van de VHP regelde hij er in 1973 de rechtspersoonlijkheid voor Voorzitter Leidsman en de overige bestuursleden richtten in 1973 de Bosneger Eenheids Partij (ВЕР) op, waarvan nog hetzelfde jaar Bill Pryor voorzitter werd Op voorstel van gaama Aboikoni koos de partij als symbool de raaf (ara) deze vliegt namelijk hoog, heeft daardoor overzicht en legt lange afstanden af zonder te rusten ' Tijdens de verkiezingen van 1977 presenteerden zich enkele ecndagsvlindcrs Zowel de PBP als de ВЕР werkte samen met de VHP binnen de Verenigde Democratische Partijen Uit protest hiertegen splilslc de Bosnegerpartij Apiniic zich af van de ВЕР ' ' Nieuw was ook de Wie Egie Boeskondre Partij die felle kritiek leverde op NPS-premicr Henck Arron "De bosnegers 106

110 Grootopperhoofd Akontu Velami van dendyuka met JA. Pengel, (foto-archief N.V.D.) zijn moe geworden van het aanhoren van zoveel onwaarheden en beloften van deze minister president.". Geen van deze partijen behaalde enig succes. Vanwege de militaire staatsgreep van 25 februari 1980 duurde het tot 1987 eer er wederom verkiezingen plaatsvonden. Het nieuwe parlement, De Nationale Assemblee (DNA), telde 51 zetels, waarvan volgens het gewijzigde kiesstelsel er tien gereserveerd waren voor het binnenland (drie voor Marowijne, drie voor Brokopondo en vier voor Sipaliwini), dat aldus van onder- tot oververtegenwoordigd werd; een fundamentele doorbraak. De grondwet van 1987 (artikel 61 lid 2) bepaalde dat kandidaten die zich in een district verkiesbaar hadden gesteld voor DNA minstens twee jaar voorafgaand aan de verkiezingen woonachtig moesten zijn in het betreffende district. Als gevolg van de wet op de politieke organisaties uit hetzelfde jaar mochten partijen geen etnische naam dragen, waardoor de PBP en de ВЕР een andere inhoud gaven aan hun initialen, te weten: Plattelands Bewoners Partij en Broederschap en Eenheid in Politiek. De PBP ging samen met de Javaanse partij Pendawa Lima de verkiezingen in en werd hierin gesteund door de VHP. Jarien Gaddcn, adviseur van de PBP en intussen gepromoveerd tot hoofdbestuurslid van de VHP, slaagde er wederom in om gekozen te worden tot parlementslid. De ВЕР, waar Bill Pryor als voorzitter werd opgevolgd door de hoofdonderwijzer Caprino Alcndy, ging een samenwerkingsverband aan met de NPS binnen het Front voor Democratie en Ontwikkeling (NPS, VHP, KTPI), dat geen kandidaten stelde binnen de zogeheten oorlogsdistricten, en plaatste zichzelf aldus buitenspel. Deze samenwerking leidde op 10 januari 1988 tot een scheuring binnen de partij, waarbij zes van de negen bestuursleden opstapten. Nooit eerder belandden zoveel, acht, Bosnegers in het parlement; voornamelijk via de Pendawalima/PBP en de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie (PALU). Slechts doordat de NPS (Front) geen kandidaten stelde in deze kieskringen behaalden deze partijen de zetels. Nadat het democratisch proces op 24 december 1990 wederom door de militairen werd verstoord, namelijk via de zogeheten telefooncoup, vonden 25 mei daaropvolgend verkiezingen plaats waaraan naast de PBP en de ВЕР tevens als nieuwkomer de Algemene Bcvrijdings en Ontwikkclings Partij (ABOP) deelnam. De PBP en de ABOP, die als combinatie de verkiezingen ingingen, slaagden er niet in om een zetel te behalen. Jarien Gadden werd wederom na opschuiving DNA-Iid voor de VHP (Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling). De ВЕР had blijkbaar haar lesje geleerd en behaalde via de nieuwe combinatie Democratisch Altcrnatief/DA'91 drie zetels. Voor de NPS (Nieuw Front) viel de uitslag enigszins tegen; namens haar namen tevens drie Bosnegers zitting in DNA De verhouding van de dignitarissen tot de Bosnegerpartijen is vanaf hun ontstaan gespannen geweest. Zoals reeds vermeld, vreesde Akontu Velanti van de Ndyuka aantasting van zijn gezag door een Bosnegerpoliticus. Toen in 1959 de grootopperhoofden Akontu Vtlanti, 107

111 Aboikoni en Forster in de stad waren, weigerden zij een vergadering van de ABP bij te wonen In een ingezonden brief in de krant beschuldigde partijvoorzitter R Pinas de regeringsvoorlichtingsdienst (RVD) van stemmingmakerij De RVD zou in een nieuwsbericht op de radio hebben omgeroepen dat de ABP was opgericht om overhcidspersonen te bekladden en om verwarring te stichten Volgens Pinas werd er verdeeldheid gezaaid onder de Bosnegers In de brief, met cen overigens vrij raciale teneur, werd ook de verdeeldheid onder de Creolen - waarvan de Hindostanen zouden profiteren - betreurd Pinas schreef verder onder meer ' Bosnegers hebben geen politiek nodig, het Binnenland schrijft slechts Hechte Samenwerking en Eendracht voor, die deze fundamenten loochent, treft de Koenoc,de straf van de Schepper ' ( η NPS-ministcr van Binnenlandse Zaken, SD Emanuels, stelde in 1959 tijdens een vergadering met de grootopperhoofden ronduit dat hij niets moest hebben van de ABP ( ' Tijdens de verkiezingen van 1967 gaf de ABP in een communique te kennen dat de grootop perhoofden buiten de politiek moesten worden gelaten Met name Janen Gaddcn van de ABP beklaagde zich regelmatig over de steun van Aboikoni voor de NPS Zijn invloed als Granman oefent hij danig uit op de candidaat door de NPS gesteld ' ( ' Volgens het grootopperhoofd van de Matawaï, Oscar Lafanti (1981-heden), ontbrak het de Bosncgcrpartijen door hun versplintering aan kracht Indien er een partij was, zou deze meer kans maken op deelname aan de regering' Ongeveer dertig jaar participatie in de nationale politiek heeft de positie van de Bosnegers in de samenleving niet fundamenteel verbeterd Het ontbrak de grote politieke partijen aan wezenlijke interesse voor de binnenlandbewoners en aan een duidelijke visie ten aanzien van hun plaats in de maatschappij Slechts tijdens verkiezingstijd stonden de binnenlandbewoners vanwege hun stemmen tijdelijk in de belangstelling Vcrkiczingskaravancn beladen met goederen trokken langs de residenties en er werden talloze beloften gedaan die zelden werden ingelost Veel meer dan een fraaie ambtswoning voor het grootopperhoofd, een vergaderzaal, een buitenboordmotor of nutsvoorzieningen zoals cen lichtmotor, een watennstallatie of een njstpelmolen hield het binnenland er niet aan over Onderwijs en medische zorg bleven, weliswaar gesubsidieerd door de overheid, voornamelijk in handen van religieuze genootschappen In hoofdstuk 5 zal nader worden ingegaan op de ontwikkeling van het binnenland Om de reeds genoemde redenen was de NPS verreweg de meest succesvolle partij in het binnenland Deze partij bracht niet alleen in 1963 de eerste Bosneger (Liefde) in het parlement, maar in 1988 ook in de regering (Wemer Vreedzaam) De bewegingsruimte van dergelijke politici was overigens beperkt De geloofwaardigheid van de NPS als enige belangenbehartiger van de binnenlandbewoners lijkt sinds de jaren tachtig te tanen Nadat de partij in 1987 niet deelnam aan de verkiezingen in de oorlogsdistncten, zorgden de verkiezingen van 1991 voor een slechts gedeeltelijk herstel De monopoliepositie van de NPS in het binnenland lijkt voorbij te zijn Kleinere, meer ideologisch geïnspireerde partijen met belangstelling voor het binnenland zoals de Partij van de Nationalistische Republiek (PNR) en later de PALU waren infrastructureel gezien niet opgewassen tegen het binnenland en genoten voornamelijk enige sympathie onder geschoolde Bosnegerjongeren in het kustgebied De meest succesvolle Bosnegerpohtici waren ongetwijfeld Sam Vreedeen Janen Gadden Als Realpolitiker verbond Gadden zijn lot niet alleen aan de PBP, maar lieerde hij zich tevens aan een grote politieke partij De VHP sprong handig in op Gadden's breuk in 1966 met de NPS en pleegde aldus een inbraak in het Bosnegerelectoraal In haar beginselprogramma "Onze Politiek" uit 1967 stelde de VHP onder meer Er moet nu naarstig worden gestreefd naar inpassing van de Bosnegers en Indianen in onze rechtssfeer, en daarvoor moeten de bevoegdheden van de justitiële en de binnenlandse autoriteiten op de juiste wijze worden afgebakend Tijdens de door de VHP gedomineerde regering Sedney ( ) werd onder andere het ministerie van Distnctsbestuur en Decentralisatie ingesteld en werd de vier grootopperhoofden in 1970 een reis naar West Afrika aangeboden In een door de regering Sedney in 1973 uitgegeven propaganda-publikatie, 'De Realisering van het Mogelijke ', werd met de nodige ophef gesteld dal tijdens de regeerperiode meer voor het binnenland was gerealiseerd dan tijdens 300 jaar koloniaal bestuur en vijftien jaar interne autonomie Het is overigens opmerkelijk dat de VHP er diverse keren in slaagde om - pragmatische en veelal in de NPS teleurgestelde - Bosncgcrpolitici aan zich te binden Vanwege de etnische kloof bleef de invloed van de VHP in het binnenland echter beperkt De Bosnegerpartijen die vanaf eind jaren vijftig ontstonden, zijn er niet echt in geslaagd de kiezers in het binnenland aan zich te binden Hun voormannen waren politiek ongeschoold en onervaren Persoonlijke rivaliteit zorgde voortdurend voor problemen en afsplitsingen Tussen 108

112 de partijen onderling bestonden nauwelijks programmatische verschillen. Evenmin als de grote politieke partijen beschikten de Bosnegerpartijen over een duidelijke visie aangaande de positie van de Bosnegers binnen de samenleving. Als etnisch gebonden partijen ontbeerden zij bovendien een nationale uitstraling. Organisatorisch waren deze partijen uitermate zwak. Zij waren niet in staat een hecht en continue politiek netwerk op te bouwen in het binnenland; ze waren gevestigd in de stad terwijl het overgrote deel van hun potentiële aanhang in het binnenland woonde. Door procedurele fouten konden deze partijen enkele keren niet deelnemen aan de verkiezingen in een bepaalde kieskring. Hun financiële middelen waren zeer beperkt, waardoor zij tijdens verkiezingscampagnes materieel niet konden opboksen tegen bijvoorbeeld de NPS. Stam-, clan- en lincage-sentimenten alsook het gering ontwikkelde politiek bewustzijn van de binnenlandbevolking speelden deze partijen parten, waardoor men soms eerder geneigd was om te kiezen voor een neutrale buitenstaander. Dignitarissen stonden wellicht sympathiek tegenover het idee van een Bosnegerpartij, maar waren voldoende realistisch om in te zien dat deze hun weinig te bieden had. Om deze redenen alsook vanwege het feit dat de Bosnegers een minder uitgesproken homogene etnische entiteit vormen dan de Javanen, slaagden deze partijen, in tegenstelling tot de KTPI, er nooit in om een politieke wippositie te verwerven Onafhankelijkheid en nieuwe bestuurlijke structuren Nadat Suriname in 1954 via het Statuut interne autonomie had verkregen, verwierf het op 25 november 1975 staatkundige onafhankelijkheid als parlementaire democratie met een ceremoniële president. Het tot stand komen van de onafhankelijkheid heeft heel wat voeten in aarde gehad en ze werd niet bepaald door een meerderheid van de bevolking gedragen. De wens van een nationalistische minderheid werd gretig aangegrepen door de toenmalige door sociaal-democraten geleide regering in Nederland die maar al te graag verlost wilde worden van een mogelijk koloniaal imago en die het proces dan ook vlot bezegelde met een zogenaamde gouden handdruk. De onafhankelijkheid werd overhaast doorgedrukt, de bevolking werd er nauwelijks op voorbereid en een massale emigratie richting Nederland was het gevolg Onder dergelijke omstandigheden zal het nauwelijks verbazing wekken dat de Bosnegers vrijwel geen partij waren in het onafhankclijkheidsproces. Reeds in 1969 maakte PBP-voorzittcr George Leidsman in een interview kenbaar geen voorstander te zijn van een overhaaste onafhankelijkheid en de partij deelde dit de Nederlandse regering schriftelijk mede. gaama Aboikoni stelde in 1970 hieromtrent: "Als je in de duisternis zit en iemand vraagt je hoe Iaat het is, dan weetje het niet. Wij zijn in hel binnenland en hebben voorlichting nodig. Pas als een klein kind gespeend is en opgroeit tot volwassenheid kan het zeggen: ik ga op eigen benen staan en wil zelfstandig zijn. De schellen van onze ogen zijn nog niet helemaal weg, waardoor onze ogen niet helemaal open zijn." en: "Wij kunnen niet beoordelen of Suriname rijp genoeg is voor de onafhankelijkheid, dal is een vraagstuk waarin de Surinaamse regering zelf een besluit moet nemen, en wij zullen ons er aan refereren." Zijn collega Forster van de Paramaka uitte zich soortgelijk'. Enkele maanden vóór de onafhankelijkheid bezocht NPS-premier Henck Arron voor een bespreking hiervan, Asindoopo. Een door de regering uitgegeven communiqué over de belegde vergadering met de dignitarissen steil onder meer: "Granman Aboikoni noemde de onafhankelijkheid een goede zaak. Hij zei volledig vertrouwen in de Regering te hebben en haar streven om het land onafhankelijk te maken wordt door hem en de overige Saramaccaners dan ook volledig en onvoorwaardelijk ondersteund. Hij memoreerde de slaventijd en zei in dit verband dat alle Surinamers onder het koloniale juk hebben geleden. Op grond hiervan zag hij geen enkel verschil tussen de bewoners van de stad en het binnenland. De granman bracht voorts naar voren zeer geschokt te zijn door de afgrijselijke brandstichtingen die Paramaribo de afgelopen weken hebben geteisterd. Hij veroordeelde met klem deze activiteiten. De granman was verder van mening dat de ontwikkelingshulp in het verleden niet ten goede is gekomen aan de ontwikkeling van het binnenland en sprak de hoop uit dat het onder deze Regering anders zou gaan." De vele beloften die tijdens deze vergadering werden gedaan, ontlokten gaama Aboikoni de uitspraak dat het voor het eerst was dat een regering zulke vergaande toezeggingen deed. Premier Arron beloofde tijdens deze vergadering onder andere "dat de positie van boslanddignitarissen na de onafhankelijkheid geen enkele wijziging zal ondergaan. Integendeel zal de Regering alles in het werk stellen om de positie van deze functionarissen te versterken." (56). Dat Aboikoni weinig heil zag in de onafhankelijkheid blijkt wel uit zijn 109

113 uitspraak van enkele jaren daama "If only I were a few years younger, I would simply pull up stakes and lead my whole [Saramaka] people across the Marowijne " Een Nederlandse parlementaire delegatie bezocht Suriname in juni 1975 Een bezoek aan het binnenland zat er volgens de Staten vanwege het regenseizoen niet in Meer nabij de stad gelegen dorpen, zoals Santigron, werden wel aangedaan Een eerdere delegatie had in 1973 te Stoelmanseiland met grootopperhoofd Gazon gesproken In de stad had de delegatie een gesprek met een afvaardiging van de PBP Janen Gaddcn bracht naar voren dat de Bosnegers vergeefs hadden geprobeerd om premier J den Uyl te spreken Er was een bncf geschreven aan de koningin voor financiële steun aan het binnenland Gadden bepleitte dat de ontwikkelingshulp ook het binnenland ten goede zou komen Hij stelde dat Nederland leefde in 1975, maar de Bosnegers in 1863 Volgens enkele kapiteins had de Surinaamse regering de Bosnegers niet geïnformeerd over de onafhankelijkheid en golden voor hen nog de oude vredesverdragen Zij stelden financieel niel in de gelegenheid te zijn om hun zaak te bepleiten in Nederland Het parlementslid Franssen zegde toe dat Nederland de Bosnegers met in de steek zou laten en zou pleiten voor een gelijkwaardige positie en deelname in de ontwikkelingshulp De naderende onafhankelijkheid maakte de status van de met de Bosnegers gesloten vredesverdragen actueel Deze verdragen waren nooit herroepen en tijdens de parlementaire debatten in 1975 over de onafhankelijkheid werd deze kwestie zowel in Suriname als in Nederland aangekaart Met name Janen Gadden van de oppositionele VHP wierp zich in de strijd In de Tweede Kamer stelde Gadden dat hij Suriname liever vandaag dan morgen onafhankelijk zag, maar dat hij zich afvroeg wat er nadien met de vredesverdragen zou moeten gebeuren Hij eiste dat deze zouden worden herzien en aangepast aan de gewijzigde omstandigheden Zo dienden onder andere de rechten op de gronden te worden gegarandeerd Gadden protesteerde ertegen dat de verdragen werden doodgezwegen en hij wees Nederland op zijn verantwoordelijkheid in dezen Hij poneerde dat de onafhankelijkheidsgrondwct van 1975 subjectief was daar ze voorbijging aan de tradities en gewoonten van de Bosnegers Deze dienden zijns inziens te worden verankerd in de grondwet of in organieke wetten HIJ laakte verder de nalatigheid van de Surinaamse regenng wat betrof de voorlichting naar de Bosnegers toe over de onafhankelijkheid De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, W F de Gaay Fortman, reageerde door te stellen dat reeds sinds het Statuut van 1954 de eventuele rechten en verplichtingen uit de verdragen waren overgegaan op Suriname en dat er sindsdien geen Nederlandse verplichting meer was De rechtsopvolger van het koloniaal bestuur, zo stelde hij, was de Surinaamse overheid (59) In de Staten van Suriname memoreerde Gadden dat de Marrons, in tegenstelling tot Suriname in 1975, hun vrijheid niet op een presenteerblad kregen aangeboden Hij vroeg zich af wat er met de in de vredesverdragen vastgelegde rechten van de Bosnegers na de onafhankelijkheid zou gebeuren, hoc de benoeming van grootopperhoofden zou geschieden en hoe de positie van kapiteins en basta zou zijn Ook hier eiste hij aanpassing van de verdragen en opname ervan in de grondwet De minister van Districtsbcstuur en Decentralisatie, het voormalig Statenlid namens de NPS voor de kieskring Beneden-Marowijnc, Olton van Genderen, antwoordde dat de tractaten een fopsysteem waren van de vroegere koloniale heerser, waarin, in tegenstelling tot in de nieuwe grondwet, geen enkel recht was verankerd Het waren volgens de minister geen echte verdragen, maar gewoon een overeenkomst tussen twee partijen Volgens Van Genderen was hel een "voor-de-gek-houdenj" "Hel zijn kleine voor-de-gek-houden briefjes van de vroegere koloniale heersers " Deze opmerkingen van Olton van Genderen getuigden van weinig historisch inzicht en het oppositionele VHP-Statenlid, tevens historicus, Ram Sardjoe zag zich genoodzaakt de minister te corngcren door er op te wijzen dat de verdragen destijds door de Marrons waren afgedwongen van de koloniale overheid en dat ze waren gesloten op basis van gelijkwaardigheid De PNR-minister van Justitie en Politic, Eddy Hoost, sloot zich volledig aan bij de woorden van zijn collega Van Genderen en hij sleldc onder andere dal de nieuwe grondwet juist niemand wilde uitzonderen ' Het resultaat van deze parlementaire debatten was nihil De regering Arron achtte het niet noodzakelijk deze kwestie nader te regelen en de grondwet van 1975 rept met geen woord over de binnenlandse besruurstructuren Desalniettemin behielden de oude verdragen hun rechtsgeldigheid, immers ze werden niet herroepen en precies zoals talloze andere oude wettelijke regelingen na 1975 werden overgenomen, gold dit ook voor deze tractaten In feite bestond er een tegenstrijdige situatie Enerzijds is de bestuursstructuur van de Bosnegers gebaseerd op de verdragen en wordt deze erkend door de overheid, getuige onder meer de benoemingen en de toelagen van de dignitarissen, en anderzijds wordt deze bestuursstructuur doodgezwegen in de 110

114 grondwet De verdragen zijn weliswaar verouderd, maar de geest, de intentie ervan, is nog van betekenis Deze onduidelijke situatie vormde een voedingsbodem voor spanningen ' De onafhankelijkheid is door het binnenland in feite niet ervaren als een verandering Ze wordt weliswaar geaccepteerd, maar ze is niet geïnternaliseerd Alhoewel de Bosnegers zich in de steek gelaten voelden door Nederland bleef een sterke emotionele band, met name met het koningshuis, bestaan Op diverse plaatsen in het binnenland treft men de Nederlandse vlag aan alsook portretten van leden van de koninklijke familie Men gaat ervan uit dat de verdragen zijn gesloten met Nederland en niet met de Surinaamse regering In momenten van crisis doet men nog steeds een beroep op Nederland Nog geen vijf jaar na de onafhankelijkheid, kort voor er verkiezingen zouden worden gehouden, vond er op 25 februari 1980 een militaire staatsgreep plaats De omstandigheden waaronder dit geschiedde, zijn voor ons onderwerp minder relevant Uit onvrede met het gevoerde beleid sinds 1975 gaf een meerderheid van de bevolking de militairen vooralsnog het voordeel van de twijfel Het zogeheten tijdperk van de revolutie werd ingeluid ( ' Mede vanwege een uit de hand gelopen vakbondsconflict binnen het leger zaten de militairen van de ene dag op de andere opgescheept mei de leiding van het land Politiek onervaren als de militairen waren, was het de eerste weken na 25 februari een komen en gaan naar de kazerne van tal van personen die, al dan niet gevraagd, adviezen kwamen geven Ook de vier grootopperhoofden werden door de Nationale Militaire Raad (NMR) opgeroepen om naar de stad te komen De NMR ontving levens vanuit diverse Bosnegerdorpen hele waslijsten met (67) grieven en wensen v In de regeringsverklaring (Chin A Sen) van 1 mei 1980 werden de zogeheten vier vernieuwingen van de samenleving aangekondigd Gewezen werd op de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk, tussen het binnenland en de stad WIJ leven in een onrechtvaardige maatschappij ' Een van de vier aangekondigde vernieuwingen betrof de pohtiek-bestuurlijke orde Als gevolg van de politieke instabiliteit, het voortdurende getouwtrek tussen burgerpolitici en militairen, de herhaaldelijke koerswijzigingen en regeringswisselingen, werd een vlotte invulling van de beoogde nieuwe politiek bestuurlijke orde belemmerd Kortweg kwam het er op neer dat men ontevreden was over het functioneren van hel westers type parlementaire democratie en de gedachten gingen meer uit naar een zogeheten participatiedemocratie, feitelijk een tautologie De betrokkenheid van de bevolking bij hel politieke gebeuren diende zich niet te beperken tot de gang eens per vier jaar naar het stemhokje De bevolking zou georganiseerd en gemobiliseerd moeten worden daar waar zij woonde en werkte Er werd in deze periode geëxperimenteerd met diverse pohtiek-bestuurlijke modellen Een Bureau Volksmobilisatic fungeerde als motor achter de vele opgezette volkscomites Het gecentraliseerde bestuursapparaat met Paramaribo als waterhoofd diende gedecentraliseerd te worden Het idee van decentralisatie was zeker niet nieuw, maar werd wel pas vanaf 1980 serieus inhoud (69) gegeven v ' Ook in een aantal Bosnegerdorpen werden beginjaren tachtig volkscomites opgericht die echter vanwege de politieke instabiliteit in het land geen lang leven beschoren waren en die bovendien geen aansluiting vonden bij de belevingswereld van de Bosnegers Het bleven vreemde, van buitenaf opgelegde structuren Het zou nog tot 1989 duren eer de wet regionale organen van kracht werd De nieuwe grondwet van 1987 sprak reeds van participatie en representatie van de bevolking als kenmerken van de politieke democratie (artikel 52) en op regionaal niveau voorzag de grondwet in twee vertegenwoordigende lichamen, te weten de districtsraden (DR) en de ressortraden (RR) (artikel 161) Deze regionale organen zouden een zekere mate van autonomie verkrijgen en het toezicht op de regionale bestuursvoering kwam namens de regering te liggen bij het in 1988 ingestelde ministerie van Regionale Ontwikkeling Voor ons onderwerp is het relevant om na te gaan hoc de decentralisatie van bestuur in de vorm van districts- en ressortraden zich verhoudt tot de traditionele bestuursstructuur van de Bosnegersamcnlevingcn in het binnenland Ter vergelijking zal in deze paragraaf tevens kort worden ingegaan op de situatie bij de Aluku in Frans Guiana waar in 1969 de tweedeling kustgebied en binnenland werd opgeheven en waar een nieuwe vorm van gedecentraliseerd bestuur in de gedaante van gemeenten, zogeheten "communes', werd geschoven over de traditionele bestuursstructuur van de Aluku Eveneens zal ter vergelijking kort worden ingegaan op de verhouding van het nationale politieke bestel tot de inheemse bestuursstructuren in Ghana Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, vindt een belangrijk deel van Sunname's zwarte bevolking haar wortels in dat deel van West-Afrika waar onder meer het huidige Ghana ligt 111

115 Tot op heden vormen de vredesverdragen de belangrijkste grondslag voor de verhouding van de centrale overheid tot de traditionele bestuursstructuur van de Bosnegersamenlevingen Deze verdragen zijn sterk verouderd en dienen te worden aangepast aan de gewijzigde omstandigheden De beknopte, ideaaltypische schets van deze traditionele bestuursstructuur zoals weergegeven in hoofdstuk 1 4 komt sinds het afnemende isolement van de Bosnegersamenlevingen sinds dejaren vijftig niet meer geheel overeen met de realiteit Het toenemende contact met de kustsamenleving creëerde uitdagingen waartegen deze structuur onvoldoende bleek te zijn opgewassen De reorganisatie van de binnenlandse bestuursdienst beginjaren vijftig zorgde reeds voor een intensiever contact tussen overheidsambtenaren, met name DCs en BO's, en dignitarissen Sinds de jaren zestig verschenen politieposten te onder meer Brownsweg en Stoelmanseiland Het gezag en de invloed van de dignitarissen bleken te tanen en diverse van hun traditionele bestuurstaken werden overgenomen door overheidsambtenaren Daarenboven traden diverse dignitarissen zelf in overheidsdienst De dignitarissen, die een overheidstoelage genieten, zijn volgens de personeelsverordening geen ambtenaren ' Bij belangrijke kwesties die de Bosnegers regarderen, worden de dignitarissen door de overheid geraadpleegd Bovenstaand citeerden we een uitspraak van premier Arron uit 1975 dat de Republiek Suriname de positie van de dignitarissen zou blijven erkennen en zelfs versterken De regering Pengel stelde in 1963 dat hel contact met hei binnenland zou worden verstevigd en dat de gezagsverhoudingen in het binnenland zouden blijven erkend In 1969 stelde de regering Sedney De rechtstoestand van de Bosnegers en Indianen zal aan een nadere bestudering worden onderworpen, waarbij bijzondere aandacht aan de positie der gezagsdragers (Granulans en Hoofdkapiteins) zal worden besteed " Het zou echter tot dejaren tachtig duren eer er een serieuze discussie over de gezagsstructuren in het binnenland op gang kwam Bij het Directoraat Distnctsbestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Districtsbcstuur verscheen in januari 1981 de Nota Aanzei tot een nieuw beleid inzake het Binnenland, die in 1982 als Bijlage 1 werd opgenomen in de Beleidsnota van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Justitie De Beleidsnota stelt dat er sinds het per 25 februari 1980 ingezette revolutionair proces behoefte bestaat aan een beleidsombuiging, hetgeen onder meer naar voren komt in de aangekondigde nieuwe politiek-bcstuurlijke orde Er wordt een wijziging in de organisatie van het Directoraat Distnctsbestuur aangekondigd evenals een betere organisatie van het inwendig bestuur waarbij gedacht wordt aan decentralisatie ter verkleining van de afstand tussen bestuur en burger Er wordt tevens een herindeling van de districten aangekondigd en de instelling van een apart "district Binnenland" Bijlage 1, 'Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland, weidt nader uit over deze beleidsvoornemens Wat betreft de traditionele woongebieden van de diverse Bosnegervolken stelt deze Nota dat daar geen wijziging in hoeft te komen en dat deze kunnen worden beschouwd als een 'soort reservaten" Over de toelagen en de status van de dignitarissen wordt gesteld ' De tot nog toe door de Overheid aan de boslandfunctionansscn gegeven toelage werd gezien als een bijdrage om hun waardigheid in stand te kunnen houden en De boslandfunctionanssen zijn geen landsdicnaren, omdat in hun verhouding tot de Overheid het element van ondergeschiktheid geheel ontbreekt ' Een dergelijke verhouding zou immers niet overeenstemmen met hun verkregen rechten en vrijheden Als gevolg van urbanisatie was het gezag van de dignitarissen tanende en steeds vaker werd de hulp van de centrale overheid ingeroepen bij de handhaving van orde en rust De Nola windl er geen doekjes om en stelt ronduit "Er zal gestaag aan de afbouw van de bestaande structuren moeten worden gewerkt om tegelijkertijd met grote omzichtigheid moderne structuren te introduceren " Gesteld wordt dat de oude structuren de ontwikkeling in de weg staan en slechts interessant zijn voor wetenschappers De schrijver van de Nota poneert "Ik ben dan ook van mening dat - met behoud van de eigen cultuur - verandering moet komen in het leefpatroon en de bestuursvorm van de binnenlandse bevolking, wil men voorkomen dat het binnenland niet [sic] ontvolkt raakt ' De Nota komt met een aantal aanbevelingen waarvan we er enkele integraal zullen weergeven ' 1 De dignitarissen van het binnenland moeten ondergebracht worden in een Stichting, waardoor enerzijds de regeling van hun rechtspositie kan worden verbeterd en anderzijds de vaststelling van een adequate taakomschrijving kan geschieden Evenwel zal ten aanzien van de Granmans aan hen de keus worden overgelaten om al dan niet binnen de Stichting werkzaam te worden gesteld 2 Er moeten normen komen ter bepaling van het aantal bassia's, kapiteins en hoofdkapiteins, welke functioneel noodzakelijk zijn voor iedere stam 112

116 3. Een duidelijke taakomschrijving voor ieder van deze functionarissen aan hen kenbaar te maken en het toezicht op behoorlijke uitoefening van hun taak te effectueren. 4. Normen voor de bepaling van het aantal dignitarissen per dorp, c.q. stam, gelet op het zielental, dienen eveneens te worden vastgesteld. 5. Er moet worden afgezien van een uitbreiding van het aantal Granmans. 6. De discriminatie ten opzichte van de "wakaman" en de vrouw in het binnenland moet worden opgeheven. 7. Langzamerhand moet afbouw van het huidig systeem (maatschappijstructuur) worden bevorderd. 8. De steeds verminderende invloed van Granmans en overige dignitarissen vergt een grotere zorg en bijstand van de Centrale Overheid, in het bijzonder voor het handhaven van orde en rust en voor het brengen van alle noodzakelijke voorzieningen." '. In het kader van de vernieuwing van de politiek-bestuurlijke orde werd bij decreet C-17 van 24 februari 1983 een nieuwe indeling van de districten vastgesteld. Het aantal districten werd uitgebreid tot tien, waaronder Sipaliwini, dat werd ingesteld om te geraken tot een effectievere aanpak van de ontwikkeling van het binnenland. Het zou tot 1 januari 1985 duren eer deze nieuwe districtenindeling in werking trad. De regeringsverklaring van 1 mei 1983 van het PALU-getinte kabinet Errol Alibux kondigde in het kader van het streven naar deconcentratie van het staatsbestuur een grondige herstructurering van het districtsbestuur aan. Hiertoe zouden mede de bijzondere bestuursvormen van het binnenland worden gesaneerd. De verklaring nam de bovenvermelde aanbevelingen uit de Beleidsnota van 1982 over' 8). Begin 1983 werd aan het Directoraat Districtsbestuur een Bureau Decentralisatie van Bestuur toegevoegd '. In de praktijk zou er van al deze beleidsvoornemens vooralsnog weinig gerealiseerd worden. De regering Alibux werd tijdens de bauxietstaking van december 1983 ten val gebracht en de Nota "Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland" verdween in de bureaulade Tijdens een inleiding over de behandeling van strafzaken in het binnenland, verzorgd op een in mei 1983 georganiseerd politie- en brandweercongres, stelde de auditeur-militair Ramon de Freilas dat voor de staatsrechtelijke verhouding van de Bosnegers tot de centrale overheid de vredesverdragen als basis gelden: "De verdragen waaraan de Bosneger zijn autonomie ontleent, werden nooit vernietigd of ingetrokken." Deze verdragen waren volgens hem verouderd en achterhaald en bovendien ten onrechte tot stand gekomen. De Freitas stelde dat door de staatsgreep van 25 mei 1980 ook de Bosnegers zich dienden te onderwerpen aan het nieuwe gezag dat, zo vervolgde hij, absolute controle heeft over het grondgebied van Suriname. Een toegeeflijke houding van de ordehandhavers zou het centraal gezag in het binnenland verzwakken: "De ervaring heeft bewezen dat slechts een ferme houding tegenover deze lieden, in hun woongebieden succes oplevert." De Freitas bepleitte dat er in elke residentie een politie- en een militaire post zouden komen (. Een door het ministerie van Binnenlandse Zaken, Districtsbestuur en Volksmobilisatie ingestelde commissie onder voorzitterschap van de DC van Sipaliwini, Richcne Libretto, schreef in 1986 het "Rapport van de Commissie Ontwikkel ing Binnenland voor het district Sipaliwini" dat bedoeld was als intem discussiestuk en dat voortborduurde op de Nota van 1981 ( l Libretto, een Ndyuka van de Sara Kreek, studeerde rechten en werd in 1981 als eerste Bosneger tot DC benoemd. De commissie moest onder meer voorstellen doen ten aanzien van het structureren van het bestuursapparaat, het functioneren van de volksstructuren, de participatie van de bevolking binnen deze structuren en de sociaal-economische ontwikkeling van het district Sipaliwini. Het district Sipaliwini bleek volgens het Rapport inwoners in stamverband te tellen. Uit pragmatische overwegingen stelde de commissie voor om de DC voorlopig te stationeren in Paramaribo. Ten aanzien van de interne bestuursorganisatie werd een verdeling in regionale centra met (adjunct-) districtssecretarissen voorgesteld en verder in bcstuursopzichtersposten. Volgens een in 1985 geschreven Nota Herstructurering Districtsbestuur moest een DC niet langer worden gezien als een afdelingshoofd van het ministerie van Binnenlandse Zaken, maar meer als een vertegenwoordiger van de centrale overheid in het district belast met het districtsbestuur in zijn totale omvang, hetgeen naast bestuur ook beheer en ontwikkeling inhield. Wat betreft de positie van de boslanddignitarissen in het kader van de nieuwe politiek-bestuurlijke orde stelde het Rapport dat een heroriëntatie op het traditionele bestuurssysteem nodig was. Gesteld werd dat het traditionele gezag nog door een meerderheid van de Bosnegers werd gedragen en dat de dignitarissen zich als gelijkwaardige partners zagen 113

117 van de overheid die voor elke activiteit in het binnenland hun steun nodig had De toenemende overheidsbemoeienis zou echter leiden tot een botsing van bevoegdheden Volgens het Rapport zou de overheid een wijziging van de maatschappijstructuur in het binnenland moeten ondersteunen Slechts de instituten die remmend werkten op de ontwikkeling zouden moeten worden afgebouwd Benadrukt werd dat het traditionele gezag een wezenlijke plaats diende te krijgen binnen de nieuwe politiek-besiuurlijke orde en dat de bemoeienis van de overheid slechts indirect diende te zijn Omzichtigheid zou zijn geboden, daar al te ngoreuze veranderingen konden leiden tot een machtsvacuüm Gesteld werd dat het gezagssysteem van de Bosnegers berustte op tribalisme en dat het zowel democratische als autoritaire trekken had Door een gebrek aan reikwijdte van de actieradius van de centrale overheid waren een aantal bestuurstaken overgelaten aan de dignitarissen De grootopperhoofden hadden de leiding over hun eigen volkswetgcving en -rechtspraak, waren de pars pro toto van hun volk en vertegenwoordigden dit naar buiten toe Het toenemende contact met het kustgebied stelde extra eisen aan de kwaliteiten van de gezagsdragers en in geval van misstanden diende de overheid in te grijpen Het Rapport komt vervolgens met een aantal overwegingen en voorstellen evaluatie van de bevoordeelde positie van bepaalde matnclans, evaluatie van de aanwezigheid van dignitarissen in hun dorpen, heroverweging van de erfopvolging en van benoemingen voor het leven, voorgesteld wordt dat dignitarissen met pensioen kunnen gaan en dat bij opvolging iemand uit de matrihneage kan worden aangewezen, maar dat deze keuze door een algemene vergadering moet worden bevestigd, een grootopperhoofd dat de belangen van zijn volk schaadt, kan worden afgezet, eventueel kan zijn toelage tijdelijk worden geblokkeerd, disciplinaire maatregelen legen lagere dignitarissen dienen in overleg met het grootopperhoofd te worden getroffen, voordrachten tot benoemingen van dignitarissen blijven het prerogatief van het grootopperhoofd en worden na advies van de DC bekrachtigd bij ministeriele beschikking, bij vacatures wordt rekening gehouden met het inwonertal van de betreffende gemeenschap, de grootopperhoofden hebben regelmatig onderling contact, er wordt per volk een raad van hoofdkapiteins ingesteld die minstens twee maal per jaar bijeenkomt en die rapporteert aan het grootopperhoofd, er wordt een jaarlijkse volksvergadering belegd, waarop de DC toezicht houdt, op deze vergadering wordt de naleving van rechtsregels gecontroleerd en er wordt een jaarplan opgesteld, een ambtenaar kan op deze vergadering het overheidsbeleid toelichten, kapiteins en basta zouden kunnen participeren in de in te stellen ressortraden Tijdens een werkbezoek aan de residentie van grootopperhoofd Gazon van de Ndyuka, Diitabiki, in januari 1986 belegde de DC van Sipaliwmiccn vergadering met de gezagsdragers in het nabijgelegen Puketi Libretto gaf uitleg over hel beleid ten aanzien van het binnenland in het kader van de herstructurering van het districtsbesluur en hij bracht tevens de positie van de dignitarissen ter sprake De DC bracht naar voren dal er een aanpassing diende plaats te vinden en dat met het oog op een grotere participatie van de binnenlandbevolking er vertegenwoordigers moesten worden aangewezen ter behartiging van hun belangen HIJ benadrukte dat het niet in de bedoeling lag om het traditionele gezag aan te tasten De DC laakte de situatie dat misdadigers hun toevlucht zochten en vonden in het binnenland Op voorstel van Libretto ging de vergadering akkoord met de vestiging van een politiepost te Dutabiki De vergadering stemde tevens in met het voorstel om dignitarissen in geval van hoge leeftijd, afwezigheid of langdurige ziekte te vervangen, mits zij in positie zouden worden gelijkgesteld aan ambtenaren De dignitarissen waren verder bereid om via een afvaardiging te participeren in de nieuwe gedecentraliseerde bestuursorganen Mede vanwege de binnenlandse oorlog die kort daarop, in juli 1986, uitbrak, is er van al deze voornemens weinig tot niets gerealiseerd en ook dit Rapport verdween in de bureaulade ' De verkiezingen van 25 november 1987 maakten een einde aan de periode van militair bewind en brachten een grootse overwinning voor het Front voor Democratie en Ontwikkeling, een combinatie van de oude politieke partijen NPS, VHP en KTPI Begin 1988 trad de regering R Shankar aan die in haar regeringsverklaring onder meer stelde dat er structuren ontwikkeld zouden worden die de boslandbevolking een betere aansluiting bij de rest van de samenleving dienden te verschaffen Tijdens diverse gelegenheden benadrukte de president dal de regering 114

118 ernstig rekening hield met de gezagsstructuren van het binnenland ' Er werd een speciaal ministerie van Regionale Ontwikkeling ingesteld, waar bovendien voor het eerst een Bosneger, de Saramaka Werner Vreedzaam, werd benoemd tot minister Vanwege de zeer ruime taakomschrijving van dit ministerie werd het in de pers, refererend aan een bekend lokaal bedrijf, badinerend betiteld als "Alles onder één dak ' ' Voorlopig hield de regering Shankar vast aan de bestaande gezagsstructuren in het binnenland In 1988 werd in het Ndyuka-dorp lantiwe\ aan de Cottica Rivier ter ondersteuning van de kapitein een dorpsbestuur opgericht, waarvan de leden echter verbleven in Paramaribo Het ministerie van Regionale Ontwikkeling maakte kenbaar dat de overheid slechts onderhandelde met het traditionele bestuur Ten aanzien van het dorpsbestuur werd gesteld deze bestuursvorm is dezerzijds niet bekend en 'Tot nog toe wordt het traditionale bestuur van het binnenland door de Centrale Overheid erkend Het bestuur van een dorp, bestaande uit kapiteins en bassia's, behartigt de belangen van de dorpelingen, zowel intem als extern en draagt zorg voor de orde en rust ' ' Zoals bovenstaand reeds vermeld, kondigde de grondwet van 1987 decentralisatie van bestuur aan Evenmin echter als die van 1975 maakte de grondwet van 1987 melding van de bestuursstructuren van het binnenland Zoals gesteld, zou het tot 1989 duren eer de wet op de regionale organen in werking trad Ondanks de breedvoerige discussies in juni 1989 in DNA over het wetsontwerp werd er met vrijwel geen woord gerept over de verhouding van de regionale organen, te weten de districts- en ressortraden, tot de traditionele gezagsstructuren van de binnenlandbewoners Slechts Janen Gadden stipte het onderwerp minimaal aan Hij hoopte op een harmonieuze samenwerking van de regionale organen en de traditionele gezagsstructuren Gadden haalde een voorval aan uit de periode dat hij bcstuursopzichter was te Brownswcg en werd geconfronteerd met een daar opgericht volkscomite dat meende hem te kunnen dirigeren Volgens Gadden stond het binnenland niet positief tegenover de regionale organen en hij bepleitte dat er wat het binnenland betrof van w erd afgezien Significant is het eveneens dat de wet zelf volledig voorbijgaat aan deze kwestie ( De distnetsraad geldt als hoogste politiek-bestuurhjk orgaan van een district en wordt voorgezeten door de DC (artikel 3) Het toezicht op het bestuurlijk handelen van de regionale organen ligt bij de minister van Regionale Ontwikkeling De aanname van deze wet (met algemene stemmen) betekende een forse uitbreiding van het aantal volksvertegenwoordigers Was het aantal parlementsleden reeds toegenomen van 39 tot 51, het aantal ressortraadsleden bedroeg 710 en het aantal distnctraadsleden 104 Een log bureaucratisch systeem was in het leven geroepen dal m de praktijk aan veel kritiek bloot kwam te staan en dat slechts minimaal functioneerde Met name de ressortraden moesten het ontgelden en in zijn toespraak tot hel parlement in 1992 kondigde de een jaar eerder aangetreden president R Vcnetiaan reeds een wijziging van de wet op de regionale organen aan Intussen werd ook het per 1 januari 1985 ingestelde district Sipaliwini bedreigd in zijn bestaan In een in 1987 verschenen NPS-publikatie werd een heroriëntatie op de indeling van dit district bepleit aangezien hel te grote interne verschillen zou kennen Hiertoe werd voorgesteld om het district op te splitsen Het oostelijk deel zou het zelfstandige district Sipaliwini of Tapanahoni moeten worden, het Boven-Sunname- en het Boven-Saramaccagebied zouden moeten worden samengetrokken met het bestaande district Brokopondo en het westelijk deel zou dan worden toegevoegd aan de distneten Coróme en Nickcne In zijn toespraak tot DNA op 1 oktober 1992 kondigde president Venctiaan wijziging van de distnctsgrenzen aan Een dat jaar ingestelde commissie hiertoe formuleerde een voorstel dat min of meer een terugkeer naar de situatie van voor 1985 behelsde Sipaliwini zou verdwijnen, de woongebieden van de Saramaka en de Matawaï zouden volledig tot het district Brokopondo gaan behoren en die van de Ndyuka, de Paramaka en de Aluku tot het district Marowijne ' De destijds verantwoordelijke minister voor de wijziging van de distnctsgrenzen, Frank Leeflang, betoonde zich in een krantc-intervicw een fervent tegenstander van het voornemen De instelling van het district Sipaliwini was volgens hem in overleg geschied met de binnenlandbewoners De oude situatie waarbij hun belangen verdeeld waren over diverse DCs was hiermee opgeheven Met de voorgenomen opheffing van het district Sipaliwini zouden tevens vier DNA-zetcls van het binnenland op de tocht komen te staan Wat de overwegingen voor de wijziging betrof, stelde Leeflang "Het is pertinent onjuist dat de Granmans als gevolg van de gewijzigde distnctsgrenzen in problemen zijn geraakt wat betreft de afbakening van de grenzen voor hun gezagsuitoefening Immers wordt de gezagsuitoefening van de Granmans niet bepaald door geografische grenzen, maar door de taal en de woonplaats van de stammen " ( 115

119 Beëdiging grootopperhoofd Jan Levi van de Paramaka door President R. Venetiaan, 1993 Een voor ons onderwerp zeer belangwekkende toezegging deed president Venetiaan tijdens een vergadering in Paramaribo op 27 april 1992 met de vier grootopperhoofden in het kader van de vredesbesprekingen. Hij herhaalde deze belofte tijdens een werkbezoek van mei 1992 aan de residentie van grootopperhoofd Gazon van de Ndyuka, Diitabiki. De president kondigde aan dat de bestuursstructuren van het binnenland en de positie van de grootopperhoofden zouden worden opgenomen in de grondwet. Hiermee zal tegemoet worden gekomen aan een langgeuite wens van de Bosnegers en zal het verzuim van 1975 en 1987 ongedaan worden gemaakt. Tevens zal aldus een tegenstrijdige situatie worden opgeheven. Te Diitabiki betoonde Gazon zijn instemming met de aangekondigde wijziging van de districtsgrenzen alsook met de inspraak die de regering hem en zijn collega's hierbij had gegeven. Dit laatste in tegenstelling tot de regering die de vorige grenswijziging had doorgevoerd. Als gevolg van de politieke instabiliteit in dejaren tachtig en van de binnenlandse oorlog zijn de voorstellen uit de Nota van 1981 en het Rapport van 1986 niet in concreet beleid vertaald. Beide dokumenten geven echter een vrij duidelijk beeld van het overheidsdenken ten aanzien van de traditionele bestuurssystemen in het binnenland en van wat er wellicht in de naaste toekomst op dit gebied is te verwachten. Suriname neemt geen uitzonderlijke positie in wat betreft het bestaan van verschillende bestuurlijke structuren binnen een natiestaat. Veel landen kennen een dergelijke situatie. Gezien de discussie in Suriname over de invulling van decentralisatie van bestuur en de consequenties hiervan voor de traditionele gezagsstructuren in het binnenland is het nuttig om kennis te nemen van de wijze waarop andere landen hiermee omgaan. Ter vergelijking zullen we onderstaand kort ingaan op het beleid van de Frans Guiancsc overheid ten aanzien van de Aluku '. Tevens zal worden ingegaan op de situatie in Ghana. Zoals vermeld in hoofdstuk 3.4. vestigde eind negentiende eeuw de overgrote meerderheid van de Aluku zich in Frans Guiana, waar zij een soortgelijke erkenning van hun rechten verkregen als in Suriname. Alhoewel de Aluku tegenwoordig een minderheid vormen onderde Bosnegers in Frans Guiana, bezitten zij als enigen als groep de Franse nationaliteit. Frans Guiana is een overzees gebiedsdeel van Frankrijk en heeft de status van een regio. Het departement wordt bestuurd door een prefect, die de centrale regering vertegenwoordigt, en een Algemene Raad (Conseil Général) en een Regionale Raad (Conseil Régional), twee vertegenwoordigende lichamen. Er zijn twee hoofddistricten, te weten Cayenne en Saint Laurent. Het district Saint Laurent, dat onder leiding staat van een onderprefect, telt drie kantons en acht gemeenten ("communes"). Aan het hoofd van elke gemeente staat een gekozen burgemeester. De Aluku, die voornamelijk zijn gevestigd aan de Lawa en de Marowijne Rivier, vallen onder het district 116

120 Samt Laurent De relatieve autonomic van de Aluku was gegarandeerd doordat het binnenland (Territoire de ΓΙηιπι) cen van het kustgebied onderscheiden bestuurlijke eenheid vormde Eind jaren zestig vond er cen wijziging plaats in de Franse politiek waarbij de overzeese departementen meer zeggenschap zouden krijgen. In Frans Guiana werd Inini in 1969 als afzonderlijke bestuurlijke eenheid opgeheven en geïntegreerd binnen het nationale politieke bestel Ten aanzien van de Aluku werd er cen politiek van assimilatie en verfransing geïntroduceerd De toename van loonarbeid en de verschaffing van tal van sociale voorzieningen betekende het binnendringen van de geldeconomie De resulterende consumptiedrang zou functioneren als de belangrijkste motor van de assimilatie ( J Vooral uit materiele overwegingen werden de gemeenten gewaardeerd medische zorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale voorzieningen In het woongebied van de Aluku werden vier gemeenten opgericht, te weten Manpasoula, Grand Santi en Papai Siton aan de Lawa Rivier en Apatou (Motende) aan de Marowijnc Rivier De Aluku kregen kiesrecht en sloten zich aan bij de twee grote nationale partijen, te weten de Gaullisten (Rassemblement pour la République, RPR) en de socialisten (Parti Socialiste Guyanais, PSG) Bosnegcrpartijcn kregen hier nog minder voet aan de grond dan in Suriname Over de traditionele gezagsstructuur van de Aluku werd aldus een nieuw bestuurlijk systeem geschoven Voor de meeste Aluku bleef het een moeilijk te doorgronden bestel en men zag het nut van deelname aan regionale en nationale verkiezingen nauwelijks in Zelfs onder de verkozen Aluku bestaat er onzekerheid omtrent het belang van hun functie Er bestaat een permanente ambiguïteit aangaande de verhouding tussen beide systemen Beide bestuursstructuren bestaan naast elkaar, waarbij de traditionele gezagsstructuur aan betekenis inboet ten gunste van de gemeenten ( ' De effecten van de integratie van de Aluku in de Frans Guianese samenleving zijn het meest zichtbaar op demografisch gebied Halverwege de jaren tachtig woonde minder dan een vijfde van de Aluku in de traditionele dorpen, de helft in de gemeenten Manpasoula (een van oorsprong Creools dorp) en Papai Siton-Pompidouville (de nieuwe residentie van het grootopperhoofd) en cen derde in het kustgebied De eerste burgemeester van Papai Siton, grootopperhoofd Tolinga ( ), werd tijdens de verkiezingen van 1973 nog benoemd door de Frans Guianese overheid, maar werd tijdens de daaropvolgende verkiezingen van 1977, ondanks steun van de overheid, ternauwernood gekozen Rond 1980 trad Tolinga terug ten gunste van een jongere Aluku die eveneens behoorde tot zijn matnclan (Kawina-/o) en die ook gelieerd was aan de Gaullistische RPR Tijdens zijn burgemeesterschap werd Tol inga beschuldigd van favoritisme - het doorsluizen van ovcrheidsfondscn - van zijn eigen matnclan Na klachten over corruptieve handelingen moest hij zich verantwoorden in het kustgebied Tolinga trok zich terug uit de nationale politiek en ging zich meer toeleggen op zijn functie als grootopperhoofd ( De Aluku leerden te laveren tussen beide svstcmen Toen begin jaren zeventig de overheid weigerde om de kapiteins en basia te erkennen en een toelage te geven en daarentegen twee nieuwe functies creëerde, te weten lieutenant" en garde champêtre", werden deze functionarissen door Tolinga op traditionele wijze geïnstalleerd Zij werden door de bevolking kapitein genoemd en verrichtten ook dezelfde traditionele functies Hadden de meeste matnclans (981 voorheen één kapitein, nu hebben ze er twee Volgens de Noordamenkaanse antropoloog Ken Bilbv, die halverwege de jaren tachtig onderzoek verrichtte onder de Aluku, is de Franse assimilaticpohtiek slechts deels geslaagd en leven de Aluku binnen twee parallelle sociale en politieke systemen Bilby (1990, ρ 520) concludeert ' Inspitcof the assimilationist pressures asserted for more than a decade by a local administrative apparatus backed by the resources of one of the world's most powerful states, the Aluku appear to have come through the 1980s with a sense of uniqueness and sepcrate identity that is stronger than ever " De situatie in het Westafrikaanse land Ghana is vrij gecompliceerd en kan hier slechts in een notedop worden geschilderd ( ' Europese contacten met dit deel van West-Afrika dateren van de vijftiende eeuw Het gebied was vooral gewild om zijn goud en slaven, vandaar de vroegere naam Goudkust De Europese invloed beperkte zich voornamelijk tot het kustgebied Van de Europese mogendheden verkreeg Engeland uiteindelijk de overhand en in 1874 werd de Goudkust een Engels protectoraat Engeland breidde zijn invloed vanaf toen ook landinwaarts uit en in 1901 werd de staat Asante geannexeerd Het protectoraat bestond uit drie bestuurlijke regio's, te weten het kustgebied (de Kolonie), Asante en de Noordelijke Provincies Elke regio kende aanvankelijk haar eigen wetgeving De Engelse bemoeienis was het sterkst in de 117

121 Kolonie Na de Tweede Wereldoorlog groeide de onafhankelijkheidsbeweging snel, waarbij de Convention People's Party (CPP) onder leiding van Kwame Nkrumah een voorhoederol vervulde ín 1957 verwierf Ghana de onafhankelijkheid en in 1960, toen de constitutionele banden met Engeland volledig werden verbroken, werd het een republiek met Nkrumah als president Nkrumah ontpopte zich als een despotisch heerser en werd tijdens een militaire staatsgreep in 1966 ten val gebracht Sindsdien kent Ghana een afwisseling van militaire en burgerregeringen Sinds zijn staatsgreep van 1979, waarbij aanvankelijk nog een burgerregering (president Hilla Limann, tot 31 december 1981) aan de macht kwam, is luitenant-vlieger Jerry Rawhngs de sterke man van het land In 1992 keerde Ghana terug naar de parlementaire democratie waarbij Rawhngs als president werd gekozen Ghana wordt bewoond door ongeveer vijftig volken, waarvan de Akan, die 44 procent van de huidige bevolking uitmaken, de belangrijkste zijn Elk van deze volken kent zijn eigen bestuurlijke structuren De Akan-volken werden in de zeventiende eeuw verenigd in de staat Asante, die sindsdien diverse andere volken onderwierp Na langdurige oorlogen in de negentiende eeuw slaagden de Engelsen er m 1901 in om Asante te annexeren De koning, de Asantehene, werd tot 1935 verbannen De staatsstructuren van Asante zijn gebaseerd op het matrilineaire verwantschapssysteem De Asantehene heeft zowel wereldlijke als religieuze macht Zijn gezag is gebaseerd op zijn religieuze positie Zijn stoel symboliseert de eenheid van de voorouders en de levenden Asante kent een hiërarchie van hoofden (chiefs) Elk heeft zijn raad van ouderen Hun macht is niet absoluut Beslissingen worden genomen op basis van consultatie De staat Asante wordt gekenmerkt door decentralisatie van bestuur en door lokale autonomie De veroverde gebieden werden beheerd via indirect bestuur Engeland erkende de diverse inheemse gezagsstructuren en paste uit practische overwegingen - gebrek aan menskracht en aan financien - het systeem van indirect bestuur toe De intensiteit van het contact tussen de inheemse volken en het koloniale systeem verschilde van regio tot regio en was het sterkst in het kustgebied waar de Fante wonen De hoofden kwamen onder toenemende kritiek van de intelligentsia en de nationalisten te staan De traditionele gezagsstructuren werden buitendien in de koloniale periode reeds aangetast door kerstening, onderwijs en economische ontwikkelingen De onafhankelijkheidsgrondwet van 1957 vestigde een eenheidsstaat Deze grondwet erkende het Instituut van de Hoofden (Chiefs) as existing by customary law and usage ' Het Nkrumah-bcwind was weinig gunstig voor de inheemse gezagsstructuren Ghana werd een eenpartijstaat en de president kreeg vrijwel onbeperkte bevoegdheden De oppositie werd geïntimideerd en alleen loyale hoofden werden gesteund Elke regio kreeg een Huis van Hoofden dat slechts een beperkte adviserende macht had en dat onder andere het gewoonterecht moest vaststellen, hetgeen overigens niet in tegenspraak mocht zijn met de nationale Ghanese wetgeving De nieuwe grondwet van 1960 regelde de positie van de Huizen van Hoofden en de Hoofdenwet van 1961 maakte duidelijk dal het gezag van de hoofden volledig afhing van de centrale overheid Een hoofd werd omschreven als "an individual who has been nominated, elected and installed as a chief in accordance with customary law and who is recognized as a chief by the Minister responsible for local government"' ' Er werden hierarchische categorieën van hoofden onderscheiden Onwelgevallige hoofden werden ontheven door Nkrumah, de overigen verwerden tot marionetten De regering had ook grote invloed op de verkiezing van hoofden, die economisch van haar afhankelijk waren Lokaal bestuur was slechts bedoeld om de centrale politiek uit te voeren Na de militaire staatsgreep van 1966 ontstond een gunstiger klimaat voor de inheemse bestuurlijke structuren Zowel de positie als het gezag van de hoofden werd hersteld De Hoofdenwet van 1971 maakte een onderscheid tussen erkende en niet erkende hoofden Zogeheten om een einde te maken aan de overheidsbemoeienis werd in de grondwet van 1979 de overheidserkenning van hoofden afgeschaft Het Nationale Huis van Hoofden kreeg onder meer als opdracht om opvolgingsprocedures vast te leggen Op het laagste niveau van lokaal bestuur, de districtsraden, was een derde van de zetels gereserveerd voor traditionele gezagsdragers Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de constitutionele ontwikkeling een meer Ghanees gezicht en sindsdien is er met allerlei bestuursvormen geëxperimenteerd De koloniale en de post-onafhankelijkheidssystemcn vormen een integraal bestanddeel van Ghana's constitutionele geschiedenis Zowel de koloniale als de huidige centrale overheid schat de positie van de traditionele gezagsdragers foutief in door uit te gaan van westerse opvattingen hieromtrent Enerzijds werd aan hoofden meer macht toebedeeld, terwijl anderzijds hun gezag onder de eigen bevolking afnam De overheid verwachtte ook meer macht van de hoofden dan de 118

122 traditionele bestuursstructuren hun toebedeelden Hoofden kwamen hierdoor in een tegenstrijdige positie te verkeren, zij moesten beantwoorden aan de verwachtingen van zowel de centrale overheid als van hun bevolking een situatie die de traditionele gezagsdragers in Suriname niet onbekend zal voorkomen Reeds tijdens de koloniale periode trad er een politisering op van de inheemse bestuurlijke structuren, die overigens ook hun eigen politiek kennen Door de ontwikkelingen van de afgelopen eeuw zijn de traditionele en de moderne systemen dermate verwikkeld geraakt en deel van eikaars geschiedenis gaan vormen dat ze in feite niet meer kunnen worden losgekoppeld De inheemse bestuurlijke structuren kunnen niet in een vacuum worden gezien en ze zijn geen statisch gegeven In de moderne constitutionele ontwikkeling van Ghana wordt er voortdurend gerefereerd aan de inheemse bestuurlijke structuren, echter al naar gelang het te pas komt Bovendien kent Ghana een veelheid van dergelijke inheemse systemen die onderling een grote verscheidenheid vertonen Goldschmidt, aan wie wij deze informatie over Ghana ontlenen, stelt 'Analysis of the various attempts to remodel the traditional constitutional systems into a national Ghanian constitution leads us to the conclusion that they are nothing more than manipulations of the indigenous systems to gain specific political ends ' "' Vergelijken we de situatie op het gebied van decentralisatie van bestuur en de consequenties daarvan voor de inheemse bestuurlijke systemen in Suriname, Frans Guiana en Ghana dan blijkt dal Suriname achteraan loopt In Frans Guiana heeft men intussen ongeveer twintig jaar ervaring wat betreft de interactie van de traditionele gezagsstructuur van de Aluku en het systeem van de gemeenten Het zou zinvol zijn indien de Surinaamse overheid kennis zou nemen van de in dit buurland opgedane ervaringen Wat betreft een vergelijking met Ghana ligt de situatie gecompliceerder Ghana kent een veelheid van inheemse bestuurlijke systemen, waarvan diverse bovendien in het verleden zijn opgelegd aan andere De inheemse systemen gingen hier vooraf aan dat van de kolonisator De staat Suriname is daarentegen een van oorsprong koloniale creatie, hetgeen betekent dat, afgezien van de bestuurlijke structuren van de diverse Indiaanse volkeren, waar in deze studie niet nader op wordt ingegaan, het koloniaal bestuur voorafging aan de pas in een later stadium tot ontwikkeling gekomen bestuurlijke structuur van de verschillende Bosnegervol ken De huidige republiek Suriname wordt geconfronteerd met twee inheemse bestuurlijke systemen in het binnenland, te weten dat van de Indianen en dat van de Bosnegers De situatie lijkt hiermee overzichtelijker dan die in Ghana De omstandigheden in Ghana leren dat erkenning van de inheemse bestuurlijke systemen via de grondwet en via organieke wetten op zich geen garantie biedt voor hun succesvol functioneren binnen het nationale politieke bestel In elk van de drie landen blijkt er politiek gemanipuleerd te worden met de traditionele gezagsstructuren In elk dezer landen worden ook regelmatig door de centrale overheid foutieve inschattingen gemaakt aangaande het functioneren van de inheemse bestuurlijke systemen In een eerdere publikatic stelden wij dienaangaande reeds "Politiek in het binnenland is niet hetzelfde als politiek in Paramaribo ( Zowel in Ghana als in Suriname wordt er sinds de onafhankelijkheid geëxperimenteerd met verschillende politick-bestuurlijke systemen In tegenstelling tol in Ghana wordt er in Suriname echter vrijwel niet geëxperimenteerd met de verhouding van het nationale politieke bestel tol de traditionele gezagsstructuren zoals die bestaan in het binnenland De gedachtengang en de discussie hierover moeten in Suriname nog vrijwel van de grond komen Dat er een wettelijke regeling dient te komen ter opheffing van de huidige tegenstrijdige situatie wordt inmiddels ook onderkend door de president Kennisname van de situatie hieromtrent in andere landen zou een wenselijke start zijn 4.4. De Aluku: een grensgeval-2 In deze paragraaf vervolgen we de bestuurlijke verwikkelingen bij de Cottica-Aluku In hoofdstuk 3 4 werd vermeld dat de benoeming van de eerste kapitein, Nasinengee ( ), bij deze groep Bosnegers zowel het gouvernement als de zending weinig reden tot enthousiasme gaf In een rapport uit 1953 sprak zendeling Hclstonc zijn twijfels uit over het voortbestaan van de post te Cottica "De toekomst van deze Gem is duister ' De gedoopten zouden zijn teruggevallen tot het "heidendom" Volgens Hclstonc was de Surinaamse overheid van plan om de Cottica-Aluku onder het gezag van het grootopperhoofd van de Ndyuka te plaatsen, hetgeen zou resulteren in een massaal vertrek naar Frans Guiana De Cottica-Aluku bewezen volgens Helstone grootopperhoofd Difu ( ) alle eer "De bewoners van Cottica voelen zich voor 99% Fransen " ' Het jaarverslag van zendeling Pryor dat het overlijden van Nasinengee op 31 mei 1963 vermeldde, voegde aan deze mededeling toe dat deze een fel 119

123 tegenstander van het Christendom was geweest ( De invloed en bemoeienis van Difu blijkt ook uit diens voorstel aan de DC van Marowijne om Samakon te benoemen als de opvolger van Nasinengcc, hetgeen in 1965 ook inderdaad gebeurde (,06) Een langslepend conflict voltrok zich na het overlijden van Difu in 1965 De meeste grootopperhoofden van de Aluku kwamen voort uit de Dikan-/o, die echter met het overlijden van Difu was uitgestorven Met steun van de Frans Guianese overheid werd in 1967 Tolinga van de Kawina-/o als opvolger benoemd Alhoewel gesteund door de meerderheid van de Aluku, druiste de benoeming van Tolinga in legen de matrilineaire crfopvolgingsprincipes De benoeming werd bctw ist door de Cotlica-Aluku die een tegenkandidaat aandroegen, te weten Manto van de Yakobi-/t> die volgens de opvolgingsprincipes meer in aanmerking zou moeten komen Cottica, bewoond door de Yakobi-/o, was in de negentiende eeuw de residentie van de Aluku en had onder andere het grootopperhoofd Anato ( ) aangedragen Manto werd in zijn dorp traditioneel geïnstalleerd en reisde vergezeld van dignitarissen naar Paramaribo teneinde erkenning door de Surinaamse overheid te verkrijgen De regering Pcngel besprak deze kwestie met de vier overige grootopperhoofden die zich geen tegenstander van de benoeming verklaarden daar het hun positie niet zou aantasten en hem (Manto) financieel voordeel zou opleveren Zowel de DC van Marowijne als diens collega van Suriname, Jan Michels, spraken zich uit tegen de benoeming van Manto. De Surinaamse regering stelde zich op het standpunt dat zij geen bemoeienis had met de benoeming van een grootopperhoofd van de Aluku Tolinga zelf stelde aanvankelijk geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van Manto door de Surinaamse overheid tot grootopperhoofd van de Cottica-Aluku In een latere brief sprak hij echter zijn vrees uit voor ordeverstoring indien de benoeming toch plaatsvond Als compromis bood de Surinaamse regering in 1972 Manto de positie van hoofdkapitein aan, maar maakte daarbij de vergissing dat deze functie, die overigens nieuw was voor de Cottica-Aluku, erkend moest worden door het grootopperhoofd van de Ndyuka Vanwege de historisch gevoelige relatie tussen deze twee volken was het duidelijk dat Manto niet inging op dit voorstel Manto overleed in 1981 zonder ooit erkend te zijn door of een toelage te hebben genoten van de Surinaamse overheid ( Na het overlijden van kapitein Samakon werd deze in 1975 opgevolgd door Kolmo Datzelfde jaar werd als tweede kapitein Momu benoemd Deze twee dignitarissen stelden in 1981 de regering er van op de hoogte dat ter opvolging van Manto als grooloppcrhoofd was aangewezen Johannes Asoiwani Bayo ' Zoals reeds in de vorige paragraaf vermeld, sprak de regering zich uit tegen verdere toename van het aantal grootopperhoofden Bovendien werd in dit specifieke geval gevreesd dat het een precedent zou scheppen dat kon worden aangegrepen door de Kwinti Besloten werd om Bayo te benoemen tot hoofdkapitein, maar dat zijn dorpsgenoten hem wel mochten aanspreken als grootopperhoofd Bayo bedankte voor de eer, waarna in 1983 Marius Peeti Dua werd benoemd als eerste hoofdkapitein van de Cottica-Aluku Teneinde de bijzondere positie van de hoofdkapilcins van de Aluku, de Kwinti, de Wayana en de Trio, die gezien hun geringe aantal onderdanen niet de status van gtootopperhoofd hebben, maar die in tegenstelling tot de overige hoofdkapiteins wel als stamhoofd gelden, te onderstrepen, werd in 1985 besloten om hen een hogere toelage toe te kennen dan de gewone hoofdkapiteins Vanaf 1989 genieten zij tevens een representatievergoeding ' Na het overlijden van Tolinga op 17 apnl 1990 laaide het conflict om de opvolging wederom op Ditmaal waren de Cottica-Aluku echter geen partij Tolinga erkende achteraf dat zijn benoeming destijds niet geheel overeenkomstig de opvolgingsprincipes was geweest Het vroegere groolopperhoofd Awensai ( ) van de Dikan-/o was, toen bleek dat er in zijn familie geen opvolger zat, getrouwd met een Wayana-vrouw met wie hij onder andere een dochter kreeg Tolinga was getrouwd met deze dochter en had met haar vier zonen Door écn van zijn zonen, een onderwijzer, voor te bereiden op de functie meende Tolinga de juiste matrilineaire lijn te kunnen herstellen De familie van Tolinga gaf echter de voorkeur aan een andere kandidaat, een zusters zoon van Tolinga, die traditioneel werd geïnstalleerd Profiterend van deze verdeeldheid binnen de familie Tol inga, slaagde een derde kandidaat, Joachim-Joseph Adochini van de Lape-/o uit het dorp Loka, die betere papieren had bij de Frans Guianese overheid en die tevens de steun genoot van veel Aluku, erin om de functie naar zich toe te trekken Adochini werd in 1992 benoemd lot grootopperhoofd Met de benoeming van Adochini lijkl de tendens (sinds Tolinga, 1967) bij de Franse Aluku Ie worden voortgezet waarbij voor de installatie van een grootopperhoofd het matrilineaire erfopvolgingsprincipc minder doorslaggevend is dan de algemene verkiezing door het volk Het ligt voor de hand 120

124 deze tendens in verband te brengen met de door de Fransen sinds eind jaren zestig gevoerde assimilatiepolitiek Een dergelijke ontwikkeling is bij de Surinaamse Bosnegervolken vooralsnog met bespeurbaar ' ' 4.5. Binnenlandse oorlog Ter afronding van dit hoofdstuk zullen we kort ingaan op het gewapend conflict dat in 1986 uitbrak tussen het Nationaal Leger (NL) en het Jungle Commando (JC) We zijn hierbij niet zozeer geïnteresseerd in een exacte reconstructie van de militaire ontwikkelingen als wel in de effecten van dit conflict op de samenlevingen in het binnenland en op de traditionele gezagsstructuren in hel bijzonder ' In de nacht van 21 op 22 juli 1986 overviel een groep gewapende Bosnegers militaire posten te Stolkertsijver en Albina, waarbij twaalf militairen werden gegijzeld Enkele dagen later werd op de Nederlandse televisie een communique voorgelezen waarin Ronnie Brunswijk het Surinaams Bcvnjdingsleger - dat al spoedig bekend kwam te staan als het Jungle Commando - proclameerde en bekend maakte dat de overvallen gericht waren op het herstel van de democratische rechtsstaat De strijd zou al een jaar gaande zijn en 'De strijd wordt gevoerd overeenkomstig de tradities van het binnenland " De later door het JC veelal beleden ontwikkeling van het binnenland kwam niet ter sprake ' De leider van het JC, Ronnie Brunswijk, was een jonge (1962) Ndyuka uit Mungotapu die in 1980 als dienstplichtig militair in het leger was beland Na diverse problemen nam hij in 1984 ontslag ( 18) Het aanvankelijke conflict tussen een indisciplinare militair en zijn superieuren, nadien gevoed door enkele criminele handelingen van Brunswijk, kreeg een politieke dimensie nadat deze, geholpen door enkele Nederlandse journalisten, in contact kwam met voormannen van het zogeheten Surinaamse verzet (tegen de militaire autoriteiten) in Nederland ( " * Het JC zou uitgroeien tot de meest geduchte en succesvolle tegenstander van het militair bewind sinds de staatsgreep van 1980 Met name in de beginfase van het conflict kreeg het NL een aantal gevoelige en vernederende klappen te verduren Het leger was duidelijk niet berekend op de strijd tegen een guerillagrocp in hel oerwoud en er werd wel mccsmuilcnd gesproken van asfaltsoldaten Het NL onderschatte aanvankelijk de ernst van de situane volledig, getuige bijvoorbeeld de fameuze uitspraak van legerbevelhebber Desi Bouterse 'Laat dit korte termijn-ding maar aan het leger over Die jongen [Brunswijk] heeft wel pk, maar geen IQ ' ( ' ' Vanaf november 1986 stapte het NL over op een soort verschroeide aarde strategie waarbij Bosnegers in met name het Cottica- en Marowijnegebicd werden gelast - binnen 48 uur - hun woonoorden te verlaten en hun dorpen werden verwoest De strijd bereikte een dieptepunt mei de moordpartijen in het Colticagebied, waar alleen al in het dorp Moiwana ongeveer vijftig burgers werden gedood Enkele dagen later, 1 december, werd bij decreet A-22 voor Marowijne, Commcwijnc, Para en een deel van Sipahwini de noodtoestand afgekondigd Premier Ρ Radhakishun reageerde in een interview op de televisie (STVS) als volgt op de moorden "Als geweld tegenover geweld komt te staan dan is het logisch dat er slachtoffers vallen, ook onder de burgerbevolking als die er toevallig tussen zit ' De binnenlandbewoners ontvluchtten massaal hun woongebieden en ongeveer tienduizend personen zochten hun toevlucht tot Paramaribo en vooral Frans Guiana, waar zij werden opgevangen in kampen In verband met deze ngoreuze acties alsook vanwege de willekeurige razzia's tegen Bosnegers in Paramaribo voelden dezen zich als bevolkingsgroep bedreigd Vanaf januari 1987 breidde de strijd, die zich aanvankelijk beperkte tot Oost-Sunname, zich dan ook uit tot het Brokopondogebied De meest succesvolle actie van het JC was ongetwijfeld het opblazen van drie hoogspanningsmasten van de transmissielijn van Afobaka naar Paranam op 25 januari 1987, waardoor niet alleen de bauxietindustne werd lamgelegd, maar ook Paramaribo maanden zonder elektriciteit kwam te zitten en de gehele economie werd ontwricht ' ' Vanaf het begin van het conflict deed de regering, casu quo het NL, een beroep op de dignitarissen om hun invloed aan te wenden ter beëindiging van de gevechtshandelingen Grootopperhoofd Gazon reisde vergezeld van dignitarissen naar Paramaribo voor overleg met de ministervan Binnenlandse Zaken, Jules Wijdenbosch, waarop legerbevelhebber Bouterse naar Diitabiki vloog Teneinde de propaganda vanuit vooral Nederland Ie ontzenuwen als zou de strijd worden gevoerd volgens de tradities van hel binnenland en als zou het gehele binnenland, inclusief de gezagsdragers, het JC ondersteunen, had een Nederlandse journalist die met Bouterse was meegereisd naar Diitabiki voorgesteld dat de grootopperhoofden een persconferentie zouden beleggen in Nederland Om nader geïnformeerd te worden over het 121

