Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Transcriptie

1 Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen 1. Lees de tekst actief met het stappenplan. In de tekst staan veel verwijswoorden, zoals hij, ze, het en dat. Markeer de woorden tijdens het lezen. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. 2. Lees de uitleg. Sam laat zien hoe hij omgaat met verwijswoorden in een tekst. Begin bij de pijl. 3. Beantwoord de vragen over de verwijswoorden. Zoek telkens de zin met het verwijswoord op in de tekst. Lees het stukje en zoek dan het woord of de woordgroep waarnaar wordt verwezen. Vul de antwoorden in. Voor de zekerheid lees ik de zin nog een keer goed. Ik vul het woord of de woordgroep in de zin in. Ja, ik snap het! Ik lees de tekst met het stappenplan. Bij het woordje dat let ik extra op. Gaat het over één woord, een woordgroep of een hele zin? Als ik een verwijswoord zie, bijvoorbeeld: hij, zij, het, dat, onderstreep of markeer ik het. Wat bedoelt de schrijver ermee? Ik stel een vraag: wie of wat doet iets? Ik lees de zin ervoor. Daar staat meestal wat er wordt bedoeld. Heel soms staat het in de zin erna. Ik vraag me af waarnaar het verwijswoord verwijst. a. pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 1. In regel 2 staat: Het maakt een tocht van tien dagen met in totaal 81 wetenschappers en bekende Nederlanders aan boord. Waarnaar verwijst het? 2. In regel 5 staat: Dat ligt ongeveer 3000 kilometer ten noorden van Nederland en circa 1000 kilometer onder de Noordpool. Waarnaar verwijst dat? 3. In regel 8 staat: Er wonen geen mensen. Waarnaar verwijst er? 4. In regel staat: Die heeft het in 1616 in kaart gebracht. Waarnaar verwijst die? 5. In regel staat: Ook doen ze onderzoek naar verandering van het klimaat en de invloed van mensen op de natuur. Naar wie verwijst ze? 6. In regel 21 staat: Dat heeft niet alleen met wetenschap te maken. Waarnaar verwijst dat? 7. In regel 32 staat: Die ligt veilig in het water. Waarnaar verwijst die? 8. In regel 34 staat: Die beet een stuk van zijn oor, wang en hoofdhuid af. Naar wie verwijst die? Het is handig om jezelf een vraag te stellen als je een verwijswoord ziet staan. Dat kun je bij alle verwijswoorden doen. Stel de vraag: Wie of wat doet iets? Bijvoorbeeld: Het maakt een tocht van tien dagen met 55 wetenschappers en bekende Nederlanders aan boord. Vraag: Wat maakt een tocht van tien dagen? Antwoord: het schip De Ortelius. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 Een www-schema maken Met een www-schema kun je overzicht krijgen over de inhoud van een tekst. Je stelt allerlei vragen over een tekst die met een vraagwoord beginnen. Dus vragen die bijvoorbeeld beginnen met wie, wat, waar, wanneer, waarom. Vul het schema in en haal de informatie uit de tekst. Expeditie Spitsbergen Wat is de Expeditie Spitsbergen? Waar gaat de expeditie heen? Wie zijn er mee op expeditie? Wanneer vindt de expeditie plaats? Waarom wordt de expeditie gehouden? Welk gevaar lopen de expeditiegangers? pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Vragen beantwoorden over de tekst 1. In regel staat dat de BN ers mee mogen om zo de aandacht van het grote publiek te trekken. Waarom is dat belangrijk, denk je? 2. In regel staat dat er de afgelopen decennia maar mondjesmaat mensen zijn geweest op Edgeøya. Wat betekenen de vetgedrukte woorden? Een decennium is: A. een periode van honderd jaar B. een periode van tien jaar C. een periode van vijf jaar Mondjesmaat betekent: A. zeer weinig B. heel veel C. regelmatig 3. In regel staat dat archeologen op zoek gaan naar fossielen. Weet je wat een fossiel is? Kun je er een tekenen? 4. Stel je voor dat jij mee had gemogen op deze expeditie, was je dan gegaan? Waarom wel/niet? pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Beroepen zoeken (extra) De wetenschappers aan boord hebben allerlei specialismen. Zoek in de tekst naar de woorden die een beroep aanduiden. 1. Schrijf de beroepen in het schema hieronder. Let op: het gaat niet alleen om de wetenschappers. De eerste letter is steeds al gegeven. 2. Wat houden deze beroepen in? Overleg samen over de betekenis. beroep betekenis de k de w de b de a de g de j de w / - de d 3. Een aantal woorden eindigt hetzelfde. Ken je nog meer beroepen met diezelfde uitgang aan het eind van het woord? pagina 5 van 5 pagina 5 van 5