VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR VAN DE OMGEVINGSDIENST MIDDEN- EN WEST-BRABANT

Transcriptie

1 VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR VAN DE OMGEVINGSDIENST MIDDEN- EN WEST-BRABANT Datum: 13 juli 2016 Tijd: uur Locatie: Gemeentehuis Oosterhout Aanwezig: Provincie Noord-Brabant: Gemeente Aalburg: Gemeente Alphen-Chaam: Gemeente Baarle-Nassau: Gemeente Bergen op Zoom: Gemeente Breda: Gemeente Dongen: Gemeente Drimmelen: Gemeente Etten-Leur: Gemeente Geertruidenberg: Gemeente Gilze en Rijen: Gemeente Goirle: Gemeente Halderberge: Gemeente Heusden: Gemeente Hilvarenbeek: Gemeente Loon op Zand: Gemeente Moerdijk: Gemeente Oisterwijk: Gemeente Oosterhout: Gemeente Roosendaal: Gemeente Rucphen: Gemeente Steenbergen: Gemeente Tilburg: Gemeente Waalwijk: Gemeente Woensdrecht: Gemeente Woudrichem: Gemeente Zundert: OMWB: OMWB: OMWB: De heer J. van den Hout (voorzitter); De heer P.A. Bouman; De heer A. van de Heijning; De heer J.G.M. van Cranenbroek; De heer P.A.M. van der Velden; De heer P. Depla; Mevrouw B. van Beers; De heer G. de Kok; De heer R.L. Dujardin; Mevrouw W. van Hees; Mevrouw A. Zwarts; De heer G. van der Put; De heer F. Harteveld; De heer J. Hamming; De heer R.F.I. Palmen; De heer W. Luijendijk; De heer J.P.M. Klijs; De heer S. Verhoeven; De heer S.W.Th. Huisman; De heer A.A.B. Theunis; Mevrouw L. Matthijssen-de Jong; De heer R. van den Belt; De heer M. Jacobs; Mevrouw J.C.R. Keijzers-Verschelling; De heer J.J.C. Adriaansen; De heer I.C. Koedoot; De heer J.C.M. de Beer; Mevrouw Y. van Delft (secretaris); De heer R. Verschoor (wnd. secretaris); De heer F.C. Goorden (verslaglegging); Afwezig met bericht van verhindering: Gemeente Werkendam: De heer M. de Gelder; 1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Hij deelt mede, dat een aantal deelnemers te kennen heeft gegeven om eerst de financiële stukken in behandeling te nemen vanaf agendapunt 7en daarop aansluitend de agendapunten 2 tot en met 6. Hij merkt daarbij wel op, dat agendapunt 6. (benoeming directeur) wel in deze vergadering behandeld moet worden om vertragingen in de procedure ter voorkomen. 6. Benoeming directeur De voorzitter deelt mede, dat de procedure tot benoeming van de directeur in gang is gezet en dat er op dit moment nog twee benoembare kandidaten over zijn. Voor beide kandidaten wordt nu een assessment uitgevoerd. Als gewacht moet worden tot de volgende vergadering van het algemeen bestuur kan de benoeming pas in oktober plaatsvinden. Dat is te laat. Er zijn twee opties mogelijk. Als de selectiecommissie een keuze heeft gemaakt kan de keuze per gesondeerd worden bij de leden van het algemeen bestuur (optie 1) of de selectiecommissie krijgt het mandaat om een keuze te maken (optie 2). Een meerderheid van de leden van het algemeen bestuur geeft de 1

2 voorkeur aan optie 1. De voorzitter concludeert, dat het algemeen bestuur instemt met de procedure om per de keuze van de selectiecommissie voor te leggen aan de leden van het algemeen bestuur. In de mail zal een reactietermijn worden opgenomen en ook zullen de leden in de gelegenheid worden gesteld om hun bezwaren tegen de kandidaat kenbaar te maken. Na het verstrijken van de termijn wordt er dan vanuit gegaan dat één van de kandidaten is benoemd. De heer Luijendijk vraagt of beide kandidaten aan de leden van het algemeen bestuur worden voorgelegd of alleen de voorkeurskandidaat. De heer Jacobs zegt, dat alleen de kandidaat, die door de selectiecommissie wordt voorgedragen aan de leden kenbaar zal worden gemaakt. 7. Oude hypotheken. De voorzitter merkt ter inleiding op dat door een aantal deelnemers een groot aantal vragen is gesteld en dat die vragen zo snel als mogelijk was zijn beantwoord. De antwoorden zijn op 12 juli per mail verstuurd aan de leden van het algemeen bestuur. Hij hoopt dat iedereen daar nog kennis van heeft kunnen nemen. Ook zegt hij dat er gisteren nog moties en amendementen zijn aangekondigd. Ook die zijn onder de leden van het algemeen bestuur verspreid. Het is hem opgevallen, dat de vragen en de amendementen zeer gedetailleerd van aard zijn. Naar zijn mening is het altijd mogelijk om bij iedere begroting vragen te stellen en opmerkingen te maken. Dat recht heeft iedereen, maar hij constateert ook dat de goede weg is ingeslagen en dat er door het management van de dienst flinke stappen zijn gezet. Hij pleit er voor om nu het moment te pakken om met z n allen te concluderen dat er licht gloort aan het einde van de tunnel en om vooruit te kijken in plaats van vragen te blijven stellen en achterom te blijven kijken. De heer Palmen zegt, dat naar zijn oordeel de stukken voor zich spreken en dat met dit voorstel invulling wordt gegeven aan een van de belangrijkste punten uit het actieplan Huis op Orde om inzicht te krijgen in dan wel een streep te zetten onder de Oude hypotheken. De voorzitter zegt dat er moties en amendementen zijn aangekondigd. Deze moeten dan wel ter vergadering worden ingediend om deel uit te maken van de beraadslagingen. Mevrouw Van Hees spreekt haar dank uit voor de snelle beantwoording van de vragen. Zij zegt dat er al jaren in het algemeen bestuur gesproken wordt over hoe het beter zou moeten, maar dat dit de eerste keer is dat de pijnpunten inzichtelijk zijn gemaakt en dat het mogelijk is om in eigen huis te vertellen wat dat per deelnemer betekent. Om dat goed te kunnen uitleggen is het noodzakelijk om in detail een beeld te hebben van de betreffende onderdelen. Dat doet niets af van de verantwoordelijkheid van de leden van het algemeen bestuur om goed met deze stukken om te gaan. De per mail aangekondigde motie en het aangekondigde amendement met betrekking tot dit agendapunt worden door haar ingediend. Het amendement heeft tot doel om de voorstellen onder 04 en 07 vast te stellen onder de opschortende voorwaarde dat de arbiter de rechtsgeldigheid van deze vorderingen heeft uitgesproken. De motie vraagt om een uitspraak om een berekening te maken van alle oude hypotheken waarbij deze door het collectief samen zouden worden gedragen, in plaats van de huidige systematiek waarbij de hypotheken op individueel niveau worden afgerekend. Naar haar mening had het dagelijks bestuur een dergelijke berekening toegezegd, maar deze zat niet bij de stukken. Bovendien is de systematiek die het dagelijks bestuur heeft gekozen om het principe gelijke monniken, gelijke kappen te hanteren ook niet eenduidig nu besloten is om voor één hypotheek juridisch advies te vragen en deze hypotheek vervolgens buiten beschouwing te laten. Aan het einde van de vergadering zal zij de getekende versies van de motie en het amendement overhandigen. De heer Van der Put heeft gezien, dat de moties en amendementen zijn rond gestuurd, maar hij is door een raadsvergadering in eigen huis niet in staat geweest om deze te lezen en daar een oordeel over te vormen. De voorzitter zegt dat het vervelend is dat niet ieder lid kennis heeft kunnen nemen van de stukken, maar het reglement biedt de mogelijkheid om ter vergadering moties en amendementen in te brengen. Mevrouw Van Hees stelt voor om de ingediende stukken te kopiëren en te verspreiden, zodat iedereen daar kennis van kan nemen. 2

