Ontgrondingenwet en Omgevingsverordening Limburg

Transcriptie

1 Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Ontgrondingenwet en Omgevingsverordening Limburg Groeve Spaubeek te Spaubeek Zaaknummer: Kenmerk: 2013/64897 d.d.21 november 2013 Verzonden:

2 INHOUDSOPGAVE 1 De aanvraag 3 2 Gegevens Geschiedenis Doel van de ontgronding Beoogde werkzaamheden Situatie van het terrein Maatschappelijke meerwaarde en draagvlak 5 3 Procedure 6 4 Belangenafweging Planologie Ontgrondingenbeleid Natuur Hydrologie Archeologie Werkplan Mer-beoordeling 9 5 Besluit 11 6 Ondertekening 11 7 Afschriften 12 8 Bijlage 2: Voorschriften 13 Bijlage 3: Schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1: Bijlage 4: Principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart Zaaknummer:

3 1 De aanvraag Bij brief van 22 juli 2013, ingekomen 23 juli 2013, aangevuld bij brieven van 6 september 2013, ingekomen 9 september 2013 en 27 september 2013, ingekomen 30 september 2013 heeft adviesbureau Grontmij Nederland B.V., Postbus 1265, 5602 BG te Eindhoven namens Zand- en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Nagelbeek 87, 6365 EJ te Schinnen (verder: aanvrager) een aanvraag ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het verder - ontgronden van (delen van) de percelen kadastraal bekend gemeente Spaubeek, sectie B, nummers 257, 258, 259, 1144, 2748, 2811, 2930, 3129, 3130, 3169 en 3185, zoals op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening met zwarte omlijning is aangegeven. Het aangevraagde terrein heeft een grootte van circa 11,65 hectare. Het overgrote deel van de ontgrondingswerkzaamheden vindt plaats binnen een oppervlakte van circa 3 hectaren (dossier 2026I). 2 Gegevens 2.1 Geschiedenis Het aangevraagde gebied maakt deel uit van de groeve Spaubeek. Deze deels uitgebate groeve, met een omvang van ca. 19 ha., is ontstaan als gevolg van de delfstoffenwinning die daar plaatsgevonden heeft om bergingscapaciteit te creëren voor afvalstoffen. Om dit te verwezenlijken zijn in het verleden door ons college een aantal ontgrondingsvergunningen verleend. Wegens gewijzigd beleid met betrekking tot afvalverwerking, is afgezien van voornoemde berging en is vervolgens in de zuidhoek papierpulp gestort. Deze pulp wordt op de plaats gehouden door nog niet vergraven materialen. De ontgronding zal zo plaatsvinden dat de stabiliteit van de pulp in stand blijft door een dam te behouden tussen de pulp en de insteek van de ontgronding. Dit papierpulpdeel van de groeve is, net als het westelijke, noordelijke en zuidelijke deel begroeid met bosopslag, struweel, ruigte en grazige begroeiing. Het oostelijke, noordelijke en centrale deel van de groeve heeft minder tot geen begroeiing, omdat in deze delen, tot aan het aflopen van de eerder verleende ontgrondingsvergunningen (tot aanvang 2006), delfstoffen gewonnen zijn en depots afgegraven zijn. 2.2 Doel van de ontgronding De ontgronding van het terrein in kwestie heeft ten doel het winnen van delfstoffen, alsmede het na de ontgronding realiseren van natuurontwikkeling met extensieve recreatie. Bij de voorgenomen ontgronding zal in totaal volgens aanvrager circa m³ specie worden vergraven, bestaande uit circa m³ ophoogzand, circa m³ zand/grind (stol) en circa m³ löss (klei/teelaarde). Het overgrote deel van de vrijkomende materialen kan vermarkt worden, terwijl een kleiner deel aangewend zal worden om de groeve af te werken. 2.3 Beoogde werkzaamheden Zoals eveneens onder punt 1.1 gesteld is, is in het verleden in deze groeve reeds door diverse partijen, ten behoeve van de aanleg van een vuilstortlocatie, ontgrond. Daartoe heeft ons college een aantal ontgrondingsvergunningen verleend, waarbij een oplevering als zijnde "stortbak" voor de inrichting van een vuilstortlocatie centraal stond. Uiteindelijk is de bestemming van vuilstortlocatie vervallen en wil Zaaknummer:

4 aanvrager, door het verder ontgronden van de nog niet vergraven (vermarktbare) materialen en het herinrichten van de aangevraagde terreinen, een nieuwe invulling, zijnde natuurontwikkeling met extensieve recreatie, aan de groeve geven. Aanvrager heeft te kennen gegeven dit onder andere te willen realiseren middels de aanleg van ondiepe waterpoelen, flauwe taluds en wandelpaden. Na ontgronding en herinrichting zal de groeve, die nu nog een gesloten karakter heeft, ook openbaar toegankelijk gemaakt worden voor wandelaars. De openstelling van de groeve is een private aangelegenheid tussen Attero B.V. en aanvrager, zijnde de eigenaren van de gronden die gelegen zijn in de groeve. Beide partijen hebben te kennen gegeven medewerking te willen verlenen aan openstelling na herinrichting, mits de openstelling zich beperkt tot wandelaars. Het ligt in de bedoeling van de aanvrager om de terreinen te ontgronden tot een diepte van 0,5 meter boven de hoogst bekende grondwaterstand ter plaatse, hetgeen overeen komt met een hoogte van circa 87 m+nap ter plaatse van perceelnummer 2930 en een hoogte van circa 85,50 m+nap ter plaatse van perceelnummer Dit komt overeen met een verlaging van ongeveer meter beneden het oorspronkelijke maaiveld. Incidenteel zal het terrein ter plaatse van aan te leggen natuurpoelen/plassen, maximaal 3 meter dieper ontgraven worden. Het vergraven vermarktbare materiaal zal van het perceel worden afgevoerd. Het niet vermarktbare materiaal zal toegepast worden om het terrein na ontgronding (deels) af te werken. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd met behulp van wielladers en rupskranen De afvoer zal plaatsvinden per as. Op basis van de verwachte afzet en het aantal vergunde transportbewegingen, spreekt aanvrager de verwachting uit dat het totaal van deze ontgrondings- en herinrichtingswerkzaamheden tezamen een tijdvak van 9 jaren zullen beslaan. De ontgronding zal naar verwachting 8 jaar in beslag nemen, waarna het terrein gedurende een periode van maximaal 1 jaar afgewerkt zal worden. Waar de ontgrondingswerkzaamheden het toelaten, zal reeds tijdens de ontgrondingswerkzaamheden afgewerkt/ingericht worden. Aanvrager stelt dat de voornoemde natuurpoelen/plassen pas aangelegd kunnen worden nadat de ontgrondingswerkzaamheden afgerond zijn. Dit omdat het eerder aanleggen van dergelijke poelen leidt tot vermindering van de werkruimte danwel tot het blokkeren van de kortste afvoerroute. Daarnaast kunnen de poelen, als gevolg van stofvorming, verwaaiing van grond en uitspoeling van hemelwater tijdens de ontgrondingswerkzaamheden, niet goed tot ontwikkeling komen. Verder geldt dat een deel van het materiaal, dat vrijkomt bij de aanleg van de poelen, niet vermarktbaar is en daarom aangewend zal worden voor de afwerking ná ontgronding van de vermarktbare materialen. Aanvrager wil ter hoogte van perceelnummer 3130, aan de oostzijde van het aangevraagde gebied, met de werkzaamheden starten. 2.4 Situatie van het terrein Het aangevraagde terrein heeft een grootte van ongeveer 11,65 ha. Het gebied ligt in de gemeente Beek ten oosten van het dorp Spaubeek. Het terrein ligt tussen het Spaubekerbos in het westen en zuiden, een akker in het noorden en een onverharde weg genaamd Hoornbergseweg in het oosten. Verder is grenzend aan het zuidelijke deel van het aangevraagde terrein in het verleden papierpulp gestort. Het gebied kenmerkt zich als een niet afgeronde en niet afgewerkte groeve, die afgesloten is voor derden. Zaaknummer:

5 Het gebied is plaatselijk bekend onder de naam groeve Spaubeek. 2.5 Maatschappelijke meerwaarde en draagvlak Met betrekking tot het draagvlak voor onderhavige ontgronding heeft aanvrager overleg gevoerd met de direct omwonenden van de groeve zijnde de bewoners van de straat genaamd Op t Broek. Deze straat vormt tevens de verbinding tussen de groeve en de Dorpstraat in Spaubeek. Zoals verwoord in de aanvulling van 27 september 2013, ingekomen 30 september 2013 heeft aanvrager in de periode van januari tot mei 2013 gecommuniceerd met deze bewoners, teneinde te bezien of de ontgronding en de herinrichting op voldoende draagvlak kan rekenen. Daaruit is gebleken dat deze bewoners verklaard hebben geen bezwaren te hebben tegen de verlening van de ontgrondingsvergunning. Wel bleek dat enkele omwonenden niet gelukkig zijn met de transportbewegingen ten gevolge van de ontgronding. Deze transportbewegingen zijn echter in de reeds eerder door ons college afgegeven Wet milieubeheervergunningen (waarvoor momenteel de gemeente Beek het bevoegde gezag is) afgewogen en vergund. Deze vergunningen zijn nog steeds vigerend. Gezien voorgaande concludeert aanvrager dat bij de direct omwonenden van de groeve voldoende draagvlak voor de ontgronding bestaat. De huidige situatie kenmerkt zich als een niet afgeronde delfstoffenwinning in een niet afgewerkte groeve, die niet toegankelijk is voor derden. De groeve is middels een (puntdraad)afrastering en gesloten poorten ontoegankelijk gemaakt. Het doel van de beoogde delfstoffenwinning en de bijbehorende afwerking is volgens aanvrager, in het kader van de benodigde maatschappelijke meerwaarde, meerledig: * er wordt inhoud gegeven aan de bestemming oppervlaktewinning, zoals weergegeven in het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Beek; * er wordt een basis gelegd voor de in het provinciale omgevingsplan Limburg (verder: POL) voorziene toekomstige functie als natuurontwikkelingsgebied; * de delfstoffenwinning en bijbehorende groeveafwerking heeft een vliegwielfunctie ten behoeve van het in gang zetten van de door alle partijen gewenste doelen voor de groeve, zijnde: - natuurontwikkeling en; - het openbaar en veilig toegankelijk maken van de groeve; - het in de groeve mogelijk maken van extensieve recreatie, onder andere door de aanleg van een wandelpadenstructuur. De eindafwerking is door aanvrager gevisualiseerd in een bij dit besluit behorend schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1:1000 met bijbehorende principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart Zaaknummer:

6 Als laatste leidt de winning van delfstoffen voor de regionale markt, alsmede de hieraan gekoppelde bedrijfsactiviteiten (werkgelegenheid en economische ontwikkeling) ook tot meerwaarde. Op bovenstaande wijze wordt volgens aanvrager invulling gegeven aan het begrip maatschappelijke meerwaarde zoals opgenomen in het ontgrondingsbeleid van het Rijk en de provincie Limburg. 3 Procedure De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een ontwerp van dit besluit zal gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage liggen in het gouvernement te Maastricht en het gemeentehuis van Beek. Gedurende deze termijn kan eenieder bij het bestuursorgaan schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen inbrengen. Het ontwerpbesluit en de kennisgeving kunnen in genoemde periode tevens worden geraadpleegd via de internetsite van de provincie Limburg ( kies onderdeel: actuele vergunningbesluiten). Tevens zullen wij de gebruikelijke instanties om advies vragen. Vervolgens nemen wij, na afweging van de zienswijzen en adviezen, een definitief besluit. Daartegen staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 4 Belangenafweging Het voornemen van de aanvrager is door ons getoetst aan de daaraan verwante belangen en beleidregels. 4.1 Planologie De terreinen hebben in het vigerende bestemmingsplan Regionale Afvalverwerking Westelijke Mijnstreek van de gemeente Beek de bestemming Oppervlaktedelfstoffenwinning (artikel 12) / Afvalverwerking (artikel 13). Dit bestemmingsplan is door de gemeente Beek en ons college op respectievelijk 8 december 1992 en 3 augustus 1993 vastgesteld. De voorgenomen ontgronding past hier in. De gemeente Beek heeft in een bij de aanvraag gevoegde brief van 13 december 2012, verklaard positief te staan tegenover het initiatief van de aanvrager, mits: - de winning en de afvoer van grondstoffen plaatsvindt binnen de kaders van de verleende vergunningen; - het aantal verkeersbewegingen binnen het vergunde aantal verkeersbewegingen blijft; - het afwerkings- en inrichtingsplan kan rekenen op draagvlak bij de bevolking van de kern Spaubeek. 4.2 Ontgrondingenbeleid Het rijksbeleid zoals opgenomen in de op 27 februari 2006 in werking getreden Nota Ruimte is door ons overgenomen en nader uitgewerkt in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (verder: POL2006). Het POL2006 vormt vanaf 22 september 2006 het provinciale beleidskader voor onder meer de grondstoffenvoorziening en stelt onder meer dat het provinciale grondstoffenbeleid verankerd zal worden in een POL-uitwerking Grondstoffen. Zaaknummer:

7 Deze POL-uitwerking Grondstoffen is inmiddels door ons college vastgesteld op 7 juli 2009, in werking getreden op 10 juli 2009 en heeft de benaming Beleidsnota Ontgrondingen gekregen. In het POL2006 is verwoord dat bij ontgrondingsinitiatieven, in navolging van het rijksbeleid, de kwalitatieve benadering doorslaggevend is bij de beoordeling. In paragraaf 5.9 van het POL2006 is aangegeven dat de provincie winning van grondstoffen beschouwt als een instrument om andere doeleinden (zoals bescherming tegen hoogwater, natuurontwikkeling, waterberging en recreatie) te realiseren. De provincie verwacht daarbij van het ontgrondend bedrijfsleven dat het zich richt op de ontwikkeling van kwalitatief goede en maatschappelijk verantwoorde projecten in nauwe samenwerking met de betrokken partijen. Dit ter voldoening aan de meervoudige doelstelling als genoemd in POL2006. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor zoveel mogelijk draagvlak in de omgeving van het project. In het verlengde van het POL2006 stelt de Beleidsnota Ontgrondingen onder onder meer dat er tal van perspectiefvolle mogelijkheden bestaan om ontgrondingen te koppelen aan het realiseren van maatschappelijk gewenste doelen. Ten aanzien van de begrippen meerwaarde en multifunctionaliteit merken wij het volgende op. De terreinen in kwestie zijn in het POL2006 grotendeels aangeduid als Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG, P2). De Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG, P2) omvat vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuuren landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur. Indien van bestaande en gerealiseerde bos-, natuur- en landschapswaarden in de POG de wezenlijke kenmerken en waarden aangetast worden is de provinciale beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden van toepassing. De ontgronding geeft invulling aan perspectief Provinciale Ontwikkelingszone Groen, enerzijds waar het gaat om behoud van bestaande natuur- en landschapswaarden en anderzijds waar het gaat om het realisering van gronden met een natuurkarakter. De meerwaarde van het te realiseren project groeve Spaubeek ligt voor een groot deel besloten in de verwezenlijking van de navolgende doelen: - het zo efficiënt mogelijk uitbaten van bestaande groeven; - het openbaar en veilig toegankelijk maken van de groeve voor de lokale bevolking en belangstellenden, middels het aanleggen van een wandelpadenstructuur en de aanleg van toegangspoorten voor wandelaars (extensieve recreatie); - het realiseren van werkgelegenheid en economische ontwikkeling voor zowel vergunninghouder als de bedrijven die de vrijkomende delfstoffen afnemen; - het behouden, realiseren en versterken van diverse natuurdoeltypen, waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkeling van diverse soorten natte (ter plaatse van en rond de poelen) en droge natuur (op de taluds en de bodem van de groeve). Zaaknummer:

8 In voorschrift 5 van bijlage 2 van dit besluit (het definitieve eindplan), dat gebaseerd dient te zijn op het bij dit besluit behorende schetsplan van de eindtoestand, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316- T04, d.d met schaal 1:1000 met bijbehorende principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart 2013, moet hiermee rekening worden gehouden; Verder geeft de voorgenomen ontgronding en herinrichting invulling aan het gestelde in c.q. past binnen het vigerende gemeentelijke (bestemmingsplan, bestemming Oppervlaktedelfstoffenwinning ) en provinciale (Provinciaal Omgevingsplan Limburg, bestemming Provinciale Ontwikkelingszone Groen ) beleid. In het POL2006 is aangegeven dat initiatiefnemer van het project verantwoordelijk is voor het tot stand komen van voldoende draagvlak. Ingevolge het gestelde onder van de beleidsnota ontgrondingen is een belangrijke indicator hierbij de visie van de gemeente én de eventuele steunbetuigingen en bezwaren, waarbij het van belang is dat maatschappelijke belangen dienen te worden afgewogen tegen individuele belangen. In dit kader kan gesteld worden dat de bewoners van de aan de groeve grenzende weg genaamd Op t Broek geen bezwaar hebben tegen de voorgenomen ontgronding. De eventuele overlast die ontstaat als gevolg van de bijbehorende transportbewegingen buiten de groeve, maakt geen deel uit van onderhavige belangenafweging en is afgewogen in eerder verleende Wet milieubeheervergunningen. Zoals gesteld is de visie van de gemeente een belangrijke indicator bij de afweging of voldoende draagvlak aanwezig is. Dit vindt zijn vertaling in het vigerende bestemmingsplan. Daartoe wordt ook verwezen naar de bij de aanvraag gevoegde brief van de gemeente Beek van 13 december 2012, waarin deze verklaard positief te staan tegenover het initiatief van vergunninghouder. Samengevat kan worden gesteld dat middels de ontgronding met bijbehorende herinrichting bewerkstelligd wordt dat de terreinen binnen het aangevraagde gebied alsmede de groeve in het algemeen, na ontgronding op een dusdanige manier worden ingericht dat er een kwaliteitsimpuls aangegeven wordt waar het gaat over natuur, recreatie en openstelling. Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie waarin de invulling van de POG-status voor het plangebied ter plaatse slechts deels geëffectueerd is. Verder wordt de bestaande groeve Spaubeek door de voorgenomen verdere ontgronding op een efficiënte wijze uitgebaat. Conclusie De onderhavige ontgrondingsaanvraag past naar ons oordeel binnen het ontgrondingenbeleid. 4.3 Natuur De tot de aanvraag behorende, door bureau Grontmij Nederland B.V. namens de aanvrager uitgevoerde natuuronderzoeken van 19 februari 2013, 22 juli 2013, 16 augustus 2013 en 5 september 2013, alsmede de hierin genoemde aanbevelingen, worden door ons college onderschreven. Vergunninghouder dient, ter voorkoming dat er een flora- en faunawet-ontheffing noodzakelijk is, vóór aanvang van de werkzaamheden, de in de diverse in de rapporten genoemde aanbevelingen uitgevoerd te hebben. Een en ander conform het hierover gestelde in de Flora- en faunawet. Zaaknummer:

9 4.4 Hydrologie Aangezien: - behoudens de aanleg van enkele ondiepe waterpoelen wordt niet lager dan een halve meter boven de hoogst bekende grondwaterstand ter plaatse gegraven wordt; - er geen hydrologisch gevoelige natuurgebied en geen beek/oppervlaktewater met een ecologische functie aanwezig is en; - binnen het aangevraagde gebied geen stroomvoerend danwel waterbergend winterbed loopt, kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontgronding de waterhuishouding niet negatief beïnvloedt. 4.5 Archeologie De provincie is ten aanzien van dit belang van oordeel dat een archeologisch onderzoek binnen het plangebied niet zinvol wordt geacht. Er is ter plaatse een verstoord bodemprofiel aanwezig en is het aangevraagde gebied grotendeels in exploitatie, waardoor de kans op archeologische vondsten in de praktijk als gering wordt ingeschat 4.6 Werkplan Gelet op het belang om inzichtelijk te maken op welke wijze het gebied vergraven en heringericht wordt, alsmede de hieraan gekoppelde opleverdata van eventuele deelgebieden en het feit dat de looptijd van de vergunning 9 jaren bedraagt, zijn wij van oordeel dat in de onderhavige situatie een werkplan is vereist. In voorschrift 1.3 van bijlage 2 van dit besluit is daarom opgenomen dat het ontgronden alleen is toegestaan als een werkplan als bedoeld in voorschrift 6 van bijlage 2 door ons college is goedgekeurd. Vervolgens dient de houder van de vergunning na 3 jaren na goedkeuring van het voorgaande werkplan, een nieuw werkplan ter goedkeuring aan ons college over te leggen. 4.7 Mer-beoordeling De aangevraagde activiteiten vallen onder onderdeel D van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage. Dit betekent dat gelet op artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit milieueffectrapportage wij als bevoegd gezag, op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing moeten geven aan een m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Bij deze criteria dienen wij te kijken naar: 1. de kenmerken van het project, 2. de plaats van het project, 3. de kenmerken van het potentiële effect. Aan de hand van de aanvraag hebben wij het volgende geconstateerd. 1) Kenmerken van het project Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. Zaaknummer:

10 De ontgronding heeft betrekking op een oppervlakte van circa 11,65 ha. waarvan het gros van de graafwerkzaamheden, zijnde de concrete winning van vermarktbare materialen, plaatsvindt binnen een oppervlakte van ca. 3 ha., zijnde de percelen 2930 en De oppervlakte van het te vergraven terrein blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde van 12,5 ha of meer waarbij een m.e.r.-beoordeling als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer verplicht is. Gelet op vorenstaande kan de omvang van de ontgronding als relatief gering worden gekwalificeerd. Daarnaast zijn tijdens de werkzaamheden binnen of nabij het projectgebied geen relevante andere projecten gepland, zodat er geen sprake is van cumulatie met andere projecten. Rest het aspect verontreiniging en hinder, alsmede het risico van ongevallen met name gelet op de gebruikte stoffen en/of technologieën. Ook in zoverre heeft de ontgronding geen nadelige gevolgen. Wat betreft het aspect hinder zijn er in het verleden reeds een aantal nog steeds vigerende Wet milieubeheervergunningen verleend, die hierop toezien c.q. reguleren, waardoor gesteld kan worden dat dit aspect tot een acceptabel niveau terug gebracht is. Verder worden er binnen het project überhaupt geen stoffen of technologieën gebruikt die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen (verontreiniging en/of hinder) voor het milieu. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 2) Plaats van het project Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn is in het bijzonder in overweging genomen het bestaande grondgebruik, de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijke milieu met in het bijzonder aandacht voor de volgende type gebieden: Gelet op het feit dat het betreffende gebied niet gelegen is in de ecologische hoofdstructuur en er geen andere vormen van bescherming op het gebied rusten, overwegen wij dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een en ander wordt onderschreven in de bij de aanvraag gevoegde, door Grontmij Nederland B.V. namens de aanvrager uitgevoerde Flora- en faunaonderzoeken d.d. 19 februari 2013, 22 juli 2013, 16 augustus 2013 en 5 september ) Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project is in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het grensoverschrijdende karakter van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. Uit de inventarisatie onder 1 en 2 blijkt dat de effecten van de ontgronding en herinrichting gering van omvang zijn, aangezien: - deze betrekking hebben op een beperkte oppervlakte van respectievelijk circa 3 en 11,65 ha (kleiner dan 12,5 ha) en; - de hoeveelheid te winnen delfstoffen in relatie tot de gevraagde tijd om deze te ontgronden, relatief beperkt is. Van een grensoverschrijdend, complex en/of onomkeerbaar negatief effect is geen sprake. Zaaknummer:

11 Zie verder het gestelde in de bij de aanvraag gevoegde, door Grontmij Nederland B.V. namens de aanvrager uitgevoerde Flora- en faunaonderzoeken d.d. 19 februari 2013, 22 juli 2013, 16 augustus 2013 en 5 september Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Conclusie Nu uitgesloten kan worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 e.v. van de Wet milieubeheer uit te voeren dan wel een milieueffectrapport op te stellen." 5 Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, Gelet op het bepaalde in de Ontgrondingenwet en de Ontgrondingenverordening Limburg, alsmede voornoemde overwegingen, aan Zand- en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., een vergunning onder voorwaarden (zoals opgenomen in bijlage 1) te verlenen tot het ontgronden van de (delen van de) percelen, kadastraal bekend gemeente Spaubeek, sectie B, nummers 257, 258, 259, 1144, 2748, 2811, 2930, 3129, 3130, 3169 en 3185, zoals op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening (bijlage 2) met zwarte omlijning is aangegeven. 6 Ondertekening Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, ing. E.A.P.H. Haesen Clustermanager Vergunningen Zaaknummer:

12 7 Afschriften Een afschrift van dit besluit hebben wij gezonden aan: Zand- en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Nagelbeek 87, 6365 EJ te Schinnen, als beschikking op de aanvraag; Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beek, Postbus 20, 6190 AA te Beek, ter kennisneming; Attero BV, de heer H. Hermkes, Postbus 4114, 6080 AC te Haelen, ter kennisneming; Milieugroep Regionaal Stort Westelijke Mijnstreek, Vinkenstraat 7, 6176 EX te Spaubeek, ter kennisneming; Waterschap Roer en Overmaas, Postbus 185, 6130 AD te Sittard, ter kennisneming; Houben Grondexploitatie Spaubeek B.V., Op het Broek 7, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Wellnes Sauna Spaubeek BV, Op het Broek 6, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Familie Bovens, Op het Broek 3, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Familie Verseveld, Op het Broek 5a, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Familie Eijkelenberg, Op het Broek 3a, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Familie Swelsen, Op het broek 4, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming; Familie Kerkhofs, Op het Broek 2, 6176 AH te Spaubeek, ter kennisneming. Zaaknummer:

13 Bijlage 1 : Vergunningstekening 8 Zaaknummer:

14 Bijlage 2: Voorschriften 1. Geldigheidsbepalingen 1.1 De ontgronding moet worden uitgevoerd en opgeleverd overeenkomstig de bij dit besluit behorende tekeningen en plan van de eindtoestand, tenzij de navolgende voorschriften anders bepalen. 1.2 Het winnen van specie wordt toegestaan voor een termijn van 9 jaren, ingaande de dag, waarop dit besluit van kracht wordt. De inrichting van de terreinen dient, conform het gestelde in de voorschriften 1.1 en 5 tevens binnen deze termijn gerealiseerd te zijn. De vergunning is geldig totdat aan alle verplichtingen voortvloeiende uit deze vergunning is voldaan. 1.3 Het ontgronden is alleen toegestaan nadat: een waarborg dan wel een bankgarantie is gesteld als bedoeld in voorschrift twee; werkplannen als bedoeld in voorschrift 6.1 door ons college zijn goedgekeurd; 2. Bepalingen terzake van het stellen van zekerheid 2.1 Voor aanvang van de ontgronding dient een waarborgsom ter hoogte van gesteld te worden. 2.2 Uit de waarborgsom zullen, bij in gebreke blijven van de houder van de vergunning voor wat betreft de afwerking en inrichting, door de provincie Limburg zo nodig en voor zoveel mogelijk, de kosten worden bestreden, welke voor rekening van de houder van de vergunning behoren te komen. 2.3 Na beëindiging van de ontgronding en na oplevering van het terrein overeenkomstig de aan deze vergunning verbonden voorschriften, zal de waarborgsom worden terugbetaald, eventueel verminderd met de kosten bedoeld in de vorige alinea. De betaling van de waarborgsom dient te geschieden door overmaking op bankrekeningnummer ten name van de provincie Limburg. De waarborgsom kan desgewenst worden vervangen door een garantie, conform het dezerzijds bijgevoegde model, af te geven door een bank ten genoegen van de Provincie Limburg. 3. Taakstellende voorschriften 3.1 Binnen 12 maanden na de aanvang van de ontgronding dient het definitieve plan van de eindtoestand zoals bedoeld in de voorschriften 1.1 en 5, bij ons college ter goedkeuring ingediend te zijn in 6-voud. 3.2 Voor aanvang van de graafwerkzaamheden, dient de houder der vergunning de vergunningsgrens in het terrein vast te leggen aan de hand van duidelijk zichtbare markeringen. Zaaknummer:

15 Deze markeringen dienen te worden gehandhaafd gedurende de vergunningstermijn totdat het terrein opgeleverd is. De markeringen dienen te zijn uitgezet aan de hand van kadastrale/uitzetgegevens in het Rijksdriehoekstelsel. De resultaten van de metingen dienen bij het werkplan als bedoeld in voorschrift 6.1, digitaal en analoog te worden aangeleverd Digitaal: digitaal als autocadtekening (DWG) van release 14 of hoger op CD-Rom. Analoog: analoog op kaart/tekening. Bovendien moeten worden meegeleverd de vergunningspunten (in x.y.z.-coördinaten) en de aanmetingsschetsen van de vaste punten waaraan de meting is vastgelegd. 3.3 De houder van de vergunning is verplicht om jaarlijks vóór 1 maart aan ons college, onder vermelding van het zaaknummer, de datum van het vergunningsbesluit en het specifieke voorschriftnummer, opgave te verstrekken van de in het voorafgaande jaar gewonnen en afgevoerde hoeveelheden oppervlaktedelfstoffen aan de hand van de door ons college toe te sturen inventarisatieformulieren. Van de afgevoerde hoeveelheden dient de afzetkwaliteit nader aangegeven te worden. Tevens dienen daarbij gegevens verstrekt te worden over de voorraden oppervlaktedelfstoffen voor zover gelegen binnen het vergunde gebied. Ten aanzien van alle hiervoor bedoelde aspecten dient onderscheid gemaakt te worden naar soort oppervlaktedelfstof. 4. Voorschriften terzake van de uitvoering van de ontgronding 4.1 Op de grensscheiding met aangrenzende reeds ontgronde of tijdens de geldigheid van de vergunning nog te ontgronden terreinen mogen geen dammen gehandhaafd blijven. 4.2 Geen ontgrondingen mogen worden verricht in: a. een strook ter breedte van 10 meter uit de kadastrale grens van de niet te ontgronden Hoornbergseweg (perceelnummer 267), met dien verstande, dat in deze strook mag worden ontgrond, voor zover het maaiveld hoger is gelegen dan het niveau van de kruin van bedoelde weg; b. een strook ter breedte van 2 meter uit de kadastrale grens van de niet te ontgronden aangrenzende perceelnummers 263, 565 en 558, met dien verstande, dat in deze strook mag worden ontgrond, voor zover het maaiveld hoger is gelegen dan het niveau van de kruin van bedoelde terreinen. c. een strook ter breedte van 5 meter uit de grens van de overige aangrenzende, niet te ontgronden percelen. d. ter plaatse van de grens van het vergunde gebied met het papierpulpdepot, dient ontgrond te worden conform het gestelde op de bij dit besluit behorende, onder voorschrift 5 genoemde principeprofielentekening, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principeprofielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart 2013 De toegangsweg mag, met inbegrip van de bermen, een breedte hebben van ten hoogste 10 meter. Zaaknummer:

16 4.3 De houder van de vergunning dient alle noodzakelijke maatregelen te treffen, zodat voorkomen wordt dat als gevolg van de werkzaamheden de stabiliteit van het papierpulpdepot in het gedrang komt. Mocht de stabiliteit als gevolg van door vergunninghouder uitgevoerde werkzaamheden toch in het gedrang komen, dan dient vergunninghouder ten genoegen van ons college schriftelijk aan tonen op welke wijze de stabiliteit hersteld wordt en vervolgens zo spoedig mogelijk te herstellen. 4.4 De diepte van de ontgronding mag niet meer bedragen dan 87 meter + NAP ter plaatse van perceelnummer 2930 en 85,50 m+nap ter plaatse van perceelnummer Ter plaatse van de aan te leggen natuurpoelen/plassen mag niet dieper ontgrond worden dan aangegeven op de bij dit besluit behorende principeprofielentekening, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart De belopen, welke de overgang vormen van de ontgronding naar gronden welke ingevolge de vergunning niet mogen worden ontgraven, alsmede de belopen langs toegangswegen, mogen geen steilere helling dan 1:1 hebben. In deze belopen mag niet worden gegraven. 4.6 De ontgronding dient te worden uitgevoerd conform de door ons college goedgekeurde werkplannen, zoals bedoeld onder voorschrift De ontgronding dient te worden afgewerkt conform het door ons college goedgekeurde definitieve plan van de eindtoestand zoals bedoeld onder voorschriften 1.1 en De te winnen oppervlaktedelfstoffen moeten zo hoogwaardig mogelijk worden afgezet. 4.9 Administratie De houder van de vergunning dient zijn administratie zodanig in te richten dat hieruit de gewonnen hoeveelheden, de kwalitatieve afzet en de afzetlocatie verifieerbaar zijn. Op verzoek van de provincie dient de houder van de vergunning deze gegevens te overleggen, al dan niet voorzien van een verklaring van een accountant 5. Voorschriften inzake het definitieve plan van de eindtoestand Het door de houder van de vergunning ten behoeve van de inrichting/afwerking van het te ontgronden terrein in 6-voud in te dienen definitieve plan van de eindtoestand, dient te zijn gebaseerd op het bij dit besluit behorende schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1:1000 met bijbehorende principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart Dit plan dient een schaal te hebben van tenminste 1 : 1000 en dient te zijn voorzien van lengteen dwarsprofielen. Bedoeld definitief plan van de eindtoestand dient te worden opgesteld in overleg met ons college, de gemeente Beek en voor zover bekend is, de toekomstige eindbeheerder. 6. Voorschriften inzake het werkplan Zaaknummer:

17 6.1 Voor aanvang van de ontgronding en vervolgens iedere 3 jaren na goedkeuring van het voorgaande werkplan, dient een werkplan door ons college te zijn goedgekeurd, waarin voor de duur van de geldigheid van het werkplan, dient te worden aangegeven: de tijdvakken waarbinnen de diverse terreingedeelten worden ontgraven en ingericht, weergegeven voor zowel de duur van de vergunning en meer specifiek voor de geldigheidsduur van het werkplan; de plaats en de aard van de voorziening als bedoeld in voorschrift zeven ter voorkoming van onveilige situaties; de vergunningsgrensmarkeringen en de recente toestand van de exploitatie, waaronder begrepen de hoogten en diepten van het terrein en de waterplas, gemeten danwel gepeild op afstanden van 50 meter de inmeting van de vergunningsgrensmarkeringen en de toestand van het terrein dient te geschieden in de coördinaten van het Rijksdriehoeksstelsel, en in hoogten/diepten in NAP; de nodige voorzieningen welke worden getroffen ten behoeve van een goede ontwatering. 7. Voorschriften inzake de veiligheid 7.1 In toegang naar het te ontgronden terrein moet een deugdelijk hek aanwezig zijn, dat bij beëindiging van de dagelijkse werkzaamheden moet worden gesloten. 7.2 Het terrein dient door middel van een 3-draads puntdraadafrastering afgerasterd te worden. 7.3 Het te ontgronden terrein dient met de nodige waarschuwingsborden met de duidelijke vermelding: GEVAARLIJK TERREIN" opvallend en duidelijk te worden gemarkeerd. 7.4 Op plaatsen waar ontgrondingen voorkomen in de nabijheid van openbare wegen of voetpaden moeten voorzieningen worden getroffen ten behoeve van de beveiliging van het verkeer. 7.5 De toegangswegen dienen opvallend en duidelijk te worden voorzien van de nodige waarschuwingsborden met de duidelijke vermelding: "UITRIT VRACHTVERKEER" 8. Nazorg De houder van de vergunning dient tot uiterlijk 1 jaar nadat de inrichting is voltooid danwel is gerealiseerd, zonodig danwel op aanwijzing van ons college: 1. nazakkingen in het terrein en van de taluds, alsmede uitspoeling hiervan, te herstellen; 2. maatregelen te nemen voor herstel danwel verbetering van de ontwatering en/of afwatering; 3. niet aangeslagen danwel afgestorven beplanting in het eerstvolgende plantseizoen te vervangen. Zaaknummer:

18 Bijlage 3: Schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1:1000 Zaaknummer:

19 Bijlage 4: Principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart 2013 Zaaknummer: