Wat voor artikelen kan je verwachten? Welke elementen/onderdelen komen vaak in een tekst voor? Introductie Argumenten Experts Voorbeelden Conclusie

Transcriptie

1 CITO teksten blz. 1 Het maken van een CITO-toets moderne vreemde talen. Wat voor artikelen kan je verwachten? Bij Engels: vaak columns en interviews. Welke elementen/onderdelen komen vaak in een tekst voor? Introductie Argumenten Experts Voorbeelden Conclusie

2 CITO teksten blz. 2 A. INTRODUCTIE: Er zijn drie vragen die gesteld kunnen worden om het onderwerp te introduceren. Wat is de kern van alinea 1? = verband tussen antwoord titel plaatje. Een vraag over alinea 2 als openingsvraag (meestal gaat het over de eerste zin met een verwijswoord). Verband= titel + plaatje + alinea 1 Wat is de aanleiding voor het schrijven van dit artikel? Dit staat VAAK NIET in alinea 1. Het kan bijv. in alinea 4 staan. NEEM DE VRAAG VOOR KENNISGEVING AAN, SLA OVER (WEL BIJV. MET EEN HIGHLIGHTER AANGEVEN OM NIET TE VERGETEN) EN GA VERDER. Vraag je bij elke alinea af of het antwoord op deze vraag er staat. Het kan ook in de alinea staan waar geen vraag over wordt gesteld. Aanleiding = verband titel + plaatje

3 CITO teksten blz. 3 B. ARGUMENTEN argumenten voor argumenten tegen: hier wordt van de grote lijn afgeweken. De grote lijn loopt tot het contrast woord. Voorbeeld: MAAR (leuke avond) TOCH (te veel pauzes) C. EXPERTS (goede muziek) Komen niet voor in interviews Dit zijn meningen. Het blah, blah, blah is niet belangrijk. Als je denkt dat je er niets aan hebt, dan heb je gewoonlijk gelijk. Doorstrepen.

4 CITO teksten blz. 4 D. VOORBEELDEN: Er zijn drie vragen die gesteld kunnen worden: Met welk woord zou deze zin kunnen beginnen? (Kan ook een keuze zijn bij een gatentekst). Antwoord meestal: for instance / e.g. Hoe verhoudt deze zin/alinea zich tot de vorige? N.B.: illustreren = een voorbeeld geven. [Als er staat: het illustreert dat CONTROLEREN of het echt een voorbeeld daarvan is.] Summarize the paragraph. Streep alle vorbeelden door. Er blijft vaak 1 zin over: dit is het antwoord. Kijk of de voorbeelden inderdaad voorbeelden zijn van wat je hebt opgeschreven.(schrijf NOOIT het vb op).

5 CITO teksten blz. 5 Hoe herken je een voorbeeld? Een voorbeeld bevat 1 of meer van de volgende elementen: Namen Plaatsen (iedere geografische aanduiding: steden, wijken, rivieren, bergen, enz.) Getallen Procenten Data (ook: onlangs, vorig jaar, enz.) E. Conclusie. Dit is vaak: - samenvatting - citaten voor een samenvatting Voor gevorderden: aan het eind kan er een vraag over de titel komen. B.v. de (onder)titel luidt.. Wat wordt hiermee bedoeld? De (onder)titel is dan een idiomatische uitdrukking of een (geestige) woordspeling De grote lijn is ook het antwoord. Als je eerst de titel niet begrijpt, kies het antwoord dat bij de grote lijn past. Als je de titel wel begrijpt, dan vind je dat dit de samenvatting is of één argument (vaak het laatste).

6 CITO teksten blz. 6 ABCD (=meerkeuze) vragen - stappenplan: titel, plaatje, introductie (niet 1ste alinea) = GROTE LIJN (Bij alle soorten vragen.) lees de vraag (maar één), NIET het antwoord. streep in de tekst. gaat de vraag over de hele alinea? Dan moet het antwoord over alle tekst gaan. gaat de vraag over 1 zin? Dan is de zin vaak gekozen omdat die niet te begrijpen is. Probeer de betekenis uit de rest van de alinea te halen. NIET opzoeken. Baseer het antwoord op de rest van de alinea. vraag je af wat het CITO wil weten lees de tekst meestal zijn er twee antwoorden die niets met de GROTE LIJN te maken hebben en dus duidelijk fout zijn. Meteen wegstrepen. hoe vaak komt je antwoord voor in de te lezen tekst? EEN keer is NIET GENOEG. Kloppen alle elementen die in de vraag genoemd worden met de tekst? Indien niet, dan is het antwoord fout. Ook als je het laatst overgebleven antwoord niet begrijpt, maar alle andere antwoorden echt fout zijn, toch kiezen. Past het antwoord in de GROTE LIJN? Gaat de tekst hierover? Het antwoord moet JA zijn.

7 Toepassen ABCD vragen CITO teksten blz

8 CITO teksten blz. 8 Open vragen Alle antwoorden moeten in de GROTE LIJN passen. Je mag alleen verwijswoorden gebruiken als je een lijntje kunt trekken naar een woord in de vraag. V.b.: vraag: antw. Wat zegt Jan over huiswerk? Hij vindt het leuk. Goed, want hij verwijst naar Jan en het verwijst naar huiswerk vraag: Wat is de kern van alinea 3? antw1: Hij vindt het leuk Fout, want nu weet je niet wat /wie hij en het zijn. antw.2: Jan vindt huiswerk leuk. Goed

9 CITO teksten blz. 9 Citeren: Als er naar een zinsdeel wordt gevraagd, moet je alleen dat zinsdeel opschrijven, dus een deel van een (lange) zin. Een zinsdeel begint bij een signaalwoord. Vóór een signaalwoord staat het eerste argument, na het signaalwoord staat het tweede argument. Als er een keus is tussen zin en zinsdeel, kies dan de zin omdat er in dat geval geen discussie mogelijk is over het juiste gedeelte. Een tekstgedeelte is meer dan 1 zin. Als je het helemaal niet weet, kies je de zin met dubbele punt :

10 CITO teksten blz. 10 Gatentekst 1. Lees tot het gat + 1 zin na de zin waar het gat in zit voor Frans en Duits. Voor het Engels moet je meestal ook de rest van de alinea lezen. 2. Vaak staat er een signaal(woord) achter het gat: gat dus. dit is een conclusie gat... maar. er volgt een tegenstelling gat... voorbeeldwoord.. voorbeeld van wat je moet invullen gat... :. de uitleg van het in te vullen woord 3. Titel + plaatje + introductie = GROTE LIJN 4. Tegenstellingen in het antwoord: A B C D groot leuk klein koud In 90% van de vagen gaat het over die twee. Heel goed controleren of het het goede antwoord is. LET OP ONTKENNINGEN A5. Volg de GROTE LIJN en kies woorden die daarbij passen. Wat voor gevoel krijg je: positief? kies een positief woord negatief? kies een negatief woord

11 CITO teksten blz. 11 Scanteksten recensies, ingezonden brieven. Meestal is de vraag: wie is positief/negatief? Lees van iedere recensie de laatste zin. Als het antwoord niet in de laatste zin staat moet je het stukje helemaal lezen. 1 (of meer) blz met informatie je moet één feit zoeken: let op vet, schuin, HOOFDLETTERS (hele woorden). Indien afwezig: lees de 1ste zin van de alinea s. Je moet ALLE informatie in de vraag in VOLGORDE afwerken.

12 CITO teksten blz. 12 Hoe herken je IRONIE? In een negatieve tekst: er wordt één bewonderende/goede eigenschap genoemd. Een vraag aan het einde van een tekst wil nog wel eens een lollige uitsmijter zijn. Er wordt iets genoemd dat niets met de tekst te maken heeft.

13 CITO teksten blz. 13 Opmerkingen Streep / Schrijf in de tekst. - Geef aan tot waar je moet lezen. - Streep voorbeelden door (tenzij om een voorbeeld gevraagd wordt). - Streep de twee antwoorden die niets met de GROTE LIJN te maken hebben weg. Denk eraan dat alle antwoorden met de GROTE LIJN te maken moeten hebben. Vaak staan antwoorden na een dubbele punt. Er zullen altijd vragen overblijven die niet op eerder genoemde manieren opgelost kunnen worden.