3 De voorzitter stemt in met dit verzoek en vraagt de heer Palmen om vanuit het dagelijks bestuur te reageren op de motie en het amendement. De heer Palmen vraagt of de heer De Beer zijn aangekondigde motie/amendement ook indient, zodat hij op alle stukken in één keer kan reageren. De heer De Beer zegt dat hij de motie en het amendement, die mevrouw Van Hees heeft ingediend, mede-ondertekent. Zijn amendement gaat echter specifiek over de situatie in Zundert. Op basis van het voorstel van het dagelijks bestuur moet Zundert ongeveer ,-- per jaar meer gaan bijdragen. Als de motie van mevrouw Van Hees om de oude hypotheken over het collectief te verdelen wordt aangenomen trekt hij zijn amendement in. Anders vraagt hij de vergadering om in te stemmen met zijn voorstel om de stijging van de bijdrage cumulatief over drie jaar te laten plaatsvinden. Vervolgens brengt hij ter sprake moeite te hebben met de gewogen stemming, zoals die in de regeling is opgenomen. Die gewogen stemverhoudingen hebben tot gevolg dat de grote deelnemers vragen en verzoeken van anderen kunnen overrulen. Hij is van mening, dat er sprake is van een onvolwassen begroting en dat de cijfers in die begroting niet juist zijn. Daar zijn de vragen op gericht en tot op heden zijn de vragen die daarover zijn gesteld nog steeds niet beantwoord. De voorzitter zegt dat hij de heer De Beer het woord heeft gegeven om zijn amendement toe te lichten. Zijn betoog gaat verder dan die toelichting en gaat in feite over een discussie over de tekst van de gemeenschappelijke regeling. Hij ontneemt de heer De Beer dan ook het woord en stelt hem voor om straks bij de stemming over de begroting een stemverklaring af te leggen als hij daar behoefte aan heeft. Hij vraagt of de heer De Beer de motie/het amendement nog indient. De heer De Beer zegt dat hij nu het amendement indient. Mocht de motie van mevrouw Van Hees worden aangenomen, dan zal hij op dat moment het amendement veranderen in een motie. De heer Palmen reageert op het amendement dat is ingediend door mevrouw Van Hees. Het dagelijks bestuur heeft al eerder aangegeven te kiezen voor deze insteek met betrekking tot de zaken die aan arbitrage onderhevig zijn. Dat standpunt blijft ongewijzigd en wel om de volgende redenen. Het dagelijks bestuur heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de OMWB gerechtvaardigd waren en dus zou het vreemd zijn om dat anders in de stukken op te nemen. Een tweede argument is, dat wanneer het amendement wordt aangenomen dit een structurele doorwerking heeft. Tenslotte heeft het aannemen van het amendement tot gevolg, dat er een verrekening met anderen moet plaatsvinden op basis van het principe gelijke monniken, gelijke kappen. Ten aanzien van de ingediende motie merkt hij op, dat deze motie niet past in het streven van het dagelijks bestuur om een streep onder het verleden te zetten. Het betekent wederom uitstel en onzekerheid voor de begrotingen die thans voorliggen. In de richting van de heer De Beer merkt hij op, dat het inderdaad niet prettig is om met een dergelijke verhoging geconfronteerd te worden, maar het past wel in de gedachte om in één keer af te rekenen met het verleden. Als het amendement van de heer De Beer wordt aangenomen wordt een gat geschoten in de begroting en dat kan niet de bedoeling zijn. Hij ontraadt dan ook dit amendement. Voor alle duidelijkheid merkt hij nog op, dat wanneer in het kader van de arbitrage de deelnemers die het aangaat gelijk krijgen, vanzelfsprekend een aanpassing van de begroting zal moeten volgen. De heer Dujardin vraagt waarom het dagelijks bestuur vooruit loopt op de uitspraak in arbitrage. De voorzitter zegt, dat de arbitrage los staat van het besluit van het dagelijks bestuur om dit onderwerp op deze wijze in de begroting te verwerken. De arbitrage volgt. Leidt die tot een ander oordeel, dan zal een begrotingswijziging worden gemaakt om die uitspraak te verwerken. Als er nu gewacht wordt op de arbitrage betekent dat een verder uitstel van het vaststellen van de begroting met het risico, dat de toezichthouder deze vaststelt. De heer Palmen vult dit nog aan met te zeggen, dat de wijze waarop deze onderwerpen zijn verwerkt past in de lijn, die het algemeen bestuur altijd heeft aangegeven, zowel inhoudelijk als procesmatig. Mevrouw Van Hees vraagt om een leespauze om de leden in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de moties en amendementen. De heer Hamming zegt kennis genomen te hebben van de moties en amendementen. Hij vindt de overwegingen van het dagelijks bestuur zeer overtuigend en ziet geen redenen om nog verder te vertragen. Het is de hoogste tijd om actie te ondernemen en 3

4 een streep onder het verleden te trekken. Het dagelijks bestuur zet de juiste stappen en hij vraagt de vergadering meer eensgezind te zijn om die stappen te gaan zetten. Er is veel gebeurd, zowel in bestuurlijke zin als in de organisatie zelf. Het is belangrijk dat het algemeen bestuur daarin meebeweegt en besluiten durft te nemen. Hij schaart zich volledig achter het voorstel van het dagelijks bestuur. De heer Huisman haakt in op de woorden van de heer De Beer. Ook Oosterhout heeft zienswijzen ingediend, onder andere over de coördinatiekosten. Als de vergadering daar anders over denkt, dan zal Oosterhout daar loyaal medewerking aan verlenen. Zijn gemeente zal ook niet gefaseerd betalen, maar in één keer de bijdrage voldoen. Hij sluit zich volledig aan bij de woorden van heer Hamming. De moties en amendementen zullen niet door hem worden gesteund. Mevrouw Van Hees zegt, dat het vreemd is om in te stemmen met de gekozen lijn van het dagelijks bestuur inzake de onderwerpen waarover nog arbitrage moet plaatsvinden, want dat zou inhouden, dat wordt ingestemd met zaken waarover men principieel van mening verschilt. Zij zegt in het amendement geprobeerd te hebben woorden te kiezen, die recht doen aan beide partijen. Gelet op het antwoord van de heer Palmen komt zij tot het oordeel om het amendement te handhaven. Met betrekking tot de motie zegt zij, dat er in het verleden afspraken zijn gemaakt om te berekenen wat het zou betekenen als de oude hypotheken over alle deelnemers verdeeld zouden worden. Zij heeft ernstige twijfels over de wijze waarop met al die vraagstukken is omgegaan en vraagt zich dan ook af of hier sprake is van gelijke monniken, gelijke kappen. Daarom is het beter om alles waarover twijfel bestaat op één hoop te gooien en de pijn met elkaar in één keer te verdelen. Zij heeft principiële moeite met de wijze waarop deze oude hypotheken nu worden afgehandeld en er naar haar oordeel bij de diverse onderdelen verschillend wordt geacteerd. Zij handhaaft dan ook de door haar ingediende motie. De heer Palmen zegt, dat dit naar zijn oordeel de manier is om een streep te zetten onder het verleden. Hij heeft begrip voor de opmerkingen van mevrouw Van Hees, maar dat leidt bij hem niet tot een andere reactie. De voorzitter sluit de beraadslagingen en brengt het amendement van de heer De Beer in stemming. Voor het amendement stemt alleen de heer De Beer, waardoor het amendement is verworpen. Vervolgens brengt de voorzitter het door mevrouw Van Hees ingediende amendement in stemming. Voor het amendement stemmen de heer Bouman, de heer Van der Velde, de heer Dujardin, mevrouw Van Hees, mevrouw Zwarts, de heer Harteveld, mevrouw Matthijssen, de heer Theunis, mevrouw Keijzers, de heer Adriaansen en de heer De Beer. Tegen het amendement stemmen de heer Van den Hout, de heer Van de Heijning, de heer Cranenbroek, de heer Depla, mevrouw Van Beers, de heer De Kok, de heer Van der Put, de heer Hamming, de heer Palmen, de heer Luijendijk, de heer Klijs, de heer Verhoeven, de heer Huisman, de heer Van den Belt, de heer Jacobs en de heer Koedoot, zodat het amendement is verworpen. Daarna brengt de voorzitter het voorstel van het dagelijks bestuur in stemming. Voor dat voorstel stemmen de heer Van den Hout, de heer Van de Heijning, de heer Cranenbroek, de heer Depla, mevrouw Van Beers, de heer De Kok, de heer Van der Put, de heer Hamming, de heer Palmen, de heer Luijendijk, de heer Klijs, de heer Verhoeven, de heer Huisman, de heer Van den Belt, de heer Jacobs en de heer Koedoot. Tegen het voorstel stemmen de heer Bouman, de heer Van der Velde, de heer Dujardin, mevrouw Van Hees, mevrouw Zwarts, de heer Harteveld, mevrouw Matthijssen, de heer Theunis, mevrouw Keijzers, de heer Adriaansen en de heer De Beer, zodat het voorstel is aangenomen. Mevrouw Van Hees deelt mede, dat, nu er een besluit is genomen over de oude hypotheken de grondslag aan de motie is komen te vervallen. Zij geeft aan de motie in te trekken. 8 Jaarrekening 2015 en accountantsverklaring. De voorzitter geeft aan, dat de accountantsverklaring is afgegeven en dat deze aan de leden van het algemeen bestuur is opgestuurd. De heer Depla geeft aan dat de accountantsverklaring veel aandacht heeft gekregen, gelet op situatie die in 2015 was ontstaan. De accountant constateert op een aantal punten verbeteringen, maar geeft ook aan, dat op diverse onderdelen nog verbeterstappen moeten worden gezet. Hij vindt het belangrijk, dat het algemeen bestuur zich ook bewust is van het feit, dat die stappen nog gezet moeten worden. Uit de accountants- 4

5 verklaring valt op te maken, dat we op de goede weg zijn, maar dat het noodzakelijk blijft om de vinger aan de pols te houden en de processen te volgen in het kader van het actieplan Huis op Orde en de uitvoering van de begroting. Het tweede element bij dit voorstel betreft de verdeling van het tekort over de deelnemers. Daarbij is de verdeelsleutel gehanteerd, waarover in een vorige vergadering van het algemeen bestuur een besluit is genomen. Voor de zekerheid is dat besluit nogmaals bij de stukken gevoegd. De heer Dujardin zegt dat hij niet meer in de gelegenheid is geweest om de accountantsverklaring te bestuderen. Hij heeft daarentegen wel de opdracht gekregen van de gemeenteraad om die verklaring goed door te nemen alvorens in te stemmen met de jaarrekening. Dit maakt het voor hem lastig om nu in te stemmen met de jaarrekening. Voorts vraagt hij om het algemeen bestuur tussentijds te informeren over de voortgang bij het treffen van de verbetermaatregelen en niet te wachten tot de rapportage bij de volgende jaarrekening. Mevrouw Van Hees is blij met de goedkeurende verklaring van de accountant. Wel geeft zij aan, dat naar haar mening het algemeen bestuur de opdracht moet verlenen aan de accountant. Zij vraagt zich af of dat in het verleden is gebeurd en roept het dagelijks bestuur op om daarop toe te zien. Vervolgens merkt zij op, dat het negatieve resultaat voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door een afboeking dubieuze debiteuren van een bedrag van ,-- van een vordering uit 2014 op de provincie, omdat er sprake zou zijn van een budgetoverschrijding. Zij vraagt zich af, in relatie tot het vorige agendapunt, of er wel sprake is van gelijke monniken, gelijke kappen, omdat er wellicht meerdere deelnemers zijn waar sprake is van een budgetoverschrijding. Zij wil graag weten wie er toestemming heeft gegeven om deze vordering af te boeken. Tot slot merkt zij ten overvloede op, dat de vordering op de RMD met betrekking tot de SBK-gelden pas voldaan zal worden als een uitspraak in arbitrage daartoe aanleiding geeft. De heer Huisman zegt in te kunnen stemmen met de jaarrekening. Met betrekking tot de overboeking van het budget voor het actieplan Huis op Orde van 2015 naar 2016 wil hij graag weten of deze overboeking een gevolg is van het feit, dat de middelen niet nodig waren of een gevolg van het feit, dat bepaalde werkzaamheden nog niet zijn uigevoerd. De heer Depla gaat in op het verzoek van de heer Dujardin. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven om in het begrotingsproces de verbeterslagen te volgen, zoals die door de accountant zijn aangegeven. Bovendien zal het dagelijks bestuur het advies van de accountant volgen om tussentijds een interimcontrole uit te voeren om na te gaan of de verbeteringen worden uitgevoerd. Deze interimcontrole biedt het dagelijks en algemeen bestuur de gelegenheid om zelf na te gaan of de verbeteringen inderdaad zijn doorgevoerd. Het dagelijks bestuur heeft voorts richting de accountant nadrukkelijk aangegeven om de aanbevelingen over te nemen en deze te volgen. Ten aanzien van de opmerking van mevrouw Van Hees merkt hij op, dat het rapport inderdaad aan het algemeen bestuur moet worden aangeboden, nadat deze met de portefeuillehouder is besproken. De afboeking van de vordering op de provincie had te maken met een discussie over de financiering van de zogenaamde BRIKS-taken in Deze taken worden in opdracht van de OMWB uitgevoerd door de gemeente Moerdijk en één op één doorberekend aan de provincie. Het misverstand is gelegen in het feit, dat de provincie van mening was dat het budget voor deze taken in de provinciale opdracht zat, terwijl de OMWB in de veronderstelling verkeerde dat die gelden niet in de opdracht waren opgenomen. Er is toen onderzoek uitgevoerd en de toenmalige directeur van de OMWB heeft aangegeven, dat de gelden inderdaad in de opdracht van de provincie waren opgenomen. Als de rekening door de provincie was betaald zou zij twee keer betalen voor de uitvoering van deze taak. Hij geeft aan, dat hij deze informatie zo heeft meegekregen, omdat deze feiten zich hebben voorgedaan, voordat hij zitting had in het dagelijks bestuur. De heer Palmen antwoordt op de vraag van de heer Huisman, dat de middelen inderdaad niet allemaal nodig waren in Op bepaalde onderdelen is er sprake geweest van onderuitputting en een gedeelte is te verklaren uit de overloop De heer Dujardin heeft vertrouwen in het gegeven antwoord op zijn vraag met betrekking tot het volgen van de aanbevelingen van de accountant. Omdat de accountant in feite een instrument is van het algemeen bestuur stelt hij voor om uit het algemeen bestuur een auditcommissie te benoemen en die commissie mee te nemen in het proces. Die commissie kan dan een aantal vragen vanuit het algemeen bestuur al aan de 5

