Studiehandleiding Leren en Instructie 3. Master Voltijd/Deeltijd Februari 2015

Transcriptie

1 Studiehandleiding Leren en Instructie 3 Master Voltijd/Deeltijd Februari

2 Leren en Instructie 3 Inhoudsopgave Inhoud 2 Leerdoelen 2 Literatuur 3 Ondersteuning 3 Onderwijsvormen 3 Rooster 3 Van de student verwachte activiteiten 4 Studielast 4 Toetsing 4 Vakcoördinator 4 Bijlagen: Beschrijving Verdiepingsopdracht, keuzethema s en beoordelingsformulier 5-11 Inhoud In deze periode staan reflectie, integratie en verdieping van je kennis en vaardigheden centraal. In een afsluitende Kennisbasistoets Vakdidactiek laat je zien dat je inzichten uit de literatuur over schoolvak en vakdidactiek kunt benoemen en toepassen. Samen met andere studenten verdiep je je in een pedagogisch of algemeen didactisch thema naar keuze. Je verkent hoe er op jouw school concreet invulling wordt gegeven aan het thema en reflecteert mede vanuit de theorie op je bevindingen. De resultaten presenteer je op een mini-symposium waarmee het eerste semester wordt afgesloten. In deze studiehandleiding wordt de cursus verder toegelicht. In de bijlagen vind je de volledige omschrijving en het beoordelingsformulier van de Verdiepingsopdracht. Leerdoelen Je werkt in deze periode aan de volgende competenties: een eigen standpunt kunnen bepalen en onderbouwen met betrekking tot pedagogisch-didactische discussies op school; ontwikkelingen met betrekking tot didactiek bij kunnen houden kennis kunnen delen met collega s; samen kunnen werken met anderen binnen en buiten de school; In de kennisbasistoets vakdidactiek laat je zien dat je voldoende kennis hebt van de vakdidactische literatuur. De volgende doelen uit periode 1 en 2 zijn daarbij aan de orde: de relatie van de leerstof voor het vak met de kerndoelen, eindtermen en eindexamenprogramma s kunnen verwoorden inzichten uit vakdidactische theorie inzetten ten behoeve van het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin je werkzaam bent; didactische leer- en werkvormen en (digitale) materialen en leermiddelen die goed aansluiten bij de leerdoelen, leeractiviteiten en leerstof effectief inzetten en de keuze/toepassing legitimeren; op basis van aangereikte criteria een les, de leerstof en de lesmethode analyseren. 2

3 Literatuur Voor de Kennisbasistoets Vakdidactiek geeft je vakdidacticus aan op welke literatuur de toets betrekking zal hebben. Het gaat om vakdidactische literatuur die in Leren en Instructie 1 en 2 is opgegeven. De literatuur die je voor de Verdiepingsopdracht moet lezen vind je in de bijlage. Ondersteuning Blackboard De cursus wordt volledig ondersteund door Blackboard op de pagina voor Leren en Instructie 3. Toegang tot Blackboard krijg je met je UvA ID en wachtwoord. Het adres is Onderwijsvormen In de eerste week, op dinsdag 9 juni is er voor elk thema van de Verdiepingsopdracht een werkcollege ( uur) waarin een introductie wordt gegeven op het thema en je samen met andere studenten een groep (drietal of viertal) vormt om een begin te maken met de opdracht. Je moet je voor de start van Leren en Instructie 3 aanmelden voor een van de vier thema's. Dat kan via Blackboard. In de Verdiepingsopdracht (zie bijlage) vind je een korte toelichting op de thema's die je kunt kiezen en staat beschreven hoe je je moet voorbereiden op de startbijeenkomst. In de tweede week, op 16 juni 2015, vindt voor de voltijd studenten de Kennisbasistoets Vakdidactiek plaats (deeltijd na de zomervakantie, datum volgt). Je werkt in deze week en de derde week verder aan de Verdiepingsopdracht. In de vierde week, op 30 juni 2015, is er(voor voltijders) van tot uur een mini-symposium waar je de bevindingen van de Verdiepingsopdracht