Ontgrondingenwet en Omgevingsverordening Limburg

Transcriptie

1 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Ontgrondingenwet en Omgevingsverordening Limburg Groeve Spaubeek te Spaubeek Zaaknummer: Kenmerk: 2014/22865 d.d. 1 mei 2014 Verzonden: Bezoekadres Limburglaan 10 NL-6229 GA Maastricht Postbus 5700 NL-6202 MA Maastricht postbus@prvlimburg.nl Tel + 31 (0) Fax + 31 (0) Bankrekening Rabobank Bereikbaar via: Lijn 1 (richting De Heeg) Lijn 5 (richting Maasveld/Heugem)

2 INHOUDSOPGAVE 1 De aanvraag 3 2 Gegevens Geschiedenis Doel van de ontgronding Beoogde werkzaamheden Situatie van het terrein Maatschappelijke meerwaarde en draagvlak Terinzagelegging Zienswijzen Belangenafweging Planologie Ontgrondingenbeleid Natuur Hydrologie Archeologie Werkplan Mer-beoordeling Besluit 27 6 Rechtsbescherming 27 7 Ondertekening 28 8 Afschrift 29 Bijlage 1: Vergunningstekening Bijlage 2: Voorschriften Bijlage 3: Schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1:1000 Bijlage 4 : Principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen mbt ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart /

3 1 De aanvraag Bij brief van 22 juli 2013, ingekomen 23 juli 2013, aangevuld bij brieven van 6 september 2013, ingekomen 9 september 2013 en 27 september 2013, ingekomen 30 september 2013 heeft adviesbureau Grontmij Nederland B.V., Postbus 1265, 5602 BG te Eindhoven namens Zand- en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Nagelbeek 87, 6365 EJ te Schinnen (verder: aanvrager) een aanvraag ingediend ter verkrijging van een vergunning voor het verder - ontgronden van (delen van) de percelen kadastraal bekend gemeente Spaubeek, sectie B, nummers 257, 258, 259, 1144, 2748, 2811, 2930, 3129, 3130, 3169 en 3185, zoals op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening met zwarte omlijning is aangegeven. Het aangevraagde terrein heeft een grootte van circa 11,65 hectare. Het overgrote deel van de ontgrondingswerkzaamheden vindt plaats binnen een oppervlakte van circa 3 hectaren (dossier 2026I). 2 Gegevens 2.1 Geschiedenis Het aangevraagde gebied maakt deel uit van de groeve Spaubeek. Deze deels uitgebate groeve, met een omvang van ca. 19 ha., is ontstaan als gevolg van de delfstoffenwinning die daar plaatsgevonden heeft om bergingscapaciteit te creëren voor afvalstoffen. Om dit te verwezenlijken zijn in het verleden door ons college een aantal ontgrondingsvergunningen verleend. Wegens gewijzigd beleid met betrekking tot afvalverwerking, is afgezien van voornoemde berging en is vervolgens in de zuidhoek papierpulp gestort. Deze pulp wordt op de plaats gehouden door nog niet vergraven materialen. De ontgronding zal zo plaatsvinden dat de stabiliteit van de pulp in stand blijft door een dam te behouden tussen de pulp en de insteek van de ontgronding. Dit papierpulpdeel van de groeve is, net als het westelijke, noordelijke en zuidelijke deel begroeid met bosopslag, struweel, ruigte en grazige begroeiing. Het oostelijke, noordelijke en centrale deel van de groeve heeft minder tot geen begroeiing, omdat in deze delen, tot aan het aflopen van de eerder verleende ontgrondingsvergunningen (tot aanvang 2006), delfstoffen gewonnen zijn en depots afgegraven zijn. 2.2 Doel van de ontgronding De ontgronding van het terrein in kwestie heeft ten doel het winnen van delfstoffen, alsmede het na de ontgronding realiseren van natuurontwikkeling met extensieve recreatie. Bij de voorgenomen ontgronding zal in totaal volgens aanvrager circa m³ specie worden vergraven, bestaande uit circa m³ ophoogzand, circa m³ zand/grind (stol) en circa m³ löss (klei/teelaarde). Het overgrote deel van de vrijkomende materialen zal vermarkt worden, terwijl een kleiner deel aangewend zal worden om de groeve af te werken. 2014/

