week 23 4 juni 2012 opdrachten niveau C De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

Transcriptie

1 Tekst lezen 1. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. 2. Waarom wil de directeur van de GGD de energiedrankjes uit de supermarkt verbannen? 3. Wat betekent kwalijk in regel 28? 4. Wat betekent aanbevolen in regel 30? Hoe ben je de betekenis te weten gekomen? Welk woord in dezelfde alinea betekent hetzelfde? Relaties en verwijswoorden 1. Lees de uitleg hieronder en bekijk de afbeeldingen op blz. 3. Verbanden in een tekst kun je herkennen aan signaalwoorden. In de onderstaande tabel zie je een aantal verbanden die in een tekst kunnen staan en aan welke signaalwoorden je deze verbanden kunt herkennen. Verband/relatie Signaalwoord oorzaak of reden door(dat), daardoor, vanwege, omdat, want, immers, wegens, namelijk, dan ook gevolg zodat, daardoor, daarom, dus, dit leidt tot, waardoor opsomming ook, en, verder, bovendien, daarnaast, naast, tevens, voorts, niet alleen maar ook, zowel als, vervolgens, enzovoort. doel om te, opdat, daartoe, voor, met de bedoeling te middel door te, door middel van, met behulp van, met, daarmee, op die/deze manier tegenstelling maar, daarentegen, toch, hoewel toch, terwijl, desondanks, echter, integendeel, enerzijds anderzijds, desalniettemin voorbeeld zoals, (als,) wat blijkt uit, bijvoorbeeld, onder wie, onder meer voorwaarde als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij samenvatting of dus, kortom, samenvattend conclusie tijdsaanduiding sinds, na, ondertussen, terwijl pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 2. Zoek nu in de onderstaande regels naar de relaties. Welke verbanden worden aangegeven? a. Regel 3: zodat wijst op een gevolg. Wat is het gevolg? b. Regel 17: terwijl kan op een tegenstelling en op een tijdsaanduiding wijzen. Waar verwijst het woord terwijl naar in deze zin? En wat is de tegenstelling of tijdsaanduiding? c. Regel 34: naast wijst op een opsomming. Wat is de opsomming? d. Regel 39: dus wijst op een conclusie. Wat is de conclusie? e. Regel 41: maar wijst op een tegenstelling. Wat is de tegenstelling? f. Regel 49: omdat wijst op een reden. Wat is de reden? g. Regel 57: ook wijst op een opsomming. Wat is de opsomming? h. Regel 60: zodat wijst op een gevolg. Wat is het gevolg? pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 Voor de zekerheid lees ik de zinnen nog een keer goed. Ik controleer of het verband klopt. Ja, ik snap het! Ik lees eerst de tekst met het stappenplan. Ik zie het woordje als Is het een voorwaarde? En ik zie het woordje maar Is het een tegenstelling? Er zijn zoveel verbanden. Als ik een signaalwoord zie, onderstreep of markeer ik het. Wat hebben de zinnen met elkaar te maken? Ik vraag me af welk verband het signaalwoord aangeeft. 3. Beantwoord nu vragen over verwijswoorden. a. Waarnaar verwijst ze in de zin: De GGD wil energiedrankjes uit de supermarkten verbannen, zodat kinderen ze niet meer kunnen kopen (r. 3-4)? b. Waarnaar verwijst hij in de zin: Hij maakt zich naast het gebruik bij jonge kinderen ook zorgen over jongeren die deze energiedrankjes gaan mengen met alcohol (r )? pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 c. Waarnaar verwijst deze in de zin: Er zijn geen officiële cijfers die een toename in gebruik onder jongeren bevestigt, maar de omzet van deze drankjes is in de afgelopen jaren sterk gestegen (r )? d. Waarnaar verwijst zij in de zin: Zij is een voorstander van een goede voorlichting aan ouders over wat de energiedrankjes met kinderen doen (r )? Voor- en tegenstandersschema A. De volgende personen of instanties worden in de tekst genoemd: GGD-directeur Laurent de Vries, zijn collega Martine Boer, hoogleraar Jaap Seidell, Centraal Bureau Levensmiddelenhandel en minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Wie zijn voorstanders en wie zijn tegenstanders van de stelling: Energiedrankjes moeten uit de supermarkt? B. Noem de argumenten waarom zij wel/geen voorstander zijn. Energiedrankjes moeten uit de supermarkt Voorstanders Tegenstanders Wie? Waarom wel/niet? pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Maak een etiket voor een energiedrankje Maak een etiket voor een energiedrankje. Gebruik de informatie uit de tekst. Vermeld in ieder geval: - wat erin zit (de ingrediënten) - hoeveel je ervan mag drinken (per leeftijdsgroep) - welke verschijnselen je kunt krijgen als je er te veel van drinkt. pagina 5 van 5 pagina 5 van 5