125 standpunt van de verschillende Bosncgervolken inzake het conflict alsook over de voorgestelde persconferentie werd op initiatief van de overheid op 2 september 1986 een vergadering belegd te Dntabiki Aanwezig waren grootopperhoofd Gazon namens de Ndyuka, die tevens als gastheer fungeerde, grootopperhoofd Lafanti namens de Matawaï en de Kwinti en bestuursopzichtcr Jan Afiankoi namens de overheid Grootopperhoofd Forster van de Paramaka was ziek en twee door hem afgevaardigde hoofdkapiteins arriveerden vanwege motorpech een dag later Lafanti was via Asindoopo gevlogen, waar hij echter niet tot overeenstemming geraakte met gaama Aboikoni die bovendien te ziek was om af te reizen Ook namens de Aluku was niemand aanwezig Tijdens de vergadering geraakte men niet tot een uitgesproken standpunt inzake het conflict en werd in feite een neutrale positie ingenomen waarbij men zich noch voor steun aan de regering, noch voor steun aan het JC uitsprak Men stelde het JC niet te kunnen aanpakken daar dit gewapend was Gazon was verbolgen over het feit dat hel JC hem niet vooraf had gekend in de plannen Tijdens een van de vergaderingen kwamen Brunswijk en zijn manschappen, die kort tevoren Stoelmanseiland hadden bezet, om volmacht te verkrijgen voor hun stnjd Deze vergadering liep volledig uit de hand vanwege de onbetamelijke wijze waarop een commandant zich gedroeg tegenover Gazon die vervolgens, samen met de overige dignitarissen, de vergadering verliet Gazon wilde sindsdien verder weinig weten van het JC dat ook nooit een post te Dntabiki had In een brief aan de minister van Binnenlandse Zaken distantieerden de grootopperhoofden zich van de strijd van het JC, zagen zij af van de persconferentie in Nederland en erkenden zij het gezag van de regenng De grote weerklank die het JC, zeker in de beginfase van de strijd, vond onder grote delen van de Bosnegers heeft uiteenlopende oorzaken Het conflict vond een goede voedingsbodem bij de binnenlandbewoners gezien de tenachtergestelde positie die zij innemen in de samenleving en het bood een uitlaatklep voor opgekropte gevoelens van onvrede *~ Bepaalde tradities en gebruiken zoals hel taboe op het betreden van dorpen met wapens werden door het NL met voeten getreden De moordpartijen in het Cotticagebied en de razzia's in de stad waren olie op het vuur Overreacties en ernstige tactische fouten van het NL zorgden er mede voor dat het conflict dermate uit de hand kon lopen Op zich was er geen sprake van een conflict tussen het NL en de Bosnegers pur sang Gedurende de eerste jaren van het militair bewind deden zich geen fundamentele problemen voor Er bestonden weliswaar met name op de Marowijne Rivier irritaties over de scherpere grenscontroles, maar anderzijds werden juist in de jaren tachtig diverse voorzieningen getroffen ten behoeve van hel binnenland, werden de toelagen van de dignitarissen enkele malen opgetrokken, vond dankzij een betere registratie een sterke toename van sociale uitkeringen plaats, werd er tenminste nagedacht over een ontwikkelingsbeleid gericht op de binnenlandbewoners getuige de Nota van 1981 en het Rapport van 1986 en bevelhebber Bouterse was een geregeld geziene gast in het binnenland en wel met name bij gaama Aboikoni (1 ' Overigens genoot het JC niet alleen sympathie van de Bosnegers, maar ook van de bewoners van het kustgebied Zo verklaarde bijvoorbeeld de ondervoorzitter van het parlement, Otmar Rodgers, tot grote ergernis van het NL, tijdens een bijeenkomst van het JC op 6 januari 1990 in het door deze groep bezette bauxietstadje Mungo dat hij zich daar veiliger voelde dan in Paramaribo 27) Meer dan welke oppositionele groepering sinds de militaire machtsovername in 1980 is het JC er in geslaagd een versnelling van het democratiseringsproces af te dwingen Naar aanleiding van geruchten over een invasie vanuit Frans Guiana organiseerde de legerleiding op 12 december 1986 een bijeenkomst op het Sivaplcin waarbij een nieuwe grondwet en verkiezingen werden aangekondigd Nadat de grondwet bij referendum was aangenomen, leverden de verkiezingen van 25 november 1987 een eclatante overwinning op voor de oude politieke partijen NPS, VHP en KTPI, die zich hadden verenigd in het Front voor Democratie en Ontwikkeling en kort daarop trad de regering Shankar aan Het JC kwam hiermee te staan tegenover een wettig gekozen regering Dat de binnenlandse oorlog hiermee geenszins verleden tijd was, bleek wel uit de moordpartij op oudejaarsdag 1987 op zes Bosnegers - een zevende zou korte tijd later komen te overlijden aan zijn verwondingen - aan de Tjongalangapasi ( ' Zowel de regering Shankar die via de zogeheten telefooncoup van 24 december 1990 door de militairen ten val werd gebracht - als de in september 1991 aangetreden regering Venetiaan zag zich geplaatst voor een machtsconflict met hel NL, dat, formeel, pas werd opgelost met de vervanging van de legerleiding in mei 1993 Het democratiseringsproces verliep uitermate problematisch en het NL wierp voortdurend obstakels op bij het geraken tot een oplossing van de binnenlandse oorlog De strategie van de lange adem werd op het JC 122

126 toegepast Alhoewel de intensiteit van de strijd vanaf 1988 afnam, zou het nog tot 1992 duren eer de oorlog formeel werd beëindigd via het ondertekenen van een vredesakkoord Diverse instanties en personen werden vanaf 1988 ingezet 1er bemiddeling bij het conflict, waarbij hel uiteindelijk een erezaak werd op wiens conto het succes geplaatst kon worden Het ontbrak het JC tijdens de langdurige vredesbesprekingen aan voldoende deskundigheid, waardoor het was overgeleverd aan voortdurend wisselende buitenlandse adviseurs van veelal twijfelachtig gehalte Bemiddeling van het Comité Christelijke Kerken resulteerde uiteindelijk in de door een regeringsdelegatie en het JC op 28 juni 1988 gesloten protocollen van Saint Jean, die echter nooit door de regering werden geëffectueerd ' De moeizame onderhandelingen werden voortgezet en op 7 juni 1989 tekenden een parlcmcntsdelcgatic en het JC de Verklaring van Portal ter beëindiging van de vijandelijkheden Op 21 juli 1989 sloten vervolgens een regeringsdelegatie onder leiding van de toenmalige minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, Ronald Venetiaan, en het JC het Akkoord van Kourou, dat zowel door het parlement als de regering werd goedgekeurd, maar dat door het NL werd afgewezen Het parlement nam zowel een amnestiewet aan als een wet ter opheffing van de noodtoestand De bezwaren van het NL tegen het Kourou-Akkoord richtten zich vooral op de bepaling dat leden van het JC zouden worden opgenomen in het korps politic Daarnaast werd gesuggereerd dat het Akkoord indruiste legen de belangen van de Indianen Vanaf het begin van de oorlog heeft hel NL mei succes gebruik gemaakt van een beproefde strategie uit de koloniale periode, namelijk de verdeel en heers, een strategie waarvoor met name tcnachtergesteldc groeperingen in de samenleving veelal erg gevoelig bleken Het NL speelde in op de historisch gevoelige verhouding tussen Bosnegers en Indianen, maar ook die tussen de diverse Bosncgervolken onderling Vanwege de geringe ervaring van het NL met gcvcchlssituaties in het oerwoud werden vanaf hel begin van de strijd Indianen, maar ook Bosnegers, ingezet tegen het JC Om zijn verzet tegen het Kourou-Akkoord kracht bij te zetten, begon het NL groepen Indianen te bewapenen Op 31 augustus 1989 dienden de Tucajana Amazones (TA) zich aan met acties in Washabo, Jenny, Pikin Saron en Mata Tevens werd een tweetal oppositionele Bosncgcr-splinlergrocpcringcn in het leven geroepen, te weten de Mandela, een groep Matawai-jongeren die al direct een samenwerking met de TA aanging en de Angula, een groep Saramakaanse jongeren Als reactie riep het JCdc Unie voor Bevrijdingen Democratie onder leidingvan Kofi Ayongpon in het leven die op 13 oktober 1989 het bauxictstadje Mungo bezette De troef was weer in handen van het NL en de regering Shankar zag zich genoodzaakt een veer te laten wat bclrof het Kourou-Akkoord en bevelhebber Bouterse Ie lalen bemiddelen in het conflict Vanaf november begon Bouterse met een uitgebreide serie besprekingen met boslanddignitarisscn, het JC en de TA Intussen duurden incidentele gevechtshandelingen voort De TA trachtten op 30 oktober 1989 tevergeefs het JC uit Mungo te verdnjven Bij een aanval \an huurlingen op een NL-post te Kraka sneuvelden op 4 december zeven militairen De Angula en het JC waren in mei 1990 in gevechten verwikkeld met als inzet de bezetting van de Afobaka-stuwdam Op 19 juni heroverde het NL Mungo, waarna het JC de haven en het kantoor van de bauxiettransnational Suralco opblies Het NL begaf zich toen voor het eerst ook ten zuiden van het stuwmeer, waar het op 23 juli de door hel JC bezette zcndingsposl Debike veroverde Kort daarop stak het NL tijdens een vergelddingsactie ongeveer twintig huizen in het nabijgelegen Botopasi in brand Op 3 september 1990 bezette het NL Langatabiki (Π7) Intussen raakte ook het buitenland in toenemende mate betrokken bij het conflict Frans Guiana was direct betrokken via de opvang van ongeveer vluchtelingen, het verleende faciliteiten voor de diverse vredesbesprekingen en gezien de grenssituatie konden manschappen van het JCer in noodgevallen vrij gemakkelijk hun toevlucht zoeken Vanaf het begin van de strijd beschuldigde het NL Frankrijk en Nederland van steun aan het JC Het is geen geheim dat de regeringen van beide landen niet bepaald op vriendschappelijke voet stonden met het militair bewind (ns) In verband met beschuldigingen van schendingen van mensenrechten bezochten diverse missies van uiteenlopende buitenlandse organisaties het land en brachten rapporten uit (n9) De Verenigde Naties werden via de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) ingeschakeld bij de vluchtelingenproblematiek Tijdens de twintigste vergadering van de Organisatie van Amerikaanse Staten in Paraguay in juni 1990 verzocht president Shankar de OAS om steun bij de uitvoering van het Kourou-Akkoord Bemoeienis van de Verenigde Staten, via haar inlichtingendienst, de Central Intelligence Agency (CIA), trad onder meer aan het daglicht tijdens de vredesbesprekingen van maart 1990 Een vliegtuig dat in de veronderstelling van het JC wapens zou leveren, bleek daarentegen duizend kilo cocaïne aan 123

127 boord te hebben Oud-president Shankar stelde nadien onomwonden "Achteraf heeft de inlichtingendienst [van Suonarne] gelijk gehad dal het hier om een CIA-komplot ging " De bemoeienis van deze landen is door leger- en verwante kringen wel aangegrepen om te stellen dat de binnenlandse oorlog een buitenlandse creatie zou zijn Zoals reeds aangegeven moeten de oorzaken voor het conflict voornamelijk in Suriname zelf worden gezocht Niet ontkend kan echter worden dat de stnjd van het JC al dan niet actieve buitenlandse ondersteuning genoot Na de voorbereidende werkzaamheden van Boutersc nam president Shankar in maart 1990 zelfde leiding van de besprekingen in handen teneinde te geraken tot een "nationale vredesovereenkomst" De besprekingen mislukten na het onderscheppen onder verdachte omstandigheden door het JC van een Columbiaans vliegtuig met duizend kilo cocaïne aan boord nabij Mungo (zie boven) Brunswijk werd op het kabinet van het militair gezag gearresteerd, waarbij twee van zijn lijfwachten de dood vonden Op last van het Openbaar Ministerie en onder pressie van het buitenland werd hij twee dagen later vrij gelaten Gezien de hierdoor geschonden vertrouwensrelatie werden de contacten tussen de regering en het JC tijdelijk op schriftelijke wijze onderhouden (l42) De strijd tussen het JC en hel NL laaide kortstondig - van mei tot september - weer op, waarbij hel NL het oppergezag van de president feitelijk negeerde <l4 De speelbal was wederom in handen van het NL dat in september 1990 het initiatief nam tot een zogeheten nationale verzoening Ledenvan het militair gezag en hun afgezant voerden gesprekken met de diverse gewapende groepen en met dignitarissen De na de kerstcoup aangetreden regering Kraag zat te kort aan om de besprekingen te kunnen afronden De militaire staatsgreep, de regeringswisselingen en de verkiezingen zorgden voor de nodige stagnatie Pas in maart 1992 kwam er weer enig schol in de zaak toen een door de regering Venetiaan ingestelde vredescommissie de draad van de besprekingen weer oppakte Op 30 apnl sloten het JC en de TA in Mungo een omstreden overeenkomst die door de regering met slechts matig enthousiasme werd ontvangen Centraal in deze overeenkomst stonden de beëindiging van de vijandelijkheden, de ontwikkeling van het binnenland en de zeggenschap van de inwoners van dat gebied daarin De overeenkomst benadrukte de noodzaak van eenheid onder de binnenlandbewoners teneinde - aldus artikel 6 - "te voorkomen dat negatieve krachten het principe van verdeel en heers kunnen toepassen zoals in het verleden steeds is geschied en daardoor de broederstrijd hebben veroorzaakt " Op 2 juli sloten de regering, het JC en de TA te Alliance een principe-overeenkomst om op korte termijn tot een akkoord te geraken en op 27 juli vingen daartoe te Lelydorp de besprekingen aan Op 8 augustus werd het Akkoord van Nationale Verzoening en Ontwikkeling getekend in DNA en bekrachtigd door president R Venetiaan (14 ' Gekoppeld aan het vredesakkoord was een omstreden en aangepaste versie van de reeds in juni 1989 door DNA aangenomen amnestiewet die op 19 augustus door de president werd bekrachtigd ( ' ' In het Akkoord werd het principe van eenheid en ondeelbaarheid van de natie benadrukt De regering verklaarde dat ZIJ in haar beleid hoge prioriteit zou toekennen aan de ontwikkeling van het binnenland waartoe een speciale raad zou worden opgezet ZIJ zou levens zorgdragen voor de herintegratie van de leden van het JC en de TA in de samenleving, waarbij onder andere werd gedacht aan opname in het korps politie Aangaande de positie van het traditioneel gezag bepaalde artikel 13 "De delegaties onderkennen dat de rechtspositie, het gezag, de status en de honorering van de dignitarissen van het binnenland dienen te worden verbeterd De regering zal de wettelijke regelingen terzake op korte termijn doen finalisercn en effectueren, een en ander na consultatie van betrokkenen " ( ' Mede als gevolg van het geschetste trage verloop van de vredesonderhandelingen werd enkele malen de gedachte geopperd om het binnenland een aparte status Ie verlenen Vanwege de problemen rond de uitvoering van het Kourou-Akkoord dreigde Brunswijk op een vergadering op 8 september 1989 te Stoelmanseiland van het JC met enkele dignitarissen en vertegenwoordigers van Bosnegerorganisaties uit Paramaribo een president van het binnenland te zullen installeren, een gedachte die door de vergadering met instemming werd begroet ( 0) ' De besprekingen van maart 1990 sprongen niet alleen vanwege de cocainckwcstie, maar ook in verband met de door het JC voorgestelde zogeheten autoriteit voor het binnenland Deze autoriteit hield een aparte bestuursvorm in voor hel binnenland, was bedoeld voor een bepaalde penode en diende ter verv anging van de districts- en ressortraden De voormalige minister van Dislnctsbestuur en Decentralisatie, Olton van Gcndcrcn, die zich tot veler verbazing had opgeworpen als adviseur van het JC, stelde dat met het bestaande staatsbestel het binnenland niet tot ontwikkeling gebracht kon worden De autoriteit moest een bij wet ingesteld instituut 124

128 zijn, belast met de emancipatie van het binnenland De regering Shankar weigerde akkoord te gaan met deze autoriteit die ze zag als een de facto tweedeling van het land (151 ' Zoals vermeld, benadrukte het Akkoord van 8 augustus 1992 de eenheid en ondeelbaarheid van de natie Vanaf het begin van de oorlog werden de dignitarissen erbij betrokken ZIJ stonden machteloos tegenover de diverse gewapende groepen en hun reeds aangetaste gezag werd als gevolg van de oorlog verder uitgehold Grootopperhoofd Gazon was verbolgen over het feit dat het JC hem niet vooraf had gekend in de voorgenomen strijd en hij probeerde zich verder zoveel mogelijk op de achtergrond te houden De groolopperhoofdcn Forster en Aboikoni waren hoogbejaard en ziekelijk Forster nam gedwongen zijn toevlucht tol Trans Guiana en deed vergeefse beroepen op zowel de Nederlandse als de Franse autoriteiten voor steun Aboikoni zou volgens de "mofokoranti" (het geruchtencircuit) tijdens een bezoek dal legerleider Bouterse hem bracht voordat de oorlog uitbrak een eed met deze hebben gezworen en mede hierdoor zouden vele Saramaka in gewetensnood zijn geraakt over het zich al dan niet aansluiten bij het JC Ter illustratie van de gezagsproblemen waarmee de dignitarissen werden geconfronteerd zullen wc nader ingaan op de conflicten die zich rondom grootopperhoofd Oscar Charles Lafanti van de Matawaï voltrokken De in 1943 geboren Infanti was in oktober 1981 beëdigd en hij is de benjamin onderde grootopperhoofden HIJ is de opvolger van de in 1950 beëdigde Johan Alfred Abone die in 1980 was overleden 4 ' De problemen rondom Lafanti hebben diverse oorzaken Allereerst werden zijn sympathieën voor het leger en de daaraan gelieerde Nationale Democratische Partij (NDP) hem door veel Bosnegers niet in dank afgenomen ' Eigenhandig optreden tegen een visser (F M Landveld) in zijn woongebied die daar legen zijn bepalingen in gebruik maakte van visnetten bezorgden hem een aanvaring met dcjustiticlc autoriteiten in Paramaribo De kantonrechter veroordeelde hem op 5 januan 1988 lot een geldboete van S ƒ ,-welke werd ingehouden op zijn toelage Dit vonnis werd in hoger beroep door het Hof van Justitie nietig verklaard Bij een later proces werd bepaald dat Lafanti de boete alsnog moest betalen Lafanti voelde zich in deze kwestie in de steek gelaten door zijn kapiteins en basta aangezien tijdens een vergadering in 1984 besloten zou zijn dat er geen visnetten in de rivier geplaatst mochten worden De dignitarissen daarentegen stelden zich op het standpunt dat het grootopperhoofd foutief had gehandeld en door diens eigenzinnig optreden had verhinderd dat de kwestie onderling werd afgehandeld De interne gezagsverhoudingen bij de Matawaï waren sinds dit geschil verstoord Deze kwestie was van invloed op de problemen waarmee het woongebied van de Matawaï vanaf september 1989 geconfronteerd werd Tot dat moment was Lafanti er min of meer in geslaagd dit gebied buiten de gevechtshandelingen te houden Desalniettemin was het overgrote deel van de Matawaï naar de stad getrokken De op 31 augustus aangevangen acties van de Tucajana Amazones brachten de woongebieden van de Matawaï en de Kwinti in een isolement In september begon een groep gewapende Matawaijongcren, die zich kort daarop aandiende als de Bevrijdingsbeweging Mandela, met overvallen op onder meer gouddelvers De Mandela sloten een samenwerkingsovereenkomst met de TA en bleken eveneens gelieerd te zijn aan het NL Ook de Mandela spraken zich uit tegen het Kourou-Akkoord Mede uit onvrede over het hem opgelegde vonnis in verband met de visnettcnkwcstie zou Lafanli steun hebben uitgesproken aan de Mandela (1 6 ' Regelmatig bleven zich incidenten voordoen in hel gebied en in verband met een gijzelingsactie van gouddelvers door de Mandela in juni 1991 raakte het grootopperhoofd wegens nalatig optreden wederom in opspraak Lafanti was aanwezig geweest bij de gijzeling en had verzuimd enige actie te ondernemen Hij slclde dat er DNA-ledcn waren om de belangen van de bevolking te behartigen Verbolgen over deze opstelling van hun grootopperhoofd belegden dignitarissen van de Matawaï op 20 juli in Paramaribo een vergadering waar zij het vertrouwen in hem opzegden Hetzelfde standpunt werd vertolkt in een brief aan president Johan Kraag Lafanti zelf had intussen schriftelijk aan de regering te kennen gegeven zijn functie niet langer uit te oefenen daar hij vanwege de inhoudingen op zijn toelage in verband met de eerdervcrmelde boete niet in zijn levensonderhoud kon voorzien Slechts uit respect voor de president zaghij ervan af om zijn voormalige beroep van taxichauffeur weer te gaan uitoefenen Doordat de regering Kraag besloot om de boete over te nemen en Lafanti het reeds ingehouden bedrag terug te geven, werd deze crisis bezworen De interne meningsverschillen werden bijgelegd via bemiddeling van kapitein Valenlijn Laban ( ' Tijdens een bezoek eerder dat jaar, op 20 maart, van president Kraag aan Lafanti in diens residentie Pusugrunu, stelde het grootopperhoofd dat hij de aangekondigde verkiezingen als geldverspilling zag en liever had dat de aanzittende coup-regcring met NDP-signatuur aan- 125

129 bleef Dit ontlokte hel dagblad De Ware Tijd hel volgende kommentaar "De Granman blijkt een naïeveling te zijn op het gebied van politiek en staatsinrichting ' Het Matawaï DNA-Iid Esselinc Gaddcn haastte zich om te benadrukken dat de meerderheid van haar volk weldegelijk verkiezingen wenste ( De gezagscrisis rond Lafanti deed ook de kwestie van hel grootopperhoofdschap bij de Kwinti herleven Zoals we in hoofdstuk 1 5 vermeldden, ontstond er rond 1880 een splitsing bij de Kwinti, waardoor een deel het woongebied van de Matawaï verliet en zich vestigde aan de Coppcnamc Rivier Hun eerste leider, Alamun, werd in 1887 door het gouvernement aangesteld als "hoofd' van de "Corantijnncgcrs" In latere officiële stukken werd ook wel gesproken van 'opperkapitein Alamun Duidelijk is in elk geval dat hij, noch zijn opvolgers ooit werden aangesteld als grootopperhoofd De vader van Matawai-grootopperhoofd Abone ( ) was een Kwinti Aangezien de voordracht lot benoeming van dignitarissen diende uit te gaan van een grootopperhoofd legden de Kwinti, mede gezien deze familierelatie, zich erbij neer dat dit geschiedde door Abone Deze situatie vond voortgang tijdens Lafanti ( De huidige hoofdkapitcin van de Coppcname-Kwinti, Matheus Cornells Marcus, werd in 1978 benoemd en heeft als standplaats Witagron l De Kwinti die aan de Saramacca Rivier wonen in de dorpen Pakapaka en Pikin Pakapaka en in de gemengde dorpen Makayapingo en Kwatahedc, vallen buiten het gezag van Marcus en vormen in dit conflict geen partij Naar aanleiding van de isolatie van hun woongebied als gevolg van de Tucajana-acties en de opstelling van Lafanti hierbij besloten de Kwinti tijdens een samen met de Matawaï belegde vergadering op 30 september 1989 om zich niet langer te onderwerpen aan diens gezag en om de regering te verzoeken een ander grootopperhoofd te benoemen Het Kwinti DNA-lid Armand Wouter suggereerde dat zijn volk vroeger een eigen grootopperhoofd had Op 28 mei 1990 schreef hoofdkapitein Marcus omirent deze kwestie een brief aan de minister van Regionale Ontwikkeling, Werner Vreedzaam Volgens Marcus waren zowel Alamun als diens opvolgers Marcus Mentor ( ) en Paulus Рака ( ) grootopperhoofd Na het overlijden van de laatste had het gouvernement om hem onbekende redenen geen nieuw grooloppcrhoofd benoemd en werden de Kwinti geplaatst onder het gezag van Aboné van de Matawaï Vanwege de goede verstandhouding met deze hadden de Kwinti hier vrede mee Aanvankelijk hadden zij ook geen problemen met diens opvolger, Lafanti, maar sinds het uitbreken van de binnenlandse oorlog was de situatie drastisch gewijzigd Ondanks herhaalde verzoeken daartoe vertoonde Lafanti zich nooit in hun geteisterde woongebied, waar onder meer in 1987 het dorp Witagron was verwoest Marcus deed daarom het beroep op de regering om een grootopperhoofd voor de Kwinti aan te stellen De resoluties waarbij de drie door Marcus genoemde eerste leiders werden aangesteld, spreken niet van groolopperhoofd, maar van respectievelijk hoofd/opperkapilein (Alamun), hoofd/hoofdkapitein (Mentor) en hoofdkapitein (Рака) Na het overlijden van hoofdkapitein Paulus Рака in december 1936 werd Johannes Aflti in 1937 aangesteld als kapitein van Witagron Afiti werd pas in 1964 bevorderd tot hoofdkapitein en in de tussenliggende periode moesten de Coppcname-Kwinti het om ons onbekende redenen zonder die functie stellen Terwijl Afiti dus reeds in 1937 werd benoemd, werd Aboné pas in 1950 beëdigd b ' De waarnemend DC van Sipaliwini, E Zeefuik, belegde naar aanleiding van de brief van Marcus op 15 juni een vergadering met de hoofdkapitcin en diens gevolg Marcus stelde dat de dorpen Witagron en Kaaimanston voor de oorlog ongeveer 700 inwoners telden en dat er verder enkele Kwinti-dorpen aan de Saramacca Rivier zijn Als gevolg van de oorlog hadden de meeste Kwinti hun toevlucht gezocht in Paramaribo Marcus legde nogmaals uit waarom de Kwinti een eigen grootopperhoofd wensten In een brief van 25 juni aan de minister van Regionale Ontwikkeling herhaalde Marcus zijn argumenten ь ' Aangezien een reactie van de regering uitbleef, deed Marcus in een brief van 30 augustus 1992 aan de nieuwe ministervan Regionale Ontwikkeling, Rufus Nooitmeer, nogmaals hetzelfde verzoek Nooitmeer verzocht zijn directeur om in overleg met de DC van Sipaliwini na te gaan "op welke democratische wijze aan de verlangens van de Hoofdkapitcin kan worden tegemoet gekomen " ' Zoals wc in paragraaf 3 van dit hoofdstuk schreven, stelde de overheid zich in dejaren tachtig op het standpunt dat het aantal grootopperhoofden niet moest worden uitgebreid, mede ook gezien het geringe zielental van de Cotlica-Aluku en de Kwinti Daarentegen werd de status van de hoofdkapiteins van de betreffende volken opgewaardeerd De binnenlandse oorlog heeft niet alleen de verhouding tussen het binnenland en het kustgebied verstoord, maar ook die in het binnenland zelf Zowel de verhouding tussen de Bosnegers en de Indianen als die binnen deze bevolkingsgroepen is onder spanning komen te slaan Teneinde 126

130 verdeeldheid binnen het Jungle Commando te zaaien, werd gesuggereerd dat deze organisatie louter steun vond onder de Ndyuka In cen latere fase van de strijd werd deze aantijging kracht bijgezet via hel in het leven roepen van cen tweetal oppositionele splintergroeperingen, te weten de Angula (Saramaka) en de Mandela (Matawai) De slepende vredesbesprekingen, die ongeveer vier jaar duurden, hadden mede als resultaat dat het JC de wind uit de zeilen werd genomen en dat de verdeeldheid onder de Bosncgerbcvolking ten aanzien van deze organisatie toenam Men ontkomt niet aan de indruk dat het NL en ook de betreffende regeringen mede met hel oog hierop doelbewust een strategie van de lange adem toepasten De leefomstandigheden in hel binnenland verslechterden intussen drastisch, hetgeen ten nadele werkle van hel JC Niet uit het oog verloren moet worden dat er ook Bosnegers in het NL zaten en dal het leger in sommige dorpen wel degelijk de nodige sympathie genoot Met name het dorp PokigTon dat op 2"Ί april 1989 tijdens een vergeldingsactie van het JC werd verwoest, viel hieraan ten slachtoffer Teneinde de strijd van JC extra cachet en heroïek te verschaffen, werden wel vergelijkingen gemaakt met de guerilla-oorlogcn van de Marrons in de achttiende eeuw tegen de koloniale overheid Zoals we zagen, stelde het JC zelf dat de strijd gevoerd zou worden overeenkomstig de tradities van het binnenland Alhoewel tot op zekere hoogte voor de hand liggend en er ook zeker bepaalde overeenkomsten zijn, gaat een dergelijke vergelijking niet echt op De context waarin beide conflicten zich afspeelden, is geheel verschillend Bij de Marronoorlogen ontbrak bijvoorbeeld het aspect van de buitenlandse bemoeienis dat daarentegen voor het JC juist van belang was Terwijl bovendien bij de Marronoorlogcn het politieke en militaire leiderschap samenvielen, zagen we daarentegen dat bij de strijd van het JC het traditionele gezag nauwelijks een partij was en zelfs niel eens vooraf werd gekend in het conflict Vanaf het begin van deze strijd heeft er een spanningsveld beslaan tussen hel traditionele gezag en het JC Terwijl de hoogbejaarde gaama Aboikom gekluisterd was aan zijn ziekbed en in het conflict geen rol van betekenis kon spelen, zijn collega Gazon zich distantieerde van het JC en zich zoveel mogelijk afzijdig opstelde en Forster zich uiteindelijk schaarde achter het JC, moest grootopperhoofd Lafanti duidelijk niets weten van het JC De dignitarissen waren verdeeld en stonden in feite machteloos Zo ze al wilden, ontbraken hun de instrumenten om het JC tot de orde te roepen De reeds aangestipte erosie van de binnenlandse gezagsstructuren trad als gevolg van de oorlog duidelijk naar voren ( ' De binnenlandse oorlog is één van de helaas meerdere zwarte bladzijden uil de recente geschiedenis van Suriname De grootste verliezer van deze heilloze stnjd is Suriname Honderden mensen, voornamelijk burgers, maar ook militairen en "jungles", vonden de dood, vele duizenden moesten hun woongebieden ontvluchten, vele dorpen en kampen zijn verwoest, talloze vitale economische projecten ziin vernietigd en de samenlevingen van met name het binnenland raakten ernstig ontwricht Naast de aangerichte materiele schade is vooral die op het immateriële vlak onmeetbaar Het herstel van de verstoorde relaties, zowel binnen als tussen de diverse bevolkingsgroepen, is een van de grootste uitdagingen waarvoor Suriname zich geplaatst ziet 127

131 5. ONTWIKKELING BINNENLAND 5.1. Planning Alhoewel in deze studie de politieke verhouding tussen de overheid en de Bosnegers centraal staat, lijkt het ons zinvol om in dit laatste hoofdstuk, dat hetzelfde tijdvlak beslaat als het voorafgaande, nader in te gaan op het ontwikkelingsbeleid van de overheid ten aanzien van de woongebieden van de Bosnegers Het gaat ons hierbij niet zozeer om een gedetailleerde uitwerking van de diverse ontwikkelingsplannen, als wel om de beleidsvisie van de overheid, de eventuele wijzigingen daarin en de mate van participatie van de Bosnegers Op de, niet onbelangrijke, rol van particuliere organisaties zoals met name de EBGS en het RK Bisdom/Pater Ahlbnnck Stichting (PAS), zal slechts zijdelings worden ingegaan Evenmin zal worden uitgeweid over onderwijs en medische zorg, die ook voor een niet gering deel, weliswaar gesubsidieerd door de overheid, doorbelde genoemde kerkgenootschappen voor hun rekening worden genomen Als we schrijven over ontwikkeling van het binnenland dan dienen wc ons overigens voor ogen te houden dat een beleid gericht op dit gebied zich niet per definitie ook ncht op de bewoners ervan In de vorige hoofdstukken is naar voren gekomen dat het isolement van de Bosnegersamenlevingen voor 1945 relatief was Vanaf hun ontstaan bestonden er contacten met het kustgebied die wisselden naar intensiteit Een situatie van volledige autarkie heeft zich nooit voorgedaan Voor bepaalde goederen zijn de Bosnegers altijd afhankelijk geweest van het kustgebied Tijdens de marronage verkregen ze deze artikelen via overvallen op plantages en vanaf de vredesverdragen werd deze afhankelijkheid geïnstitutionaliseerd via de periodieke goederenleveranties Vanaf eind achttiende eeuw namen de handelscontacten geleidelijk aan toe en in de periode speelden de Bosnegers als vrachtvaarders een centrale rol bij de grondstoffenexploitatie De zorg voor het binnenland werd in deze penode in belangrijke mate overgelaten aan zending en missie die zich naast kerstening ook toelegden op onderwijs en medische zorg Van een gericht ontwikkelingsbeleid van de overheid ten aanzien van het binnenland was voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks sprake Behalve het in hoofdstuk 3 7 aangehaalde experimentele ontwikkelingsplan van poslhoudcr Willem van Lier bij de Ndyuka aan de Tapanahoni valt er op dit gebied weinig te vermelden De voor 1945 veelvuldig gehoorde roep om een meer planmatige aanpak van de economie vond eerst nadien enige weerklank De geleidelijk doorgevoerde staatkundige verzelfstandiging van Suriname diende op sociaal-economisch gebied een evenbeeld te krijgen ( Hiertoe werden respectievelijk het Welvaartsfonds (1948), het Tienjarenplan (1956), twee Vijfjarenplannen (1967 en 1972) en het Mecrjarcnontwikkelingsprogramma (1977) geformuleerd en werd in 1951 de Stichting Planbureau Suriname opgericht Naast velerlei activiteiten werd nu voor het eerst een serieuze aanvang gemaakt om te geraken tot een inventarisatie van de natuurlijke hulpbronnen van het land Aangezien de meeste van deze hulpbronnen zich in het binnenland bevinden, werd dit gebied vanaf toen systematisch opgenomen in hel ontwikkelingsbeleid van de overheid Als één van de eerste projecten werd in 1947 begonnen om het land via luchtfotografie in kaart te brengen Teneinde het binnenland economisch te kunnen exploiteren, moest dit gebied ontsloten worden Hiertoe werden bosontsluitingswegen aangelegd en werd in 1959 begonnen met het aanleggen van vliegvelden, de zogeheten Operatie Sprinkhaan De Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (1943/49) vervulde een belangrijke rol bij deze activiteiten Zowel overheidsinstanties als het particuliere bedrijfsleven, met name bosexploitatiebednjven, breidden hun actieradius uit tot het binnenland dat hiermee in toenemende mate geïntegreerd werd in de nationale en ook de internationale economie Als afgeleide van al deze activiteiten vonden vele Bosnegers al dan niet tijdelijke werkgelegenheid Hetgeen voorheen van incidentele aard was, kreeg nu langzaam maar zeker een meer structureel karakter Naast de levering van goederen en het vervullen van diensten bij de vrachtvaart traden na 1945 Bosnegers steeds meer in loondienst van zowel overheidsinstanties als het particulier bedrijfsleven Reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Bosnegers ingezet bij onder meer de aanleg van vliegveld Zanderij 5.2. Brokopondoproject Het ontwikkelingsbeleid ten aanzien van het binnenland zoals dal sinds 1945 gestalle kieeg, was in eerste instantie afgeleid van de nationale ontwikkelingsdoelen zoals die werden geformuleerd in de diverse genoemde plannen Ontwikkelingsprojecten in het binnenland 128

132 werden dus opgezet daar waar zij de nationale economie ten goede kwamen De regering Ferner ( ) stelde dat zij het openleggen van het binnenland, zowel ter exploratie van grondstoffen als om de bewoners meer te betrekken in de bestuurs- en overheidszorg, als één van haar voornaamste taken zag De twee belangrijkste na-oorlogse projecten die in het binnenland werden opgezet, zijn het Brokopondoplan en het West Sunnameproject We beperken ons tot het eerste, aangezien het tweede is gesitueerd in een gebied waar geen Bosnegers wonen en bovendien na de staatsgreep van 1980 in de diepvries werd geplaatst Hel Brokopondoproject werd in 1948 gelanceerd door professor Van Blommenstein met als doel het rendement van de bauxietwinning voor de nationale economie te vergroten Door een stuwdam aan te leggen in de Suriname Rivier ter hoogte van Afobaka zou de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de verwerking van bauxiet lot respectievelijk aluinaarde en aluminium worden verzekerd Op 25 januari 1958 sloten de Surinaamse overheid en de Noordamcrikaanse transnational Alcoa hiertoe de Brokopondo-overeenkomst, die beide geen windeieren zou leggen Een minder plezierige "bijkomstigheid van deze overeenkomst was dat als gevolg van het stuwmeer dat achter de dam zou ontstaan vrijwel de helft van het woongebied van de daar gevestigde Saramaka zou verdwijnen Een kleine Bosnegers, verdeeld over 28 Saramakaanse en zes Ndyuka dorpen, werden gedwongen te verhuizen Zij werden geplaatst voor een fait accompli Hel nationale belang prevaleerde boven het groepsbelang van de Bosnegers Pas in een zeer laat stadium werden de Bosnegers officieel op de hoogte gesteld van de plannen Tijdens een dienstreis in 1956 naar Asindoopo was de DC van Suriname, Van Petten, door de minister van Binnenlandse Zaken te kennen gegeven het Brokopondoplan niet te bespreken Het plan werd door de Saramaka ook niet ter sprake gebracht, hetgeen volgens de DC betekende dat het de mensen óf niet interesseerde, óf dat ze niet geloofden dat de nvier kon worden afgedamd Niet alleen de Saramaka werden niet vooraf geïnformeerd, Van Petten beklaagde zich erover dat ook het distnctsbestuur volledig onkundig werd gelaten van de plannen Terwijl de Brokopondo-overeenkomst, die mede de transmigratie behelsde, reeds was gesloten, werd gaama Aboikoni pas officieel ingelicht tijdens hel bezoek dat premier Mr S D Emanucls in maart 1959 bracht aan Asindoopo Wel waren er daarvoor reeds op lager niveau besprekingen geweest Tijdens dit bezoek werd een drietal vergaderingen met ongeveer tachtig dignitarissen, onder wie ook Ndyuka, belegd Kort tevoren had de regering de toelagen van de dignitarissen verhoogd, hetgeen tijdens het bezoek werd bekendgemaakt ' gaama Aboikoni beklaagde zich over het feit dat hij al tien jaar hoorde praten over de plannen voor het bouwen van een stuwdam, maar dat hij daar pas nu officieel van op de hoogte werd gesteld Tijdens de vergaderingen besloten de dignitarissen medewerking te verlenen aan het project en maakten zij een keuze voor de plaatsing van de transmigraticdorpen ten zu iden van het stuwmeer gaama Aboikoni bepleitte dat de Bosnegers zouden worden opgenomen in hel ontwikkelingsproces van het land en dat ook zij, via werkgelegenheid, zouden profiteren van deze overeenkomst HIJ stelde verder dat er altijd veel was beloofd aan de Bosnegers, maar dat daar weinig van was gerealiseerd en dat de slavernij was vervangen door economische slavernij ( * Het Brokopondoproject zorgde voor een koortsachtige activiteit in het betreffende gebied Aangezien het Tienjarenplan specifiek was gericht op het kustgebied werd in 1957 het Brokopondobureau opgericht dat belast werd met alle werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van het Brokopondoplan Het Bureau, dat op dit gebied de taken van het Planbureau overnam, moest onder meer een streckontwikkelingsplan voor Brokopondo samenstellen Het zou een welvaartsplan moeten worden specifiek voor het boslandgebied Het doel ervan was onder meer het intensiveren van de bestuurs- en welvaartszorg in het binnenland De directeur van hel Bureau, H Teunissen, stelde dat het plan de maatschappelijke orde van de binnenlandse samenlevingen niet mocht verstoren Er diende volgens hem permanente werkgelegenheid in het binnenland te worden gecreëerd en ten aanzien van de tot dan toe gevoerde bestuurszorg in het binnenland stelde hii 'in feite heeft de bevolking zich door de eeuwen heen zelf bestuurd" v De door het Bureau in 1958 uitgegeven folder Licht en kracht uit de oerwouden van Suriname' was vrij positief over de voordelen van de nieuwe ontwikkelingen voor de Bosnegers Er zouden betere dorpen komen, betere middelen van bestaan en hun isolement zou worden opgeheven 'een stuk wildernis wordt van ze weggenomen en er komt een eind aan hun nutteloze afzondering" De folder concludeerde vol optimisme "ook voor hen is het Brokopondoplan dus van heel veel waarde " ( Het in 1955 opgerichte Bureau Landelijke Opbouw produceerde in 1960 het Prae-advics inzake het Streekontwikkelingsplan Brokopondo Met deze plannen is in de praktijk weinig gebeurd Zoals reeds in het vorige hoofdstuk 129

133 vermeld, werd per 1 januari 1959 het district Brokopondo in het leven geroepen met als DC Jan Michels ( Met de voorbereiding van de transmigratie werd in 1954 een subcommissie van de Brokopondoraad - een advieslichaam van de regering - belast onder leiding van Jan Michels Een sociologisch onderzoek naar het gebruiksrecht van de gronden en wateren van de verschillende matnclans werd, om ons onbekende redenen, voortijdig afgebroken ( ' In 1958 verscheen van Michels het rapport ' Transmigratie Saramakkaners en Aukaners Boven-Suriname" ( Michels kondigde aan dat de Brokopondo-overeenkomst zou leiden tot een nieuw distnctsbestuur voor de binnenlandbewoners, een betere bevolkingsregistratie en dat een op te stellen ontwikkelingsplan "de gehele binnenlandse bevolking ten goede zal komen" Ook hij stelde dat het betreffende gebied "tot dusverre in feite buiten de bestuurszorg van Suriname lag" en dat wat de Bosnegers betrof aan deze bestuurszorg "tot in een recent verleden veel, zo niet alles C14Ì ontbrak ' v Michels benadrukte de noodzaak van participatie van de bevolking en bepleitte dan ook dat er zo snel mogelijk een vergadering met gaama Aboikom zou worden belegd Ook Michels adviseerde de verplaatsing van de dorpen ten zuiden van het stuwmeer In 1960 werd de weg van Paranam (waar de Suralco is gevestigd) naar Afobaka aangelegd en hetzelfde jaar werd begonnen met de bouw van de stuwdam die vier jaar later was voltooid De sluizen van de stuwdam werden op 1 februari 1964 gesloten en in een bekendmaking hiervan verklaarde de DC van Brokopondo, G H Sanches, het gebied tussen Afobaka en Pokigron per die datum als gevarenzone De DC gelastte iedereen in dit gebied uiterlijk 15 januari te verhuizen naar de nieuwe dorpen Voor transport van personen en goederen werden boten ter beschikking gesteld Alhoewel in 1959 een aanvang werd gemaakt met de transmigratie zouden de meeste mensen pas op het allerlaatste moment verhuizen Leden van de Adviescommissie Transmigratie die in 1960 een bezoek brachten aan het geprojecteerde stuwmeergebied, stelden dat ondanks de in 1959 belegde vergaderingen in Asindoopo de mensen nauwelijks een idee hadden van wat hen te wachten stond Dignitarissen en bewoners van het dorp Kadyu stelden dat gaama Aboikom zijn volk voor geld aan de bakaa (blanken) had verkocht Veel jongeren bleken zich te verzetten tegen het beleid van de gaama en wilden niet verhuizen ten zuiden van het meer Ze zagen dit als "degradatie" en vreesden daar bovendien als indringers te worden beschouwd en ze waren bang voor molest Men stelde gehecht te zijn aan de grond en wilde niet voor de tweede keer door de bakaa worden verjaagd Ouderen brachten naar voren slechts te zullen verhuizen wanneer het water kwam Men vroeg zich af hoe bij de aanleg van de dam het hout getransporteerd moest worden Er werd geklaagd over te geringe schadevergoedingen en men vreesde voedselschaarste Men stelde niet te zullen meewerken aan het ontbossen en aanleggen van nieuwe dorpen omdat gevreesd werd dat er dan slachtoffers zouden vallen De Adviescommissie deed onder meer de volgende aanbevelingen - betere voorlichting, - gratis huisvesting, aanplanting en per familie een hok kippen, - gratis voedseldistributie gedurende een jaar, - inventarisatie van kostgronden en vergoeding van vruchtbomen, - gratis bevoorrading van winkels ten zuiden van het meer, - vestiging houtopkoopcentrale ten zuiden van het meer ' De moeilijke positie waann gaama Aboikom kwam te verkeren blijkt uit een brief die hij in 1961 schreef aan DC Jan Michels De gaama schreef dat tijdens de vergaderingen van 19^9 in Asindoopo iedereen had ingestemd met de transmigratieplannen en dat hij, teneinde de vereiste snelle aanpak te garanderen, een order had uitgevaardigd waarin hij de dignitarissen, onder bedreiging van inhouding van hun toelage of ontheffing uit hun functie, opdroeg samen te werken met de regering Het is overigens opvallend dat de gaama stelde dat deze order niet gold voor de gekerstende dorpen Ganse en Lombe, waarmee hij geen bemoeienis zegde te hebben Zowel DC Michels als het hoofd van de Afdeling Binnenlands Bestuur, J Ρ Kaulesar Sukul, benadrukten dat het gezag van de gaama zich ook uitstrekte tot deze beide dorpen Dat de overheid niet helemaal gerust was over het verloop van de transmigratie blijkt wel uit een beschikking van 14 september 1964, waarbij de gezagsverhoudingen onder de dignitarissen nader werden geregeld De beschikking bepaalde a) De Hoofd-kapiteins, kapiteins en Bassia's zijn eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd aan de Groot-opperhoofden (Granman's) en dienen dienovereenkomstig (zoveel mogelijk) aan de opdrachten door dezen te voldoen, 130

134 b) Genoemde functionarissen zullen eveneens onverkort de bevelen en opdrachten door of vanwege de Regering, ook met betrekking lot de in uitvoering zijnde transmigratie, uitvoeren; c) Indien in strijd gehandeld wordt met het onder a of b gestelde, zal van Overheidswege tegen de overtreders met gestrengheid worden opgetreden, zelfs zal in daartoe leidende gevallen tot ontheffing van de betrokkene uit de functie worden overgegaan." Uit deze beschikking blijkt wederom hoezeer de overheid bij de uitvoering van zijn beleid vertrouwde op het gezag van de grootopperhoofden. gaama Aboikoni en andere dignitarissen kregen "i.v.m. hun verdienstelijke bijdragen bij de transmigratie van de bevolking" een gratificatie van de regering Ondanks de voorkeur van de dignitarissen en van DC Michels voor vestiging van de transmigraticdorpen ten zuiden van het stuwmeer, zouden van de 25 nieuwe dorpen er dertien boven het meer, tien ten noorden en twee, waaronder het grootste, de conglomeratie Brownsweg, ten noordwesten van het meer worden gebouwd. Een minderheid van ongeveer personen vestigde zich ten zuiden van het stuwmeer. Naast het districtsbestuur van Brokopondo werd met de directe coördinatie van de transmigratie in 1963 een speciale Dienst der Transmigratie belast die onder leiding stond van Jacques Bottse. Alhoewel de transmigratie, zeker gezien de omvang van de operatie, een relatief vlot verloop had, hetgeen vermoedelijk mede was te danken aan het gezag van de gaama, deden zich wel degelijk de nodige kleinere en grotere conflicten voor. Historisch gegroeide spanningen tussen groeperingen vormden één van de redenen waarom sommige dorpen weigerden om ten zuiden van hel stuwmeer te verhuizen. Met name in de gekerstende dorpen Gansé en Koffiekamp laaiden de spanningen op en raakte de bevolking verspreid over diverse nieuwe dorpen. Wat betreft Koffiekamp leidde deze situatie ook nog tot een klein grensgeschil tussen desaramakacn de Matawai. Een deel van de inwoners van Koffiekamp vestigde zich namelijk te kilometer 106 aan de spoorbaan in het dorp Janapaw oftewel Nieuw Koffiekamp dat echter viel binnen het rechtsgebied van grootopperhoofd Aboné van de Matawai. gaama Aboikoni wist hierover met zijn collega tot een schikking te komen. De secretaris van de Boslandcommissic van de EBGS, E.M. Koorndijk, schreef naar aanleiding van deze kwestie in een verslag van cen dienstreis die hij aan het betreffende gebied had gebracht, onder meer: "Zal de regering het riskeren dwang uit te oefenen op het gezag van een Graman, wiens medewerking onontbeerlijk is bij een volgende verkiezing.". Wc zullen kort ingaan op de situatie in Ganse. Een meerderheid van de bevolking van dit dorp vestigde zich in Klaaskreek terwijl de overigen uiteindelijk naar Nieuw Gansé (onderdeel van de conglomeratie Brownsweg) trokken. Jonge onderwijzers, onder wie Otniel Jozefzoon, Rudic Amsdorf en Arthur Licht (Toclingha), wierpen zich in de strijd, er werden volkscomités opgericht en de oppositionele PNR wierp zich op als belangenbehartiger van de Bosnegers ( ~. De voormalige onderwijzer Arthur Licht schreef een felle brief aan de gouverneur waarin hij stelde dat de regering Pengel de Bosnegers gebruikte als stemvee en dat de DC van Brokopondo slechts de belangen van de NPS behartigde. De transmigratiedorpen noemde hij "Concentratiekampen". Licht verwees naar de vredesverdragen van 1762 en 1835, stelde dat de Saramaka de regering verboden om zich nog verder met hun bcstuursaangelegenhcden te bemoeien en vroeg om bescherming van het Koninkrijkslcger '. In een schrijven aan de DC van Brokopondo stelden de volkscomités van Brownsweg dat de transmigranten zich niet serieus genomen voelden door de regering en dat zij daarom zelf hun problemen onder de aandacht van de Surinaamse bevolking zouden brengen. Op soortgelijke wijze als hun voorouders dat deden, zouden zij vechten voor hun rechten en vrijheden. De aanwezigheid van een bestuursopzichter en een op te richten politiepost beschouwden zij als een inbreuk op hun eigen dorpsbestuur ( '. In een door de Troepenmacht in Suriname (TRIS) opgestelde nota wordt uitvoerig verslag gedaan van de hoog opgelopen spanningen in november en december De TRIS was gestationeerd in een kamp te Brownsweg. De acties stonden onder leiding van enkele onderwijzers en sympathisanten van de PNR. Begin november trok een groep van ongeveer dertien Bosnegers onder leiding van Licht naar Paramaribo, waar PNR-voorzitter Mr. Eddy Bruma zich bereid verklaarde om hun belangen te behartigen. Hij zou eventueel een proces tegen de regering aanspannen. Premier Pengel weigerde hen te ontvangen. Bij terugkeer in Brownsweg ging de groep over tot het oprichten van volkscomités. Wederom werd gesteld dat men de regering Pengel niet langer erkende en dat men alleen nog het gezag van de gouverneur, als vertegenwoordiger van de Kroon, aanvaardde. Een beroep van de DC op de dignitarissen 131

135 om de volkscomites te ontbinden werd verworpen en ook gaama Aboikoni zou zich solidair hebben verklaard Om de beweging de wind uit de zeilen te nemen, organiseerde de regering een groots feest in Brownsweg en kort daarop ontving premier Pengel de dignitarissen uit het Brokopondogebied in Paramaribo Pengel zou de Bosnegers voor "domme, ongeschoolde mensen, die zich laten ophitsen" hebben uitgemaakt Licht daarentegen, noemde Pengel op een vergadering in Brownsweg een "hond" en stelde dat indien de eisen van de volkscomites niet werden ingewilligd, overgegaan zou worden tot het gebruik van wapens Bestuursopzichter Belfor werd belegerd en kon pas na interventie van de TRIS ontkomen Pogingen van de DC tot dialoog werden genegeerd Tijdens een bezoek van hoofdonderwijzer Otniel Jozefzoon van de EBGS-school in Brownsweg aan TRIS-commandant W Ρ Boersma werden felle uitspraken gedaan "de revolutie is nu aangebroken, wanneer Belfor terugkomt zal er bloed vloeien, de politiepost in aanbouw te Brownsweg zal in vlammen opgaan, als er politie komt in Brownsweg zal er geschoten worden, iedereen heeft een wapen, de Boslandcreolen wensen volledige afscheiding en kunnen zo nodig rekenen op steun van buiten, het aantal aanhangers van de comite's bedraagt 1600, de PNR steunt de zaak van de Boslandcreolen " De commandant speelde deze informatie door aan de procureur-generaal <26) In een eerder stadium had commandant Boersma zich onwelwillend uitgelaten over een verzoek van de regering om steun bij de transmigratie Hij stelde dat de TRIS zich op de achtergrond wilde houden en bovendien de steun van de Bosnegers nodig had bij haar patrouilles De commandant verwachtte dat tegenstanders van de regering zouden proberen om de onrust uit te buiten en dat er geweld zou komen, waarbij hij slechts in het uiterste geval tussenbeide wilde komen ( ' In januari 1965 moest de TRIS toch intervenieren toen gevechten uitbraken tussen bewoners van de dorpen KJaaskreek en Brownsweg/Nieuw Ganse ' Alhoewel dergelijke uitbarstingen incidenteel waren, leefde de onderhuidse onvrede voort In 1968 schreven twaalf kapiteins van transmigratiedorpcn een brief aan de PNP waarin zij uitweidden over hun problemen Gesteld werd dat de vestiging in Brownsweg van tijdelijke aard zou zijn en dat de beloofde weg van Brownsweg naar Pokigron nog steeds niet was aangelegd [deze zogeheten Tjongalangapasi kwam pas begin jaren tachtig gereed] Sommige transmigratiedorpen zouden het zonder licht en water moeten stellen [de stuwdam was nota bene gebouwd voor de opwekking van elektriciteit], de dorpen langs de Sara Kreek liepen bij zware regenval onder water en de dorpen ten zuiden van het stuwmeer hadden te lijden van draagmieren Tijdens een vergadering te Botopasi was besloten om bij uitblijven van adequate maatregelen van de overheid noodgedwongen naar Frans Guiana te zullen verhuizen Periodiek zouden de transmigranten de aandacht van de overheid voor hun problemen blijven vragen ( ' Zoals bovenstaand reeds is vermeld, bepleitte de Adviescommissie Transmigratie, voorgezeten door Jan Michels, in verband met de afsluiting van de Suriname Rivier en het effect daarvan op het transport van hout, dat er op enkele plaatsen in Boven-Sunname van overheidswege of door particuliere bedrijven die hiertoe subsidie zouden verkrijgen, opkoopcentra van hout zouden worden opgezet De houtkap vormt van oudsher één van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor de Bosnegers en door de aanleg van de stuwdam dreigde deze ernstig in gevaar te komen Het hoofd van de Afdeling Bestuur en Decentralisatie, AJA Quintus Bosz, reageerde afwijzend op dit voorstel Quinlus Bosz stelde "dat de wijze van bewerken van hout door de boslandcreolen niet meer past in onze moderne tijd, dat deze niet beantwoordde aan de eisen van de houtzaagmolens, niet concurrerend was gezien de hoge transportkosten en dat het om 'waardeloos' hout ging Volgens hem was deze industrie in Boven-Sunname "die geen reden van bestaan heeft, ten dode gedoemd" Liever verleende hij een beperkte subsidie voor het opzetten van levensvatbare industrieën, waarbij zijn gedachten uitgingen naar houtsnijwerk, het bouwen van grote korjalen en het in loondienst nemen van Bosnegers door grote bedrijven Behalve Quintus Bosz betoonden zich ook het hoofd van de Dienst 's Lands Bosbeheer en de minister-president tegenstander van het voorstel In een reactie stelde de Adviescommissie Transmigratie dat ze verwachtte dat na afloop van de tijdelijke werkzaamheden in verband met de transmigratie veel Bosnegers weer zouden overstappen op de houtkap en dat daartoe een oplossing gezocht moest worden gezien het transportprobleem als gevolg van de stuwdam <31) De bewuste opkoopcentra zijn er nooit gekomen In het algemeen vormde (en vormt) het gebrek aan werkgelegenheid één van de belangrijkste problemen van de transmigratiedorpcn De diverse door en namens de overheid opgestelde ontwikkelingsplannen voor het Brokopondogebied hebben hier nauwelijks adequaat in weten te voorzien In hun traditionele woongebieden waren de Bosnegers economisch in belangrijke 132

136 mate zelfvoorzienend Via vrachtvaart, houtkap en tijdelijke loonarbeid in het kustgebied voorzagen zij in aanvullende middelen Deze economie werd als gevolg van de transmigratie drastisch verstoord De effecten waren hel duidelijkst voelbaar in de transmigratiedorpen ten noorden en noordwesten van het stuwmeer De werkgelegenheid die voortvloeide uit de transmigratie, de bouw van de stuwdam en andere infrastructurele voorzieningen was van tijdelijke aard Een aantal mensen vond werk bij de Suralco en de overheid zette projecten op zoals de agrarische ondernemingen Brokobaka, Cubiti, Babunhol en de palmoliebedrijven Victoria - met een outgrowersproject voor kleine boeren - en Phedra Onvoldoende echter om de meeste mensen van werk te voorzien Ook op het gebied van de landbouw deden zich problemen voor Alhoewel de transmigraticdorpcn ten zuiden van het stuwmeer er relatief gezien nog hel beste in slaagden de traditionele leefwijze enigszins in stand te houden, was men hier echter terechtgekomen in een reeds gedurende ongeveer twee eeuwen bewoond gebied dat qua fysisch milieu nauwelijks in staat bleek de nieuwe bewoners een adequaat beslaan te bieden Zowel op het gebied van de jacht als de visvangst liet zich dit gevoelen Draagmieren vormden bovendien een permanente bedreiging van de landbouwgewassen De intensieve bewoning van dit gebied leverde ook problemen op bij de huisvesting, aangezien men onvoldoende kon beschikken over de traditionele dakbedekking in de vorm van palmbladeren, die periodiek vervangen moesten worden Als gevolg van de stuwdam werd niet alleen het houttransport bemoeilijkt, maar het verkeer in hel algemeen De in 1964 voor transport op het stuwmeer door de overheid ingezette motorlichtcr 'Sipari bracht slechts beperkte verlichting Het stuwmeer was (is) moeilijk bevaarbaar en de voltooiing van de Tjongdlangapasi van Brownswcg naar Pokigron/Atyom liei op zich wachten tot begin jaren tachtig De dorpen ten noorden en noordwesten van hel meer ondervonden cchlcr de meeste problemen In tegenstelling tot de dorpen boven het meer die uiteindelijk door de mensen zelf moesten worden gebouwd, waren deze dorpen op kunstmatige wijze aangelegd door de overheid Reeds na korte tijd deed zich een tekort aan huizen gevoelen, daar onvoldoende rekening was gehouden met uitbreidingsmogelijkheden zoals die in de traditionele pist wel bestonden Met name in de conglomeratie Brownsweg was de watervoorziening problematisch Tevens bleek er in dit gebied onvoldoende vruchtbare grond nabij de dorpen voor de uitoefening van de landbouw aanwezig te zijn ( De transmigratie heeft niet alleen de afhankelijkheid van de betreffende Bosnegers van de overheid versterkt, maar ze heeft tevens de desintegratie van hun samenleving in een stroomversnelling gebracht Door de grote onvrede bij de mensen en gezien de geringe toekomstperspectieven in de transmigraticdorpcn, zijn deze voor velen slechts een doorgangshuis naar het kustgebied, Frans Guiana en Nederland gebleken Welhaast symbolisch is dat ondanks de aanleg van een stuwdam de meeste transmigraticdorpcn een goed functionerende elektriciteitsvoorziening moeten ontberen Hel Brokopondoproject plaatste de Bosnegers voor een fait accompli en in feite stonden zij machteloos De belangrijkste prestatie van gaama Aboikom hierbij is geweest dat hij via zijn gezag heeft weten te voorkomen dat het tot ernstige ongeregeldheden kwam Jaren later, tijdens een bezoek aan Nederland in 1970, sprak de gaama zijn teleurstelling uit over de wijze waarop de transmigratie was uitgevoerd ( ' Het is schrijnend te moeten constateren dat de overheid de niet gennge economische voordelen die hem via het Brokopondoproject ten deel vielen, onvoldoende heeft benut ten behoeve van ontwikkelingsprojecten afgestemd op de mensen die het slachtoffer zijn geworden van deze overeenkomst in het nationale belang De onderwijzer R Amsdorf parafraseerde de befaamde NPS-verkiezingsleuzc van J Pengcl "tai horie, libic de" (houd moed, er is hoop) cynisch als volgt ' lai hone, hangri nanga dede de (houd moed, er is honger en dood) Ter afsluiting van deze paragraaf willen we nog slechts melding maken van de niet gerealiseerde plannen om tevens in de Boven-Marowijne een stuwdam te bouwen Het door het Brokopondobureau in 1958 opgestelde streekontwikkclmgsplan Brokopondo had onder andere ten doel een onderzoek te verrichten naar het watcrkrachtpotentieel in de Tapanahoni-, de Suriname- en de Saramacca Rivier ten behoeve van het opwekken van elektriciteit Tot grate schrik van de Ndyuka gaf de regering in 1965 opdracht tot een nader onderzoek naar de mogelijkheden tot opwekking van energie in de Tapanahoni Rivier De Surinaamsche Bauxiel Maatschappij (de vroegere Suralco) was reeds in 1925 van plan geweest om aluminium te produceren en had daartoe twee stuwdammen in de Marowijne Rivier geprojecteerd Vanwege de Nederlandse opstelling werden die plannen destijds niet gerealiseerd Gealarmeerd over het voornemen van de regering Pengel en gezien de ervaringen van de Saramaka, richtte grootopperhoofd Gazon van de Ndyuka een verzoekschrift tot de koningin, waarin hij haar verzocht 133

137 le waken over de belangen van haar onderdanen voor wie de betreffende grond zeer belangrijk was (3,) 5.3. Community development": integratie en assimilatie Het Brokopondoproject gaf de stoot tot een hele serie ontwikkelingsplannen voor het binnenland, waarvan er enkele in de voorgaande paragraaf zijn genoemd De meeste van deze plannen werden opgesteld door het Bureau Landelijke Opbouw (BLO), de Stichting Planbureau Suriname (SPS) en het Centrum voor Economisch en Sociaalwetenschappelijk Onderzoek (CESWO) ( In het algemeen kan gesteld worden dat hel bij plannen is gebleven en dat de projecten die in het binnenland werden opgezet niet specifiek of in eerste instantie waren gericht op de bewoners van dal gebied, ongeacht de werkgelegenheid welke ze creëerden Een ontwikkehngsvisie geent op de bewoners van het binnenland werd niet geformuleerd, of het zou de gedachte aan community development moeten zijn Naar aanleiding van de transmigraticproblematiek werd ten aanzien van de ontwikkeling van het binnenland onder meer de gedachte van community development" geëntameerd ín oktober 1961 werd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken hierover een pre-advics op papier gezet Uitgegaan werd van de door de Verenigde Naties gehanteerde definitie van dit begrip ' Community Development is Ihe process by which ihc efforts of the peoples themselves are umlcd with those of governmental authorities to improve ihc economic, social and cultural conditions of communities, to integrate these communities into the life of the nation, and to enable them to contribute fully to national progress Het pre-advies stelde dat het ontwikkelingsbeleid tot dan toe was gericht op het kustgebied en het bepleitte een wclvaartsprogramma gericht op de sociaal-economische en culturele ontwikkeling van de binnenlandbewoners, opdat zij volledig zouden integreren in de samenleving Via gemeenschapsontwikkeling moest een beter begnp voor de bedoelingen van de overheid gevestigd worden en zou de bevolking worden gestimuleerd om door zelfwerkzaamheid samen met de overheid verbetering te brengen in de economische en sociale omstandigheden van de eigen gemeenschap Gemeenschapsontwikkeling op zich was niet nieuw zo werd gesteld, wel de aanpak ervan door de overheid De voorgestane integrale benadering van de ontwikkelingsproblematiek impliceerde aansluiting op verschillende gebieden zoals onderwijs, gezondheidszorg, bestuur, nijverheid en agrarische ontwikkeling Er zouden allereerst gemccnschapsontwikkclingswcrkcrs moeten worden opgeleid, waama gestart kon worden in enkele pilot -dorpen Benadrukt werd dat de partijpolitiek er buiten gelaten moest worden Reeds enkele maanden na dit uitgebrachte pre-advics besloot de regering de methodiek van de community development in haar welvaartsbcleid in te voeren met als doel de integratie van de binnenlandbewoners in het f381 nationaal ontwikkelingsproces In diverse rapporten en plannen werden sindsdien pleidooien gehouden voor de methodiek van de "community development" In maart 1966 bezocht een commissie van het minislcrie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) enkele dorpen langs de Cotlica- en de Suriname Rivier Nagegaan zou worden wat tot dusverre was bereikt ten aanzien van verbetering van de landbouw in hel binnenland en wat gedaan kon worden om hel welzijn van de binnenlandbewoners te verbeteren Als doel van het ontwikkelingsbeleid voor het binnenland werd geformuleerd 'een geleidelijke opname van de bewoners van het binnenland in het sociaal-economisch bestel van het land, in het kustgebied en in enkele gemakkelijk vanuit het kustgebied bereikbare streken in het binnenland Gesteld werd dat de toenmalige wijze van wonen en werken van de binnenlandbewoners vooruitgang bemoeilijkte Overeenkomstig hetgeen hierover werd voorgesteld in het Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname (NOP, zie onder) zou in sommige streken van het land een gemengde economie tot stand moeten worden gebracht Hiertoe moest een aantal ontwikkelingsccntra worden gesticht van waaruit het ontwikkelingswerk zou worden geëntameerd Concreet werd gedacht aan het opvoeren van de productie van voedingsmiddelen voor eigen gebruik en daarnaast de introductie van gewassen voor de markt en andere economische activiteiten waarmee inkomen gegenereerd kon worden Er diende aansluiting te komen van onderncmings en bcvolkingslandbouw Er zou gebruik gemaakt kunnen worden van ' community development' op agrarische basis Ook werd aandacht gevraagd voor de situatie van de grondcnrcchtcn In een reactie op dit rapport schreef de DC van Brokopondo, O E Pocorni, dat er bovenal een gebrek bestond aan coördinatie bij het opstellen van plannen en bij het uitvoeren van werkzaamheden door de verschillende overheidsdiensten Ontwikkeling van het binnenland moest volgens de DC in de eerste plaats gebeuren door 1) ontwikkeling van de landbouw, zowel kwalitatief als 134

138 kwantitatief, 2) ontwikkeling van de bosbouw, 3) industriële verwerking van land- en bosbouwproduktcn De DC waarschuwde voor het wekken van valse verwachtingen Ook Pocorni bepleitte aansluiting van ondernemingslandbouw op een in zijn district reeds vnj goed lopend project Bevordering Bevolkingslandbouw Ontwikkeling diende zich volgens de DC niet te beperken tot de economische sector, maar moest gepaard gaan met sociale en culturele verbeteringen die een volledige gelijkstelling en integratie met het kustgebied zouden mogelijk maken Met andere woorden, er zou community development in de ruimste zin van het begrip bedreven moeten worden de binnenlandbewoners moesten geholpen worden om zichzelf te helpen tot heil van de natie De centrale gedachte uit het totale na-oorlogsc ontwikkelingsbeleid ten aanzien van het binnenland vinden wc hier kernachtig geformuleerd, namelijk die van assimilatie en integratie De eerste regering Arron ( ) maakte zich sterk voor een dergelijk beleid In haar regeringsverklaring stelde ze dat de nationale ontwikkelingsplannen gericht dienden te zijn op de gehele bevolking en het gehele land en zich niet dienden te beperken tot bepaalde groepen, regio's en sectoren Nationale welvaart en welzijn dienden voor het hele land te gelden Benadrukt werd dat de bewoners van de districten en het binnenland eindelijk ook daadwerkelijk zouden kunnen gaan deelnemen in de ontwikkeling Hiertoe moesten de binnenlandbewoners uit hun isolement worden gehaald Geconstateerd werd dat het grootste deel van de boslandbcvolking aan of beneden de grens van het bestaansminimum leefde Teneinde verandering in deze situatie te brengen zouden streekontwikkclingsplanncn worden ontworpen die met grote prioriteit zouden worden uitgevoerd (4 Zoals wc al zagen was het idee van strcckontwikkelingsplanncn niet geheel nieuw Deze conceptie werd ook aangedragen in het door de SPS in 1965 opgestelde Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname (NOP) Het NOP, de opvolger van het Ticnjarenplan, had onder meer als doelstelling het sprcidingsbeginscl, hetgeen inhield het terugbrengen van de extreme verschillen in sociaal-economische structuur tussen niet alleen Suriname en het buitenland, maar ook binnen Suriname ' Het NOP werd uitgevoerd via twee Vijfjarenplannen Het NOP noemde de Bosnegers een achtergebleven bevolkingsgroep' waarmee in het Tienjarenplan geen rekening w as gehouden en het stelde dat de verbetering van de welvaart van de boslandbevolking de komende jaren speciale aandacht vereiste Via het creëren van werkgelegenheid moest worden voorkomen dat de mensen hun woongebieden verlieten De voorgestelde streekontwikkelingsplannen gingen er van uit dat de bevolking via community development' tot permanentere vormen van landbouw - ter vervanging van de shifting cultivation - gestimuleerd moest worden Bepleit werd de integratie van de Bosnegers in de nationale samenleving en hun participatie aan de ontwikkeling van het gehele land In opdracht van de minister van Districtsbestuur en Decentralisatie, Olton van Genderen, werd in 1974 het Initieel Ontwikkelingsplan Binnenland (IOB) opgesteld onder leiding van ingenieur H E Thompson (44) Het IOB was het eerste belangrijke ontwikkelingsplan dat specifiek was gericht op de Bosnegers (het ging voorbij aan de Indianen) De basisgedachte van hel plan was het creëren van werkgelegenheid teneinde de migratie naar het kustgebied in te dammen De ontwikkeling van het binnenland moest op gang worden gebracht opdat de bewoners aldaar een evenredige bijdrage konden leveren aan de vergroting van de nationale produktie Het verspreide woonpalroon in het binnenland werd als een belemmering gezien van economische ontwikkeling Voorgesteld werd de bevolking te concentreren in en nabij zes ontwikkelingskemen, te weten Langatabiki, Diilabiki, Wanhatti, Guvaba, Cottica (Lawa) en Pusugrunu Gedacht werd aan dorpen van 300 tot 500 woningen, die zouden beschikken over een aantal centrale voorzieningen zoals onderwijs, medische zorg, districtsbestuur, politie, landbouwvoorlichting en recreatie Het woonpatroon zou zoveel mogelijk moeten aansluiten op de eigen sociale organisatie (matnlincage en -clan) Bij de economische ontwikkeling zou de landbouw een centrale plaats innemen Het systeem van kostgrondbewerking diende te worden vervangen door permanentere vormen van landbouw Hierbij werd gedacht aan een groot aaneengesloten areaal van duizend hectare, te bewerken in coöperatief verband Naast traditionele zouden marktgerichte gewassen worden geïntroduceerd Tevens werd beoogd het opzetten van kleine industrieën ter bewerking van landbouw- en houtprodukten Ook zou een begin worden gemaakt met veeteelt, waarbij gedacht werd aan pluimvee, varkens en wellicht in een later stadium rundvee Alhoewel het IOB de traditionele gezagsstructuren respecteerde en probeerde in te haken op de sociaal-culturele normen en waarden van de Bosnegers, richtte het zich voor de verwezen- 135

139 lijking in eerste instantie op de jongeren. De concentratiegedachte ging uit van spontane, dus niet gedwongen verhuizing. Een vergelijking met de conglomeratie Brownsweg dringt zich op, zij het dal deze noodgedwongen als gevolg van de transmigratie is ontstaan. Om uiteenlopende redenen, waarvan er enkele zijn genoemd in de voorgaande paragraaf, kan Brownsweg bovendien nauwelijks fungeren als ideaaltype van een toekomstige Bosnegergemeenschap. Het IOB werd voor commentaar aan diverse deskundigen voorgelegd en reeds in een vroeg stadium werd het op vergaderingen in het binnenland besproken. Zowel van Bosncgerzijde als uit antropologische hoek werd er veel kritiek geleverd op hel IOB. Het plan zou ie rigorcus zijn en voorbijgaan aan de tradities en de verbondenheid aan de grond. De voorstellen zouden onvoldoende uitgewerkt en doordacht zijn, bijvoorbeeld wat betreft de effecten van de gesuggereerde permanente en relatief grootschalige landbouw en van de veeteelt op het fragiele eco-systeem van het tropisch regenwoud. De betrokkenheid van de belanghebbenden zelf bij het ontwerpen van een dergelijk plan zou vanaf het beginstadium groter moeten zijn (. Besloten werd om aan te vangen met twee ontwikkelingskcrncn, te weten Langatabiki en Diitabiki, die werden opgebracht in het tweede Vijfjarenplan en die in 1979 werden goedgekeurd door de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland en Suriname (CONS). De staatsgreep van 1980 gooide roet in het clcn en op een nadien door de nieuwe machthebbers opgestelde aangepaste prioriteitenlijst van projecten kwamen de ontwikkclingskernen niet (47) meer voor v Verzorgings- of produktiegebied Met het oog op de staatkundige onafhankelijkheid werd in 1975 het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) opgesteld. Aan het MOP lag de "self reliance" gedachte ten grondslag. Uitgaande van de zogeheten groeipoolthcorie onderscheidde het MOP drie soorten ontwikkelingsgebieden, namelijk: 1) het oude concentratiegebied, dat min of meer de kuststrook omvat; 2) het nieuwe concentratiegebied, dat min of meer meer loopt van Patamacca, via Brokopondo tot Apura, en 3) het binnenland, dat werd bestempeld als verzorgingsgebied. Eén van de geestesvaders van het MOP, Frank Esscd, stelde dat de mensen die woonden in de verzorgingsgebieden zich daar destijds niet uil economische, maar uit veiligheidsoverwegingen hadden gevestigd, en: "De omstandigheden waaronder zij leefden en nog leven steken schril af bij zelfs de ergste toestanden in Paramaribo." '. Als verzorgingsgebieden werden aangemerkt Boven-Saramacca, Boven-Suriname, het Lawa- en het Tapanahonigcbicd. Frank Essed stelde dat de gebieden boven de stroomversnellingen uit economische overwegingen moeilijk tot ontwikkeling te brengen waren, maar dat het wel een taak van de overheid was om er allerlei nutsvoorzieningen ie verzorgen. Economisch rendabele projecten ten behoeve van de binnenlandbewoners zouden daarentegen worden opgezet in het nieuwe concentratiegebied (50). De samenstellers van het MOP, de Surinaams-Nedcrlandsc commissie van deskundigen, sloten zich aan bij de concentratiegedachte zoals die door hel ministerie van Districtsbestuur en Decentralisatie was geformuleerd in onder andere het IOB. Via "community development" wilde men de betreffende woongebieden tot ontwikkeling brengen. Ook hier werd gedacht aan permanente en grootschalige vormen van landbouw. Overigens werd benadrukt dat het niet de bedoeling was om de binnenlandbewoners met de voorgestelde plannen te isoleren of ze uit te sluiten van deelname aan de ontwikkeling elders in het land. Wel werd gestreefd naar een verbetering van het leefklimaat in het binnenland teneinde onder meer de migratie naar de stad in te dammen. De bestempeling van het binnenland als verzorgingsgebied werd overgenomen in de regeringsverklaring van de tweede regering Arron ( ). Nog in 1987 noemde een NPS-publikatie hel district Sipaliwini een verzorgingsgebied ( '. De bestempeling van het binnenland als verzorgingsgebied impliceerde, zoals Essed stelde, dat economisch rendabele ontwikkeling in dat gebied moeilijk realiseerbaar was. Volgens deze gcdachtengang zou de overheid zich in het gebied boven de stroomversnellingen kunnen beperken tot het bevorderen van de verbetering van het leefklimaat via het treffen van voorzieningen zoals water, elektriciteit, onderwijs, medische zorg, vergaderruimten, cassaveen rijstpclmolcns. Daarnaast zou het gebied toeristisch geëxploiteerd kunnen worden Namens de SPS werkte het CESWO eindjaren zeventig een aanlal ontwikkelingsplannen uit die in 1981 resulteerden in de "Aanzei lot Strcekonlwikkcling in de Bovcnstroomse Gebieden". De gcdachtengang die uit dit plan spreekt, is vrij pessimistisch en naar wij menen maatgevend 136

140 voor het denken van de planeconomen aangaande de perspectieven van de betreffende gebieden Het plan werd gezien als een eerste stap van de overheid op weg naar een integrale aanpak van de ontwikkeling van het binnenland Gewaarschuwd werd dat er geen snelle resultaten te verwachten waren, hetgeen overigens niet hoefde te betekenen dat de in de gebieden heersende sociale noodsituatie niet zou kunnen worden opgeheven, ook al waren de mogelijkheden daartoe beperkt Uiteindelijk zouden nationale produktiestructuren in deze regio moeten worden bevorderd, hetgeen een proces van lange termijn zou zijn Gezien de vereiste forse kapitaalinjectie zou overwogen moeten worden of het op lange termijn bezien niet zinvoller is om de geleidelijke ontvolking van het gebied te overwegen Ongeacht de aanpak waar een keuze voor zou worden gemaakt, zou deze uiteindelijk leiden tot de volledige desintegratie van de plaatselijke gemeenschap in sociaal-culturele zin Hel alternatief zou zijn geen ontwikkeling op gang te brengen en slechts maatregelen te treffen tot duurzaam behoud van de gemeenschap in haar huidige vorm als cultureel-historisch monument ' Het CESWO-rapport ademde een duidelijke scepsis ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van de bovenstroomse gebieden Zelfs al werden de in het rapport voorgestelde plannen ten uitvoer gebracht, dan zou in het gunstigste geval over een periode van vijftien jaar ( ) de werkgelegenheid niet \crdcr toenemen dan tot veertig procent van het totaal aantal werkers Een totale investering in deze periode van S/ 294 "S92 900,- zou slechts arbeidsplaatsen opleveren Met andere woorden, de werkloosheid zou groot blijven en de migratie richting kustgebied zou voortduren Hel rapport bepleitte een optimale participatie vanaf het begin van de bevolking, ook in de planopstclling In aansluiting van de gedachtengang van het IOB zouden de bovenstroomse gebieden worden opgesplitst in twaalf concentratiepunten De situatie van het transmigraticgebied, dat werd bestempeld tot een noodregio met toenemende verpaupering, vroeg hel meest urgent om een oplossing Voorgesteld werd om in eerste instantie een vijftal dorpen uit te bouwen tot subregionale centra Deze waren dan ook voornamelijk gepland in het transmigraticgebicd, namelijk Brokopondo, Brownsweg, Pokigron en verder Dyumu/Asindoopo en Stoclmanseiland Ook dit CESWO-rapport verdween uiteindelijk in de bureaulade De zogeheten revolutiejaren, , werden gekenmerkt door de nodige koerswijzigingenen regeringswisselingen, hetgeen een stabiel economisch beleid niet ten goede is gekomen Bovendien belandde Suriname in deze periode in een ernstige economische crisis als gevolg van de daling van de bauxietpnjs op de internationale markt, het stopzetten van de Nederlandse ontwikkelingshulp na de moorden van 8 december 1982 en de binnenlandse oorlog vanaf 1986 De regeringsverklaring van het in 1980 aangetreden kabinet Chin A Sen kondigde als een van de vier vernieuwingen van de Surinaamse samenleving een nieuwe sociaal-economische orde aan Gesteld werd 'Wij leven in een onrechtvaardige maatschappij, waarbij gewezen werd op de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm, tussen de stad en het binnenland Bepleit werd een regionale spreiding van economische activiteiten De regeringsverklaring die de meeste aandacht aan het binnenland besteedde was die van het in 1983 aangetreden kabinet Alibux Ze vrocgbijzondere aandacht voor het scheppen van werkgelegenheid in het tol dusverre in dil opzicht als sterk verwaarloosd betitelde binnenland Er werden ontwikkelingskerncn te Dutabiki, Langatabiki, Guyaba en Pusugrunu aangekondigd De meeste dokumenten die in deze periode werden geproduceerd, zoals het "Manifest van de Revolutie" (1 mei 1981 ), het door de 25 Februari Beweging in 1984 uitgegeven discussiestuk 'Aanzet tot een integraal sociaaleconomisch ontwikkelingsprogramma en het in opdracht van het militair gezag door de Financieel-Economische Commissie samengestelde Nationaal Reconstructieprogramma' (NRP) uit 1986, besteedden geen of weinig aandacht aan het binnenland Het NRP somde wel per ministerie een waslijst van te realiseren projecten op, waarvan een deel gericht was op het binnenland Het ging bij deze projecten om onder meer de uitgifte van bosarealcn ten behoeve van agrarische doeleinden aan de binnenlandbewoners, het tegengaan van wilde occupatie, de ontwikkeling van nieuwe agrarische produktiegcbicdcn, het opzetten van een aantal gemeenschapscentra, de uitvoering van een plan voor gemeenschapsontwikkeling, water- en elektriciteitsvoorziening Slechts enkele van deze projecten zijn verwezenlijkt Belangwekkender dan deze dokumenten zijn de in hoofdstuk 4 3 reeds besproken nota "Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland ' die in 1981 werd samengesteld door het Directoraat Districlsbcstuur en in 1982 als bijlage werd toegevoegd aan de Beleidsnota van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het in 1986 opgestelde 'Rapport van de Commissie Ontwikkeling Binnenland voor het District Sipahwini De Nota van 1981/82 stelde dat er sinds 1980 behoefte bestond aan een beleidsombuiging in verband met het revolutionaire 137

141 proces dat onder meer het bevorderen van een versnelde sociaal-economische ontwikkeling van de districten en het binnenland voorstond Het beleid van het ministerie was gericht op het scheppen van gelijke ontplooiingskansen voor alle burgers en de spreiding van welvaart en welzijn Om de ontwikkeling van het binnenland beter te kunnen aanpakken werd de instelling van het district Sipahwini aangekondigd De Nota bestempelde het binnenland als "rampgebied ' en stelde dat er tot dan toe geen noemenswaardige voorzieningen waren getroffen De Nota ging uit van de self reliance ' gedachte en benadrukte dat de binnenlandbewoners betrokken moesten worden bij het formuleren van ontwikkelingsplannen Gesteld werd dat de bestaande sociaal-economische en politieke structuren ontwikkeling in de weg stonden en slechts interessant waren voor wetenschappers De ontwikkelingsactiviteiten zouden dan ook moeten samengaan met een assimilatie- en integratieproces van de binnenlandbewoners Ook de Beleidsnota, die de periode betrof, stelde ten aanzien van de ontwikkeling van het binnenland de instelling van ontwikkelingskernen voor teneinde een zekere concentratie van voorzieningen te krijgen Voorgesteld werd om bij elk volk met een pilot-project te beginnen teneinde de ontwikkeling in het betreffende gebied een push te geven Door het creëren van werkgelegenheid diende de migratie richting kustgebied te worden geremd Hierbij werd onder meer gedacht aan de aanleg van proeftuinen voor eigen voedselproduktie en als model om te komen tot systematische landbouw in coöperatief verband Hier op aansluitend werd gedacht aan de bevordering van kleine industrieën en handnijverheid en het gebruik van aangepaste technologie Ook het toerisme diende gestimuleerd te worden Ter verdere bevordering van het woon- en leefklimaat werd gedacht aan bosontsluitingswegen, betere communicatie via radiozenders en mobilofoons, uitbreiding van het aantal nutsvoorzieningen, volkswoningbouw, multifunctionele vergaderruimten en alfabetisatie Tevens diende zelfwerkzaamheid te worden aangemoedigd Een aantal van deze projecten werd ter financiering ingediend bij het MOP en de Unicef Het Rapport van de Commissie Ontwikkeling Binnenland borduurde voort op de Nota uit 1981/82, hetgeen begrijpelijk is daar de spil achter beide dokumenten de DC van Sipaliwini, Richène Libretto, was Gesteld werd dat de investeringen die tot dan toe in het binnenland gedaan waren niet gericht waren op de bevolking en dat de sociaal-economische ontwikkeling van het gebied in feite nog op gang moest worden gebracht Van noemenswaardige voorzieningen zou geen sprake zijn Geponeerd werd dat de ontwikkeling van het binnenland moest worden gestart ν anuit een aantal centra en dat er een geïntegreerde aanpak plaats moest vinden Deze centra zouden moeten beschikken over een aantal voorzieningen Het Rapport schetste de problemen bij het tot stand brengen van landbouwontwikkeling in Sipaliwini de geïsoleerde ligging en de onvoldoende ontsluiting, de geringe vruchtbaarheid van de gronden, de beperkte mogelijkheden voor gewassen, het type grondgebruik in de dorpen, de zeden en gewoonten van de mensen, transport en de ongelijke bevolkingsdichtheid Naast meer permanente vormen van landbouw werd de introductie van commerciële gewassen voorgestaan alsook de industriële verwerking van de producten Er zouden kredietfaciliteiten moeten komen, lokale markten worden opgezet, het cooperatiewezen moest worden gestimuleerd en er werd speciale aandacht gevraagd voor de belangrijke rol die vrouwen traditioneel innemen in de landbouw Onder deskundige begeleiding diende het aantal proeftuinen, waarvan er reeds twee functioneerden te Langatabiki en Dntabiki, te worden uitgebreid Zij zouden kunnen uitgroeien tot een zogeheten 'outgrowers"-project, waarop geselecteerde jonge gezinnen elk een stuk grond van drie hectare zouden kunnen krijgen Ter stimulering van de veeteelt werd gedacht aan het opzetten van proef- en demonstratiefokkcnjen Hel Rapport hield ook een warm pleidooi voor aanpassing van het onderwijs in het binnenland Het onderwijs diende bij te dragen tot opheffing van de kloof tussen kustgebied en binnenland Er werd gepleit voor polytechnisch onderwijs en de scholen dienden te worden betrokken bij de gemeenschapsontwikkeling Teneinde deze plannen te toetsen, werd in 1985 een enquête gehouden onder de binnenlandbewoners Het uitbreken van de binnenlandse oorlog in juli 1986 gooide roet in het eten en het Rapport verdween in de bureaulade Als gevolg van de oorlog is veel van het weinige dat de afgelopen decennia in het binnenland was opgebouwd, vernietigd ' De in 1988 aangetreden regering Shankar zag zich geplaatst voor de ondankbare en welhaast bovenmenselijke taak om het ontwikkelingsproces in het binnenland weer op gang te brengen en bovendien inhoud te geven De politieke instabiliteit in het land, waarbij gedacht moet worden aan de binnenlandse oorlog die pas in 1992 (formeel) werd beëindigd en aan het machtsconflicl tussen de regering en het Nationaal Leger dat pas in mei 1993 (formeel) werd opgelost met de vervanging van de legerleiding, vormde hierbij een 138

142 ernstig belemmerende factor Een eerste stap in de goede richting was de instelling van het ministerie van Regionale Ontwikkeling dat bovendien werd bemand door iemand uit het binnenland In haar regeringsverklaring stelde het kabinet Shankar dat het alles zou doen om de rust, vrede en veiligheid in het binnenland te herstellen Ze zou bijzondere aandacht besteden aan de wederopbouw, aan de terugkeer van de vluchtelingen en ze zou structuren ontwikkelen die de binnenlandbewoners een betere aansluiting zouden verschaffen bij de gehele samenleving met inachtneming van hun culturele waarden ' Tijdens de regering Shankar werd een nieuwe beleidsvisie ten aanzien van het binnenland geformuleerd, waarbij deze regio niet langer als verzorgingsgebied werd gekarakteriseerd, maar als produktiegcbied Deze nieuwe visie werd voor het eerst verwoord in de in december 1989 door de Stichting Planbureau Suriname opgestelde Concept Beleidsnota Binnenland Gesteld werd dat het binnenland - enkele enclaves daargelaten - tot dan toe werd gekenmerkt door het ontbreken van een ontwikkelingsgericht beleid Het betrof een verwaarloosd en achtergebleven gebied De typering voorheen van het binnenland als verzorgingsgebied hield volgens deze Beleidsnota in dat, overigens op zeer marginale wijze, de bevolking werd voorzien van enkele basisbehoeften m η gezondheidszorg en in mindere mate onderwijs Voor een geïntegreerde sociaal economische ontwikkeling was in dat beleid geen ruimte Volgens de nieuwe visie daarentegen werd het binnenland getypeerd als een te ontwikkelen produkliegebied ' Als gevolg van de binnenlandse oorlog was de ontwikkelingsproblematiek uitermate komplex geworden Herstel van de ontwikkeling van het binnenland zou geen eenvoudige opgave ' zijn, temeer daar er (nog) onvoldoende bekend is omtrent alle mogelijke ontwikkelingspotenties gerelateerd aan de aspiraties van de doelgroepen en dus omtrent de uiteindelijke gerichtheid van de ontwikkeling ' De Beleidsnota was bedoeld als een eerste aanzet tot nader onderzoek De situatie in het binnenland w erd gekenmerkt door onder andere armoede, honger en toename van ziekten en epidemieën, geen onderwijs, drastische afname van werkgelegenheid en dus ook van inkomsten, toename van criminaliteit en illegale produktic-activiteiten Het voorgestelde beleid ging ervan uit dat de ontwikkeling van het binnenland alle prioriteit van de regering zou genieten Voor de uitvoering van dit beleid waren vrede en veiligheid voorwaarden De Nota stond een gefaseerde aanpak voor, waarbij gedacht werd aan achtereenvolgens noodhulp, hervestiging van de vluchtelingen, herstel van de oorlogsgebieden en ontwikkeling Uitgangspunt bij het ontwikkelingsplan was dat het ontwikkelen van een regionale economie, een stabielere basis zal creëren voor de nationale economie ' Uiteindelijk zouden geïntegreerde zichzelf bestendigende rurale economieën tot stand moeten worden gebracht Teneinde de gewenste ontwikkeling op gang te brengen, moest aan de volgende factoren aandacht worden besteed de mogelijkheid tot het verkrijgen van een juridische titel op de grond, het stimuleren van produktic-activitciten, het verbeteren van de transport en communicatiemogelijkheden en de toepassing van aangepaste technologie Het voorgestane beleid zou moeten worden uitgewerkt en geoperationaliseerd door een in te stellen Commissie Ontwikkeling Binnenland Aan deze Beleidsnota van de SPS werd in 1991 een Addendum toegevoegd van het ministerie van Regionale Ontwikkeling waarin verder geen fundamentele nieuwe ideeën werden aangedragen De Nota van de SPS werd ter goedkeu ring aan dt Raad van Ministers aangeboden, maar is nooit tot officieel regenngsdokument verheven Dat er desondanks door de regering mee werd gewerkt bleek wel uit het in 1991 toegevoegde Addendum De in de Nota aangekondigde Commissie Ontwikkeling Binnenland is nooit ingesteld Intussen vindt er wel een soort tripartiete overleg plaats tussen de SPS, hel ministerie van RO en de Nederlandse ambassade teneinde in het kader van de Nederlandse hulpallocatic financiering voor de ingediende projecten te verkrijgen Op 29 oktober 1990 werd door de minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij de multidisciplinair samengestelde Commissie Programmering Agrarische en Rurale Ontwikkeling Binnenland geïnstalleerd De opdracht van de Commissie was het schrijven van een concept nota AgTansch Beleid Binnenland en het opstellen van een programma van binnen het kader van geïntegreerde rurale (dorps/streek) ontwikkeling uit te voeren landbouw-, veeteelt- en visse rijprojecten De Commissie bracht een elftal veldbezoeken aan het binnenland, hield gesprekken met relevante organisaties in Paramaribo en organiseerde discussie-avonden met deskundigen Halverwege 1991 presenteerde de Commissie een tussentijds verslag Centraal voor de Commissie staat de participatie van de binnenlandbewoners, ZIJ dienen zelf aan te geven wat ze willen De overheid zou slechts bepaalde ontwikkelingen dienen te stimuleren of afremmen De Commissie zou slechts enkele uitgangspunten formuleren voor, wat ze noemt, zelfrcdzaamheidsstimulenng voor het binnenland Gesteld wordt dat vanwege onvoldoende 139

143 oog voor het aspect van participatie, in het verleden vele projecten in het binnenland zijn mislukt Daarenboven streeft de Commissie een integrale benaderingswijze na, reden waarom zij in het algemeen de de nadruk legt op rurale ontwikkeling Juist uit het oogpunt van participatie stelt de Commissie geen uitgewerkte projecten te zullen aandragen, zij beperkt zich tot de presentatie van enkele door de binnenlandbewoners zelf voorgestelde projecten In een nog te schrijven nota zullen deze van commentaar worden voorzien De Commissie constateert "Duurzame ontwikkeling in de zin van het verzelfstandigen van de bevolking van het binnenland, oftewel zelfrcdzaamhcidsstimulenng, heeft tot op heden niet ( plaatsgevonden Daarentegen zou de overheid zich tot dan toe hebben beperkt lot verzorging In het Verslag wordt de instelling van een Nationale Raad voor de Ontwikkeling van hel Binnenland bepleit In deze Raad zouden vertegenwoordigers van het binnenland en van belangengroeperingen zitting moeten hebben De Raad zou de grote beleidslijnen voor de ontwikkeling van het binnenland moeten vaststellen, de regering adviseren en een begroting voor het binnenland opstellen De Commissie bepleit de oprichting van zogeheten ' grassroot" organisaties in het binnenland die met behulp van veldwerkers - als intermediair naar de overheid - de ontwikkeling moeten dragen Speciale aandacht wordt bepleit voor de centrale rol van vrouwen in bijvoorbeeld de landbouw In het algemeen kan geconstateerd worden dat dit tussentijds Verslag meer dan de Concept Beleidsnota van de SPS de participatie van de binnenlandbewoners als centraal uitgangpunt neemt In het kader van de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname bezocht van 27 november tot en met 12 december 1991 de "missie Zevenbergen" Suriname Deze missie moest "het bilaterale gesprek over binnenland-ontwikkeling een nieuwe impuls" geven Vanwege communicatieproblemen met de Surinaamse counterparts raakte de oorspronkelijke doelstelling van de missie in het gedrang en beperkte zij zich uiteindelijk tot hel produceren van een discussie-nota Het valt buiten het kader van deze studie om uitgebreid in te gaan op de diverse voorstellen van de missie Wel willen we enkele fundamentele kanttekeningen die de missie plaatste bij het overheidsbeleid met betrekking tot de ontwikkeling van het binnenland weergeven Het tot dan toe gevoerde ontwikkelingsbeleid van de Surinaamse overheid met betrekking tot het binnenland ging volgens de missie uit van de klassieke top-down benadering De in de Concept Beleidsnota van de SPS verwoorde nieuwe visie waarbij het binnenland niet langer werd getypeerd als een vcrzorgings-, maar als ontwikkelingsgebied werd door de missie ondersteund De belangrijkste kanttekeningen van de missie betreffen de geconstateerde contradicties tussen het gepropageerde beleid van de overheid dat zou zijn gericht op zichzelf in stand houdende en zichzelf versterkende rurale ontwikkeling, de zogeheten self-sustainability", en datgene wat daartoe wordt ondernomen Ook de Concept Beleidsnota van de SPS zou "op belangrijke onderdelen' door deze tegenstrijdigheid worden gekenmerkt Daarin wordt namelijk gesteld dat men uitgaat van de aspiraties en 'ontwikkelingspotenties ' van de doelgroepen, terwijl men onderkent daar nog onvoldoende kennis van te hebben Desondanks komt deze Nota met 'blueprints voor ontwikkeling die, volgens de missie, niet kunnen leiden tot het beoogde doel van self-sustainability' De missie spreekt van een "in zichzelf verdeeld huis" Centraal in de visie van de missie staat de participatie van de doelgroepen zowel wat betreft besluitvorming, beheer als uitvoering, een van onderop benadering dus Mede hiertoe bepleit zij een grotere rol voor niet gouvernementele organisaties, waarbij zij onder meer denkt aan de PAS en de EBGS Intussen nam onder de binnenlandbewoners de onvrede toe over het uitblijven van duidelijk merkbare resultaten van het overheidsbeleid De in 1991 beëdigde gaama van de Saramaka, Songo, stelde dat de regering geen aandacht had voor het binnenland en dat als gevolg daarvan het leven in het binnenland volledig ontwricht raakte De gaama wees op het wegtrekken van vooral jongeren naar met name Frans Guiana, waar volgens hem reeds ongeveer Saramaka verbleven Songo wees verder onder andere op de alarmerende situatie van het onderwijs en de gebrekkige communicatie met het gebied, te weten de veelal onberijdbare staat van de Tjongalangapasi, de onregelmatige en bovendien voor velen onbetaalbare vliegverbindingen en de slechte staat van de radiozenders In een onderhoud met bewoners van het Bovcn-Surinamegcbied gaf de minister van Regionale Ontwikkeling, Rufus Nooitmccr, volmondig toe dat opeenvolgende regeringen zich niet bijzonder hebben ingespannen om het binnenland te ontwikkelen " ' Het halverwege 1991 aangetreden kabinet Vcnctiaan kondigde in zijn regeringsverklaring een geïntegreerd ontwikkelingsplan voor het binnenland aan De regering wilde onder andere betere voorwaarden scheppen om particuliere ondernemers te stimuleren om activiteiten in het 140

144 binnenland le ontplooien waarbij de natuurlijke hulpbronnen verwerkt zouden worden tol halffabrikaten of eindproducten Aldus hoopte ze de economische belangen van de binnenlandse bevolking veilig te stellen Teneinde het gebied minder afhankelijk te maken van de kustvlaktc werd tevens gedacht aan het stimuleren van de landbouw, veeteelt en visserij, zowel voor de zelfvoorziening als voor de afzet naar elders Verder werden stappen aangekondigd om de bosbouw als agrarische activiteit te bevorderen, de zogenaamde "agroforestry" De overeenkomst ter beëindiging van de gevechtshandelingen die de regering Venctiaan op 8 augustus 1992 sloot met het Jungle Commando en de Tucajana Amazones werd veelbetekenend het Akkoord van Nationale Verzoening en Ontwikkeling genoemd De regering verklaarde dal zij in haar beleid de ontwikkelingvan het binnenland, in de context van de nationale ontwikkeling, hoge prioriteit toekende Partijen erkenden dat de natuurlijke rijkdommen en hulpbronnen het eigendom van de staat zijn en dat de binnenlandbewoners deelgenoot zouden zijn van de exploitatie van deze hulpbronnen alsook van de baten die daaruit voortvloeiden (artikel 1, leden 1, 4 en 5) Artikel 3 behelsde de op korte termijn door de regering te treffen maatregelen om de acute noden van het binnenland te lenigen In het toegevoegde Protocol 1 werd dit nader gespecificeerd De regering kondigde de instelling van een Raad voor de Ontwikkeling van het Binnenland aan waarin ook vertegenwoordigers van de binnenlandbewoners zitting zouden hebben Deze Raad zou overigens slechts een bclcidsadviserende en evaluerende taak hebben De regering zou tevens bevorderen dat een deel van de revenuen verkregen uil economische activiteiten in het binnenland daar geherinvesteerd zouden worden (artikel 4, leden 1 en 3) Artikel 10 tenslotte was gewijd aan de rechten op de grond, waarop wc in de volgende paragraaf apart zullen ingaan ( Om ons onbekende redenen is tol op heden (juli 1991) de Raad voor de Ontwikkeling van het Binnenland met ingesteld Een Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland (COOB), bestaande uit Bosnegers en Indianen in Nederland, produceerde kort na de sluiting van het vredesakkoord en mede met het oog op hel bezoek van een aantal dignitarissen aan Nederland, een Nota getiteld Uitgangspunten voor beleid en ontwikkeling Binnenland van Suriname In deze Nota werden, met name wal betrcfl de problematiek van de grondcnrcchtcn, ook enkele kanttekeningen geplaatst bij het, overigens toegejuichte, vredesakkoord Hel centrale uitgangspunt van dit rapport was dat een ontwikkelingsplan slechts dan levensvatbaar was als het tol stand kwam en werd gedragen door de doelgroep Mede doordat de overheid hier onvoldoende rekening mee hield, zouden ontwikkelingsplannen voor het binnenland in het verleden weinig succes hebben gehad Het door het COOB aangedragen plan werd geplaatst binnen de context van de nationale ontwikkeling De Nota benadrukte dat allereerst een infrastructuur onlwikkcld moest worden voor het op gang brengen en beheren van ontwikkelingsactiviteiten De behoeften van het binnenland zouden moeten worden geïnventariseerd en er zou een kadcrtraining moeten worden opgezet De Nota stelde onder andere voor het binnenland te maken tot een gedecentraliseerd ontwikkelingsgebied, waar per volk een of meerdere ontwikkelingszones dienden te worden ingesteld Er werd ook gedacht aan het opzetten van enkele stedelijke groeikernen Aparte aandacht werd verder besteed aan speciaal op vrouwen gerichte projecten De Nota werd aangeboden aan de Surinaamse regering ( 5.5. Grondbeleid Weinig onderwerpen zijn zo onoverzichtelijk en bureaucratisch ingewikkeld als het grondbe leid in Suriname In de paragrafen 2 en 8 van hoofdstuk 3 zijn we ingegaan op het grondbeleid tijdens de periode voor 1945, alsook op enkele conflicten die zich als gevolg van de grondstoffenexploitatie in het binnenland voordeden Ook het in hoofdstuk 4 5 beschreven conflict lussen grootopperhoofd Lafanti van de Matawaï en een visconccssionans kan gerekend worden tot deze problematiek Met de sterke intensivering van de contacten tussen het kustgebied en het binnenland na 1945 als gevolg van de ontsluiting van hel binnenland en de resulterende toename van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen aldaar, deed zich levens een uitbreiding van het aantal conflicten over rechten op de grond voor Wc zagen (3 8) dat de overheid weliswaar erkende dat er sprake was van rechten van de binnenlandbewoners, maar dat hieraan een speciale inhoud werd gegeven Deze rechten werden in diverse wetten vastgelegd via de zogeheten garantieformulc Ter nadere uitwerking van artikel 5, lid 3 van de Houtverordening van 1947 was datzelfde jaar specifiek voor de binnenlandbewoners de houtkapvergunning geregeld Deze werden alleen in gemeenschapsverband verleend en wel op naam van een kapitein Over de vergunning was geen recht verschuldigd, ze gold voor een periode van vijfjaar - sinds 1969 tot wederopzegging 141

145 - en mocht niel worden overgedragen aan niet-boslandbcwoncrs ' ' Volgens de minister van Natuurlijke Hulpbronnen, Ρ Radhakishun, betrof het in 1989 een gebied van hec - tare ( Naast deze houtkapvergunningen worden er in het binnenland ook houtconcessies, voornamelijk aan bewoners van het kustgebied, verleend ( ' De twee belangrijkste conflicten over gronden uit de na-oorlogse periode vloeiden voort uit de Brokopondo-overeenkomst en het West Sunnamcplan Zoals we zagen moesten in verband met het eerste project een kleine Bosnegers transmigrcren De garantieformule bood in dit geval geen soelaas en het nationaal belang prevaleerde Hier wreekte zich het feit dal de binnenlandbewoners geen op het Burgerlijk Wetboek gegronde aanspraken konden doen gelden op hun woongebieden en dat zij niet beschikten over titels op hun gronden Halverwege dejaren zeventig laaide de discussie over de grondenrechtcn wederom op In het gemengde Bosnegerdorp Santigron, dat ongeveer inwoners lelt en dat is gelegen aan de Saramacca Rivier, ontstonden problemen met wilde occupanten Santigron beschikt over twee houtkapvergunningen, een van hectare verkregen in 1950 en een van hectare verkregen in 1965 De problemen betreffen alleen de eerste houtkapvergunning, die enerzijds vrijwel leeg is gewerkt en waarvan anderzijds stukken grond aan derden zijn toegekend In het kader van een project 'burgerlijke tuinbouw" kregen mensen van buiten het gebied de gelegenheid om stukken land te verwerven De Indianen van de dorpen Apura, Section en Washabo, aan de Corantijn Rivier, dreigden het slachtoffer te worden van het ontwikkelingsbeleid van de overheid zoals vaslgclcgd in het Meerjarenontwikkclingsplan Aan de Beneden Marowijne werden de Indianen eveneens geconfronteerd mei wilde occupanten Eind 1976 organiseerde de Indiaanse vereniging Kano een mars van Albina naar Paramaribo om de regering een petitie over de grondenrcchicn aan le bieden Op 1 juli 1978 gaven degrondcommissie Washabo/Apura, de vereniging Tangiba uit Santigron en het Regionaal Cornile Bencden-Marowijne de Verklaring van Santigron uil, waarin onder andere een wettelijke regeling van de rechten op de grond in overeenstemming met het eigen rechlsbcwuslzijn en steun aan zelf op gang te brengen ontwikkelingsactiviteiten werden geeist De resulterende Aktie Grondenrechten Binnenland bloedde begin jaren tachtig dood gezien de turbulente ontwikkelingen in hel land en de verwachtingen die men had van de nieuwe bewindhebbers Het West-Surinamcprojcct werd weliswaar stopgezet, maar ook de zogeheten revolutie zou geen oplossing brengen in de kwestie van de grondenrechtcn in hel binnenland ' Halverwege de jaren tachtig raakten de Indianen van Galibi in conflict met de Stichting Natuurbehoud Suriname over opgelegde beperkingen bij hel rapen van schildpadde-eicren in het daar gevestigde natuurreservaat De problemen met de wilde occupanten in Santigron duren tot op heden voort Eind 1989 richtten de dorpsbewoners in verband hiermee een comité, de Groep van Zes, op Het was namelijk gebleken dat ondanks het stopzetten van het project "burgerlijke tuinbouw ' na de acties rond 1978 er in dejaren tachtig desondanks stukken land in het dorpsgcbied waren uitgegeven aan derden De Groep van Zes eiste afbakening van het gebied, voorkoming dat personen zich in het gebied zouden begeven zonder medeweten van het dorpsbestuur en erkenning en vastlegging van de rechten van de bewoners op de gronden Een door de minister van Natuurlijke Hulpbronnen toegezegde commissie ter bestudering van de problematiek kwam er met. Volgens de Dienst 's Lands Bosbeheer bestond er onduidelijkheid over de gebiedsafbakening en waren er geen precieze gegevens over de grootte van het gemeenschapsbos Problemen over de grondenrechten ontstonden eveneens in 1991 in het nabij Mungo, aan de Coermotibo Rivier gelegen Ndyuka dorp Adyumakondre Dit dorp telde voorafgaand aan de oorlog ongeveer inwoners, waarvan er eind 1992 ongeveer 800 waren teruggekeerd naar het gebied Als gevolg van de oorlog was het dorp vrijwel volledig verwoest Adyumakondre heeft twee houtkapvergunningen, waarvan de eerste verkregen werd in 1956 voor een gebied van hectare en de tweede in 1960 voor een gebied van hectare Het dorp ligt binnen het concessiegebicd van de Suralco Deze maatschappij begon hier met mijnbouwactiviteiten, waarbij ze haar rechten ontleende aan de Brokopondo-overeenkomst De Suralco profiteerde hierbij van het feit dat de meeste dorpsbewoners als gevolg van de binnenlandse oorlog naar Frans Guiana waren gevlucht De Suralco deed diverse voorstellen aan de dorpsbewoners zij konden blijven wonen in het dorp, waarbij de maatschappij bij haar mijnbouwactivitciten een straal van 200 meter in acht zou nemen, of zij konden verhuizen naar enkele voorgestelde plaatsen Kapitein Dofi (Cyriel) deed een beroep op het districtsbcstuur, dat evenals de Suralco verhuizing voorstelde Een door de kapitein ingesteld comité ging uiteindelijk akkoord met verhuizing en stelde hiertoe de Madukasi Kreek, een zijtak van de Coermotibo Rivier, voor 142

146 Twistpunt was nog wie de woningbouw zou financieren de overheid of de Suralco De laatste wilde wel behulpzaam zijn bij het bouwrijp maken van het gebied, maar stelde zich verder op het standpunt dat ZIJ niet verantwoordelijk gesteld kon worden voor de verwoesting van het dorp tijdens de oorlog Voor de overheid waren in deze kwestie vanaf het begin de aanspraken van de Suralco vanzelfsprekend Ook in dit geval prevaleerde het nationaal belang Bij al deze kwesties speelde de zwakke juridische basis van hun grondenrechten de binnenlandbewoners parten Het gewoonterecht zoals dal zich de afgelopen ecuwen bij de binnenlandse gemeenschappen had ontwikkeld, kwam in botsing met het geschreven officiële recht van de nationale staat In feite was het overheidsstandpunt in dezen, zoals het duidelijkst verwoord tijdens de parlementaire behandeling van de agrarische verordening halverwege de jaren dertig, sindsdien niet wezenlijk veranderd Ook de revolutie', waarop sommige binnenlandbewoners hun hoop hadden gevestigd, zou geen oplossing aandragen In 1981 werd garnizoenscommandant Roy Horb belast met de taak een nieuw grondbeleid te formuleren In de Nota Contouren van het Nieuwe Grondbeleid', die overigens met geen woord repte over de grondenrechten van de binnenlandbewoners, werden de uitgangspunten van het nieuwe beleid geformuleerd en werd als belangrijkste nieuwe titel de grondhuur aangekondigd Er werd een evaluatie van de situatie van de geoccupeerde gronden aangekondigd In 1982 trad het Decreet Beginselen Grondbeleid in werking De hierin opgenomen garanttcformule luidt als volgt Bij het beschikken over domeingrond worden de rechten van in stamverband levende Bosnegers en Indianen op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden geëerbiedigd, voor zover het algemeen belang zich daartegen niet verzet (artikel 4, lid I) Ter verduidelijking bepaalde lid 2 van hetzelfde artikel dat onder algemeen belang mede werd begrepen de uitvoering van enig project binnen het kader van een goedgekeurd ontwikkelingsplan De adder onder het gras zit uiteraard in de uitleg van algemeen belang' De uitkomst van de boven beschreven conflicten laat wat dat betreft weinig ruimte voor speculatie Overigens ging de overheid er blijkbaar van uil dat de problematiek van de grondenrechten van de binnenlandbewoners uiteindelijk wel vanzelf zou worden opgelost met hun integratie in de samenleving, gcluige hetgeen hieromtrent werd gesteld in enkele wetten De Nota van Toelichting van het Decreet Beginselen Grondbeleid stelde naar aanleiding van het geciteerde artikel 4 lid 1 Natuurlijk dient dit beginsel te worden toegepast gedurende een wellicht lange - overgangsperiode, waarin de boslandbcvolking geleidelijk aan in het totale sociaal-economische leven wordt ingepast De Nota van Toelichting van het Natuurbeschermingsbesluit 1986 stelde dal de boslandbcvolking haar "traditionele" rechten binnen de in te stellen natuurreservaten zou behouden b zolang de motieven voor deze traditionele rechten en belangen nog gelden, с en gedurende het proces van toegroeien naar een Surinaams burgerschap Opmerkelijk is in dit verband ook dat recente dokumentcn niet langer spreken van in stamverband levende Bosnegers en Indianen, maar van in stamverband levende burgers of Surinamers Ook de reeds enkele malen aangehaalde Nota Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland uit 1981 stelde dat de ontwikkelingsactiviteiten in het binnenland dienden samen te gaan met een assimilatie- en integratieproces Deze Nota ging ook in op de grondenrechten van de binnenlandbewoners Over de vredesverdragen uit de achttiende en negentiende eeuw werd gesteld "Politieke of staatkundige rechten of aanspraken geven deze tractaten evenwel niet ' De verdragen hadden wel historische waarde en boden 'zekere garanties" Opgemerkt werd dat volgens het gewoonterecht van de Bosnegers het grootopperhoofd namens zijn volk het controlerecht op het grondgebied uitoefende en dat de verschillende matnclans het profijtrecht hadden De Nota stelde een vorm van gronduitgifte voor waarbij de grond collectief in erfpacht aan de verschillende volken zou worden toegekend In een later stadium zou wellicht ook gedacht kunnen worden aan individuele toekenning van hel erfpachtrecht ( ' Het in 1986 verschenen Rapport van de Commissie Ontwikkeling Binnenland voor het district Sipaliwini bepleitte de instelling van een commissie ter regeling van de grondenrechtclijkc situatie in het binnenland De woongebieden van de verschillende volken dienden te worden afgebakend Daarbinnen zouden aan particulieren terreinen kunnen worden toegewezen op grond van de nationaal geldende dominale wetgeving Regeling van de grondenrechten werd tijdens de binnenlandse oorlog door de diverse illegaal gewapende groeperingen en wel met name door de Tucajana Amazones, opgeworpen als een van de belangrijkste prioriteiten (Ч ' Artikel 10 van het op 8 augustus 1992 gesloten vredesakkoord was gewijd aan deze kwestie Lid 1 hiervan bepaalde dat de regering zou bevorderen dat bij wet geregeld zou worden dat in stamverband levende en wonende burgers een zakelijke titel zouden verkrijgen op door hen aangevraagde gronden in hun woongebieden Volgens lid 2 zou 143

147 mede aan de hand van een door de Raad voor de Ontwikkeling van het Binnenland te verrichten studie de afbakening en grootte van deze woongebieden bepaald worden. Lid 3 stelde dat het traditioneel gezag of een daartoe door de binnenlandbewoners aangewezen orgaan procedures zou aangeven aan de hand waarvan individuele leden van een leefgemeenschap in aanmerking konden komen voor een zakelijke titel in de betreffende woongebieden. Lid 4 tenslotte bepaalde dat rondom de betreffende woongebieden door de regering een economische zone zou worden aangewezen, waar de betreffende leefgemeenschappen economische activiteiten, waaronder begrepen bosbouw, kleinmijnbouw, visserij en jacht konden bedrijven. Artikel 11 van het vredesakkoord stelde dat de regering zou bevorderen dat er op korte termijn een nationale discussie op gang gebracht zou worden over de "Indigenous and Tribal Peoples Convention" No. 169 van 1989 van de International Labour Organization teneinde de gevoelens van de gemeenschap te vernemen over de inhoud van deze conventie *. Niet toevalligerwijs werd op 21 augustus 1992, nog geen twee weken na het tekenen van het vredesakkoord, de wet Bosbeheer door het parlement aangenomen, waarmee de Houtverordening van 1947 zou komen te vervallen. Tijdens de discussies in De Nationale Assemblee werd door diverse leden regelmatig gerefereerd aan het vredesakkoord en met name het lid Harry Kisoensingh van DA'91 vroeg aandacht voor een regeling van de grondenrechtelijke situatie van de binnenlandbewoners. De grond waarop in stamverband levende boslandbewoners dorpen, nederzettingen en kostgronden hebben, wordt in artikel 1 gedefinieerd als gemeenschapsgrond, terwijl de rondom deze gemeenschappen gelegen bosgebieden worden gedefinieerd als gemeenschapsbos. Artikel 41 geeft de gebruikelijke garanticformule en stelt dat de gewoonterechten van de in stamverband levende en wonende boslandbewoners op hun dorpen, nederzettingen en kostgronden "zoveel als mogelijk" gerespecteerd zullen blijven. Mocht dit gewoonterecht geschonden worden dan zou het traditioneel gezag schriftelijk in beroep kunnen gaan bij de president. De minister van Natuurlijke Hulpbronnen zou na overleg met de minister van Regionale Ontwikkeling bepaalde bosgebieden als gemeenschapsbos aanwijzen. Benutting en beheer daarvan zouden bij slaatsbesluit worden geregeld. Voor economische activiteiten in het gemeenschapsbos zou geen concessierccht verschuldigd zijn. In de Memorie van Toelichting werd bij dit artikel gesteld dat het gewoonterecht zich uitstrekte tot de dorpen, nederzettingen en kostgronden. Omliggende bosarealcn "kunnen" aan de boslandbewoners worden toegewezen. Dit gemeenschapsbos dekte deels het begrip houtkapvergunning zoals dat voortvloeide uit de Houtverordening van 1947 en deels diende het de toekomstige behoefte aan landbouwareaal. Tevens wordt gesteld dat overeenkomsten tussen boslandbewoners en derden ten overstaan van de DC dienen te worden gesloten. De opmerking van de minister van Natuurlijke Hulpbronnen, H.R. Pollack, in zijn Memorie van Antwoord dat de wet vanwege de oorlogssituatie niet besproken kon worden met de binnenlandbewoners, wekt enige bevreemding aangezien er immers reeds vanaf eind 1990 van gevechtshandelingen in het binnenland geen sprake meer was en bovendien hadden de gesprekken ook plaats kunnen hebben in Paramaribo. Als uitvloeisel van het vredesakkoord installeerde de minister van Natuurlijke Hulpbronnen op 16 oktober 1992 de "Commissie Inventarisatie Grondrechten en Concessies van de in stamverband wonende en levende Surinamers", voorgezeten door de heer Ewald Redan, hoofd van de sectie vergunningen van de Dienst 's Lands Bosbeheer. Het ministerie stelde onder meer: "De bewoners van het binnenland moeten zodanig toegerust worden dat zij meer verdienen uit de ontwikkeling van de natuurlijke hulpbronnen uil hun direkte omgeving vanuit een gezonde grondenrechtelijke situatie." De commissie bezocht dorpen in Para, Wanica, Saramacca en Nickcrie "teneinde de grondenrechtelijke situatie nader in kaart te brengen en de houtkapconcessies te evalueren." De bewoners werden tevens ingelicht omtrent de inhoud van het gesloten vredesakkoord. De grenzen van de dorpen werden bepaald en vastgelegd op kaarten. Hierover werden twee rapporten aan de minister aangeboden. Dorpen in de overige districten zouden eveneens worden bezocht. In een latere fase zou de commissie voorstellen doen over individueel te verlenen titels op grond en over aanpassing van de houtkapvergunningen. Aangezien de laatste in de praktijk regelmatig door kapiteins bleken te worden verhuurd aan derden, werd gedacht aan het verlenen van de houtkapvergunning aan het dorpsbestuur, via tussenkomst van de DC (%). Overzien we het na-oorlogse grondbeleid aangaande het binnenland dan moet geconstateerd worden dat zich sinds de parlementaire discussies van halverwege de jaren dertig geen fundamentele veranderingen hebben voorgedaan of nieuwe visies zijn aangedragen. De periode van de "revolutie" vormt hierop geen uitzondering. Een recente studie over dit 144

148 onderwerp concludeert dan ook dat de Surinaamse overheid nauwelijks een beleid heeft ten aanzien van de grondenrechten van de binnenlandbewoners Pas onder invloed van de binnenlandse oorlog lijkt de overheid er van doordrongen te zijn geraakt dat deze problematiek nadere aandacht behoeft en om een oplossing vraagt De resultaten van dergelijke intentieverklaringen dienen te worden afgewacht Zeker in het licht van de toegenomen internationale belangstelling (Verenigde Naties, Organisatie van Amerikaanse Staten) voor de problematiek van de inheemse volken, waartoe ook de Bosnegers gerekend kunnen worden, zal de Surinaamse regering er niet onderuit kunnen nadere aandacht aan de kwestie van de grondenrechten te besteden ^ Hierbij zal onder andere bekeken moeten worden of titels op grond collectief (zoals gesuggereerd in de Nota van 1981), individueel (zoals voorgesteld in het Vredesakkoord) of wellicht in een mengvorm verleend zullen worden In het geval van individuele verlening van titel op grond zal rekening gehouden moeten worden met de eventuele gevolgen hiervan voor de positie van vrouwen, die traditioneel een cruciale rol vervullen binnen de landbouw Ook zal de overheid dienen na te gaan of zijn beleid ten aanzien van het binnenland gericht zal zijn op integratie van dit gebied in de totale samenleving, óf dat er ruimte zal zijn voor een zekere mate van autonomie, binnen de republiek Suriname 5.6. Urbanisatie en acculturatie Tot besluit van dit hoofdstuk zullen we kort ingaan op enkele processen die samenhangen met het sinds 1945 gevoerde ontwikkelingsbeleid, te weten urbanisatie en acculturatie Uit de voorgaande paragrafen is duidelijk gebleken dal het ontwikkelingsbeleid ten aanzien van het binnenland ondanks de veelal fraai geformuleerde doelstellingen in de diverse regeringsverklaringen, nota's, rapporten en ontwikkelingsplannen, de betreffende bevolking, op medische zorg, onderwijs en een aantal nutsvoorzieningen na, weinig fundamenteels heeft opgeleverd Zoals diverse malen naar voren is gekomen, werd dit ook min of meer door de overheid erkend Het propagandamateriaal van de diverse regeringen en politieke partijen wil ons weliswaar anders doen geloven, zie bijvoorbeeld hel door de regering Sedncy uitgegeven boekwerk "De Realisering van het Mogelijke" uit 1973 en de NPS publikatie 'De Weg naar Democratie, Ontwikkeling en Eenheid" uit 1987, maar de realiteit geeft helaas een nogal ander beeld De binnenlandbewoners vormen tot op heden de meest tenachtergestclde bevolkingsgroepen van het land De gemeenschappen van het binnenland vorm(d)cn voor de overheid, zowel de koloniale als de huidige, duidelijk een probleem Het heeft de verschillende regeringen sinds 1945 ontbroken aan visie, politieke wil en daadkracht om een ontwikkelingsbeleid afgestemd op de binnenlandbewoners tot stand ie brengen Eén van de belangrijkste gevolgen hiervan is de sterk toegenomen trek richting kustgebied, Frans Guiana en recentelijk tevens Nederland Migratie bij de Bosnegers is, zoals uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken, geen nieuw verschijnsel Nieuw is wel het gewijzigde karakter ervan, namelijk de permanente vestiging van de binnenlandbewoners buiten hun traditionele woongebieden Zowel factoren in het binnenland als inde migraliegebiedcn spelen hierbij een rol, de zogeheten "push and pull ' factoren Met name door gebrek aan werkgelegenheid, aan toekomstperspectieven en aan mogelijkheden voor vervolgonderwijs verlaten velen de traditionele woongebieden Ook interne sociale spanningen spelen hierbij een rol De transmigratieproblematiek en de recente binnenlandse oorlog hebben dit proces in een stroomversnelling gebracht Aan de andere kant is de aantrekkingskracht van de ' stad ' en alles waar deze symbool voor staat van invloed Anno 1992 woont naar (ruwe) schatting nog ongeveer de helft van de Bosnegers in de traditionele woongebieden In eerste instantie zijn het veelal de jonge en weerbare mannen die zich aanvankelijk tijdelijk en vervolgens permanent vestigen in het kustgebied In een latere fase volgen de vrouwen en kinderen De bevolkingssamenstelling in de traditionele woongebieden heeft hierdoor een bijzonder onevenwichtige opbouw gekregen, hetgeen de ontwikkeling daar met ten goede is gekomen en tevens bemoeilijkt In diverse publikaties wordt aandacht besteed aan de slechte levensomstandigheden van de gemiddelde Bosneger in Paramaribo De voorzitter van de Algemene Bosneger Partij, R M Pinas, probeerde reeds eindjaren vijftig een belangenorganisatie op Ie zetten Tijdens een door hem belegde vergadering werden diverse problemen aangehaald die Bosnegers in de slad ondervonden slechte en dure huisvesting, door hun onbekendheid met het stadsleven zouden veel Bosnegers onderbetaald en uitgebuit worden, ze zouden zijn overgeleverd aan willekeur omdat ze nergens konden aankloppen voor steun en het Bureau Werkverschaffing zou geen Bosnegers meer in dienst willen nemen Er waren volgens Pinas nooit serieuze pogingen 145

149 ondernomen om de Bosnegers in het arbeidsproces op te nemen en de overheid zou hen links laten liggen ( In 1962 en 1969 verrichtte de demograaf Humphrey Lamur onderzoek naar de levensomstandigheden van de Ndyuka in Paramaribo Het bleek dat hun contacten met de overige bevolkingsgroepen minimaal waren, dat er vrijwel louter ongeschoold en dus veelal slecht betaald werk werd verricht en dat de Ndyuka nauwelijks aangepast waren aan het stadsleven De journalist Gerard van Westcrloo trok in 1973 een parallel tussen de migratie van Surinamers naar Nederland en die van de Bosnegers naar Paramaribo Volgens hem verbleef destijds een kwart van de Bosnegers in de hoofdstad Hij constateerde dat de overheid weinig had gedaan om de Bosnegers in de stad op te vangen De migratie richting kustgebied was volgens hem begonnen na de voltooiing van de stuwdam en aldus kreeg de overheid alsnog de rekening gepresenteerd van het Brokopondoplan Van Westerloo concludeerde "De verpaupering onder de boslandbewoners in de stad is schokkend " ' Volgens de antropoloog Bonno Thoden van Velzen zouden veel Bosnegers hebben geprofiteerd van de massale migratie van Creolen en Hindostanen in dejaren zeventig naar Nederland Vooreen appel en een ei kochten ZIJ de bezittingen van de emigranten op In het economische leven van de hoofdstad veroverden ZIJ een belangrijke plaats " Deze veronderstelde betrekkelijke materiele voorspoed van de Bosnegers zou zelfs aanleiding hebben gegeven tot afgunst bij anderen ( ' Een onderzoek dat G Partiman in 1990 vemchtte naar criminaliteit onder Bosnegerjongeren in de stad schetst een somberder beeld, waarbij wc overigens rekening dienen te houden met de algemeen verslechterde sociaal-economische situatie sinds de jaren tachtig Partiman vemchtte haar onderzoek bij de afdeling Jeugdzaken van het Korps Politie, waar zij vijftig arrestanten in de leeftijdscategorie van jaar interviewde en daarnaast onderzocht ZIJ honderd gezinnen in de wijk Latour, waarvan de helft bestond uit gezinnen die al langer dan acht jaar verbleven in Paramaribo en waarvan de andere helft bestond uit vluchtelingen vanwege de binnenlandse oorlog De door haar geconstateerde jeugddelinquentie in de vorm van onder meer vermogensdelicten, drugsgebruik en -handel en prostitutie van jongens, relateert zij aan de gezins- en schoolsituatie en in het algemeen de marginale sociaal-economische omstandigheden van veel Bosnegers in Paramaribo (1(l ' De toenemende uitbreiding van de overheidssfeer tot het binnenland en de migratie van de bevolking naar het kustgebied heeft het proces van acculturatie versterkt de beïnvloeding van de cultuur van de Bosnegers door de dominante kustcultuur Dit proces doet zich zowel gevoelen in de traditionele woongebieden als in het kustgebied Ondanks een sterk bewustzijn van de eigen cultuur en geschiedenis, dat zich soms zelfs uit in een vorm van chauvinisme, zijn de Bosnegers in toenemende mate de kustsamenlcving als referentiekader gaan zien Men is zich bewust van de tenachtergestelde positie in de samenleving Het intensievere contact met het kustgebied, het binnendringen van de geldeconomie, onderwijs, kerstening en toerisme hebben het leven in het binnenland danig beïnvloed Wat de uiterlijke aspecten betreft, valt hierbij te denken aan de introductie van de buitenboordmotor, de vervanging van de palmbladerdaken door golfplaten, nieuwe typen huizen en westerse kleding Fundamenteler is de druk waaronder het centrale sociale instituut van de Bosncgcrsamcnlevingen, het matrilineaire verwantschapssysteem in de vorm van matriclan en matnlineagc, is komen te staan ten gunste van het westers type kerngezin De erosie van de traditionele gezagsstructuren is reeds uitvoerig beschreven Op alle levensterreinen zijn de effecten van de acculturatie merkbaar Ten overvloede willen we nogmaals benadrukken dat de Bosnegersamenlevingen nooit een statisch karakter hebben vertoond De externe invloeden die voorheen vnj probleemloos werden geïncorporeerd, hebben daarentegen sinds de jaren vijftig de structuren van deze samenlevingen fundamenteel aangetast De migratie naar het kustgebied heeft voor de meeste Bosnegers geresulteerd in enerzijds een proces van proletarisering en anderzijds een proces van creolisering Alhoewel men tegenwoordig Bosnegers in alle geledingen van de samenleving aantreft, nemen zij over het algemeen maatschappelijk laag gewaardeerde posities in Het valt buiten het kader van deze studie om nader uit te weiden over deze problematiek Volslaan kan worden met de constatering dat de traditionele waarden en normen en in het algemeen de etnische identiteit onder druk zijn komen te staan 146

150 SUMMARY Bush negroes and the government in Suriname: The development of the political relations Since the colonization of Suriname in the mid-seventeenth century, first by England and shortly afterwards by the Netherlands, the political and socio-economic activities of the government were restricted mainly to the coastal strip The greater part of the territory, the so-called interior, escaped the attention of the government The interior was the domain of the original inhabitants, the Amerindians, and became the domain as well of the slaves who escaped from the plantations, the Maroons, and their present-day descendants, the Bush Negroes In the past three hundred years, two different worlds have actually developed in Suriname The Bush Negro communities were long known as "a state within a state When Suriname became independent in 1975 it was left with this colonial heritage, which turned out to be a time bomb For many reasons, I became interested in a study (which began in 1986) of the development of the relationship between the traditional governing system of the Bush Negro communities and the central government -Between 1986 and 1992 a war was waged in the interior of Suriname A group of Bush Negroes, who called themselves the Jungle Commando, took up arms against the military rulers of the country, who had come to power after a coup d etat in 1980 The fight of the Jungle Commando, which was aimed, among other things, at the recovery of parliamentary democracy, brought the development problems of the interior to the fore During the long peace negotiations the status of the peace treaties concluded with the Maroons in the colonial period were discussed These treaties, which had become outdated, still form the foundation of the administrative system of the Bush Negroes -After the military coup in 1980 the four renewals of the society were proclaimed Emanating from one of these renewals, namely that of the politico administrative order, the Law concerning Regional Organs became effective, which resulted in the first actual decentralization of administration in the form of district councils and local councils One might wonder how these regional organs relate to the traditional administrative svslcm of the Bush Negro communities -Since the eighties, the international interest in indigenous peoples has increased enormously The United Nations proclaimed 1993 the Year of Indigenous Peoples In Suriname, both the Amerindians and the Bush Negroes arc considered indigenous peoples -The nation slate of Suriname has different administrative systems Besides the national administrative system, with its scat in the capital of Paramaribo, there arc in the interior the administrative systems of the Amerindians and Bush Negroes Neither the Constitution of 1975 nor that of 1987 mention these administrative systems The financial allowances provided by the government for the dignitaries and the fact that these dignitaries are consulted in manifold matters by the government arc evidence that they are nevertheless recognized Suriname is not unique in this regard In comparison, some experiences as gained in the neighbouring country of French Guiana and in the West African slate of Ghana arc described in brief The Republic of Suriname lies on the northern coast of South America and is bordered by Brazil, French Guiana, Guyana and the Atlantic Ocean Suriname is also considered part of the Caribbean Suriname counts some 430,000 inhabitants Moreover, about one third of the Surinamese live in the former mother country, the Netherlands About half of the population lives in the capital of Paramaribo Suriname has a richly variegated population The three main groups arc the Indians, the Creoles and the Javanese Smaller groups are the Bush Negroes (ten percent), the Amerindians and the Chinese The surface area of the country is 163,265 km Except for the coastal strip, the country is covered largely by tropical rain forest Suriname has a parliamentary democracy In this study, which is based on an extensive archival and literature research (see Bibliography), supplemented with interviews, a historical overview and an analysis arc given of the development of the political relationship between the Bush Negro communities and the central government The emphasis lies on the period after the abolition of slavery in 1863 Chapter 1 describes slavery and 'marronage' and presents in brief the origin of the six Bush Negro communities, which exist until this day, up to the moment of their official recognition by the colonial administration The definitive colonization of Suriname took place in 1651 by England During the second English-Dutch war the colony was conquered by the Netherlands 147

151 in Suriname was administered on behalf of the Dutch Estates General by a Society. The administration was laid down in an "Octrooi", a kind of Constitution. The administration was exercised by a governor, who was assisted by a representative body (Council of the Police) with limited authority, on which mainly planters had a seat. Suriname became a plantation colony, where principally coffee and sugar were grown for the European market. For the required labour, about 213,000 slaves were imported between 1668 and 1823 from West Africa. The number of slaves upon the abolition of slavery in 1863 was about 33,000. The number of slaves increased from 3,226 (1684) to 37,835 (1752) and reached a peak of 60,000 in the 1770s, after which the number gradually decreased. In the eighteenth century the proportion of whites and slaves was 1:25 on an average. The number of plantations increased from 148 (1686) to about 700 by the end of the eighteenth century, after which there was a strong decrease. Rebellion was inherent to slavery. One of the forms of rebellion was marronage, for which the geographical location of Suriname was excellent. Marronage took place in all slave plantation colonies in the Americas. Only in a few cases did the Maroons succeed in establishing permanent settlements, for example in Suriname, on Jamaica and in Palmares in Brazil. In Suriname there was only one plantation rebellion at a number of plantations simultaneously, namely in 1757 along the Tempali Creek. The number of Maroons increased from about 700 in 1680 to 7,000 in The colonial administration fought marronage by means of strict penalties and military patrols. Nevertheless, marronage continued until The maroon communities developed themselves in a state of perpetual war. The formation period of the two oldest groups, the Saramaka and the Matawai, was in the period , that of the Ndyuka and part of the Aluku in the first half of the eighteenth century, and that of the rest of the Aluku,the Kwinti and the Paramaka in the second half of the eighteenth century. Considering the destructive effects on the plantation economy of the continuous marronage, which increased in size, and also because of the slight effect of the various penal measures and military patrols and the high costs thereof, the colonial administration was forced, in the mid-eighteenth century, in the framework of the divide and rule strategy, to conclude peace treaties with the three largest groups of Maroons, namely with the Ndyuka in 1760, and with the Saramaka/Matawai in In view of internal problems between the two latter groups, a separate peace treaty was concluded with the Matawai in These peace treaties, which were concluded between equal partners, gave the Maroons, who from then on were called pacified Bush Negroes, their freedom, almost one hundred years before slavery was abolished. For the administration, 'postholders' (posthouders) were placed in the Bush Negro communities, and for the Bush Negroes, hostages (ostagiers) were placed in Paramaribo. The treaties regulated a vague delineation of the territory of the Bush Negroes with respect to the plantation areas. The Bush Negro communities acquired a certain amount of autonomy through recognition of an own government system and own administration of justice. The colonial administration committed itself to periodically supplying goods and the Bush Negroes were obliged to surrender slaves who had fled to their communities. Mutual differences concerning the interpretation of the treaties would continue to give rise to conflicts on, particularly, the supply of goods and the surrender of slaves who had escaped. Efforts of the administration to amend the treaties, for which pressure was placed on the Bush Negroes through manipulations with the supply of goods, caused opposition from the Bush Negroes. The policy of the administration was aimed at causing division among the different groups of Bush Negroes, to isolate them from the plantation area and to prevent contact between the Bush Negroes and the slaves. Once the treaties had been concluded, possibilities were created for a more stable development of the Bush Negro communities. The basic principle of structure in these communities is the matrilineal relationship system, which was shaped during the period of marronage already. Both this system of relationship and the religion influence the life of the Bush Negroes. The two most important social units are the malriclan (lo) and the matrilineage (bee). The administrative system is also closely related to this system of relationships. In the allocation of political functions, the historical rights, line of heritage, element of choice and rivalry among the different groups play a role. With the peace treaties a central authority in the form of a Paramount Chief (gaama) was forced upon the Bush Negro communities. The Paramount Chief is the highest political official and sometimes also the highest religious leader. He is appointed for life and comes from a historically determined matriclan. He looks after the internal and external interests of his people. The contact with the administration runs through him alone. 148

152 Politics and religion arc closely interwoven in the Bush Negro communities and the government, which acknowledges only the administrative authority, has always underestimated the influence of religious leaders Since the government interpreted the administrative system of the Bush Negro communities from its own political structures and, for instance, awarded a Paramount Chief more power than the latter actually had, many a misunderstanding and conflict ensued At a regional level every matnclan had a captain As the matnclans spread themselves over various villages, as larger villages developed and other villages split up, more captains were appointed With the increasing involvement of the government in the twentieth century, the function of chief captain was introduced When national politics were introduced in the interior as from 1963, the phenomenon of political appointments was also introduced The captains are supported by male and female assistants (basia) Since the mid-twentieth century all of these dignitaries receive a financial allowance as well The villages, which have a great measure of autonomy, have an own administrative system which comprises the dignitaries and the Council of Elders The peace treaties did not bring the peace in the colony which the administration had hoped As already stated, marronage lasted until 1863 Three more Bush Negro communities developed, namely the Aluku, the Kwinti and the Paramaka It was particularly the small group of Aluku which was a formidable opponent of the colonial administration, which had to fight two wars ( , ) to suppress them After this they were placed under the custody of the Ndyuka Only in 1860 was this custody repealed under pressure of the French the Aluku live in the border area with French Guiana - and a separate treaty was signed with the Aluku, for there were economic interests as well In general, the Bush Negroes would take advantage regularly from this border situation No official treaties were ever signed with the Kwinti and the Paramaka The inauguration of their Paramount Chiefs in, respectively, 1887 and 1901, implied their official recognition as well Chapter 2 deals with the period After some years of English interim administration ( , ) as a consequence of the Napoleonic wars, Suriname was returned to the Netherlands, which had meanwhile become a Kingdom The administration, which had been earned out via a Society, was placed in the hands of a Minister of Colonics who owed responsibility to the King In 1808 the slave trade had been abolished A Commissariat for the Interior Population was charged with the supervision of the Bush Negro peoples In the nineteenth century the colonial administration concluded new peace treaties with the Bush Negroes In 1809 a new treaty was concluded with the Ndyuka, which supplemented the old treaty of 1760 There were many reasons for this The Ndyuka had meanwhile chosen new living areas In 1805 there was a rebellion in an arm) division which comprised free blacks and which had been established in 1772 especially to fight the Maroons The rebels, the Pongudu, settled in the Ndyuka area, where they were to form a new matnclan Because of the English Interim Rule, the periodical goods transports had not taken place The new treaty regulated, among other things, the custody of the Ndyuka over the Pongudu and the Aluku The Ndyuka furthermore demanded a new travel route to town Following a refusal of Paramount Chief Gbosuma of the Saramaka people to surrender a group of escaped slaves, new treaties were concluded in the 1830s with the Saramaka, Ndyuka and Matawai The power relations had meanwhile changed for the benefit of the administration and these treaties were not only more extensive, but more stringent than the old treaties The freedom of movement of the Bush Negroes was restricted by means of the use of passes and from then on the Paramount Chiefs had to take a promise of allegiance in the hands of the Governor Gbosuma is the only Paramount Chief who was ever dismissed In general, the policy of the administration up to the mid-nineteenth century was aimed at (he isolation of the Bush Negroes This policy, however, was not consistent In view of the increasing economic interests of the woodcutting activities of the Bush Negroes, a blind eye was turned to their settlement outside their areas With respect to this as well, the postholdcrs were stationed nearer to the plantation areas after the treaties had been concluded Meanwhile, discussions on the abolishment of slavery had also started in Suriname and in view of this, the administration took some tentative first initiatives to further integrate the Bush Negroes in the community For they formed an important labour potential, which had hardly been utilized by the colonial administration In 1856 restrictions on the freedom of movement of the Bush Negroes were therefore lifted Efforts were also made to have them settle nearer the plantation area In order to give greater content to the so called civilization work, the administration appealed to the Moravian Brethren, who had been working among the Saramaka people with 149

153 very little success since 1765 The costly and often very problematic goods supplies were stopped in and since 1857 replaced with a less costly annual allowance for the Paramount Chiefs Both the goods supplies and the annual allowances for the Paramount Chiefs were used by the administration as a means to force their policy on the Bush Negroes Another means of pressure, which was regularly employed, was to have all river transport stopped The abolishment of slavery in 1863 brought an end to the special political significance of the position of the Bush Negroes in society The treaties also lost part of their meaning The need for mutual 'hostages was also removed Chapter 3 describes the period The abolishment of slavery and the resulting socio-economic changes required an adjustment in politics The Government Regulation (a kind of Constitution) of 1865 introduced a new representative body, the Colonial Estates In view of the poll tax, which was supplemented in 1936 with capacity franchise, not even two percent of the population in those days was enfranchised There were no political parties yet, although now and then so-called electoral associations became manifest In order to cushion the labour shortage on the plantations, which was feared once slavery had been abolished, the example of the neighbouring country of British Guiana was followed and an interim period of Apprenticeship followed, which was to last ten years, during which the former slaves were obliged to work on the plantations, albeit against wages After this period, large-scale immigration of indentured labour took place, first from British India (1873 the Indians) and as from 1890 also from Dutch East India the Javanese In 1936 the term colony was changed into overseas territory Administratively Suriname was divided into districts, each headed by a District Commissioner The office of poslholder was taken over by officers of the Militia As far as the interior is concerned, this period was dominated by raw materials exploitation and thus the extension of the government involvement in this area What had hardly been achieved through the so-called civilization work (Christening and education), was accelerated by economic motives Traditionally, woodcutting was the main source of income for the Bush Negroes They thus contributed much to the economy of the colony, particularly since many timber estates had been deserted after the abolition of slavery A discussion evolved on whether or not the Bush Negroes were allowed to cut wood without a license and without payment of retribution The government policy with respect to this matter was nol always clear There were therefore many conflicts between the limber concessionaires and the timber buyers on the one hand and the Bush Negroes on the other In 1919 it was decided that the Bush Negroes did not need a license for woodcutting in their own areas, but that they did have to pay retribution on timber intended for sale In general, clauses were included in the different laws which were to guarantee the rights of Bush Negroes (and Amerindians) In the period the woodcutting activities of the Bush Negroes became less important than their contribution as freight carriers in the exploitation of gold and balata In this period various scientific expeditions were made into the interior, for which the support of the Bush Negroes was indispensable Only the Bush Negroes, and to a lesser extent the Amerindians, could guarantee the transportation in the interior over rivers which were so difficult to navigate To prevent problems in the freight transport, the administration concluded transportation agreements with various gtoups of Bush Negroes The endeavours ofthe administration to try to break the transportation monopoly of the Bush Negroes, failed Endeavours to play out the different groups of Bush Negroes against one another also failed Both in woodcutting and in freight transport the Bush Negroes earned wages which lay much higher than those ofthe coast Due to the exploitation of raw materials the border conflict with French Guiana became of current interest After mediation of the Czar of Russia, the controversial Lawa area was apportioned to Suriname The greater part of the Aluku who lived there have since moved to French Guiana When the raw materials exploitation had already passed its climax, and when as a consequence of the First World War the pnces for foodstuffs rose, the French franc (the most important means of payment in the freight business) devalued and thus the income ofthe freight carriers suffered, the latter organized themselves in 1921 during a three-month strike in the freight business This was the greatest strike Suriname had had until then The sinke meant a threat to the economy and affected the authority In general the administration's attitude towards the dignitanes was quite paternalistic and bantering Dignitaries who were prepared to give support to the administration, were cajoled, while others were dealt with firmly The Paramount Chief of the Ndyuka was summoned to town under humiliating circumstances The Paramount Chief 150

154 was told that he had violated his promise of allegiance He was initially threatened with dismissal from his function and eventually was forced to share his power with two other dignitaries Pari of his allowance was also deducted The effects of the freight business on the different Bush Negro communities varied While the Ndyuka could carry on the freight business in the vicinity of their living area, the Saramaka people had to leave their area for a longer period to do so They left mostly for French Guiana This absence led in their living areas to problems with the provision of food In order to regulate this situation, their Paramount Chief, after previous summons had been made in vain, was taken to town in 1924 by a military patrol He, too, was threatened with dismissal and his power was also divided These two agreements interpret a drastic change in the policy of the administration towards the Bush Negroes Economic motives underlay this The Bush Negroes were clearly told that they were entirely subjugated to the laws, rules and authority of the colonial administration The acknowledged, historically determined, special position which they had in the country, was actually tolerated, provided that they adhered to the provisions laid down by the administration The two agreements were an adaptation of the treaties of the 1830s Since the administration hardly had the resources to force adherence to these agreements, the effects thereof were very limited in practice The Bush Negroes considered themselves lord and master of their own areas It is noteworthy to mention a letter which the Paramount Chief of the Saramaka people sent to the League of Nations in 1926, in which he made a call for peace to the European states, in view of the First World War, the consequences of which had also been fell by the Saramaka people The economic activities in the interior and the resulting greater involvement of the administration rev ivcd the discussions on the position of the Bush Negroes in society By the turn of the century an ethical school had penetrated into Dutch colonial politics, which was in favour of a more active policy with regard to the so-called civilization work So far the administration had left the care for the Bush Negroes principally to the missionary workers of the Moravian and Roman Catholic Churches The administration was in favour of a policy of gradual integration An end would have to be made to the situation of a state within a state The administration was aware that a debt of honour had to be paid off to the Bush Negroes In the nineteenth century already attempts had been made to apply the legal regulations to the Bush Negroes as well A development plan which was initiated in 1919, which comprised agricultural extension, neutral education and some health care, had to be given up after some years because the expectations had been too high, the results had been expected loo quickly, and too little manpower and money had been made available The Bush Negroes were naturally blamed for the failure Another means attempted by the administration (and the mission as well) was to try and influence the appointment of dignitaries The government for the time being realized the need to maintain a Bush Negro administrative system Christening and education were stimulated as instruments towards integration Since the early twentieth century, both the Moravian Brethren and the Roman Catholic Church have worked among the Bush Negroes In 1992 about 25% of the Bush Negroes arc Christians The administration also tried to influence the Bush Negroes to move to the coastal area Governor Kielstra ( ) deviated from this policy, in that he was in favour of strengthening the own political and social structures of the Bush Negroes If we study the period discussed in this chapter, the red line throughout the policy of the colonial administration with respect to the Bush Negroes is aimed at their further integration into the society This integration policy, however, is not constantly evident The intensity of the contact between the administration and the Bush Negroes shows ups and downs, which is related to the measure in which their participation in the colonial economy was required, as well as to the personal attitude of the respective policymakers The raw materials exploitation and the participation therein of the Bush Negroes, more in particular through the freight transportation, caused changes in their communities in almost all fields The authentic nature of the communities was hardly changed in this period The changes were, as a matter of fact, incorporated The quite usual image of the isolation of the Bush Negro communities in this period should be put into perspective The share of the Bush Negroes in woodcutting and through freight transportation in the raw materials exploitation was of great significance for the colonial economy Chapters 4 and 5 discuss the period Chapter 4 emphasizes the political developments After 1945, IhcrewasagTadual Sunnamization of the administration In 1954 Suriname gained 151

155 internal autonomy (the Statute), and in 1975 its independence A military coup in 1980 brought an end to the parliamentary democracy and started the period of so-called revolution In 1987 the parliamentary democracy was restored and Suriname also acquired a new, highly controversial Constitution By the end of 1990 the military took the power again, but the elections of 1991 opened the way for the Venetiaan government After the Second World War there was an extensive discussion on the manner in which the administration of the interior should be earned out A proposal of the governor in 1948 to divide Suriname into two administrative regions was not approved The office of government secretary, the person who was charged with the supervision on the Bush Negroes, was changed in 1955 into that of Director of Home Affairs In 1988 the Ministry of Regional Development was charged with this responsibility In 1954 an Institution for Administration of the Interior was established Administration overseers stationed in the interior supported the work of the District Commissioners Besides the Paramount Chiefs, the other dignitaries were also gtanted a financial allowance Although the opinions were divided among the government, in reality there was, for the time being, no alternative for the administrative system of the Bush Negro communities In 1948 Suriname acquired general suffrage and ever since the governments have had a party-political nature The electoral system has been amended many times and has evolved from a personal majority system together w ith a district system ("winner takes all") to a system of nationally proportional representation For reasons which can be historically explained, the formation of parties took place on ethnical and religious bases The three main political parties which have determined political life in Suriname ever since arc the Nationale Partij Suriname (NPS, National Party of Suriname, the Creoles), the Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP, the Progressive Reformal Party, the Indians), and the Kcrukunan Tulada Pranalan Inggil (KTPI, the Javanese) Because of the faulty registration of the people of the interior, the majority of the Bush Negroes only received suffrage in 1963 The Brokopondo Agreement (see further) was an important impetus for this registration An amendment of the strongly criticized electoral system, of which the main political party, the NPS, feared it would be at a disadvantage, was only approved by this party on the condition that two electoral constituencies would be established in the interior In this period there were quantitative shifts among the ethnic groups and particularly among the Creoles and the Indians The NPS in particular was sensitive to this and hoped to be able to stop this process by appealing to the ethnic relationship of Creoles and Bush negroes The NPS was not to be disappointed In order to emphasize this relationship, the Bush Negroes were verbally upgraded into 'Bushland Creoles' (Boslandcreolen) In the 1963 elections already, a Bush Negro was chosen as a member of Parliament for the NPS By the end of the fifties the first Bush Negro parties came into being Due to mutual division and political inexperience, they have initially managed to put someone in parliament only once The NPS benefitted from its position as a governing party and was able to thus offer most to the interior and the dignitaries (patronage system) Politics caused the necessary division in the interior and according to the Bush Negroes, the political parties were only heard of in times of elections, when they annved in the hinterland full of promises and goods Mention has already been made of political appointments In 1987 the electoral system was changed again and moreover, 10 of the 51 seats of parliament were reserved for the interior Since then, the NPS has had much more competition from the Bush Negro parlies In 1975 Suriname became independent The interior was hardly a party to the discussion with regard thereto The status of the peace treaties, from which the Bush Negro communities derived their legitimacy, thus became a topic of current interest The government wanted to avoid any suggestion of a separate status for the Bush Negroes and in the Constitution of 1975 no mention was made of a separate administrative system in the interior This perpetuated an adverse situation, for the dignitaries receive an allowance from the government and they are consulted in many important matters The treaties concerned have never been cancelled and were in fact adopted, like many other legal regulations, by the independent Republic of Suriname The Constitution of 1987 does not mention any administrative system for the Bush Negro communities either This Constitution did, however, announce a decentralization of the government, which was given shape in 1989 It is noteworthy that no attention was paid to the manner in which the new regional organs, which still function quite faultily, were to relate to the administrative system of the Bush Negro communities Suriname is not unique as far as this is concerned, and it would be a good idea if the government would take note of the 152

156 knowledge and experiences of other countries With regard hereto as well, this study touches briefly upon the situation in the neighbouring country of French Guiana and in the West African country of Ghana Meanwhile, the government has become aware of the contradiction of the current situation, and in 1992 the President announced that the structures of authority in the Bush Negro communities would be included m the Constitution A number of government notes were written with suggestions on adaptations of this administrative system to the socio-economic and political situation in Suriname, which had changed since 1945 So far, these recommendations have not been translated into a concrete policy Between 1986 and 1992 there was a civil war in Suriname A group of Bush Negroes, the Jungle Commando (JC), took up arms against the military leadership of the country The battle was given a political turn by the Surinamese resistance, which had fled to the Netherlands The dignitaries of the interior were divided in their position and were, moreover, powerless against the armed violence The JC was the greatest opponent of the military rulers and contributed substantially toan accelerated renewal of parliamentary democracy The arbitrary and panicky action of the military against the JC, causing in fact every Bush Negro to be a target, contributed to the support which the JC received in the interior The general dissatisfaction among the Bush Negroes concerning their position was an additional reason The JC also gained a certain amount of sympathy from the people of the coast, judging by the statement of the deputy Speaker of parliament in 1990 that he fell safer in Mungo, which at the lime was occupied by the JC, than he did in Paramaribo The Netherlands, France and the United States of America were not unsympathetic towards the JC either In the framework of the well-known strategy of divide and rule, the National Army employed both Amerindians and Bush Negroes in their fight against the JC, also because of the army's lack of experience in jungle operations as well The fact that it took another five years after the elections of 1987 for the fighting to stop and a Peace Accord to be concluded on 8 August 1992, was to a great extent the result of the power conflict between the civilian government and the army, which has since come to the fore It was only in May 1993 that this conflict was formally resolved During the war, references were made more than once to the old peace treaties and a separate status for the Bush Negroes was suggested now and then The war resulted in the socio-economic disruption of life in the interior and, furthermore, in the erosion of the traditional structures of authority The last chapter deals with the government's development policy after the Second World War with regard to the interior Only after 1945 did Suriname begin a more planned approach of the economy Among other things, an inventory was made of the natural resources These are found primarily in the interior, which was thus systematically included in the development policy A start was made with the development of the area by the construction of roads and air strips It should be emphasized that a development policy which is aimed at the interior is not necessarily aimed at the inhabitants of that area The first might even be at the expense of the latter The most important project was the Brokopondo Agreement, which the government signed in 1958 with the transnational Aluminium Company of America In order to ensure the electricity supply for the processing of bauxite into alumina and aluminium, a hydroelectric dam was built in the Suriname River near Afobdka As a consequence, half of the Saramaka area was flooded and some 6,000 Bush Negroes were forced to move The transmigration villages, which themselves hardly had an adequate electricity supply, would, in view of the disruption of the traditional economy and an insufficient availability of employment, onlv become transition homes for the people leaving for town The national interest was more important than the interest of the Bush Negroes The Brokopondo Project was the beginning of a series of development plans for the interior Central to these was the method of community development w hose purpose was the integration of the Bush Negroes in society Another central idea - since the seventies - was the policy of establishing concentrations the creation of larger communities which could acquire more facilities The main objective was the creation of jobs, m order to restrict the migration to the coastal area The view that was maintained since the mid-seventies was that actual economic development in the traditional residential areas of the Bush Negroes was not possible These areas were the so called 'welfare areas' (verzorgingsgebied), the areas where the government would guarantee utilities such as education and health care Economically profitable projects for the people of the interior would be started in the new concentration zone running from East to West, from Patamacca via Brokopondo to Apura 153

157 In 1989 a new policy was formulated, in which the interior was no longer described as a 'welfare area' but as a production area The starting-point was that the development of a regional economy would be a more stable base for the national economy Ultimately, integrated, self-sustainable rural economies in the interior would be established The aspirations of the people of the interior were to be taken into account Meanwhile, the war in the interior had added a new dimension to the development problems of the interior A Council for Development, which was mentioned in the Peace Accord of 1992, has not yet been installed General criticism of the development policy since 1945 concerning the interior is that it is formulated too much from higher up (top-down) and docs not take into account sufficiently what is alive among the people of the interior The latter should be involved in each phase of development The increasing economic activities in the interior have made the problem of land rights a more live topic In the peace treaties of the eighteenth and nineteenth centuries the living areas of the Bush Negroes were delineated quite vaguely As was already stated, the Bush Negroes consider themselves as lord and master of these areas The government has taken these rights into account up to a certain extent and they have been laid down by means as a guarantee in various laws The government's point of view, which actually applies up to this date, was most clearly formulated during the parliamentary debates in the mid-thirties on the Agricultural Ordinance The then governor stated that the rights of the people of the interior were not ownership rights or other rights described in civil law, but customary rights The entire territory of Suriname was considered public land, and thus the property of the state As more economic activities were developed in the interior, conflicts occurred more and more often regarding land rights As was the case with the Brokopondo Agreement, the government held the view that national interests were more important than the group interests of the Bush Negroes Besides, the government hoped that through the gradual integration of the Bush Negroes in society, the problem would solve itself The Bush Negroes cannot lay any claim to their areas on the basis of the Civil Code, nor do they have any real title to land The customary right, which had developed throughout the ages among the Bush Negroes, conflicted with the w ritten official law of the national state A law stemming from 1947 laid down that the Bush Negroes could acquire woodcutting licenses collectively The Peace Accord which was concluded in 1992 laid down that the government would further the regulation by law that the inhabitants of the interior could acquire a real title on the land requested by them in their areas Moreover, a study of the size of these areas would be made and around the areas an economic zone would be created for the benefit of the inhabitants Furthermore, procedures would be established by which individuals from these communities could acquire real title on the land in the residential areas concerned In October 1992 a commission was installed to study these problems As a consequence of the developments in political and socio-economic fields after 1945, the process of urbanization of the people of the interior began and the problems with regard to acculturation became more evident The transmigration in particular, as a result of the Brokopondo Project, and the war in the interior, accelerated the migration to Paramaribo, French Guiana and the Netherlands In 1992 about half of the total of ca 56,000 Bush Negroes still live in their traditional living areas 154

158 BIJLAGEN 1. Lijsten van dignitarissen A Grootopperhoofden van de Ndyuka 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) Π) 12) Labi Pamu Toni Bambi (Kukudyaku) Toobi Beeyman Весу mof u (Da Aban) Oscyse Amakiti Amatodya Akontu Velanti Gazon Matodya D Gi ootopperhoofdcn van de Saramaka 1) Abini 2) Kwaku Etja 3) Alabi 4) Gbagidi Gbago 5) Gbosuma (Kofi Bosuman) 6) Wcliwojo (Abraham) 7) Faansibona (Frans Bona) 8) Akoosu 9) Djankuso 10) Atudcndu (Binootu) И) Aboikoni (Agbago) 12) Songo С Gì Ootoppcrhoofden van de Matavvai О Musinga 2) Beku 3) Bojo 4) Kojo 5) Afiti Jongman 6) Kalkun, Josua 7) Noah Adrai Vroomhart 8) Johannes King 9) Lavanti Agubaka 10) Marnili И) Koso 12) Asaf Kine 13) Alfred Johan Aboné 14) Oscar Charles Lafanti D Gì rootoppcrhoofden van de Aluku 1) Asikan Silvester 2) Aluku 3) Boni 4) Agosu 5) Gongo 6) Adam (Labi) 7) Atyaba 8) Anato 9) Ochi 10) Awensai И) Difu hedcn (overleden ve heden (η iet beëdigd) hedcn

159 12) Tolinga 13) Joachim-Joseph Adochini E (Hoofd)kapitems van de Cottica-Aluku i) Bayo 2) Nasinengee 3) Samakon 4) Kolino 5) Momu 6) Marius Pecti Dua F Grootopperhoofden van de Paramaka 1) Petrus Apensa 2) Jozef Abunawooko 3) Cornells Forster 4) Jan Levi hedcn hedcn 1975-hcdcn 1983 heden (hoofdkapitein) hcdcn G Hoofdkapitcins van de Coppcname-Kwinti Alamun Marcus Mentor Paulus Рака Johannes Afiti 1) 2) 3) 4) 5) Matheus Cornells Marcus 1978-hedcn 1887-'' (tot 1964 kapitein) 2. Lijsten van ambtenaren A Raad-Commissaris/GS belast met toezicht op de Bosnegers (vanaf de instelling van het Commissariaat voor de Inlandsche Bevolking [CIB] in 1828 van ïsdegouverncmcntssccrctaris [GS] belast met deze functie, sinds 1955 de Directeur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, van het Ministerie van Districtsbestuur en Decentralisatie, van de Directeur van hel Directoraat Districtsbestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en sinds 1988 het Ministerie van Regionale Ontwikkeling) Mee, G A van der Rees, R van Moorlander, E S Mee, G A van der Kanter, Ph de Veer, G S de Lisman, J A Kikkert Schtborg, A Lisman, J A Kikkert Schotborg, A Lisman, J A Donker Curtius, В Gefken, J W Wildeboer, A Slengardc, H С J Duyckinck, G Emden, E A Alma, Ρ Ramacr, J Ο Η Tonckens, W Weytingh, H Schoch, С F Benjamins, H D Ohvicra, A Τ Sandick, H W van Fabius, G J (sinds 1833 als GS) 1838 (Procureur-generaal PG) 1846 (GS) (GS, waarnemend) (GS, waarnemend) 1851 (GS) 1854 (GS) 1856 (PG) 1857 (PG) (PG) (Inspecteur der Domeinen) 1864 (idem) 1874 (Commissaris belast met Staatstoezicht, vanaf 1873 DC van Ben -Para) (GS) (sinds 1874 waarnemend) , 1892 :, 1893 (waarnemend) (tot 1898 waarnemend) 1902 (waarnemend) 1900, 1902 '., 1903 (waarnemend) (waarnemend) 156

160 Staal, G J Rollin Couqucrquc, L M Rietberg, LJ Oliviera, A Τ Eekhout, J J W Hclm,PHWG van der Esser, H F Haaren, F LJ van Akkerman, J В Heslinga, J H Kikkert, Ρ Westrik, J H A Mcrtens, G Kleine, H К A May,AJ Fcrnandes, A D (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) , 1929, (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend, sinds 1955 als Directeur BZ) В Assistenten bij het Commissariaat voor de Inlandschc Bevolking (de Raad-Commissans werd bijgestaan door een assistent, in de achttiende eeuw was dit een bockhoudcr-gcnerddl ', vanaf begin negentiende eeuw een boekhouder en kassier en sinds 1835 een ' assistent') Muller, J С David Mendcs, J van Geut, С J Thcil.JC Slcngardc, HCJ С Poslhouders bij de Ndyuka en Fnck, А С L Saldmoni Keller Thics, Ζ G Wollant Fntz Schwartz Ahrcns Basschal, J Bremer, J Ρ Callcnburg Kelderman, G Bakker, W Adena Koning, С D Cocverdcn, С D van Schachtrupp, F G Bcnkcns, С Hostmann, F W Geut, С J d Hondt, С L de Kapplcr, A Montecattini, M Stein, G Fcvrc, Ε Τ le Klein,S G Lier, W F van standplaats ^ , 1814, S Bongodoti Ansu-planlage Ansu-plantage Ansu-plantage (Bakabun) Bakabun Bakabun Bakabun Animbaw Animbaw Nieuw Andcrblaauw Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Andcrbladuw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Nieuw Anderblaauw/Puketi Coemboes Kreek, vanaf 1850 Mon Albina (tot 1859 assistent) Coemboes Kreek (waarnemend) Albina (waarnemend) Albina (waarnemend) La Paix ("correspondent ) Granman Staalkondre 1/2 D Posthouders bij de Saramaka en standpldats (van werd de functie van posthouder vervuld door zendelingen van de EBGS) Dong, J С Scntea (sinds 1768 Kwama) Daunit7, J Kwama (sinds 1773 Post 157

161 Weinhold, CG. Vries, CL. de Beck, H. Specht Wietz, J.L. Mähr, J. Erthel, F. Muller, J.W. Schäffer, H.B. Eyck, J.W.S. van Dankmcyer, H.D. Brouwer, M. le Theil.J.C. Geut, C.J. Hiemcke, C.J. Lutsenburg, A.W.G. van ? Post Awara/Gwafu Bambey Post Awara/Gwafu Bambey Wana/Nieuw Bambey Wana/Nieuw Bambey Wana/Nieuw Bambey Wana/Nieuw Bambey Wana/Nieuw Bambey Wana/Nieuw Bambey Den Berg/Lafanti Den Berg/Lafanti Den Berg/Lafanti (vanaf 1836 Victoria Ginge Victoria Victoria Morea E. Posthouders bij de Matawai en standplaats Bijl, В. van der 1792 Meyer, L Bakker, W Tromp, J.H Bergert, E.C Hertzberger, W.G Geut, C.J Corsten.P.F Rose Valley; 1857 Gardé, J.W. 1855,1856,1857 Parra, E. delà Nieuw Amberij Nieuw Amberij Nieuw Amberij Piket Piket (waarnemend) Piket (vanaf 1843 Saron; vanaf Tapuripa Kreek en verv. Paradise) Rose Valley (waarnemend) Windsor Forrest (correspondent) F. Districtscommissarissen (DC) van Marowijne (August Kappler stichtte in 1846 de nederzetting Albina, vernoemd naar zijn vrouw; tol 1859 was hij assistent posthouder en sindsdien posthouder bij de Ndyuka; in 1878 werd een bestuurspost opgezet in Albina, bemand door een "ambtenaar" die tevens fungeerde als posthouder; in 1893 werd Marowijnc een district met een DC; vanaf 1932 werd Mungo de standplaats van de DC, met ingang van 18 augustus 1945 werd dit wederom Albina en als gevolg van de vernietiging van dit stadje tijdens de binnenlandse oorlog werd hel commissariaat weer gevestigd te Mungo) Mackintosh, J.G Marie, H.H. van Struycken, C.A.J. Weytingh. H.W. Kooiman, K. Jespers, H. Sterkenburg, L.J. Dames, G. Bennekom, van Hengel, J.C. van Nagtegaal, J.N. Fernandes, A. Juta, S.E. Sanders, W.Th. de Monk, J.J. Fernandes, R.W. Nahar, R.J. Weync, J. Alberga, A.J.CM. Hecke, E. van Wong, E (sinds 1893 DC) , 1897 (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) 1923 (waarnemend) 1923 (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend)

162 Schenk, J H M Raue, К Postma, J Petten, J van Hartog, J Bokhout, D Fuente, ES de la Lum Chou, Ch R Ryhiner, HD Wijngaarde, L J Komproe, H R Bottsc, L A Douglas, J llahibaks, M R 7ondcrvan, L J Chong, R J Koulen, J Boerenveen, J S D Schubman, J M A Ol fers, R H Wormcr, H Ρ Aron, U E Wormcr, Η Ρ Soc Agnic, M L Naarendorp, J 1936 (waarnemend) (waarnemend) (vanaf 1955 waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) (waarnemend) heden G Districtscommissarissen van Brokopondo Michels, J Sanches, G H Pocorni, O E Bottsc, LA Zondervan, LJ 1970 Komproe, RH Chong, RJ Mungro, AW Boerenveen, J S D Schubman, JM A Bottse, LA Soe Agnic, M L Bclfor.J Zeefuik, ЕЕ H Districtscommissaris van Sipahwim Libretto, H R M 1985-heden (waarnemend) (waarnemend) 159

163 NOTEN Inleiding 1) Handelingen en Bijlagen Koloniale Staten (HBKS), , Bijlagen (B.) 29.21: Voorlopig Verslag Commissie van Rapporteurs, p. 14; zie ook het gelijknamige artikel van L. Junker in: WIG, 14 ( ), p Westphal (1858, p. 152) noemt het bestuur van de Bosnegers "geheel Republikeinsch"; Kappler (1881, p. 138) stelt dat de Bosnegers "een soort republiek" vormen; Van Coli (1903, p. 530) spreekt van "miniatuurstaatjes"; Wong (1938, p. 300) spreekt van een "reservaat gevormd van middeleeuwschen Afrikaanschen cultus"; zie ook: Lier, W.F. van, , p ) Price, R., ) De Ware Tijd (DWT), 17 maart ) Centraal Archief Paramaribo (CAP): Resolutie 26 augustus 1956, No ) Voor een overzicht van Surinaamse gouverneurs verwijzen we naar: Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indie, (ENWI), p ; Encyclopedie van Suriname, 1977 (EvS), p Een woord van dank aan aan de hoofden personeelszaken van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Regionale Ontwikkeling, respectievelijk mevrouw Y. Lijkwan-Ho A Fat en de heer S. Herewood, die behulpzaam waren wij het samenstellen van het overzicht van de districtscommissarissen voor de periode na ) Scholtens, B. e.a., 1992, p ) Zie over deze naamgeving: Morssink, F., , Dl. 3, p. 1-13; Groot, S.W. de, 1975a, p. 12; Hoogbergen, W., 1985, p ; Thoden van Velzen, H.U.E. en W. van Wetering, 1988, p. XI. Deze groep Marrons had in haar formatiefase belangrijke versterking gekregen door een overval op de plantage Auka in 1749: Nassy, D. e.a., 1791, Dl. 1, p Volgens Vandercook (1926, p. 23) is Dyuka een Nederlandse verbastering van Auka. 8) Hartsinck (1770, p. 810) vermeldt het opperhoofd Kofi van het dorp Matawari; zie ook: Morssink, F., , DI. 2, p. 1. 9) Mondelinge informatie DC Libretto, 30 mei ) Een voorlopige en gepopulariseerde korte weerslag van dit onderzoek werd in samenwerking met André Mosis als elfdelige artikelcnserie gepubliceerd in: DWT, Hoofdstuk 1 1) Voor een beschrijving van de eerste kolonisatiepogingen zie: Wolbers, J., 1861, p Voor de internationale context van het tot stand komen van de wereldeconomie verwijzen we naar de monumentale studie van Immanuel Wallerstcin, The Modern World-System, waarvan inmiddels drie delen zijn verschenen: Wallerstcin, I., 1974, 1980 en ) Hartsinck, J.J., 1770, p en 145; Helman, A, 1983, p ) In een aantal studies wordt het inwonertal tegen het einde van de Engelse periode geschat op (exclusief de Indianen), onder wie blanken: Wolbers, J., 1861, p. 34; Meiden, G.W. van der, 1987, p. 27; Warren (1669, p. 15) schat het aantal huishoudens in deze periode op 500. Over de Joden, die samen met hun slaven kwamen, zie: Lier, R. van, 1977, hoofdstuk 4. 4) Buve, R., 1966, p ) Hartsinck, J.J., 1770, p ) De bestuursinrichting van Suriname wordt in diverse studies beschreven. We verwijzen naar: Ooft, CD., 1972, passim; ENWI, p en 273; EvS, p Conflicten tussen planters en gouverneurs worden uitvoerig beschreven in: Meiden, G.W. van der, 1987, passim. Over de functies van jurator en heemraad zie diverse plakaten in: West Indisch Plakaatboek, 1973 (WIP). De spelling van het woord "plakaat" blijkt te variëren; we houden ons aan die van het WIP, met enkele "k" dus. 7) Voor een overzicht van de ontwikkeling van hel aantal plantages en de verwarring in de literatuur hieromtrent zie: Wekker, J., 1991, passim. 8) Hira, S., 1982, p. 50; Helman, Α., 1983, p ) Kloos, P., 1975, p Tot in de negentiende eeuw zou op beperkte schaal worden gebruik gemaakt van rode slaven: Scholtens, В., 1992, passim. Van der Eist (1970, p ) geeft kort aan waarom slechts in beperkte mate gebruik werd gemaakt van Indianen als slaven. 160

164 10) Stipnaan, A van, 1991, ρ 330, Postma, J Μ, 1990, hoofdstukken 8 en 12 Tot voor kort werd het aantal aangevoerde slaven geschat op à Lier, R van, 1977, ρ ) Lamur, HE, 1983, ρ ) Pnce,R, 1976, ρ 9 13) oc, ρ 34 14) Stipnaan, A van, 1991, ρ 327, Postma, J M, 1990, ρ ) Pnce,R, 1976,ρ 21,Helman,A, 1983,p 165,Lier,R van,1977,p 38-40,Hartsinck, J J, 1770, ρ Zie ook de plakaten nos 107, 161, 312, 647, 689 en 728 in WIP Oostindie (1989, ρ 179) noemt een verhouding van 1 blanke op 65 à 200 slaven, vermoedelijk doelt hij op de situatie in de districten 16) Pnce, R, 1976, ρ 13-15, Hcaly, С, 1986, ρ 24-26, Postma, J M, 1990, passim en met name de tabel op ρ ) Pnce, R 1976, ρ 17 18) Terwijl Pnce de oorsprong van de Saramaka dateert rond dejaren 1680, gaan andere schrijvers zoals Hocrec terug tot de Engelse kolonisatiepoging van Maréchall uit 1630 Pnce, R, 1983a, ρ 51, Hoeree, J, 1983, ρ 42, ) Pnce, R, 1976, ρ ) Pnce, R, 1979, ρ 27-30, Mmtz, S W en R Price, 1992, passim 21) Groot, S W de, 1983b, ρ , Hoogbergen, W, 1985, ρ 54 Oostindie (1989 ρ 415) relativeert de mate van verzet en stelt dat Suriname in vergelijking met enkele andere gebieden in de Caraibische regio "een relatief rustige kolonie" was 22) Hoogbergen, W, 1985, ρ ) Pnce, R, 1979, ρ 21, Hoogbergen, W, 1985, ρ 53 24) Hoogbergen, W, 1985, ρ 54 en 393 De relatief gunstige conditie voor marronage in Suriname verklaart volgens Van der Eist ( 1970, ρ 56,62-63) waarom hier vrijwel geen algemene slavenopstanden voorkwamen 25) Groot, S W de, 1983b, ρ 179, idem, 1982a, ρ ) Zie over de diverse straffen en de burger en militaire expedities Hartsinck, J J, 1770, ρ , zie ook diverse plakaten in WIP, Groot, S W de, 1983b, ρ 179 Reeds in 1678 ondernam Samuel Nassy een burgcrtochl tegen de Marrons Oudschans Dcntz, F, 1927, ρ 52 Oostindie (1989, ρ 177) stelt dat de gemiddelde planter er niet op uit was zijn slaven te mishandelen, immers dat zou in tegenspraak zijn met de eigen belangen en slechts resulteren in produkticverlies 27) Pnce, R, 1979, ρ 16, Hoogbergen, W, 1985, ρ 60, 71 en 403, Essed, Η, 1984, ρ 95 28) Hoogbergen, W, 1985, ρ en 69-71, idem, 1989, ρ 5 noot 9, idem, 1993a, passim Voor een verhandeling over de wisselvallige contacten tussen Bosnegers en Indianen, zie Scholtens, В, 1992, passim 29) Essed, Η, 1984, ρ 61, Hira, S, 1982, ρ Elders vermeldt Hira (1982, ρ 158) dat er tussen 1812 en 1862 nog minstens 16 expedities werden georganiseerd om Marrons te achterhalen, zie over expedities in de negentiende eeuw ook Hoogbergen, W, 1978, ρ 22-25, idem, 1993b, passim Muller (1973, ρ 21) stelt dat er in Suriname een "chronische slavenopstandighcid" bestond Zie ook het slot van dit hoofdstuk 30) Hoeree, J, 1983, ρ ) oc,ρ ) Nassy, D e a, 1791, dl 1, ρ 99 Volgens Pnce (1983a, ρ 51 52) is de naam Maljau afgeleid van Machado Zowel ' machado in het Spaans/Portugees als 'matjau ' in het Saramakaans betekent houthak - kcrsbijl 33) De geschiedschrijving van de afzonderlijke Bosnegergroepen valt buiten het kader van deze studie, voor wat betreft de Saramaka verwijzen we naar Pnce, R, 1983a, 1983b en 1990 en Hocrec, J, 1983 en wat betreft de Matawaï naar Beet, С de en M Sterman, ) Van der Meiden (1987, ρ 77-78) stelt dat de geschiedschrijving de betekenis van de inval van Cassard voor de toename van de marronage "vermoedelijk" overdnjft Deze beeldvorming zou gebaseerd zijn op de studie van J D Herlein, Beschryvinge van de Volk-plantinge Zuriname Leeuwarden, 1718 In de contemporaine bronnen heeft Van der Meiden hiervoor echter geen bevestiging gevonden Volgens Muller (1973, ρ 33) 161

165 daarentegen zouden er na de inval van Cassard ongeveer 700 slaven niet meer naar hun plantages terugkeren De Engelse schrijver Palgrave (1876, ρ en ) plaatst de vrijheidsstrijd van zowel de Ndyuka als van de Aluku in de context van de Frans-Nederlandse rivaliteit in de achttiende eeuw 35) Groot, S W de, 1969, ρ 13-20, idem, 1975, ρ 13, Wong, E, 1938, 302, In tegenstelling tot de vroege geschiedenis van de Saramaka is die van de Ndyuka nog onvoldoende vastgelegd De First Time" van de Ndyuka moet nog worden geschreven 36) Zie paragraaf 5 De oudste gegevens over de Kwinti dateren van 1743 Hoogbergen, W, 1993a, ρ 50 De huidige organisatie van de Bosnegers in zes volken zou volgens Van der Eist (1970, ρ ) mede het gevolg zijn van externe pressie Enerzijds legde de overheid een centraal gezag (gaama) op en anderzijds hield zij de diverse groepen gescheiden van elkaar Voor een vroege Bosnegerbeschrijving van de marronage en de totstandkoming van de vredesverdragen zie het 'Skrekibuku uit 1885 van Johannes King, waarvan fragmenten zijn gepubliceerd in Lichtveld, U M en J Voorhoeve, 1980, ρ ) Hartsinck, J J, 1770, ρ 757 Op ρ 767 meldt Hartsinck dat elke militaire expeditie ruim f , kostte en dat deze tochten weinig resultaat hadden Essed (1984) geeft uitgebreide berekeningen van de militaire kosten en de effecten op de economie De oorlogsschade gedurende de jaren berekent hij op 3 miljoen gulden (p 42-43) en die gedurende dejaren op ruim 8 miljoen gulden (p 56) De defensielasten over de periode berekent Essed op 26 miljoen gulden (p 59) Essed legt een verband tussen de binnenlandse oorlog en de beurscrisis van 1773, het absenteïsme en het bankroet van de plantage-economie Palgrave (1876, ρ 158) noemt een oorlogsschuld van 60 miljoen gulden Muller (1973, ρ 44-47) relativeert, althans wat betreft de periode , de effecten van de marronage op de economie Oostindie (1989, ρ ) relativeert eveneens de effecten van de marronage op de economie Zie ook Nassy, D e a, 1791, dl l,p ) Hartsinck, J J, 1770, ρ ) Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ 1 2, Price, R, 1976, ρ 23-24, Buve, R, 1966, ρ 24 Hocree (1983, ρ 63) oppert de mogelijkheid dat de Marrons onder leiding van Gammet versmolten met de Nasi-lo Volgens Pnce (persoonlijke communicatie, 2 november 1989) daarentegen is er geen enkele indicatie dat de Marrons van Gammel en Jermes opgingen in de Saramaka 40) Wolbers,J, 1861, ρ Buve (1966, ρ 24) stelt dat tijdens de Indianenoorlog het aantal Marrons sterk toenam en dat ZIJ steeds meer de harde kem van het verzet begonnen over te nemen en de Indianen probeerden te weerhouden van het sluiten van vrede 41) Groot, S W de, 1982b, ρ Oudschans Dcntz (1949, ρ 15) dateert het vredesverdrag met de Kondi-Marrons op 10 juli ) Abbenhuis, M F, 1939, Quintus Bosz, AJA, 1980, ρ ) Volgens Oudschans Dentz (1938, ρ 83-87) zou uit een manuscript van gouverneur Jan Nepveu uit 1769 blijken dat een van de voorwaarden van de vrede was dat Van Aerssen van Sommelsdijck een dochter van een Indiaans opperhoofd tot vrouw moest nemen Hij vermeldt tevens dat de Indianen geschenken ontvingen voor gevangen genomen Marrons en dat er ook vrede werd gesloten tussen de Caraïben en de Arowakken Volgens Just Wekker (1993) verbleven er voor 1686 geen (vrije) Arowakken in Suriname en zou de vrede van 1686 slechts met de Caraïben zijn gesloten Zie voor nadere informatie over de Indianenoorlog Buve, R, 1966, passim, Hira, S 1982, ρ 39-47, Essed, Η, 1984, ρ 7-24, Scholtens, В, 1992, ρ ) Wong, Ε, 1938, ρ 299, Beet, С de en M Sterman, 1980, p 6-7, Hoogbergen, W, 1985, p Volgens Hoeree (1983, ρ 60 en noot 57) zouden de Marrons onder leiding van Jermes verwant zijn aan de Matjau-lo, zie echter de kanttekening van Pnce in noot 39 Westphal (1858, ρ en 165) onderscheidt de Karbugers als een aparte groep bij de Indianen en stelt dat ze voornamelijk wonen aan de Wayombo- en de Tibiti Rivier 45) Price, R, 1979, passim 46) Groot, S W de, 1982b, ρ

166 47) Er werden in met twee groepen Marrons in Jamaica vredesverdragen gesloten Het model werd geleverd door een vredesverdrag van 11 artikelen dat in 1609 in Mexico werd gesloten met een groep Marrons onder leiding van een zekere Yanga Over het jaartal van het eerste vredesverdrag in Jamaica met de Marrons onder leiding van kapitein Cudjoe bestaat in de literatuur enige onduidelijkheid, er wordt gesproken van zowel 1 maart 1738 als 1739 Op 23 juni 1739 werd met een tweede groep Marrons onder leiding van kapitein Quao een soortgelijk verdrag gesloten, waarvan de bewoording echter straffer was Dit laatste werd tijdens de ratificatie van beide verdragen nog versterkt Het verdrag met Cudjoe bestaat uit 15 artikelen en regelde 1) beëindiging van de vijandelijkheden, 2) erkenning van hun vrijheid, 3) afbakening van hun grondgebied, 4) handelscontacten, 5) de jacht, 6) steun tegen Marrons, 7) steun bij een eventuele buitenlandse aanval, 8) relatie tot de blanken, ) het uitleveren van Marrons, 11) jaarlijks bezoek van het grootopperhoofd aan de gouverneur, 12) eigen rechtspraak met uitzondering van de doodstraf, 13) het onderhoud van verbindingswegen met andere delen van het eiland, 14) de vestiging van twee posthouders, 15) opvolgingsprocedure van grootopperhoofden na het overlijden van Cudjoe, na verloop van tijd zou het gouvernement zelf een grootopperhoofd benoemen ie Pnce, R, 1979, ρ en , Campbell, M, 1988, ρ ) Het Journaal van Creutz is opgenomen als dokument 4 in Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ Zie over de identiteit van Adu Price, R, 1983a, ρ 97 en 136 Volgens Hoerec (1983, ρ 88) daarentegen was Adu een Nasi 49) Twee versies van dit ontwerp vredesverdrag zijn opgenomen in respectievelijk Hartsinck, J J, 1770, ρ en Beet, С de en R Price, 1982, ρ 42 50) De vredespoging van 1749 wordt uitvoerig beschreven in Hartsinck, JJ, 1770, ρ en in Beet, С de en R Price, 1982, ρ 8-19 De nooit teruggekeerde expeditie naar de Saramaka uit 1750 stond in tegenstelling tot wat veelal wordt geschreven niet onder leiding van de burgcrluitcnant F Picolct, maar van de kapitein des armes" Knelkc Meiden, G W van der, 1987, ρ en 147 noot 134 De ware toedracht van hetgeen geschiedde met de expeditie van Knelkc werd voor het eerst achterhaald door F Morssink, , dl 1, ρ en 47 Volgens Hocrce (1983, ρ 89-90) mislukte de vrede als gevolg van de rivaliteit tussen de Matjau- en de Nasi-lo De laatste zou verantwoordelijk zijn voor de ondergang van de expeditie Knelke Volgens Abbcnhuis (1944, ρ 18 en 20) was éen van de oogmerken van de vredespoging uit 1749 dat de Bosnegers de Bovcnlandse Indianen zouden bestrijden Adu weigerde dit echter, hetgeen door Abbcnhuis wordt genoemd als "een eerste vertoning van binnenlandse bosncgcrpolitick " 51) Beet.CdeenR Pnce,1982,p en het hierin als dokument 7 opgenomen Journaal van Hcntschel (p ) Over de twijfelachtige rol van Kwasi zie Price, R, 1983a, ρ ) ZicoverdeTempati-opstand Hartsinck, J J, 1770, ρ , Muller, M, 1973, passim, Bouwhuijscn, H van der e a, 1988, passim Volgens Pnce (1983b, ρ 232) was Boston geboren in Jamaica, volgens Von Sack (1821, dl 2, ρ 112) daarentegen was Boston geboren in Suriname uit een negeren een Indiaan, een karbugerdus Van Lier ( , ρ 210) vermeldt dat Boston cén van de stamvaders was van de Compagnie- (= Kompai) lo Johannes King (1980/1885, ρ 120) noemt Boston Bato of Bata 53) Bouwhuijscn, Η van der e a, 1988, ρ 19, ) о с, ρ 25-27, ) Dit conceptvrcdcsverdrag plus de instructie staan afgedrukt in Hartsinck, J J, 1770, ρ , zie ook Algemeen Rijksarchief, Eerste Afdeling (ARA-1), Oud Archief Suriname (OAS), Raad/Hof van Politie (RvP), inv nr 61, 10 september ) Bouwhuijsen, Η van der e a, 1988, ρ 34 noot 91 en ρ , Hoogbergen, W, 1985, ρ 472 noot 26 57) Hartsinck (1770, ρ ) blijkt in zijn weergave van deze expeditie nogal onnauwkeurig te zijn, getuige Bouwhuijsen, Η van der e a, 1988, ρ en De kwestie van het niet willen uitleveren van door hun eigenaar mishandelde slaven werd door Pamu nogmaals ter sprake gebracht toen Louis Nepveu in 1762 bij de Ndyuka verbleef om vrede te sluiten met de Saramaka Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ 139 Ook kapitein Kwaku Etja van de Saramaka stelde in 1773 het wangedrag van de planters verantwoordelijk voor de marronage Price, R, 1990, ρ

167 58) Zowel het Journaal dat Zobre bijhield van 18 januari toten met 18 februari 1760 als zijn Instructie zijn opgenomen in ARA-1, OAS, RvP, inv nr 62 Zie ook Groot, S W de, 1970b, ρ 410 Volgens Hartsinck (1770, ρ ) vertrok deze derde expeditie op 18 april 1761 en keerde zij begin juli terug naar Paramaribo Tijdens deze missie zou op 22 mei 1761 aan de Dyuka Kreek de vrede zijn gesloten Deze versie van Hartsinck is sindsdien in de geschiedschrijving een zeer hardnekkig leven gaan leiden 59) Het kamp waar de vrede werd gesloten wordt door De Groot (1970b, ρ 410) Sorg en Hoop genoemd, in het verdrag zelf is er echter sprake van het kamp Vreedenburg WIP Sorg en Hoop was de naam waaronder het kamp bekend stond bij de Marrons, de ondcrhandelingsdelcgatie noemde dit kamp Vreedenburg Zie ook het door de delegatie bijgehouden Journaal van 24 september tot en met 16 oktober 1760 in ARA-1, OAS, RvP, inv nr 62 60) Dit kan worden afgeleid uit de artikelen 8 en 13 van het conceptvredesverdrag en uit artikel 8 van de Instructie Hartsinck, JJ, 1770, ρ en 789 Zie voor de vredesverdragen van Jamaica noot 47 61) ARA-1, OAS, RvP, inv nr 62, Hartsinck, J J, 1770, ρ , Groot, S W de, 1970b, ρ , zie over de kwestie van de gijzelaars Bouwhuijsen, Η van der с a a, 1988, ρ 31 en , Morssink, F, zj, ρ ) Zie over deze vredesonderhandelingen hel door de delegatie opgestelde Journaal ARA-1, OAS, RvP, inv nr 62 63) De tekst van het vredesverdrag van 10 oktober 1760 dat zich bevindt in het ARA-1, OAS,RvP,inv nr 62, notulen van 19 oktober 1760, staat afgedrukt in WIP, ρ , No 577 Hierin staal op ρ 695, No 578, ook de Notificatie van 29 oktober 1760 afgedrukt waarbij het vredesverdrag werd bekend gemaakt in de stad De tekst staat ook afgedrukt in M 86 Nieuwsbrief, 1/26 (1989), ρ 3-4 In vrijwel alle publikaties waann dit verdrag 1er sprake komt, wordt ten onrechte verwezen naar hel 14 artikelen tellende conceptvrcdesverdrag zoals weergegeven in Hartsinck, J J, 1770, ρ ) Focke, Η С, 1858, Bijlage Vertaling Arabi en Pambo hebben laten weten Sociëteit 1 wees niet bekommerd Uw gehele land is weer in orde en rust Zie ook Wolbers, J, 1861, ρ ) Uit artikel 14 van het vredesverdrag van 1809 (zie hoofdstuk 2) blijkl dat de levering van goederen voor 1809 om de drie jaar plaatsvond Volgens Wolbers (1861, ρ 159) vond de levering jaarlijks plaats Zie ook Pnce, R, 1990, passim 66) Wolbers (1861, ρ ) spreekt van Ndyuka vrijwilligers die echter al snel gezien hun onvrede ontslagen moesten worden Uit vrees voor een eventuele verbreking van het vredesverdrag versterkte het gouvernement vervolgens de bezetting van het Kordon Volgens de verwijzing van Wolbers zou deze gebeurtenis overigens hebben plaatsgevonden in 1782 In zijn artikel over de Bosnegers in de ENW1 stelt Van Panhuys ( ,ρ 153) dat het hier 46 gijzelaars (ostagicrs) betrof Zieook Abbcnhuis,M F, 1944,ρ 22 67) Groot, S W de, 1983a, ρ In een brief van 5 december 1763 vroeg Frick zijn ontslag aan persoonlijke communicatie Silvia de Groot, 26 september 1993 De lijst van eerste posthouders van de Ndyuka, tot 1793, van Wim Hoogbergen (1985, ρ 240) vermeldt als ambtsperiode van Frick Over het niveau van de posthouders zie onder meer Hostmann, F W, 1850, dl 1, ρ 258, en 326, Kappler, A, 1887, ρ 268 Thoden van Velzen en Van Wetering (1988, ρ 12) stellen dat de Bosnegers de posthouders als gijzelaars beschouwden Zie ook EvS, ρ 260 Lijsten van posthouders zijn opgenomen in Bijlage 2 68) Zie hetgeen hierover vermeld staat in artikel 8 van het conceptvredesverdrag Hartsinck, JJ,1770,p 783 Voor het betreffende artikel 15 uit het Jamaicaanse vredesverdrag zie Pnce, R, 1979, ρ ) Hartsinck, J J, 1770, ρ 798, op ρ 797 wordt gesproken van Pamu als heer en gouverneur van het land 70) Uit het Journaal van Louis Nepveu uit 1762 toen hij de Ndyuka bezocht teneinde vrede met de Saramaka te bewerkstelligen, blijkt dat Labi in april 1762 werd afgezet als gaama ten gunste van Pamu Tevens werd gesteld dal als Pamu evenmin goed bestuurde, ook hij zou worden afgezet Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ , Groot, S W de, 1969, ρ 14 Uit het Journaal van Vieira en Collenus van 7 november tot 2 december 1760 blijkt dat reeds toen Pamu bekend stond als de opvolger van Labi ARA-1, OAS, RvP, 164

168 inv nr 62 Afwijkende informatie wordt verschaft door de Ndyuka-hisloricus André Pakosie (1993, ρ 21-23) volgens wie Labi na zijn dood in 1764 werd opgevolgd door Kwamina Adyubi, eveneens van de Dikan-lo, die echter reeds hetzelfde jaar, 1765, aan de kant werd geschoven door Agbato Agaamu van de Nyanfai-lo Slechts met steun van de Misidyan-lo slaagde de rechthebbende pretendent, Pamu van de kleine Oto-lo, er in 1767 in om hetgaama-schap te verkrijgen Dooreen negentiende ceuwse schrijver werd Labi betiteld als een "black Spartacus" Palgrave, W G, 1876, ρ ) Groot, S W de, 1969, ρ 14-16, idem, 1970b, ρ 411, Wong, E, 1938, ρ Ορο (bovenstrooms) en Bilo (benedenstrooms) van het dorp Sangamansusa nabij de Granholo Vallen in de Tapanahoni, hel betreft dus een geografische verdeling Binnen de Oto-lo werd het gaama-schap betwist tussen twee matnlincages, namelijk de blaka bere" en de "redi bere", waarbij de eerste verreweg hel meest succesvol was Pakosie (1993, ρ 13-14) 72) Hocrcc, J, 1983, ρ 91, 92 en , Price, R, 1983a, ρ 97 Wat betreft de identiteit van Dabi (Dan) en Kwaku Kwadjani geeft Hocrcc (1983, ρ 91) een nogal afwijkende versie, hij stelt namelijk dat Adu werd opgevolgd door Dane Akuadjani 73) Hartsinck, J J, 1770, ρ , Pnce, R, 1983a, ρ , idem, 1983b, ρ en ) Pnce, R, 1983a, ρ ) Dabi overleed in 1765 Beet, С de en R Price, 1982, ρ 29 en 202 noot 3 Over de wijze waarop Abini het gaama-schap verkreeg zie idem, ρ 30 en 137, Pnce, R, 1983a, ρ Het overlijden van Dabi m 1765 wordt ook vermeld door Pnce, R, 1990, ρ 75 76) Zie over deze expeditie van Ncpveu het door hem bijgehouden Journaal dat als dokument 10 is opgenomen in Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ ) Over de betekenis van deze goederen, de verdeling ervan in 1763 en voor de betreffende lijst zie Beet, С de en R Price, 1982,p 32-33, 196 en noot 2 en dokument 13, ρ Zie ook Bouwhuijscn, Η van der e a, 1988, ρ 31 en 102, Price, R, 1990, ρ Zie over het sluiten van de eed Hartsinck, J J, 1770, ρ , Beet, С de en R Price, 1982, ρ 31 78) Zie hoofdstuk ) Stachclin, F, , dl 2, af] 3, ρ 273 Brief van J С Schmidt van 21 maart ) De tekst van dit vredesverdrag dat zich bevindt in het ARA-1, OAS, RvP, inv nr 66, notulen van 27 september 1762, staat afgedrukt in Hartsinck, J J, 1770, ρ , waarbij het opvalt dat artikel 15 ontbreekt, WIP, ρ , No 633, hierin is op ρ , No 634 tevens opgenomen de Notificatie van 29 september 1762 waarbij hel vredesverdrag werd bekend gemaakt, Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ en de Engelse vertaling hiervan in Price, R, 1983b, ρ ) Zoals reeds aangegeven in noot 28 verliepen de contacten tussen de Marrons en de Indianen vnj wisselvallig Beet, С de en R Pnce, 1982, ρ , 131, 133, 139, , 201 noot 4, 204 noot 3, Pnce, R, 1983a, ρ 51, 80 en , Scholtens, Β, 1992, passim 82) Het Journaal van Dong is als dokument 12 opgenomen in Beet, С deenr Pnce, 1982, ρ , idem, ρ en 204 noot 4 voor de reden waarom Samson en Afadje niet aanwezig waren op 19 september Zie voor de aparte vrede met Samsam en Afadje ook Pnce, R, 1983a, ρ ) Beet, С deenr Pnce, 1982, ρ ) Zie voor de namen van de ondertekenaars het verdrag zoals vermeld in noot 80 85) Zie het als dokument 12 opgenomen Journaal van Dong in Beet, С de en R Pnce, 1982 Overigens vermeldt Dong hier op ρ 170 en 175 naast Musinga en Beku een zekere Kofi Sigo als het 'voornaamste opperhoofd' Kofi Sigo overleed in 1765 Pnce, R, 1990, ρ 75 86) Alhoewel artikel 10 van het vredesverdrag van 1762 vervoer naar Paramanbo over zowel de Suriname- als de Saramacca Rivier toestond, was dit laatste de Matawaï steeds belet De aanleiding voor de ontvluchting van de ongeveer 150 slaven blijkt te zijn geweest de problemen die ontstonden toen Musinga, die ter verkoop van goederen op weg was naar Paramaribo, op één van de betreffende vier plantages wilde overnachten, waarop de bevreesde eigenaar er toe over ging zijn slaven te bewapenen Pnce, R, 1990, 165

169 ρ Zie ook Staehclm, F, , dl 3. ρ 3, Hartsinck, J J, 1770, ρ 812, Beet, С deenr Pnce, 1982, ρ ) Volgens Stachelin ( , dl 3,p 3 en 47) sneuvelde gaamaabini in december 1766 in de strijd tegen de Matawaï Volgens Wong (1938, ρ 324) vochten ook de Coppename-Marrons - dit waren de nakomelingen van de Kondi-Marrons van Jermcs - mee tegen dcmatawai Wong stelt tevens dat het gouvernement in 1767 een poging van de Matawaï belette om richting Coppcname Rivier te trekken Price (1990, ρ 83-84, en 361 noot 18) toont aan dat Abini op 4 januari 1767 tijdens de aanval op het dorp van Musinga werd gedood en dat Kwaku Etja rond 1775 werd geïnstalleerd als de nieuwe gaama Ook Meissner (1848, ρ 3) noemt 1767 als hel jaar van overlijden van Abini 88) Een compromis werd bereikt waarbij de zoon van Abini, Alabi van de Awana-lo, beloofde af te zien van oorlog tegen de Matawaï in ruil waarvoor hem werd toegezegd dat hij de nog te benoemen nieuwe gaama (Kwaku Etja) na diens dood zou opvolgen Vooralsnog werd Alabi kapitein van Scntca Vanwege zijn jeugdige leeftijd - 23 jaar - kwam hij nog niet in aanmerking voor het gaama-schap Price, R, 1990, ρ en 93 Zie ook Hoeree, J, 1983, ρ Nog regelmatig is sindsdien sprake van conflicten tussen de Matawaï en de Saramaka in 1810 moesten de posthouders de geschillen tussen beide groepen oplossen SSM, Register notulen RvP, 6 juli 1810 Op dezelfde plaats staat vermeld dat gaama Alabi in 1810 als zijn opvolger de gekerstende Petrus Louis had aangewezen, hetgeen werd goedgekeurd door de Raad van Politie 89) De vrede met de Matawaï wordt over het algemeen gedateerd op 1767 Green, E, 1974, ρ 57,Bect.C deenm Stcrman, 1981,ρ 10 Pncc(1990,p ) toont aan dal deze vrede in april 1769 werd gesloten De tekst van hel verdrag is onbekend, maar vermoedelijk komt deze overeen met die van 1762, waarvan het een herbekrachtiging was Zie ook Hartsinck, JJ, 1770, ρ 812-Π Van de ongeveer 150 ontvluchte Para slaven werden er door Musinga slechts zo een 50 overgeleverd aan het gouvernement De overige circa 100 waren reeds eerder grotendeels doorgespeeld aan de Saramaka, waar ZIJ de basis zouden vormen van een nieuwe lo dcfandaaki Pnce, R, 1990, ρ 113 en ) WIP, ρ 755, No ) Zie noot 37 92) Lier, R van, 1977, ρ en ) Staehclm, F, , dl 2, ρ , Raalte J van, 1973, ρ 160, Steinberg, H G, 1933, ρ , Doth, R Ε С e a, 1965, ρ 17 en 24, Fontaine, J, 1985, ρ 42-44, Wolbers.J, 1861, ρ ) Wolbcrs (1861, ρ ) geeft een korte evaluatie van de vredesverdragen en hij sluit zich aan bij de visie van de Bosnegers wal betreft de mishandeling van de slaven door de planters als oorzaak voor de marronage (en de spoedige opleving van de strijd tegen de Aluku) Pnce (1990, ρ noot 24) gaat in op de voortdurende pogingen van het gouvernement om de vredesverdragen aan te passen Hoogbergen (1993a, passim) vermeldt enkele patrouilles waarbij Ndyuka werden ingezet tegen de Kwinti Over de verhouding tussen de Kwinti en de Karbugers (Indianen) schrijft hij ' Het artikel heeft duidelijk gemaakt dat Indianen en Kwinti elkaar te vuur en te zwaard bestreden ' 95) Beet, С deenm Sterman, 1981, ρ Het matrilineair verwantschapssysteem en de implicaties ervan komen in diverse antropologische studies over de Bosnegers uitgebreid ter sprake Pnce, R, 1975, Kobben, A J F, 1979, Beet, С deenm Sterman, 198l,Hocrec, J, ) De wijzigingen die plaatsvonden vanaf de Tweede Wereldoorlog komen ter sprake in hoofdstuk 4 97) Hoercc, J, 1983, ρ 188, Pakosic, ARM, 1993, ρ 20 98) Eist, D Η van der, 1970, ρ ) Deze later vaak bekritiseerde kostuums zijn sindsdien regelmatig aangepast Bijblad GB, No 111, Beschikking 29 mei 1934, Centraal Archief Paramaribo (CAP), Resolutie 8 april 1950, No ) Eist, DH van der, 1970.P ) Hocree, J, 1983, ρ

170 102) Thodcnvan Velzen, H.U E, 1966, ρ 62, Hoercc, J, 1983, ρ 189 Morssink ( , dl 1, ρ 57-59) vermeldt naast de speciale stok voor de gaama en de fn pau voor de kapiteins ook nog de "prisin pau" die bij latere uitbreiding van het aantal kapiteins werden uitgedeeld 103) Hoeree, J, 1983, ρ 192 en ) Scholtcns, Bea, 1992, hoofdstuk ) Hoercc, J, 1983, ρ 211 en ) Thodcn van Velzen, HUE, 1966, ρ Deze titels zijn veelal ontleend aan ambtelijke en militaire functies in het koloniaal bestuursapparaat Een basia oftewel bastiaan was de zwarte slavenopzichter op een plantage Sinds de Tweede Wereldoorlog is deze titulatuur teruggebracht tot gaama, (hoofd-)kapilcins en basia 107) oc, ρ 11, Thodcn van Velzen, Η U E en W van Wetering, 1988, ρ XII 108) Het bestuurssysteem bij de Bosnegers komt in diverse studies ter sprake Wc verwijzen met name naar Thodcn van Velzen, Η U E, 1966, hoofdstuk 6, zie wat het dorpsbestuur betreft ook Jonas, J С, 1991, passim Het rechtssysteem wordt besproken in Prins, J, 1953, passim, Wijnholt, R, 1965, ρ 8 17, Givens, SM, 1984, passim, Libretto, HRM, 1990, hoofdstuk 3 109) Hoogbergen, W, 1988, ρ Voor een uitgebreide verhandeling zie idem, 1985, passim en 1990, passim De term boscrcool geeft aan dat Boni in vrijheid was geboren (rond 1730) in het bos 110) In 1988 verscheen onder redactie van Richard en Sally Pnce een nieuwe cdilic van de "Narrative ', die voor het eerst is gebaseerd op het oorspronkelijke manuscript van Stcdman uit 1790, dat een aantal opvallende verschillen vertoont met de uitgave van 1796 Zie hierover de Inleiding van de Pnces tol Stcdman, 1988 Het boek van Stcdman geldt als een van de belangrijkste ooggctuigcvcrslagcn van de eerste Boni-oorlog en het geeft levens een schat aan informalie over de Surinaamse plantagesamcnlcving in de tweede helft van de achttiende eeuw 111) Voor nadere informatie over de eerste Boni-oorlog verwijzen wc naar Brouwn, Ch, 1796, passim. Beet, С de, 1984, passim, Hoogbergen, W, 1985, passim, idem, 1988, ρ 66-75, idem, 1990, passim, Stcdman, J G, 1988/1790. passim Over de getalsverhoudingen tussen de Aluku en het militaire apparaat van het gouvernement zie ook Esscd, H. 1984, ρ De oostgrens van Suriname was in deze periode onduidelijk bepaald Alhoewel dit officieel de Sinnamary Rivier was, hadden de Fransen reeds in 1766 een militaire post gevestigd aan de Marowijne Rivier Gezien de officiële contacten die de Surinaamse overheid omtrent de verdri vmg van de Aluku opnam met de Franse autoriteiten, mag men veronderstellen dat het koloniaal bestuur van Suriname zich bij deze realiteit had neergelegd Deze grenskwestie zou pas in de negentiende eeuw worden geregeld Wekker, J BCh, 1984, ρ 17-21, zie ook noot 5 112) Volgens Stedman (1988/1790, ρ 408) beloofde kolonel Fourgeoud tijdens zijn aanval op het dorp Gado Sabi in augustus 1775 de Aluku de vnjheid In zijn rapportage over deze veldslag maakte Fourgeoud echter geen melding van dit vredesaanbod Beet, С de, 1984, ρ 24 Over het geringe vertrouwen van het gouvernement in de bevredigde Bosnegers en voor de argumentatie waarom het tegen een vredesverdrag met de Aluku was zie Beet, С de,1984, ρ 9 14 en 29, Wolbcrs, J, 1861, ρ 335 Voor een enigszins andere inlcrpralie zie Esscd, Η, 1984, ρ Overde vredesvoorstellen van de Aluku zie Beet, С de, 1984, ρ 11, 14, 16, 121, 136 en 137 Volgens Abbenhuis (1964, ρ 23) werden de vredesvoorstellen van de Aluku gedwarsboomd door de politieke ambities van gouverneur Nepvcu die zou hopen directeur van de Sociëteit van Suriname te worden De onverzoenlijke houding van het gouvernement tegenover de Aluku hield volgens Lichtveld en Voorhoeve (1980, ρ 130 noot 2) verband met de ervaringen met de grote slavenopstand in Berbice in ) Zie noot ) Hoogbergen, W, 1984, ρ )Malouc(, V Ρ, 1802,dl 3,p en 39-41, inzijn tweede memorie aan de gouverneur op 16 augustus 1777 stelde Malouct (1802, dl 3, ρ 61) "Les maîtres qui abusent dans toutes les colonies européennes du droit terrible du plus fort, sont les véritables auteurs des desordres intérieurs, et les Gouvernements que tolèrent ces abus, qui refusent toute protection a l'esclave par un respect injuste pour la propriété du maître, compromettent 167

171 verilablemenl la propriété cl sûreté des colons " Zie ook Wolbers, J, 1861, ρ , Hurault, J, 1960, ρ 80-81, Hoogbergen, W, 1985, ρ ) Groot,SW dc,1975c,p 45, idem, 1980,p 8, Hoogbergen, W, 1984, ρ 16 Hoogbergen (1988, ρ 76) stelt overigens dat de verhouding lussen de Aluku en de Ndyuka gedurende ruim 12 jaar zeer harmonieus was 117) Hoogbergen, W, 1988, ρ ) Hoogbergen, W, 1985, ρ , Wolbers, J, 1861, ρ 443 De vrede kwam volgens Abbenhuis (1964, ρ 34) niet tot stand omdat Nederland beducht zou zijn voor de uitstralingseffecten van de Franse Revolutie, waardoor hel besloot tot een harde aanpak van de Aluku 119) Het vredesplan van Fnderici met de Aluku staat afgedrukt in Hoogbergen, W, 1984, ρ ) Hoogbergen, W, 1988, ρ Volgens Wong (1938, ρ ) trok na de dood van Pamu de kleinzoon van zijn zus (de invloedrijke priesteres Ma Kato), Bambi, het gaama-schap aan zich Dit werd betwist door Toni, de zoon van Ma Kato's zus Ma Musafu, die door het volk zou zijn erkend Dit zou het begin zijn van de strijd tussen de "blaka bere" (de familie van Ma Kato) en de "redi bere" (de familie van Ma Musafu) binnen de Oto-Io Met name na zijn aandeel in het bedwingen van de Aluku steeg het prestige van Bambi sterk en hij weigerde de stok af te staan In 1793 zouden beiden door gouverneur Fnderici zijn bevestigd als gaama, waarbij Toni werd belast met het burgerlijk gezag en Bambi mei de defensie Volgens Hoogbergen (1985, ρ 478 noot 70) werd Bambi pas gaama na de dood van Toni in 1808 Bambi overleed in 1819 Over de verwantschapsrelaties bestaat in de literatuur enige onduidelijkheid Terwijl volgens Wong (1938, ρ 331) Ma Katoen Ma Musafu (die ook bekend stond als Ma Dona en Ma Aginbasa) zusters waren, is volgens Hoogbergen (1985, ρ 470 noot 69 en ρ 473 noot 31a), die zich baseert op poslhouder Thies, Ma Musafu de moeder van Ma Kato en Pamu In dit laalslc geval zou Toni een broer zijn van Pamu en Ma Kato Volgens Morssink ( , dl 3, ρ 1-13) waren Ma Kato en Ma Musafu zussen en waren Pamu en Toni zonen van de laatste Tol deze beide broers zou ook het onderscheid zijn te herleiden tussen de blaka bere (Pamu donker gekleurd) en de "redi bere" (Toni licht gekleurd) Bambi was volgens Hoogbergen (1985, ρ 372) een zoon van Ma Kato Volgens Pdkosie (1993, ρ 14) waren Pamu, Kalo en Musafu broer en zussen en kinderen van stammoeder Benkina 121) Groot, S W de, 1980, ρ 12, Hoogbergen, W, 1985, ρ ) Hoogbergen, W, 1985, ρ Voor de verschillende versies omtrent de dood van Boni zie ook Pakosie, ARM, 1972, passim, Groot, S W de, 1980, passim 123) Groot, S W de, 1980, ρ 9, idem, 1969, ρ 15, Wong, E, 1938, ρ ) Hoogbergen, W, 1988, ρ ) Wolbers, J, 1861, ρ 444, Abbenhuis, M F, 1964, ρ ) ARA-I, OAS, Gouvcrnementssecrctaric, inv nr 770 missive van poslhouder G Callenburg Kelderman aan de Raden-Commissarissen J Stockel en F A A Schwennicke, 15 september 1806 In hoofdstuk 2 wordt nader op deze verwikkelingen ingegaan 127) ARA-1, Suriname na 1828, Commissariaat voor de Inlandschc Bevolking (CIB), inv nr 12 missive van posthoudcr F Schachtrupp, 21 augustus 1836 Zie ook Hurault, J, 1960, ρ , Hoogbergen, W, 1985, ρ ) Deze overeenkomst is opgenomen in de Resolutie van 12 november 1836, No 1284/1153 ARA-1, CIB, inv nr 12 Zie ook idem, inv nr 26 missive van de procureur-generaal (PG) aan de gouverneur, 24 september 1836, No ) ARA-1, CIB, inv nr 27 missives van de PG aan assistent J van David Mcndcs, 3 april 1837, aan de gouverneur, 9 januari 1837, No 5,20 mei 1837, No 72,13 juli 1837, No 93 en 9 september 1837, No 116, aan F Schachtrupp, 12 juni 1837, No 78 en 15 juli 1837, No 97, idem, inv nr 12 missives van F Schachtrupp, 20 juni en 15 augustus 1837 Zie ook Hurault, J, 1960, ρ , Hoogbergen, W, 1985, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 29 missive aan de luitenant-commandant van post Armina, A van Doorn, 13 augustus 1839, No 93, idem, inv nr 17 missive van A van Doorn aan de GS, 26 november ) ARA-1, CIB, inv nr 10 missive van posthouder С J Geut aan J van David Mendes, 16 augustus 1841 Zie ook Hurault, J, 1960, ρ , Hoogbergen, W, 1985, ρ Casfésoca was de naam van een Franse militaire post aan de Oyapock 168

172 132) ARA-I, OB, ìnv nr 10 missivevancj Geul aan J van David Mendes, 20juni 1841, idem, inv nr 20 missive van de GS (De Veer) aan J van David Mendes, 5 december 1841 Blijkbaar verbleven dus reeds rond 1840 Aluku aan de Marowijne Rivier, namelijk aan de nabij de Armina Vallen aan de Surinaamse kant gelegen Bom Kreek 133) CAP, Commissariaat voorde Inlandsche Bevolking, (CIB), inv nr 9 missive van de waarnemend assistent-posthouder in Albina, G Stein, 14 december 1852, idem, inv nr 89 missive van de GS aan de gouveneur, 27 december 1852, No 50, idem, inv nr 55 Nota posthouder С L d Hondl,3 januari 1853 en missive van G Stein, 8 februari ) CAP, CIB, inv nr 12 missive van assistent H С J Slengarde aan M Montecatini, 26 januari 1849, No 9, idem, inv nr 8 missivcvana Kappler, 22 september 1850, idem, inv nr 38 missive van de GS aan de hoofdvoorstander van de EBGS, 20 oktober 1857, No ) CAP, CIB, inv nr 55 Nota posthouder С L d'iiondt, 3 januari 1853, missives van d Hondt, 18 januari en 6 februari 1853, missive van G Stem, 8 februari ) CAP, CIB, inv nr 58 missives van A Kapplcr, 26 en 27 juh 1856 Zie ook Groot, S W de 1977, ρ 71-74, Hoogbergen, W, 1985, ρ Gaama Beeyman - in archiefstukken veelal Bijman genoemd - reisde naar de stad ter ondertekencning van het decreet dat de opheffing van de beperkingenvan de bewegingsvrijheid van de Bosnegers regelde (zie hoofdstuk 2 3 ) De latere posthouder bij de Ndvuka, W F van 1 ïcr, schrijft in een Nota van 15 juli 1919 dat de Aluku, nadat zij zich hadden teruggetrokken aan de Boven-Lawa, in voortdurende ballingschap' leefden van dcndyuka, van wie zij de Pongudu Vallen niet mochten passeren De Aluku zouden schatplichtig zijn aan de Ndyuka, aan wie zij jaarlijks korjalen, hangmatten en bosproductcn moesten leveren, in ruil waarvoor zij zout, zeep, spiritus en kleding ontvingen Verder zouden de Aluku op barbaarschc wijze door de Ndyuka worden mishandeld Deze Nota is opgenomen in CAP, Secretaris Brief (SB), 21 juni 1924, No ) CAP, CIB, inv nr 61a missive van posthouder A Kappler aan het CIB, 1 januari 1862, No 8 Zie ook de artikelenscne Een gouvcrnemcntscxpedilie naar de Marowijne, 18 augustus - 18 september 1874 in De West, 6 t'm 9 april 1964 Π8) CAP CIB, inv nr 59 een door J M G Kuhn geschreven brief van gaama Becyman aan het CIB, 27 februari 1857 Juan Kuhn was een vrije kleurling die samenleefde met een Bosncgerin Hij verbleef gedurende een lange periode in het Tapanahonigebied en fungeerde voor zowel Bceyman als diens opvolger Bceymofu als schrijver 139) CAP, CIB, inv nr 59 missive van assistent-posthouder A Kappler aan het CIB, 14 maart 1857, No 33, zie ook de missive van posthouder С L d Hondt aan het CIB, 31 maart 1857, waarin melding wordt gemaakt van ongeregeldheden tussen Tollengc en de Aluku en Pongudu 140) Hurault, J, 1960, ρ , Groot, S W de, 1977, ρ 71-77, Hoogbergen, W, 1985, ρ , CAP, CIB, inv nr 61 Staal over 1860 door waarnemend posthouder E Τ le Fevre, als bijlage opgenomen bij missive van A Kappler, 15 februari 1861, No 2, idem, missive van A Kappler, 16 maart 1861 en missive van Slengarde aan Kappler, 5 april ) CAP, Resoluties Nos 1280 van 22 oktober 1860 en 69 van 3 januari ) CAP, Protocollen 1861, No 69 dit Protocol bevat onder andere het zeer lijvige rapport van 20 december 1860 dat de commissieleden Τ J Ey ken Sluy ters en E J Slengarde (de Franse gedelegeerde was de eerste luitenant Romnv) over hun reis naar de Boven-Marowijne van 25 oktober t/m 28 november 1860 samenstelden ten behoeve van de gouverneur Van der Eist (1970, ρ 71-73) plaatst enkele kanttekeningen bij de veronderstelde slavernij waarin de Ndyuka de Aluku hielden 143) Het verdrag met de Aluku is als bijlage opgenomen in het rapport van Eyken Sluyters en Slengarde CAP, Protocollen 1861, No 69 Voor de overeenkomst van 1856 zie hoofdstuk 2 144) Zie over de Kwinti Hoogbergen, W, 1978, 1983 en 1993a, Beet, С de en M Stcrman, 1980, Eist, D H van der, 1975, Wekker, J В Ch, 1985, Bakhuis, LA, 1902, passim 145) Hoogbergen, W, 1978, ρ 10-13, idem, 1983, ρ , Beet, С de en M Stcrman, 1980, ρ 2-27 In 1829 stelde de posthouder bij de Matawai, W G Hertzberger, dat de Matawaï bekend waren met de zogeheten Kofimakancgers, die echter niet in hun 169

173 woongebied verbleven ARA-1, CIB, inv nr 1 missive van Herlzbcrgcr, 27 oktober ) CAP, Resolutie No 1307 van 7 maart 1887, in een latere Resolutie, No 1611 van 1 maart 1893, wordt Alamun aangeduid dis 'oppcrkapitcin ' 147) CAP, Resolutie No 8100 van 24 november 1984 en het hierin opgenomen rapport van de gouvcrncmcntslandmclcr W L Loth van 5 november 1894, waaruit onder andere blijkt dat zich inmiddels gczagsproblemcn voordeden tussen Alamun en kapitein Aketcmoni die zich met zijn aanhang had gevestigd in Kaaimanston 148) Zie over de Paramaka Hoogbergen, W, 1978, ρ 7-9, Lenoir, J, 1973, ρ 18-29, Morssink, F, , dl 5, ρ 47-52, Wong, Ε, 1938, ρ en 347, Scholtens, В, 1993, passim 149) ARA-1. CIB, ιην nr 1 Journaal van posthoudcr F Schachtrupp, oktober 1829 t/m juni 1830, 1 juli ) Tijdens expedities van de gouvcrncmentssecrelaris Mr Ρ Alma in 1874 en van de gouvcrnemcntslandmcter W L Loth in 1878 wordt nadere informatie verkregen over de Paramaka Sypcsteyn, С A van 1880, ρ 184, Loth, W L, 1879, ρ 2, Hoogbergen, W, 1978, ρ ) Op basis van informatie van posthoudcr A Kappler stuurde Raad-Commissaris G Duyckinck de gouverneur in 1872 een Verslag over de Paramaka Duyckinck vermeldde dat de Paramaka een dorp nabij de oever van de Marowijne bewoonden en ongeveer 90 personen telden, onder wie 12 ontvluchte (voormalige) slaven De overigen waren geboren in het bos Via aangelegde paden stonden zij in contact met de Ndyuka aan de Cottica en de Marowijne De Ndyuka lieten hen soms hout kappen en oefenden een zekere "surveillance" over hen uil, een "zekere pressie" De Paramaka bewerkten hout en verkochten, daar ze in vruchtbaar gebied woonden, aardvruchlcn aan de Ndyuka Sinds de Emancipatie probeerde het gouvernement tevergeefs met de Paramaka in contact te treden Eind 1871 bezocht hun hoofdman (Frans Kwaku) met tien volgelingen de gouverneur Hen is toen gewezen op hun verplichtingen jegens de regeringen op de ongegrondheid van hun vrees dat ze aan de Ndyuka cijnsbaar zouden zij π CAP, CIB, inv nr 16 Verslag over de Paramaka, 12 januari 1872, No 3 152) Terwijl Apcnsa reeds sinds 1898 de titel van gaama mocht dragen, ontving hij hiervan in 1900 hel schriftelijk bewijs Tijdens zijn beëdiging in 1901 werden levens twee kapiteins benoemd, te weten David Kofi van de Asaiti-lo van Badatabiki en Asede van de Molo-lo van Lokaloka Aldus beschikte elk van de drie matriclans over een officieel erkende dignitaris Vanaf 1902 ontving Apcnsa een toelage van 300 gulden per jaar Volgens Apcnsa had hij reeds vijf voorgangers gehad die allen de titel van gaama droegen Reeds een dag na zijn beëdiging schreef Apensa de gouverneur een brief waarin hij naast een toelage tevens om enkele andere zaken verzocht Getuige een kanttekening viel deze bncf niet goed bij de autoriteiten 'De onbeschaamdheid van Apinsa loopt de spuigaten uil en moet gebreideld worden " Apcnsa reageerde onmiddellijk met een zeer nederige brief waarin hij zijn verontschuldigingen aanbood CAP, Resoluties No 1309 van 12 februari 1901, No 1566 van 21 februari 1901, No 6774 van 1 augustus 1902 en de secretansbrievcn (SB) No 209 van 25 september 1900 en No 244 van 14 november 1900 Over het bezoek van Frans Kwaku in 1871 aan de stad zie Koloniaal Verslag 1871, ρ 3en noot ) Vlier, M LE, 1881, ρ ) Zie over de Brooskampers Zeegclaar, JF, 1871, ρ 34-35, en 70-73, Vlier, M LE, 1881, ρ , Coll, С van, 1903, ρ , Beck, S, 1926, ρ 3-13, Hoogbergen, W, 1978, ρ en 30-34, idem, 1983, ρ ) Wolbers, J, 1861, ρ 676, Groot, S W de, 1977, ρ Zie over de Krabbeholo-Marrons Hoogbergen, W, 1993b, passim 156) Hoogbergen, W, 1978, ρ Zie over deze expedities (bospatrouilles) en Marronkampen ook Hoeveil, W R van 1864, dl 2, ρ ) Siwpersad, J Ρ, 1979, ρ ) oc, ρ 4 170

174 Hoofdstuk 2 1 ) Wolbers, J, 1861, ρ ) ENWI, ρ 120, EvS,p 62 3) Wolbers, J, 1861, ρ 567, zie ook ρ 421 Voor de slechte reputatie van Suriname wat betreft de behandeling van de slaven zie ook Lier, R van, 1977, ρ 96 Bepalend voor de negatieve beeldvorming waren vroege auteurs als Voltaire (1759) en Stedman (1790/1796) De stcllingname aangaande dit onderwerp van enkele Engelse arbiters bij het Gemengd Gerechtshof ( ) veroorzaakte veel wrevel bij de Surinaamse planters Siwpersad, J Ρ, 1979, ρ en Zie ook de in Siwpersad (1979, ρ 89-90) aangehaalde Nota uit 1838 van de gouvemcmentssecrctaris G S de Veer Soortgelijk waren de reacties op een brochure uit 1848 van de hoofdvoorstander van de EBGS, Otto Tank, waarin deze onder meer stelde dat de slaven nergens zo slecht werden behandeld als in Suriname Wolbers, J, 1861, ρ Oostindic (1989, ρ 5-8 en ) plaatst enkele kanttekeningen bij deze discussie over de behandeling van de slaven De Engelse auteur PalgTavc (1876, ρ 144) schreef 'True, the Dutch were not exceptionally hard masters, they might even, as a whole, contrast favourably with many other slave-owning nationalities of the time " Voor nadere informatie over de effecten van de aangehaalde ontwikkelingen in Europa op Suriname en over de periode van het Engels tussenbestuur zie Wolbers, J, 1861, ρ , Einaar, J F E, 1934, passim Zie over de slavenopstand in Demcrara Wolbers, J, 1861 ρ 464 4) Voor de effecten van de Emancipatie in Brits Guyana en in Frans Guiana alsook voor de evolutie van de Nederlandse politiek ten aanzien van de afschaffing van de slavernij in Suriname zie Siwpcrsad, J Ρ, 1979, passim Opp bespreekt Siwpersad een veertiental factoren die moeten verklaren waarom het in Suriname in de negentiende eeuw niet tot grote slavenopstanden is gekomen Als tweede factor wijst hij op de traditioneel goede verstandhouding tussen de regering en de Bosnegers Zie voor hel uitspraak van de assistent CAP, C1B, inv nr 12 Rapport van Η С J Slcngardc over de Bosnegers voor de GS, 18 juli 1846, No 25 5) Thoden van Velzen, HUF en W van Wetering, 1988, ρ 11 6) Teenstra, M D, 1835, 5c Afd, ρ 166 en 173, Hostmann, F W, 1850, dl l,p 286 Koloniaal Verslag 1850, ρ 3 stelt dat de Ndyuka aan de Sara Kreek door het gouvernement 'geduld" werden, hun kapitein heette Bretan, Wong, E, 1938, ρ , Thoden van Velzen, HUL, 1966, ρ 9 7) Wong, E, 1938, ρ 305, Groot, S W de, 1970a, ρ ) Groot, S W de, 1975c. ρ 47 9) Zie over deze opstand bij het Korps Vrije Negers Groot, S W de, 1988/89, passim, idem, 1970a, passim, Wolbers, J, 1861, ρ De gesloten vrede tussen de Ndyuka en de Aluku wordt vermeld in een missive van posthouder G Callenburg Kelderman, 15 september 1806 ARA-1, OAS, Gouverncmcntssccretanc, inv nr ) Groot, S W de, 1970a, ρ ) Naar aanleiding van de opstand werd in de Raad van Politie voorgesteld de Saramaka te begunstigen teneinde hen af ie houden van coniaci met de Ndyuka Zie voor de notulen van deze vergadering van 6 december 1806 ARA-1, OAS, Gouvemcmentssecrctane, inv nr ) ARA-1, OAS, RvP, inv nr 186,31 oktober 1805, een afschrift van deze Instructie is te vinden in deel 12 van de memoires en onuitgegeven werken van Mr A F Lammens ( ) SSM 13) Zie voor de tekst van het concept-vredesverdrag Groot, S W de, 1970a, ρ ) о с, ρ 302, reeds in de vergaderingvan de Raad van Politie van 6 december 1806 was vastgesteld dat het gouvernement weinig middelen ter beschikking stonden om de Ndyuka zijn beleid op te leggen ARA-1, OAS, Gouvcrnementssccretaric, inv nr ) Van dit verdrag bevinden zich kopieën in de Centrale Bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam (KIT), RG No 70 en in het ARA-2, Collectie Goldberg, No 172 Beide kopieën vertonen naast kleine stilistische ook enkele inhoudelijke verschillen We geven hier de kopie van het KIT weer en vermelden in noten de belangrijkste inhoudelijke verschillen a) de ARA-kopie meldt als juiste datum 15 september 1809, b)vasalenipv vervallen, 171

175 c) stil ïpv wel, d) te vervoeren ipv deboucheeren, c) rebellie ïpv rebellen, f) toevoeging vee, g) toevoeging moeten zij van aldaar aan Paramaribo, h) toevoeging welke zij zeggen te hebben om de boven plantagien zo veel mogelijk, i) blanken ïpv slaven, j) Gecommitteerde Raaden ïpv gecommitteerden, k) de zinsnede "zal de Sara Kreek binnen een jaar ontruimd moeten worden " luidt in de ARA-kopic "wordt een daarheen vastgestelde bepaald " 1) de ARA-kopie meldt verder Secretaris der Commissie L Blum Was verder getekend door het Groot Opperhoofd Bambic Quassie Maba - fiscaal de verdere opperhoofden Capiteins van de Loos Een samenvatting van dit verdrag bevindt zich in SSM, Lammens, dl 12 Deze samenvatting is afgedrukt in Groot, S W de, 1970a, ρ 303 Het verdrag werd in 1811 herbevestigd Sack, A von, 1821, dl 2, ρ ) Groot, S W de, 1970a, ρ De gouverncmcntsdclcgatie vertrok op 3 september en keerde op 29 september terug in de stad SSM, Cat No 509 Gouvcrnementsjournaal ) Zie behalve deze Instructie voor de posthoudcr ook artikel 4 van de Instructie voor de commissaris die belast was met het overbrengen van de goederen in 1811 WIP, Nos 1014 en 1015 In 1812 werd een beroep gedaan op de Ndyukaomeen militaire expeditie op touw te zetten tegen Aluku die zich ophielden in Benedcn-Cassipora en in Klaas Kreek SSM, Register Notulen RvP, 5 augustus ) ARA-2, Ministerie van Kolomen (MvK) , inv nr 3562 Minuut-memorie van de Staats Raad in buitengewone dienst belast met de portefeuille voor het Departement van Koophandel en Kolomen, 23 april 1815 De adviezen aangaande de posthouders en bijlcggcrs werden blijkbaar niet verwezenlijkt In hoofdstuk 1 3 vermeldden we reeds dat over het algemeen hun kwaliteiten sterk te wensen overlieten In de archieven wemelt het van de klachten Over de van bij de Matawaï te Piket gestationeerde posthouder W G Hertzberger schrijft Van David Mendes "hij was maar wel te vreden als zij hem stil in de hangmat beschonken lieten liggen" ARA-1, CIB, inv nr 11 missive Van David Mendes aan de GS, 31 augustus 1839, No 31 Vermoedelijk mede vanwege de geringe controle lichtten de posthouders nogal eens de hand met de hun meegegeven Instructie De bij de Saramaka gestationeerde J W Stockelaar van Eyck ( ) visiteerde bijvoorbeeld nooit de dorpen, terwijl dit jaarlijks diende te geschieden ARA-1, CIB, inv nr 36 missive van assistent J van David Mendes aan posthouder H D Dankmeyer, 7 september 1835, No 89 Er deden zich bij herhaling problemen voor tussen de Bosnegers en de posthouders In 1812 bijvoorbeeld weigerde gaama Bambi van de Ndyuka de nieuw benoemde posthouder W Bakker huisvesting te verschaffen, waardoor deze noodgedwongen post Armina als standplaats nam SSM, Register Notulen RvP, 19 juni, 21 augustus en 28 december 1812 Zoals we nog zullen zien hield posthouder F W Hostmann het in 1840 nog geen halfjaar vol aan de Tapanahoni 19) De voormalige posthouder bij de Ndyuka, Hostmann (1850, dl l,p 258) stelt dat het gouvernement niet wist wat met de Bosnegers aan te vangen 20) Wong, E, 1938, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 35 Verslag bijeenkomst J van David Mendes met posthouder F Schachtrupp en de Ndyuka majoor Guary op 25 januari en 2 februari 1834 In een rapport uit 1923 stelt bosopzichtcr L Junker hieromtrent dat vanwege de doodstraf die bestond op verdenking van wisi, hekserij, een aantal Ndyuka zich niet wilde onderwerpen aan het godsoordeel dat hierover besliste en vervolgens naar de Suriname Rivier trok, waar gaama Wetiwojo hun toestond om zich aan de Sara Kreek te vestigen Rapport van L Junker van 22 april 1923, "Toegift Hoe kwamen de Aukaners aan de Sarakreek 9 ", in Morssink (z j ) 22) ARA-1, OAS, Gouvemementssecretarie, inv nr 770 Notulen vergadering RvP, 3 december ) WIP, No 1015, ρ , met name de artikelen 2 en 3 172

176 In 1814 verzocht gaama Bambi om vrije doorvaart voor de Ndyuka via de Suriname Rivier De regering had hierover nog geen beslissing genomen ARA-2, Collectie Goldberg, ïnv nr 172, missive aan posthouder С D Koning, 6 oktober ) ARA-1,CIB, inv nr 32 missive van de Raad-Commissans R van Rees aan posthouder F Schachtrupp, 25 juni 1829, No 50/1 25) ARA-1, CIB, inv nr 35 missive Van David Mendcs aan de GS, 27 december 1834, No 154 (eveneens opgenomen in inv nr 88) 26) ARA-1, CIB, inv nr 35 Verslag bijeenkomst Van David Mendcs met Schachtrupp en Guary, 25 januari en 2 februari 1834 en missives Van David Mcndes aan de GS, 24 juli 1834, No 75 en 16 augustus 1834, No 96 27) ARA-1, CIB, inv nr 35 Verslag bijeenkomst Van David Mcndes met Schachtrupp en Guary, 25 januari en 2 februari 1834 en missive Van David Mendcs aan de GS, 27 december 1834, No 154 (eveneens opgenomen in inv nr 88) 28) ARA-1, CIB, inv nr 7 missive Schachtrupp, 10 februari ) ARA 1, CIB, inv nr 12 Resoluties 14 mei 1836, No 660/600 en 1 juli 1836, No 818/747 De eerste uitdeling van goederen aan de Sarakrckcrs vond plaats in november 1837 idem, inv nr 12 Verslag van posthouder J С Thcil over uitdeling goederen aan de Saramaka en de Sarakrckcrs te ppst Victoria, 27 oktober t/m 25 november 1837, zie ook idem, inv nr 27 missive GS aan gouverneur, 15 december 1837, No ) Wong, F, 1938, ρ ) ARA-2, Coll Goldberg, inv nr 172 missive aan posthouder С D Koning, 14 december 1813, ARA-1, CIB, inv nr 34 missive Van David Mcndes aan Schachtrupp, 31 maart 1833, No 25 32) ARA-1, CIB, inv nr 2 missive van Schachtrupp, 19 mei 1833 De problemen tussen de Matawaï en de Ndyuka die in werkkampen verbleven aan de Bcncdcn-Saramacca komen ook ter spraken in King, J, 1973, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 26 missive PG aan gouverneur, 28 maart 1836, No 6, idem, inv nr 12 Resolutie 14 mei 1836, No ) Von Sack (1821, dl 2, ρ ) meldt dat er in 1811 reeds ongeveer zestig Ndyuka in het Cotticagebicd verblijven zie ook Hostmann, F W 1850, dl l,p ) ARA-1, CIB, inv nr 34 missive Van David Mendcs aan Schachtrupp, 31 maart 1833, No 25 Hel idee om de bijlcggcr te verplaatsen naar de Cottica wordt enkele jaren later overgenomen door de PG idem, inv nr 27 missive PG aan gouverneur, 22 augustus 1837, No ) ARA-1, CIB, inv nr 32 missive van de Raad-Commissans R van Rees aan Schachtrupp, 25juni 1829, No 50/1,idem inv nr 35 Verslag bijeenkomst Van David Mcndes met Schachtrupp en Guary op 25 januari en 2 februari 18"ΐ4 en missive Van David Mcndes aan GS, 27 december 1834, No 154 (eveneens opgenomen in inv nr 88) De vrees van de planters voor contacten tussen Bosnegers en slaven wordt ook vermeld door Hostmann, F W, 1850, dl 1, ρ en Wong, E, 1938, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 35 missives Van David Mendcs aan Schachtrupp, 1 β juli 1834, No 72 en 4 september 1834, No 108 en het Rapport van Van David Mendcs over deze patrouille, 22 september 1834 plus een ongedateerde (maart 1834) missive van Van David Mendcs Voor nadere informatie over de Krabbeholo-Marrons die vanaf de jaren twintig van de negentiende eeuw tot aan de Emancipatie diverse dorpen in het Cotticagebied bewoonden, zie Hoogbergen, W, 1993b, passim 38) ARA-1, CIB, inv nr 12 Resolutie 6 mei 1837, No 465/415, idem, inv nr 16 Resolutie 27 april 1838, No 502/458 39) GB 1824, No 10 Uitgezonderd waren de plantages waar de Bosnegers tijdens hun reizen naar de stad mochten aanleggen Groot, S W de, 1977, ρ 1 en 88 Reeds in de achttiende eeuw moest het plakaat dat de Bosnegers verbood om op plantages te verblijven regelmatig opnieuw worden afgekondigd Zelfs de grootopperhoofden schijnen hiertoe een beroep op het gouvernement te hebben gedaan Het plakaat stelde onder meer "met sérieuse aanbeveeling nogthans, omme zo veel mogelijk dezelven afzonderlijk te houden, zonder te gedoogen dat zij zich in de negerhuizen bij de plantagie slaven vervoegen of ophouden" WIP, Nos 628, 998 en ) Wong. E, 1938, ρ , Albitrouw, I, 1978, ρ 4, Fontaine, J, 1985, ρ 74 41) SSM, Register Notulen RvP, 31 augustus

177 42) In 1812 weigerde ga am a Alabi van dc Saramaka een ontvluchte slaaf uit te leveren SSM, Register Notulen RvP, 9 september ) Groot, S W de, 1977, ρ 45, 48-53, 57, 60 en 93 Naar aanleiding van de weigering van dc Ndyuka om de opstandelingen van het Korps Vrije Negers uit te leveren stelde de posthoudcr voor om dc vaart op de rivier stil te leggen ARA-1, OAS, Gouvemcmcntssccrctaric, inv nr 770 missive posthoudcr G Callenburg Kelderman aan dc Raden Commissarissen J Slockel en F A A Schwenni cke, 15 september ) ARA-1, CIB inv nr 34 missive Van David Mendcs aan posthoudcr W G Hertzberger, 2 oktober 1833, No 64, idem, inv nr 35 ongedateerde (maart 1834) missive Van David Mendcs 45) ARA-1, CIB, inv nr 35 missive Van David Mendcs aan Schachtrupp, 16 juli 1834, No 72 46) ARA-1, CIB, inv nr 12 Resolutie 14 mei 1836, No 660/600 47) Een afschrift van deze Instructie, die is goedgekeurd bij Resolutie van 11 november 1835, No 1210/1094 bevindt zich in ADS, zie ook Groot, S W dc, 1977, ρ Het concept van deze Instructie is evenals een concept instructie voor de nieuwe bijleggcr bij de Ndyuka, Η D Bcydcrhase, opgenomen als bijlage bij dc missive van Van David Mendcs aan de GS, 5 juli 1834, No 69 ARA 1, CIB, inv nr 88 48) ARA-1, OAS, RvP, inv nr 62 Journaal van Mcycr, Abcrcrombie en Zobrc over de vredesonderhandelingen met de Ndyuka, Steen Kreek, 24 september t/m 17 oktober ) Zie dc Journalen van Nepvcu en Dong in Beet, С dc en R Price, 1982, met name ρ 126, 130, en ) ARA-1 CIB, in\ nr 43 missive van posthouder HD üankmeycr aan Van David Mcndes, 18 december 1833, No 17 51) ARA-1, CIB, inv nr 3 missive van Schachtrupp, 17 september 1834, idem, inv nr 4 missive van Schachlrupp, 15 juli 1835, idem, inv nr 35 VerslagJ van David Mcndes over de bijeenkomst te post Gelderland van februari 1835 Elders meldt Schachtrupp de komst van gaama Wctiwojo aan dc Tapanahom ARA-1, CIB, inv nr 12 missive van Schachtrupp, 21 augustus ) ARA-1, CIB, inv nr 6 missive van dc PG, Ph de Kanter, aan Van David Mendcs, 10 januari 1837 In 1865 maakten de Matawai Johannes King en zijn halfbroer Noah Adrai een reis naar de Tapanahom en de Lawa, waar zij namens hun gaama, Kalkun, vredesverdragen sloten met dc Ndyuka en de Aluku King, J, 1973, ρ en 99 53) Eist, D Η van der, 1970, ρ ) Over de ontheffing van gaama Gbosuma en de daaraan voorafgaande verwikkelingen vond uitgebreide rapportage plaats ARA 1, CIB, inv nrs 2, 3, 4, 5, 36, 41, 43 en 69 Zie verder Morssink, F, , dl 1, ρ , Junker, L, , ρ 52-55, Wong, E, 1938, ρ , Oudschans DenLz, F, 1948, passim, Hoeree, J, 1983, ρ , Hoeree, J en W hoogbergen, 1984, passim Zie ook hel vermoedelijk door Jacob van David Mcndes geschreven aantekemngsbockje Boschncgcr-aangelegenhcden', zj ( ) dat zich bevindt in de bibliotheek van het SSM 55) ARA-1, CIB, inv nr 36 Verslag door Jacob van David Mendes van de bijeenkomst te post Gelderland van februari 1835, idem, inv nr 2 missive van Hertzberger aan Van David Mendcs, 23 oktober 1833, idem, inv nr 3 missives van Dankmcycr aan Van David Mendcs, 28 augustus en 17 september 1834, idem, inv nr 35 Verslag Van David Mendes van bijeenkomst met Schachtrupp en Guary op 25 januari en 2 februari 1834 en missive Van David Mendcs aan Schachtrupp, 16juli 1834, No 72 De ontheffing van Gbosuma werd als waarschuwing ten voorbeeld gesteld aan dc beide andere Bosnegervolkcn ARA-1, CIB, inv nr 36 missives Van David Mendcs aan Hertzberger en Schachtrupp, 3 maart 1835, No 25 en 4 maart 1835, No 28 56) ARA-1, CIB, inv nr 36 Verslag Van David Mendcs van bijeenkomst te post Gelderland, februari 1835 en missives van Van David Mendes aan Dankmeyer, 18 februari 1835, No 16 en aan dc GS, 20 februari 1835, No 21, idem, inv nr 4 missive van Van der Mee aan Van David Mendes, 16 februari

178 57) ARA-I, CIB, inv nr 36 missives Van David Mendes aan de GS, 22 februan 1835, No 22 en 7 oktober 1835, No 105 en aan bijleggcr M le Brouwer, 29 oktober 1835, No 117 Zie ook Hocree, J en W Hoogbergen, 1984, ρ Kunu is een wraakgeest die matrilineair erfelijk is Voor een beschrijving van het bezoek dat gaama Songo in 1991 bracht aan het Nasi-dorp Lafanti ter verzoening van de Gbosuma-kunu zie Scholtens, Bea, 1992, ρ ) Volgens Van David Mendes was posthouder Dankmeyer "ijselijk bevreesd" en zelf schrijft Dankmeyer 'Mijn bloed is mij in 't lichaam werkende door dat geterg der Boschnegers' ARA-1, CIB, inv nr 36 missive Van David Mendes aan Lc Brouwer, 29 oktober 1835, No 117, idem, inv nr 69 missive Dankmeyer aan Le Brouwer, 7 september 1835, idem, inv nr 4 missive Dankmeyer aan Van David Mendes, 10 november ) Nog in werd een drietal vergeefse patrouilles tegen de weglopcrsgroep Pasop ondernomen ARA-1, CIB, inv nr 18 Verslagen van bijleggcr Η D Beydcrhase over twee door de Sarakrckers ondernomen bospatrouilles, 16 april en 25 november 1840, idem,inv nr 20 Specifiek rapport van posthouder J С Thcil overeen door de Saramaka onder leidingvan gaama Wetiwojo en kapitein Johannes Arabi ondernomen bospatrouille, 4 januari ) ARA-1, CIB, inv nr 4 missive Van David Mendes aan Dankmeyer, 6 december 1835, idem, inv nr 36 missives Van David Mendes aan de GS, 7 en 19 oktober en 28 december 1835, Nos 105, 112 en 124 en missives Van David Mendes aan Dankmeyer, 20 november en 5 december 1835, Nos 123 en 128, idem, inv nr 41 missive Van David Mendes aan Thcil, 27 januari 1840, No 12 Zie voor het \erslag van de expeditie van Van David Mendes diens aantckenmgsbockje "Boschneger-aangelcgenhedcn,zj Het dorp Ginge waar de Awana-lo verbleef, wordt ook vermeld als Jinjee en Djcndje De vergadering zou oorspronkelijk plaatsvinden in het dorp De Drie Gebroeders van kapitein Johannes Arabi, maar dat bleek te zijn verlaten Van David Mendes stelde Ginge voor als nieuwe standplaats van zowel de posthouder als van gaama Wetiwojo, die twee dagen verder stroomopwaarts woonde in het aan de Pikilio gelegen dorp Gaangoon Naast het dorp Ginge hervatte de EBGS in 1840 de zending onder de Saramaka in de post Bambcy De voormalige post Wana-Bambcy was in 1813 verlaten In 1846 werden de voorbereidingen getroffen voor de verhuizing naar het in 1848 gestichte Ganse Meissner. S, 1848, passim en Landveld, E, 1988, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 36 missives Van David Mendes aan de GS, 22 februari 1835, No 22 en 19 oktober 1835, No 112, idem, inv nr 6 missive commandant van post Victoria aan Van David Mendes, 14 november 1837, idem, inv nr 12 Resolutie 28 september 1836, No 1121/1008, idem, inv nr 26 missive PG aan de gouverneur, 26 september 1836, No 55, idem, inv nr 27 missives PG aan Van David Mendes, 9 en 21 november 1837, Nos 137 en 142 en missive PG aan de gouverneur, 1 5 december 1837, No ) Een afschrift van dit vredesverdrag, vastgesteld bij Resolutie No 1210/1094 van 11 november 1835 en bevestigd door de gouverneur-generaal op 24 april 1837 en door de Nederlandse regering bij missive van de minister van kolomen van 29 september 1837, No 9/132, bevindt zich in ARA-2, Archief van de Gouverneur van Suriname, afdeling Kabinet Geheim (AGS), inv nr 36 Het verdrag staat afgedrukt in Vollenhoven, С van, 1916, ρ , idem, 1935, ρ ) Een afschrift van dit vredesverdrag, vastgesteld bij Resolutie No 364/332 van 10 maart 1836 en bevestigd door de gouverneur-generaal op 24 april 1837 en door de Nederlandse regering bij missive van de minister van kolomen van 29 september 1837, No 9/132, bevindt zich in ARA-2, Archief van het Ministerie van Kolomen (MvK) , inv nr 1113, exh 30 augustus 1837, No 21 Het verdrag staal afgedrukt in Vollenhoven, С van, 1916, ρ , idem, 1935, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 27 missive van de PG aan de gouverneur, 17 april 1837, No 67, zie ook inv nr 6 missive van de PG aan Van David Mendes, 10 januari 1837 Toen enkele jaren later meningsverschillen over bepalingen uit dit verdrag ontstonden, stelden de Ndyuka dal zij slechts het oude verdrag van 1760 erkenden ARA-1, CIB, inv nr 10 missive van posthouder С J Geut, 4 september 1841, zie ook CAP, CIB, inv nr 3 Reisverslag d'hondt, 30 juni

179 65) ARA-1, CIB, ïnv nr 30 missive van de GS aan de gouverneur, 24 maart 1841, No 18, idcm,inv nr 10 missive van Geut aan Van David Mendcs, 20 juni 1841 Het opperhoofd van de Pongudu, Pakupaku, was november 1836 overleden ARA-1, CIB, inv nr 6 missive van Schachtrupp aan Van David Mendes, 25 november ) ARA-1, CIB, inv nr 6 missive van de PG aan Van David Mendes, 25 januari 1838, No 13 (eveneens opgenomen in inv nr 28), idem, inv nr 28 missive van de PG aan de gouverneur, 6 maart 1838, No 30 ARA-2, MvK , inv nr H63,exh 8juni 1838, No 13 missive van de minister van kolomen aan de koning, 8 juni 1838, No 13 en hel Proces-verbaal van het vredesverdrag Het is ons niet geheel duidelijk of met Piket dezelfde plaats wordt bedoeld als het nabij de huidige residentie van de Matawaï, Pusugrunu, gelegen dorp Pijeti 67) Een afschriftvan dit vredesverdrag, vastgesteld bij Resolutie No 364/332van lomaart 1836 en bevestigd door de gouverneur-generaal op 10 maart 1838 en door de Nederlandse regering bij missive van de minister van kolomen van 16 juli 1838, No 15/86, bevindt zich in ARA-2, MvK , inv nr 1163, exh 8 juni 1838, No 13 Het verdrag staat afgedrukt in Vollenhovcn, С van, 1916, ρ , idem, 1915, ρ ) Vollenhoven, С van, 1916, ρ , idem, 1935, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 30 missive aan de gouverneur, 24 maart 1841, idem, inv nr 10 missive van posthouder С J Geut aan het CIB, 20 juni 1841 Naar aanleiding van problemen bij de Matawaï in 1842 dreigde het gouvernement met de ontheffing van gaamaafiti Jongman ARA 1, CIB, inv nr 11 Resolutie 24 augustus 1842, No 1397/1160 Bij artikel 15 van het verdrag van 1809 met de Ndyuka was bepaald dal het aantal lo en kapiteins niet mocht worden uitgebreid. Diverse malen \verden verzoeken daartoe afgewezen ARA-1, CIB inv nr 32 missive Raad-Commissans R van Rees aan F Schachtrupp, 25 juni 1829, No 50/1 70) ARA-1, CIB, inv nr 12 missive Van David Mendes aan F Schachtrupp, 24 februari ) CAP, CIB, inv nr 12 missive aan posthouder d Hondt, 10 september 1846, No 34 72) CAP,CIB,in\ nr 3 Reisverslag van posthouder d Hondt, 30juni 1846 en Bcvolkingsstaat van d Hondt 24 maart 1846, idem, inv nr 59 missive A Kapplcr aan de PG, 1 december 1857, No 52, waarin Kapplcr, na een bezoek aan Diilabiki stelt dat het gezag van de gaama van geen groóte betcekenis is 73) CAP, CIB, inv nr 3 Staat van de Matawaï door Ρ F Corstcn, 18 maart 1846, zie ook idem, inv nr 82 Journaal van posthouder Ρ F Corstcn bij de Matawaï, ) CAP, CIB, inv nr 94 Buitengewoon Rapport van d Mondt over de Ndyuka, 13 januari ) ARA-1, CIB, inv nr 10 missives van posthouder С J Geul, 20 juni en 4 september 1841 Tijdens een onderhoud op 14 maart 1841 onderhield de GS gaama Bccyman over het verbranden van heksen en verzocht dal dergelijke personen voor onderzoek zouden worden uitgelev erd aan het gouvernement, waarna de Ndyuka zelf rechtspraak mochten plegen Beeyman vreesde hierover verzet van de kapiteins ARA-1, CIB, inv nr 30 missive aan de gouverneur, 24 maart 1841, No 18 Op 15 juni werd de van wisi verdachte Ndyuka Kwaku levend verbrand in het dorp Gutapi CAP, CIB, inv nr 3 Reisverslag d'hondt, 30 juni 1846 Toen in 1848 de Cottica Ndyuka Aboma Gado per ongeluk iemand had doodgeschoten moest hij voor hel drinken van de soi naar de Tapanahoni Deze handeling gold als de lesi voor hel al dan niet schuldig zijn CAP, CIB inv nr 5 missive van d Hondt, 16 maart 1848, No 5 76) ARA-1, CIB, inv nr 26 missive aan de gouverneur, 28 maart 1836, No 6 77) ARA-1, CIB, inv nr 30 missive aan J С Theil, 24 januari 1843, No 4 78) Als de Matawaï in 1842 weigeren om een drietal delinquenten uit te leveren wordt de vaart op de rivier stilgelegd CAP, CIB, inv nr 82 Journaal posthouder Corstcn, In verband met de aangehaalde zaak rond de Ndyuka Aboma Gado heeft posthouder d'hondt van 18 maart lol 10 april 1848 de vaart op de rivier stopgezet CAP, CIB, inv nr 5 missive van d'hondt, 9 april 1848, No 11 Via hetzelfde pressiemiddel slaagde de regering er in 1854 in om de van een misdrijf verdachte Saramaka Trompe uitgeleverd 176

180 te krijgen CAP, CID, înv nr 56 missives van posthouder С J Hiemcke, 10 mei, 14 juni en 12 juli ) CAP, CIB, inv nr 35k missive van de GS aan de gouverneur, 11 juni 1844, No 13 80) Zie noot 66 81) Zie onder andere Groot, S W de, 1977, ρ 16, Hoercc, J, 1983, ρ , Thoden van Velzen, HUE en W van Wetering, 1988, ρ 13-15, waar zij onder meer stellen dat rond 1860 reeds de helft tot twee derde van de Ndyuka buiten de Tapanahom verbleven De conclusie van Van der Eist (1970, ρ 80) dat deze verdragen een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de Bosnegers inluidden, lijkt ons gezien de beperkte middelen die het gouvernement 1er beschikking stonden om de naleving ervan te controleren, laat staan af te dwingen, enigszins te slcrk geformuleerd 82) CAP, Resolutie No 597 van 26 mei 1858 Als enige lo van de Ndyuka verbleef de Ansu louter in het Cotticagebied Wong, E, 1938, ρ ) Groot, S W de, 1977, ρ ) ARA-1, CIB, inv nr 10 missive van posthouder С J Geut, 20 juni ) ARA-1, CIB, inv nr 20 missive van de GS, 5 december ) ARA-1, CIB, inv nr 41 missive Van David Mcndcs aan Corstcn, 28 augustus 1841, No 61, idem, inv nr 30 missive van de GS aan Corstcn, 29 oktober 1841, No 52 87) ARA-1, CIB, inv nr 30 missives van de GS aan de gouverneur, 1 februari 1840, No 16 en 24 maart 1841, No 18 Zie ook Hostmann, F W, 1850, passim 88) CAP, CIB in\ nr 5 Rapport d Hondt over vierde kwartaal 1849 (bijlage bij missive van 1 januari 1850, No 1) idem, inv nr 60 Resolutie 8 oktober 1858, No 7 idem, inv nr 73 Resolutie 13 januari 1859, No 4 89) CAP, CIB, inv nr 35k missive van de GS aan d Hondt, 15 februari 1846, No 2 90) CAP, CIB, inv nr 35k missive van de GS aan de gouverneur 23 februari 1844, No 9 (hel betrof de Ndyuka Akuba) 91) Zie noot 74 92) CAP, CIB, inv nr 89 missives van de GS aan de gouverneur, 29 april 1850, No 40 en 23 maart 1852, No 10 en aan Kappler, 31 oktober 1850, No 80, idem, inv nr 8 missives aan Kappler, 4 juni 1850 No 16 en 22 oktober 1850, Resolutie 27 november 1850, No ) CAP, lnlandschc Bevolking en Immigranten 1857 missive van A Kappler aan de PG, 1 december 1857, No 52 Van oktober tot december 1867\vas de Franse priester Kramer uit Mana werkzaam onderde Paramaka Koloniaal Verslag 1867, ρ 5 Zicook Kappler, A, 1887, ρ , Groot, S W de, 1977, ρ De houding van Bceyman ten opzichte van het Christendom komt ook ter sprake in King, J, 1973, ρ en ) Over Johannes King bestaat een uitgebreide bibliografie, wc verwijzen slechts naar King, J, 1981, passim Pogingen van pater Petrus Donders vanaf 1869 om de Bosnegers te kerstenen hadden, mede door gebrek aan menskracht, weinig vruchten afgeworpen Twee Missionarissen, 1894, ρ In dejaren vijftig en zestig hadden Franse priesters vanuit Mana zonder veel succes reeds bezoeken gebracht aan de Ndyuka, de Aluku en de Paramaka Groot, SW de 1977, ρ 83-87, Scholtens, В, 1994, passim 95)Siwpersad, J P, 1979, ρ 23 In hoofdstuk 1 5 zagen wc dat in 1775 de Fransen soortgelijke plannen hadden Ook Palgravc (1876, ρ 173) maakt melding van het arbeidspotentieel van de Bosnegers 96)ARA-1,CIB, mv nr 29 missive van de GS aan posthouder J С Theil, 15 april 1839, No 58, CAP, CIB, inv nr 12 missive Slcngarde aan d'hondl, augustus 1847, No 33, idem, inv nr 5 Resolutie 23 augustus 1848, No 1094a 97) CAP, CIB, inv nr 12 missives van Slcngarde aan d'hondt, 28 april 1846, No 17 en aan Corstcn, 21 augustus 1846, No 31 Een voorstel van Corstcn om de Matawaï te dwingen via het eventueel stilleggen van de vaart op de rivier wees de assistent af idem, inv nr 12 missive Slcngarde aan de GS, 3 september 1846, No 32 Zie voor het Reisverslag van d Hondt CAP, CIB, inv nr. 3 98) CAP, CIB, inv nr 12 missive van Slengarde aan С J Hiemcke, 26 juli 1849, No 26 Ter stimulering van de arbeidzaamheid van de Bosnegers werd op de begroting van 1849 de post voor partiele geschenken voor Bosnegers verdubbeld Willende trachten om de 177

181 boschnegers tot het verrigten van arbeid te winnen, waartoe eenige geldelijke opofferingen wordt vereischt": CAP, CIB, inv. nr. 5: Resolutie 11 november 1848, No ) Koloniaal Verslag 1850, p. 4; GB 1848, No ) Groot, S.W. de, 1977, p. 91. Een voormalige posthouder bij de Ndyuka (Hostmann, 1850, dl. 1, p ) beschrijft uitgebreid hoc de posthouders tot dergelijke plannen zouden kunnen bijdragen. 101) ARA-1, CIB, inv. nr. 12: Resolutie 6 mei 1837, No. 465/ ) ARA-1, CIB, inv. nr. 15: Resoluties 4 januari 1838, No. 9/9 en 25 januari 1838, No. 82/77; idem, inv. nr. 18: Gouvernementsorder 6 maart 1840, No. 67; idem, inv. nr. 11: missive Van David Mendes aan de GS, 31 augustus 1839, No. 31. Zie over het bedrog van de houtopkopers ook: ARA-1, CIB, inv. nr. 28: missive aan de gouverneur, 8 september 1838, No. 84: "hoe algemeen de misbruiken ten aanzien der onwetende hulpelooze boschnegers worden betracht". 103) ARA-1, CIB, inv. nr. 20: Resolutie 30 september 1841, No. 1431/1154; CAP, CIB, inv. nr. 4: missive van d'hondt aan Slengarde, 18 augustus 1847, No. 16 en de Rapporten van d'hondl over het tweede kwartaal van 1847, 31 juni 1847 en over juli 1847, 31 juli 1847; idem, inv. nr. 3: missive van de heemraad van Bovcn-Commewijne, 28 juli ) CAP, CIB, inv. nr. 4: Rapport van d'hondt over het derde kwartaal van 1847, 30 september 1847; idem, inv. nr. 9: Jaarverslag 1851 van d'hondt, 31 december ) САР, СГВ, ην. nr. 5: Nominatieve staat van de Matawai door Corstcn, 5 februari 1848, No ) Koloniaal Verslag 1855, p. 8; idem, 1850, p ) CAP, Resolutie No van 26 augustus 1856; tevens gepubliceerd in: GB 1856, No ) Beet, С de en R. Price, 1982, p noot ) De jaarlijkse uitdeling wordt vermeld door: Wolbers, J., 1861, p. 159; een bij De Beet en Price (1982, p. 33) geciteerde planter; de Staats Raad in een minuut-memorie van 23 april 1815: ARA-2, MvK , inv. nr. 3562; artikel 6 van het concept-verdrag van 1809: Groot, S.W. de, 1970, p Een aangebrachte wijziging in concept-artikel 6 alsook artikel 14 van het definitieve verdrag van 1809 vermeldt dat de goederen voorheen om de drie jaar werden uitgedeeld: ARA 2, Coll. Goldberg, inv. nr. 172; Johannes King (1980/1885, p ) vermeldt dat de goederen elke driejaar werden uitgedeeld. Uil Price (1990, passim; met name p. 296 noot 12) blijkt dat de goederen vrij onregelmatig werden uitgedeeld en in elk geval niet jaarlijks. 110) ARA-1, CIB, inv. nr. 30: missive van de GS aan de gouverneur, 14 februari 1843, No. 7; CAP, CIB, inv. nr. 3: Nota van d'hondt, 11 augustus ) ARA-1, CIB, inv. nr. 12: missive Van David Mendes aan de PG, 22 april 1836, No. 69; idem, inv. nr. 30: missive aan de gouverneur, 17 september 1841, No ) ARA-1, CIB, inv. nr. 30: missives aan de gouverneur, 24 maart 1841, No. 18 en 14 februari 1843, No. 7; idem, inv. nr. 33: missive aan de gouverneur, 17 april 1832, No ) ARA-1, CIB, inv.nr. 20: missive Van David Mendes aan de GS, 12 november 1841 plus Journaal Van David Mendes over de uitdeling van de goederen aan de Ndyuka, 23 december 1841 (49 p.); idem, inv. nr. 8: missive van waarnemend posthouder С Benkens, 11 november 1839; idem, inv. nr. 10: missives van posthouder C.J. Geut, 20 juni 1841 en 4 september ) CAP, CIB, inv. nr. 3: Reisverslag d'hondt, 30 juni ) CAP, CIB, inv. nr. 35k: missives van de GS aan de gouverneur, 7 september 1847, No. 59 en 14 oktober 1847, No ) CAP, CIB, inv. nr. 3: missive van d'hondt, 16 augustus ) CAP, CIB, inv. nr. 12: Rapport assistent H.C.J. Slengarde over de Bosnegers voor de GS, 18 juli 1846, No. 25; idem, inv. nr. 35k: missive van de GS voor de gouverneur, 14 oktober 1847, No ) CAP, CIB, inv. nr. 12: missives van Slengarde aan waarnemend posthouder M. Montecattini, 26 januari 1849, No. 9, aan C.J. Hicmcke, 1 februari 1849 en aan P.F. Corstcn, 8 maart 1849, No ) CAP, CIB, inv. nr. 12: missive van Slengarde aan de GS, 15 maart Zie ook: Lisman, J.A., 1849, passim; Koloniaal Verslag 1850, p. 5; Groot, S.W. de, 1977, p en

182 In 1838 dreigde Becyman in verband met soortgelijke problemen het contact met de regering te verbreken en zich te wenden tot het Frans Guiancsc gouvernement ARA-1, CIB, inv nr 28 missive aan Van Doom, tweede luitenant-commandant van post Armina, 23 augustus 1838, No 79 Ook tijdens het bezoek dat assistent-posthouder A Kapplcr in november 1857 aan Becyman bracht, beklaagden de Ndyuka zich er over dat de posthoudcr niet aan de Tapanahoni verbleef en zij stelden dal daardoor hun communicatie met het gouvernement werd bemoeilijkt CAP, Inlandsche Bevolking en Immigranten 1857 missive van Kapplcr aan de PG, 1 december 1857, No ) ARA-1, CIB, inv nr 41 missive Van David Mendcs aan J С Theil, 27 januari 1840, No 12 (sinds juli 1844 was de posthoudcr bij de Saramaka gestationeerd te post Victoria) Elders (Menkman, 1946, ρ ) wordt vermeld dat Wctiwojo woonde in Landweci, Lantiwci werd vroeger ook wel als synoniem gebruikt voor de huidige residentie van de gaama van de Saramaka, Asindoopo 121) ARA-1, CIB, inv nr 30 missive van de GS aan de gouverneur, 17 september 1841, No 44, CAP, CIB, inv nr 12 Rapport Slcngardc over de Bosnegers voor de GS, 18 juli 1846, No 25, idem, inv nr 35k missive van de GS aan de gouverneur, 7 februari 1844, No 8 122) CAP, CIB, inv nr 89 missive van de GS aan de gouverneur, 5 januari 1850, No 8 123) CAP, CIB inv nr 5 missive van С J Hiemckc, 21 september 1848, No 25, idem. inv nr 12 missives van Slcngardc aan de GS, 15 maart 1849 en 28 maart ) CAP, CIB, inv nr 89 missives van de GS aan С J Hiemckc, 2 april 1849, No 26a en aan de gouverneur, 3 april 1849, No ) CAP, CIB, inv nr 12 missive van Slcngardc aan de GS, 27 mei 1849, No 23, idem, inv nr 89 missive van de GS aan de gouverneur, 4 mei 1949, No ) CAP, CIB, in\ nr 89 missives van de GS aan de gouverneur, 9 oktober 1849, No 76 en 5 januari 1850, No 8, idem, inv nr 12 missives van Slcngardc aan С J Hicmcke, 26 juli 1849, по 26 en 4 september 1849, No ) CAP CIB, inv nr 8 missives van d Hondt, 23, 25 en 31 juli en 23 augustus 1850, missives van Kapplcr, 22 september, 3 en 22 oktober en 31 december 1850, idem, inv nr 9 missive van Slengardc aan de GS, 20juli 1850, No 20 en missives van Slcngardc aan Kapplcr, 7 februari 1850, No 2, 5 april 1850, No 9, 13 junu 1850, No 15, 27 september 1850, No 30 en 14 oktober 1850, idem, inv nr 89 missives van de GS aan de gouverneur, 4 april 1850, No 34 5 juli 1850, No 59 1 november 1850, No 81 en missives van de GS aan Kapplcr. 6 augustus 1850, No 69 en 10 en 31 oktober 1850, Nos 77 en ) CAP, CIB, inv nr 12 missive van Slengardc aan de GS 19 september 1850, No ) CAP, Resolutie van 21 maart 1857, No ) CAP, Inlandsche Bevolkingen Immigranten 1857 Nota van de gouverneur van 13mci ) CAP, Inlandsche Bevolkingen Immigranten 1857 missivevana Kapplcr aan het CIB, 16 oktober 1857, No 47, waarin Kapplcr duidelijk laat uitkomen dat de toelage gezien moest worden als een gift die de gaama pas na een verzoek daartoe zou ontvangen Gaama Beeyman verzocht Kapplcr om deze toelage geheim te houden voor zijn volk Ook de latere gaama, Oscyse, verzocht de toenmalige ambtenaar ' van Marowijne om geheimhouding bij deze kwestie CAP, Brievenboek Marowijne 1893 missive van de "ambtenaar" aan de gouverneur, 10 november 1893, No ) CAP, Resoluties Nos 1295 en 1373 van respectievelijk 7 en 24 oktober 1857, Koloniaal Verslag 1857, ρ ) Koloniaal Verslag 1858, Bijlage K, Algemeen verslag der verrichtingen van den Inspecteur der domeinen, van de nijverheid en den landbouw, E J Slengardc, 31 mei 1859, ρ 4 Zie over de laatste gocdercnuitdclingcn en de toekenning van de toelagen eveneens Groot, S W de, 1977, ρ en ) Zie over de installatie van gaama Bceymofu Koloniaal Verslag 1869 ρ 3, ENWI, ρ ) Zeegclaar, J F, 1871, hoofdstuk 1 Een van de redenen waarom de slaven met name in de negentiende eeuw regelmatig in verzet kwamen, betrof hun bezwaar tegen de overplaatsing naar een andere plantage Hoevell, WR van, 1864, dl 2, ρ , 179

183 Oostindic, G, 1989, ρ en Dit aspect speelde ook een rol bij de in hoofdstuk 1 3 vermelde Tempati-opsiand in ) CAP, CIB, inv nr 12 missive van Slcngardc aan d'hondt, 29 augustus 1849, No 33, idem, Resolutie 23 augustus 1849, No 950 Volgens Hoogbergen (1993b, ρ 22-23) kwam marronage in de negentiende eeuw niet minder voor dan voorheen 137) CAP, Brievenboek Inlandschc Bevolking missive van de GS aan de hcemraad van de di\ ïsie Boven-Cottica en Репса 6 december 1857, No ) CAP, Resolutie van 9 april 1862, No ) CAP, Inlandschc Bevolking en Immigranten 1857 missives van posthouder CL d'hondt van 13 januan, 3 februari en 9 juli ) CAP, Resolutie van 26 augustus 1856, No ) CAP, Resolutie van 10 september 1857, No ) CAP, Resolutie van 6 november 1857, No 1425, 7ic ook Resolutie van 11 december 1857, No 1611, zie ook Koloniaal Verslag 1857, ρ 6-7 en idem, 1858, Bijlage К 143) CAP, Resoluties Nos 92 en 195 van respectievelijk 20 januari en 12 februari 1857, zie ook het Koloniaal Verslag 1857, ρ ) CAP, Resolutie van 24 januari 1863, No 68 In Resolutie No 542 van 15 december 1863 wordt gesteld dat die werkzaamheden thans geheel overbodig zijn' Hoofdstuk 3 1) Zie voor wat betreft de bestuurlijke situatie noot 6 van hoofdstuk 1 Voor een beschrijving van de periode verwijzen wc naar Lier, R van, 1977, hoofdstukken 7 t m 10, Willemscn, G, 1980, passim Zie ook het artikel De Sunnaamschc staatsinrichting, boschncgers en immigranten', in Nieuwe Roücrdamschc Courant, 28 december 1934, Avondblad С De functie van posthouder duikt nog regelmatig op in de bronnen De te Albina gevestigde August Kappler ondertekende zijn brieven als posthouder, zie bijvoorbeeld CAP, Immigratie Ingekomen Stukken, Commissaris Staatstoezicht, dl 5, 1869 missive Kappler aan DC van Paramaribo, 7 januari 1869 Het KV 1866, ρ 5 spreekt van een posthouder aan de Marowijnc Zie ook HBKS, , В, Voorlopig Verslag Commissie Rapporteurs, 34e vel, ρ 11 7 en Memorie van Antwoord, 39c vel, ρ 1 35, waarin de werkkring van de posthouder bij de Matawaï wordt besproken alsook de eventuele wenselijkheid van een posthouder bij de Ndvuka Zie verder CAP, Resoluties 20 september 1890, No 6080, 4 maart 1909, No 2814 en 19 januari 1917, No 249 Dergelijke posthouders zijn ons, sinds Kappler, alleen bekend bij de Matawaï en de Kwinti Over de Gewapende Burgermacht GB 1863, No 10 Reglement op het beheer van de districten Over de schrijvers' CAP, Resolutie 24 juli 1891, No 4815, idem, Journaal DC-M(arowijnc), 26 augustus 1893, KV 1892, ρ 2 Het verzoek om een vast bij hem te stationeren schrijver keert regelmatig terug in de correspondentie van gaama Oscyse (1884' ) van de Ndvuka, die stelde een dergelijke functionaris nodig te hebben opdat hij zijn gezag beter kon uitoefenen CAP, Ingekomen Stukken Marowijnc, en 1895 brieven van Oseyse, 7 november 1891, 25 maart en 22 april 1895, idem, Brievenboek Marowijne, 1892 en 1893 missives van de ambtenaar aan de PG, 11 januari 1892, No 24 en aan de gouverneur, 12 augustus en 10 november 1893, Nos 581 en 866 In de jaren 1870 werkte een zekere J M G Kuhn als schrijver voor gaama Beeymofti CAP, CIB, inv nr 21 Jaarverslag 1870 over Bosnegers en Indianen van G Duyckinck, 16 maart 1871, No 34 Dezelfde Kuhn fungeerde in 1857 reeds als schrijver van gaama Becyman zie noot 138 van hoofdstuk 1 Over de geplande posthouder bij de Saramaka Staal, G J, , ρ Over het Korps Bospolitic GB 1926, No 23 en GB 1935, No 37, EvS, ρ 94 In 1888 werden er drie politieposten aan de Boven-Marowijne gevestigd aangezien het gebied tussen de Law a en de Tapanahoni betwist werd door Nederland en Frankrijk en er veel werd gestroopt door goudzoekers KV 1889, ρ 1 Over de wijze waarop het contact tussen dignitarissen en het gouvernement diende te verlopen, zie CAP, SB, 30 november 1898, No

184 Voor biografische informatie over W F van Lier Groot, S W de (1969) en over L Junker De West, 9 maart 1964 "L Junker - pionier van het binnenland" 2) CAP, CIB, inv nr 21 missive aan de gouverneur, februari 1869, No 18 Jaarverslag Bosnegers en Indianen ) Herskovits, M J enfs Herskovits, 1934, ρ , Geyskes, D С, 1955, ρ , Hoeree, J, 1983, ρ , Pnce, R, 1991, passim 4) De voorlopers bij de houtkap waren de Ndyuka, die immers deels afkomstig waren van de houtplantagcs aan de Tempati Kreek Neumann, Ρ, 1967, ρ ) Price, R, 1975, ρ ) KV 1850, ρ 4, idem 1858, Bijlage К 7) Pfeiffer, J Ph, 1929, ρ 28 Zie voor de correspondentie van Oseyse en de DC-M CAP, Resolutie 6 juli 1899, No ) Lier, R van, 1947, ρ 216, Pfeiffer, J Ph, 1929, ρ 23 en 28, Gonggrijp, J W, 1947, ρ 246 Volgens Van Hoevell (1864, dl 1, ρ 44) bedroeg reeds in 1852 de waarde van het door de Bosnegers aangevoerde hout gulden Zie ook de in hoofdstuk 2 3 vermelde berekeningen van posthouder С L d'hondt 9) Pfeiffer, J Ph, 1929, ρ 24 10) KV 1920, ρ 30 11) Pfeiffer, J Ph, 1929, ρ 33 Von Sack (1821, dl 2, ρ ) spreekt reeds voor 1811 van verdiensten van 400 lot gulden per jaar 12) Zie voor informatie over de bosbouw Pfeiffer, J Ph, 1929, passim, Traa, A van, 1946, ρ , Gonggrijp, J W, 1947, ρ , Gonggrijp, J W en D Burger, 1948, passim 13) GB 1926, No 23 en GB 1935, No 37 Instructie voor de Bospolitie 14) Zie noot 63 van hoofdstuk 2 15) Missive van Jacob van David Mcndes, 14 september 1841, No 86, aangehaald in Wong, E, 1938, ρ ) GB 1864, No 18 17) CAP, Resolutie 21 september 1864, No 1466, idem, CIB, inv nr 41 missives van de GS aan de DCs, 9 mei 1864, Nos , waarin de GS stelde dat de maatregel alleen het in planken gezaagde hout afkomstig van de houtgronden betrof en met het vierkant bewerkte hout van de Bosnegers De houthandcl van de Bosnegers, ' die om meerdere redenen niet behoort te worden tegengegaan', \ iel dus buiten de bepaling 18) CAP, Resoluties 5 januan 1894, No 432 en 23 april 1894, No ) CAP, Resolutie 24 november 1894, No ) CAP, Resolutie 6 januan 1904, No 265, waarin missive van 11 december 1894, No 1246/ ) CAP, Resolutie 6 januari 1904, No 265,waann Nota van D H Havelaar, lid Raad van Bestuur, 8 januari ) CAP, Resolutie 6 januari 1904, No 265, waarin Nota van H D Benjamins, lid Raad van Bestuur, 9 januari ) CAP, Resoluties 3 juni 1904, No 5902 en 3 oktober 1904, No ) CAP, Resoluties 5 september 1905, No en 11 december 1905, No Hiermee verviel Resolutie No 8100 van 1894 en de termijn van twintig jaar ging in per 14 november 1905 Zie over deze discussie ook CAP, Resoluties Nos 3978, 4097,4290, 4382, 6216, 7682 en 8906 uit 1902, Nos 51 en 744 uit 1903, Nos 1733,3229,9190, en uit 1904 en No 6367 uit ) CAP, Resolutie 24 juli 1914, No 2977 Nota van de GS, Mr LJ Rietberg, over de rechten van de Bosnegers in Suriname, 2 februari 1914 In 1911 waren er nieuwe richtlijnen uitgevaardigd voor de kap van bolletne, hevea en lettcrhout Ook in hun eigen woongebieden moesten de Bosnegers hiertoe over een via de DC te verkrijgen vergunning beschikken Naar aanleiding van gerezen problemen omtrent het uitgeven van concessies aan maatschappijen in de woongebieden van de Bosnegers stelde houtvester J W Gonggrijp in een Nota van 27 juli 1911 Het eenige middel om dergelijke gevallen van rechtsonzekerheid te voorkomen, schijnt mij toe de boschnegers geleidelijk het recht te ontnemen om waar zij maar willen hout te kappen Ook overigens wordt het algemeen gewenscht geacht de boschnegers langzamerhand meer rechtstreeks onder hel gezag van het Bestuur te brengen " Nabij hun dorpen zouden 181

185 de Bosnegers gratis recht krijgen om hout te kappen Hierover stelde Gonggrijp "Welke bosschen 'in de nabijheid der nederzettingen gelegen' zijn is natuurlijk een kwestie van opvatting, doch dat kan wel aan de Commissarissen overgelaten worden, die dat met de boschnegers zullen moeten uitmaken " Wat verstaan diende te worden onder het gebied bezuiden de vallen" blijkt uit een brief van gouverncmentslandmeterw L Loth van 15 augustus 1911 ' Bij de vredes verdragen met de boschnegers zijn geen grenzen bepaald van de streek waar zij ongemoeid zullen kunnen wonen en werken Stilzwijgend werd als noordgrens beschouwd de lijn loopende ongeveer Oost-West over de eerste stroom versnellingen in de rivieren Daar toch waren militaire posten opgericht waar de boschnegers zich voor 1863 moesten aanmelden wanneer zij in de stad kwamen en zich van cen pas voorzien, afgegeven door den Post Commandant " CAP, Resolutie 5 september 1911, No 9 26) CAP, SB, 4 april 1917, No ) о с Nota van houtvester J W Gonggrijp voor de GS, 15 maart ) CAP, Resolutie 7 maart 1919, No 866 en SB, 18 maart 1919, No 93 Zie ook Gonggrijp, J W, 1947, ρ ) CAP, SB, 24 februari 1940, No 578, waarin missive van de GS aan Abunawooko, 15 oktober 1934 en missive van de DC-M aan de gouverneur, 4 januari 1940, No 32, waaruit blijkt dat de boswachter sinds 1938 vergunningen voor houtkap verstrekte aan Paramaka en dat dezen hun retributie betaalden Zie ook Curne, A, 1948, ρ 33 30) Zie noot 10 31) GB 1947, No 42, artikel 5, leden 1 en 3 Zie ook hoofdstuk ) SSM, Register Notulen RvP 4 juli 1810, Il maart en 9 september 1812,8januari ) Eyck.J WS van, 1830, ρ ) CAP, Journaal DC-M, 17 november 1944, alsook diens Verslag omtrent de verrichtingen ter verbetering van het sociaal verband onder de verschillende bevolkingsgroepen, 4e kwartaal 1944 Zie o\er het bedrog bij de houtopkoop ook Pfeiffer, J Ph, 1929, ρ 24-25, Wong, E, 1938, ρ 307 en ) CAP, Resolutie 22januari 1945, No ) Michels, J, 1948, ρ CAP, SB, 12 februari 1946, No 347, waarin het verslag van deze op 22 januari 1946 gehouden bijeenkomst 37) Gonggrijp, J W, 1947, ρ Inzijn Rapportovcrdc houtsector stelt Pfeiffer (1929, ρ 28) De Boschnegers zijn geboren houtkappers en verstaan hun vak in den regel goed Teneinde de bijdrage van de Bosnegers aan de houtsector te vergroten, bepleitte Pfeiffer ( 1929, ρ 28 en 51 ) meer overheidsbemoeienis 38) Zie voor de betekenis van de balata- en goudwinning voor de Surinaamse economie Willemsen, G, 1980, hoofdstuk 8, Heilbron, W en G Willcmsen, 1980a+b, passim Wat betreft het aantal arbeiders dat gedurende de jarcrr werkzaam was in de goudindustric worden uiteenlopende cijfers verschaft In zijn proefschrift vermeldt Willemsen (1980, ρ 252) een gemiddeld aantal van en in een samen mei Heilbron geschreven artikel (1980a, ρ 84) wordt cen aantal van tussen de en arbeiders \ermeld Bij de balata-exploitatie waren m de periode gemiddeld 734 arbeiders werkzaam en in de topjaren , toen dit produkt ruim 40 procent van de exportwaarde voor zijn rekening nam, zelfs arbeiders (Willemsen, 1980, ρ 241, 249 en 253) Van Traa (1946, ρ 130) vermeldt dat het aantal arbeiders werkzaam bij de balatawinning steeg van (1902) tot (1911) Van Lier (1977, ρ 183) stelt dat er in de topjaren á arbeiders werkzaam waren bij de bosbcdnjvcn 39) Zie vooreen geschiedenis van de goudindustric in Suriname Polak, J A, 1908, passim, ENWI, ρ , Bubbcrman, F С, 1977, passim 40) CAP, Resolutie 30 juli 1874, No ) Een verslag van deze expeditie is opgenomen in De West, 6, 7, 8 en 9 april 1964 Zie ook Hoogbergen, W, 1978, ρ 47-49, Sypeslcyn, С A van, 1880, ρ ) Bubbcrman, FC, 1984, ρ ) GB 1882, No 19, artikel 19 44) Willemsen, G, 1980, hoofdstuk 8 45) Volgens Joest ( 1893, ρ 55-56), die in verband met hun betekenis als arbeidskracht stelt 'Der Buschneger ist fur die Kolonie unentbehrlich, was het de Bosnegers bij wet 182

186 verboden om goud te winnen Deze wet, die ons met bekend is, zou volgens Neumann (1967, ρ 105) later zijn gewijzigd Neumann (1967, ρ 102) stelt eveneens dat er slechts weinig Bosnegers werkzaam waren als balatableedcrs en dan alleen onder de gekerstenden Volgens Heilbron en Willemsen (1980b, ρ 45) zouden de Bosnegers vanwege hun religie niet deelnemen aan de balatawinning Dat er weinig Bosnegers werkzaam zouden zijn als balatableeders wordt weersproken door zendelingen van de EBGS Toen vanwege de economische depressie de Balata Compagnie sloot in 1931, schreven W Η Finck en С F Gaander in hun jaarverslagen over 1932 van respectievelijk Koffiekamp en Ganse, dat balata en hout de belangrijkste bronnen van inkomsten vormden voor de Bosnegers AEBGS, doos 174 Praescs Dat Bosnegers vanwege hun traditionele religie met werkzaam zouden kunnen zijn als balntablccder wordt weersproken door de kenner van de Saramakaanse cultuur Anikei Awagi Men verkoos in eerste instantie de vrachtvaart omdat de verdiensten hier hoger waren Dat gekerstende Bosnegers, zowel de Matawaï als inwoners van de dorpen Ganse en Koffiekamp, meer werkzaam waren als balatableedcr kwam, volgens Awagi, doordat zij minder betrokken waren bij de vrachtvaart interview, Paramaribo, 6 maart 1990 Ook uit een rapport van de opzichter bij het Boswezen, Julius Resida, van 16 oktober 1923, blijkt dat de Bosnegers, in dit geval Aluku, balata werken" Overigens ging het hier om stroperij CAP, SB, 21 juni 1924, No 440 De arbeiders die het melksap van de balataboom oftewel bolletrie tapten, noemde men balatableedcrs 46) Alleen op de placer van de belangrijkste maatschappij werkzaam in het grensgebied, de Franse "Compagnie des Mines d Or de la Guyane Hollandaise" te Conteste aan de Lawa zijn in 1901 reeds 400 arbeiders werkzaam CAP, Resolutie 29 oktober 1901, No 9066 Volgens Polak (z j, ρ 21) werden er per jaar tussen de en mensen vervoerd Uit een missive van de DC-M aan de gouverneur van 26 oktober 1914, No 1039 blijkt dat er gemiddeld vrachten per jaar naar het Boven-Marowijnegcbied plaatsvonden CAP, Resolutie 11 augustus 1915, No 2809 In een uitvoerige missive van de DC M aan de GS, 10 maart 1919, No 202, wordt zelfs gesproken van vrachten per jaar CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992 In een nota over het beschavingswerk onder de Ndyuka aan de Tapanahom van 20 juni 1918 schat WF van Lier het aantal vrachten op per jaar CAP, Resolutie 21 januari 1919, No 249 De naam Conteste verwijst naar de penode toen het Lawagcbied nog betwist was 47) Uil een missive van de DC-M aan Oscysc blijkt dat de vrachtvaarders zich moesten melden bij de DC CAP, Uitgaande stukken Marowijne 1897 missive van 13 januari 1897, No 45, zie ook Polak Í A, 1908, ρ 70 48) CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992 missive DC-M aan GS, 10 maart 1919, No 202 Naar aanleiding van problemen rond de vrachtvaart schreef de waarnemend DC-M, С A J Struyckcn aan de PG "De Boschnegers zijn menigmaal de dupe van hun onwetendheid CAP, Uitgaande stukken Marowijne, 1897 missive van 13 juni 1897, No ) Deze klacht werd regelmatig gcuil door de cxploitaticmaatschappijcn Zie bijvoorbeeld de brieven van de Balata Compagnieën "Suriname" en "Guyana" aan de DC-M en aan de GS van respectievelijk 26 augustus en 2 september 1918 CAP, SB, 17 september 1918, No 282 Zie ook CAP, Extract Journaal DC-M, 20 november ) CAP, Brievenboek Marowijne 1892 missive van de ambtenaar van Marowijne aan de gouverneur, 16 februari 1892, No 73, idem, Extract Journaal ambtenaar Marowijne, 10 april 1893 Het betreft kapitein Gongo, die na zijn overlijden in 1897 werd opgevolgd door kapitein Andreas Uit bezumigingsovcrwegingen in verband mei de Eerste Wereldoorlog informeerde de gouverneur in 1916 of een kapitein in Albina nog wel nodig was en zo ja of diens toelage niet kon worden verminderd De DC-M was hier geen voorstander van omdat hel nadelig zou zijn voor de Nederlandse inv loed op de Bosnegers De DC stelde dat kapitein Andreas al oud was en dat een vermindering van de toelage zou kunnen worden overwogen bij diens opvolger CAP, Resolutie 13 december 1916, No 4662 Toen in verband met een griepepidemie het Iransport in 1917 tijdelijk stil kwam te liggen en kapitein Andreas onvoldoende zijn invloed zou aanwenden om het vervoer hervat te krijgen, bepleitte de DC-M diens vervanging CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992, waarin opgenomen de missives van de DC-M, 7 en 10 maarl 1919 Na hel overlijden van kapitein Andreas in 1921 herleefde de discussie of een 183

187 vertegenwoordiger van de gaama in Albina nog wel gewenst was en zo ja of de toelage niet kon worden verlaagd Op voorstel vanposlhoudcr W van Lier werd de post in eerste instantie van de begroting geschrapt Van Lier kwam later terug op dit voorstel - tot ergernis van de GS - en ook de DC-M, J Wcyne, bepleitte in verband met de vrachtvaart dat er opnieuw een vertegenwoordiger van de gaama in Albina werd benoemd In 1923 zegde de gouverneur dit toe aan gaama Amakiti Per 1925 werd vervolgens Akrosi aangesteld als kapitein in Albina tegen een toelage van 300 gulden per jaar Deze benoeming zou tijdelijk zijn Na het overlijden van Akrosi in 1931 werd er in eerste instantie wederom geen opvolger aangewezen In 1942 wees gaama Amatodya als zijn vertegenwoordiger in Albina Antoni aan Het gouvernement besloot Antoni niet te benoemen tot kapitein, maar verleende hem wel een toelage van 60 gulden per jaar Overwogen werd om in de toekomst ook deze toelage te laten vervallen CAP, Resoluties 13 oktober 1923, No 3631, 13 december 1924, No 3848, 8 april 1931, No 1141 en 11 augustus 1942, No ) Zie voor de vervoersovcreenkomst met de Ndyuka CAP, Resolutie 28 mei 1909, No 6630 en het supplement van het KV 1909 Deze overeenkomst is gepubliceerd in Vollenhovcn, С van, 1916 en 1935 Zie ook CAP, Resoluties 12 maart 1909, No 3208, 6 april 1909, No 4459 en 30 april 1909, No 5571, AEBGS, doos 1 3 Zuidcrstadskcrk brief van het hoofdbestuur van de EBGS aan gaama Oscysc, 22 februari ) De op 5 juni 1912 met de Matawaï gesloten vervoersovcreenkomst is opgenomen in CAP, Resolutie 13 juni 1912, No 2939, zie ook idem, Resolutie 28 oktober 1914, No ) De op 7 januari 1913 met de Kwinti gesloten vervoersovcreenkomst is opgenomen in CAP, Resolutie 28 januari 1913, No 458 De in 1913 ter opvolging van Alamun ( ), die sedert ecnige jaren spoorloos verdwenen is aangestelde hoofdkapitein van de Kwinti, Marcus Mentor ( ), ontving in verband met het correct naleven van de vervoersovercenkomst een toekenning van 100 gulden CAP, Resolutie 29 januari 1914, No ) Zie voor de op 11 maart 1914 met de Saramaka gesloten vervoersovercenkomst CAP, Resoluties 27 mei 1914, No 2116 en 28 oktober 1914, No 4342 Deze overeenkomsten met de Saramaka, Matawaï en Kwinti zijn gepubliceerd m Vollenhovcn, С van, 1916 en 1935 De Kwinti worden door Van Vollenhovcn overigens per abuis aangeduid als Djockas en hun hoofdkapitcin als granman 55) CAP, Resolutie 28 mei 1909, No 6630, waarin opgenomen het verslag van de expeditie van С A J Struvckcn de Roysancour, idem, in KV ) Zie bijvoorbeeld de brief van de ambtenaar van Marowijnc aan gaamaoscyse van 9juni 1892, No 229 CAP, Brievenboek Marowijnc, ) CAP, SB, 30 november 1898, No 279 en 20 februari 1899, No 55 58)KV1881,p 4 Zie ook KV 1879, ρ 4, dat naar aanleiding van de bezoeken in 1878 en 1879 stelt ' De geest aldaar is uitstekend ' en Vooral bij de boschncgers werd de Gouverneur met groóte hartelijkheid ontvangen 59) S>pesteyn, С A van, 1879/ ) Lier, R 'van, 1977, ρ De gegevens omtrent de organisatie van en de verdiensten in de vrachtvaarl zijn ontleend aan een veelheid van bronnen De vrachtvaart is een regelmatig terugkerend onderwerp in de correspondentie van de ambtenaar, vanaf 1893 DC, van Marowijnc We vcrw ijzen slechts naar CAP, Brievenboek Marowijnc 1892 missives van 8 januari 1892, No 11, 22 februari 1892, No 76 en 14 maart 1892, No 93 Ook in talloze resoluties, waarin opgenomen onder meer correspondentie van DC s, ondernemers, etcetera, komt de vrachtvaart ter sprake Zie onder meer CAP, Resoluties 29 oktober 1901, No 966,30 juni 1903, No 7427 en 11 augustus 1915, No 2809 Zie verder KV 1899, ρ 5-6, Spalburg, JG, 1909, ρ 13-16, Loon, С J van, 1904, ρ , Franssen Herderschee, А, 1905, ρ 107, Polak, J,A, zj, ρ 20-21, idem, 1908, ρ 71, , Blankensteyn, M van, 1923, ρ Zie voor het aantal vrachten en de te vervoeren passagiers noot 46 Voor gedetailleerde berekeningen van de verdiensten met de vrachtvaart en de betekenis hiervan voor de Bosnegersamenlevingen Beet, С de en Η U E Thodcn van Velzen, 1977, ρ

188 61) Heilbron, W. en G. Willemsen, 1980b, p HBKS , В., 29.21: Voorlopig Verslag Commissie van Rapporteurs begroting De naar aanleiding van de staking van 1921 ingestelde Albina Commissie schreef dat bij het jaarloon van de vrachtvaarders vele arbeiders in de stad zouden watertanden: ARA-2, AGS, inv. nr. 52: Rapport Albina Commissie. CAP, Resolutie 11 augustus 1915, No. 2809: missive DC-M aan gouverneur, 26 oktober 1914, No. 1039, waarin de DC opmerkt dat er Bosnegers zijn "die grof geld verdienen" met de vrachtvaart. Zie ook: idem, Resolutie 6 september 1919, No. 2992: missive van DC-M, Juta, 7 maart Een aantal reacties van tijdgenoten is opgenomen in: Beet, С de en H.U.E. Thoden van Velzen, 1977, p ) CAP, Resolutie 6 september 1919, No. 2992: missive van DC-M aan de heer Oliviera, 7 maart Over de Gaan Gadu cultus is sinds zijn ontstaan vrij veel geschreven. We verwijzen slechts naar de recente en uitgebreide studie van H.U.E Thoden van Velzen en W. van Wetering (1988), waarin met name hoofdstuk 6 ingaat op het verband tussen deze cultus en de vrachtvaarl. Zie over de gevolgen van de grondstoffenexploitatie voor de Bosncgersamenlevingen ook: Heilbron, W. en G Willemsen, 1980b, p ) Zie noot 5 van hoofdstuk 1. 64) Wolbers, J, 1861, p ) CAP, Protocollen 1861, No. 69. Zie ook: Kapplcr, Α., 1880, passim. 66) Wekker, J., 1984, p Zie ook: Kappler, Α., 1862, passim. 67) Wekker, J., 1984, p , ) GB 1917, No ) CAP, Resolutie 20 februari 1917, No ) CAP, Resolutie 22 mei 1920, No Zie ook de Resoluties van 17 december 1921, No. 4297, 16 januari 1922, No. 187 en 26 februari 1923, No ) CAP, C1B, inv. nr. 61a: missive van Kapplcr aan de Inspecteur der Domeinen, H.C.J. Slengarde, 1 januari 1862, No 8. 72) GB 1894, No. 7; KV 1879, p. 4 en Bijlage Q No. 25. Zie verder. ENWI, p. 36, , ; Polak, J.A., 1908, ρ 15 en 70; artikel over August Kappler in Surinaamsche Almanack, 1903, p ) KV 1889, p. 1 Het Marowijnegebicd behoorde voordien tot geen enkel district. De oostgrens van de voormalige divisies Boven-Cottica en Bovcn-Commewijne viel samen met het Kordonpad: GB 1863, No. 3, waarbij Suriname werd ingedeeld in 16 districten. In het Historisch-Geografisch Woordenboek van Suriname naar A.J. van der Aa wordt gesteld dat de divisie Cottica-en-Perica in het oosten grensde "aan woest liggende landen": Janssen, R. e.a. (red.), 1993, p ) CAP, CIB, inv. nr. 61a: missive van Kappler aan CIB, 1 januari 1862, No. 8. Volgens Morssink ( , dl. 4, p. 14), ontving de gaama van de Aluku een toelage van 1200 francs, hetgeen het dubbele was van de toelage die Beeyman van de Ndyuka kreeg, namelijk ƒ 300,-. Zie over het bezoek van gaama Adam aan Paramaribo en over de beëdiging van gaama Atyabo: CAP, CIB, inv. nr. 21: Jaarverslag 1871 van G. Duyckinck over Bosnegers en Indianen, 13 maart 1872, No ) CAP, Resolutie 3 januari 1861, No ) Persoonlijke communicatie van de Noordamerikaanse antropoloog Ken Bilby, ^oktober Apatu verkreeg bekendheid door zijn optreden als gids bij de ontdekkingsreizen van de Franse arts J. Crevaux (1883). Apatu was afkomstig van het dorp Tabiki (L'Enfant Perdu) aan de Lawa en vestigde zich na problemen over beschuldigingen van hekserij met een deel van zijn clangenoten, de Dipelu-lo, in 1882 aan de Marowijne. Het dorp Apatou staat ook bekend als Motende. Zie over de Cottica-Aluku: Bilby, K., 1989, passim. 77) Fransscn Herderschee, Α., 1905, p. 91; Polak, J.A., 1908, p. 56. CAP, SB, 21 juni 1924, No. 440, waarin een missive van posthouder W.F. van Lier aan de DC-M, 2 januari 1924, No. 1, waarin Van Lier eveneens vermeldt dat volgens de Aluku hun gaama heer en meester is in de Boven-Lawa. 78) Polak, J.A., 1908, p

189 79) De geschenken worden vermeld in een missive van de Franse minister van marine en kolomen aan de gouverneur van Frans Guiana, 31 januari 1883 (Expositie "Sur les traces de Boni, SSM, 1989) De toelage wordt vermeld in KV 1892, ρ 1, Polak, J Α, 1908, ρ 55, zie ook de in noot 71 vermelde missive van Kappler 80) Polak, J Α, 1908, ρ 55 Franssen Herderschee (1905, ρ 91) stelt dat bij deze overeenkomst de vrachrvaart op de Lawa en de Tapanahom voor alle Bosnegers werd vrijgegeven Zie over deze onderlinge vervoersovereenkomst ook het Rapport van de opzichter bij het Boswezen en de Bospolitic aan de Lawa, J Resida, voor de GS, 28 december 1922 en de missive van posthoudcr Van Lier aan de GS, 14 mei 1923, No 1, Zeer Geheim, beide opgenomen in CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098 Resida stelde dat de Aluku gezien hun geringe aantal deze overeenkomst niet konden naleven en dat de grens tot waar de Ndyuka vracht mochten vervoeren vervolgens werd verschoven lol Gransula, nabij het begin van de Litani Teneinde de goede verstandhouding te bekrachtigen, nam gaama Oseyse een Aluku vrouw en gaama Ochi een Ndvuka vrouw Franssen Herderschee, A, 1905, ρ 95 Op 20 november 1900 zou de administrateur van de Compagnie des Mines d'or de la Guyane Hollandaise, de heer Geouffroy, aan de I^wa een vredesovereenkomst tussen de beide gaama tot stand hebben gebracht De bezorgdheid hierover van de DC-M werd met gedeeld door de GS, die stelde dat de hoge toelage van gaama Oseyse voldoende garantie bood \oor diens trouw aan Nederland en dat de Ndyuka bovendien het door hen vrijwel gemonopoliseerde vrachtvervoer niet zouden willen delen met de Aluku CAP, SB. 28 december 1900 No 280 Ten gevolge van de onder te beschrijven vrachtvaardcrsstaking van 1921 zouden de spanningen tussen de Ndyuka en de Aluku weer oplaaien 81) CAP, Resolutie 22 februari 1892, No 1459 waarin missive van WL Lolh aan de gouverneur, 9 februari ) Franssen Herderschee, A, 1905 ρ 92 83) KV 1892 ρ 1 plus het hierin als Bijlage A, No 2 opgenomen reisverslag van Loth 84) CAP, Resolutie 28 februari 1903 No waarin de gouverneur Loth opdraagt om een onderzoek in te stellen, deze resolutie beval levens de missive van Lolh aan de gouverneur, 2 mei 1902, waarin melding wordt gemaakt van het verzoek van Bavo Het Rapport van Loth van 10 april 1903, de concept-overeenkomst met Bayo, een dnclal Nota s van de GS en de brief van gaama Oseyse zijn opgenomen in CAP SB, 2 juni 1903, No 107 De reactie van Oseyse in diens brief van 21 juli 1903 aan de DC-M wordt vermeld in CAP, Resolutie 10 augustus 1903, No 8804 (aan de DC-M) Volgens Franssen Herderschee (1905, ρ 92) zou Bavo zich reeds in 1898 in Cottica hebben gevestigd 85) CAP SB, 29 september 1903, No 219 waarin tevens opgenomen het rapport van Brunings van 24 september ) Nota van WF van Lier, 15 juli 1919 in CAP, SB, 21 juni 1924, No ) Deze informatie is ontleend aan de diverse stukken die zich bevinden in het uitgebreide dossier over Bavo dat zich bevindt in CAP, SB, 21 juni 1924, No 440 Dit dossier bevat onder andere de verklaring van gaama Amakiti uit 1917, een aantal missives van de DC M en twee Nota's van W van Lier van respectievelijk 15 juli 1919 en 12 december 1923, Zeer Geheim Een andere Nota van Van Lier over Bavo, 14 mei 1923, No l,zeer Geheim, bevindt zich in CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098 Voorde staking van 1918 zie de brieven van de balatacontroleur M H Stephan van 11 juli en 26 augustus 1918 in CAP, SB, 17 september 1918, No 282 Zie over Bayo ook Morssink( , dl 4, ρ 16 18, 24) die tevens vermeldt dat in 1928 Cottica 107 inwoners telde tegen ongeveer 700 Aluku in Frans Guiana Zie voor het Rapport van de Albina Commissie ARA-2, AGS, inv nr 52 88) AFBGS, doos 11 Zuidcrstadskcrk brieven van de evangelist Η Clare aan praeses Η Bielke, 15 mei en 22 juni ) AEBGS, doos 174 Praeses Verslag van F Sprang van zijn reis naar de Lawa in 1936, alsook Nola van H G Steinberg voor de gouverneur, 9 oktober 1937 CAP, Extract Journaal DC-M, 29 oktober 1937, waar ook de DC tijdens zijn dienstreis naar de Lawa melding maakt van kapitein Dua 90) CAP, Extract Journaal DC-M, 7 november

190 91) ADS, Resolutie 21 juli 1938, No 2213 over de aanstelling van kapitein Nasinengee, waarin tevens als bijlage opgenomen de missive van de DC-M aan de gouverneur, 14 juli 1938, No 14, Geheim Zie over de bemiddeling van Axwijk AEBGS, doos 174 Pracses Nota van H G Steinberg voor de gouverneur, 9 oktober ) AEBGS, doos 4 Zuiderstadskerk brieven van A J Axwijk aan het kerkbestuur, 16 juli 1943en27januan ) AEBGS, doos 4 Zuiderstadskerk brief Axwijk aan kerkbestuur, 16 juli 1943, idem, tevens de brief van Axwijk van 27 januari 1947 en het Rapport van С Heistone van 2 april 1953 Als Nasinengee op 31 mei 1963 overlijdt, merkt de evangelist Pryor in zijn jaarverslag over 1964 op dat hij een fel tegenstander van het Christendom was idem, doos 164 Praeses 94) CAP, Extract Journaal DC-M Rapporlover de Aluku, 23 mei 1943, No 1058 Volgens dit Rapport woonden er inmiddels 250 Aluku in Cottica Zie ook het verslag van de dienstreis van de DC naar de Lawa en de Tapanahom, 24 juni 1943 en Extract Journaal, 6 april en 20 april 1943, 15 en 19 januari 1946, 19 mei 1947 Zie over de mislukte vergadering in 1943 eveneens AEBGS, doos 4 Zuiderstadskerk brief van Axwijk, 16 juli 1943 Uil deze brief van Axwijk komt naar voren dat de Cottica-Aluku zelf hun gczagsproblemen wilden oplossen en overwogen om een "groot bastiaan" aan te stellen Ze vonden dat de blanken hier niets mee te maken hadden en ze "besloten zich met te zullen buigen voor geen blanken Axwijk spreekt verder van de vrijpostigheden van dit verfranschte volk Blijkbaar arriveerde reeds op 9 juli 1943 de agent van de Bospohtie, Weigle Hel verslag van de kuulu uit 1940 is opgenomen in Resolutie No 149 Geheim van 1940 en staat geciteerd in A Curne, Nota inzake Bestuurszorg voor Bosnegers en Indianen Paramaribo, 24 september 1948, No 12, ρ 6-7 ARA-2, Collectie Losse Aanwinsten vóór 1980, No ) HBSG, , Η, 2e Κ, ρ Over Van Kol schrijft de historicus Η Ramsocdh(1990, ρ 136) "Van Kol was het enige Tweede Kamerlid van de SDAP dat in 1903 een bezoek bracht aan Suriname Hij stond bekend als een persoon die het regeringsbeleid ten aanzien van Suriname kritisch volgde 96) Willemscn, G, 1980, hoofdstuk 6 97) CAP, Resolutie 30juni 1903, No 7427 Deze Franse maatschappij was de belangrijkste onderneming in het Lawagebicd en was in operatic van ) CAP, Resolutie 21 september 1918, No 3117, waann opgenomen de Nota van JW Gonggrijp, 14 augustus 1918, No 248, een reactie van de directeur van Openbare Werken en Verkeer, 9 september 1918 en een brief van Gonggrijp, 12 september 1918 Zie voor het verslag van Bierman ARA-2, MvK na 1900, Verbaal 2 juni 1921, No 87, en voor het Rapport van de Albina Commissie ARA-2, AGS, inv nr 52 Zie verder ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2429, 23 juni 1922, No 75 Rapport van houtvester L Gonggrijp van dienstreis Lawa 9 mei - 9 augustus 1921, ongedateerd (19p) 99) CAP, Extract Journaal DC-M, 6 oktober 1936, de pogingen van het gouvernement om de monopoliepositie van de Bosnegers bij de vrachtvaart te doorbreken, komt ook ter sprake bij Heilbron, W en G Willemsen, 1980b, ρ ) CAP, Brievenboek Marowijnc missive van de ambtenaar aan gaama Oseyse, 15 december 1886, No 225, idem, missive van de ambtenaar aan de administrateur van financien, 12 november 1886, No ) CAP, Extract Journaal DC-M, 10 juli 1893 Echter in 1903 schreef de gouverneur aan gaama Oseyse dat hij enkele Bosnegers wilde vervolgen die rum uit Frans Guiana hadden ingevoerd zonder daarover invoerrechten te betalen CAP, Resolutie 30 juni 1903, No ) In 1897 verbood gaama Oseyse de Ndyuka om hun inkopen te doen in Albina CAP, Uitgaande Stukken Marowijnc 1897 missive DC-M aan Oseyse, 28 mei 1897, No ) Beet, С de en Η U E Thoden van Velzen, 1977, ρ 114 en 124, zie ook ARA-2, AGS, inv nr 52 Rapport Albina Commissie 104) CAP, Brievenboek Marowijne 1892 missive van de ambtenaar aan gaama Oseyse, 22 februari 1892, No 76 De vrachtvaarders wilden deze wijziging doorvoeren door het 187