4 2.3 Beoogde werkzaamheden Zoals eveneens onder punt 2.1 gesteld is, is in het verleden in deze groeve reeds door diverse partijen, ten behoeve van de aanleg van een vuilstortlocatie, ontgrond. Daartoe heeft ons college een aantal ontgrondingsvergunningen verleend, waarbij een oplevering als zijnde "stortbak" voor de inrichting van een vuilstortlocatie centraal stond. Uiteindelijk is de bestemming van vuilstortlocatie vervallen en wil aanvrager, door het verder ontgronden van de nog niet vergraven (vermarktbare) materialen en het herinrichten van de aangevraagde terreinen, een nieuwe invulling, zijnde natuurontwikkeling met extensieve recreatie, aan de groeve geven. Aanvrager heeft te kennen gegeven dit onder andere te willen realiseren middels de aanleg van ondiepe waterpoelen, flauwe taluds en wandelpaden. Na ontgronding en herinrichting zal de groeve, die nu nog een gesloten karakter heeft, ook openbaar toegankelijk gemaakt worden voor wandelaars. De openstelling van de groeve is een private aangelegenheid tussen Attero B.V. en aanvrager, zijnde de eigenaren van de gronden die gelegen zijn in de groeve. Beide partijen hebben schriftelijk vastgelegd medewerking te willen verlenen aan openstelling na herinrichting, mits de openstelling zich beperkt tot wandelaars. Het ligt in de bedoeling van de aanvrager om de terreinen te ontgronden tot een diepte van 0,5 meter boven de hoogst bekende grondwaterstand ter plaatse, hetgeen overeen komt met een hoogte van circa 87 m+nap ter plaatse van perceelnummer 2930 en een hoogte van circa 85,50 m+nap ter plaatse van perceelnummer Dit komt overeen met een verlaging van ongeveer meter beneden het oorspronkelijke maaiveld. Incidenteel zal het terrein ter plaatse van aan te leggen natuurpoelen/plassen, maximaal 3 meter dieper ontgraven worden. Het vergraven vermarktbare materiaal zal van het perceel worden afgevoerd. Het niet vermarktbare materiaal zal toegepast worden om het terrein na ontgronding (deels) af te werken. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd met behulp van wielladers en rupskranen De afvoer zal plaatsvinden per as. Op basis van de verwachte afzet en het aantal vergunde transportbewegingen, spreekt aanvrager de verwachting uit dat het totaal van deze ontgrondings- en herinrichtingswerkzaamheden tezamen een tijdvak van 9 jaren zullen beslaan. De ontgronding zal naar verwachting 8 jaar in beslag nemen, waarna het terrein gedurende een periode van maximaal 1 jaar afgewerkt zal worden. Waar de ontgrondingswerkzaamheden het toelaten, zal reeds tijdens de ontgrondingswerkzaamheden afgewerkt/ingericht worden. Aanvrager stelt dat de voornoemde natuurpoelen/plassen pas aangelegd kunnen worden nadat de ontgrondingswerkzaamheden afgerond zijn. Dit omdat het eerder aanleggen van dergelijke poelen leidt tot vermindering van de werkruimte danwel tot het blokkeren van de kortste afvoerroute. Daarnaast kunnen de poelen, als gevolg van stofvorming, verwaaiing van grond en uitspoeling van hemelwater tijdens de ontgrondingswerkzaamheden, niet goed tot ontwikkeling komen. Verder geldt dat een deel van het materiaal, dat vrijkomt bij de aanleg van de poelen, niet vermarktbaar is en daarom aangewend zal worden voor de afwerking ná ontgronding van de vermarktbare materialen. 2014/

5 2.4 Situatie van het terrein Het aangevraagde terrein heeft een grootte van ongeveer 11,65 ha. Het gebied ligt in de gemeente Beek ten oosten van het dorp Spaubeek. Het terrein ligt tussen het Spaubekerbos in het westen en zuiden, een akker in het noorden en een onverharde weg genaamd Hoornbergseweg in het oosten. Verder is grenzend aan het zuidelijke deel van het aangevraagde terrein in het verleden papierpulp gestort. Het gebied kenmerkt zich als een niet afgeronde en niet afgewerkte groeve, die afgesloten is voor derden. Het gebied is plaatselijk bekend onder de naam groeve Spaubeek. 