aan elkaar presenteert. Deeltijders presenteren hun bevindingen op een later moment aan elkaar. Op 30 juni zijn er ook herkansingen voor de kennisbasistoetsen en worden individuele gesprekken met de vakdidacticus gepland (zie de studiehandleiding Onderwijspraktijk 3). Rooster Week Datum Tijd 1 9 juni uur* Werkcolleges Thema's Verdiepingsopdracht Introductie op het thema, samenstelling groepen en start met opdracht 2 16 juni uur Kennisbasistoets Vakdidactiek Zie de door de vakdidacticus opgegeven literatuur 3 23 juni Geen werkcolleges L&I3, werken aan Verdiepingsopdracht 4 30 juni uur Presentaties Verdiepingsopdracht * Zie Blackboard / UvA Roosters voor de zalen per thema. Van de student verwachte activiteiten bestuderen van de literatuur voorafgaand aan de startbijeenkomst en t.b.v. de Verdiepingsopdracht; actieve bijdrage aan de groepspresentatie die gekoppeld is aan de Verdiepingsopdracht; aanwezigheid en actieve participatie tijdens de startbijeenkomst en de presentaties van de Verdiepingsopdracht. Studielast (3 EC) Colleges Verdiepingsopdracht Voorbereiden toets Totaal 6 uur 40 uur 38 uur 84 uur 3

4 Toetsing Er is een schriftelijk tentamen over de vakdidactische literatuur uit Leren & Instructie 1 en 2 en een inhoudelijke presentatie van de resultaten van de Verdiepingsopdracht. De presentatie wordt aan de hand van een beoordelingsformulier (zie bijlage) beoordeeld door de begeleidende docent van de opleiding (onderwijskundige of vakdidacticus). Het eindcijfer is het gewogen gemiddelde van het cijfer voor de Kennisbasistoets Vakdidactiek (70%) en het cijfer voor de Verdiepingsopdracht (30%). Om te slagen moet voor beide onderdelen tenminste een 5,5 behaald zijn. De onderdelen kunnen elk afzonderlijk een keer worden herkanst. De herkansing van de Kennisbasistoets Vakdidactiek en de Verdiepingsopdracht is voor de voltijd studenten op 30 juni 2015 (deeltijd wordt later bekend gemaakt). Wanneer het cijfer voor de Verdiepingsopdracht onvoldoende is, wordt de student gevraagd om een essay in te leveren dat aan dezelfde eisen voldoet als de presentatie. Coördinatie Coördinator van Leren en instructie 3 is Helen van Hoorn H.H.vanHoorn@uva.nl 4

5 Bijlagen Bijlage 1: Verdiepingsopdracht Inleiding In periode 1 en 2 was veel aandacht voor de klas en de leerling. Wat in de klas gebeurt staat echter niet op zichzelf. Het onderwijsleerproces in de klas wordt mede bepaald door zaken die schoolgebonden zijn: de leerling-populatie, de visie en het beleid van de school. In deze opdracht verdiep je je samen met andere studenten in een pedagogisch-didactisch onderwerp naar keuze. Je kunt kiezen uit vier onderwerpen die in Leren en Instructie 1 en 2 slechts beperkt aan de orde zijn geweest: leerlingbegeleiding; ICT in het onderwijs; taalbeleid/taalgericht vakonderwijs; onderwijs en diversiteit. Je gaat kijken hoe het onderwerp op je eigen stageschool en die van andere studenten invulling krijgt. Je werkt in deze opdracht aan de volgende competenties: een eigen standpunt kunnen bepalen en onderbouwen met betrekking tot pedagogisch-didactische discussies op school; ontwikkelingen met betrekking tot didactiek bij kunnen houden; kennis kunnen delen met collega s; samen kunnen werken met anderen binnen en buiten de school; Werkwijze Stap 1 Keuze van een onderwerp en voorbereiding startbijeenkomst (vóór 9 juni!): Lees de beschrijving van de onderwerpen in bijlage 2. Bij elk onderwerp worden artikelen genoemd die je meer zicht geven op het onderwerp. Maak voorafgaand aan het werkcollege op 9 juni een keuze voor een onderwerp en meld je voor dat onderwerp aan via Blackboard. Bedenk bij het gekozen onderwerp op basis van het introducerende