191 transport op te splitsen in twee vrachten, namelijk van Albina naar de Manbari Vallen en vervolgens tot de Lawa Zie ook idem, missive van de ambtenaar aan de gouverneur, 14 maart 1892, No 93, waann wordt gesteld dat de Fransen vòor tot 90 francs per vat betaalden Een verklaring van een Franse goudexploitant uit 1895 toont aan dat de prijs intussen was gedaald tot 60 francs voor vervoer naar de Inini CAP, Ingekomen Stukken Marowijne 1895 In 1895 schreef gaamaoseyscaandedc-mdalhij een betere regeling van de vrachtvaart met zijn volk zou bespreken idem, brief van 25 maart 1895 Voor de devaluatie van de franc ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog stond deze gelijk aan ongeveer 50 cent oftewel een 'banknotu" In 1898 kwam de vertegenwoordiger van de Compagnie des Mines d'or met Oseyse overeen om de vrachtprijzen te verlagen van 40 naar 35 francs per vat KV 1899, ρ 5 Zie over de hogere vrachtprijzen die de Fransen betaalden ook CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992 Bezorgdheid over de contacten van de Bosnegers met de autoriteiten van Frans Guiana is een regelmatig terugkerend onderwerp in de gouvcrnemcntscorrcspondentie CAP, Brievenboek Marowijne 1892 missives van de ambtenaar aan Oseyse, 10 mei 1892, No 181 en 9 juni 1892, No 229, idem, Uitgaande Stukken Marowijne 1897 missive DC-M aan Oseyse, 6 augustus 1897, No 501, waarin de DC aantekent dat hij geïnformeerd wil worden als Oseyse brieven schrijft aan de Frans Guiancse autoriteiten 105) Na klachten van de Compagnie des Minies d'or dat zij vanwege de hoge transportpnjzcn in verband met de goudkoorts aan de Gonini geen vrachtvaarders kon vinden, deed de gouverneur een beroep op de DC-M om te bemiddelen bij de gaama van de Ndvuka en van deparamaka CAP, Resolutie 29 oktober 1901, No 9066, zie ook de Resolutie van 30 juni 1903, No )CAP, SB, 23 mei 1899, No 147, waarin levens opgenomen de brief van gaama Oseyse aan de DC-M, 11 mei 1899 en de missive van de DC-M aan de GS, 20 mei 1899, No ) CAP, SB, 30 september 1901, No ) CAP, Resoluties 28 mei 1909, No maart 1909, No 3208 en 30 april 1909, No 5571 AEBGS, doos 13 Zuiderstadskcrk brief hoofdbestuur EBGS aan gaama Oseyse, 22 februari ) In 1902 werd een balatableedcr verwond door in de grond gestoken pinnen CAP, Resolutie 1 oktober 1902, No 8906, zie ook de Resoluties 6 mei 1902, No 3978 en 6 januari 1904, No ) CAP, Resolutie 17 mei 1902, No ) CAP, SB, 18 juh 1902, No ) CAP, Resolutie 6 mei 1902, No ) CAP, Resoluties 26 augustus 1902, No 7682, 25 september 1902, No 8629, 2 januari 1903, No 51, 19 januari 1903, No 744 en 10 februari 1903, No 1747 Uit een schrijven van de DC van Saramacca van april 1912 blijkt dat Kwinti die in dienst waren van de Sunnaamschc Bosch Exploitatie Maatschappij lonen verdienden van ƒ 1,25 tol ƒ 3,- per dag CAP, Resolutie, 17 mei 1912, No ) Polak, J A, 1908, ρ ) Zie voor een overzicht van deze expedities Bubbcrman, F, 1974, passim, Geyskes, D С, 1964, passim, EvS, ρ De verslagen van enkele van deze expedities zijn opgenomen in het TKNAG, zie Bibliografie 116) Loth, WL, 1880, ρ ) CAP, Resolutie 16 januari 1905, No 651 Volgens De Goejc (1908, ρ 977) zou de invloedrijke Ndyuka kapitein en hogepriester Da Labi (Agumasaka, Arabi) zich hebben verzet tegen deze expeditie 118) Goeje, С H de, 1908, ρ ) Deze verdiensten worden vermeld in een schrijven van de gouverneur aan gaama Oseyse, waarin deze op de hoogte wordt gesteld van de Gonini-expcditic van Franssen Herderschee en verzocht wordt om ongeveer zestien man ter beschikking te stellen CAP, Resolutie 30 juni 1903 No 7426 In 1901 ondervond de Coppenamc-expedilic onder leiding van LA Bakhuis echter problemen over de lonen met hoofdkapitcin Alamun van de Kwinti CAP, Resolutie 188

192 6 mei 1902, No 3978 Het oorspronkelijk afgesproken dagloon van ƒ 1,50 per man plus vnje kost moest worden verhoogd tot ƒ 3, De Coppenamc-expcdilic werd gekenmerkt door voortdurende conflicten mei de Bosnegers De gouvernementslandmcter W L Loth stelde nog nooit zo een arrogant en onwillig volk als de Kwinti te hebben meegemaakt Bakhuis, LA, 1902, ρ , 773 Zie over de expeditie van Van Stockum in 1902 naar de Boven-Saramacca CAP, SB, 14 juli 1902, No ) CAP, Resolutie 17 juni 1907, No 6098, SB 29 juni 1907, No 229, zie ook Bakhuis, LA, 1908, ρ Volgens De Gocjc (1908, ρ 954) weigerde ook gaama Djankuso van de Saramaka om naar de stad te komen in verband met de expeditie van Eilerts de Haan in 1908 naar de Bovcn-Sunname 121) Zie noten 108 en ) Vollcnhovcn, С van, 1935, ρ (idem, in 1916), zie ook Junker, L, , ρ ) ADS, Resolutie 10 november 1924, No 3498 Sinds het overlijden van Mantili ( ) zaten de Matawaï zonder grootopperhoofd Tot diens overlijden in 1916 nam hoofdkapilein Blakafulu waar De door de Matawaï aangedragen kandidaat Koso overleed in 1918 In 1924 werd Asaf Kinc benoemd tot hoofdkapitcin en in 1926 tot gaama CAP, Resoluties 27 december 1924, No 3983 en 12 november 1926, No ) CAP, Resolutie 27 mei 1914, No 2116 Nota van L Junker van 17 januari 1926, zie ook SB 9mei 1927,No 244,waaruitblijktdatcroverhetoptredenvanenkelckapiteins ten aanzien van de expeditie Stahel een vergadering zou worden belegd te Botopasi Stahcl beklaagde zich met name over het gedrag van de Bosnegers van het dorp Dam en hun kapitein Awagi CAP, Resolutie 17 augustus 1926, No 2849 Zie ook CAP, SB, 23 februari 1926, No 167 en 21 juni 1926, No 618 De bewuste kapitein Awagi is begin november 1947 overleden Michels, J, 1948, ρ ) CAP, Resoluties 26 april 1928 No 1810, 7 maart 1929, No 864, 19 december No 3995 en 20 december 1935, No ) CAP,Resolutie25oktober 1888, No 6134,?icook Vollcnhoven,C van, 1916en ) HBKS , B, 34c vel, ρ ) CAP, Resolutie 17 april 1915, No 1405 Nota over het traktement van gaama Oseyse, 12 april 1915 Zie ook CAP Resolutie 4 oktober 191^ No 3494 missive van de minister van kolomen aan de gouverneur, 7 september 191 5, HBKS , В, 39e vel, ρ (Memorie van Antwoord) en 9e vel, ρ 34 Apatu begeleidde de Franse wetenschapper Jules Crcvaux tijdens diens expedities in 1877 en 1878 (Crcvaux, 1883) en stichtte in 1882 het dorp Apatou/Motendc, zie ook noot ) CAP, Resolutie 17 april 1915, No 1405 Nota over traktement gaama Osevse, 12 april 1915, Spalburg, J G, 1899, ρ 23, Lier, W F van, 1919, ρ 26 In een, door Spalburg geschreven, brief van Oseyse aan de GS, 20 maart 1899, wordt gesteld dat kapitein Da Labi verbolgen was dat hij niet eveneens een eremedaille had ontvangen en dat hij Spalburg, die namens de EBGS een school leidde in Dntabiki, hiervoor verantwoordelijk achtte CAP, SB, 7 april 1899, No ) CAP, Resolutie 6 juli 1899, No 4980 (aan Oseyse) Deze resolutie bevat als bijlage de bncf van Oseyse aan de GS, 5 juni 1899 Zie over de eerste school te Dntabiki Spalburg, J G, 1979, passim De reis van gaama Oseyse naar Nederland werd overigens niet gerealiseerd 131) Thoden van Velzen, HUE en W van Wetering, 1988, ρ 233 en 399 Zie over deze staking ook Groot, S W de, 1969, ρ , Hira, S, 1982, ρ ) De waarneming van het gouverncursambt geschiedde door de ondcrvoorzittei van de Raad van Bestuur, het adviescollege dat de gouverneur ondersteunde in zijn bestuursfunctie Mr LJ Rietberg was gouverneur ad interim \an 16 december 1920 t/m 23 mei 1921 KV 1921, ρ 4 133) In een missive van 6 januari 1917, No 20 aan de gouverneur, schreef de DC-M dat ten gevolge van de oorlog de vrachlvaart was afgenomen, de prijzen van levensmiddelen waren gestegen en de inkomens van de vrachtvaarders sterk waren gedaald Deze missive is opgenomen in CAP, Resolutie 13 december 1916, No 4662 (aan de DC-M) De gouverneur zelf sprak van 'buitengewone prijsstijgingen alsgevolgvan de oorlog CAP, 189

193 Resolutie 28 oktober 1919, No 3517 Volgens de Bosnegers waren de winkelpnjzen in Albina dermate hoog, dat zij liever terugkeerden naar hun kostgronden CAP, Resolutie 7 maart 1921, No 785, waarin missive DC-M aan de GS, 4 maarl 1921, No 154 Voor een algemene beschrijving van de effecten van de Eerste Wereldoorlog op Suriname verwijzen we naar Heilbron, W en G Willcmsen, 1976, passim De neergang in de balata- en goudcxploitatie wordt beschreven in Willemscn, G, 1980, hoofdstuk 8 134) De devaluatie van de Franse franc komt in diverse archiefstukken 1er sprake In zijn missive aan de GS van 2 oktober 1919, No 713 vermeldt de DC-M dal alleen in 1919 de koers reeds was gedaald van 36 naar 25 cent CAP, Resolutie 28 oktober 1919, No 3517 Uit een brief van de agent van de Compagnie des Mines d'or, H J Nahar, van 20 april 1920 blijkt dat de koers inmiddels verder was gezakt tot 20 cent CAP, Resolutie 4 mei 1921, No ) CAP, Resolutie 28 oktober 1919, No 3517, waarin tevens opgenomen hel schrijven van de DC-M van 2 oktober 1919, No 713 Zie voor het advies van de DC CAP, Resolutie 23 oktober 1915, No 3675, waarin missive DC-M aan gouverneur, 29 september 1915, No ) Naschrift bij een Nota van de GS, 21 juni 1919, opgenomen in CAP, Resolutie 6 september 1919, No ) Missives van de DC-M van 30 januari 1919,No loocn 7maart 1919in CAP,Resolutie 6 september 1919, No 2992 In een brief van de Balata Compagnieën ' Suriname ' en Guyana" aan de GS van 14 september 1918 werd geklaagd over voortdurende prijsverhogingen en stakingen ten gunste van Franse ondernemers De vrachtvaarders zouden voor een achtdaagsc reis een loon van 90 francs weigeren en 150 francs vragen, terwijl dit voorheen 50 francs bedroeg CAP, SB, 17 september 1918, No 282 De agent van de Compagnie des Mines d'or vermeldde in een brief van 20 april 1921 een verhoging van ƒ 15,-- naar ƒ 20, per vat CAP, Resolutie 4 mei 1921, No ) Missive van de DC-M, S E Juta, 7 maart 1919, in CAP, Resolutie 6 september 1919, No ) Missive van de DC-M, S E Juta, 19 maart 1919, in CAP, Resolutie 6 september 1919, No ) Voor de correspondentie omtrent de invoering van deze belasting zie CAP, Resoluties 11 augustus 1915, No 2809, 13 december 1916, No 4662 en 6 september 1919, No 2992 In een Nota van 20 juni 1918 stelde Van Lier een belasting van ƒ 2,- per vracht voor CAP, Resolutie 21 januari 1919, No 249 Zie ook Morssink, F, , dl 3, ρ 97, Heilbron, W en G Willcmsen, 1980b, ρ ) Brief van de balatacontroleur Μ Η Stephan van 19 augustus 1918 CAP, SB, 17 september 1918, No ) Het uitgebreide (18 ρ) reisverslag van de DC-M van 10 maart 1919, No 202 is opgenomen in CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992 Volgens Morssink ( , dl 3, ρ ) verzette gaama Amakiti zich met name sinds hem in 1919 posthouder W F van Lier werd opgedrongen tegen de concurrentie van de Saramaka en droeg hij zijn vertegenwoordiger in Albina, kapitein Andreas, op hen het verblijf aan de Marowijne te ontzeggen "meki den jagi den Saramacca-dagoe gowee' Met name de vrachtvaarder Aliamba, één van de hoofdrolspelers tijdens de staking van 1921, blijkt zich fel te hebben verzet tegen de van de Saramaka ondervonden concurrentie De West, 7 maart ) Reeds in 1915 maakte de minister van kolomen er melding van dat de Frans Guianese autoriteiten problemen ondervonden met de Aluku, waardoor de toelage van hun gaama verminderd of zelfs gestaakt zou zijn CAP, Resolutie 4 oktober 1915, No 3494, waarin missive van de MvK aan de gouverneur, 7 september 1915 Zie verder het Verslag van Van Lier over de vrachtvaardersslaking van 28 april en 1 juni 1921 CAP, Resolutie, 29 maart 1922, No 1098 Zie ook de brief van de agent van de Compagnie des Mines d'or, Η J Nahar, van 20 april 1921 CAP, Resolutie 4 mei 1921, No 1580 (telegram) De bewering van Hira (1982, ρ 265) dat de Cottica-Aluku geen aandeel hadden in de vrachtvaart lijkt ons ongefundeerd al was het slechts omdat hun 'kapitein', Bayo, één van de organisatoren van de vrachtvaardersstaking van 1921 was 190

194 144) Brief van de agent te Albina van de Compagnie des Mines d'or, H J Nahar, aan diens agent-generaal, H J Bosch, te Paramaribo, 20 april 1921, in CAP, Resolutie 4 mei 1921, No ) De uitgebreide correspondentie omtrent het livrettensysteem is opgenomen in CAP, Resolutie 6 september 1919, No ) AEBGS, doos 13 Zuidcrstadskerk brieven van G Helder aan R Voullaire van 25 september 1914 en 30 maart 1915 Van Lier (1919, ρ 55), die Oseyse en Da Labi de belangrijkste mannen uit de geschiedenis van de Ndyuka noemt, stelt ten onrechte dat Da Labi in januari 1915 overleed en Oseyse vier maanden later, een versie die door de meeste latere schrijvers is overgenomen, zie bijvoorbeeld Pakosie (1993, ρ 38) 147) Opvolgingsprocedures bij een gaama worden uitvoerig beschreven in Schollcns, В e а, 1992, hoofdstuk 5, zie ook De Groot (1990), Pakosie (1993) en Scholtcns (1993) 148) Zie voor de beeldvorming over gaama Amakitt ook de relativerende opmerkingen van Thoden van Velzen en Van Wetering (1988, ρ ) Beide schrijvers stellen onder andere dat de keuze voor Amakiti werd bepaald door de wens van de kapiteins om machtsconcentratie, namelijk de vereniging van de functies van grootopperhoofd en opperpriester in één persoon (Kanapé) tegen te gaan Zowel Morssink ( , dl 3, ρ ) als Wong (1938, ρ ) baseren zich voornamelijk op Van Lier (1919) Terwijl Van Lier (1919, ρ 26) stelt dat Amakiti geen zelfstandig gaama was, maar gebonden was aan bepaalde kapiteins, stelt Morssink daarentegen dat Amakiti ondanks zijn pietluttig voorkomen regeerde als een despoot 7owcl Van Lier, Morssink als Wong beweren dat Amakiti via manipulatie aan de macht was gekomen Een afwijkende versie wordt gegeven door de EBGS-onderwijzer en -evangelist in Albina, G Helder, die schreef dat de Ndyuka Kanapé niet wilden omdat deze bereid zou zijn de Bosnegers te verkopen aan de blanken Bovendien zou Kanapé niet uit de juiste familie stammen AEBGS, doos 13 Zuiderstadskerk bricfvang Helder aan R Voullairc, 30 maart 1915 De goede verstandhouding van Kanapé met de blanken wordt ook in het artikel Groot Opperhoofd der Aucaners" (De West, 8 juni 1915) aangehaald als argument waarom de keuze waarschijnlijk op Amakiti zou vallen Ook Van Lier (1919, ρ 58) benadrukt dit aspect Overigens zou de in eerste instantie aangewezen Amatodya de opvolger worden van de in 1929 overleden Amakiti Volgens Morssink ( , dl 3, ρ 127) was Amatodya een zoon van Amakiti's zus Adwaneti en was hij geboren in 1903 Gouverneur G J Staal ( , ρ 631 en 634) liet zich gematigd positief uit over Amakiti Zie ook Pakosie (1993, ρ 39-41) 149) Bncf van gaama Djankuso en hoofdkapitcin Bictjcfouru aan de gouverneur, Exhibitum 13 oktober 1915, No 5709, Afd 1 en de reactie van de GS van 1 oktober 1915, in CAP, Resolutie 17 april 1915, No 1405 (aan DC-M) In hoeverre hier sprake is van mogelijke beïnvloeding door de EBGS is niet geheel duidelijk, de brief van Djankuso was namelijk geschreven door de evangelist С Rufus 150) Brief van gaama Amakiti aan de GS, 22 augustus 1917 Uit de reactie van de GS blijkt dat de voormalige gouverneur, W van Asbcck ( ), zelfs had voorgesteld om de toelage te verlagen tot ƒ 300,--, maar dat hiervan was afgezien omdat ook de vertegenwoordiger van de gaama in Albina een toelage van ƒ genoot CAP, SB, 2 oktober 1917, No 282/294 De stukken betreffende de toelage van Amakiti zijn opgenomen in CAP, Resoluties 17 april 1915, No 1405 en 4 oktober 1915, No 3494 Voor de beëdiging van Amakiti zie CAP, Resolutie 7 augustus 1916, No 3007 (hierin komt ook de kwestie rond de DC-M aan de orde), De West, 1 en 8 augustus 1916 De DC van Marowijne, S E Juta, die door de GS op de vingers werd getikt vanwege zijn onvolledige berichtgeving omtrent de nieuw te benoemen gaama schreef aan de GS dat Amakiti "naar verteld wordt iemand moet zijn die verre van flink is en evenmin gezag zal kunnen uitoefenen daar hij o m sterk onder den invloed van een zekere partij staat CAP, SB, 27 maart 1916, No 96, waarin missive DC-M aan GS, 16 maart 1916, No ) CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992 Naschrift bij de Nota van de GS, 21 juni ) CAP, SB, 17 september 1918, No 282 brief van de Balata Compagnie aan de GS, 14 september

195 153) De missives van de DC-M van 30 januari 1919, No 100,7maart I919cn lomaart 1919, no 202, alsook de reactie van de GS van 21 juni 1919 zijn benevens enkele andere dokumenten opgenomen in CAP, Resolutie 6 september 1919, No ) Toespraak van gouverneur G J Staal tot gaama Amakiti, in CAP, Resolutie 13 mei 1919, No ) Staal, G J, , ρ 631 en 634 De krant Suriname (29 juli 1919) schreef hieromtrent "Het opperhoofd dat altijd voor ietwat suffig werd versleten en inderdaad ook geen pientere en wat verwezen indruk maakt, schijnt zich toch tot 'n niet zo maar naar de hand te zetten baas te hebben ontpopt " 156) CAP, Resolutie 13 mei 1919, No ) In zijn missive aan de GS, 4 maart 1921, No 154, schreef de DC-M dat de vrachtvaarder Ahambaop21 februan 1921 vanuit Albina naar Dntabiki vertrok, waarna het transport werd gestaakt De vrachtvaarders zouden heimelijk in de nacht zijn vertrokken Aliamba, die mede in de stakingsplanncn betrokken was, had de DC hier uiteraard niet van op de hoogte gesteld ' CAP, Resolutie 7 maart 1921, No 785 Volgens De Surinamer, 20 maart 1921, begon de staking op 19 februari 158) Het uitgebreide verslag over de vrachtvaardcrsstaking van Van Lier van 28 april 1921 met een vervolg op 1 juni 1921 is opgenomen in CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098 Beide verslagen zijn ook opgenomen in ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2417, 16 mei 1922, No 21, het verslag van 28 april 1921 is tevens te vinden in idem, verbaal doos nr 2283, 28 juni 1921, No 3 Zie ook Lier, W F van, , ρ 205, ) Getuige een ingezonden engelstaligc brief van 14juni 1921 van de ondernemer John Η Moses, die een kantoor had in Saint Laurent Suriname, 17 juni ) L Avenir de la Guyane française, 7 mei 1921 (dit artikel is in zijn geheel vertaald opgenomen in De West, 31 mei 1921, alsook in Suriname, 3 juni 1921) 161) ARA-2, MvK na 1900, Verbaal 28 juni 1921, No 9 brief van Amakiti aan Awcnsai, 18 maart 1921 en brief van Awensai aan Amakiti, 25 maart ) CAP, Resolutie 7 maart 1921, No 785 De gouverneur ontleende zijn informatie aan de DC-M, die zich weer baseerde op Van Lier 163) Missive DC-M aan Amakiti, 18 maart 1921, in CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098, idem, in ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2283, 28 juni 1921, No 3 164) CAP, Resolutie 9 mei 1921, No 1606, idem, in ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2283, 28 juni 1921, No 3, hienn is ook opgenomen de missive van De Sanders aan de GS, 12 mei 1921, No 305, waarin de DC de Franse missie naar gaama Awensai vermeldt en stelt dat het sturen van een militair konvooi met meer nodig is daar de Bosnegers geen vracht zullen vervoeren onder geleide van militairen De naar Albina gezonden sergeant Pleisner wordt dan ook teruggezonden 165) CAP, Resolutie 29 maart 1921, No ) Hira, S, 1982, ρ Zie voor het verslag van Bierman ARA-2, MvK na 1900, Verbaal 2 juni 1921, No ) CAP, Resolutie 5 april 1921, No 1Π2 Verslag door Van Lier over de staking, 28 april 1921 CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098, idem, in ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2283, 28 juni 1921, No 3, hierin tevens opgenomen de missive van Van Lier aan de GS, 9 mei 1921, No 15, waarin het bezoek van L Junker aan Amakiti wordt vermeld Zie ook Junker, L, , ρ en ) Verslag door Van Lier over de staking, 1 juni 1921 CAP, Resolutie 29 maart 1922, No 1098, idem, in ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2417, 16 mei 1922, No ) CAP, Resolutie 11/14 juni 1921, No 23 Zeer Geheim 170) Er zijn twee versies van het Rapport van de Albina Commissie, een van 45 ρ en een van 53 ρ, deze versies bevinden zich respectievelijk in ARA-2, AGS, inv nr 52, idem, MvK na 1900, Verbaal doos nr 2417, 16 mei 1922, No 21 Niet alleen de wereldlijke bestuurders van de Ndyuka waren betrokken bij de staking, maar ook de religieuze leiders verleenden steun Thoden van Velzen, Η U E en W van Wetering, 1988, ρ ) De West, 7,14 en 21 oktober 1921, Suriname, 7 en 14 oktober ) "Overeenkomst", , ρ ) Lier, W F van, , ρ

196 174) Suriname, 8 en 19 juli 1921, De Surinamer, 17 juli 1921, een andere krant, De West (26 augustus en 2 september 1921), bekritiseerde dit lange rekken van de zaak door het gouvernement en vermeldde klachten van de dignitarissen over de geringe voedselleverantie door de regering Suriname, 2 augustus 1921, stelde dat Aliamba een neef was van Amakiti en dat op 2 augustus twee kapiteins vanuit de stad waren vertrokken om hem op te halen Van Lier ( , ρ 221) vermeldt dat Amakiti in plaats van in het centrum van de stad werd ondergebracht aan de Saramaccastraat en dat hij geen vlag kreeg om bij zijn huis te plaatsen Elders maakt Van Lier er melding van dat de GS weigerde om Amakiti de hand te schudden en dat de GS liever zijne hand zou laten afhakken, dan daarmede die van een eedschender te drukken " CAP, Resolutie 17 mei 1929, No 1786, waarin Verslag vergadering Ie Diilabiki, december 1921, door Van Lier, lojanuan ) CAP, SB, 17 september 1921, No ) De West, 20 september 1921 Ook Waaldijk (1930) sprak zijn afkeuring uit over deze vernederende ontvangst van Amakiti door de gouverneur 177) CAP,Resoluties 19september 1921,No 3244,20september 1921,No 3246en loapril 1922, No 1231 Teneinde het gezag van Kanapé te onderstrepen, werd hem een toelage van ƒ 400, per jaar toegekend Volgens Van Lier ( , ρ 225) zou Amakiti zelf hebben voorgesteld om Kanapé naast hem te benoemen als kapitein Teneinde Gagu, zijn tegenstander, te verzoenen, zou Kanapé als voorwaarde diens benoeming tot kapitein hebben gesteld In tegenstelling tot Kanapé zou Gagu voorstander zijn geweest van de staking In 1923 zou de politieke macht onder de Ndyuka verder gedeeld worden en werd naar aanleiding van een rapport van Van Lier in het belang van orde en tucht Mam van het dorp Rikanau aangesteld als hoofdkapitein, eveneens onder de titel van granfiskan, over de Ndyuka van het Cottica- en Commcwijnegebied Aan deze dignitaris zou later een jaarlijkse toelage van ƒ 60, worden toegekend CAP, Resoluties 3 maart 1923, No 736 en 4 maart 1933, No 705, zie ook ARA-2, MvK na 1900, verbaal doos nr 2523, 5 apnl 1923, No 19 Verslag van W Γ van Lier voor de gouverneur van dienstreis naar de Bovcn-Cottica 23 januari - 8 februari 1923, Paramaribo, 15/20 februari 1923, No 3 (25 ρ ) 178) CAP, Resolutie 12 mei 1930, No 1792 Het protocol is ook opgenomen als bijlage bij een missive van de DC-M aan de GS 12 januari 1926, No 64, in CAP, SB, 23 januari 1926, No 70 Het volledige protocol is verder gepubliceerd in De West, 20 september 1921, De Surinamer, 22 september 1921, Suriname, 23 september 1921, WIG, 4 ( ), ρ ) Zie voor deze eerdere versie van het protocol CAP, SB, 17 september 1921, No ) De West, 20 september 1920, Suriname, 23 en 27 september ) De Surinamer, 23 en 27 oktober, 3, 6, 10 en 13 november 1921 Vnjwcl direct na deze overeenkomst, namelijk op 23 september, verliet Amakiti de stad De West, 23 september ) Het uitgebreide (23 ρ ) verslag van deze vergadering is opgenomen in CAP, Resolutie 17 mei 1929, No 1786 Een samenvatting in het Sranantongo, gedateerd 28 december 1921 en ondertekend door Amakiti, Kanapé en Gagu is opgenomen in CAP, Resolutie, 19 september 1921, No 3244 Zie ook een missive van Van Lier over deze vergadering aan de DC-M, 5 januari 1922, No 1, in CAP, Resolutie 9 februari 1922, No 473 Zie ook Lier.WF van, , ρ ) Pnce, R, 1975, ρ ) Hocrec (1983, ρ 211) stelt dat in verband met deze effecten van de vrachtvaart de Saramaka sinds eind negentiende eeuw ook vrouwelijke basia kennen 185) Morssink(zj) dossier benoeming Akoosu 186) CAP, Extract Journaal DC-M, 18 september en 1 november 1892, 25 en 28 september en 1 november ) CAP, Resolutie 1 juni 1896, No 3842, zie ook de Resoluties Nos 4325, 4395, 6275 en 6468 van ) ARA-2, AGS, inv nr 36 Zie ook Vollcnhoven, С van,1935, ρ (idem, 1916) De weigering om verdere medewerking te verlenen aan de expeditie geschiedde volgens Junker ( , ρ 458) op gezag van de gaan obia van Dahomé 193

197 189) CAP, Resolutie 27 mei 1914, No 2116, idem, in Resolutie 28 oktober 1914, No 3208, idem,in ARA-2, AGS,ιπν nr 36 Zicook Vollenhovcn,C van, 1935,ρ (idem, 1916) 190) ARA-2, AGS, ιην nr 52 Rapport Albina Commissie Morssink ( , Afd 3, ρ 117) tekent de volgende uitspraak van Amakiti naar aanleiding van de Saramakaanse concurrentie op "mcki den jagi den Saramacca-dagoe gowee 1 " In augustus-september 1919 gaf Amakiti zijn vertegenwoordiger in Albina, kapitein Andreas, opdracht om de Saramaka het verblijf aan de Marowijnc te ontzeggen 191) CAP, Resolutie 6 september 1919, No 2992,waann missive van de DC-M aan de GS, lomaart 1919,No 202 (18 ρ ). idem, SB, 17seplcmber 1918, No 282, waarin Extract uit brief van M H Stephan, controleur van de Balata Compagnieën, 19 augustus ) ARA-2, MvK na 1900, Verbaal 2 juni 1921, No 87 Verslag van onderzoek te Albina maart 1921 door H L Bierman, 19 maart ) Junker, L, , ρ 120 De aanwezigheid van grote aantallen Saramaka in Frans Guiana gaf zelfs aanleiding tot discussie over de eventuele wenselijkheid van een vice-consul in Mana CAP, Resoluties, 8 maart 1913, No 1025 en 10 februari 1916, No ) Over de voedseltekorten bestaat een uitvoerige correspondentie, zie CAP, Resoluties 28maart 1912,No 1554b, 17mei 1912,No 2456,28mei 1912,No 2620, 27november 1918, No 4244, 6 januari 1919, No 58, 15 januari 1919, No 162, 10 juli 1920, No 2296, 25 oktober 1920, No 3626 en 2 juni 1922, No 2031, idem, SB, 18 februari 1918, No 52, 13 november 1918, No 341 en 17 oktober 1922, No 598 AEBGS, doos 16 Zuiderstadskcrk brieven van de zendelingen Schclls, 25 februari 1919, R Voullaire, 28 februari 1919, С Rufus, 16 maart 1919, doos 8 Zuidcrstadskerk brieven van Η J Krolis, 22 november 1922 en de hoofdvoorstander Th Muller, 19 januari 1923 Zie ook de Nota van Η Zangen "Oorzaken en middelen ter bestrijding der Dekadenz onzer Boschnegers aan de boven-sunname (boven de Christ dorpen), in CAP, Resolutie 14 november 1921, No 4196 Junker ( , ρ 111) vermeldt dat in 1918 de overheid ƒ ,-- aan krediet verschafte voor de aankoop van rijst en dat hiervan in 1923 slechts een derde was afgelost In 1921 werd hij belast met de inning hiervan, waartoe hij geregeld hout in beslag nam, waardoor de "haat" tegen hem toenam 195) CAP, Resolutie 2juni 1922, No 2031, waarin missive L Junker aan de DC van Boven Para en Boven-Sunname, 21 mei 1922, No ) CAP, Resolutie 8 maart 1923, No ) Het uitgebreide Rapport plus Bijlagen van Junker van 22 april 1923 is opgenomen in Morssink (z j ) Over de Gaan Gadu-cultus, zie Thoden van Velzen, HUE en W van Wetering, 1988, passim 198) Archief Districtscommissariaat Sipaliwini (ADS), Resolutie 9 augustus 1923, No 2892, waarin tevens opgenomen het Rapport van L Junker van 13 juni 1923 Deze Resolutie bevat ook een "Instructie voor de dorpshoofden van den Stam der Saramaccaners" met onder meer maatregelen voor de voedselvoorziening, de vrachtvaart en het begraven van lijken binnen drie dagen Het verband tussen het verdrag uit 1835 ende overeenkomst van 1924 werd ook gelegd door DC Jan Michels (1948, ρ 19) 199) Rapport L Junker over reis naar Boven-Sunname, 4 26 maart 1924, in ARA-2, MvK na 1900, Verbaal doos nr 2648, 23 juni 1924, No 35, idem, in Morssink(zj ), zie ook Junker, L, , passim 200) Zie voor de Notulen van de bijeenkomsten van 3 en 4 april 1924 ARA-2, MvK na 1900, Verbaal doos nr2648, 23juni 1924, No 35, idem, in Morssink(zj ), zicook Morssink, F, , Afd l,p ) CAP, Resolutie 5 april 1924, No 1101, idem, in ARA-2, MvK na 1900, Verbaal doos nr 2648, 23 juni 1924, No 35 Dit protocol is gepubliceerd in WIG, 6 ( ), ρ De toelagen voor deze dignitarissen werden vastgesteld bij CAP, Resolutie 3 december 1924, No 3761 Zie ook Kuipers, A, , passim 202) Junker, L, , ρ

198 201) Michels (1948, ρ 19-20) schreef dat de overeenkomst een dode letter was gebleven en dat het geen zin had om de Bosnegers verplichtingen op te leggen waarvan het gouvernement de naleving toch niet kon controleren Junker, L, , ρ 122 en 146, idem, , ρ 332 Al in 1925 werd over de jaarlijks te beleggen vergadering van de dignitarissen met een gouvernementsambtenaar opgemerkt Is deze vergadering wel deze jaarlijks terugkeerende groóte uitgaaf waard " CAP, Resolutie 16 december 1925, No 3849 Uu CAP, Resolutie 9 november 1931, No 3640, blijkt dat de jaarlijkse vergadering minstens tot en met 1931 werd gehouden 204) Missive DC-M aan GS, 8jum 1924, No 615, in CAP, Resolutie 17juli 1924, No 2317 Zie over de gewijzigde vrachttaricvcn bij de verschillende Bosncgcrvolkcn CAP, SB, 23 februari 1926, No 167, 8 maart 1926, No 208 er. 24 november 1926, No ) CAP, SB, 11 en 23 januari 1926, Nos 24 en 70, 8, 11, 16 en 31 maart 1926, Nos 208, 222, 246 en 344, 29 augustus 1927, No ) CAP, Extract Journaal DC-M, 6 oktober 1936 en 20 november ) CAP, SB, 6 augustus 1942, No 1056, idem. Extract Journaal DC-M, 19 januari 1935, idem, Resolutie, 25 februari 1935, No ) De West, 12 en 26 juni, 29 juli 12 en 14 augustus 1936, De Surinamer, 4 en 29 juli, 12 en 15 augustus 1936, Suriname, 10 juli 1936 HBKS , Η, ρ ARA-2, AGS, inv nr 65 In een ingezonden brief in 'DeSurinamcr van 27 juni 1936 vroeg 'n belastingbetaler" zich naar aanleiding van deze kwestie af of de Bosnegers zich wel beneden de vallen mochten vestigen zondcrbijvoorbceld belasting te hoeven betalen, zij zouden bovendien het land verpesten met hun afgoderij 209) De brief van gaama Djankuso staat afgedrukt in De Surinamer, 21 april 1927, Bolkestcin.G. 1927, ρ 944, Morssink, F, і?2-35, Afd 1, ρ 21 3, Scholtens, Β ca, 1992, ρ Op 9 mei 1927 schreef de GS aan Djankuso dat hij zo snel mogelijk naar de stad moest komen zodat de gouverneur hem de reactie van de secretaris-generaal van de Volkenbond, Sir Ene Drummond, kon overhandigen CAP, SB, 9 mei 1927 No 244 Junker ( ρ ) vermeldt dat Djankuso reeds enkele jaren eerder op een vergadering te Asindoopo vanwege de devaluatie van de Franse franc als gevolg van de Eerste Wereldoorlog de interventie van koningin Wilhclmina verzocht teneinde een einde van de oorlog te bewerkstelligen 210) HBSG, , 2c K,H, Vergadering 23 december 1903, ρ In 1918 hield Van Kol een soortgelijk pleidooi in de Ferste Kamer HBSG, , 1c Κ, H, Vergadering 18 juli 1918, ρ ) HBKS, , В Voorlopig Verslag ρ ) In 1919 verschenen als brochure, met aanvullingen, bij Η van Ommeren, Paramaribo 213) HBKS, , H, Vergadering 8 mei 1919, ρ ) ibidem 215) HBKS, , Η, Vergadering 7 mei 1920, ρ 180 Zie ook HBKS, , В Voorlopig Verslag van de Commissie van Rapporteurs bij de begroting over het dienstjaar 1920, 4 april 1919, ρ 9 De Groot (1969, ρ XI-XII, 41-47) plaatst het project tegen de achtergrond van veranderingen die zich begin deze eeuw voltrokken in de Nederlandse politiek, te weten de overgang van een liberale naar een ethische periode De overheid ging hierbij over tot een directer ingrijpen in de koloniale economie en besteedde daarnaast meer aandacht aan onderwijs, landbouwvoorlichting en medische zorg 216) CAP, Resolutie 12 mei 1919, No 1584 missive administrateur van financien aan de inspecteur van onderwijs, 9 oktober 1918, No 383 Geheim 217) Toespraak gouverneur G J Staal tot gaama Amakiti op 26 juli 1919, in CAP Resolutie 13 mei 1919, No ) Het ontwikkelingsplan vormt het onderwerp \an het proefschrift van SiKia de Groot (1969, passim) 219) HBKS, ,H,Vergadering28februari 1922,p Zicook HBKS, , H, Vergadering 7 mei 1919, ρ ) HBKS, , Η, Vergadering 6 mei 1924, ρ

199 221) HBKS, , В 23 18, ρ 6, H, Vergadering 2 mei 1923, ρ ) HBKS, , Η, Vergadering 6 mei 1924, ρ Zie ook hetgeen de waarnemend GS, Η F Esser, hieromtrent mededeelt HBKS, , Η, Vergadering 5 mei 1925, ρ ) HBKS, , Η, Vergadering 6 mei 1924, ρ ) HBSG, , Ie Κ, Η, Vergadering 19 juni 1924, ρ 715 en ) CAP, CIB, inv nr 21 Jaarverslagen van G Duyckinck over Bosnegers en Indianen, 1869,1870 en 1871 Zie over de effectiviteit van het bestuur van gaama Faansibona Morssink, F, , Afd l,p , Pnce, R, 1990, ρ noot 1, ρ noot ) CAP, Resoluties 27 november 1896, No 8511, 19 september 1901, No 7858, 10 november 1924, No 3498, 27 december 1924, No 3938 en 12 november 1926, No 3632 Johannes King (1973, ρ 65) vermeldt dat gaama Kalkun eigenlijk moest worden opgevolgd door een zekere Zachanas Asone, maar dat het gouvernement de voorkeur gaf aan de gekerstende Noah Adrai Na het overlijden van Adrai deed King een beroep op de EBGS om bij het gouvernement te bepleiten dal de nieuwe gaama een Christen uit Manpaston zou zijn Over Lavanti schrijft hij ' Alafanti de wan heiden soema, en a no de wan komman toe, en a lobi dringi toemoesi tranga toe ' (Alafanti is een heiden en hij is ook niet erg slim en hij houdt ook te veel van drinken) King, J, 1973, ρ Het is overigens opvallend dat de Matawaï na het overlijden van de opvolger van Lavanti, te weten gaama Mantili ( ), tot 1926 officieel zonder gaama zaten Rond 1913 installeerden de Matawaï gaama Koso, die echter reeds na enkele jaren overleed en nooit officieel erkend werd door het gouvernement Volgens cen in Resolutie No 3498 van 10 november 1924 (ADS) opgenomen Nota over de benoeming van Asaf Kiné was Koso in 1918 overleden Zie over de wijze waarop overheid en zending samenwerkten bij de benoeming van dignitarissen ook Beet, С de en M Stcrman, 1981, ρ Zie ook het artikel "Hoofdcnverkiczing bij Boschnegers in Suriname', in BTLV, 72 (1916), passim 227) AEBGS, doos 16 Zuidcrstadskcrk brief van Clare aan Bielke, 8 april ) AEBGS, doos 11 Zuiderstadskerk brieven van F M Valpoort aan pracses H Bielke, 30 maart en 18 april 1932, brief van Bielke aan Valpoort, 2 mei 1932, idem, doos 7 Zuiderstadskerk brief Bielke aan H Ixerdam, 30 april ) AEBGS, doos 13 Zuiderstadskerk brieven van gaama Oseyse aan hoofdbestuur EBGS, 13 januari en 21 augustus 1909 en brief hoofdbestuur aan Oseyse, 22 februari ) AEBGS, doos 13 Zuiderstadskerk verschillende brieven van С Rufus, brief van R Voullaire aan Bergwijn, 7 september 1915, idem, doos 79 Pracses Reglement van Djemie, 1914 Overigens bepleitte gaama Djankuso in cen brief aan gouverneur Staal van juni 1919 steun van het gouvernement teneinde te bewerkstelligen dat de kapiteins in zijn gebied hun verzet tegen de EBGS-school zouden opgeven CAP, Resoluties 21 juli 1919, No 2439 en 30 augustus 1919, No ) AEBGS, V 30 Jaarverslag door hoofdvoorstander R Voullaire aan het Zeister Zendingsgenootschap (ZZG), 26 juni ) CAP, Resoluties 23 september 1919, No 3138, 14 november 1921, No 4196, 23 juni 1924, No 2028, 19 december 1930, No 4524 AEBGS, doos 11, Zuiderstadskerk Enkele van de geschriften van Zangen (opgenomen in bovenvermelde archiefstukken) zijn "Oorzaken en middelen ter bestrijding der Dekadenz onzer Boschnegers aan de Boven- Sunnamc (boven de Chnst dorpen)', oktober 1921, 'Waarin bestaat de nood bij de Boschnegers aan de Boven-Sunname", in De Surinamer, 1922, No 63, "Oproep hulp ν d Boschnegers', 1922, 'Helpt Uw Naaste' Philantropische hulpactie voor onze Boschnegers aan de Boven-Suriname (boven de Christelijke dorpen), 1922, "Acht jaar als zendeling onder onze boschnegers', november 1927, "Medische Nood in Suriname", november

200 Zie over Zangen ook Groot, S W de, 1969, ρ ) Op voorstel van de DC-M waren in 1924 aan de Marowijne bij wijze van proef enkele douaneposten ingesteld Aangezien de kosten hieraan verbonden hoger waren dan de ontvangsten aan invoerrechten werd reeds in 1926 besloten om deze posten weer op te heffen Na protesten van de DC-M werd nog hetzelfde jaar besloten de posten aan de Wane- en de Pakira Kreek vooralsnog te handhaven CAP, Resoluties 12 juni 1926, No 2092 en 20 november 1926, No ) Een veelheid van bronnen verschaft informatie over bevolkingsaantallen, we verwijzen slechts naar de Koloniale/Surinaamse Verslagen 235) CAP, SB, 14 november 1895, No 238 en 16 maart 1939, No 336, idem, Resolutie 21 december 1918, No 4142 CAP,CIB, inv nr 3 Resolutie 8 juli 1846, No 974, idem, inv nr 35k, SB, 23 februari 1844, No 9 (zie hoofdstuk 2, noot 90) 236)CAP, Resoluties 9 april 1929, No 1321 en 17 mei 1929, No 1786 De Bosnegers kennen het stelsel van polygynie, waarbij een man met meerdere vrouwen getrouwd kan zijn, mits hij deze kan onderhouden Zie over de traditie om een gaama na dne maanden te begraven Scholtcns, В e а, 1992, hoofdstuk 3 Hoogbergen (1985, ρ 372) vermeldt dat het op 23 augustus 1819 overleden grootopperhoofd Bambi van de Ndvuka reeds na dne dagen werd begraven 237) CAP, Resolutie 7 januari 1939, No ) CAP, Resoluties 24 april 1913, No 1808 en 7 januan 1939, No ) CAP, Resoluties 20 april 1925,No 1171, 12 november 1943, No 3148en 31 mei 1944, No ) Archief Bisdom Paramaribo (ABP), doos E-l (groen) Brief van de geneeskundig inspecteur aan de vicaris, 30 juli 1941, No ) HBKS , В, 6e vel, ρ 13, No 13/4 Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag van de ontwerp-verordcning betreffende het tarief voor port d'armes, art 1, ad 5 Voor de vaststelling van de vuurwapenverordening zie CAP, Resoluties 7 februari 1930, No 590/5, 17 september 1930, Nos 3372 en 3373, alsook GB 1930, No ) CAP, Resoluties 30 september 1930, No 3485 en 20 maart 1931, No ) CAP, Resoluties 7 april 1931, No 1128, 20 april 1931, No 1271, 21 apnl 1931, No 1278, 30 mei 1931, No 1761, 9 november 1931, No 3640 en 28 november 1931, No 3875 Uit kanttekeningen bij het rapport van Junker, Bericht aangaande dienstreis naar het boschnegergebied in verband met de uitvoering \an de Vuurwapenverordening', 12 april 1931 (opgenomen in de Resoluties Nos 1128 en 1271), blijkt dat ook het gouvernement weinig gelukkig was met diens optreden 244) CAP, Resoluties 11 juli 1932, No 2248, 7 juli 1934, No 2152 en 23 april 1938, No ) Wat betreft de rechten op de grond zijn we hier geïnteresseerd in waar deze tot conflictsituaties tussen het gouvernement en de Bosnegers aanleiding gaven Voor een interne visie van de Bosnegers op deze problematiek verwijzen we voor wat betreft de Aluku naar Hurault, J, 1961, ρ en voor de Saramaka naar Price, R, 1975, hoofdstuk ) CAP, Resolutie 2 november 1936, No 3620 Zie ook Scholtens, B, 1992, ρ ) GB 1937, No 53 (zie ook GB 1953, No 53) HBKS , В, 23 2 en 23 3, idem, , В, 5 2, idem, , Η, ρ Zie ook Quintus Bosz, A J A, 1980 (1954), ρ , die op ρ 329 stelt dat de overheidsrechtcn op grond beperkt worden door de historische rechten en belangen van Indianen en Bosnegers 248) GB 1938, No 66 Volgens Quintus Bosz (1981, ρ 540) waren deze vier dorpsgemeentcn bedoeld om het woongebied van de betreffende Indianen te beschermen in de Taakgebieden met andere bevol к ingsgroepen 249) Reeds in een schrijven van 1926 aan de DC-M stelde de GS dat de Bosnegers in verband met de vrachtvaart te lang, doorgaans wel een jaar, in Albina verbleven In hetzelfde schrijven wordt er overigens melding van gemaakt dat de afgevaardigde van gaama Amakiti in Albina, kapitein Andreas, protest had aangetekend tegen de afscheiding ν an 197

201 het slrand in Albina voor Bosnegers door prikkeldraad CAP, SB, 8 maart 1926, No ) CAP, Resolutie 21 januari 1932, No 272 diverse brieven 251) CAP, Resolutie 31 mei 1944, No ) Waaldijk, A L, 1930, passim (het betreft een ongedateerde overdruk, vermoedelijk uit dejaren veertig) 253) Stahel, G, 1944, passim, AEBGS, doos 1 Zuidcrstadskcrk brief van J Leerdam aan pracses J Raillard, 22 februari 1945 In een ongedateerd rapport over de transmigratie verwees bisschop St Kuypcrs naar het Stahelplan Kuypers hoopte namelijk in samenwerking met de overheid een deel van de transmigranten ertoe te bewegen zich elders in het land, bijvoorbeeld in Coróme, te vestigen Mede hiertoe was pater Spruyt gedelegeerd naar Lombc ABP Kuypers, St, Transmigratie der Saramaccancr-Bosnegers ι ν m Brokopondoplan, zj (tvpcscnpt) 254) CAP, SB, 5juni 1924, No ) CAP, Resoluties 5 november 1930, No 3940 en 14 maart 1931, No ) CAP, Resolutie 2 november 1936, No 3620, waarin Kolonisatierapport 3e kwartaal 1936 van de DC-M aan de gouverneur, 29 oktober 1936, No 1059, idem, Resolutie 24 februari 1940, No 578, waarin opgenomen de missive van E Wong en de Nota van Steinberg In 1943 wees de DC van Marowijnc wederom op spanningen tussen de Paramaka en Ndyuka aangezien de laatsten zich vestigden ten noorden van de Anpuma Val, in het woongebied van de Paramaka dus CAP, Extract Journaal DC-M Verslag dienstreis naar de Lawa en de Tapanahoni, 7-16 juni 1943, Mungo, 24 juni ) CAP, Resolutie 26 februari 1940, No 591, waarin tevens opgenomen onder meer de uitvoerige (16 ρ ) missive van К Raue aan de gouverneur, 5 januari 1940, No 33 en de Nota van de GS, 1940, No ) Lier, R van, 1977, ρ ) CAP, Resolutie 28 november 1931, No ) AEBGS, doos 172 Pracses Jaarverslagen van Koffickamp en Ganse over 1932 van respectievelijk W Η Finck en С F Gaander 261) Verslag van de volksvergadenng door politie-inspectcur F S Esscd, opgenomen in het Verslag van gouverneur Rutgers aan de minister van kolomen over de ongeregeldheden te Paramaribo op 28 en 29 oktober 1931, Paramaribo, 30 december 1931 HBSG , 2e Κ, Β Ι,Νο 16, idem in ARA-2, MvK na 1900, Verbaal doos nr 3287, 23 januari 1932, No 12 alsook Verbaal doos nr 3291, 8 februari 1932, No 39 en 9 februari 1932, No 21 Junker ( , ρ 333) stelde dat gezien de contacten met blanken via werk in het balalabednjf het niet vreemd was dat op deze \crgadcnng ook Bosnegers het woord voerden Zie ook Hira, S, 1982, ρ 287, Scholtcns, В, 1986, ρ ) ARA-2, MvK na 1900, Verbaal doos nr 3403, 27 april 1933, No 6 Verslag van gouverneur Rutgers aan de minister van kolomen over de ongeregeldheden te Paramaribo op 7 februari 1933, Paramaribo, 31 maart 1933 De West, 6 en 22 februari 1933 Zieook Kom,A de, 1981 (1934), ρ , Scholtens, B, 1986, ρ ) Zie voor het actieprogramma van De Kom HBSG , 2e Κ, Η, ρ ) AEBGS, doos 11 Zuiderstadskerk Brief van de boslandondcrwijzer Η J Schroder aan praeses Η Bielke, 22 maart ) Junker, L, , ρ ) Zie over het beleid van Kielstra Ramsoedh, Η, 1990, passim 267) BijbladGB,No 110, 14 april 1934, No ) oc, No 111 Beschikking 29 mei 1934, No 1666 In een schrijven van 3 november 1942 stelde Kielstra overigens dat hij weinig vertrouwen had in zending en missie bij de geestelijke hervorming van de Bosnegermaatschappij CAP, Resolutie 10 oktober 1942, No ) CAP, Extract Journaal DC-M Verslagen omtrent de verrichtingen ter verbetering van het sociaal verband onder de verschillende bevolkingsgroepen, idem, Resolutie 26 oktober 1936, No ) CAP, Resoluties 7 juli 1934, No 2152, 26 april 1938, No 1215 en 10 oktober 1942, No

202 271) CAP, Resolutie 6 januari 1938, No 55, waarin de missive van Wempe van 15 januari ) ABP, doos О, No 111 Nota Apostolisch Vicariaat, 29 juli 1935 De huwclijksverordcningen Hindoes en Mohammedanen, de zogeheten Aziatische huwelijkswetgeving, werden, met gebruikmaking van de oorlogssituatie, er in 1940 door Kielslra doorgedrukt en in 1945 bij KB bekrachtigd 273) Zie over de Tweede Wereldoorlog in Suriname Scholtens, В, 1991 (1985), passim 274) Dijk, F van, 1964(1940) In 1941 had de DC-M een onderhoud met Bosnegcrkapilcins over het aanhouden van eventuele buitenlandse soldaten (saboteurs) Tijdens een vergadering in 1942 met kapiteins uit het Cotticagcbied maakte de DC-M bekend dat vanwege het strategisch belang van de bauxictmijnen erin Mungo een passcnstclscl was ingevoerd CAP, Extract Journaal DC-M, 24 mei 1941 en 5 september ) Brief van gaama Amatodya aan de DC-M, september 1942, in CAP, Resolutie 10 oktober 1942, No ) CAP, Resolutie 16 september 1941, No 2805 Cen van deze Bosnegers, Sua, verzocht de gouv erncur in 1946 om een hogere beloning, namelijk j , en de benoeming tol kapitein De destijds toegekende beloning van ƒ 50,-- zou volgens Sua slechts zo gering zijn "omdat hij een boschneger is Het verzoek werd afgewezen CAP, Resolutie 12 december 1946 No ) CAP, Extract Journaal DC-M, 6 december ) CAP, Resolutie 10 oktober 1942, No 3171, waarin opgenomen onder meer de missives van de DC-M en van de gouverneur 279) Missive van de DC van Saramacca aan de gouverneur. 7 augustus 1940, No 3062, in CAP, Resolutie 9 oktober 1940, No ) CAP,SB,28 mei 1945,No 801, waarin tevensopgcnomendcbriefvangaamaatudendu aan de GS, 18 juli 1945 Hoofdstuk 4 1) FvS, 1977, ρ 64-66, Fcrnandes Mendes, Η Κ, 1989, passim, Dew, E, 1978, passim, Chin, Η E en H Buddingh, 1987, passim Zie voor de Wel Regionale Organen SB No 44 Zicvoordcdisiriclsindclingvan 1983 SB 1983 No 24 2) CAP. Resolutie 16 juli 1947, No ) Michels, J passim 4) CAP, Resoluties 28 juni 1948, No 2693, 14 augustus 1948 No 3525 en 25 maart No 1335 Aanvankelijk zou met Curric met deze functie worden belast, maar een uit Nederland en later uil Curaçao aan le trekken socioloog, die echter niet kwamen Currie was de latere eerste Surinamer die tot gouverneur werd benoemd ( ) 5) ARA-2, Collectie Losse Aanwinsten voor 1980, No 361 A Curric, Nota inzake bcstuurszorg voor Bosnegers en Indianen Paramaribo, 24 september 1948, No 12 (52 P) 6) ADS Nota van J Ρ Kaulcsar Sukul aan DC van Suriname, ongedateerd (1948) 7) ADS Nota van A Currie, 19 november 1948, No 36 8) ARA-2, KGS, mv nr 2652 Missive van С Nagtcgaal aan A Curric, 22 januari 1952, No 115 9) ADS Beschikking 10 november 1951, No 5599, GB 194, Nos 90 en 107 In 1963 bestonden er plannen om met langer de Afdeling Bestuur en Decentralisatie, maar cen nader te bepalen andere afdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken te belasten met de zorg voor hel bosland GB 1963, No 73 Deze plannen zijn niet gerealiseerd 10) ADS Beschikkingen 15 april 1954, Nos 797 en 798, 17 augustus 1954, No ) GB 1955, Nos 16 en 22 12) GB 1970, No 5 13) Zie over de toelagen voor dignitarissen de Nota van A Currie van 15 november 1948, No 35 ADS, Resolutie 2 mei 1949, No 1905 Zie voor een overzicht van de ontwikkeling van de toelagen van de gaama van de Saramaka en de Ndyuka Scholtens. Bea, 1992, Bijlage 3, ρ Hoofdkapiteins kregen cen toelage van ƒ 75,-- per jaar hetgeen in 1953 werd verhoogd tot ƒ 150,--, kapiteins kregen een toelage van ƒ 60,- per jaar hetgeen in 1953 werd 199

203 verhoogd tot ƒ 120,-- ADS, Resoluties 22 april 1950, No 2034 en 26 september 1953, No 2301 Basia kregen een toelage van ƒ 35,-- per jaar CAP, Resoluties 6 juli 1956, Nos en lojanuari 1957, No 80 14) CAP, Resolutie 8 april 1950, No 1815, Libretto, H R M 1990, ρ ) CAP, Resolutie 15 januan 1951, No 171 missive van DC Michels aan de gouverneur, 31 oktober 1950, No ) ABP, doos E-l/E-2 Groen Brief van С Forster aan GS, 2 mei ) ARA-2, KGS, ìnv nr 1284 Verslag dienstreis DC Suriname naar Во сп-suriname, 1-20 oktober 1956, Dagboek DC Suriname van reis naar Bovcn-Suriname, 1-22 oktober 1956, Verslag vergadering in Asindoopo, 6 en 7 oktober ) ADS missive premier SD Emanucls aan de DCs, 28 februari 1959, No 3157 Vertrouwelijk 19) ADS missive van JP Kaulesar Sukul aan de minister van Binnenlandse Zaken, 11 maart 1960, No 23 Geheim 20) Verslag Commissie Bestudering Staatkundige Hervormingen in Suriname Dl 1 Den Haag, 1948, ρ 5 21) о с, ρ Bijlage 1 Brief van de Commissie aan de gouverneur betreffende wensen en grieven der Bosnegers Paramaribo, 8 October 1946, No 20 De grootopperhoofden uitten klachten over de keuringseisen van de houtopkopers en zij verlangden een centrale keuring onder toezicht van het gouvernement Zij klaagden over de hoge winkelprijzcn en over het gebrek aan kruit en lood Zij vestigden er de aandacht op dat bij de benoeming van dignitarissen het gouvernement verzuimde om hun dienstkleding te verschaffen Tevens vroegen zij om medische voorzieningen in het binnenland Zie ook Deel 2 van het Verslag van de Commissie Paramaribo, ζ j, ρ 26 22) ARA-2, AGS, inv nr 521 Missive gouverneur aan de minister, 5 september 1946, No 410 Kabinet Geheim 23) Essed,FE, 1962, ρ Zie vooreen overzicht van de politieke ontwikkelingen na 1945 Dew E, 1978, passim 24) Hoogbergen, W, 1985, ρ 78 Volgens De West, 18 december 1965, zou Pcngel de Bosnegers stemrecht hebben verleend teneinde een meerderheid van Hindostancn en Javanen te voorkomen 25) In het tijdschrift Djogo werd in 1960 een discussie gevoerd over de invoering van het begnp Boslandcreool Simons, R D, Boscrcool, in Djogo, 2/4 (1960) ρ 2-3, Simons, R D, Bosland-Crcolen, in Djogo, 2/5 (1960), ρ 4, Morpurgo, A J, Bosland Creolen, in Djogo, 3/1 (1960), ρ 6-7 Het begnp zwarten dat in Nederland, in navolging van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten (blacks-negroes), in de jaren tachtig de term negers verdrong, heeft in Suriname (nog) geen ingang gevonden Sinds begin jaren negentig pleit de organisatie Afro-Sranan voor de vervanging van het begrip Creolen door Afro-Surinamcrs 26) Reeds in 1955 hield gaama Aboikoni van de Saramaka een pleidooi voor een betere registratie van de Bosnegers alsook voor hun deelname aan de verkiezingen, zowel actief als passief Hij leverde kritiek op het parlement dat zijns inziens niets deed ten behoeve van de Bosnegers en hij stelde geen vertrouwen meer te hebben in de Staten De Bosnegers moesten volgens Aboikoni hun eigen vertegenwoordigers krijgen in het parlement Het Nieuws, 7 en 8 februari 1955 De Brokopondo-overcenkomst komt ter sprake m hoofdtuk 5 Zie voor de instelling van het district Brokopondo Voor Elkaar, 1 (1959), No 11, ρ ) Zie voor verkiezingsuitslagen Dcw, E, 1978, passim Onderstaande informatie is verder ontleend aan interviews met Sam Vreede, 14 november 1988, Janen Gaddcn, 27 oktober 1988 en DC Libretto, 7 juli ) In verband met het overlijden van Liefde belegden de Staten op 23 september 1965 een speciale vergadering HBSS, , Η,p 9 29) Krantcberichtcn maakten er melding van dat Pcngel tijdens zijn eerste bezoek aan de Tapanahoni de verwantschap van Creolen en Bosnegers benadrukte Volgens sommige Bosnegers zou Pengel slechts zijn gekomen omdat hij in nood verkeerde De campagne van de NPS in het binnenland zou worden bekostigd door het Ministerie van Binnen- 200

204 landsc Zaken De DC van Marowijne, Komproe, zou openlijk van zijn NPS-sympathieen getuigen De West, 24 januari, 8 en 11 februari ) ADS Beschikking 6 april 1978, No 1631 Per 1 mei 1978 werd Akalali in functie teruggcsteld tot kapitein omdat hij zich herhaaldelijk zou hebben schuldig gemaakt aan gezagsondermijning, wegens het negeren van waarschuwingen van het boven hem gestelde gezag en omdat zijn gedrag onrust zou hebben veroorzaakt onder de lokale bevolking Hierin werd, mede op voorstel van grootopperhoofd Gazon, voldoende reden gezien om hem "een gevoelige disciplinaire straf' op te leggen Zie voor uitvoerige correspondentie over de kwestie Akalali Archief Ministerie van Regionale Ontwikkeling (ARO), dossier nr 07 53, Granman Gazon, alsook een schrijven van de DC-M, 30 maart 1983, in dossier nr 07 53, Boslandfunctionanssen algemeen Zie ook Thoden van Velzen, HUE en W van Wetering, 1988, ρ , en Pakosie, ARM, 1993, ρ Een uitzondelijke benoeming vond plaats op 8 september 1993 toen Anikei Awagi door gaama Songo op het districtscommissariaat Sipaliwini werd geïnstalleerd als kapitein van zijn geboortedorp Godo Deze benoeming moet gezien worden als een eerbetoon aan Awagi voor zijn werk als cultureel ambassadeur Awagi, gepensioneerd medewerker van de Afdeling Cultuurstudies en leider van de culturele vereniging Denku, woont nabij Paramaribo ARO Beschikking 22 juli 1993, No ) De West, 11 maart 1963, de vertaling luidt Dit is de kandidaat van grootopperhoofd Aboikoni en grootopperhoofd Abone 32) Suriname, 30 januari 1963, De Ware Tijd (DWT), 30 januari ) DWT, 25 maart 1967, Dcw, E, 1978, ρ 148 Zieovcr de verwikkelingen rond deze brandstichting Scholtens, В ea,1992,p ) Groot, S W de, 1974, ρ 94 On Foreign Soil documentaire naar het boek Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Suriname (1790/96) van John Gabriel Stedman, van de Zweedse regisscuze Anna Cnattingius, 1984 (opgenomen in 1982 DAC) 35) De West, 18, 23, 24, 25 en 27 augustus 1965, DWT, 23, 24, 25,27 en 31 augustus 1965 Thoden van Velzen, HUE en W van Wclcnng, 1988, ρ , Pakosie, ARM, 1993, ρ Een door de Ndyuka ingesteld comité deed in 1968 een beroep op de gouverneur - als vertegenwoordiger van de koningin - om Gazon alsnog lc beëdigen Ook de Progressieve Bosneger Partij (PBP) sprak zich uit tegen de beëdiging van grootopperhoofden door politieke figuren De PBP stelde in het algemeen dat het gezag van de grootopperhoofden werd ondermijnd door de politieke interventie van regenngspersonen ARA-2, KGS, inv nr 1876 Brief van enkele Ndyuka aan de gouverneur, 1 november 1968, idem, in\ nr 2662 Brief PBP aan vice premier A Bakker, 2 februari 1969 Zie over de destabiliserende effecten van de nationale politiek op de traditionele gezagsstructuren ook Hocree, J, 1983, ρ , die onder andere stelt De inschakeling en interesse van de Boslandfunctionanssen in en voor de Surinaamse politiek is dan ook niet ten goede gekomen aan hun geloofwaardigheid ' (p 417) 36) Archief Ministerie van Binnenlandse Zaken (ABZ) Schrijven DC Suriname aan MvBZ, 7 juni 1968, No 8771/67 37) ARO dossier nr 07 52, Werkbezoek minister D+DTtO Smiet, R Ρ O, Notulen \an de gehouden vergadering bij het werkbezoek van de minister aan het Bovcn-Marowijnegebied van augustus 1973 Paramaribo, 3 september 1973 Bevat als bijlage de 'Compromisovercenkomst Interviews Silvia de Groot met gaama Aboikoni en Michael Aboikoni, ) Interview met Richène Libretto (DC van Sipaliwini). 19 september 1988 Libretto, H R M, 1990, ρ DWT, 15 oktober 1973 Surinaams Nieuws, 23 (1973), No 26, ρ 2 Scholtens, Bea, 1992, ρ ) Ingezonden brief van R Pinas in DWT, 1 februari 1963 Over de naam van de ABP bestaat in de beginjaren enige onduidelijkheid Een partijvlag - wit met zwarte leeuw als svmbool van vrijheid en kracht die we thuis bij de heer Pinas aantroffen, vermeldt ' Bosnegerpartij Suriname ' (BPS) De West, 2 juni 1959 vermeldt de oprichting van de BPS onder leiding van Pinas In het bestuur zitten zowel Saramaka, 201

205 Ndyuka als Matawai Als doel wordt weergegeven om, eventueel in samenwerking met andere partijen, te werken aan de opbouw van het land en de verheffing van de Bosnegers in het bijzonder In De West van 8 juni 1959 wordt echter gesproken van de ABP DWT, 16 februari 1959 maakt melding van een vergadering van Bosnegers onder leiding van Pinas waarbij felle kritiek werd geleverd op het overheidsbeleid en waarbij een rekest met wensen naar de regering werd gestuurd Ten tijde van de verkiezingen van 1963 is er tevens sprake van een Progressieve Partij Brokopondo (Suriname, 24 januari 1963), een Nationale Vrijheids Partij als afsplitsing van de ABP (DWT, 26 januari 1963) en een Lowe Ncngre Partij (DWT, 30 januari 1963) R Pinas, assistent bij de bestuursdienst, kreeg halverwege dejaren zeventig oneervol ontslag van de toenmalige minister van Districtsbestuur en Decentralisatie, Olton van Gcndercn, vanwege zijn ongezouten kritiek op de Nationale Partij Kombinatie (NPK) regering mondelinge informatie DC Libretto 7juh 1993 Het succes van de NPS in verhouding tot de Bosncgcrpartijcn wordt ook besproken in Hoercc J, 1983, ρ ) De informatie over de Bosncgcrpartijcn is ontleend aan krantcberichten en aan inter views met bestuursleden van deze partijen, te weten R Pinas, 5 december 1988 G Leidsman en R Pansa, 25 oktober 1988, J Gadden, 19 september en 27 oktober 1988, Th Strijder, 24 oktober 1988 en С Alcndy, 24 oktober 1988 Verder interviews met S Vreede, 14 november 1988,deDCvanSipaliwini, H R M Libretto, 19 september 1988, 14 en 20 januari 1989, mensenrechtenactivist Stanley Rensch, 21 september 1988 de politicoloog en lid van de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie (PAI U) U Aron, 6 oktober 1988, de voormalig ( ) bestuursopzichter te Stoelmanseiland Maximiliaan Koomdijk, 3 november 1988 en het grootopperhoofd van de Matawai, Oscar Lafanti 25 oktober 1988 Alle interviews vonden plaats in Paramaribo en werden afgenomen in samenwerking met Andre Mosis Zie ook het artikel 'Bosnegers en Politiek Gesprek met F Josephzoon, in De Gids, 133(1970), ρ Volgens Libretto wilde de ABP met het oog op de herdenking van honderd jaar Emancipatie in 1963 een Bosneger in het parlement interview, 14januan ) Tijdens de verkiezingen van 1969 werd voor het eerst een Bosnegcrin gckandidccrd, te welen de onderwijzeres Thelma Letu als schaduwkandidaat van de NPS in Boven Ma rowijne DWT, 4 oktober 1969 In 1987 werd de eerste Bosncgerin gekozen tot parlementslid, namelijk de Matawai E Gadden voor de PBP/Pendawa Lima voor de kieskring Sipahwini Zie voor enkele conflicten binnen de ABP DWT, 26 januari 1963, 20 en 23 januari, 2 en 7 februari 1967 Na de val van de regering Pengel in 1969 zouden NPS-propagandistcn gaama Aboikoni hebben wijsgemaakt dat, tenzij de Saramaka op de NPS stemden, de toelagen van de dignitarissen zouden worden stopgezet ABZ, dossier nr 07 22, tussenkomst in bestuursaangelegenheden Brief van R Vonkie aan PBP-voorzitter George Leidsman, Yauyau, 15 mei 1969 In een reactie op deze brief aan de minister-president schreef Leidsman onder andere "Onnodig Uwe Excellentie te berichten, dat wij Bosnegers steeds zijn opgevoed in eerbied en respect voor hel boven ons gesteld gezag en steeds elke aan het bewind zijnde Regering loyaal en met de vereiste trouw hebben gediend Bnef PBP-voorzitter G Leidsman aan minister president, Paramaribo, 23 mei ) Interview met G Leidsman en R Pansa, 25 oktober 1988, DWT, 9 oktober 1973 Zie over de coup binnen de PBP ook Het Nieuws, 22 (1972), No 3, ρ 3 43) Volgens Apintie-bestuurslid Afocdini Valen had de ВЕР zich verkocht aan de VHP, die evenals de NPS al jarenlang veel beloofde, maar niets deed DWT, 12 oktober ) DWT, 10 oktober 1977 Toen in 1978 enkele Statenleden, onder wie de NPS-er voor de kieskring Boven-Marowijnc, W Zdlmijn, Diitabiki bezochten, uitten de dignitarissen hun ontevredenheid over de vele niet nagekomen beloften, die zij afdeden als verkiezingspropaganda van de Nationale Partij Kombinatie Indien de beloften niet werden nagekomen, was Zalmijn niet langer welkom ARO, dossier nr Rapport onderbestuursopzichtcr W M Itieman aan de DC-M, 14 augustus ) Van juli 1986 tot augustus 1992 heerste een binnenlandse oorlog tussen het Nationaal Leger en het Jungle Commando zie paragraaf 5 van dit hoofdstuk 202

206 Het 'Decreet Politieke Organisaties van 22 september 1987 (Algemeen Decreet A-24) stelt in artikel 2c de politieke organisaties moeten toegankelijk zijn voor iedereen ongeacht ras en religieuze overtuiging In de Nota van Toelichting slaat dat politieke organisaties niet mogen discrimineren en dat ze bij hel zich presenteren of aanprijzen bij de bevolking uitingen van raciale, etnische of religieuze aard dienen te vermijden SB 1987, No 61 De voormalige minister van Regionale Ontwikkeling, Werner Vreedzaam (1993, passim), plaatste enkele kanttekeningen bij artikel 61 lid 2 van de grondwet van 1987 Hij bepleitte ten aanzien van deze bepaling cen uitzondering voorde districten Sipaliwini, Brokopondo en Marowijnc Gezien de qua ontwikkelingsniveau tenachtergestelde positie van deze drie districten zou deze bepaling resulteren in een situatie waarbij zij niet de meest in aanmerking komende personen zouden kunnen kandidcrcn, immers de meeste geschoolden uit het binnenland verblijven (noodgedwongen) in Paramaribo Interviews met G Leidsman en R Pansa, 25 oktober 1988 en met С Alendv, 24 oktober 1988 Volgens Th Strijder, voormalig BEP-bestuurslid, waren onvoldoende financiële middelen de reden voor de aansluiting van de partij bij de Front-combinatie interview, 24 oktober 1988 Zie voor de uitslag in de zogeheten oorlogsdislricten en voor cen interview met Janen Gaddcn DWT 1 december 1987 Over de nieuwe ВЕР en PBP zie DWT, 7 oktober en 11 november 1987 De verdeling naar kieskring, politieke partij en etniciteit is als volgt, voor Brokopondo A Damburg (Saramaka, PBP/Pcndawa Lima), F Eersteling (Ndyuka, PALU) U Wijncrman (Ndvuka/PALU) Voor de kieskring Sipaliwini L Asaf (Malawai, PBP/Pcndawa Lima), E Gadden (Matawaï, PBP'Pcndawa Lima), A Wouter (Kwinti, PBPPcnddwa Lima), A Jeroc (Saramaka, Nationale Democratische Partij 7MDP) Tenslotte voor de kieskring Paramaribo J Gaddcn (Matawaï VHP/Front) Archief DNA 46) Voor een reactie van de PBP ABOP-bcsluursIcden Johan Paulna en Petrus Domini op de teleurstellende uitslag zie DWT 27 en 31 mei 1991 Janen Gaddcn werd in eerste instantie niet gekozen, maar belandde wederom door opschuiving in DNA Zie voor cen interview mcl hem DWT, 30 mei 1991 Gadden overleed op 6 november 1992 DWT, 7 november 1992 Naast Gaddcn belandden de volgende Bosnegers in DNA voor kieskring Brokopondo M With (Saramaka, BFP/DA 91) E (Bill) Prvor (Ndvuka BEP/DA91) E Majokko (Saramaka, NPS/Nicuw Front) Voor kieskring Sipaliwini R Pansa (Saramaka, ВЕР DA 91) L Abauna (Saramaka, NPS/Nicuw Troni), Τ Matodya (Ndvuka, NPS/"Nicuw Front) Η Naana (Saramaka, NDP) Zowel in 1987 als in 1991 werden voorde kieskring Marowijnc geen Bosnegers in DNA gekozen Archief DNA In Frans Guiana waren de Bosnegerpartijcn nog minder succesvol dan in Suriname en belandden Bosncgcrpolitici slechts \ ia de Gaullistische (RPR) en de socialistische partij (PSG) in vertegenwoordigende lichamen Bilbv K,199() ρ ) De West 6 en 8 juni ) DcWcst, 29jum ) DWT, 13 februari ) DWT, 25 maart 1967 alsook de editie van 20 maart ) Interview 25 oktober 1988 Ook bij de Aluku in Frans Guiana ontstonden conflicten over de wijze waarop dignitarissen betrokken raakten bij de nationale politiek Bilby, К 1990, ρ ) Interview met het voormalig BEP-bestuurslid Th Strijder, 24 oktober 19S8 Onze Politiek, 1967, ρ 38 De realisering van het mogelijke 1973, ρ In 1977 ging zowel de PBP als de BFP samen met de VHP de verkiezingen in In 1973 stelde zow cl het ν oormalig PBP-Statenlid Paulus Fransman als R Pinas zich ν crkiesbaar voor de VHP DWT, 6 oktober en 22 november 1973 interview met R Pinas. 5 december 1988 Ook het idee om na de verkiezingen \an 1987 voor het eerst een Bosneger als minister te benoemen \\ as afkomstig van de VHP/Gadden De voorgestelde kandidaat was niet acceptabel voor de NPS, die echter niet langer om het idee heen kon, naarstig op zoek ging naar een kandidaat en uiteindelijk Werner Vreedzaam aandroeg 203