2.5 Maatschappelijke meerwaarde en draagvlak Met betrekking tot het draagvlak voor onderhavige ontgronding heeft aanvrager overleg gevoerd met de direct omwonenden van de groeve zijnde de bewoners van de straat genaamd Op t Broek. Deze straat vormt tevens de verbinding tussen de groeve en de Dorpstraat in Spaubeek. Zoals verwoord in de aanvulling van 27 september 2013, ingekomen 30 september 2013 heeft aanvrager in de periode van januari tot mei 2013 gecommuniceerd met deze bewoners, teneinde te bezien of de ontgronding en de herinrichting op voldoende draagvlak kan rekenen. Daaruit is gebleken dat deze bewoners verklaard hebben geen bezwaren te hebben tegen de verlening van de ontgrondingsvergunning. Wel bleek dat enkele omwonenden niet gelukkig zijn met de transportbewegingen ten gevolge van de ontgronding. Deze transportbewegingen zijn echter in de reeds eerder door ons college afgegeven Wet milieubeheervergunningen (waarvoor momenteel de gemeente Beek het bevoegde gezag is) afgewogen en vergund. Deze vergunningen zijn nog steeds vigerend. Gezien voorgaande concludeert aanvrager dat bij de direct omwonenden van de groeve voldoende draagvlak voor de ontgronding bestaat. De huidige situatie kenmerkt zich als een niet afgeronde delfstoffenwinning in een niet afgewerkte groeve, die niet toegankelijk is voor derden. De groeve is middels een (puntdraad)afrastering en gesloten poorten ontoegankelijk gemaakt. Het doel van de beoogde delfstoffenwinning en de bijbehorende afwerking is volgens aanvrager, in het kader van de benodigde maatschappelijke meerwaarde, meerledig: * er wordt inhoud gegeven aan de bestemming oppervlaktewinning, zoals weergegeven in het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Beek; * er wordt een basis gelegd voor de in het provinciale omgevingsplan Limburg (verder: POL) voorziene toekomstige functie als natuurontwikkelingsgebied; * de delfstoffenwinning en bijbehorende groeveafwerking heeft een vliegwielfunctie ten behoeve van het in gang zetten van de door alle partijen gewenste doelen voor de groeve, zijnde: 2014/

6 - natuurontwikkeling en; - het openbaar en veilig toegankelijk maken van de groeve; - het in de groeve mogelijk maken van extensieve recreatie, onder andere door de aanleg van een wandelpadenstructuur. De eindafwerking is door aanvrager gevisualiseerd in een bij dit besluit behorend schetseindplan, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Inmeting/Schets Eindplan met nummer EHV-316-T04, d.d met schaal 1:1000 met bijbehorende principeprofielen, genaamd Zand en Grindhandel Bruls Schinnen B.V., Groeve Spaubeek, onderdeel Principe profielen m.b.t. ontgrondingen en herinrichting met nummer EHV-316-T05, d.d. 14 maart Als laatste leidt de winning van delfstoffen voor de regionale markt, alsmede de hieraan gekoppelde bedrijfsactiviteiten (werkgelegenheid en economische ontwikkeling) ook tot meerwaarde. Op bovenstaande wijze wordt volgens aanvrager invulling gegeven aan het begrip maatschappelijke meerwaarde zoals opgenomen in het ontgrondingsbeleid van het Rijk en de provincie Limburg. 3 Terinzagelegging De aanvraag wordt afgehandeld met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag om vergunning en de ontwerpbeschikking hebben van 27 november 2013 tot en met 7 januari 2014 ter inzage gelegen in het Gouvernement te Maastricht (bibliotheek) en het gemeentehuis van de gemeente Beek. Gedurende deze termijn kon een ieder bij het bestuursorgaan schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen inbrengen. Het ontwerpbesluit en de kennisgeving konden in genoemde periode tevens worden geraadpleegd via de internetsite van de provincie Limburg ( 3.1 Zienswijzen Binnen de termijn waarin de aanvraag en het ontwerpbesluit ter inzage hebben gelegen zijn zienswijzen ingediend door: a. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek, Postbus 20, 6190 AA te Beek, bij schrijven van 18 december 2013, door ons ontvangen op 19 december 2013, aangevuld bij schrijven van 3 januari 2014, door ons ontvangen op 6 januari 2014; b. De heer C. Berends, Dorpstraat 74, 6176 AD te Spaubeek als gemachtigde namens 112 buurtbewoners bij schrijven van 20 december 2013, door ons ontvangen op 23 december 2013, aangevuld bij schrijven van 23 december 2013, door ons ontvangen op 24 december 2013; c. Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid (IVN) afdeling Spaubeek, p/a Merelstraat 16, 6176 EZ te Spaubeek, bij schrijven van 30 december 2013, door ons ontvangen op 2 januari 2014; 2014/