6 voorkant afvangen, zodat het algemeen bestuur zich minder diepgaand met deze zaken hoeft bezig te houden. Mevrouw Van Hees zegt dat het algemeen bestuur de accountant zelfs moet aanstellen, nadat met de accountant een gesprek is gevoerd over de opdracht. Als dat via een auditcommissie loopt vindt zij dat een prima idee. Een dergelijk contact met de accountant kan zelfs leiden tot aanvullende opdrachten. Ten aanzien van de afboeking van de vordering van de provincie begrijpt zij het antwoord van de heer Depla vanuit zijn positie. Niettemin blijft zij van mening, dat er op dat moment een oude hypotheek is weggewerkt. In relatie tot het vorige onderwerp is er naar haar mening dus geen sprake geweest van gelijke monniken, gelijke kappen. Verder stemt zij in met het voorstel. De heer Depla zegt dat het algemeen bestuur betrokken zal worden bij de resultaten van de interimcontrole. De gedachte voor het instellen van een auditcommissie kan hij volgen en past in de toezegging van het dagelijks bestuur om het algemeen bestuur meer te betrekken bij ook de financiële zaken. Hij zegt toe dat het dagelijks bestuur daarover met voorstellen zal komen. Zonder hoofdelijke stemming besluit het algemeen bestuur vervolgens in te stemmen met het voorstel van het dagelijks bestuur tot vaststelling van de jaarrekening Notitie Beleidsmatige en financiële kaders. De heer Depla zegt dat dit de kaders zijn op basis waarvan de begrotingen 2016 en 2017 zijn opgebouwd. Dit is niet het eindplaatje van hoe de dienst er moet gaan uitzien. In het najaar zal er met het algemeen bestuur gesproken worden over dat eindplaatje en over de vraag hoe de organisatie er vanuit dat toekomstbeeld zou moeten uitzien. Deze kaders borduren nog voort op afspraken die bij de start zijn gemaakt over onder andere in te brengen budget en de overdracht van personeel in het kader van het SBK. Hij denkt dat het goed is om met elkaar het gesprek te voeren over de opbouw van tarieven en de mate waarin de OMWB gezien moet worden als marktpartij. Hij geeft in dat kader aan, dat het een misvatting is om de OMWB te zien als een zuivere marktpartij. De frequentie waarmee binnen dit samenwerkingsverband vergaderd wordt en de dynamiek die daarbij hoort noemt hij in dat verband als een voorbeeld van een afwijking van de marktsituatie. Dat neemt niet weg, dat van de OMWB verwacht mag worden dat zij efficiënt moeten werken. Het dagelijks bestuur wil graag met het algemeen bestuur in gesprek om na te gaan welke basisafspraken bij dat beeld horen. De nu voorliggende kaders zijn nodig geweest om realistische begrotingen op te stellen voor 2016 en De nog volgende discussie, onder andere over de inrichting van de organisatie, zal moeten gaan over het eindbeeld. Hij vraagt aan de leden van het algemeen bestuur om de moties en amendementen die zijn aangekondigd in dat gesprek mee te nemen. Op dat moment kan ook beter worden ingeschat wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes voor de begrotingen 2018 en volgende jaren. De voorzitter zegt, dat er inderdaad een motie en amendement zijn aangekondigd. Hij vraagt of deze ook worden ingediend. Mevrouw Van Hees zegt dat een aantal voorstellen, zoals die zijn voorgelegd in strijd zijn met de gemeenschappelijke regeling en met de dienstverleningsovereenkomst. Als ze worden aangenomen moet dat gelijktijdig ook leiden tot een aanpassing van de regeling en de overeenkomst. Zij is bereid om in tweede termijn al die strijdigheden op te sommen. Zij is het principieel oneens met de gemaakte keuze om uit te gaan van de bestaande basis en vervolgens de deelnemers te vragen om daar werk bij te zoeken. Het uitgangspunt moet zijn: het werk dat door de deelnemers wordt aangeboden. Op basis van dat aanbod moet het huis worden ingericht. Dan ben je bedrijfsmatig bezig. Zij snapt dat die situatie niet gelijk zal ontstaan en dat de deelnemers eerst het gelag zullen moeten betalen en dat er een periode verstrijkt om daar te komen. Dat is de fundamentele gedachte die is opgenomen in het amendement op voorstel 11. De andere twee punten uit het amendement hebben te maken met de vraag wat verstaan moet worden onder een kostendekkend tarief, een onderdeel dat in bijna alle reacties van de deelnemers naar voren kwam. Zij is het eens met de heer Depla dat de OMWB geen marktconforme partij is. Dat is ook de reden voor haar stelling, dat de OMWB geen werk uit de markt moet gaan halen. De tarieven, zoals de markt die hanteert kan de OMWB niet halen. Anderzijds moet er voor gewaakt worden om te verzanden in een grote overhead om die vervolgens door te berekenen in een kostendekkend tarief. Door omstandigheden heeft de OMWB extreem veel inhuur en hoge overheadkosten. Die situatie moet in de toekomst veranderen. De keuze die door het dagelijks bestuur is gemaakt 6

7 om die kosten door te berekenen is een verkeerde keuze. Er moet gestreefd worden naar een realistisch kostendekkend tarief voor een reguliere organisatie als een RUD. Dat is de strekking van het amendement bij de voorstellen 1. en 2. Met het amendement wordt niet beoogd om alles onderuit te halen, maar een einde te maken aan enkele principieel onjuiste uitgangspunten. Het amendement wordt vervolgens door haar ingediend. De heer Huisman zegt dat over het voorstel uitgebreid ambtelijk overleg heeft plaatsgevonden en dat de deelnemers daarover zijn geïnformeerd. Uit het betoog van de heer Depla had hij verwacht dat het dagelijks bestuur zou voorstellen om de kaders vast te stellen voor 2016 en 2017 om vervolgens met elkaar het gesprek aan te gaan over de kaders voor de volgende jaren. Als voor die werkwijze gekozen zou worden zou de discussie over het ingediende amendement niet gevoerd hoeven worden. De heren Hamming, Van der Put en Verhoeven sluiten zich aan bij het betoog van de heer Huisman. De heer Depla zegt, dat het noodzakelijk was om bij het vaststellen van de begrotingen 2016 en 2017 het oorspronkelijk opgestelde bedrijfsplan te resetten. Van daaruit