artikel en/of je eigen ervaringen vragen die je zou willen onderzoeken, zodat je deze op 9 juni kunt bespreken met degenen met wie je gaat samenwerken. In het werkcollege op 9 juni wordt een inhoudelijke introductie gegeven op het thema dat je hebt gekozen. Je vormt in het werkcollege een groepje van drie of vier. De studenten met wie je samenwerkt hoeven niet van hetzelfde schoolvak te zijn, maar moeten wel op andere stagescholen werken. Deeltijdstudenten vormen een groepje met andere deeltijdstudenten, omdat zij op een later moment de resultaten van de opdracht aan elkaar presenteren. Stap 2 Verkenning in de literatuur en op je stageschool: Overleg tijdens het werkcollege op 9 juni in je groepje hoe je het onderwerp uitwerkt. In welke vragen zouden jullie je graag willen verdiepen? Verken het onderwerp eerst aan de hand van literatuur. Op Blackboard vind je bij elk onderwerp leessuggesties, maar je kunt ook zelf op zoek gaan naar bruikbare publicaties. Bestudeer binnen je groepje tenminste 4 publicaties. Maak voor de verkenning op je stageschool wanneer beschikbaar - gebruik van schoolspecifieke documenten die je zicht geven op de wijze waarop de school invulling geeft aan het gekozen onderwerp. Denk aan beleidsdocumenten, protocollen of de schoolwebsite. Ga in gesprek met mensen op je stageschool die je kunnen informeren over de door jullie geformuleerde vragen. Denk bijvoorbeeld aan het hoofd van de sectie, een ICT- of taalcoördinator of coördinator leerlingbegeleiding. Omdat meerdere studenten op je stageschool aan de Verdiepingsopdracht werken, kan het zijn dat de ILO instituutsopleider op de school een gezamenlijk gesprek met een expert binnen de school organiseert. Stap 3 Presentatie: Bereid met je groepje een presentatie voor die maximaal 15 minuten duurt. De presentatie moet antwoord geven op de volgende vragen: - welk onderwerp hebben jullie verkend: op welke vragen hebben jullie antwoord gezocht en waarom deze? - welke literatuur hebben jullie bestudeerd? - op welke manier hebben jullie het onderwerp op je school verkend? - wat zijn de resultaten van jullie verkenning: wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen de scholen? - in hoeverre herken je in de schoolpraktijk wat in de literatuur besproken wordt? - wat is jullie eigen mening over de wijze waarop de scholen invulling geven aan het onderwerp? Op welke school zou je het liefst willen werken als het om dit onderwerp gaat en waarom? 5

6 De vorm van je presentatie mag je zelf bepalen. Studielast Literatuur 8 uur Overleg binnen groep 6 uur Verkenning op school 20 uur Voorbereiding presentatie 6 uur Totaal 40 uur Beoordeling 1 De begeleider van de opdracht (in de meeste gevallen een onderwijskundige) beoordeelt de presentatie aan de hand van het beoordelingsformulier (zie bijlage 3). We willen het groepscijfer niet zonder meer toekennen aan elk individueel groepslid. Daarom bespreek je na toekenning van het cijfer in de groep of je vindt dat iedereen hetzelfde cijfer krijgt. Als de begeleider de presentatie een 7 waard vindt, krijg je als groepje van 3: 3x7 = 21 punten. Die punten kun je vervolgens binnen je groepje verdelen. Elk groepslid moet daarbij gelegenheid krijgen om aan te geven wat hij/zij een goede verdeling zou vinden. Op deze manier kun je recht doen aan eventuele verschillen in bijdrage aan de (voorbereiding van de) presentatie. We willen je met deze beoordelingswijze ook kennis laten maken met een vorm van beoordelen die je ook bij groepswerk in je klas zou kunnen toepassen. Bij een onvoldoende hoef je de presentatie niet opnieuw te doen, maar lever je elk individueel een essay (maximaal 1600 woorden) in voor de herkansing op 10 juli 2015 (datum voor deeltijd volgt later). In dit essay geef je antwoord op de vragen die met de presentatie beantwoord moeten worden (zie hierboven) met nadruk op de resultaten van je verkenning op je eigen school en je eigen visie op de vraag op welke school je zou willen werken als het om het onderzochte thema gaat. De opdracht wordt nagekeken door de begeleidende docent. 