7 d. Habitat advocatenkantoor, Postbus 1685, 1000 BR te Amsterdam, als gemachtigde namens de vereniging Milieugroep regionaal stort Westelijke Mijnstreek p/a Nagelbeek 80, 6365 EL te Schinnen, bij schrijven van 6 januari 2014, door ons ontvangen per fax op 6 januari 2014; e. De heer mr. H.H.M.E. Waelen, Postbus 46, 6230 AA te Meerssen, als gemachtigde namens aanvrager, bij schrijven van 3 januari 2014, door ons ontvangen op 6 januari 2014, aangevuld bij schrijven van 20 januari 2014, door ons ontvangen op 21 januari Ad. a. Bij brief van 18 december 2013, aangevuld op 3 januari 2014 heeft indiener de volgende zienswijze naar voren gebracht: 1. Draagvlak Een ontgrondingsvergunning kan enkel verleend worden indien er na ontgronding en herinrichting sprake is van maatschappelijke meerwaarde. Daartoe dient aanvrager een afwerkingsplan op te stellen dat kan rekenen op draagvlak van de bevolking van de kern Spaubeek. Indiener stelt dat een dergelijk conceptplan in 2009 opgesteld is, waar zij op hoofdlijnen mee heeft ingestemd. Wel dient er volgens indiener na vergunningverlening een definitief eindplan opgesteld te worden. Het ontgronden van de groeve past binnen het vigerende bestemmingsplan. Indiener stelt ten aanzien van de ontgronding geen opmerkingen te hebben mits voldaan wordt aan een drietal door indiener gestelde voorwaarden: - Winning en afvoer van de grondstoffen vindt plaats binnen het kader van de verleende vergunning; - Het aantal verkeersbewegingen dient binnen het vergunde aantal te blijven; - Het afwerkings- en inrichtingsplan kan rekenen op draagvlak bij de bevolking van de kern Spaubeek. In augustus 2013 heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden tussen de voor vergunningverlening verantwoordelijke deputé en de namens indiener verantwoordelijke wethouder. Doel van het overleg was het afstemmen van hoe de maatschappelijke meerwaarde aangetoond moet worden en draagvlak onder de bevolking kan worden verkregen. Volgens indiener leek er tijdens het overleg overeenstemming te zijn voor wat betreft het verkrijgen van draagvlak, namelijk door aanvrager een informatieavond te laten organiseren teneinde de bevolking te informeren en raadplegen. Uit de gepubliceerde ontwerpvergunning is volgens indiener te herleiden dat ons college genoegen neemt met het enkel raadplegen van de direct omwonenden. Er is geen sprake van het creëren van draagvlak onder de bevolking van Spaubeek. Indiener vindt dit te weinig om te spreken van draagvlak en vraagt aan ons college om bij het vervaardigen van het definitieve eindplan vooral de bewoners van de kern Spaubeek te laten participeren. Uit de ingediende zienswijzen blijkt dat bij de bewoners van de kern Spaubeek het ontbreken van draagvlak hoofdzakelijk is gericht tegen de transportbewegingen ten gevolge van de ontgronding en de hinderaspecten die hierdoor ontstaan. In dit kader wijst ons college op het feit dat de hinderaspecten die ten gevolge van transportbewegingen ontstaan niet worden afgewogen in het kader van de verlening van de ontgrondingsvergunning. Deze transportbewegingen zijn reeds eerder door ons college afgewogen en 2014/

8 vergund via de afgegeven Wet milieubeheervergunningen, waarvoor sinds oktober 2010 de gemeente Beek het bevoegde gezag is. Deze vergunningen zijn nog steeds vigerend. Het ontbreken van draagvlak heeft derhalve geen betrekking op verlening van de ontgrondingsvergunning en de realisatie van het afwerkingsplan. Op grond van deze omstandigheden acht ons college dat uit de aanvulling van aanvrager van 27 september 2013 en de ingediende zienswijzen blijkt dat ten aanzien van de verlening van de ontgrondingsvergunning en realisatie van het afwerkingsplan, draagvlak aanwezig is bij de bewoners van de kern Spaubeek. Ons college is van mening dat aanvrager voldoende heeft aangetoond dat er draagvlak is bij de omgeving en dat aanvrager zodoende heeft voldaan aan het provinciaal beleid. Om de bewoners van de kern Spaubeek in het vervolgtraject te betrekken bij