207 interview R Libretto, 14 januari 1989 De verhouding van de Bosnegers tot respectievelijk de VHP en de NPS komt ook ter sprake in Josephzoon, E, 1970, ρ Over de reis in 1970 van de grootopperhoofden naar Afrika zie Groot, S W de, 1974, passim Een persoon die enigszins buiten hel kader van deze studie valt, maar die we toch willen vermelden, is de vakbondsman Abaisa De eerste maanden van 1973 werd de regering Sedney geconfronteerd met grote ambtenarenslakingen die mede zouden bijdragen tot haar nederlaag tijdens de verkiezingen later dat jaar Tijdens deze stakingen werd op 27 februari de Ndyuka Ronald Joweni Kitty, beter bekend als Abaisa, in de Gravenstraat doodgeschoten Abaisa, ondervoorzitter van de bond van arbeiders werkzaam bij de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (GMD) en lid van de NPS, was met een groep van ongeveer honderd Bosnegers op weg naar het kantoor van de GMD om te informeren naarde uitbetaling van lonen tijdens de stakingsdagen Veronderstelde rituele preparatie mocht niet baten Abaisa groeide uit tot symbool van het verzet tegen de regering Sedney Een initiatief in de jaren tachtig om de Gravenstraat te herdopen tot de Abaisastraat werd met gerealiseerd Zie over Abaisa De West, 27 februari en 3 maart 1973, DWT, 28 februari, 1, 2, 3 en 6 maart 1973, Vrije Stem, 28 februari en 1 maart 1973, Dew, E, 1978, ρ De Nederlandse omroep de VPRO zond vanaf eind 1992 een elfdelige radioserie, Ons Eigen Ding, over de geschiedenis van Suriname uit, waarvan aflevering 10 gewijd was aan de stakingen van 1973 en de rol van Abaisa daarin 53) We verwijzen slechts naar Fernandes Mcndes, Η Κ, 1989, hoofdstuk 2 54) DWT, 13 oktober 1969 ARA-2, KGS, inv nr 2662 Brief PBP aan vice-premier A Bakker, 2 februari 1969 In deze brief wordt ook vermeld dal grootopperhoofd Gazon reeds in 1966 de Nederlandse regering schreef geen voorstander te zijn van onafhankelijkheid 55) Vrije Stem, 12 december 1970 en DWT, 12 december ) Het verslag van deze vergadering in Asindoopo, Granman Aboikom staat achter de onafhankelijkheid, bevindt zich in ADS De onafhankelijkheid werd voorafgegaan door het nodige politieke geweld, waaronder brandstichting Dew,E, 1978, ρ 184 Naar aanleiding van de uitnodiging van de hoofdkapileins Oscar Dijo en Abionie van het Cotlicagebicd aan premier Arron om hen nader te komen informeren omtrent hun positie in verband met de naderende onafhankelijkheid, verwees onderdirecteur L M Sloot van het ministerie van Distnctsbestuur en Decentralisatie naar de door Arron te Asindoopo gedane uitspraken hieromtrent Sloot stelde tevens dal de premier slechls onderhandelde met de grootopperhoofden en hij vroeg zich af of Gazon wel gekend was in deze uitnodiging ARO, dossier nr 07 8, Audiëntie en adhesiebetuigingen Bnef van de hoofdkapiteins Oscar Dijo en Abionie aan de minister-president, Petro-Ondro, 25 mei 1975 en Nota van onderdirecteur Sloot aan de directeur, 9 juni ) Pnce, R en S Pnce, 1989, ρ ) HBSG, , 2e Κ, Η, , nr Ι,ρ ) HBSG, , 2e Κ, Η, lie vergadering, 22 oktober 1975, ρ , 12e verg, 23 oktober 1975, ρ 586, idem, Ie Κ, Η, 4e verg, 28 oktober 1975, ρ 44 en 47 60) HBSS, , Η, 5e verg, 16 november 1975, ρ 79-80, 7e verg, 18 november 1975, ρ 51-53, 8c verg, 19 november 1975, ρ 74 61) Volgens de DC van Sipaliwini, H R M Libretto, die deelnam aan de besprekingen over de grondwet en die de aandacht vroeg voor de positie van het gezag in het binnenland, wilde men, ter vermijding van de suggestie van een staat in de staal, alles onder eén wet brengen interview, 19 september ) Interview met Stanley Rensch, 21 september ) Zie bijvoorbeeld foto's nrs 28 en 40 in Scholtens, Bea, ) Zie onder andere DWT, 16 september 1988, Dings, M, Oorlog aan de Marowijne, in De Tijd, 12 december 1986, ρ 11 (beroep van grootopperhoofd Forster van de Paramaka op Nederland om steun in de binnenlandse oorlog), Westerloo, G van, Vijf Surinaamse Grootopperhoofden op bezoek in Nederland, in Vrij Nederland, 24 oktober 1992, ρ Zie ook noot ) Chin, Η E en Η Buddingh', 1987, ρ 36 Deze studie geeft in het algemeen een goed beeld van het politiek en economisch beleid van de militairen 204

208 66) ARO, dossier nr 07 53, Dorpshoofden No 3 Brief directeur Binnenlandse Zaken, H Mungra, aan directeur Financien, 29 februari 1980, No ) ARO, dossier nr , Voorzieningen tbv binnenland Beleidsnota van hoofdkapitein H F Schmidt aan NMR, mei 1980, idem, dossier nr 1 851, Onderwijs diverse brieven uit 1980 aan de NMR met allerlei klachten over de situatie in het binnenland en met verzoeken om onderwijs, elektriciteit, etc 68) Archief-DNA Regeringsverklaring 1980 en urgentieprogramma van het kabinet Chin A Sen Chin, H E en H Buddingh', 1987, hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de uiteenlopende politiek-bestuurlijke experimenten gedurende de periode ) In vrijwel alle regeringsverklaringen sinds dejaren vijftig wordt lippendienst verleend aan het idee van decentralisatie en aan de instelling van districtsraden Archief-DNA In 1961 kwam het zelfs tot een ontwerpvcrorden mg (Emanucls) betreffende de instelling van districtsraden, die echter niet in behandeling werd genomen Ook in 1972 werd een ontwerpverordening (Currie) opgesteld ARO 70) De grondwet van 1987 is als Bijlage 2 opgenomen in Fernandes Mendes, Η Κ, 1989, ρ Zie voor de Wet Regionale Organen SB, 1989, No 44 71) Libretto, H RM, 1990, ρ ) о с, ρ 23 73) Archief DNA Regeringsverklaring 7 juni 1963, ρ 16 en Regeringsverklaring 15 december 1969, ρ 24 74) Zie voor deze Beleidsnota ARO en ADS 75) Bovenstaande citaten zijn ontleend aan de in noot 74 vermelde Beleidsnota plus Bijlage Met wakaman oftewel konhbi worden de aangetrouwde aanverwanten in een dorp bedoeld Deze groep heeft normaliter minder rechten dan de stichters van een dorp, de zogeheten goon mn Over de verschillende categorieën dorpsbewoners zie Kobben, AJ F, 1979, ) SB, 1983, No 24 Decreet Districtcmndeling ) SB, 1984, No 112 Resolutie 31 december 1984 houdende inwerkingtreding Decreet Districtcmndeling ) Archief DNA Regeringsverklaringen Hoofdlijnen van het regeringsprogramma Paramaribo, 1 mei 1983 ρ ) Lanti Tijdschrift voor openbaar bestuur, 1/1 ( ) ρ 6-8 Het Bureau stond onder leiding van Jules Wijdenbosch 80) Chin, Η E en Η Buddingh, 1987, ρ Interview met de DC van Sipaliwini, R Libretto, 19 september ) Freitas, R de, 1983/84, ρ 8 9 Wellicht uit gebrek aan historisch inzicht vergeleek De Frcitas deze vredesverdragen (gezien het passenstclscl) met het apartheidssvsteem van Zuid Afnka 82) Het Rapport van 86 pagina s bevindt zich in ARO en ADS 83) ARO, dossier nr , Rapporten en verslagen No 4 Leidsman, G, Verslag bezoek DC Sipaliwini aan Dntabiki, januari 1986 Paramaribo 28 januari ) Interview met DC Sipaliwini, 19 september ) Archief-DNA Regeringsverklaring Paramaribo, 11 maart 1988, ρ 3 idem, Jaarrcde president R Shankar tot DNA, 1 september 1988 ρ 2 86) Zie bijvoorbeeld de satirische rubriek Winied in DWT, 20 februari ) ARO, dossier nr 07 53, Aangelegenheden van Boslandfunctionanssen No 2 Missive onderdirecteur RO (LM Sloot) aan directeur R O (J Bocrcnveen), 18 november ) De Wet Regionale Organen werd op 21 juni 1989 aangenomen in DNA HBNA, , Η, vergaderingen 19 en 21 juni 1989 SB, 1989, No 44 Wet Regionale Organen, 29 juni ) Archief-DNA Toespraak president R Venetiaan in DNA ter uiteenzetting van hel beleid in 1993 Paramaribo, 1 oktober 1992 In het district Sipaliwini werden zes ressortraden ingesteld Volgens de DC, Richene Libretto, functioneert het nieuwe systeem van decentralisatie van bestuur nauwelijks Over de afbakening van competentie ten opzichte van de traditionele gezagsstructuren bestaat onduidelijkheid interview 8 april

209 De regering Shankar was op 24 december 1990 via de zogeheten telefooncoup door de militairen ten val gebracht Met medewerking van DNA werd vervolgens de intenmre gering J Kraag geïnstalleerd die op 25 mei 1991 verkiezingen uitschreef die werden gewonnen door het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling (NPS, VHP, KTPI en Surinaamse Partij van de Arbeid/SPA), waarna enkele maanden later de regering Vcnetiaan aantrad Een alternatief model voor de interactie tussen de Surinaamse maatschappij en die van de Bosnegers, dat echter weinig aansluiting lijkt te vinden bij de ontwikkelingen in de Surinaamse samenleving sinds met name de jaren tachtig, wordt aangedragen door de Belgische antropoloog Joris Hocrce, die rond 1981 een promotie-onderzoek verrichtte bij de Saramaka Zijn model heeft als uitgangspunt dat Suriname een plurale maatschap pij is en dat dit gegeven zijn weerslag dient te ν inden in de staatkundige structuren Elke bevolkingsgroep maakt volgens Hocree aanspraak op autonomie, maar er dient tevens onderlinge samenwerking te zijn Hij spreekt van institutionele horizontalisatic Elke bevolkingsgroep kiest binnen dit model haar eigen vertegenwoordigers en is structureel vertegenwoordigd in zowel het parlement als de regering Voor de maatschappijstructuur van de Bosnegcrsamenlcvingcn heeft dit model als consequentie dal de centrale positie van de matrilineagc (bcc) en van de matriclan (lo) wordt opgeofferd ten gunste van die van het dorp Hoeree, J, 1983, ρ ) NPS Beginsel en beleid, 1987, ρ Archicf-DNA Toespraak president Vcnetiaan tot DNA, 1 oktober 1992 Interview met Just Wekker (lid van de betreffende commissie), 8 april 1993 Janen Gadden deed tijdens de behandeling van het wetsontwerp regionale organen in DNA het voorstel om analoog aan de situatie van het district Paramaribo Sipaliwini bestuurlijk op te delen m de regio's zuidwest en zuidoost HBNA, Η, vergadering 21 juni ) DWT, 23 mei ) Interview met R Libretto, 8 april 1993 Volgens Libretto ging het de grootopperhoofden er vooral om dat ZIJ net als de DCs duidelijkheid hadden omtrent het gebied waar hun gezag gold DWT, 23 en 25 mei ) Onderstaande informatie is gebaseerd op Givens, S VI, 1984, ρ 79-89, , Bilby, Κ M, 1987, passim, idem, 1990, passim 94) Bilby, KM, 1990, ρ ) Volgens Bilby (1987, ρ 105 en 108) zagen de Aluku zich geplaatst tussen twee werelden, namelijk die van de voorouders en die van Frankrijk Givcns (1984, ρ 342) spreekt in dit kader van de traditionelcn, veelal de ouderen, en de modernen, veelal de jongeren Zie ook Bilby, Κ Μ, 1990, ρ ) Bilby, KM, 1990, ρ ) о с, ρ Zie ook Givens, S M, 1984, ρ 82, ) Bilby, KM, 1990, ρ ) Onderstaande informatie is ontleend aan Goldschmidt, J E, 1981, passim 100) oc, ρ ) о с, ρ ) ос, ρ ) Schollens, В e a, 1992, ρ ) A-EBGS, doos 4 Zuiderstadskcrk Heistone, CSE, Rapport voor het kerkbestuur over Cottica gedurende het eerste kwartaal van 1953 Cottica, 2 april ) A-EBGS, doos 164 Praeses Pryor, Jaarverslag Cottica/Lawa, ) ABZ Missive DC-M, L A Bottse, aan MvBZ, 26 februari 1965, No ) ABZ Bncf van Tolinga aan DC Suriname, Papaislon, 16 augustus 1968, idem Missive directeur BZ, С Ooft, aan minister BZ, 1 mei 1969, No 12448/68, idem Rapport van bestuursopzichtcr aan de Boven-Lawa, J Duysker, voor DC-M, L J Zonderen, 1 oktober 1968 ARA-2, KGS, inv nr 1876 Brief van Anton Glunder aan de gouverneur Paramaribo, 11 november 1971 Glunder bepleitte de benoeming van Manto tot grootopperhoofd De benoeming van Tolinga zou historisch en cultureel onjuist zijn daar hij niet uit de juiste matrilineagc stamde Manto zou bovendien zijn opgeleid door Difu 206

210 108) ARO en ADS Nota "Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland" Directoraat Districtsbestuur, 1981, ρ 27 Volgens Ken Bilby (1989, ρ ) beloofde Olton van Genderen in 1973 Manto het grootopperhoofdschap indien de NPS de verkiezingen van dat jaar zou winnen Na de overwinning nodigde Van Genderen, inmiddels de nieuwe ministervan Decentralisatie en Districtsbestuur, Manto uit naar de stad, maar kwam zijn belofte niet na Zie over de kwestie Manto ook De West, 14 januari ) Zie voor een beschrijving van het betwiste grootopperhoofdschap bij de Aluku ook Bilby, Κ Μ, 1989, passim, idem, 1990, ρ ) ARO, dossier nr 07 53, Dorpshoofden No 3 Brief van de kapiteins Kolino en Momu aan minister F Leeflang en aan de DC-M, 16 juni 1981, idem, dossier nr 07 53, Boslandfunctionanssen algemeen Brief van de kapiteins Kolino en Momu aan minister F Leeflang, 17januan 1982, idem Brief van adjunct districtssecretaris G Ph Souprayen aan DC-M, Mr J M H Schubman, Mungo, 18 maart ) ARO en ADS Nota "Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland ' Directoraat Districtsbestuur, 1981, ρ Archief DNA Regeringsverklaring , ρ 43 ARO, dossier nr 07 53, Dorpshoofden No 3 Nota van onderdirecteur BZ, L M Sloot, aan directeur BZ over aanwijzing Bayo als opvolger van Manto, 13 juli )Ecn argument dat volgens DC Libretto (mondelinge informatie, 28 juni 1989) ook speelde in deze kwestie was de verwachting dat bij de benoeming van een grootopperhoofd er een bevordering van een van de kapiteins tot hoofdkapitein zou plaatsvinden 113) ARO, dossier nr 07 53, Boslandfunctionanssen algemeen Missive MvBZ, J A Wijdenbosch, aan minister-president, 14 mei 1986, No 334/86, idem Beschikking 9 juni 1986, No 2580, idem, dossier nr 07 53, Honorarium Regeling Boslandfunctionanssen Besluit van de Raad van Ministers (RvM), 12 april 1989, No 262 en Toelichting van de MvRO, W Vreedzaam, op het voorstel van de RvM, 29 maart 1989, No 193-R/Gehcim 114) Adochini, die vooralsnog woont in Manpasoula, dat geen Bosnegerdorp is, schijnt van plan te zijn de voormalige residentie van grootopperhoofd Difu, het intussen ontvolkte Agoode/Bonivillc, wederom in ere te herstellen mondelinge informatie DC Libretto, 14 april 1993 Zie over de Wayana vrouw en kinderen van Awensai ook Вех, Α, ) De keuze voor gaama Songo van de Saramaka als opvolger van de in 1989 overleden Aboikoni geschiedde overeenkomstig het matrilineaire erfopvolgingsprincipe Scholtens, Bea, 1992, hoofdstuk 5 Hetzelfde geldt voor Jan Levi van de Paramaka die op 30 juli 1993 werd geïnstalleerd te Langatabiki als opvolger van het in 1991 overleden grootopperhoofd Forster Scholtens, Β, ) Naast de verslaggeving via de media zijn er enkele publikaties over de binnenlandse oorlog verschenen Beek, F van der, 1987, Polirne, Τ S en H U E Thoden van Velzen, 1988, Herrenberg, HF, 1988, Franszoon, A, 1988 Verder een publikatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken getiteld Foreign Interference in Suriname, 1987 en de doctoraalscriptie rechten van R Waal, 1992 Van de journalistieke verslagen noemen we naast Dings, M, 1986, slechts de artikelen van Ρ Storms en G Wesscl die Brunswijk bekendheid gaven in Nederland in Nieuwe Revu augustus september ) DWT, 23 en 28 juli ) Interview met luitenant Kenneth Slooten, 13 januari 1989 Slooten, destijds hoofd van het Bureau Politieke Organisatie van het NL en samensteller van de interne nota "De kwestie Brunswijk", deelde het volgende mee over de militaire loopbaan van Brunswijk Na de basisopleiding werd Brunswijk geselecteerd voor een opleiding bij de Speciale Eenheid, een vooropleiding van die tol commando, die aangevoerd werd door de sergeant-majoors Gorre en Hawker Na de mislukte coup van Hawker op 15 maart 1981, waarbij leden van de Speciale Eenheid, maar niet Brunswijk, waren betrokken, werd deze Eenheid gesaneerd Brunsw ijk liep hierdoor een commando-opleiding in het buitenland mis en zou sindsdien ontspoord zijn Na voltooiing van zijn dienstplicht ging hij begin 1982 met groot vcrlol (demobilisatie) Op 16 april 1983 trad hij opnieuw in dienst en wel als vrijwillig nadicncnd soldaat Hij werd gestationeerd te Coróme Vanwege zijn verdienstelijkheid werd hij in november overgeplaatst naar een veiligheidsunit, ter beveiliging van projecten, bijvoorbeeld voorafgaand aan bezoe- 207

211 ken van de bevelhebber Slooten benadrukt dat Brunswijk nooit lijfwacht van Bouterse is geweest Aangezien hij zich aan diverse kleinere tuchtvergrijpen schuldig maakte, plaatste bataljonskommandant Paul Bhagwandas hem voor de keuze om oneervol ontslagen te worden of zelf ontslag te nemen Brunswijk hield de eer aan zichzelf en nam op 16 maart 1984 ontslag uit het leger Hij keerde terug naar Mungotapu waar hij al snel in het deviezentransactie-circuit tussen Suriname en Frans Guiana belandde Op 8 augustus 1985 overviel hij cen bank in Mungo en werd gearresteerd door de politie Onder duistere omstandigheden, volgens de politie na een telefonische opdracht van een hoge militair, werd hij weer vrijgelaten Nog dalzelfde jaar werd hij wederom gearresteerd en toen overgedragen aan de Militaire Politic Brunswijk slaagde er in 1985 in om te ontvluchten (verrot traliewerk) uit Fort Zeelandia, waarna de politie en het leger een opsporingsactie begonnen Mei 1986 kreeg een tweetal Nederlandse journalisten de gelegenheid om een verslag van deze klopjacht te maken de Robin Hood van de contrarevolutie was hiermee geboren Voor een ietwat heroischer versie van dit verhaal zie Beek, F van der, 1987, ρ ) Storms, Ρ en G Wesscl, De doodsvijand van Bouterse, in Nieuwe Revu, 29 augustus 1986 Zie ook Haakmat, A, 1987, ρ ) Beek, F van der, 1987, ρ ) DWT, 8 december 1986 In diverse rapporten is aandacht besteed aan de slachtingen te Moiwana, wc verwijzen slechts naar Mcmre Moiwana, zj en het artikel Wal zich te Moiwana voltrok, in DWT, 28 mei 1993, geschreven naar aanleiding van de ontdekking van een massagraf te Moiwana op 22 mei ) De West, 26 en 27 januari ) DWT, 9 augustus 1986 Gazon zou zich hebben gedistantieerd van de acties van het JC 124) Interviews met ВО Jan Afiankoi, 29 november 1988, grootopperhoofd Oscar Lafanti, 25 oktober 1988 en DC Libretto, 14 januari 1989 Volgens Afiankoi wisten de overige JC-ledcn de betreffende commandant Afonki - volgens Lafanti ging het om Dyango -, die een wapen was gaan halen, slechts mei de grootste moeite onder controle te houden Het aanvankelijke plan om hem een boete op te leggen, werd niet uitgevoerd Zowel in het reeds aangehaalde communique van het JC als door een voorman van het Surinaamse verzet in Nederland, Andre Haakmat, werd gesteld dat het JC de stnjd zou voeren overeenkomstig de tradities van het binnenland De Volkskrant, 25 juli 1986 Van Ludwich van Muiier vernamen wij destijds (mondelinge informatie) dat het in 1985 verschenen proefschrift van Wim Hoogbergen over de achttiende eeuwsc Boni-oorlogen ijverig werd bestudeerd in hoge legerkringen Zie voor een enigszins andere weergave van deze vergadering ook Polirne, Τ S en HUE Thoden van Velzen, 1988, ρ en ) Zie bijvoorbeeld Pakosie, A R M, 1990, passim 126) ARO Verslag van DC-M, J M H Schubman, over vergadering in Albina op 23 mei 1981 Aanwezig waren onder meer de grootopperhoofden Gazon en Forster en DC Libretto Er werden klachten geuit over onheuse behandeling door de douane bij onderzoek naar smokkelwaar en mishandeling bij penvoudige gevallen door politie en militairen De ongeveer inwoners van het gebied tussen Papatam en Mopikondre dreigden, indien er geen maatregelen werden getroffen, naar Frans Guiana te verhuizen Tijdens een vergadering te Puketi in januari 1986 stelde de DC-M, Marcel Soc Agnie, dat de strengere controles op winkeliers en vrachtvaarders in Albina dienden om de smokkel van goederen van eerste levensbehoeften naar Trans Guiana tegen te gaan ARO, dossier nr , Rapporten en verslagen No 4 Leidsman, G, Verslag bezoek DC Sipaliwini aan Diilabiki, januari 1986 ABZ Beschikkingen van 28 december 1982, No 17, 3 oktober 1985, No 4557 en 9 juni 1986, No 2580 die handelen over verhoging van toelagen van dignitarissen Libretto, H R Μ, 1990, ρ ) DWT, 9 januari 1990 Pijnlijk voor het NL waren, vooral in de beginfase van de oorlog, de juichkretcn die opgingen bij elke klap die het JC het NL toediende, dit ondanks de negatieve effecten van de strijd op de dagelijkse levensomstandigheden van de gemiddelde burger zoals avondklok, stroomonderbrekingen en lege schappen in de winkels De toenemende 208

212 impopulariteit van het militair bewind sinds met name de decembermoorden van 1982 bij een overgrote meerderheid van de bevolking was ongetwijfeld debet aan deze opstelling 128) DWT, 13 december ) Amos Wako, S, 1988, ρ 54-55, M'86 Nieuwsbrief, 1/19 Extra (1989) 130) Zie over deze bemiddeling en de protocollen DWT, 19 maart, 29 en 30 juni, 2 en 7 juli 1988, Nowak, Μ, 1989, Appendix 1 Reeds op 11 februari 1987 stelde hel ministerie van Binnenlandse Zaken ter normalisatie van het leven in het binnenland de 'Commissie Secka in die werd voorgezeten door DC Libretto De commissie werd met erg veel argwaan door de Bosnegers bejegend en heeft weinig weten te bewerkstelligen In het algemeen werd DC Libretto, een Ndyuka van de Sara Kreek, als gevolg van de oorlog in een bijzonder lastig parket gebracht De Bosnegers konden weinig begrip opbrengen voor zijn positie als overheidsambtenaar ABZ Beschikking 11 februari 1987, No 503, Polirne, TS en Η U E Thoden van Velzen, 1988, ρ 27 31, interview DC Libretto, 19 september ) DWT,9juni 1989, M'86 Nieuwsbrief, 1/9,10,11 (1989) De verklaring van Portal werd op 23 juni getekend door president Shankar Nowak, M 1989, ρ 8 en Appendix 3 132) DWT, 22juhcn 7 augustus 1989, M 86 Nieuwsbrief, 1/18 (1989), Nowak, M, 1989, Ρ ) DWT, 3 juni, 1 en 4 september 1989, SB, 1989, No ) Scholtcns, В, 1992, ρ 88-90, Schollcns, В ca, 1992 ρ Op 23 januari 1992 stelde president R Venetiaan in DNA ten aanzien van de bewapening van de TA door het NL dat het inderdaad geen vraag is wie de vechtlustigcn in het westen van het land bewapend heeft" DWT, 25 januari 1992 Zie ook de ingezonden brieven van pater Toon te Dorsthorst in DWT, 18 mei en 12 juni 1993 Vice-president Hcnck Arron daarentegen wist reeds op 4 september 1989 in het parlement te verkondigen dat de regering geen indicatie had dat de TA waren bewapend door het NL DWT, 5 september 1989 Als voorloper van de Angula werd eind 1988 reeds een zogeheten Anti-tcrrcur jongerenorganisatie opgericht DWT, 16 februari 1989, Nieuwsbrief, 1/7(1989) 135) DWT, 14, 16, 17 en 18 oktober 1989 Π6) Onder andere DWT, 22, 24, 27, 28, 29, 30 november, 9, 19 en 20 december 1989 DNA-voorzitter J Lachmon, Kofi Ayongpon en Brunswijk tekenden op 23 oktober 1989 de Verklaring van Mungo teneinde te geraken tot een Nationaal Akkoord waarbij ook de TA zouden worden betrokken Brunswijk vroeg de regering om te bemiddelen bij een dialoog lussen het JC en het NL DWT, 23, 24 en 25 oktober 1989 Ter gelegenheid van tien jaar revolutie verschenen op 25 februari 1990 Boutcrsc, Brunswijk en de TA-leiders Thomas en Matto gezamenlijk op het Onafhankelijkheidsplein DWT, 26 februan ) Zie voor deze verre van volledige opsomming van gevechtshandelingen DWT, 31 oktober, 5 en 16 december 1989, 28 29, 30 en 31 mei 20 juni, 27 juli en 3 september ) Januari 1987 werd de Nederlandse ambassadeur Van Houten vanwege beweerde inmenging in binnenlandse aangelegenheden op verzoek van de Surinaamse regering teruggeroepen De West, 10, 12 en 20 januari 1987 We vermeldden reeds de door het militair gezag belegde bijeenkomst op 12 december 1986 op het Sivaplem in verband met geruchten over een huurlingcninvasic vanuit Frans Guiana Find juni 1990 bezocht Brunswijk Vaderland waar hem een grootse ontvangst ten deel viel en hij gesprekken voerde met onder andere de vaste Kamerkommissic voor Buitenlandse Zaken en topambtenaren van dit ministerie Vice-president Hcnck Arron betoonde zich weinig gelukkig over deze ontvangst DWT, 28 juni, 5 en 16 juli 1990 Zie ook het interview van Gerard van Wcstcrloo met de Nederlandse kolonel Bas van Tussenbroek in Vrij Nederland, 19juni 1993, ρ ) Zie voor een aantal van deze rapporten de Bibliografie In verband met de schendingen van mensenrechten werd een tweetal mensenrechtenbureaus opgericht, te weten in oktober 1987Moiwana'86 met als directeur Stanley Rensch en op 14 september 1989 Alfobigi'86 (Alfonsdorp'Bigiston) onder leiding van de 209

213 Nederlandse Indiaan George Pierre Het eerste bureau richtte zich voornamelijk op Bosnegers en het tweede op Indianen DWT, 15 scplcmber ) DWT, 7juni ) DWT, 21 en 23 september ) DWT, 3, 5, 19, 24, 26, 28, 29 maart en 12 april 1990 Uit onvrede over het trage verloop van de vredesonderhandelingen en dus de langdurige aanwezigheid van vluchtelingen in Frans Guiana, presenteerde de Franse regering in juli 1990 een nogal vage nota, 'Rurale Eenheden aan de Surinaamse regering De nota hoopte de bezwaren tegen hel Kourou-Akkoord en wel mei name tegen de instelling van een speciale politie-ccnhcid te ondervangen via zogeheten rurale eenheden Het betrof het opzetten van een aantal regionale ontwikkelingscentra in het binnenland met een zekere mate van autonomie, maar wel vallend onder het centrale gezag van de regering DWT, 31 juli en 13 september 1990, Nota 'De Rurale Eenheden, ζ pi, ζ j (1990) 143) President R Shankar, opperbevelhebber van het NL, verklaarde enkele malen dat de gevechtshandelingen van het leger niet in opdracht waren van de regenng De opdracht van de president dat het NL het Mungogcbied diende te vermijden, werd genegeerd DWT, 30 mei, 1, 11 en 19 juni ) DWT, 25 september ) De Overeenkomst werd ons welwillend ter beschikking gesteld door de scrctaris van de (inmiddels opgeheven) Inheemse Raad, Nardo Aloema Zie verder DWT, 2,5,7, 8, 11, 13, 19 en 22 mei ) DWT, 3, 27, 28, 28, 30, 31 juli, 1, 3, 6, 7 en 8 augustus ) DWT, 10 en 12 augustus ) Het Menscnrechtenburcau Moiwana'86 spande tevergeefs een proces aan om te voorkomen dat deze amnestiewet zou worden bekrachtigd DWT, 15 en 20 augustus 1992 Op 22 augustus werd een aanvang gemaakt met de moeizame en slechts deels geslaagde inzamelingsactie van wapens van de verschillende illegale groepen DWT, 24 en 29 augustus ) Archicf-DNA Akkoord van Nationale Verzoening en Ontwikkeling, 8 augustus 1992 Aan het Akkoord is een drietal protocollen toegevoegd behandelende de met hoge prioriteit te treffen voorzieningen en maatregelen, de inventarisatie en teruggave van onrechtmatig toegeëigende goederen van derden, de procedure van demobilisatie Tevens is toegevoegd een verklaring van de Mandela en de - vrijwel onbekende - Kofimaka dat zij Brunswijk machtigen om namens hen hel Akkoord mede te ondertekenen 150) DWT, Π, 15 en 16 september ) DWT, 27 maart 1990, De West, 27 maart ) Dings, M, 1986, ρ 11, Bilby, Κ Μ, 1990, ρ In 1987 richtte grootopperhoofd Gazon via Silvia de Groot de volgende noodkreet tot de regeringen van Nederland en de Verenigde Staten van Amerika Mijn volk is in grote nood De problemen vloeien voort uit de huidige situatie Mijn volk is vogelvrij verklaard De contacten met Paramaribo zijn verbroken Men kan daar niet meer komen uit angst vermoord te worden of gevangen gezet en gemarteld Er zijn al vele doden gevallen In het bos heerst gebrek Mensen sterven door tekort aan medische hulp Salarissen worden niet meer betaald Ik weet niet meer hoc er uit te komen, en ik kan de strijd die een climax heeft bereikt niet stoppen Ik doe een dringend beroep op Nederland en Amerika om te helpen Niet met een invasie, maar met bemiddeling om de Surinaamse regeringen hel jungle-commando te bewegen de strijdbijl neer te leggen Er zijn al te veel doden gevallen De humanitaire hulp uit Nederland en andere landen is van levensbelang en mag niet worden stopgezet Groot, S W de, De bosnegers van Granman Gazon zijn vogelvrij, in NRC Handelsblad, 26 mei ) Scholtens, В e а, 1992, ρ ) ADS Beschikking 2 september 1981, No 6828 Abone, geboren op 12augustus 1915 in het Kwinti-dorp Pakapaka, was op 20 april 1950 beëdigd tot grootopperhoofd en overleed in 1980 ADS Resolutie 19 april 1950, No 1955 en ARO, dossier nr , Publikatic en voorlichting No 4 155) Polirne, TS en Η U E Thoden van Velzen, 1988, ρ 22 en 101, DWT, 23 maart ) DWT, 25, 26, 28 september, 3, 6, 7 en 26 oktober 1989, M'86 Nicuwbnef, 1/24,25 (1989) waarin aan de hand van onder meer ooggctuigcvcrslagen gesteld wordt dat 210

214 Lafanti in contact stond met zowel de Mandela als de TA. Zie over de rechtszaak tegen Lafanti ook: DWT, 1 juni 1988 en hoofdstuk 3 van I. Kanhai in: Kanhai, I. en J. Nelson, 1993, p ) DWT, 24 en 26 juni, 7, 8 en 10 augustus Mondelinge informatie DC Libretto, 23 april ) DWT, 21, 23 en 27 maart Na het vredesakkoord van 8 augustus 1992 werd op 2 september de stichting "Matawai" onder voorzitterschap van Theo Lafanti opgericht. Zowel dignitarissen als leden van de Mandela hebben zitting in deze stichting. De stichting stelde dat ze zowel van het traditioneel gezag als van de Mandela mandaal had gekregen om de belangen van de Matawai te behartigen en als gesprekspartner van de regering op te treden. In de praktijk werd er weinig van de stichting vernomen: DWT, 29 oktober 1992; mondelinge informatie DC Libretto, 23 april ) Mondelinge informatie DC Libretto, 23 april ) ADS: Beschikking 28 februari 1978, No Witagron is een verbastering van Bilagron; het dorp is namelijk vernoemd naar de eerste kapitein. Bita. 161) DWT, 2 oktober 1989; M'86 Nieuwsbrief, 1/24,25 (1989). 162) ADS: Brief hoofdkapitcin Marcus aan minister RO, Paramaribo, 28 mei Reeds eerder, in 1981, had Marcus aan de toenmalige president een brief geschreven waarin hij deze onder andere verzocht: "Bewerkstelligen dat wij net als vroeger een eigen Graman krijgen.": ARO, dossier nr , l.ogecrgebouwen in het Binnenland: Brief van hoofdkapitcin Marcus aan de president, Witagron, 1 april ) De door het gouvernement gehanteerde titulatuur is duidelijk verwarrend. CAP: Resolutie, 7 maart 1887, No spreekt van Alamun als "hoofd" van de "Corantijnncgcrs". In latere Resoluties wordt hij ook wel aangeduid als "opperkapitcin": bijvoorbeeld Resolutie 1 maart 1893, No (CAP). Opgenomen correspondentie in Resolutie No van 24 november 1894 (CAP) toont aan dat Alamun geen grootopperhoofd was. Volgens De Beet en Slerman (1980, p. 21) is Alamun overleden in Deze informatie is onjuist aangezien uit Resolutie No van 11 december 1905 blijkt dat Alamun op 14 november 1905 een vergadering bijwoonde met de DC van Saramacca. Het is onbekend wanneer Alamun is overleden. Resolutie No. 458 van 28 januari 1913 (CAP) stelt dat aangezien Alamun "sedert eenigc jaren spoorloos verdwenen is" Marcus Mentor wordt aangesteld als "hoofd" van de "Corantijnncgcrs". In dezelfde Resolutie wordt Mentor ook aangeduid als "Kapitein" en "stamhoofd", terwijl in latere Resoluties wordt gesproken van zowel hoofd als hoofdkapitein. In cen brief van november 1918 aan de gouverneur verzocht Mentor, die zichzelf blijkbaar als grootopperhoofd beschouwde, "ook mij één hoed en costuum aan te schaffen als Granman". In de kantlijn staat hierbij een uitroepteken geplaatst. Mentor was verwikkeld in een conflict met kapitein Bita van Bitagron en stelde dat deze hem niet erkende als hoofd daar hij eenzelfde hoed had: Resolutie No. 848 van 12 maart 1920 (CAP). In een begeleidend schrijven van deze Resolutie wordt ook gesproken van "granmanschap". (de rond 1840 geboren Bita is in mei 1928 overleden) Resolutie No van 27 december 1928 (CAP) spreekt van "hoofdkapitcin" Paulus Рака te Kaaimanston. Johannes Afiti werd bij Resolutie No van 16 oktober 1937 (ADS) aangesteld als kapitein te Witagron en bij Beschikking No van 4 juni 1964 (ADS) bevorderd tot hoofdkapitein. Het overlijden van de in 1855 geboren Marcus Mentor op 1 juli 1926 (op 14 april 1926 was ook al kapitein Jacobus overleden) en van Paulus Рака in december 1936 wordt vermeld in: A-EBGS, doos 9 Zuiderstadskerk: Brief van de boslandonderwijzcr Chr. Nijman aan pracses W. Burkhardt, Kaaimanston, 4 juli 1926; doos 171 Pracses: Brief van de evangelist Ch.J. Hok A Hin aan de praeses, Kaaimanston, 18 december Overigens spreekt Hok A Hin van hoofdkapitcin Paulus Рака van Witagron, terwijl diens aanslcllingsrcsolutic zoals wc zagen Kaaimanston vermeldt. In elk geval is het duidelijk dat Witagron de nieuwe residentie wordt. De stelling van De Beet en Stcrman (1980, p ) dat Alamun was aangesteld als "Granman" omdat hij hoofd van zijn stam was, is onjuist. Evenals de Coppcname-Kwinti kennen de Cottica-Aluku, de Wayana en de Trio geen grootopperhoofd. Hun hoofden dragen de titel van hoofdkapitein. Ook voor hun stelling dat vanaf Marcus Mentor de 211

215 titulatuur is gewijzigd, namelijk van hoofd in hoofdkapitcin en dat sindsdien de Coppename-Kwinti vielen onder het gezag van hel grootopperhoofd van de Matawaï vonden wij geen ondersteuning in de archieven Immers ook Marcus Mentor werd meestal aangeduid als hoofd en soms als hoofdkapitcin Pas vanaf Aboné vielen de Coppename-Kwinti onder het gezag van het Matawaï grootopperhoofd Onjuist is ook dat Paulus Рака overleed in 1937 en dat zijn opvolger (Afiti) werd aangesteld als hoofdkapitein 164) ADS Verslag gesprek DC Sipaliwini met hoofdkapitein Marcus, 15 juni 1990 en Brief hoofdkapitein Marcus aan minister RO, Paramaribo, 25 juni 1990 In een ingezonden brief van 14 december 1990 van het Comité Wederopbouw Boven- Coppcname werd eveneens gevraagd om een eigen grootopperhoofd en gesteld dat Alamun, Mentor en Рака deze functie bekleedden DWT, 15 december ) ADS Brief hoofdkapitein Marcus aan minister RO, Paramaribo, 30 augustus ) Zie over de omstreden positie van Pokigron M'86 Nieuwsbrief, 1/5,7 (1989) Enkele dagen eerder, op 19 april, werd de vooraanstaande kenner van de Saramakaanse cultuur, Anikei Awagi, op de terugweg van de begrafenis van gaama Aboikoni gegijzeld door het JC Volgens Brunswijk werd Awagi aangehouden op instigatie van bewoners van het Boven-Surinamcgcbied op verdenking van het vervaardigen van obia (magisch geneesmiddel) voor legerleider Boutersc, die hij eerder vergezeld had op een reis naar Ghana interview, Debiké, 20 april 1989 Awagi werd meegenomen naar Stoelmansciland, waar hij een halfjaar later, na de nodige mishandelingen te hebben ondergaan, werd vrijgelaten Zie ook DWT, 24, 25, 26 en 29 april 1989 Refererend aan de verraderlijke en succesvolle rol die het Korps Vrije Negers in de tweede helft van de achttiende eeuw speelde bij het neerslaan van de Aluku (zie Hoofdstuk 1 5 ), bestempelde Henk Herrenberg Brunswijk als een 'rcdimusu DWT, 15 september 1986 In apnl-mei 1989 werd de conglomeratie Brownsweg en wel met name de dorpen Wakibasu 1 en 2 slachtoffer van een soortgelijke situatie als Pokigron M'86 Nieuwsbrief, 1/7(1989) 167) In oktober 1992 bezochten de grootopperhoofden Nederland Gerard van Wcsterloo schreef een ontluisterend verslag in Vrij Nederland, 24 oktober 1992, ρ Van Wcsterloo spreekt onder meer van "een maatschappijstructuur die past bij een middeleeuwse landbouwersgemcenschap" Zie ook zijn verslag van de terugkomst van de grootopperhoofden in Suriname in Vrij Nederland, 7 november 1992, ρ Het parlementslid Janen Gadden vertelde hieromtrent in november 1988 aan Carlo Hoop De positie van de Gaama, Kabiteni en Bassia is vaag geworden Zij kunnen tegenwoordig weinig invloed uitoefenen op de aangelegenheden in de dorpen De dorpshoofden hebben tegenwoordig geen belangrijke machtspositie In het verleden waren zij degenen tot wie de vreemdelingen zich wendden bij een bezoek aan het dorp Zij onderhielden contacten met instanties buiten de dorpen De traditionele dorpslciders staan nu alleen nogbij ceremoniën in het middelpunt " Hoop, С, 1991, ρ 126 Een vrij sombere visie op de toekomstperspectieven van het bestaande bestuurssysteem van de Bosnegersamenlevingcn gaf de Ndyuka-histoncus André Pakosie (1993, ρ 59-60) na zijn bezoek in oktober 1992 aan het binnenland 'De gezagsdragers van het Binnenland zijn zelf niet bij machte om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van hun woongebieden, hoe graag zij dat ook willen Zij behoren tot de generatie die geen onderwijs heeft genoten Zij kunnen daarom wereld politick-bcstuurlijke zaken niet op hun merites beoordelen ' Alhoewel Pakosie het jammer zou vinden als dit bestuurssysteem zou ophouden te beslaan, vraagt hij zich af of in de huidige tijd dit systeem nog voldoet "Maar elke stap naar de vooruitgang heeft zijn consequenties En wil men vooruitgaan, dan zal men bereid moeten zijn de gevolgen hiervan te aanvaarden " 168) In augustus 1988 sloten Suriname, Frans Guiana en de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) een tripartiete overeenkomst ter voorbereiding van de vrijwillige terugkeer van de duizenden vluchtelingen Maart 1991 ging de Surinaamse regering hiertoe een samenwerkingsovereenkomst aan met de Pater Ahlbnnck Stichting (PAS) Vanwege de grote argwaan onder de vluchtelingen over de militaire invloed in Suriname zou hun repatnatic zeer moeizaam en traag verlopen De Surinaamse regering was ook weinig voortvarend bij het treffen van adequate voorzie- 212

216 ningen voor hun opvang Het geduld van de Franse regering raakte intussen op en in 1992 stelde zij een zogeheten oprotpremie in Eind 1992 waren er nog ongeveer 1600 vluchtelingen in Frans Guiana, waarvan ongeveer 500 personen uit humanitaire overwegingen toestemming zouden krijgen om te blijven Een belangrijk deel van hen bestond uit Indianen, daar zij reeds waren geïntegreerd in de Frans Guianese samenleving DWT, 21 februanen 8 maart 1991, 10 oktober 1992 en 8januan 1993 Hoofdstuk 5 1) Lier, R van, 1977, ρ 306, Scholtcns, D, 1986, ρ 117, 141 en 193 2) Zie voor een overzicht van de economische ontwikkeling na 1945 Lier, R van, 1977, ρ , Chin, Η E en H Duddingh', 1987, hoofdstuk 4 3) Archicf-DNA Regeringsprogramma, augustus ) GB, 1958, No 4 5) ARA-2, KGS, inv nr 1284 Verslag dienstreis DC Suriname naar Bovcn-Sunname, 1-20 oktober ) ABZ Besluit Raad van Ministers, 23 maart 1959, No 1447 Vanaf toen ontvingen de grootopperhoofden naast hun toelage levens een representatievergoeding 7) Een verslag van dit bezoek is opgenomen in HBSS , Η, ρ Een verslag met foto's staat in Voor Elkaar, 1/5(1959), ρ 4 en 10 8) Teumssen, Η, Dit doel het Brokopondoplan, in Voor Elkaar, 1/2 (1958), ρ 4-5 Zie over de instelling en taakformulcring van het Brokopondo-burcau GB, 1957 No 56 en GB, 1958, No 72 Er werd tevens een commissie, bestaande uil leden van de Raad van Ministers, ingesteld inzake het Brokopondoplan GB, 1957, No 60 en GB, 1958, No 58 9) Geciteerd in Wcslermann, J Η, 1971, ρ 11 10) De meeste in dit hoofdstuk genoemde ontwikkelingsplannen bevinden zich in de bibliotheek van de Stichting Planbureau Suriname (SPS) 11) GB, 1958, No ) Wcslermann, J H, 1971, ρ 26 ABZ Resolutie 29 juli 1953, No 1792 over de instelling van de Brokopondoraad 13) Michels, J.1958 (typescript), idem, in De West, 21,22,24 en 25 februari 1964 Zieook Michels, J, De dam en de Boslandbcvolking, in Voor Elkaar, 1/2(1958), ρ 3 en 5 Zie voor een korte levensbeschrijving hel artikel Drs J Michels pionier van het binnenland, in De West, 6 februari ) Michels, J, 1958, ρ 1 en 15 15) ABZ, dossier nr , Transmigratie 2 Brief DC Brokopondo, H G Sanches, aan minister BZ, 27 januari 1964, No 165 De DC stelde dal velen, met name ouderen, pas zouden verhuizen als zij daartoe door het water werden gedwongen De voor de nieuwe dorpen ten noorden van het stuwmeer beschikbaar gestelde gronden werden ongeschikt geacht ADS Bekendmaking DC Brokopondo, 16 november ) ABZ, dossier nr , Transmigratie 1 Rapport E L Sjak Shie en pater M van der Pluym aan de ministervan Algemene Zaken, 6 november ) ABZ,dossiernr ,Transmigratie 1 Brief gaamaaboikom aan DC Brokopondo, 11 maart 1961, Brief DC Brokopondo aan minister BZ. 18 maart 1961, No 417, Brief hoofd Afdeling Binnenlands Bestuur aan DC Brokopondo, 22 maart 1961, No 47 De in het Sranantongo geschreven brief van gaama Aboikoni staat volledig, met vertaling, afgedrukt in Scholtcns, В ca, 1992, ρ ) ADS Beschikking Ministerie van Binnenlandse Zaken, 14 september No ) ABZ Beschikking 8 juni 1965, No 6009 De onderwijzer R Amsdorf bekritiseerde deze politiek van de regering om louter afte stemmen met het grootopperhoofd Hij benadrukte dat wat betreft het grondgebied elke matnclan autonoom was Bovendien zou gaama Aboikoni aan populariteit inboeten buiten zijn eigen matnclan, de Matjau De West, 15 februari 1964 In het artikel "Hel vraagstuk der Saramaccancrs' (De West, 18 december 1965) wordt gesteld dat aan de NPS gelieerde dignitarissen tijdens de transmigratie financiële voordelen genoten 20) ABZ, dossier nr 07 11, Instelling en opheffing 2 Resolutie 18 juli 1963, No

217 21) ABZ, dossier nr , Transmigratie 1 Brief van hoofdkapitcin E J Treu en kapitein S Zcegelaar van Ganse aan minister BZ, 14 augustus ) ABZ, dossier nr , Transmigratie 2a Brief van hoofdkapitein H Schmidt en kapitein S Zecgelaar van Ganse aan gouverneur A Cume, 21juni 1964, Transmigratie 3 Brief DC Brokopondo, G H Sanches, aan minister BZ, 7 december 1964, No 1526 A-EBGS, doos 174 Praeses Rapport van E M Koomdijk omtrent dienstreis naar het transmigraticgebied, 27 augustus ) Artikelen van R E Amsdorf in De West, 15 februari, 9 maart en 20 juli 1964 Zie ook het artikel "Zwarte kunst moet dam in Suriname doen bezwijken" in De West, 27 februari 1964 en een communique van de PNR in De West, 18 januari 1964 Zie ook Hoop, С, 1991, hoofdstuk 6 Hoop gaat onder meer in op de etnische en politieke achtergronden die een rol speelden bij de splitsing van hel dorp Ganse 24) ARA-2, KGS, inv nr 2661 Brief van A A M Toclingha aan de gouverneur, Brownsweg, 1 december 1965 (ondertekend met "De volkscomite's der Saramaccaners") 25) ABZ, dossier nr , Transmigratie 3 Brief volkscomités van Brownsweg aan DC Brokopondo, 26 november ) ARA-2, KGS, inv nr 2661 Nota TRIS over ontevredenheid Saramaccaners in Brownsweg 27) ARA-2, KGS, inv nr 2661 Brief van TRIS-commandant WP Bocrsma aan de Generale Staf in Den Haag en aan de gouverneur, 10 januari ) ARA-2, KGS, inv nr 1825 Brief TRIS-commandant W Ρ Boersma aan de waarnemend gouverneur, 26 januari 1965 en Verklaring van de tweede luitenant der infanterie, Η Pel, 25 januari 1965 Zie ook Hoop, С, 1991, ρ ) Naar aanleiding van deze brief diende de PNP in juni 1968 een interpellatievoorstcl in bij het parlement waarin de minister van Binnenlandse Zaken om toelichting werd verzocht ABZ, dossier nr , Transmigratie 4 In 1965 schreven vijf dorpshoofden een brief aan de koningin, waarin ze eveneens aandacht vroegen voor de problemen van de transmigraticdorpcn ARA-2, KGS, inv nr 2661 Brief dorpshoofden aan de koningin, Brokopondo, 9 oktober ) ARO. dossier nr 07 52, Werkbezoek minister D+D/RO Verslag DC Brokopondo, L Η Bottse, van werkbezoek van de ministers J Rcns en R Goossen aan enkele transmigratiedorpen, 2 september 1970, Verslag van R Smict van werkbezoek minister С Ramkisor aan Brokopondogebied, mei 1973, dossier nr , Voorzieningen tbv Binnenland Beleidsnota van hoofdkapilein Η F Schmidt aan de Nationale Militaire Raad, mei 1980 Zie ook het artikel "Bosnegers van Brokopondo ontevreden over Commissaris Bottse" in De West, 2 november ) ABZ, dossier nr , Bosbouw, houtteelt Brief Adviescommissie Transmigratie aan minister-president, 5 februari 1962, Brief hoofd Afdeling Bestuuren Decentralisatie aan minister-president, 5 april 1962, No 128a, Brief minister-president aan Adviescommissie Transmigratie, 17 mei 1962, No 3244, dossier nr , Transmigratie 1 Brief Adviescommissie Transmigratie aan de minister-president, 15 augustus ) Zie ook Franszoon, A, 1976, passim, Hoop, С, 1991, hoofdslukken 5 en 7 33) Groot, S W de, 1974, ρ 12 34) Amsdorf, R E, Adieu Ganzee 0, in De West, 20 juli 1964 In het artikel 'Zoals de Surinamers naar Nederland trekken, zo trekken de bosbewoners naar Paramaribo' (Vrij Nederland, 24 november 1973, ρ 11 en 13) schreef de Nederlandse journalist Gerard van Weslcrloo "De geschiedenis van de transmigratie der boslandcreolen uit hun Brokopondo-dorpen is een van onbegrijpelijke, ja, schaamteloze onachtzaamheid van de Surinaamse overheid ' De grote trek naar de stad begon toen de dam gereed was en "bleek dat de bosnegers voor Suralco een stuwdam, en voor zichzelf een grafkelder gebouwd hadden ' 35) ARA-2, KGS, inv nr 2653 Verzoekschrift Gazon aan de koningin, Paramaribo, 14 oktober 1966 Zie verder het artikel "Een stuwdam in het district Marowijnc 9 ", in De West, 7 maart 1964 De plannen voor de bouw van twee stuwdammen in de Marowijne Rivier in 1925 worden vermeld in Munninck, O M de, 1946, ρ 99 36) Zoals reeds vermeld bevinden de meeste van deze plannen zich in de bibliotheek van de SPS 214

218 37) ADS Petzoldt, Τ R, Prae-advics inzake de invoering van Community Development in het Binnenland Paramaribo, oktober 1961 Op de politieke achtergronden van de begin jaren vijftig gelanceerde strategie van gemeenschapsontwikkeling en op de veelal met deze strategie gepaard gaande optiek van een van bovenaf opgelegd ontwikkelingsmodel, zie Huizcr, G, 1992, ρ ) AB7 Beschikking 11 december 1961, No ) ABP, doos E-l/E-2 Groen Enkele aantekeningen over een bezoek aan enige dorpen langs de Cottica-nvicr en de Suriname rivier, april 1966 (Rapport LVV, No 4341/ ,21 mei 1966) 40) ABP, doos E-l/E-2 Groen Commentaar van de DC van Brokopondo, O E Pocorni,op de aantekeningen over een bezoek aan enige dorpen langs de Cottica-nvicr en de Sunnamc-rivicr april 1966 Brokopondo, 28 april ) Archief-DNA Regeringsverklaring , I'S februari ) SPS, NOP 1965, ρ ) о с, ρ ) ARO, dossier nr 07 58, Werkgroepen en commissies Binnenland ІОВ 1974 Het door de regering Scdncy in 1970 ingestelde ministerie van Dislriclsbcstuur en Decentralisatie (D+D) werd in 1978 weer opgeheven en ondergebracht oals voorheen, bij het ministerie van Binnenlandse Zaken In 198S werd het ministerie van Regionale Ontwikkeling ingesteld 45) Minister Van Gcndcren stelde dat de regering zich bewust was van een grote achterstand in het binnenland die zo snel mogelijk moest worden weggewerkt Vanwege onvoldoende werkgelegenheid zouden jaarlijks 2 a mensen hel binnenland verlaten Benadrukt werd dal het binnenland behouden moest worden en niet mocht leeglopen ARO, dossier nr 07 58, Werkgroepen en commissies Binnenland Verslag bespreking Commissie Binnenland', 27 mei ) ARO, dossier nr 07 58, Werkgroepen en commissies Binnenland Commentaar van В Bihan, H Jap A Joe en E Alibux van het ministerie van Sociale Zaken op het IOB, Brief van de directeur van het ministerie van Landbouw Veeteelten Visserij, A G Smit aan de directeur D+D, 16 juli 1974, No 5055/191 0 Enkele verontruste buitenlandse antropologen die onderzoek onder de Bosnegers had den verricht leverden eveneens commentaar op het IOB Lenoir, J D, 1975, passim, Eist, D H van der, zj /1977, passim, Beet, С de en M Stcrman, zj, passim, idem, 1981, ρ , Thoden van Velzen, Il UE, 1974, passim 47) Voorproject Restantfonds 2e VJP 197"S, Lijst A Grotere leefgemeenschappen Bovenen Beneden Marowijne Langatabbctjc en Driclabbetjc, Eerste fase Paramaribo. D+D Interview met ingenieur Η L Thompson, 25 oktober 1988 DC Libretto noemde het IOB een doodgeboren kind dat voorbijging aan de tradities en de verbondenheid van de Bosnegers aan de grond interview, 19 september ) Lsscd, F E ca, 1975, ρ 43, Programma voor de Sociaal-Economische Ontwikkeling van Suriname, 1975, hoofdstuk 6, ρ 6 49) Esscd, FE ea, 1975, ρ 45 50) Interview met Frank Essed, 31 oktober ) Archief-DNA Regeringsverklaring , 15 maart ρ 32 NPS beginsel en beleid, 1987, ρ 51 52) Interview met Η Wcsenhagcnen F Vcrneuil, stafleden van de SPS, 30 september 1988 Beiden stelden dat het bij de uitvoeringvan ontwikkelingsplannen voor hel binnenland in het algemeen bovenal ontbrak aan politieke wil 53) CESWO, "Aanzet", 1981, dl l,p ) oc, dl l,p 3en ) Archief-DNA Regeringsverklaring 1980 en urgentieprogramma van het kabinet Chin A Sen, 1 mei ) Archief DNA Regeringsverklaring en Hoofdlijnen ν an het regeerprogramma , 1 mei 1983 De regering Alibux, met sterke PALU-signaluur, werd reeds in december 1983 naar huis gestuurd Teneinde een lening te verkrijgen van hel International Monetary Fund (IMF) kondigde ze belastingverhogingen aan, waarop de bauxietarbciders en anderen in staking gingen 215

219 57) Het NRP betrof een taakgericht integraal actieprogramma dat gezien de kritieke sociaal-economische situatie in het land was opgesteld Het diende als uitgangspunt voor een mccrjarenontwikkclingsprogramma De genoemde dokumenten zijn te raadplegen in de bibliotheek van de SPS 58) Nota Aanzet tot ", 1981, ρ ) Beleidsnota ministerie BZ, 1982, ρ 10 Volgens DC Libretto is de Nota 'Aanzet' met eens ter discussie gesteld en verdween ook deze in de bureaulade interview, 19 september ) Rapport Commissie Ontwikkeling Binnenland, 1986 passim 61) Als we stellen dat er qua ontwikkeling weinig in het binnenland tot stand is gebracht, doelen wc specifiek op het overheidsbeleid dienaangaande Het ligt geenszins in onze bedoeling ons badinerend uit te laten over de geweldige krachtsinspanning en zelfopoffering van medewerkers van instanties zoals de EBGS, PAS, RKBO (Rooms Katholiek Bijzonder Onderwijs) en Medizcbs (Medische Zending Binnenland Suriname) 62) Archicf-DNA Regeringsverklaring , 11 maart 1988, ρ 3 63) SPS. Concept Beleidsnota Binnenland, 1989, ρ 23 In een lezing die de directeur van de PAS, W de Bckker, in 1988 verzorgde over de agrarische vorming en opleiding van jongeren in het binnenland, werd benadrukt dat ook de PAS het binnenland niet ziet als een verzorgingsgebied, maar als een nog grotendeels sluimerende bron van produktie De PAS beschikt over een zeer ruime ervaring op het gebied van ontwikkelingsprojecten in het binnenland en is voorstander van een integrale benadering De Bckker stelde Ontwikkeling voor de boslandbewoner houdt in de omvorming van de dorpssamcnlcving in al zijn facetton Het is een totaal-proces Bekker, W de, ) SPS, Concept beleidsnota Binnenland, 1989 ρ 4 65) о с, ρ 5 en 21 66) о с, ρ 4 67) о с, ρ 23 68) Addendum, Ministerie van Regionale Ontwikkeling, oktober ) Mondelinge informatie F Vcmcuil, staflid SPS, 13 mei 1993 Tijdens het beleidsoverleg op 12 juli 1989 is door de delegaties van Suriname en Nederland besloten om een bedrag van Nf 25 miljoen te reserveren voor de ontw ikkeling van het binnenland In het Raamverdrag tussen beide landen dat op 18 juni 1992 werd gesloten, werd dit bedrag verhoogd tot Nf 50 miljoen 70) Muntslag, HR e а, 1991, ρ ) о с, passim 72) Zevenbergen, W en M С Zevenbergen, 1992, passim 73) DWT, 30 augustus 1991, zie ook De West, 21 juni ) DWT, 11 februari ) Archief-DNA Regeringsverklaring , voorgelezen door president R Veneliaan in DNA op 15 januan ) Archief-DNA Akkoord van Nationale Verzoening en Ontwikkeling, 8 augustus 1992 Enkele kritische kanttekeningen bij dit Akkoord werden geplaatst door George Mollering (1993, passim) Volgens hem had het Akkogrd op het gebied van economische ontwikkeling het binnenland weinig nieuws te bieden Hij wees met name op lid 3 van artikel 10, dat voor velerlei uitleg vatbaar zou zijn Mollering maakte ook enkele kritische opmerkingen aangaande de eventueel individueel te verlenen titel op grond en de mogelijke gevolgen daarvan door de positie van vrouwen Ook de Surinaamse publicist Theo Para (1993, ρ 79-90) is weinig positief over het Akkoord, dat volgens hem slechts de ontwapening van de illegaal gewapende groepen had moeten regelen alsook hun herintegratie in de samenleving Para bekritiseert vooral het feit dat het Akkoord deze groeperingen erkende als vertegenwoordigers van de binnenlandbewoners, hetgeen wel tot problemen moest leiden met de traditionele gezagsstructuren, alsook het feit dat zij werden betrokken bij de ontwikkeling van het binnenland De gebeurtenissen sindsdien lijken hem gelijk te geven Para levert ook felle kritiek op de amnestiewet 77) COOB, 'Uitgangspunten", 1992, passim Het COOB werd ondersteund door een adviescommissie bestaande uit deskundigen uit diverse disciplines 216

220 78) De wijze waarop dcbeleidsadviscur van Regionale Ontwikkeling, O Kcmble, deze Nola in ontvangst nam, stemt weinig hoopvol Wcslcrloo, G van, 7 november 1992, ρ 47 Een van de samenstellers van deze Nota, Andre Pakosic (1993, ρ 59-60), uitte zich nadien somber over de ontwikkclingspcrpccticvcn van het binnenland 79) GB, 1947, No 94 Michels (1948, ρ 35-36) plaatst gezien de diverse bureaucratische bepalingen van dit besluit en de onervarenheid van Bosnegers hiermee enkele vraagtekens bij de toepassing en naleving ervan "en zal dit gedeelte van de wet wel voor onbepaalde tijd gedoemd zijn een dode letter te blijven, waarbij ik nog de vraag openlaat, of niet een poging tot toepassing wrijving zal uitlokken, vooral omdat tevoren geen overleg met betrokkenen werd gepleegd " Michels bevestigt hetgeen in hoofdstuk 3 reeds enkele malen werd geconstateerd, namelijk dat de Bosnegers zich als de onbetwiste eigenaren ' beschouwen van de bossen in hun woongebieden Michels, J, 1948, ρ ) HBNA, , H, vergadering 3 november ) Een enigszins kleiner gebied voor de houtkapvergunningen wordt vermeld door I Kanhai Volgens hem zouden de rechten, ondanks de vermelde bepaling, in de praktijk toch regelmatig door kapiteins worden verhuurd aan derden HIJ berekende dat de produktic op houtconcessics in het binnenland 25 maal groter is dan die op de houtkapvergunningen Kanhai, I en J Nelson, 1993, hoofdstuk 3, ρ ) Zie het artikel van Coen Ooft, "Rechten van Saramaccancrs", in Suriname, 1 februari 1964, alsook Quinlus Bosz, AJA, 1965, passim 83) Vcrnooij, J, 1988, passim 84) oc, ρ 19 85) Zie onder andere DWT, 4,9 en 28 november 1989, lomaart 1990 en 4 november 1991 Volgens de chef van de tekenkamer van de Dienst der Domeinen, J van Dillcnburg, was de minister van Natuurlijke Hulpbronnen de mening toegedaan dat reeds toegekende stukken land aan derden niet konden worden teruggevorderd, maar dat het dorp wellicht kon worden gecompenseerd Van Dillenburg wees er tevens op dat in Sanligron twee groepen zich met de kwestie van de grondcnrcchtcn bezighielden, hetgeen verwarrend werkte interview, 26 mei 1993 Zie ook het door Joyce Nelson geschreven hoofdstuk 4 over Santigron in Kanhai, I en J Nelson, 1993, ρ ) Interview met de DC van Marowijnc, Marcel Soe Agnic, 24 mei 1993 Zie ook DWT, 7 december 1991 en 8 juni 1993 en het door Jovce Nelson geschreven hoofdstuk 5 over Adyumakondrc in Kanhai, I en J Nelson, 1993, ρ In een ingezonden brief geeft Hendrik Cairodevisic van de dorpsbewoners op deze kwestie DWT, 14juni 1993 De informatie over de houtkapvergunningen van Santigron en Adyumakondre verkregen we van de heer E Redan van de Dienst LBB mondelinge informatie, 31 mei ) Nota "Contouren ', 4 november ) SB, 1982, No 10 artikel 4, leden 1 en 2 89) SB, No 10 en SB, 1986, No 52 90) Nota "Aanzet", 1981, ρ 37 91) oc, ρ en aanbeveling no 15 op ρ 56 92) "Rapport Commissie", 1986, ρ 59 93) Manifest van de Tucajana Amazones, Mata, lofebruari 1990 Geeist worden onder meer wettelijke vaststelling van de grenzen van de inheemse woongebieden en daarbinnen een zekere mate van autonomie, hetgeen onder andere inhoudt het zelf beschikken over toewijzing en bestemming van de grond binnen dit gebied Reeds uitgegeven gronden en concessies zullen worden heroverwogen 94) Archicf-DNA "Akkoord", 8 augustus 1992, artikel 10 en 11 95) HBNA, , Η, vergaderingen 18 en 21 augustus 1992 Archief-DNA Wet Bosbeheer, 21 augustus 1992 De wet is afgekondigd op 18 september 1992 en trad een dag later in werking SB, 1992, No 80 96) Interview met J van Dillcnburg, chel tekenkamer van de Dienst der Domeinen van het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen en tevens plaatsvervangend lid van de betreffende commissie 26 mei 1993 Zie ook DWT, 2 november 1992 en 12 juni ) Joyce Nelson m Kanhai, I en J Nelson, 1993, ρ

221 98) Andre Hockema beargumenteert waarom ook de Bosnegers tot de inheemse volken gerekend moeten worden Wat Suriname betreft, ontstaat hiermee enige begripsverwarring aangezien de oorspronkelijke bewoners, de Indianen, sinds recent liever worden aangeduid als inheemsen Kanhai, I en J Nelson, 1993, hoofdstuk 8, ρ ) Zie voor een discussie over deze kwesties de door Andre Hockema geschreven hoofdstukken 8 en 9 in Kanhai, I en J Nelson, ) In diverse studies wordt aandacht besteed aan de intensievere contacten tussen het kustgebied en de Bosncgersamcnlcvingcn en de resulterende processen van urbanisatie en acculturatie Zie onder andere Lamur, Η E, 1965 en 1969, Kobbcn, A J F, 1971, ρ 58-74, Lowcnlhal, D, 1972, ρ , Lenoir, J D, 1973, Weslcrloo, G van, 1973, Anderson, AB, 1980, Beet, С de en M Slcrman, 1981, Hoeree, J, 1983, deel 2, hoofdstuk 2 3, Vernon, D, 1985, Bilby, К M, 1990, Hoop, С, 1991, hoofdstuk 7 101) Boslandcreolen gaan zich organiseren, in DWT, 16 februari ) Lamur, Η E, 1965 en ) Wcstcrloo, G \an, ) Polirne, TS en H U E Thoden van Velzen, 1988, ρ ) Partiman, G Ν, 1990, zie ook hel door haar naar aanleiding van dit onderzoek gepubliceerde artikel Criminaliteit onder de Boslandcreoolse jeugd, in DWT, 2 september ) We verwijzen slechts naar Hoercc,J, 1983, deel 2, hoofdstuk 2 3 en Bilby,K Μ, 1990, passim 218

222 BIBLIOGRAFIE ARCHIEVEN Algemeen Rijksarchief, Eerste Afdeling, Den Haag(ARA-l) Oud Archief Suriname, Raad van Politic (OAS, RvP) OAS, Gouvcrnementssccrctdric Suriname na 1828, Commissariaat voor de Inlandschc Bevolking (CIB) Algemeen Rijksarchief, Tweede Afdeling, Den Haag (ARA-2) Ministerie van Kolomen (MvK) MvKna190f) Archief Gouverneur Suriname Kabinet Geheim (AGS) Kabinet Gouverneur Suriname (KGS) Collectie Goldberg Centraal Archief Paramaribo (CAP) Commissariaat voor de Inlandschc Bevolking CIB) Resolutie-archief Gouvcrnemcntssecretanc Sccretarisbrievcn (SB) Protocollen 1861, Nos Extract Journalen Districtscommissarissen , Brievenboeken Districi Marowijnc Gouvcrncmcnlsjournalcn Koloniaal Surinaams Verslag / (KV/SV) Gouvcrncmcnlsblad van Suriname (GB) Staatsblad van Suriname (SB) Bijblad Gouvcrncmcnlsblad van Suriname Nos 1-221, 2 din Surinaamse Almanak Handelingen en Bijlagen Stalen Generaal (HBSG) Suriname De Surinamer De West (DW) De Ware Tijd (DWT) Voor Fikaar (orgaan Regeringsvoorlichtingsdienst Suriname, RVDS, ) Archief De Nationale Assemblee Handelingen en Bijlagen Koloniale Staten Staten van Suriname/De Nationale Assemblee (HBKS/HBSS'HBNA) Regeringsverklaringen Archief Ministerie van Binnenlandse Zaken (ABZ) Archief Ministerie van Regionale Ontwikkeling (ARO) Archief Disirictscommissanaal Sipaliwini (ADS) Archief Tvangclischc Broedergemeente Suriname (AEBGS) Archief Bisdom Paramaribo (ABP) Stichting Planbureau Suriname (SPS)/Burcau Landelijke Opbouw (BLO) Stichting Surinaams Museum (SSM) Register Ordinaire Notulen Raadcn van Politie en Crimineclc Justitie (Notulen Rv P) Gouvcrncmcntsjournalen , , Memoires en onuitgegeven werken Mr AF Lammens Bd 12 Surinaamse Almanak S5 Surinaams Nieuws 219

223 LITERATUUR Aanzet Streekontwikkeling district Brokopondo. Paramaribo, CESWO, Aanzet tot een integraal sociaal-economisch ontwikkelingsprogramma. Discussiestuk 25 Februari Beweging. Paramaribo, Aanzet tot een nieuw beleid inzake het Binnenland. Paramaribo, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Districtsbestuur, Aanzet tot Streekontwikkeling in de Bovenstroomse Gebieden. 2 din. Paramaribo, CESWO, Stichting Planbureau, Abbenhuis, M.F., Suriname. Verhalen en schetsen uil de Surinaamse geschiedenis. Dl. 2, Afl. 3, Paramaribo, Leo Victor, Abbenhuis, M.F., Bonni, in: Emancipatie , biografieën. Paramaribo, Lionarons, 1964, p Abbenhuis, M.F., Konkordari-sanni, in: De Surinamer, 1 april Adhin, J.H., De term "resolutie" wederom officieel in gebruik, in plaats van het verwarrende "staatsbesluit", in: Surinaams Juristenblad, No. 35, 1981, p Ajax (ps. A.J. Axwijk), De vlucht van Bonni en Aioekoe, in: De West, 10, 11, 13, 18, 21, 29 november en 4 december 1961 (typescript in: SSM). Albitrouw, J., Tori foe da bigin foe Anake. Verslag van een messianistische beweging. Bewerkt en ingeleid door Miriam Sterman. BSB 2, Utrecht, ICAU, Alma, P., Een gouvernementsexpeditie naar de Marowijne, in: De West, 6, 7, 8 en 9 april Amos Wako, S., Report by the special rapporteur on summary or arbitrary executions to the forty-fourth session of the United Nations Commission on Human Rights, agenda item 12. United Nations document code: E/CN.4/1988/22. Geneva, 1988, p Amsdorf, R.E., Aan het sterfbed van Ganzee, in: De West, 15 februari Amsdorf, R.E., De laatste dagen van Ganzee, in: De West, 9 maart Amsdorf, R.E., Adieu Ganzee?, in: De West, 20 juli De Andere Marrons, in: Oso, 11/2 (1992); themanummer. Anderson, A.B., Recent acculturation of Bush Negroes in Surinam and French Guiana, in: Anthropologica, 22 (1980), p Annual Reports of the Inter-American Commission on Human Rights ; ; Organization of American States. Washington DC, 1987, p ; 1988, p ; 1989, p , , Bakhuis, L.A., Verslag der Coppenamc-expeditie, in: TKNAG, 2e serie, 19 (1902), p Bakhuis, L.A., De 5e wetenschappelijke expeditie naar het binnenland van Suriname, in: TKNAG, 2e serie, 25 (1908), p Beek, S., De Wegloopers van Rac à Rae. Een stuk koloniale en zendingsgeschiedenis van de 19c eeuw, in: Berichten uit de Heidenwereld, 1926, No. 1, p Beek, F. van der, Ronnie Brunswijk. Dagboek van een verzetsstrijder. Weesp, Centerboek, Beet, C. de en M. Sterman, Enkele opmerkingen ten aanzien van de plannen voor de ontwikkeling van het Surinaamse binnenland, z.pl., z.j. (paper). Beet, С de en H.U.E. Thoden van Velzen, Bush Negro prophetic movements: religions of despair?, in: BTLV, 133 (1977), p Beet, C. de en M. Sterman, Aantekeningen over de geschiedenis van de Kwinti en het dagboek van Kraag ( ). BSB 6. Utrecht, ICAU, Beet, C. de en M. Sterman, People in Between. The Matawai Maroons of Suriname. Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht, Beet, С de en R. Price, De Saramakaanse Vrede van Geselecteerde documenten. BSB 8. Utrecht, ICAU, 1982 (Engelstalige editie: Price, R., To Slay the Hydra. Dutch colonial perspectives on the Saramaka wars. Ann Arbor, Karoma Publishers Inc., 1983b). Beet, С de, De eerste Boni-oorlog, BSB 9. Utrecht, ICAU, Bekker, W. de, Agrarische vorming en opleiding van jongeren in het binnenland. Lezing op LVV seminar "Jongeren in de agrarische sector: problemen en perspectieven". Sivis, Paramaribo, 17 november Beleidsnota Ministerie van Binnenlandse Zaken en Justitie (Directoraat Districtsbestuur). Paramaribo,

224 Вех, А, Awensai, de Aloekoe-granman 13 februari 1930 (Ms ABP) Bilby, Κ M, Les Boni et les communes un problème d'integration, m Equinoxe, 11 (1987), No 24, ρ Bilby, Κ M, Divided Loyalties local politics and the play of states among the Aluku, in NWIG, 63/3-4 (1989), ρ Bilby, Κ M, The Remaking of the Aluku Culture, politics, and Maroon ethnicity in French South America 2 Vols Unpublished PH D Dissertation, Baltimore, The Johns Hopkins University, 1990 Blankcnstcijn, M van, Suriname Rotterdam, Nijgh en van Ditmar's Uitgeversmaatschappij, 1923 Bolkestein, G, Buitenlandse Zaken, in De Opbouw, 9 (1927), ρ Bonne-Wepster, J, Schetsen van de Marowijnc, in De Aarde en Haar Volken, 63 (1927), ρ , , Boschncgcr-aangclcgenhcden Aantcckcningsbockje (Jacob van David Mcndes 1, ) SSM, Ms (idem m Morssink, F, zj ) Bosland in het nauw, in Suriname Zending, 1974, No 3 Bosnegers en Politiek Gesprek met E Joscphzoon, in De Gids, 133/9 (1970), ρ Bouwhuijsen, Η van der et al, Opstand in Tcmpati, BSA 12 Utrecht, ICAU, 1988 Brouwn, Ch, Historie der oorlogen met de Marrons of Surinaamsche Boschnegers, in Sunnaamsche Staatkundige Almanack Paramaribo, W Ρ Wilkens, 1796, ρ Bubbcrman, F С, De exploratie van hel binnenland, in Suralco Magazine, 1974, Nos 3-4, ρ 39 Bubbcrman, F С, Goud in Suriname, in Suralco Magazine, 9/3 (1977), ρ 1-25 Bubbcrman, F С, Bosinvcntarisatic in Suriname, in Eldorado, 1/1 (1980), ρ 8-16 Bubbcrman, F С, Hel verhaal van de Araguaya-krcek, in Suralco Magazine, 16 (1984), ρ 4-15 Buve, R, Gouverneur Johannes Heinsius De rol van Van Acrsscn s voorganger in de Surinaamse indiancnoorlog, , in NWIG 4S(1966), ρ Campbell, M, The Maroons of Jamaica, A history of resistance, collaboration and betrayal Massachusetts, Bcrgin and Gar\c> Publishers Ine, 1988 Campbell, M, Nova Scotia and the Fighting Maroons a documentary history, in Studies in Third World Societies, No 41, 1990 Cerquone, J, Flight from Suriname Refugees in French Guiana United States Committee for Refugees Washington, February 1987 Chin, Η E and H Buddingh', Surinam Politics, Economics and Society London and New York, Frances Pinter, 1987 Coll, С van, Gegevens over land en volk van Suriname, in BTLV, 55 (1903), ρ Comvalius, Th А С, De Aucaners en de vrachtvaart in het Marowijnegcbied, in Het Vaderland, 20 juli 1935, Avondblad D Concept Beleidsnota Binnenland (SPS) en Addendum (Regionale Ontwikkeling) Paramaribo, Stichting Planbureau Suriname, Ministerie van Regionale Ontwikkeling, december 1989/oktober 1991 Contouren van het nieuwe grondbeleid Kabinet van de garnizoenskommandant Paramaribo, 1981 Cosier, A M, De Boschnegers in de kolonie Suriname Hun leven, zeden en gewoonten, in BTLV, 13(1866), ρ 1-36 Country Reports on Human Rights Practices for 1986 Report submitted to the Committee on Foreign Relations U S Senate and Committee on Torcign Affairs U S House of Representatives by the Department of State ζ pi, 1987, Suriname, ρ Crevaux, J, Voyages dans l'amérique du Sud Pans, Libraire Hachette et Cie, 1883 Currie, A, Nota inzake bcstuurszorg voor Boschnegers en Indianen Paramaribo, 24 september 1948(ARA-2). Cursus Gemeenschapsontwikkeling Binnenland Paramaribo, Pater Ahlbnnck Stichting, ζ j Dcw, E, The Difficult Flowering of Surinam Ethnicity and politics in a plural society The Hague, etc, Martinus Nijhoff, 1978 Dijk, F van, Een reis van Paramaribo via Albina naar Drictabbctjc en over Dam terug (Paramaribo, 1 juli 1940), in Dc West, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 23 maart 1964 Dings, M, Oorlog aan de Marowijne, in De Tijd, 12 december 1986, ρ