1 Plagiaat wordt door de Examencommissie streng bestraft volgend de richtlijnen uit het OER. Van plagiaat is sprake als in de in te leveren opdracht teksten geheel of gedeeltelijk zijn overgenomen van een andere auteur zonder vermelding van de bron (boek, tijdschriftartikel, rapport, internetsite, etc.). Onder het overnemen van teksten valt ook het citeren of parafraseren zonder dat dit duidelijk is in de tekst. 6

7 Bijlage 2: Onderwerpen die gekozen kunnen worden voor de Verdiepingsopdracht 1 Leerlingbegeleiding Casus Sandra is sinds dit schooljaar docent biologie in opleiding op een school voor havo/vwo in het centrum van Amsterdam. Aan het begin van het schooljaar heeft ze van de mentor een overzicht gekregen van de leerlingen in haar stageklassen. Bij sommige leerlingen staan diagnoses, zoals dyslexie, ADHD, Asperger. Bij anderen staat: ouders pas gescheiden of moeder ernstig ziek. Allemaal leerling-specifieke factoren die van invloed kunnen zijn, niet alleen op de manier waarop de leerling zich in de klas gedraagt, maar ook op de wijze waarop hij leert en dus ondersteund moet worden in zijn leerproces. Sandra vraagt zich af: Wat doe ik als startende docent met dit soort informatie? Wat kan en wil ik hiermee? Met de invoering van de wet Passend Onderwijs komen in toenemende mate kinderen in het reguliere onderwijs die voorheen in het speciaal onderwijs een plek kregen. De wet is de praktische uitvoering in beleid van de Salamancaverklaring (1994) die mede door Nederland is ondertekend. De verklaring heeft betrekking op de rechten van elk kind op onderwijs. Uitgangspunten zijn onder andere: dat ieder kind unieke eigenschappen heeft, interesses, mogelijkheden en leerbehoeftes; dat scholen rekening moeten houden met deze eigenschappen en leerbehoeftes. Wat zijn de consequenties van deze wet voor het onderwijs? Voor de dagelijkse gang van zaken in de les? Betekent de wet een verzwaring van het werk van docenten? Moet iedereen die in het onderwijs werkzaam is nu in kunnen spelen op de leerbehoeftes van leerlingen met dyslexie of met een stoornis binnen het autismespectrum? Welke basiskennis en vaardigheden zijn daarvoor nodig? Wanneer je het onderwerp Leerlingbegeleiding kiest kun je je verdiepen in een of meer van de volgende vragen: - welke individuele ondersteuning wordt er aan leerlingen met leerproblemen geboden binnen de klas en/of op school? - welke ondersteuning is er binnen en buiten de school voor de leerling en hoe kan de vakleerkracht hierop aansluiten? - hoe ziet de zorgstructuur op mijn school eruit? Natuurlijk kun je binnen het onderwerp ook voor andere vragen kiezen. Leg deze dan voor aan de begeleidende docent. Artikel en websites ter oriëntatie op het thema (staat op Blackboard): -Hiemstra, K., Sanders, M., & Schafrat, W. (2013). Nieuw licht op gedragsproblemen. De interactionele benadering werkend in de school. Utrecht/Den Bosch: APS / KPC Groep. Hoofdstuk 1 en 2 (p. 9-30). -Dossier Passend onderwijs van het onderwijsblad Didactief: - Wet passend onderwijs: (fragment uit Rondom 10 uitzending Elk kind een etiket ) Suggesties voor verder lezen vind je op Blackboard. 7