de definitieve en gedetailleerde invulling van een deel van de afwerking van de groeve, heeft aanvrager bij brief d.d. 17 april 2014, door ons ontvangen op 18 april 2014, toegezegd om gedurende de eerste 12 maanden na aanvang van de ontgronding twee informatieavonden te organiseren. Tijdens de eerste informatieavond zal het concepteindplan door aanvrager worden gepresenteerd, waardoor de bewoners van de kern Spaubeek, de IVN afdeling Spaubeek en de vereniging Milieugroep regionaal stort Westelijke Mijnstreek de gelegenheid krijgen om een reactie te geven op de inhoud van het concepteindplan. Met de reacties die tijdens deze informatieavond naar voren worden gebracht kan door aanvrager rekening worden gehouden bij het opstellen van het definitieve eindplan. Tijdens de tweede informatieavond zal aanvrager vervolgens het definitieve eindplan presenteren. 2. Economische belang ontgronding niet afgewogen In de ontwerpvergunning is niet op overtuigende wijze het economische nut van de ontgronding aangetoond, bijvoorbeeld door een maatschappelijke kosten baten analyse. In artikel 3 lid 2 van de Ontgrondingenwet wordt gesteld dat de belangen dienen te worden afgewogen, die rechtstreeks bij de ontgronding betrokken zijn, zoals o.a. natuur, archeologie etc. Het economische nut van de ontgronding valt hier niet onder. De ontgrondingsvergunning is derhalve niet het geëigende instrument om het economische nut van de ontgronding af te wegen. De Ontgrondingenwet biedt namelijk geen kaders om economische belangen af te wegen. Daarnaast volgt uit de Beleidsnota Ontgrondingen dat het rijksbeleid (Nota Ruimte) ten aanzien van ontgrondingen is gericht op marktwerking. Ons college is van mening dat het de rol en de verantwoordelijkheid van het ontgrondend en verwerkend bedrijfsleven is om bij de totstandkoming van lokale ruimtelijke plannen de belangen van de winning van grondstoffen in te brengen. 3. Bankgarantie Indiener verzoekt om de bankgarantie te verhogen. Om te garanderen dat de ontgronding en afwerking binnen 9 jaar gerealiseerd wordt is het nodig om de financiële prikkel te verstrekken. Ons college ziet geen reden om de waarborgsom van ,-, zoals gesteld in voorschrift 2.1. van de vergunning, te verhogen. Deze waarborgsom heeft als doel om zekerheid te stellen dat er voldoende financiële middelen voorhanden zijn om de afwerking en inrichting op kosten van vergunninghouder te 2014/

9 laten uitvoeren zodra vergunninghouder in gebreke blijft voor wat betreft de afwerking en inrichting. De waarborgsom van ,- wordt in dit kader hoog genoeg geacht om deze kosten te dekken. 4. Verzoek om weigering ontgrondingsvergunning Verzocht wordt om de ontgrondingsvergunning te weigeren totdat is aangetoond dat er onder de bewoners van de kern Spaubeek draagvlak is ten aanzien van het afwerkplan en het economische nut. Verwijzend naar hetgeen ons college heeft overwogen onder de punten 1 en 2 ziet ons college geen reden om de verlening van de ontgrondingsvergunning te weigeren. 5. Motie gemeenteraad van de gemeente Beek Indiener verzoekt om de motie van de gemeenteraad van de gemeente Beek bij de belangenafweging te betrekken. Op 19 december 2013 heeft de gemeenteraad een motie behandeld waarin de raad boven genoemde zienswijze van indiener bekrachtigt. Aanvullend op deze bekrachtiging worden in de motie de volgende zienswijze naar voren gebracht: 5.1. De vele transportbewegingen zijn nadelig voor de verkeersveiligheid en zorgen voor toename van overlast van stof en trillingen; 5.2. Het doel van de ontgronding om natuurontwikkeling mogelijk te maken en de groeve toegankelijk te maken voor extensieve recreatie kan ook zonder verdere ontgronding worden gerealiseerd. Ons college heeft kennis genomen van het feit dat de raad de zienswijze van indiener bekrachtigt ten aanzien van het ontbrekend draagvlak bij omwonenden en het ontbreken van een economische en maatschappelijke belangenafweging. Ten aanzien van deze bekrachtiging verwijst ons college naar onze overwegingen zoals deze zijn opgenomen onder de punten 1 tot en met 4. Ten aanzien van punt 5.1 verwijst ons college naar hetgeen door ons is overwogen onder punt 1. Ten aanzien van punt 5.2 overweegt ons college dat het realiseren van het eindplan, alsmede de openstelling van de groeve ten behoeve van extensieve recreatie, zonder verdere ontgronding op dit moment niet haalbaar is. Ons college wil er nadrukkelijk op wijzen dat de gronden binnen het plangebied in particulier eigendom zijn. Dit betekent dat zolang de eigenaren niet tot de realisatie van voorzieningen voor extensieve recreatie overgaan en daarbij de groeve niet openbaar toegankelijk wordt gemaakt, er geen maatschappelijke meerwaarde voor de omgeving ontstaat. Op grond van het bestemmingsplan kunnen eigenaren immers niet gedwongen worden om een bepaalde bestemming te realiseren. Beide grondeigenaren hebben in dit kader te kennen gegeven de groeve enkel te zullen openstellen indien de groeve is afgewerkt conform het eindplan dat is gebaseerd op het bij dit besluit behorende schetsplan met kenmerk EHV-316-T04. Wil de gemeente Beek, zonder medewerking van de grondeigenaren, ter plaatse een openbaar natuurgebied realiseren dat geschikt is voor extensieve recreatie, dan zal zij over moeten gaan tot aankoop van de gronden. De bewoners van de kern Spaubeek blijven anders zitten met een groeve waar 2014/

10 weliswaar natuurontwikkeling plaatsvindt, maar die niet openbaar toegankelijk is en verder geen recreatieve mogelijkheden biedt waardoor geen meerwaarde voor de omgeving ontstaat. Ons college is dan ook van mening dat via de ontgronding zeker wordt gesteld dat de groeve optimaal wordt afgewerkt zodat de groeve op een correcte en veilige wijze door de vergunninghouder toegankelijk kan worden gemaakt voor het publiek en extensieve recreatie in het gebied mogelijk is. De ontgronding draagt in dit kader dan ook direct bij aan het creëren van een maatschappelijke meerwaarde voor de omgeving van Spaubeek. Ad. b. Bij brief van 20 december 2013, aangevuld op 23 december 2013 heeft indiener de volgende zienswijze naar voren gebracht: 6. Draagvlak omgeving In de Beleidsnota Ontgrondingen staat dat in het POL2006 is aangegeven dat de initiatiefnemer van een project verantwoordelijk is voor het tot stand komen van voldoende draagvlak voor het project, hetgeen in deze casus, ondanks verzoeken van belanghebbenden, niet voldoende gebeurd is. Er is enkel met een beperkt aantal omwonenden gesproken. Gelet op het grote aantal overgelegde zienswijzen, ontbreekt aantoonbaar draagvlak in de omgeving en bij de direct omwonenden (van de straat Op t Broek). Aangezien ook inwoners van de Dorpstraat, Kupstraat, Soppestraat en Zandstraat overlast zullen krijgen door de ontgronding, is de groep direct belanghebbenden groter dan in het ontwerpbesluit is aangegeven. In het POL is sprake van noodzakelijk draagvlak in de omgeving van het project. Wordt gekeken naar waar feitelijke ontgronding gaat plaatsvinden, dan is dit het dichtst bij de bewoners van de Dorpsstraat en de Kupstraat. Aanvrager heeft enkel contact gehad met beperkt aantal inwoners van de straat Op t Broek. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt Maatschappelijke meerwaarde In de Beleidsnota Ontgrondingen staat dat er bij een project per saldo sprake moet zijn van een meerwaarde voor natuur en landschap en dat er een vergelijking moet plaatsvinden tussen deze waarden voor en na ontgronding. Deze vergelijking ontbreekt in het ontwerpbesluit. De huidige natuurwaarde in het Spaubekerbos zullen ernstig verstoord worden. Door de ontgronding zal er naar verwachting geen meerwaarde ontstaan en het inmiddels ontstane natuurgebied zal vernietigd worden. Flora en fauna zullen zich pas na 9 jaren weer kunnen gaan ontwikkelen en het is onduidelijk wat er dan terug komt en wat omwonenden terug krijgen voor de jarenlange overlast. Er is geen belangenafweging gemaakt tussen het individuele belang van de ontgronder en het maatschappelijke belang van de omwonenden, wat de Beleidsnota wel voorschrijft. 2014/

11 In paragraaf 4.2 van het besluit is de meerwaarde van het te realiseren project uitvoerig gemotiveerd. Hieruit blijkt dat zowel ten aanzien van de commerciële belangen, de natuurbelangen, als de maatschappelijke belangen van omwonenden het project tot een duidelijke meerwaarde leidt. Wat betreft de meerwaarde voor natuur en landschap is bovendien gemotiveerd dat middels de ontgronding met bijbehorende herinrichting de groeve dusdanig wordt afgewerkt dat een kwaliteitsimpuls ontstaat ten aanzien van natuur, recreatie en openstelling. De te realiseren eindsituatie betreft dan ook een verbetering ten opzichte van de huidige situatie waarin de invulling van de POG-status voor het plangebied slechts deels geëffectueerd is. Uit de bij de aanvraag gevoegde natuurwaardenonderzoeken blijkt dat wanneer vergunninghouder de aanbevelingen uit deze onderzoeken in acht neemt, verstoring van aanwezige natuurwaarden is uitgesloten. Hierbij wordt opgemerkt dat een groot deel van de huidige flora en fauna gehandhaafd blijft en tijdens de uitvoering afgeschermd wordt, zodat er geen vrachtverkeer/graafwerkzaamheden plaatsvinden. Ook zijn de locaties van de poelen op basis van een ecologisch inzicht verplaatst naar de beste situering in de groeve. In het eindplan zal hier nader op worden ingegaan. Er zijn inmiddels door aanvrager al maatregelen genomen om beschermde planten in het veld te markeren en af te schermen van vrachtverkeer (zie notitie Grontmij). 8. Nut en noodzaak ontgronding Nut en noodzaak van de aangevraagde ontgronding is niet aangetoond. Elders liggen veel eenvoudiger te ontgronden delfstoffen, bovendien is niet aangetoond dat het winnen van meer delfstoffen noodzakelijk is. Op grond van het provinciaal beleid is het vereist dat natuurlijke voorraden oppervlaktedelfstoffen optimaal benut dienen te worden. Dit betekent dat gewonnen delfstoffen zo hoogwaardig mogelijk dienen te worden toegepast. Daarnaast betekent dit ook dat groeves die nog niet volledig zijn ontgraven en die nog steeds een voorraad delfstoffen bevatten eerst volledig benut dienen te worden alvorens elders een nieuwe ontgronding wordt gestart. Het onbenut laten van een deels ontgraven groeve is zodoende vanuit dit oogpunt niet wenselijk. 9. Eindplan Pas 1 jaar nadat de werkzaamheden gestart zijn, moet een gedetailleerd eindplan aan de provincie voorgelegd zijn. Onduidelijk is hoe dan nu al de meerwaarde kan worden bepaald. De meerwaarde van dit project kan mede worden bepaald op basis van het bij dit besluit behorende schetsplan van de eindtoestand. Uit dit schetsplan volgt dat afwerking leidt tot een volledige invulling van de POG-status van de groeve en dat de groeve op veilige wijze wordt opengesteld voor publiek waardoor extensieve recreatie binnen het gebied mogelijk wordt. Dit schetsplan is reeds voldoende om deze meerwaarde aan te tonen. Het definitieve eindplan is gebaseerd op dit schetsplan en legt afwerking van het plangebied op een gedetailleerder niveau vast. 2014/

12 Daarnaast blijkt de meerwaarde van het project uit de motivering zoals opgenomen in paragraaf 4.2 van dit besluit. Hieruit volgt dat het project behalve natuurontwikkeling en extensieve recreatie ook leidt tot het zo efficiënt mogelijk uitbaten van de bestaande groeve en het realiseren van werkgelegenheid en economische ontwikkeling. 10. Duur ontgronding Onduidelijk is waar de termijn van 9 jaren voor ontgronding en herinrichting op gebaseerd is. Verder staat in de voorschriften te lezen dat het winnen van specie wordt toegestaan voor een termijn van 9 jaren, terwijl elders in het besluit terug te vinden is dat de ontgronding naar verwachting 8 jaar in beslag zal nemen, waarna het terrein maximaal nog 1 jaar zal worden afgewerkt. De termijn van 9 jaar die voor de ontgrondings- en herinrichtingswerkzaamheden is vastgesteld, is gebaseerd op basis van de verwachte afzet en het aantal vergunde transportbewegingen. Indiener heeft terecht geconcludeerd dat de termijn zoals beschreven in voorschrift 1.2 niet overeenkomt met de beschrijving elders in het