kan dan met elkaar gediscussieerd worden over de kaders en uitgangspunten voor 2018 en volgende jaren. Die discussie zal in het najaar worden gevoerd en 2017 zijn nog de laatste jaren, waarvoor het SBK geldt. Daar hoort een aantal verplichtingen bij, die de organisatie minder flexibel maakt. Omdat de OMWB verplicht is om een meerjarenbegroting op te stellen horen daar ook kaders bij voor de jaren 2018 tot en met Hij is het met de sprekers eens, dat er geen sprake is van een definitief eindplaatje. Ook het dagelijks bestuur ziet nog genoeg onderwerpen, waarvoor gesproken moet worden en verbeterslagen gemaakt moeten worden. Hij stelt voor om de kaders vast te stellen voor 2016 en Mocht er niets veranderen dan heb je de doorkijk naar het meerjarenperspectief. Dat laat onverlet de eensluidende overtuiging dat op een aantal onderdelen veranderingen zullen moeten worden aangebracht. Hij waarschuwt voor de situatie dat deze discussie er toe leidt dat de begrotingen 2016 en 2017 nu niet worden vastgesteld en het gevolg, dat in dat geval de toezichthouder zal ingrijpen. Vanuit financieel perspectief is het nodig om een meerjarenperspectief te schetsen, maar in feite gaat het om de kaders voor de begrotingen 2016 en Het dagelijks bestuur doet de toezegging om de voor de daarop volgende jaren de kaders opnieuw ter discussie te stellen. Hij is het met mevrouw Van Hees eens, dat het uitgangspunt moet zijn, dat het werkaanbod vanuit de deelnemers de basis zou moeten zijn voor de verplichtingen van de deelnemers. In het verleden is echter wel afgesproken, dat er jaarlijks een werkprogramma zou worden opgesteld met de daarbij behorende capaciteit en dat die werkprogramma s de basis zouden zijn voor het opstellen van de begroting. Hij begrijpt, dat het niet zo kan zijn dat de werkprogramma s uit de jaren 2013 en 2014 tot in lengte van jaren de basis blijven voor de verplichtingen van de deelnemers, maar pleit er wel voor om de OMWB de tijd te geven om te anticiperen op een andere systematiek. Bij de start is de OMWB op basis van de werkprogramma s en de daarbij behorende budgetten ingericht en is er personeel geplaatst. Die systematiek gaat veranderen, maar daar is tijd voor nodig. Voor 2018 en volgende jaren zal die discussie in het najaar worden gestart. Ten aanzien van het kostendekkende tarief merkt hij op, dat het niet zo kan zijn dat de inefficiency van de organisatie wordt afgedekt door het verhogen van de tarieven. Om die reden heeft het dagelijks bestuur er voor gekozen om de overhead binnen een bepaald percentage te houden en te streven naar een beheersing van die overhead. Het gevolg daarvan is een scherpe productiviteitsnorm om te voorkomen, dat de kosten van de overhead nog verder zouden toenemen. Op basis van informatie van andere diensten is geprobeerd om een zo realistisch mogelijk beeld te ramen in de begrotingen 2016 en 2017 als het gaat om de verhouding productiviteit en overhead. Met betrekking tot de coördinatiekosten merkt hij op, dat deze kosten samenhangen met wat de OMWB moet doen om de producten en diensten te leveren aan de deelnemers. De hoogte van de coördinatiekosten hangt samen met de wijze waarop het werk aan de OMWB wordt aangeboden. Door deze kosten bij de deelnemers in rekening te brengen wordt er voor gezorgd, dat de deelnemers die de zaken goed voor elkaar hebben niet gaan betalen voor de deelnemers waar sprake is van onjuistheden of onvolkomenheden in de informatie die wordt aangeleverd. Om te voorkomen dat de coördinatiekosten niet kunnen worden aangemerkt als overhead moet er voor gezorgd worden, dat deze kosten inzichtelijk zijn in de uren die moeten worden gemaakt om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Het dagelijks bestuur vond het juist om deze kosten te 7

8 onderscheiden van overheadkosten om daarmee ook een prikkel weg te leggen bij de deelnemers om de eigen organisatie zodanig in te richten dat de coördinatiekosten zo laag mogelijk worden gehouden. Dat zorgt er voor, dat partijen elkaar kunnen aanspreken om zo efficiënt mogelijk de werkzaamheden uit te voeren. Hij sluit zijn betoog af met de oproep om de kaders in ieder geval vast te stellen voor 2016 en 2017 en met elkaar in discussie te gaan over de kaders voor de daarop volgende jaren. De heer Van den Belt proeft uit de woorden van de heer Depla, dat het dagelijks bestuur in feite de intentie van het amendement steunt. Hij heeft het amendement niet medeondertekend omdat het gevolgen kon hebben voor de begroting. Hij vraagt of het amendement niet omgezet kan worden in een motie om het dagelijks bestuur een prikkel te geven om de intentie van het amendement mee te nemen in de nog volgende discussie, die wat hem betreft ook nog betrekking zou kunnen hebben op De heer Hamming is van mening, dat het belangrijk is om op dat punt wat meer eensgezind op te treden. Op zich is het juist, dat de kaders de onderlegger zouden moeten zijn voor de begroting, maar in dit geval hebben we te maken met zaken uit het verleden, waar de deelnemers aan gebonden zijn. Naar zijn oordeel is iedereen het eens over de te volgen weg. Met de toezegging van de heer Depla is het amendement naar zijn mening overbodig. Hij is van mening, dat het verleden moet worden afgesloten en dat de deelnemers eensgezind stappen moeten gaan zetten voor de toekomst. De toezeggingen vanuit het dagelijks bestuur bieden wat hem betreft daarvoor voldoende basis. De heer Luijendijk zegt dat de toezeggingen van de heer Depla volstrekt helder zijn en dat het nodig is om de kaders te herijken. Hij vraagt of het strikt noodzakelijk is om de kaders uit een oogpunt van rechtmatigheid vast te stellen. Hij pleit er voor om de kaders nu niet vast te stellen, omdat er nog wel de nodige onduidelijkheden zijn, maar met elkaar te gaan werken aan bijgestelde kaders. De heer Huisman zegt, dat de toezegging van de portefeuillehouder duidelijk is. Als het wettelijk nodig is om de kaders vast te stellen voor 2016 en 2017 dan moet dat, maar anders heeft ook hij daar geen behoefte aan. De heer Dujardin heeft er behoefte aan om in een schorsing nog met de indieners van het amendement van gedachten te wisselen. Hij blijft van mening dat er op een aantal onderdelen sprake is van een principiële discussie. Die discussie speelt ook een rol bij de terugkoppeling richting gemeenteraden. Hij kan het niet aan de gemeenteraad uitleggen als een budget moet worden ingebracht, terwijl de uit te voeren werkzaamheden minder kosten. Hij is het eens met het streven om te gaan werken aan een andere financieringsystematiek, maar hij blijft een probleem houden voor de jaren 2016 en 2017, omdat de gemeenteraad niet met deze oude systematiek kan instemmen. Dat is voor hem ook de motivatie geweest om het amendement mede te ondertekenen. Mevrouw Keijzers is blij met de heldere