225 Doth, R E С et al, Kondre sajere 200 jaar zending onder de Bosnegers van Suriname Zeist, 1965 Douglas, Ch, Een blik in het verleden van Suriname Beknopt verhaal omtrent gebeurtenissen met slaven en toestanden in Suriname gedurende de jaren Paramaribo, J Η Oliveira, 1930 Eilerts de Haan, J G W J, Verslag van de expeditie naar de Sunname-rivier (30 juni-20 november 1908), in TKNAG, 2e serie, 27 (1910), ρ , Einaar, J F E, Bijdrage tot de Kennis van het Engclsch Tussenbestuur van Suriname Leiden, M Dubbeldcman, 1934 Eist, D H van der, The Bush Negro Tribes of Surinam, South America A synthesis Unpublished Ph D Dissertation, Evanston, Illinois, Northwestern University, 1970 Eist, D H van der, The Coppename Kwinti of Surinam Change and adaptation in an Afro- American tribal culture California State University, Fresno, January 1974, idem, in NW1G, 50 (1975), ρ 7-17,107-22, Eist, D H van der, Surinam's Plan for the Development of the Interior a critique California State University, Fresno, ζ j (paper), idem, in Iros, Informatietijdschrift over ontwikkelingsvraagstukken van Suriname, 2 (1977), ρ Encyclopaedic van Nederlandsch Wcst-lndie Benjamins, HD en J F Snellcman (red ) Amsterdam, S Emmcnng, 1981 (herdruk Den Haag-Lciden, , ENWI) Encyclopedie van Suriname Bruyning, CFA en J Voorhoeve (red ) Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1977 (EvS) Essed, F E, Analyse bij Commentaar Paramaribo, 1962 (1961) Essed, FE et al, De Mobilisatie van het eigene Een ruimtelijk-fysieke bijdrage aan de integrale planning Paramaribo, 1975 Essed, Η, De Binnenlandse Oorlog in Suriname Paramaribo, Anton de Kom Universiteit, 1984 Eyck, J W S van, Beschouwing van den tcgcnwoordigen staal, zeden en gewoonten van de Saramaccancr bevredigde Boschnegers in deze kolonie, in Sunnaamsche Almanak, 1830 (Amsterdam, CG Sulpkc), ρ Fernandes Mendes, Η К, Onafhankelijkheid en parlementair stelsel in Suriname Hoofdlijnen van een nieuw en democratisch staatsbestel Proefschrift Rijksuniversiteit Leiden Zwolle, WE J Tjeenk Willink, 1989 Focke, H С, De Sunnaamsche Negermuzick, in West-Indie, 2 (1858), ρ Fontaine, J, Onderweg Van onafhankelijkheid naar zelfstandigheid 250 Jaar Hernhutterzending in Suriname, Paramaribo, Evangelische Broedergemeente in Suriname, 1985 Foreign Interference in Suriname An overall assessment of the financial, economic and social losses due to mercenary and terrorist activities in Suriname Paramaribo, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1987 Franssen Herderschee, A, Verslag van de Gonini-expeditic, in TKNAG, 2e sene, 22 (1905a), ρ Franssen Herderschee, A, Verslag van de Tapanahoni-expeditie, in TKNAG, 2e sene, 22 (1905b), ρ Franszoon, A, A prelimenary investigation of social condjtions in Surinames 'transmigration villages", in Mededelingen Stichting Surinaams Museum, Nos 19-20,1976, ρ Franszoon, A, The Suriname Maroon Crisis ζ pi, 1988 Frcitas, R de, Een beschouwing ten aanzien van de competentie bij het optreden in strafbare zaken tussen de ambtenaar van politie enerzijds en de militaire politie en boslanddignitanssen anderzijds Inleiding op het Politic- en Brandweer Congres, mei 1983 Paramaribo, in Lanti, 1/2 ( ), ρ 8-9 Freytag, G, Geschichte der Paramakkaner-Gemeine am Marowijnestrom, in Missionsblatt, der Brudergemeine, 89/11 (1925), ρ Geyskes, D С, De landbouw bij de Bosnegers van de Marowijne, in WIG, 35 (1955), ρ Givens, S M, An ethnographic study of social control and dispute settlement among the Aluku Maroons of French Guiana and Surinam South America Unpublished Ph D Dissertation University of California, Berkeley,

226 Glock, Ν, A Proposed Orthography for the Saramaccan Language Paramaribo, Summer Institute of Linguistics, 1984 (typescript) Goeje, С Η de, Verslag der Toemoekhoemak-expeditic, in TKNAG, 2e serie, 25 (1908), ρ Goldschmidt, J E, National and Indigenous Constitutional Law in Ghana Their development and their relation to each other Proefschrift Rijksuniversiteit Leiden, 1981 Gonggrijp, J W, Bosbcdnjf, in Heemstra, J et al (red ), Ons Koninkrijk in Amerika West Indie 's-gravenhage, W van Hoeve, 1947 Gonggrijp, J W en D Burger, Bosbouwkundige studiën over Suriname Wagcningcn, H Veenman & Zonen, 1948 Gowncharn, R S, Penphecr kapitalisme en landbouwontwikkeling Hoc katholieken en Bosnegers met elkaar verwikkeld raakten Doctoraal stageverslag ontwikkclingssociologic Rijksuniversiteit Leiden, 1980 Green, E, The Matawai Maroons An acculturing Afro-American society Unpublished Ph D Dissertation Washinton, The Catholic University of America, 1974 Groot, S W de, Migratiebewegingen der Djoeka's in Suriname van 1845 tot 1863, in NWIG, 44(1965), ρ Groot, S W de, Djuka Society and Social Change History of an attempt to develop a Bush Negro community in Surinam Assen, Van Gorcum & Co, 1969 Groot, S W de, Rebellie der Zwarte Jagers De nasleep van de Bonni-oorlogen , in DcGids, 133/9 (1970a), ρ Groot, S W de, 210 Jaar zelfstandigheid Het verdrag van 10 oktober 1760, m De Gids, 133/10 (1970b), ρ Groot, S W de, Surinaamse Granmans in Afrika Vier grootopperhoofden bezoeken het land van hun voorouders Utrecht-Antwerpen, Het Spectrum, Aula, 1974 Groot, S W de, A short history of the Djuka's, in Suralco Magazine, maart 1975a, ρ Groot, S W de, Conflictsituaties De Marrons in Suriname (sedert de 18e eeuw) Overeenkomsten en verschillen met andere Caraibiche gebieden, in Suriname van slavernij naar onafhankelijkheid OSGN publikdtic No 3 Amsterdam, 1975b, ρ Groot, S W de, The Boni Maroon War , Surinam and Trench Guyana, in Boletin de estudios Latinoamericanos y del Caribe, No 18, 1975c, ρ Groot, S W de, From Isolation towards Integration The Surinam Maroons and their colonial rulers Official documents relating to the Djukas ( ) Verhandelingen KITLVNo 80 The Hague, 1977 (oorspr ncderlandstalig, 1963) Groot, S W de, Introductie tot een vergelijking tussen Marrongcmccnschappen in Suriname en op Jamaica, in Mededelingen Stichting Surinaams Museum, Nos 25-26, 1978, ρ 3-21, idem, in Oso, 3/1 (1984), ρ Groot, S W de. Boni's dood en Boni's hoofd Een proeve van orale geschiedenis, m De Gids, 143/1 (1980), ρ 3-15, idem, in Mededelingen Stichting Surinaams Museum, No 31, oktober 1980, ρ Groot, S W de, Marrons versus Kolonisten Acties en reacties, in Oso, 1/2 (1982a), ρ Groot, S W de, Surinaamse Marrons in kaart gebracht , in Galjart, В F et al (red ), Een andere in een ander Liber amicorum voor R A J van Lier ICA-publikatic No 52 Rijksuniversiteit Leiden, 1982b, ρ Groot, S W de, Tussen twee werelden de intermediair, in Oso, 2/2 (1983a), ρ Groot, S W de, Slaven en Marrons Reacties op het plantages) stecm in de nieuwe wereld Een schema, in Oso, 2/2 (1983b), ρ Groot, S W de, Het Korps Zwarte Jagers in Suriname Collaboratie en opstand, in Oso, 7/2 (1988), ρ en 8/1 (1989), ρ 6-20 Groot, S W de, Van Ayako tot Jankoeso Opvolgingskwesties bij de Saramakaanse Marrons , in Bovenkerk, F et al (red ), Wetenschap en Partijdigheid Opstellen voor Andre J F Kobben Assen-Maastricht, Van Gorcum, 1990, ρ Guicherit, N, Inventarisatie van de bestaande voorzieningen in Bcncdcn-Brokopondo en de functie van Brokopondocentrum en enkele transmigratiedorpen Stageverslag, BLO Paramaribo, 1979 Guda, G M, Klaaskreek Een Saramaccaanse dorpsgemeenschap na de transmigratie BLO Paramaribo,

227 Haakmal, A, De Revolutie uitgegleden Politieke herinneringen Amsterdam, Jan Mets, 1987 Haaren, F L J van, Een tocht naar Sunname's binnenland, 17 maart-3 apnl 1930, in Tropisch Nederland, 5( ), ρ 11-13, 21-29, 51-55, 73-77, 87-91, , , , , Hansen, H en G de Wagt, Wat doen we in Suriname'' Hilvcrsum-Antwerpcn, Paul Brand, Amsterdam, Polak & Van Gennep, 1967 Hartsinck, J J, Beschrijving van Guiana 2 din Amsterdam, S Emmenng, 1974 (1770) Healy, С, Van Afrika tot Suriname Paramaribo, Minowc, 1986 Heilbron, W en G Willemsen, Klasse en Ekonomische Werkelijkheid Suriname vanaf de Eerste Wereldoorlog tot aan de krisis van de dertiger jaren Paramaribo, 1976 Heilbron, W en G Willemsen, Goud- en Balata-Exploitatie in Suriname Nieuwe produktiesektoren en nieuwe vormen van afhankelijkheid na 1873, dl 1 en 2, in Caraibisch Forum, 1/1-2 (1980a), ρ en Heilbron, W en G Willemsen, Suriname en het Nederlands kapitaal aan het begin van de twintigste eeuw, in Carafoisch Forum, 1/3 (1980b), Helman, A, De Foltering van Eldorado Een ecologische geschiedenis van de vijf Guyana 's 's-gravenhage, Nijgh & Van Ditmar, 1983 Herrenberg, H F, Hel verschijnsel Ronnie Brunswijk Paramaribo, 1988 Herskovits, M J en F S Hcrskovits, Rebel Destiny Among the Bush Negroes of Dutch Guiana Amsterdam, S Emmenng, zj (reprint original edition 1934) Hira, S, Van Pnary tot en met De Kom De geschiedenis van het verzet in Suriname, Rotterdam, Futile, 1982 Hoeree, J, De Saramakaanse Wereld Formatie, stabilisatie, akkulturatie Een antropologische studie vanuit een pragmatisch paradigma Ongepubliceerd proefschrift Rijksuniversiteit Gent, 1983 Hoeree, J en W Hoogbergen, Oral History and Archival Data Combined The removal of the Saramaccan granman Kofi Bosuman as an epistemologica! problem, in Rubinstein, R en R Pinxtcr (eds ), Epistemology and Process Anthropological views Gent, 1984, ρ Hoevell, W R van, Slaven en vrijen onder de Nederlandschc wet 2 din Amsterdam, Κ Η Schadd, 1864(1855) Hoofdcnverkiezing bij Boschnegers in Suriname, in BTLV, 72 (1916), ρ Hoogbergen, W, De Surinaamse weglopers van de 19c eeuw BSB 1 Utrecht, 1С AU, 1978 Hoogbergen, W, Marronage en Marrons, De nict-gepacificcerdc Marrons van Suriname, in Willemsen, G (red ), Suriname De schele onafhankelijkheid Utrecht, Synopsis, 1983, ρ Hoogbergen, W, De Boni's in Frans-Guyana en de Tweede Boni-oorlog BSB 10 Utrecht, ICAU, 1984 Hoogbergen, W, De Bom-oorlogen, Marronage en guerilla in Oost-Sunname BSA 11 Utrecht, ICAU, 1985 Hoogbergen, W, Hoogbergen, W, Boni, Aluku en Kormantin Kodjo over de vroegste Boni-geschicdcnis, in SWI-Forum, 5/1 (1988), ρ Hoogbergen, W, Aluku, in NWIG, 63/3-4 (1989), ρ Hoogbergen, W, Het verband tussen marronage en slavenopstanden in Suriname, in SWI- Forum, 7/1 (1990a), ρ Hoogbergen, W, The Boni Maroon Wars in Suriname Leiden, etc, E J Brill, 1990b Hoogbergen, W, De geschiedenis van de Kwinti, in SWI-Forum, 10/1 (1993a), ρ Hoogbergen, W, De verdwenen Marrons van Krabbcholle, in Oso, 12/1 (1993b), ρ 6-27 Hoop, С, Verdronken Land, Verdronken Dorpen De transmigratie van Saramaccancrs in Suriname Alkmaar, Uitgeverij Bewustzijn, 1991 Hostmann, F W, Over de Beschaving van Negers in Amerika door Kolonisatie met Europeanen 2 din Amsterdam, J С A Sulpke, 1850 Huizer, G, Leren van de Derde Wereld Crisis als uitdaging Kampen, Kok Agora, 1992 Hunfeld-Van Wijk, H, Een toekomstig beleid van woonconcentratie en permanente landbouw voor de Bovenlandse Indianen van Suriname Realiteit of fictie' 7 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Districtsbcstuur (Directoraat Distnctsbcstuur) Paramaribo, november

228 Hurault, J, Histoire des noirs refugies Boni de la Guyane Française, in Revue Française d'- Histoirc d'outre-mer, 47(1960), Hurault, J, Les noirs réfugiés Boni de la Guyane Française Dakar, 1961 Hct incident te Albina, in Suriname, 10 juli 1936 Initieel Ontwikkelingsplan Binnenland Ministerie van Dislrictsbestuur en Decentralisatie Paramaribo, 1974 Een interessante beschikking van den gouverneur van Suriname, in WIG, 6 ( ), ρ Jaarredc president R Shankar tot de Nationale Assemblee Paramaribo, 1 september 1988 Jansen, Ρ, Noodtoestand onder de Bosnegers in Suriname "Houtassociatie" wapen in de strijd tegen woekeraars, in De Groene Amsterdammer, 31 juli 1971 Janssen, R el al (red ), Historisch-Geografisch Woordenboek van Suriname Naar A J van der Aa, BSA 14 Utrecht, Rijksuniversiteit Utrecht, Vakgroep Culturele Antropologie, 1993 Joest, W, Ethnographisches und verwandtes aus Guyana Leiden, Ρ W M Trap, 1893 Jonas, J С, Bosnegerdorp als leefgemeenschap en bestuursobjekt, in Siboga, 1/3 (1991), ρ 5-16 Joseph, W, De granman is dood leve de granman, in De Groene Amsterdammer, 16 mei 1964 Jozcfzoon, O J R, De Saramaccaanse Wereld Paramaribo, Varckamp & Co, 1959 Junker, L, Ecnige medcclingcn over dc Saramaccancr Boschnegers, in WIG, 4 ( ), ρ Junker, L, Over de afstamming der Boschnegers, in WIG, 5 ( ), ρ Junker, L, Het einde van een dynastie - de dood van Jankosoe, in WIG, 14 ( a), ρ Junker, L, Een staat in de staat, in WIG, 14 ( b), ρ , Junker, L, Herinneringen aan het oerwoud Uit mijn dagboek van 1921, in WIG, 15( ), ρ , Junker, L, Herinneringen aan hel oerwoud Uit mijn dagboek van 1923 en 1924, in WIG, 26( ), Junker, L, De benoeming van een grootopperhoofd der Boschnegers, in WIG, 28 (1947), ρ Kahn, M, Djuka The Bush Negroes of Dutch guiana New York, The Viking Press, 1931 Kanhai, I en J Nelson (red ), Strijd om Grond in Suriname Verkenning van het probleem van de grondenrechten van Indianen en Bosnegers Paramaribo, 1993 Kappler, A, Holländisch-Französische Expedition ins Innere von Guiana, September bis November 1861, in Dr A Petermann's Mitteilungen, 8 (1862), ρ , Kappler, A, Over Kolonisatie met Europeanen in Suriname Amsterdam, A van Oosterzce, 1875 Kapplcr, A, Eine Reise zu den Auca-Buschnegern in Hollandisch Guiana, in Globus, 38 (1880), ρ , Kappler, A, Hollandisch-Guiana Erlebnisse und Erfahrungen wahrend eines 43 jahngen Aufenthalts in der Kolonie Surinam Stuttgart, Commissions-Verlag von W Kohlhammer, 1881 Kappler, A, Surinam, sein Land, seine Natur, Bevölkerung und seine Kultur-Verhaltnisse mit Bezug auf Kolonisation Stuttgart, J G Cotta sehe Verlagsbuchhandlung, 1887 King, E F, De Bosneger op weg naar zijn eigen identiteit ζ pi, 1981 King, J, Skrekiboekoe (ms 1885), in Lichtveld, U M en J Voorhoeve (red ), Suriname Spiegel der vadcrlandsche kooplieden Den Haag, Martinus Nijhoff, 1980 (1958), ρ King, J, Life at Maripaston Edited by H F de Ziel Verhandelingen KITLV 64 The Hague, Martinus Nijhoff, 1973 King, J, Berichten uit hel Bosland ( ) Inleiding en vertaling С de Beet BSB 7 Utrecht, ICAU, 1981 KJoos, Ρ,The Maroni River Caribs of Surinam Assen, Van Gorcum & Co, 1971 Kloos, Ρ, Culturele Antropologie Een inleiding Assen, Van Gorcum, 1981 Kobben, A J F, Van Primitieven tot Medeburgers Assen, Van Gorcum,

229 Kobben, A J F. In Vrijheid en Gebondenheid Samenleving en cultuur van de Djoeka aan de Comea BSB 4 Utrecht, ICAU, 1979 Kom, A de. Wij Slaven van Suriname Bussum, Het Wereldvenster, 1981 (1934) Kuipers, A, G an K'oetoe of een plechtige raadsvergadering, in Petrus Donders, 6 ( ), ρ Kuypers, St, Transmigratie der Saramaccaner-Bosncgers ι ν m Brokopondo-plan, ζ j (typescript ABP) Lamur, Η E, De levensomstandigheden van de in Paramaribo werkende Aukaner arbeiders, in NW1G,44(1965), ρ Lamur, Η E, De noodzaak van sociologisch onderzoek onder de Boslandbewoners in verband met de acculturatie Paramaribo, 1969 (stencil) Lamur, Η E, Westafrikaanse invloed op de demografische ontwikkeling van Surinaamse plantageslaven in de 19e eeuw, in Oso, 2/2 (1983), ρ Landveld, E, Ganze Het dorp dat het meer verdronk Paramaribo, 1988 Leeuwin, W A, Het Bosland-ondcrwijs, in Voor Elkaar, 1/6 (1959), ρ 5 Lenoir, J, The Paramacca Maroons A study in religious acculturation Unpublished Ph D Dissertation New York, New School for Social Research, 1973 Lenoir, J, Surinam National Development and Maroon Cultural Autonomy Paper presented at the First Annual Conference of the Caribbean Studies Association, San Juan, Puerto Rico, January 8-11, 1975, idem, in Social and Economic Studies, 24 (1975), ρ Libretto, Η R M, Het Gezags- en Bestuurssysteem m het Binnenland van Suriname Paramaribo, 1990 Lichtveld, L, De Bosnegers, in Helman, A et al, Cultured Mozaïek van Suriname Bijdrage tot onderling begnp Zutphen, De Walburg Pers, 1978, ρ Lier, R \ an, Cultureel leven van Indianen en Bosnegers, in Heemstra, J etal (red), Ons Koninkrijk in Amerika West Indie 's Gravenhage, W van Hoeve, 1947, ρ Lier, R van, Samenleving in een grensgebied Een sociaal-historische studie van Suriname Amsterdam, S Emmenng, (1949) Lier, W F van, Iets over de Boschnegers in de Bovcn-Marowijne (overdruk uil "Suriname" ) Paramaribo, H van Ommeren, 1919 Lier, W F van, Bij de Aucaners, in WIG, 3 ( ), ρ 1-30, WIG, 4 ( ), ρ , , idem, in De West, 20, 21, 24, 25, 26, 28, 29 februari, 2, 3, 4, 6 maart 1964 Lisman, J A, Verslag van eene reis naar de rivier Marowijne en naar het etablissement Mana in Fransch-Guyana Paramaribo, J С Muller Az, 1849 Lohnstein, M J, Organisatie, sterkte en samenstelling van de Militie, , in Oso, 7/1 (1988), ρ Loon, С J van, Rapport over de exploratie van het Lawagebicd, in Koloniaal Verslag, 1904, Bijlage GG, ρ Loth, J E, Aanteekeningcn over de Djocka's (Aucancr Boschnegers) in Suriname, in TKNAG, 2e sene, 27(1910), ρ Loth, W L, Verslag van eene expeditie tot het traceren van een weg van de Tcmpatickrcck naar de rivier Suriname, in Koloniaal Verslag, 1879, Bijlage Η, No 7, idem, in Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 4/3 (1880), ρ Loth, W L, Verslag van eene reis naar de Lawa tot het verkennen van het terrein tusschen die rivier en de Tapanahoni en van dat tusschen de Tosso- en de Sarakreck gedaan van januari tot mei 1892, in TKNAG, 2e serie, 10 (1893), ρ 73-87, idem, in Koloniaal Verslag van 1892, Bijlage A Lowenthal, D, West Indian Societies New York, etc, Oxford University Press, 1972 Malmberg-Guichcnt, Η, Voorlopige Nota "Sociaal-Ekonomische Problematiek' District Brokopondo BLO Paramaribo, 1978 Malouet, V Ρ, Collection de Memoires sur Ics Colonics Tome 3 Paris, 1802 Manifest van de Revolutie Paramaribo, 1 mei 1981 Manifest van de Tucajana Amazones Mata, 10 februari 1990 Meiden, G W van der, Betwist Bestuur Een strijd om de macht in Suriname Amsterdam, De Bataafsche Leeuw,

230 Meissner, S, Verhaal van een zendmgspost der Evangelische Broedergemeente in het Boschnegcrland van Suriname Amsterdam, Η Hovckcr, 1848 Memre Moiwana Moiwana'86, Mensenrechtenbureau Suriname zpl,zj (1992) Menkman, W R, Uil de geschiedenis der opening van het Sunnaamschc binnenland (bevat Catcau van Rosevelt, JFA enjfae van Lansberge, Verslag van de reis 1er opname van de rivier Suriname, Ms 1873), in WIG, 27 (1946), ρ ,289-99, Mensenrechten 1991 Suriname Moiwana'86 - Mensenrechtenorganisatie Suriname Paramaribo, 1992 Michels, J, Verslag dienstreis Boven-Surinamc 4-27 november 1947 Paramaribo, 28 januari 1948, No 425 (prive-collectie Michels) Michels, J, Surinamc's Binnenlands Bestuur, in Vox Guyanac, 1/4-5 ( ), ρ Michels, J, Transmigratie Saramakkancrs en Aukancrs Bovcn-Suriname Paramaribo, 1958, idem, in De West, 21, 22, 24 en 25 februari 1964 Michels, J, De dam en de Boslandbcvolking, in Voor Elkaar, \'2 (1958), ρ 3 en 5 Mintz, SW en R Price, The Birth of African-American Culture An anthropological perspective Boston, Beacon Press, 1992 Mollcnng, G, Vredesakkoord einde van cen nachtmerrie'', in Oso, 12/1 (1993), ρ Morpurgo, A J, Bosland-Crcolcn, in Djogo 1/1(1960), ρ 6-7 Morssink, F, Boschnegcriana (SiK ae-mgritiana) Eemge gegevens omtrent geschiedenis en missionccring onzer Sunnaamschc Boschnegers 5 Afdelingen Paramaribo zj ( ), Ms ABP (typescript in Archief Provincialaat der Redemptoristen in Roosendaal) Morssink, F, Nogmaals de dood van Jankoeso en nog niet hel einde van een dynastie, m WIG, 16( ), ρ Morssink, F, Officicele Bescheiden omtrent Saramaccancr boschnegers Paramaribo, ζ j, Ms ABP Mosis, A en В Scholtcns, Bosnegers en Overheid Ontwikkeling van de politieke verhoudingen, Elfdcligc artikclcnscrie in DWT, 7 oktober l/m 23 december 1988 Mosis, A en В Scholtens, Aboikoni, granman in een woelige overgangsperiode, in DWT, en 24 februari 1989 idem, in SWI Forum, 5/2 (1988), ρ Muller, J E, August Kappler, in Sunnaamschc Almanack, 1903, ρ 9-20 Muller, M, Tien jaren Surinaamse guerilla en slavenopstanden, , in Tijdschrift voor Geschiedenis, 86 (1973), ρ Munnick, O M de, Het rijke ertsland Suriname Het onlstaan en het bedrijf van de Sunnaamschc Bauxiet Maatschappij in woord en beeld De gang van het erts lot metaal Hengelo, H L Smit en Zn, 1946 Munlslag, HR et al, Tussentijds Verslag van de Commissie Programmering Agrarische en Rurale Ontwikkeling Binnenland Paramaribo, Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij, 1991 Nassy, D et al, Geschiedenis van Suriname door een gezelschap van geleerde Joodse mannen Amsterdam, S Emmcnng, 1974 (herdruk vertaling van Essai Historique sur la colonie de Surinam Paramaribo, 1778) Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname din Stichting Planbureau Paramaribo, 1965 Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname Tweede Vijfjarenplan Stichting Planbureau Paramaribo, zj Nationaal Rckonslruklieprogramma Taakgericht akticprogramma van de regering van Suriname voor de komende jaren Financieel-Ekonomischc Kommissie Paramaribo, 1986 Neumann, Ρ, Wirtschaft und materielle Kultur der Buschneger Surinames Ein Beitrag zur Erforschung afroamerikanischer Probleme, in Abhandlungen und Berichte des staatlichen Museums fur Volkerkunde Dresden, Bd Nowak, M, Suriname An International Alert Report London, 1989 NPS Beginsel en beleid De nieuwe weg naar democratie, ontwikkelingen eenheid Paramaribo, 1987 Onze Politiek (beginselprogramma VHP) Paramaribo Ooft, С D, Rechten van Saramaccaners, in Suriname, 1 februari

231 Ooft, С D, Ontwikkeling van het Constitutionele Recht van Suriname Assen, 1972 Oostindie, G, Roosenburg en Mon Bijou Twee Surinaamse plantages, KITLV, Caribbean Series No 11 Dordrecht-Providence, Fons Publications, 1989 Ormskirk, F, Twintig Jaren Ν Ρ S Groei temidden van beroering Paramaribo, 1966 Oudschans Dentz, F, De kolonisatie van de Portugeesch Joodsche natie in Suriname en de geschiedenis van de Joden Savanne Amsterdam, Menno Hertzberger, 1927 Oudschans Dentz, F, Cornells van Aersscn van Sommelsdijck Een belangwekkende figuur uit de geschiedenis van Suriname Amsterdam, Ρ N van Kampen & Zoon N V, 1938 Oudschans Dentz, F, De afzetting van het groot-opperhoofd der Saramaccaners Koffy in 1835 en de politieke contracten met de Boschnegers in Suriname, in BTLV, 104 (1948), ρ Oudschans Dentz, F, Geschiedkundige Tijdtafel van Suriname Amsterdam, 1949 Overeenkomst met de Aucaner Boschnegers (20 september 1921), in WIG, 4 ( ), ρ Overzicht Sociaal-Economische Ontwikkelingsperspectieven Bovenstroomse Gebieden CESWO, Stichting Planbureau Paramaribo, 1980 Pakosie, A R M, De dood van Boni Paramaribo, 1972 Pakosie, ARM, Het ontstaan van de Bosnegerstam, de Lo, de Bee en de Mama(osoe)pikin of Wosoedendoe Paramaribo, Stichting Volksboekwinkel, 1976 Pakosie, ARM, Een beknopt overzicht van de Bosnegerzeden en -gewoonten Paramaribo, 1979 Pakosie, ARM, Paramaribo en het binnenlands gezag arrogantie versus traditie, in De Gids, 153/10-11 (1990), ρ Pakosie, ARM, Benpenimaunsu Gaanman der Ndyuka van heden, van Fabi Labi tot Gazon Mdtodja, in Siboga, juni 1993, ρ 1-68 Palgrave, W G, Dutch Guiana London, Macmillan & Co, 1876 Panhuys, L С van, lets over dc Marowijnc-nvier en hare geschiedenis, in Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, No 12, maart 1896, ρ Panhuys, L С van, Boschnegers, in Encyclopaedic van Nederlandsch West-Indie Benja mins, HD en J F Snelleman (red ), Amsterdam, S Emmenng, 1981 (herdruk Den Haag-Leiden, ), ρ Panhuys, L С van, Het aantal en de woonplaatsen van de Boschnegers en Indianen in Sunname, in WIG, 3( ), ρ Para, Th, In de schaduw van de Mamabon Politieke essays Paramaribo, Sranan Buku, 1993 Parns, S V, Alliance and competition four cases of Maroon-European relations, in NWIG, 55(1981), ρ Partiman, G N, Jeugdknminaliteit onder de Boslandcreoolse jeugd in het polilicressort Latour Paramaribo, Ministerie van Justitie en Politic, december 1990 (onderzoeksrapport) Pfeiffer, J Ph, Rapport aangaande de wijze waarop de regering in Nederland en het gouvernement van Suriname in de toekomst werkzaam zullen kunnen zijn ter bevordering van den houtuitvoer van Suriname 's-gravenhage, Algemcene Landsdrukkerij, 1929 Plante Feburc, J M, West-Indie in het Parlement, Bijdrage tot Nederlands Koloniaal politieke geschiedenis 's-gravenhage, Martinus Nijhoff, 1918 Polak, J A, Notes on Dutch-Guiana and its gold industry ζ pi, ζ j (1908, stencil CAP) Polak, J A, Historisch overzicht van de goudindustrie in Suriname 's-gravenhage, Martinus Nijhoff, 1908 Polirne, TS en H U E Thoden van Velzen, Vluchtelingen, Opstandelingen en andere Bosnegers van Oost-Sunname, BSA 13 Utrecht, ICAU, 1988 Postma, J M, The Dutch in the Atlantic Slave Trade Cambridge, etc, Cambridge University Press, 1990 Prae-advies inzake het Streekplan Brokopondo BLO Paramaribo, 1960 Price, R, Saramaka Social Structure Analysis of a Maroon society in Surinam Rio Piedras, University of Puerto Rico, 1975 Pnce, R, The Guiana Maroons A historical and bibliographical introduction Baltimore- London, The Johns Hopkins University Press,

232 Pnce, R (ed ), Maroon Societies Rebel slave communities in the Americas Baltimore-London, The Johns Hopkins University Press, 1979 Price, R, First-Time The historical vision of an Afro-American people Baltimore-London, The Johns Hopkins University Press, 1983a Pnce, R, Alabi's World Baltimore-London, The Johns Hopkins University Press, 1990 Price, R, Subsistence on the Plantation Periphery Crops, Cooking, and Labour among Eighteenth-Century Suriname Maroons, in Slavery and Abolition, 12/1 (1991), ρ Prins, J, Vragen inzake Bosnegcr-volksrecht, in WIG, 33 (1952), ρ Putten, J Η J van, De Transmigratie van de Saramaccaners in Suriname Tevens voorbeeld van de centrum-periferie idee Kandidaatsscnptie Culturele Antropologie Rijksuniversiteit Leiden, 1980 Quintus Bosz, AJA, Drie Ecuwen Grondpolitick in Suriname Een historische studie van de achtergrond en de ontwikkeling van de Surinaamse rechten op de grond Paramaribo, Universiteit van Suriname, 1980 (herdruk 1954) Quintus Bosz, A J A, De geschiedenis van het Fort Nieuw Amsterdam in het verdcdigingsstelscl van Suriname, in NWIG, 43 (1964), ρ Quintus Bosz, A J A, De rechten van de Bosnegers op de ontruimde gronden in het stuwmeergcbicd, in Surinaams Juristenblad, 5 (1965), ρ Quintus Bosz, A J A, De toepassing van hel uit Indonesie geïmporteerde desa-model in Surinamern Surinaams Juristenblad, No 36, 1981, ρ Raaltc, J van, Secularisatie en Zending in Suriname Over het secularisatieproces in verband met het zendingswerk van de Evangelische Broedergemeente in Suriname Wageningen, 1973 Ramsoedh, Η, Suriname Koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra Delft, Eburon, 1990 Rapport van de Commissie Ontwikkeling Binnenland voor het District Sipahwini Ministerie van Binnenlandse Zaken, Districtsbcstuur en Volksmobilisatie Paramaribo, 1986 De realisering van het mogelijke, Een greep uit de prestaties van de regering Sedney Paramaribo, 1973 Regionaal ontwikkelingsplan tbv het Stuwmeergcbicd Offerte aan het Ministerie van Opbouw CES WO Paramanbo, 1977 Rcnsch, В E, Abaisa is niet mijn naam ζ pi, zj (Paramaribo, 1973) Renselaar, Η С van, Oude kaarten van Suriname, in NWIG, 45 (1966), ρ 2-Π De Rurale Eenheden Nota Franse overheid ζ pi, 1990 Sack, Α von, Reize naar Sunnamcn 2 din Haarlem, De Erven François Böhm, 1821 Schneider, H G, Die Buschneger Surinames Gütersloh, Τ Bertelsmann, zj (1893) Scholtens, В, Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog Paramaribo, Anton de Kom Universiteit, 1992(1985) Scholtens, В, Opkomende Arbeidersbeweging in Suriname Doedel, Liesdek, De Sanders, De Korn en de werklozenonrust Nijmegen, Transculturele Uitgeverij Masusa, 1986 Scholtens, В, Oral History m Suriname, in SWl-Forum, 4/1 (1987), ρ Scholtens, В, Indianen en Bosnegers, een historisch wisselvallige verhouding, in SWI-Forum, 9/1-2 (1992), ρ Scholtens, В et al, Gaama Duumi, Buta Gaama Overlijden en opvolging van Aboikom, grootopperhoofd van de Saramaka Bosnegers Paramaribo, Afdeling Cultuurstudies/Minov, 1992 Scholtens, В et al, Gaama Duumi, Buta Gaama Tod und Nachfolge von Aboikom, dem obersten Häuptling der Saramaka Maroons, in Корке, W et al (Red ), Afnka in Amerika Ein Lesebuch zum Thema Sklaverei und ihren Tolgen Hamburg, Hamburgisches Museum fur Völkerkunde, 1992, ρ Scholtens, В, Poti Gaanman installatie Jan Levi tot grootopperhoofd Paramaka, in De WareTijd, 5, 10, 11, 14 en 19 augustus 1993 Scholtens, В, Katholieken en Bosnegers in Suriname een missioneringsgeschiedcnis Paramaribo, Afdeling Cultuurstudies/Minov, 1994 Sedoc Dahlbcrg, В, Meerjarig sociaal plan ontwikkelingskcrnen in de districten in het binnenland Stichting Planbureau Paramaribo,

233 Seminar 'Ontwikkeling Binnenland Ministerie van Binnenlandse Zaken en Districtsbestuur Paramaribo, 1978 Simons, R D, Boscreool, in Djogo, 2/4 (1960a), ρ 2-3 Simons, R D, Bosland-Creolen, in Djogo, 2/5 (1960b), ρ 4 Siwpersad, J Ρ, De Nederlandse regering en de afschaffing van de Surinaamse slavernij ( ) Groningen-Castncum, Bouma's Boekhuis/Bert Hagen, 1979 Spalburg, J G, Schets van de Marowijne en hare bewoners Paramaribo, J В Heyde, 1899 Spalburg, J G, De Tapanahoni Djuka rond de Eeuwwisseling het dagboek van Spalburg ( ) BSB5 Utrecht, ICAU, 1979 Staal, G J, Hel voorspel der installatie van den posthouder bij de Aucaners, in WIG, 3 ( ), ρ Staal, G J, Boschncger-aangelegenheden, in WIG, 4 ( ), ρ Staehelin, F, Die Mission der Brudcrgemeine in Surinam und Bcrbice im achtzehnten Jahrhundert Eine Missionsgeschichte hauptsächlich in Auszügen aus Briefen und Originalbcnchten 3 din Herrnhut, Verlag von С Kersten & Co in Paramaribo, Stahel, G, Hel Boschnegervraagstuk en het Coronic-plan, in Mededelingen Departement Landbouwproefstation Suriname, No 9, October 1944 Stcdman, J G, Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam Transcribed for the first time from the original 1790 manuscript Edited by Richard and Sally Pnce Baltimore-London, The Johns Hopkins University Press, 1988 Steinberg, H G, Ons Suriname De zending der Evangelische Broedergemeente in Ncdcrlandsch Guyana 's-gravcnhagc, N V Algcmccne Boekhandel voor inwendige en uitwendige zending, 1933 Stipriaan, A van, Surinaams Contrast Roofbouw en overleven in een Caraibischc plantageeconomie, Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, 1991 (handelseditie 1993) Storms, Ρ en G Wessel, De doodsvijand van Boutcrse, m Nieuwe Revu, 29 augustus 1986, ρ 8-15 Struycken de Roysancour, С A J, Verslag van de expeditie naar de Djoekakreck, in Koloniaal Verslag, 1909, supplement De Surinaamsche Staatsinrichting, boschnegers en immigranten, in Nieuwe Rotterdamschc Courant, 28 december 1934, Avondblad С Suriname Planatlas Washington, D С, 1988 Suriname Schendingen van mensenrechten sinds juli 1986 Amnesty International Amsterdam, zj (1987) Suriname An International Alert Report London, International Alert, March 1988 Sypesteyn, С A van, Beknopt overzicht van de goudexploitatie in Suriname , in Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 4/3 (1880), ρ , idem, in Koloniaal Verslag, 1879, Bijlage Q No 25 Teenstra, M D, De Landbouw in de Kolonie Suriname 2 din Groningen, H Eckhof, HZ, 1835 Tcunissen, H, Dit doet het Brokopondoplan, in Voor Elkaar, 1/2 (1958), ρ 4-5 Thoden van Velzen, HUE, Politieke Beheersing in de Djuka Maatschappij Een studie van een onvolledig machtsevenwicht Ongepubliceerd proefschrift Universiteit van Amsterdam, 1966 Thoden van Velzen, HUE, Over de toekomst van de Bosnegcrsamenlevingen een diskussiestuk Utrecht, 1974 (paper) Thoden van Velzen, Η U E, De Aukaanse (Djoeka) Beschaving, in Sociologische Gids, 29/3-4(1982), ρ Thoden van Velzen, Η U E, De Brunswijk-opstand Antropologische kanttekeningen bij de Surinaamse burgeroorlog, in Sociologische Gids, 35/3 (1988), ρ Thoden van Velzen, HUE en W van Wetering, The Great Father and the Danger Religious culls, material forces and collective fantasies in the world of the Surinamese Maroons KITLV, Caribbean Scries No 9 Dordrecht-Providence, Fons Publications, 1988 Traa, A van, Suriname Deventer, W van Hoeve,

234 Twee missionarissen onder de melaatschen en Indianen van Suriname (P Donders en J В Romme) Roermond, J J Romen en Zonen, 1894 Uitgangspunten voor Beleid en Ontwikkeling Binnenland van Suriname Comité Ondersteuning Ontwikkeling Binnenland Utrecht, 1 oktober 1992 (Nota) Vandercook, J W, Tom-Tom New York-London, Harper and Brothers, 1926 Een Verdrag met boschnegers in Suriname, in Nieuwe Rolterdamsche Courant, 29 april 1935, Avondblad В Vernon, D, Money Magic in a Modernizing Maroon Society Caribbean Study Senes No 2, ILCAA, Tokyo, 1985 Vernooij, J, Aktie Grondrechten Binnenland Paramaribo, Stichting Wetenschappelijke Informatie, 1988 Verslag van de Commissie tol Bestudering van Staatkundige Hervormingen in Suriname 2 Din 's-gravenhage, 1948 Versteeg, G, Op Expeditie m Suriname, in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 30 (1905), ρ ,249-56, Vidal, G, Voyage d'exploration dans le haut Maroni, Guyane Française Septembre a novembre 1861, in Revue Maritime et Coloniale, juillet et août 1862 Vlier, M L E, Geschiedenis van Suriname Voor de hoogste klasse der volksschool 's-gravenhage, С van Doorn en Zoon, 1881 Voigt, JHP, Reize onder de vrije Auka- cn Saramakka-ncgers aan de Boven-Sunname, in september en October 1835, in Bcrigtcn uit de Heiden-Wereld, 1837, No Ι,ρ 8-16, No 2, ρ 17-29, No 3, ρ Vollenhoven, С van, Politieke Contracten met de Boschnegers in Suriname, in BTLV, 71 (1916), ρ , idem, in Verspreide Geschriften, dl 3, ρ Vollenhoven, С van, Staatsrecht Overzee Leiden-Amsterdam, 1934 Vollenhoven, С van, Verspreide Geschriften Dl 3 Haarlem-'s-Gravenhage, 1935 Voorhoeve, J cn Η С van Rensclaar, Messianism and Nationalism in Surinam, in BTLV, 118(1962), ρ Voorproject Restantfonds 2c V J Ρ 1975 Lijst A Grotere leefgemeenschappen Boven-en Beneden-Marowijne Langalabbetje en Drielabbetje, Eerste fase Ministerie van Districtsbcstuur en Decentralisatie Paramaribo, 1975 Vreedzaam, W, Toetsing van artikel 61 lid 2 van de Grondwet (1987) aan de maatschappelijke realiteit van de districten Brokopondo, Marowijne en Sipaliwini Paramaribo, 12 februari 1993 (stencil) Waal, R E, Enige juridische aspecten van het gewelddadig conflict tussen de Surinaamse overheid en de gewapende Bosnegers Doctoraalscriptie Rechten, Anton de Kom Universiteit, Paramaribo, 1992 Waaldijk, A L, Moeten ook niet de Boschnegers Noordwaarts 9 Ongedateerde overdruk uit de Emancipatie-Courant van 1 juli 1930 (Paramaribo) Wallerstein, I, The Modern World-System 3 Din New York, etc, Academic Press, 1974, 1980 en 1989 Warren, G, Een onpartijdige beschrijvingc van Surinam, gelegen op het vaste landt van Guiana in Africa Amsterdam, Pieter Arentz, 1669 (vertaald uit het Engels, 1667) Weiss, Η, Ons Suriname Handboek voor zendingsstudie Utrecht, J van Bockhoven, 1911 Weiss, Η, Vier maanden in Suriname Nijkerk, G F Callcnbach, 1915 Wekker, J В Ch, Onze Landsgrenzen Een historische en cartografische documentatie Paramaribo, VACO, 1984 Wekker, J В Ch, De oorsprong van de Kwinti is onduidelijk, in Oso, 4/1 (1985), ρ Wekker, J В Ch, Surinaams plantagewezen een kwestie van aantallen, in Oso, 10/1 (1991), ρ Wekker, J В Ch, Indianen en pacificatie in Suriname (te verschijnen artikel in Oso, 12/2, 1993) Wesenhagen, Η E, De toekomst van de tribale samenlevingen in het binnenland van Suriname Een studie over migratie en kernenvorming (Onderzoeksplan) Leeronderzoek in kader doctoraalprogramma, Universiteit van Amsterdam, 1975 Wesenhagen, H E, Binnenlandse Migratie in Suriname Een poging tot verklaring Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam,

235 Westerloo, G van, Zoals de Surinamers naar Nederland trekken, zo trekken de bosbcwoncrs naar Paramaribo. Een bevolkingsgroep op de rand van de afgrond, in Vrij Nederland, 24 november 1973, ρ 11 en 13 Westerloo, G van, Vijf Surinaamse Grootopperhoofden op bezoek in Nederland, in Vrij Nederland, 24 okiober 1992, ρ Westerloo, G van. Terug naar het land van laten wachten De thuiskomst van de granmans, in Vrij Nederland, 7 november 1992, ρ Westerloo, G van. De coach, het geheime leven van kolonel Bas van Tussenbroek, in Vrij Nederland, 19 juni 1993, ρ Westerman, J Η. Historisch overzicht van de wording en het onderzoek van het Brokopondo-sluwmecr, in NWIG, 48 (1971), ρ 1-55 West Indisch Plakaatboek. Plakaten, ordonnantien en andere wetten uitgevaardigd in Suriname din Schiltk.imp, J A en J Th de Smidt (red ), Amsterdam, S Emmcrmg, 1973 (WIP) Wcstphal, J H, Een kort overzigt der kolonie Suriname Paramaribo, 1858 (Ms SSM) Wijnholt, M R, Strafrecht in Suriname Deventer, 1965 Willcmsen, G, Koloniale Politiek en Transformatieprocessen in een Plantage-economie Suriname Proefschrift Erasmus Universiteit van Rotterdam, 1980 With, J, Ja ik ben een Marron Paramaribo, 1974 Wolbers, J, Geschiedenis van Suriname Amsterdam, S Emmcrmg, 1970 (herdruk 1861) Wong, E, Hoofdcnvcrkiezing, Stamverdecling en Stamvcrsprciding der Boschnegers van Suriname in de 18e en 19e eeuw, in BTLV, 97 (1938), ρ Zangen, Η, Helpt Uw Naaste! Ph il antropiche hulpactie voor onze Boschnegers aan de Boven-Sunname (boven de Christelijke dorpen) Paramaribo, Η В Heydc, 1922 Zccgelaar, J F, Suriname en de opheffing der slavernij in 1863 Amsterdam, Gebroeders Binger, 1871 Zevenbergen. W en M С Zevenbergen, Discussie-Nota Ontwikkeling Binnenland Suriname Arnhem, Adviesbureau Development Pcrpcctivcs, januari

236 PERSONENREGISTER A Abaisa (Ronald Kitty), 83 Abenkina, 22 Abini, 23, 24, 42 Aboikoni, 8,102, 103, 104, 105,106, 108, 109, 122, 125, 129, 130, 131, 132, 133 Aboné, J.A, 104, 106, 125, 126, 131 Abunawooko, 59, 88, 93, 95, 97 Adam (Labi), 64, 65 Adam (gijzelaar), 43 Adam, 32, 46 Adrai, Noah, 88 Adu, 19 Adochini,J.J., 120 Afadje, 24 Afiankoi, J., 122 Afiti Jongman, 42, 44, 45, 52 Afiti.J., 126 Agosu, 28 Akalali Wotu,105 Akomhipi, W., 88 Akonlu Velanti, 104, 105, 107 Akoosu, 80, 91 Akrosi, 84 Alabi,43 Alamun, 32, 33, 71,126 Alendy, C, 12, 107 Alma, P., 60,62,64 Aliamba, 6, 77, 78 Alibux, E., 113 Amakiti, 58, 59, 67, 69, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 86, 89, 90 Amatodya (Matodya), 59, 74, 96, 97, 103 Amsdorf, R., 131, 133 Anato, 64, 65,91, 120 Andreas, 67, 74, 84, 85 Apatu, 64, 72 Apensa, P., 33, 70, 93 Arabi, J., 20, 22,43, 53, 74 Asaf Kiné, 59,71, 88,95,97,103 Asakende, 89 Asch van Wijck, T. van, 80 Asenfu Ameli, 105 Asikan-Silvestcr, 27 Askaan van Ephrala, 28 Atudendu, 59, 84, 90, 97, 100, 103 Atyaba, 64 Awagi, A, 12 Awensai, 67, 68, 74, 76, 77, 120 Axwijk, A.J., 68 Ayongpo, K, 123 В Bambi, 28, 36, 37, 38, 39 Baudin, 31 Bayo, 65, 67, 76, 77, 120 Bayo, J.A. Becyman, 29, 30, 31, 32, 40, 41, 42, 43,44,45,47,48,49,52,53 Beku, 10, 11,24 Belfor, 132 Bielke,J.,88,94 Bierman, H.L., 69, 77, 81 Blakafutu, P., 88 Boersma, W.P., 132 Boku, 32 Bonham, 28, 35 Boni, 11, 17,27,28,94, 104 Boston, 20, 21,22 Bosu, 41 Bottse.J., 131 Bouterse, D.D., 121,122, 123, 124, 125 Brctan, 40 Brons, J.C., 100, 102 Brosu, 33, 34 Bruma, E., 131 Brunings, J.C.W., 65 Branswijk, R., 12, 38, 121, 122, 124 Bruyning, 92 Bungu, 43, 46 Burkhard!, W., 88 С Cabenda, H.F., 71 Callcnburg Kelderman, G., 29 Cassard, J., 18, 27 Cateau van Rosevelt, J.F.A., 74 Cheusses, K. de, 19 Chin A Sen, H., 137 Choisy, L. de, 29 Clare, H, 88 Clausen, J., 96 Cool, 90 Corsten, P.F.,45,48, 50,54 Creutz, CO., 19 Crevaux, J., 71 Crijnssen, Α., 15 Crommelin, W., 20, 63 Cudjoe, 100, 101, 102

237 D Dabi, 23 Dabitata Ajako, 19, 23 Dankmeyer, H.D., 42,43 David Mendes, J. van, 40, 41, 42, 43, 44,45,50,51 Diful, 19, 120 Dillenburg, J. van, 12 Djankuso, 71, 75, 80, 81, 82, 83, 85,88,91,92,94 Dofi, 142 Dörig, J.C., 24, 42 Dorwart, E.A., 71 Drexler, 34 Dua, 67, 120 Duyckinck, G., 56 E Eekhout, J.J.W., 72, 77, 86 Eilerts de Haan, J.G.W.J., 61, 71, 80 Emanuels, S.E., 59 F Faansibona, 88 Femer, J.H.E., 129 Forster, C.Z., 4, 102, 108,109,122, 125, 127 Frans Kwaku, 33 Fransman, P., 106 Franssen, 20 Franssen Herderschee, Α., 71 Freitas, R. de, 113 Frick, A.C.L., 22 Friderici.J.de, 88, 35,40 G Gaander, CF., 92 Gaay Fortman, W.F. de, 110 Gadden, J.N.V., 12,104,105,106, 107,108,110,115 Gagu, 75, 76, 78 Ganimet, 19 Gazon, 10,105, 106, 110,114,116, 121, 122, 125,127, 133 Gbosuma, 23,41,42,43,45,46,47, 52, 82,83 Genderen, O. van, 104,110,124, 135 Geut, C.J., 44, 45 Gioomo, 89 Goeje, C.H. de, 69, 71 Gonggrijp, J.W., 57, 58, 59, 69, 71 Gongo, 29,30 Graaff, S. de, 87 Guary, 40 H Heeckeren, E.L. van, 29, 30 Heemstra, A.J.A.A. van, 72, 78, 83, 85, 87, 93, 95, 97 Helder, G., 61,88 Helm, P.H.W.G. van der, 83, 87 Heistone, C.S.E., 119 Hentschel, E.G., 19 Hering, P.W., 86, 87 Herskovits, M. en F., 8, 72 Hertzberger, W.G., 41, 44 Hiemcke C.J., 49,52 Hofstede Crull, P., 71,80 d'hondt, CL., 41,45,48,49, 50, 52,54 Hoost, E., ПО Horb, R., 43 Hostmann, F.W., 44, 45, 48 Huender, W.Idenburg, A.W.F., 101,102 J Jaki, 31,41 Jermes, 131, 132 Jozcfzoon, E., 56, 57, 69, 82, 83, 84, 89,90,91,92,95 Junker, L., 67, 73, 75, 76 К Kahn, M., 72 Kalkun, J., 48 Kamille, 94 Kanapé, 74, 75, 76, 78, 80, 82, 85, 89, 91,96 Kanter, Ph. de, 29,30,44 Kapplcr, Α., 31,49, 53,56, 60, 64, 71 Kaulesar Sukul,J.P., 101, 102, 130 Kayscr, CD., 85 Kielstra, J.C, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96,97 King, J., 88 Kisoensingh, H., 144 Kitty, R'.J., (zie: Abaisa) Kleine, H., 59 Клеіке, 19,20,23 Kofi, 20,32,123 Kofi Bosuman (zie: Gbosuma), 23 Kolino, 120 Koorndijk, E.M., 12, 131 Kormantin Kodyo, 27, 28 Kraag, J., 124, 125 Kukudabi, 33 Kwaku, 20, 23 Kwaku Etja, 24 Kwasi, 19,47 234

238 L Laban, V, 125 Labi, Da (Agumasaka), 64, 74, 88 Lafanti, О С, 10, 12, 108, 122, 125, 126, 127, 141 Lafanti,Th, 10, 12,108, 122, 125,126, 141 Lamur, Η E, 146 Landveld, FM, 125 Lansberge R F van, 31, 33 Lavanti Agubaka, 88 Le Cardinal, 64 Leerdam, J, 93 Leidsman, G, 12,106,109 Le Prieux, 29, 30 Libretto, H R Μ, 11 Licht, A, 131, 132 Liefde, WA, 104, 105 Lier, W F van, 56, 67, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 89, 90,93, 100, 128 Lim A Po, 85 Lisman, J A, 52 Loon,С J van, 65 Loth, WL, 62, 65, 71 M Machado, 1, 18 Manto, 120 Marcus, M С, 11, 106, 126 Man, 76 Mduncius, J J, 19 Mee, G A van der, 4 3, 55, 110 Meijer, E, 21 Mentor, M, 126 Michels, J, 59, 84, 100, 102, 104, 106, 120, 121, 122 Momu, 120 Monk, J J, 67, 75 Montecatini, Μ, 52, 53 Morssink, F, 56, 81,82, 83 Musinga, 10, 11,24 Ν Nagtegaal, С, 101 Nasinengee, 119, 120 Ncpveu, L, 23, 42 Neu, 31,49 Niet, M de, 92 Nooitmeer, R, 126,140 О Ochi, 65, 74 O'Fen-all, R, 87 Oseyse, 56,61, 65, 67,69, 70, 71,72, 74, 75, 76, 88, 96 Ρ Рака, Ρ, 126 Pamu, 20, 21,22, 28 Partiman, G Ν, 146 Pasop, 42 Peeti, M, (Dua) 11, 120 Pengel, J A, 4, 104,105, 132, 133 Pctain, 96 Petrus Louis, 70 Petten, J van, 102, 129 Picolet, F, 19,23 Pinas, RM, 12,106, 108, 145 Pocorni,E,134, 135Pollack, HR 144 Postma, J, 68 Pryor, E, (Bill) 106, 107 Putscher, A G, 85 Q Quintus Bosz, AJA,132 R Rademakcr, 90 Radhakishun, Ρ, 121, 142 Ramkisor, С, 106 Raue, Κ, 93 Redan, E, 12, 144 Rietberg, L J, 58, 72, 77, 78, 91 S Samakon, 120 Sambo, 33 Samsam, 19,24 Sanches, GH, 130 Sanders, W Th de, 72, 76, 77, 78 Sardjoe, R, 110 Schachtrupp, F, 30,33,41 Schenk, J Η Μ, 84, 85 Schroder, Η J, 94 Sedney,J, 145 Shankar, R, 114, 115,122, 123, 124 Slengardc, H С J, 31, 52, 53, 54 Soe Agnie, Μ, 12 Sof, J G, 104 Songo, 10, 140 Spalburg J G, 72, 88 Staal, G J, 67, 68, 76, 78, 85, 86, 97 Statici, G, 71, 92, 93 Stedman, G, 27 Stein, G, 31 Steinberg, H G, 93 Stephan, M H, 74 Stoelman, 28

239 Struycken de Roysancour, C.A.J., 61 Sypesteyn, CA. van, 62,97 Τ Teunissen, Η., 129 Theil, J.C, 40, 46 Thompson, H.E. 12, 135 Tolinga, 117,120 Tollenge, 31 Toussaint l'ouverture, F, 17 и Uyl,J. den, ПО V Valpoort, F.M, 88 Veer, G.S. van der, 30,44 Venetiaan, RR, 99, 115, 116, 122, 123, 124 Vidal de Lingendes, 29 Vreede.S, 12, 104, 105, 126 Vreedzaam, W, 108, 115, 126 w Waaldijk, A.L., 92, 93 Wempe, A, 90, 95 Westerloo, G, van 146 Wetiwojo (Abraham), 43,45,46,52, 53 Weyne, J, 84,93 Wii (Willie), 23, 24, 42 Wijdenbosch, J.A, 121 Wildeboer, A, 48 Wilhelmina, 8, 72 Willem V, 35, 67, 74, 76, 85, 86, 87 Willoughby, F, 15 Wong, E, 93 Wouden, A. van, 89 Wouter, A, 126 Ζ Zangen, H, 81, 82, 89 Zeefuik, E, 126 Zevenbergen, W. en M.C, 140? Zobre,J.R, 20,

240 CURRICULUM VITAE B.P.C. Scholtens (1954, Almelo) studeerde van aan de Nieuwe Lerarenopleiding van de Gelderse Leergangen te Nijmegen, waar hij de dubbele tweede-graads bevoegdheid Geschiedenis en Engels behaalde. In de periode voltooide hij zijn doctoraalopleiding geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, hoofdvak Wereldgeschiedenis van de Twintigste Eeuw. Van was hij verbonden als wetenschappelijk medewerker voor geschiedenis aan de Anton de Kom Universiteit te Paramaribo. Sinds 1986 is hij werkzaam als coördinator van de Afdeling Cultuurstudies van het Minislerie van Onderwijs en Volksontwikkeling te Paramaribo. 237

241

242

243

244

245 ISBN

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/64333

Nadere informatie

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie Geschiedenis van Suriname 1667-1683: Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie 581-1795: De Republiek In de 17e en 18e eeuw spraken we nog niet van één Nederland maar, van de Republiek der

Nadere informatie

G e s c h i e d e n i s c u r s u s # 3 K o l o n i a l i s m e e n V e r z e t Alex van Stipriaan

G e s c h i e d e n i s c u r s u s # 3 K o l o n i a l i s m e e n V e r z e t Alex van Stipriaan G e s c h i e d e n i s c u r s u s # 3 K o l o n i a l i s m e e n V e r z e t Alex van Stipriaan Surinaamse geschiedenis door de ogen van Marrons stipriaan@eshcc.eur.nl www.alexvanstipriaan.com ROTTERDAM

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/98571

Nadere informatie

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein De oude Grieken en Romeinen hadden ze al en later ook de Vikingen. Koloniën. Koopmannen voeren met hun schepen over zee om met andere landen handel te drijven. Langs de route richtten ze handelsposten

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/104582

Nadere informatie

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor Terugkijken: Bij de ene revolutie ontstaat een nieuw en onafhankelijk land. Vrijheid is voor de inwoners

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/14506

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/90770

Nadere informatie

De Saramakaanse wereld en taal

De Saramakaanse wereld en taal Uitnodiging lezing: Gastspreker: De Marrons in Suriname De Saramakaanse wereld en taal Vinije Haabo Datum: Zaterdag 18 november 2017 Tijd: 13.00 uur - 16.00 uur (inloop 12.30 uur) Plaats: Wijkcentrum Dukenburg,

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/124083

Nadere informatie

Suriname in de kijker

Suriname in de kijker 44 2012 Suriname in de kijker Dit boekje brengt jullie naar een land, ver hier vandaan. Een vliegtuig doet er ongeveer 9 uur over om van Schiphol (in Nederland) naar de hoofdstad Paramaribo te vliegen.

Nadere informatie

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) Examen HAVO Vragenboekje Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Voor dit examen zijn maximaal 83 punten te behalen; het examen

Nadere informatie

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40

Baron op klompen. Baron op klompen. Wim Coster. Historia Agriculturae 40. Historia Agriculturae 40 Sloet_def 18-09-2008 16:50 Page 1 S loet genoot bekendheid als een kritisch en eigenzinnig liberaal. In de beide decennia rondom 1848 was hij een buitengewoon actief lid van de Tweede Kamer. Hij zette

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/53947

Nadere informatie

http://eksamensarkiv.net/

http://eksamensarkiv.net/ Opdracht 1 Lees de tekst in bijlage 1 en beantwoord de vragen in het Nederlands. a. Uit welke woorden of zinnen blijkt dat de omstandigheden voor de slaven in Suriname slecht waren? Noem er tenminste drie.

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73944

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/175382

Nadere informatie

Historie. Oprichting van de NDP. Missie en visie

Historie. Oprichting van de NDP. Missie en visie Historie In 1980 werd onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken het Directoraat Volksmobilisatie opgericht. In geheel Suriname werden Volks Comites in het leven geroepen. Buurtbewoners werkte met elkaar

Nadere informatie

Geschiedenis van Suriname. De creolen na de afschaffing van de slavernij

Geschiedenis van Suriname. De creolen na de afschaffing van de slavernij Geschiedenis van Suriname De creolen na de afschaffing van de slavernij 1863-1873: het staatstoezicht Na de afschaffing van de slavernij in 1863 werden de Surinaamse slaven vrije burgers. Vanaf nu werden

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77973

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/5586

Nadere informatie

Geboorteplaats en etnische samenstelling van Surinamers in Nederland

Geboorteplaats en etnische samenstelling van Surinamers in Nederland Chan Choenni 1) en Carel Harmsen Anders dan het geval is voor de bevolking in Suriname zelf, is er geen gedetailleerde informatie beschikbaar over de etnische samenstelling van de Surinaamse bevolking

Nadere informatie

Beknopte algemene informatie over Suriname

Beknopte algemene informatie over Suriname Beknopte algemene informatie over Suriname 17 maart 2016 Usha P. Adhin MEd. Hoofd Bureau Internationale Betrekkingen Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur Locatie van Suriname - Ligt op de noordoostkust

Nadere informatie

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37810

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37202

Nadere informatie

Praktische opdracht Geschiedenis Afrika

Praktische opdracht Geschiedenis Afrika Praktische opdracht Geschiedenis Afrika Praktische-opdracht door een scholier 2206 woorden 11 januari 2007 6,3 74 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo HOOFDVRAAG Wat is mythe en wat is werkelijkheid

Nadere informatie

University of Groningen. Vrije en reguliere scholen vergeleken Steenbergen, Hilligje

University of Groningen. Vrije en reguliere scholen vergeleken Steenbergen, Hilligje University of Groningen Vrije en reguliere scholen vergeleken Steenbergen, Hilligje IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.minbuza.nl Contactpersoon DWH/LC T 070-3485226 F 070-3485472

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73976

Nadere informatie

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting Aanscherpingen glijdende schaal Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen Samenvatting WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie 2014 Drs. Zosja Berdowski; Ir. Alexandra Vennekens

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/90117

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37090

Nadere informatie

G e l o o f i s... 6 GELOOF IS... 1

G e l o o f i s... 6 GELOOF IS... 1 GELOOF IS... 1 2 3 GELOOF IS Copyright 1994 by Pamela Reeve Originally published in the U.S.A. under the title FAIT H IS by: Pamela Reeve Published by Multnomah Publishers, Inc. 204 W. Adams Ave., PO Box

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a preprint version which may differ from the publisher's version. For additional information about this

Nadere informatie

De belofte van vitamines: voedingsonderzoek tussen universiteit, industrie en overheid Huijnen, P.

De belofte van vitamines: voedingsonderzoek tussen universiteit, industrie en overheid Huijnen, P. UvA-DARE (Digital Academic Repository) De belofte van vitamines: voedingsonderzoek tussen universiteit, industrie en overheid 1918-1945 Huijnen, P. Link to publication Citation for published version (APA):

Nadere informatie

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen Tijdvak 7 Toetsvragen 1 In de Tijd van Pruiken en Revoluties hielden kooplieden uit de Republiek zich bezig met de zogenaamde driehoekshandel. Tussen welke gebieden vond deze driehoekshandel plaats? A

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85454

Nadere informatie

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2004

Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2004 Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2004 Hoofdrapport Samenstelling: Dr. L. Broersma & Drs D. Stelder, Sectie Ruimtelijke Economie, FEW, RuG Prof. Dr. J. van Dijk, Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen,

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication Citation for published version (APA): Peeters-Podgaevskaja, A. V. (2008). : Amsterdam: Pegasus General rights It

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Ro Samenvatting door S. 1180 woorden 29 maart 2016 6,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden Hoofdstuk 5 De Ro Paragraaf 1 t/m 7 1 Van dorp

Nadere informatie

Geschiedenis van Suriname : de slavenhandel

Geschiedenis van Suriname : de slavenhandel Geschiedenis van Suriname 1502-1808: de slavenhandel 1502: het begin van de Europese slavenhandel Na de ontdekking van Amerika werden er door de Spanjaarden en Portugezen al snel plantages aangelegd. Op

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/36902

Nadere informatie

The Politics of Innovation in Public Transport

The Politics of Innovation in Public Transport The Politics of Innovation in Public Transport Issues, Settings and Displacements De politiek van innovatie in het openbaar vervoer Issues, settings en verplaatsingen (met een samenvatting in het Nederlands)

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/36969

Nadere informatie

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën Bepoederde pruiken, bruisende ideeën Tijd van Pruiken en Revoluties 1700-1800 Vroegmoderne Tijd Kenmerkende aspecten Uitbouw van de Europese overheersing,

Nadere informatie

B.U.N. Boeddhistische Unie Nederland Vereniging van boeddhistische groeperingen in Nederland

B.U.N. Boeddhistische Unie Nederland Vereniging van boeddhistische groeperingen in Nederland Amsterdam, 24-11-2014 Boeddhisten in Nederland een inventarisatie Er zijn twee vragen die boeddhisten in Nederland al jaren bezig houden: 1. Wat is een boeddhist 2. Hoeveel boeddhisten zijn er in Nederland

Nadere informatie

7.1 Slavenhandel en abolitionisme.

7.1 Slavenhandel en abolitionisme. 7.1 Slavenhandel en abolitionisme. Hieronder treffen jullie een aantal bronnen aan die betrekking hebben op de kwestie van zwarte Piet. Lees en bekijk de bronnen goed en probeer een antwoord te geven op

Nadere informatie

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen? Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen? Kenmerkende aspect: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met

Nadere informatie

Waarom kent de geschiedenis van Coronie geen marrons?

Waarom kent de geschiedenis van Coronie geen marrons? Waarom kent de geschiedenis van Coronie geen marrons? Toen ik in oktober 2012 voer over de uitgestrekte Coroniezwamp, moest ik terugdenken aan het leervak geschiedenis, onderwezen op de R.K Antoniusschool

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/43233

Nadere informatie

Enkele slides lezing André Mosis. Erfgoeddagen Samen Sterk Den Haag

Enkele slides lezing André Mosis. Erfgoeddagen Samen Sterk Den Haag Enkele slides lezing André Mosis Erfgoeddagen Samen Sterk Den Haag ONTSTAAN EN ONTWIKKELING VAN TRADITIONELE AFRO CARIBISCHE MUZIEKINSTRUMENTEN SURINAME DE NEDERLANDSE ANTILLEN De Tot slaafgemaakte Afrikanen

Nadere informatie

: de verbroederingspolitiek

: de verbroederingspolitiek Geschiedenis van Suriname 1958-1967: de verbroederingspolitiek Surinamers hebben weinig behoefte aan onafhankelijkheid Hoewel Suriname met het Statuut gedeeltelijke zelfstandigheid had gekregen, was er

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Dag...onderwijs. Een onderzoek naar uitstroombeslissingen van meao-leerlingen. Ineke Lokman

Dag...onderwijs. Een onderzoek naar uitstroombeslissingen van meao-leerlingen. Ineke Lokman Dag...onderwijs Een onderzoek naar uitstroombeslissingen van meao-leerlingen Ineke Lokman Dag...onderwijs Een onderzoek naar uitstroombeslissingen van meao-leerlingen CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK,

Nadere informatie

De Franse keizer Napoleon voerde rond 1800 veel oorlogen in Europa. Hij veroverde verschillende gebieden, zoals Nederland en België. Maar Napoleon leed in 1813 een zware nederlaag in Duitsland. Hij trok

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/78223

Nadere informatie

Wij danken allen die het mogelijk hebben gemaakt om deze Conferentie te houden.

Wij danken allen die het mogelijk hebben gemaakt om deze Conferentie te houden. Voorwoord Dit concept document is tot stand gekomen vanuit presentaties, discussies en overwegingen met verschillende belangengroepen bij de Organisatie van de Conferentie Ordening Goud sector in Suriname

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Over inhoud, functie en kwaliteit van het bestek. rg(j3r Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

Over inhoud, functie en kwaliteit van het bestek. rg(j3r Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam Over inhoud, functie en kwaliteit van het bestek 132 rg(j3r Stichting Bouwresearch rapporteur: ir. M.G.M. Nelissen Twijnstra Gudde N.V. Over inhoud, functie en kwaliteit van het bestek 132 Rotterdam, 1986.

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/93382

Nadere informatie

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Dit hoofdstuk gaat over opstand in Amerika, Frankrijk en Nederland. Deze opstanden noemen we revoluties. Opstand in Amerika (1775). De

Nadere informatie

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING DEMOGRAFISCH PROFIEL SURINAMERS IN NEDERLAND Op een studiedag voor het Surinaams Inspraak Orgaan in juni 2011 heeft Prof. dr. Chan Choenni een inleiding verzorgd over de demografie van de Surinaamse gemeenschap

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/123348

Nadere informatie

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.2 Het moderne imperialisme

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.2 Het moderne imperialisme Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen? Kenmerkende aspect: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met

Nadere informatie

Leken trekken tot Gods Woord

Leken trekken tot Gods Woord Leken trekken tot Gods Woord Middeleeuwse Studies en Bronnen cxx Leken trekken tot Gods Woord Dirc van Herxen (1381-1457) en zijn Eerste Collatieboek door Lydeke van Beek Uitgeverij Verloren, Hilversum,

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a postprint version which may differ from the publisher's version. For additional information about this

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85351

Nadere informatie

Een evaluatie-onderzoek

Een evaluatie-onderzoek Het aanbod van onderwijsverzorging Een evaluatie-onderzoek A.J. Koster RION Monografieën onderwijsonderzoek 21 CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Koster, A.J. Het aanbod van onderwijsverzorging.

Nadere informatie

Schrijf een goede betogende brief bij geschiedenis

Schrijf een goede betogende brief bij geschiedenis Schrijf een goede betogende brief bij geschiedenis Een aantal aanwijzingen voor het aangeven van het historisch belang van een persoon of gebeurtenis. Betoog (uit Topniveau) Mening (standpunt) van de schrijver

Nadere informatie

MINORISERING: DE SOCIALE CONSTRUCTIE VAN 'ETNISCHE MINDERHEDEN'

MINORISERING: DE SOCIALE CONSTRUCTIE VAN 'ETNISCHE MINDERHEDEN' MINORISERING: DE SOCIALE CONSTRUCTIE VAN 'ETNISCHE MINDERHEDEN' JAN RATH Sua Amsterdam c Jan Rath/Uitgeverij Sua 1991 Omslag: Huug Schipper, Studio Tint, Den Haag Drukwerk: SSN, Nijmegen CIP-GEGEVENS

Nadere informatie

GESCHIEDENIS SO3 TV

GESCHIEDENIS SO3 TV GESCHIEDENIS SO3 TV 2 2014-2015 Dit schoolexamen bestaat uit 42 vragen. Bij meerkeuze vragen antwoorden met hoofdletter schrijven. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld

Nadere informatie

Werkstuk Aardrijkskunde Suriname

Werkstuk Aardrijkskunde Suriname Werkstuk Aardrijkskunde Suriname Werkstuk door een scholier 2598 woorden 16 maart 2004 5,5 120 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde H1: De situatie in Suriname voor de Dekolonisatie. - Sociaal: In de zeventiende

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/104310

Nadere informatie

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/61315

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/61315 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 15 december 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/61315 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij? Nederland Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Waar? (vul in) Op de. in (plaats) Waarom zijn al die mensen daar?... Welke bekende persoon is er altijd bij?. Hoe heet het meisje rechts? Haar moeder viert

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis vwo II

Eindexamen geschiedenis vwo II Ten oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen Vanaf de zomer van 1789 trokken veel Franse vluchtelingen naar Oostenrijk. 1p 1 Waarom vormde dit voor het Franse revolutionaire

Nadere informatie

I nventarisatie onderzoeksinstellingen in de bouwnijverheid. r(br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

I nventarisatie onderzoeksinstellingen in de bouwnijverheid. r(br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam I nventarisatie onderzoeksinstellingen in de bouwnijverheid 158 r(br Stichting Bouwresearch rapporteurs: ir. M. G. M. Nelissen mw. J. Haverkamp Twijnstra Gudde NV Inventarisatie onderzoeksinstellingen

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37114

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/94829

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 412 Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei te Paramaribo, en de conclusies van het

Nadere informatie

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl) Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen rond bestekken. Leidraad voor de bestekschrijver. rs.br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam

Recente ontwikkelingen rond bestekken. Leidraad voor de bestekschrijver. rs.br Stichting Bouwresearch. Copyright SBR, Rotterdam Recente ontwikkelingen rond bestekken Leidraad voor de bestekschrijver 133 rs.br Stichting Bouwresearch -------------------------------------------- rapporteur: ir. M.G.M. Nelissen Twijnstra Gudde N.V.

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85575

Nadere informatie

* * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. van. arbeidsrecht. arbeidsverhoudingen

* * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. van. arbeidsrecht. arbeidsverhoudingen m * * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden L E X I C O N van arbeidsrecht en arbeidsverhoudingen ** k EUR op ir EUROPESE STICHTING TOT VERBETERING VAN DE LEVENS- EN

Nadere informatie

Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor

Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor University of Groningen Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF)

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/67517

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/106046

Nadere informatie

: de komst van contractarbeiders

: de komst van contractarbeiders Geschiedenis van Suriname 1853-1939: de komst van contractarbeiders 1853-1890: de Chinezen als eerste contractarbeiders Vanaf 1853 werden de eerste Chinese contractarbeiders naar Suriname gebracht. In

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/53794

Nadere informatie

Burgers en bondgenoten

Burgers en bondgenoten oorsprong en oorzaken van de italische bondgenotenoorlog (91-88 voor christus) Burgers en bondgenoten Roel van Dooren Op de omslag: De eerste regels van caput V van Appianus Bella Civilia (de Burgeroorlogen),

Nadere informatie

Het traditioneel gezag en het Decentralisatieprogramma in Suriname

Het traditioneel gezag en het Decentralisatieprogramma in Suriname Het traditioneel gezag en het Decentralisatieprogramma in Suriname Presentatie voor het Decentralization and Local Government Strengthening Programme Door mr. dr. Ellen-Rose Kambel 28 mei 2007 Achtergrond

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37248

Nadere informatie

SAMENVATTING SYLLABUS

SAMENVATTING SYLLABUS SAMENVATTING SYLLABUS Julie Kerckaert Inleiding tot het Europees en internationaal recht Academiejaar 2014-2015 Inhoudsopgave Deel 2: Inleiding tot het Europees recht... 2 1. Het juridisch kader van het

Nadere informatie

Lezing zondag 10 oktober 2010 Amsterdam

Lezing zondag 10 oktober 2010 Amsterdam Lezing zondag 10 oktober 2010 Amsterdam De sociaal maatschappelijk en economische ontwikkeling van de Marrons vanaf de vredesverdragen (1760 1762 1767) tot heden. Locatie: Calvijn College Adres: Schipluidenlaan

Nadere informatie