8 2 Taalbeleid en Taalgericht vakonderwijs Alle brugklassers nemen vanaf januari 2014 altijd een leesboek met zich mee naar school. Dit is niet alleen nodig voor het uur Vrij Lezen bij het vak Nederlands, maar nu ook voor de opvanguren. In klas 1 en 2 hebben de leerlingen wekelijks een uur waarin begrijpend en technisch lezen centraal staat. Dit wordt gedaan aan de hand van Nieuwsbegrip en Ralfi lezen. De school diagnosticeert alle leerlingen bij aanvang van hun schoolloopbaan door middel van een analyse van het Onderwijskundig Rapport van de basisschool en het afnemen van een dyslexiedictee (Het Wonderlijke Weer). Het rapport wordt geanalyseerd door de teamleider van de brugklassen en de BOVO, het dictee door de remedial teacher. Daarnaast worden in de klassen 1 t/m 3 de Cito-VAS toetsen afgenomen. Bij de constatering van individuele achterstanden wordt er een begeleidingsplan opgesteld. Dit zijn voorbeelden van wat scholen in hun taalbeleidsplan opnemen. Om leerlingen zo goed mogelijk te ondersteunen in hun taalontwikkeling en om ze zo goed mogelijk voor te bereiden op het taalexamen ontwikkelen en evalueren scholen taalbeleid. Taalbeleid is de structurele en strategische poging van een schoolteam om de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen met het oog op het bevorderen van hun algemene ontwikkeling en het verbeteren van hun onderwijsresultaten. Veel scholen hebben taalgericht vakonderwijs opgenomen in hun taalbeleid. Bij taalgericht vakonderwijs wordt binnen de schoolvakken gericht gewerkt aan taal- en vaktaalontwikkeling. Wanneer je het onderwerp Taalbeleid kiest kun je je verdiepen in een of meer van de volgende vragen: - hoe ziet het taalbeleid op mijn school eruit? (welke visie, ambities, activiteiten, etc.) - in hoeverre en hoe wordt (in de verschillende vakken) invulling gegeven aan taalgericht vakonderwijs? - hoe wordt het taalniveau van de leerlingen vastgesteld? Wordt er bijvoorbeeld in de brugklas getoetst op taalniveau, ter aanvulling op CITO-gegevens einde groep 8? Is sprake van toetsing van de voortgang? - wat is de rol van de sectie Nederlands in het taalbeleid op school? - welk beleid is er ten aanzien van taalzwakke leerlingen? Natuurlijk kun je binnen het onderwerp ook voor andere vragen kiezen. Leg deze dan voor aan de begeleidende docent. Artikel en websites ter oriëntatie op het thema (staat op Blackboard): -Hajer, M. (2008). De lat hoog voor vakonderwijs: taalbeleid in de klas via taalgerichte vakdidactiek. Vonk, 38/1, p of -Rooijackers, P., van der Westen, W., & Graus, J. (2009). Taal centraal: taalbeleid in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs. Goes: Vereniging van Leraren in Levende Talen Suggesties voor verder lezen vind je op Blackboard. 8

9 3 Inzet van ICT in het onderwijs Er zijn hoge verwachtingen van de inzet van ICT. Met behulp van ICT-toepassingen zou de motivatie van leerlingen toenemen, zouden hun leerprestaties verbeteren en kan het leerproces efficiënter georganiseerd worden. Bovendien zou men met de inzet van ICT beter kunnen differentiëren. Er worden echter ook kritische kanttekeningen geplaatst. In hoeverre draagt de inzet van ICT bij aan onderwijsvernieuwing? Worden de mogelijkheden van ICT in de praktijk wel voldoende benut? En moet niet veel meer aandacht worden besteed aan ICT vaardigheden van leerlingen? In hoeverre zijn leerlingen bijvoorbeeld in staat om gericht informatie te zoeken en selecteren? Volgens het Vier-in-balans model van Kennisnet zouden voor het succesvol implementeren van ICT in het onderwijs vier domeinen met elkaar in evenwicht moeten zijn: de visie op onderwijs, de deskundigheid van docenten, de inhoud en toepassing en de infrastructuur. Wanneer je het onderwerp inzet van ICT in het onderwijs kiest kun je je verdiepen in een of meer van de volgende vragen: - welke visie heeft mijn school (of de sectie) op gebruik van ICT in het onderwijs? - heeft mijn school een ICT beleidsplan en wat is daarvan in de onderwijspraktijk te merken? - is op school sprake van een goede ICT infrastructuur (bv. voldoende computers (tablets, laptops), software, digitale schoolborden, goede internetverbinding)? - welke good practices van inzet van ICT in het onderwijs zijn er binnen mijn school (of sectie) te vinden? Denk aan de inzet van sociale media, tablets/i-pads, het digitale schoolbord, elektronische leeromgeving of games. - in hoeverre krijgen docenten ondersteuning bij het gebruik van ICT in het onderwijs en is er aandacht voor professionalisering? - wat wordt op mijn school gedaan om leerlingen digitaal geletterd (zie het artikel van Kirschner) te maken? Natuurlijk kun je binnen het onderwerp ook voor andere vragen kiezen. Leg deze dan voor aan de begeleidende docent. Artikelen ter oriëntatie op het thema (staan op Blackboard): - Vanderlinde, R., & van Braak, J. (2013). Wat maakt een ICT beleidsplan zo effectief? 4W, 1. [ of: - Kirschner, P. (2013). Knopvaardig is wat anders dan digitaal geletterd. 4W 1. [ (voor een uitgebreidere versie van dit artikel zie: Kirschner, P., & van den Berg, E. (2012). Pas op hypes. In De bakens verzetten. Trendrapport Wetenschappelijk Technische Raad SURF Suggesties voor verder lezen vind je op Blackboard. 9

10 4 Onderwijs en diversiteit Multicultureel vakmanschap betekent voor leraren en/of opleiders dat zij beschikken over de kwaliteiten om optimaal in te spelen op verschillen in culturele, religieuze en talige achtergronden, dat ze een diversiteitsvriendelijk klimaat kunnen creëren en verschillen op een effectieve manier bespreekbaar kunnen maken. Het multicultureel vakmanschap stelt leraren en opleiders in staat om het beste uit alle leerlingen en studenten naar boven te halen, om een positieve bijdrage te leveren aan hun identiteitsontwikkeling, aan actief burgerschap en sociale integratie, aan de ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden en van allerlei vormen van vakkennis. Eigenlijk niets bijzonders, gewoon datgene wat alle goede docenten moeten kunnen, alleen dan ook in multiculturele situaties (Vollaard & Olie, 2010, p. 42) Met name in de grote stad, maar ook daarbuiten is sprake van diversiteit tussen leerlingen ten aanzien van hun etnische, culturele, religieuze en sociaal-economische achtergrond. Uitsluiting op basis van deze achtergrond, spanningen tussen leerlingen of tussen leerlingen en docenten kan docenten voor nieuwe pedagogische opgaven stellen. Er kunnen zich ook pedagogische spanningen voordoen tussen ouders en school, vanwege verschillen van inzicht over bijvoorbeeld huiswerk of wijze van disciplinering. Diversiteit biedt allerlei kansen, bijvoorbeeld om invulling te geven aan burgerschapsvorming. Burgerschapsvorming is onder meer gericht op het leren omgaan met diversiteit. Er is ook discussie over onderwijs en diversiteit. In hoeverre moeten scholen zich inspannen om etnische segregatie in het onderwijs tegen te gaan? Vraagt het lesgeven in multiculturele klassen om specifieke kennis en kunde van leraren? Versterkt het onderwijs sociaal-economische ongelijkheid? Mogelijke vragen die op de school verkend kunnen worden: - Wat is de sociaal-economische, etnische en culturele achtergrond van de leerlingen op mijn school? Welke ideeën leven er bij directie en docenten over de gewenste samenstelling van de leerlingenpopulatie? - Op welke manier conceptualiseert mijn school verschillen tussen leerlingen? (Welke verschillen worden door school benoemd en hoe worden die genoemd?) - Welke uitdagingen worden op mijn school ervaren als het gaat om het omgaan