toelichting die de heer Depla heeft gegeven. Zij sluit zich aan bij het verzoek om de vergadering te schorsen voor nader beraad. Ten aanzien van de coördinatiekosten vraagt zij of het inderdaad zo zal zijn, dat iedere deelnemer gespecificeerd krijgt aangegeven welke coördinatiekosten in rekening worden gebracht, omdat bv. de stukken niet goed zijn aangeleverd. Mevrouw Van Hees sluit zich aan bij de gevraagde schorsing. Zij zegt dat dit voorstel niet wettelijk voorgeschreven is. De optie van de heer Luijendijk ziet zij als een mogelijkheid. Zij reageert op de woorden van de heer Depla, dat ook de stukken die de OMWB aanlevert niet in alle gevallen correct zijn. In dat geval zou de OMWB een factuur moeten krijgen. Zij vindt dat OMWB en deelnemers zo niet met elkaar zouden moeten omgaan. Als de coördinatiekosten betrekking hebben op het niet goed aanleveren van stukken, dan moeten vooraf daarover heldere afspraken worden gemaakt. Zij is van mening, dat de uitleg van de heer Depla tot op heden niet helder uit de stukken naar voren is gekomen. Zij is blij met de toezegging van de heer Depla om in ieder geval met ingang van 2018 de kaders te resetten. Het argument dat het niet vaststellen van de begrotingen 2016 en 2017 gevolgen heeft voor het toezicht bestrijdt zij. De OMWB staat nu al onder toezicht en het toezicht dient er mede toe om de zaken op orde te krijgen. Zij kan de redenering van de heer Depla goed volgen, dat vooruitlopend op de herijking van de kaders de begrotingen 2016 en 2017 worden vastgesteld, maar vindt ook de redenering legitiem om de vaststelling uit te stellen totdat de kaders goed op orde zijn. De heer Adriaansen zegt dat in het amendement ook nog gerefereerd wordt aan de punten 20 en 21, zijnde de bijdragen van de latende organisaties. Hij vraagt hier de aandacht voor, omdat deze voorstellen anders wel in de kaders blijven staan als het amen- 8

9 dement niet in stemming wordt gebracht, omdat besloten wordt de kaders niet vast te stellen. De heer Van der Velden sluit zich aan bij de woorden van de heer Adriaansen. Ook hij vraagt hier aandacht voor omdat het om een principiële kwestie gaat. De heer De Beer zegt dat het een betere uitgangspositie is om de kaders niet vast te stellen en in het najaar met elkaar het gesprek aan te gaan over het bijstellen van die kaders. Hij sluit zich aan bij de woorden van de heer Dujardin, dat het belangrijk is om na te denken over de vraag hoe een en ander aan de raden kan worden uitgelegd. De heer Harteveld sluit zich aan bij hetgeen gezegd is over de voorstellen 20. en 21. en over het punt, dat het belangrijk is om de raden de gang van zaken te kunnen uitleggen. De heer Depla zegt dat het niet nodig is om beleidskaders vast te stellen. Wel dient een begroting te worden vastgesteld. Daarentegen zijn de kaders wel de bouwstenen voor de begroting, dus helpt het als er kaders worden vastgesteld als fundament voor de begroting. Richting de heer Adriaansen merkt hij op, dat hiervoor de oude hypotheken aan de orde zijn geweest. Daarover zijn besluiten genomen. Het niet vaststellen van de kaders kan niet tot gevolg hebben, dat wederom discussie wordt gevoerd over één van de onderdelen van de oude hypotheken. Dit wekt valse verwachtingen. Hij respecteert het standpunt ten aanzien van dit punt, maar dat moet niet meer leiden tot hernieuwde discussies in het algemeen bestuur. Naar zijn oordeel moet de discussie gaan over organisatieprincipes en hoe die principes worden verwerkt in kaders voor de begroting. Hoe komen we van werkprogramma s naar werkbehoefte en welke organisatie en welke tarieven horen daarbij? Dat zijn de principiële vragen die moeten worden besproken. Met betrekking tot de vraag hoe een en ander uitgelegd zou moeten worden aan de gemeenteraad merkt hij op, dat we hebben moeten constateren, dat de OMWB met een groot tekort draait. Om dat tekort op te lossen zijn er twee mogelijkheden. Er zou gekozen kunnen worden voor nog meer bezuinigingen op de begroting, het verder terugdraaien van de kosten van de overhead en het nog verder opschroeven van de productiviteitsnorm. Dat zou kunnen betekenen, dat de deelnemers niet meer gaan betalen, maar de vraag is hoe realistisch is die benadering en is het risico op weer een tekort aan het einde van het jaar dan niet levensgroot. De tweede optie is om de kaders bij te stellen en uit te gaan van realistische kaders in de wetenschap dat de kaders die bij de start zijn gehanteerd niet realistisch waren. Dat houdt in, dat er iets gedaan moet worden met de tarieven. Dat is geen leuke boodschap, maar wel het verhaal dat verteld moet worden aan de gemeenteraden. Daar waar mogelijk zal er bezuinigd worden op de organisatie, maar dat leidt nog niet tot een sluitende begroting. De noodzaak om de tarieven te verhogen kan niet worden ontkend. Een andere uitleg leidt tot een verkeerde voorstelling van zaken. De heer Dujardin is het met de heer Depla eens, dat er een probleem ligt, dat de deelnemers zullen moeten oplossen. Daar zal iedere deelnemer zijn steentje aan moeten bijdragen. Ook kan hij zich vinden in de gedachte dat de deelnemers verantwoordelijk zijn voor de financiële gevolgen als door veranderende wetgeving minder inzet van de OMWB noodzakelijk is. Hij begrijpt ook, dat de deelnemers hun werkvoorraad overeenkomstig de gemaakte afspraken moeten inbrengen. Het is hem duidelijk, dat dit kan leiden tot een hoger tarief. Daar zit niet het probleem. Het probleem ontstaat als de omvang van de werkvoorraad minder is dan wat aan de voorkant aan budget is afgesproken en de deelnemers toch worden verplicht dat afgesproken budget in te brengen. Dat leidt tot onbegrip. De heer Depla zegt in antwoord op een vraag van mevrouw Keijzers, dat de coördinatiekosten voor alle deelnemers inzichtelijk zullen worden gemaakt. Een deel van die kosten zal per individuele deelnemer inzichtelijk zijn. Een ander deel zal over de deelnemers worden uitgesmeerd, omdat die kosten niet specifieke aan één deelnemer zijn toe te rekenen. Mevrouw Zwarts doet de suggestie om het stuk voor kennisgeving aan te nemen, gelet op de toezeggingen die er door het dagelijks bestuur zijn gedaan. De voorzitter schorst de vergadering voor nader beraad door de indieners van het amendement. De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de heer Depla. De heer Depla zegt in te kunnen stemmen met de suggestie van mevrouw Zwarts om het stuk voor kennisgeving aan te nemen. Hij zegt toe dat in het najaar gediscussieerd 9

10 zal worden over een aantal organisatieprincipes, zoals die ook zijn benoemd in het door mevrouw Van Hees ingediende amendement. De resultaten van die discussie zullen worden gebruikt in ieder geval voor het opstellen van de begroting 2018 en zo mogelijk ook nog voor het bijstellen van de begroting Daarbij tekent hij nog wel aan, dat niet de discussie heropend zal worden over de oude hypotheken. Mevrouw Van Hees zegt dat tijdens de schorsing is afgesproken, dat wanneer de notitie van een besluitvormend document zou worden omgezet in een document ter kennisname het amendement gewijzigd zou worden in een motie. Daar waar in het amendement staat te wijzigen in moet dan gelezen worden: geeft opdracht aan het dagelijks bestuur om. De in het amendement gegeven onderwerpen worden dan meegegeven ter overweging. De laatste alinea op pagina 1. wordt uit het amendement/motie verwijderd onder de nadrukkelijke mededeling dat de voormalige RMD-gemeenten niet kunnen instemmen met de afwikkeling van de SBK-gelden. De voorzitter bevestigt dat het voorstel van het dagelijks bestuur om de kaders vast te stellen is gewijzigd in het voorstel om de kaders voor kennisgeving aan te nemen. De heer Verhoeven vraagt zich af of nu het gevaar geweken is, dat de discussie toch weer niet wordt overgedaan. Hij was blij met de toezegging om de kaders voor 2016 en 2017 vast te stellen en die te bezien voor 2018 en volgende. Hij is er nog niet van overtuigd dat de discussies waarover in deze vergadering besluiten genomen zijn straks toch weer niet oplaaien. Mevrouw Van Hees zegt, dat het onderdeel over de oude hypotheken uit de motie is gehaald. Het gaat om de principiële benadering van de toekomstige begrotingen van de OMWB, zoals wat is overhead? wat zijn kostendekkende tarieven? Hoe bouw je in de toekomst de begrotingen op? Het doel van de motie is om een antwoord op dat soort vragen vast te leggen. De heer Van de Put is van mening dat door de motie een voorschot genomen wordt op de discussie die in het najaar nog gevoerd moet gaan worden. Hij heeft de neiging om de motie ook maar voor kennisgeving aan te nemen. De heer Luijendijk vraagt of bedoeld wordt om de aspecten uit de motie te betrekken bij de in het najaar te voeren discussie en niet als een in beton gegoten voorstel. Het gaat om een open discussie met elkaar waarin de in de motie genomen aspecten worden meegenomen. Mevrouw Van Hees zegt dat de motie inhoudt dat het dagelijks bestuur de opdracht krijgt om deze aspecten mee te nemen. Naar haar oordeel is dat altijd het karakter van een motie. De heer Van den Belt vindt het goed dat het dagelijks bestuur door de motie steun krijgt om de kaders te heroverwegen. Hij beveelt de motie dan ook aan bij het dagelijks bestuur en zegt de motie van harte te zullen steunen. De heer Depla zegt, dat het gevaar, dat door de heer Verhoeven is genoemd is geweken. Hij vindt het prima om de motie mee te nemen als denkrichting. Wel wil hij benadrukt zien, dat de motie niet gebruikt kan worden als middel om het bestuur vast te pinnen op de uitkomst. Met deze uitleg kan het dagelijks bestuur de motie wel overnemen. Zonder hoofdelijke stemming besluit het algemeen bestuur de notitie Beleidsmatige en financiële kaders voor kennisgeving aan te nemen. Vervolgens besluit het algemeen bestuur, eveneens zonder hoofdelijke stemming, om in te stemmen met de door mevrouw Van Hees ingediende motie. 10. Conceptbegrotingen 2016 en De voorzitter wijst de leden op een nagezonden stuk, waarin een toelichting is gegeven op de term frictiebudget en een amendement op het voorstel om de juiste terminologie te gebruiken. De term frictiebudget wordt gebruikt om ruimte te bieden voor het realiseren van alle bezuinigingen, omdat niet al die bezuinigingen in één keer gerealiseerd kunnen worden. Het transformatiebudget wordt gebruikt om de veranderingen binnen de organisatie te kunnen realiseren. Het wijzigingsvoorstel heeft tot doel om deze twee begrippen scherper in de stukken vast te leggen. De heer Depla heeft er geen behoefte aan om nog een nadere toelichting te geven op deze twee ontwerpbegrotingen. Omdat er in de ontwerpbegrotingen nog een paar fouten zaten wordt onder de leden van het algemeen bestuur een overzicht met errata verspreid. 10

11 De heer Van den Belt spreekt zijn dank uit voor de toegezonden begroting en voor de inzet van velen om deze stukken samen te stellen. Hij merkt op, dat in eerste instantie niet alle zienswijzen beantwoord zijn. Later zijn die nog wel toegezonden. Hij vraagt om een nadere toelichting op dat punt. De heer Luijendijk zegt, dat hij van zijn eigen ambtelijke ondersteuning heeft gehoord, dat niet altijd even duidelijk is of en zo ja hoe bepaalde budgetten zijn gedekt in de begroting. De heer Dujardin spreekt zijn complimenten uit voor de mensen, die gewerkt hebben aan deze ontwerpbegrotingen. Het heeft hem verrast, dat een groot aantal zienswijzen, die door zeer veel deelnemers waren ingediend eenvoudig van tafel zijn geveegd. Met de argumenten die daarvoor worden gebruikt is hij het niet eens. Hij is van mening, dat dit geen recht doet aan de manier waarop er bij de deelnemers gewerkt is aan het opstellen van de zienswijzen. Hij vindt het daarom lastig om in te stemmen met de aangeboden ontwerpbegrotingen. Mevrouw Keijzers, mevrouw Van Hees, de heer Adriaansen, de heer Van der Velden en de heer De Beer onderschrijven de woorden van de heer Dujardin. De heer De Beer voegt daar nog aan toe, dat hij een motie wil indienen om nog eens kritisch te kijken naar de verdeling van de collectieve taken over de deelnemers. Gebleken is, dat bij die verdeling gebruik gemaakt wordt van gegevens die bij de start van de OMWB nooit zijn gevalideerd. In de motie vraagt hij om die validatietoets alsnog uit te voeren en de effecten daarvan in de bestuursrapportage te laten terugkomen. Mevrouw Zwarts zou graag nog een toelichting willen op de door Seinstra en Van de Laar uitgevoerde validatietoets. Daarin staat dat de plannen erg ambitieus zijn en dat het vertrouwen ondermijnd kan worden als de resultaten niet worden gehaald. Zij ziet nergens in de stukken terug wat de reactie van het dagelijks bestuur daarop is. Mevrouw Matthijssen, de heer Koedoot en de heer Harteveld sluiten zich aan bij de woorden van de heer Dujardin. De heer Depla spreekt zijn dank uit voor complimenten met betrekking tot de inzet van de medewerkers van de OMWB en van de ambtelijke organisaties van de deelnemers. Naar zijn oordeel blijft het zaak om het proces kritisch te blijven volgen en te blijven waken voor tegenvallers binnen de begroting. In antwoord op de heer Van den Belt zegt hij dat de ingediende zienswijzen eerst gecategoriseerd zijn op hoofdlijnen en op specifieke zienswijzen. In eerste instantie is de aandacht gericht op de zienswijzen op hoofdlijnen. Daarna is ook ingegaan op de specifieke zienswijzen die door deelnemers zijn ingediend. Het feit, dat een groot aantal zienswijzen is weerlegd heeft te maken met het feit, dat over die zienswijzen van mening wordt verschild tussen de deelnemers en het dagelijks bestuur. Daaruit mag niet de conclusie worden