met diversiteit? (En door wie meer en minder?) - Hoe reageert mijn school in haar pedagogisch beleid op de uitdagingen en kansen bij het omgaan met diversiteit? - In hoeverre en op welke manier wil de school een bijdrage leveren aan sociale cohesie en/of gelijke kansen? Is er overleg met andere scholen en binnen de gemeente om groepen leerlingen meer te mengen? - Wat vraagt het omgaan met verschillen aan kennis en vaardigheden van de docent? Hoe ondersteunt de school de docenten hierin? - Hoe probeert de school de ouders te betrekken? Bereikt ze alle ouders? Welke meer en welke minder? Natuurlijk kun je binnen het onderwerp ook voor andere vragen kiezen. Leg deze dan voor aan de begeleidende docent. Artikel en websites ter oriëntatie op het thema (staat op Blackboard): -Pels, T. (2012). Diversiteit en de pedagogische functie van het onderwijs. Pedagogiek, 32, 2, of: -Severiens, S., Wolff, R., & van Herpen, S. (2014) Teaching for diversity: a literature overview and an analysis of the curriculum of a teacher training college, European Journal of Teacher Education, 37, 3, Websites: - -Podcast van Bowen Paulle s presentatie van zijn boek Toxic schools. High-poverty education in New York and Amsterdam (2014). Suggesties voor verder lezen vind je op Blackboard 10

11 Bijlage 3: Beoordelingsformulier Eindpresentatie Verdiepingsopdracht - Leren & Instructie 3 Studenten: Beoordelaar: Thema presentatie: Datum presentatie: Beoordelingscriteria 1-5 pnt* Opmerkingen 1.Afbakening en aanpak In hoeverre is sprake van: legitimatie keuze en afbakening van de verdiepingsvraag binnen het gekozen thema; gebruik van diverse en passende informatiebronnen (literatuur, documenten / personen op school) en meerdere perspectieven 2. Diepgang van de verkenning In hoeverre is sprake van: heldere beschrijving van de situatie op de verschillende scholen, concrete en specifieke voorbeelden van aspecten van het onderzochte thema 3.Kwaliteit van de vergelijking In hoeverre is sprake van een heldere vergelijking van verschillende perspectieven en praktijken 4.Reflectie op de bevindingen In hoeverre is sprake van: oog voor sterke en minder sterke kanten van de aangetroffen praktijk op school; kritische koppeling van relevante literatuur aan de schoolsituatie en koppeling aan een eigen visie op het gekozen thema 5.Presentatie vorm In hoeverre is sprake van een presentatie waarbij de vorm de inhoud ondersteunt, de inhoud op samenhangende en adequate wijze gepresenteerd wordt en de beschikbare presentatietijd in acht wordt genomen. 6. Samenwerking In hoeverre is sprake van een goede samenwerking, af te leiden uit de wijze waarop de afbakening van de vraag tot stand is gekomen; informatie over de diverse scholen en aandeel in de presentatie. Eindcijfer groep: (max. 30 pnt, delen door 3) Totaal:.. punten/3 = cijfer:.. student: Aantal te verdelen punten:... Afhankelijk van de groepsgrootte (3 of 4 studenten) het student: eindcijfer vermenigvuldigen (met 3 respectievelijk 4). Dit totaal aantal punten wordt toegekend aan de groep. De groepsleden bepalen onderling hoe zij de punten per persoon student: willen verdelen. Cijfers met één decimaal zijn mogelijk. De individuele cijfers zoals toegekend door de groep zelf student: moeten (door een van de groepsleden) worden doorgegeven aan de docent die bij de presentaties is of de vakcoördinator Helen van Hoorn, h.h.vanhoorn@uva.nl (uiterlijk 1 juli) In het geval er geen individuele cijfers door de groep worden doorgegeven geldt voor alle groepsleden hetzelfde cijfer. * 1 = zeer onvoldoende; 2 = onvoldoende; 3 = voldoende; 4 = ruim voldoende; 5 = goed. Individuele eindcijfers groepsleden: cijfer: cijfer: cijfer: cijfer: 11