getrokken, dat niet serieus naar die zienswijzen is gekeken. Bij het beoordelen van de zienswijzen is niet alleen gekeken naar wat de opvattingen daarover waren binnen de organisatie, maar is ook goed geluisterd naar de adviezen die tijdens het proces werden gegeven door de financiële adviesgroep en van de toezichthouder. Als voorbeeld noemt hij de keuze die is gemaakt om een tariefsverhoging voor ter stellen om een algemene reserve op te bouwen. Het dagelijks bestuur heeft die keuze gemaakt vanwege de nog bestaande onzekerheden en om te voorkomen, dat de dienst te veel risico s zou lopen. Een aantal deelnemers is het niet eens met die keuze. Uit een oogpunt van bedrijfsvoering heeft het dagelijks bestuur die keuze echter wel gemaakt om te voorkomen, dat de dienst bij iedere tegenvaller terug zou moeten naar de deelnemers. Hij geeft aan, dat er wel naar de zienswijzen is geluisterd. De tariefsverhoging is namelijk niet onbeperkt, maar zal voorlopig voor een periode van drie jaar gelden. Ook de algemene tariefsverhoging is het resultaat van een dergelijke afweging. Als niet wordt ingestemd met die verhoging zal de dekking op een andere wijze gevonden moeten worden. Het dagelijks bestuur heeft geprobeerd om een evenwichtig pakket samen te stellen om de begroting sluitend te krijgen, deels door bezuinigingen binnen de dienst en deels door tariefsverhogingen. In antwoord op de vraag van mevrouw Zwarts zegt hij, dat de opmerkingen uit de validatietoets betrekking hadden op het eerste concept van de begroting Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen zijn de opgenomen bezuinigingstaakstellingen getemporiseerd en zijn de ramingen realistischer bijgesteld. De dekking van het frictie- en transitiebudget zijn in de begrotingen verwerkt. Ook is in een memo aangegeven hoe de bezuinigingsvoorstellen zijn verwerkt en hoe realistisch deze voorstellen zijn. Tenslotte merkt hij op, dat hij in tweede termijn een reactie zal geven op de motie die door de heer De Beer is ingediend. 11

12 De heer De Beer zegt, dat het hem alleen te doen is om het valideren van de gegevens die in 2012 zijn ingediend en die de basis zijn geweest voor het verdelen van het budget voor collectieve taken. Een juiste verdeling is in het belang van alle deelnemers. De heer Van den Belt zegt, dat je niet tegen de motie van de gemeente Zundert kunt zijn. Als duidelijk is dat de gegevens niet kloppen, dan ligt het voor de hand om die bij te stellen. De heer Dujardin zegt zich ook te kunnen vinden in de motie van de heer De Beer. Hij heeft begrip voor het betoog van de heer Depla, maar moet constateren, dat hij niet eens is met de inhoud van dat betoog. Dat is voor hem de reden om niet in te stemmen met beide begrotingen. Hij is blij met de toezegging bij het vorige agendapunt om de systematiek te bekijken voor 2018 en volgende jaren, maar dat laat onverlet dat hij niet akkoord kan gaan met deze twee ontwerpbegrotingen. De heer Luijendijk zegt, dat ook de zienswijzen die door de gemeente Loon op Zand zijn ingediend niet allemaal zijn overgenomen. De gemeenteraad had hem opdracht gegeven om niet met de begrotingen in te stemmen als de zienswijzen niet overgenomen zouden worden. Omdat de toezegging is gedaan om de uitgangspunten ter herijken zal hij instemmen met de begrotingen voor 2016 en Hij vraagt de leden van het algemeen bestuur om, mede gelet op deze toezegging, aan te geven wat dan het principiële bezwaar nog is om tegen deze begrotingen te stemmen. De heer Huisman zegt dat ook de zienswijzen van de gemeente Oosterhout niet allemaal zijn gehonoreerd. Ook zijn gemeente was tegen de tariefsverhoging voor het opbouwen van de reserve. Gelet op de uitleg van de heer Depla en het feit, dat hier geen sprake is van een structurele verhoging zal hij instemmen met de voorgestelde ontwerpbegrotingen. Tenslotte merkt hij op niet overtuigd te zijn van de onderbouwing van het frictiebudget. Dat is echter voor hem geen reden om tegen de ontwerpbegrotingen te stemmen. Wel vraagt hij het dagelijks bestuur om met het algemeen bestuur af te stemmen hoe inzicht verkregen kan worden in de besteding van deze kosten. De heer Luijendijk stelt voor om het onderdeel frictiebudget uit de begroting te halen. Mevrouw Keijzers zegt, dat zij uit de woorden van de heer Depla begrijpt, dat de deelnemers zienswijzen hebben ingediend vanuit hun rol als opdrachtgever en dat hij nu in feite aan de leden van het algemeen bestuur vraagt om naar deze stukken te kijken vanuit hun rol als eigenaar. Zij constateert dat de heer Depla dat ook doet als vertegenwoordiger van de gemeente Breda. Zij is na rijp beraad dan ook van mening om in te stemmen met de begrotingen evenwel onder de voorwaarde, dat veel aandacht besteed wordt aan het geven van uitleg aan de gemeenteraden. Ook zij had de opdracht om niet met deze begrotingen in te stemmen, maar de motie die bij agendapunt 9. is aangenomen is wat dat betreft wel belangrijk voor haar geweest. Als eigenaar kan zij dan ook instemmen met deze ontwerpbegrotingen. Mevrouw Van hees blijft moeite houden met de behandeling van de zienswijzen en de daarbij gehanteerde uitgangspunten. Zij heeft daar een wat meer principiële opvatting over. Zij maakt voorts kenbaar te kunnen instemmen met de voorgestelde motie door de heer De Beer. Mevrouw Zwarts reageert op het antwoord van de heer Depla in eerste termijn over de validatietoets van Seinstra en Van de Laar. Het gaat niet om het temporiseren van de bezuinigingen, maar om andere aannames die te ambitieus overkomen. Zij verwijst daarvoor naar pagina 6. van de toets onder a. t/m g. Zij vindt dat op delicate wijze met dit advies moet worden omgegaan, omdat het gevaar voor onderschatting niet denkbeeldig is en zij niet uit de stukken kan opmaken hoe deze adviezen zijn verwerkt. De heer Van der Put stemt in met beide begrotingen en vindt het ook evident dat de verdeelsleutel bij de collectieve wordt aangepast als de gegevens niet correct zijn. De heer Harteveld blijft moeite houden met de voorgestelde begrotingen. De motie van de heer De Beer wordt door hem ondersteund. De heer Verhoeven is van mening, dat de toelichting op het frictiebudget wat hem betreft nog niet helemaal volledig is. Met name de vraag wanneer bepaalde zaken snel uitgevoerd kunnen worden is nog niet duidelijk. Hij zou graag die duidelijkheid hebben voordat de zaken aan de orde komen in de gemeenteraden. Tot slot merkt hij op, dat het niet instemmen met het frictiebudget inhoudt, dat dit bedrag uit de begroting geschrapt wordt en dat die kosten dan bij de afrekening voor rekening van de deelnemers komen. Ten aanzien van de motie van de heer De Beer zegt hij met de motie te kunnen instemmen, omdat het gaat over een verificatie van gegevens. Iedereen heeft er recht op, dat met de juiste cijfers wordt gerekend. 12