besluit. Voorschrift 1.2 van bijlage 2 wordt als volgt aangepast: De vergunning heeft een looptijd van totaal 9 jaren, ingaande de dag dat dit besluit van kracht wordt. De commerciële winning van delfstoffen is toegestaan gedurende de eerste 8 jaar nadat dit besluit van kracht wordt. Gedurende het negende jaar van de looptijd mag winning van delfstoffen alleen plaatsvinden in het kader van de realisatie van het eindplan. Het eindplan dient, conform het gestelde in de voorschriften 1.1 en 5 tevens binnen deze looptijd gerealiseerd te zijn. De vergunning is geldig totdat aan alle verplichtingen voortvloeiende uit deze vergunning is voldaan. 11. Vogelaantrekkende werking versus vliegverkeer In de eindsituatie worden enkele ondiepe waterplassen aangelegd. Dit lijkt onverantwoord, aangezien dit leidt tot vogelaantrekkende consequenties op een plek waar veel opstijgende vliegtuigen van het vliegveld Beek overkomen. Gelet op de afstand van de ontgrondingslocatie tot het vliegveld en de omvang en de geringe diepte van de aan te leggen plassen (zie het gestelde onder punt 18), kan gesteld worden dat er ten opzichte van de huidige situatie geen sprake is van een dusdanig vogelaantrekkende werking dat er nadelige gevolgen zullen optreden voor het vliegverkeer. Zodoende vormt dit geen beletsel om in de eindsituatie enkele ondiepe waterplassen te realiseren. 12. Openstelling groeve Het aangevraagde gebied kan ook zonder ontgronding worden opengesteld als wandelgebied. De toegang tot het gebied blijft door de ontgronding verder 9 jaren onthouden. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt /

13 13. Visie gemeente Beek In het ontwerpbesluit wordt gesteld dat de visie van de gemeente Beek een belangrijke indicator is. Door de provincie wordt aangegeven dat de gemeente aan haar verklaard heeft onder voorwaarden positief te staan tegenover de aanvraag. De gemeente heeft te kennen gegeven dat er geen officieel overleg is geweest tussen provincie en gemeente, enkel regelmatig contact. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt 1. Uit de ingediende zienswijze van de gemeente Beek blijkt dat de gemeente een positieve visie heeft ten aanzien van de ontgronding en herinrichting. De gemeente heeft geconcludeerd dat de ontgronding binnen het vigerende bestemmingsplan past en heeft verder geen opmerkingen ten aanzien van de ontgronding en herinrichting. Wel verzoekt de gemeente om de bewoners van de kern Spaubeek bij de totstandkoming van het definitieve eindplan te betrekken om zo het draagvlak van de bewoners te vergroten. Zoals aangegeven onder punt 1 krijgen de bewoners van de kern Spaubeek, de IVN afdeling Spaubeek en de vereniging Milieugroep regionaal stort Westelijke Mijnstreek de gelegenheid om een reactie te geven op de inhoud van het concepteindplan. 14. Overig Verder wordt gesteld dat de ontgronding leidt tot: - onveilige verkeerssituaties op de openbare wegen maar ook op de in het bos gelegen holle toegangsweg van/naar de groeve; - extra belasting van de uitvalswegen en de reguliere doorgaande wegen door de kern van Spaubeek, waardoor voor de gemeente Beek extra onderhoudskosten ontstaan; - daling van het grondwaterpeil en gewijzigde waterstromen, wat kan leiden tot verzakkingen en verdroging van flora; - een groter risico op illegale stortingen bij heropening van de groeve; - stofoverlast, modder en vuil; - meer geluidoverlast; - grotere milieubelasting en uitstoot van luchtverontreiniging door zwaar vrachtverkeer; - schade aan huizen door trillingen veroorzaakt door zware vrachtverkeer; - verhoogde onderhoudskosten voor woningeigenaren; - waardevermindering van de huizen; - beschadiging en het sneller vuil worden van langs de weg geparkeerde auto s, door vuil en opspringende steentjes, als gevolg van passerend vrachtverkeer; - het niet meer kunnen recreëren in eigen omgeving/tuin; - het ontstaan van fijnstof met een negatieve invloed op mens, dier en teelt; - een gewijzigde gebiedswaarde voor kopers/bewoners van huizen in het betrokken gebied; - extra uitgaven voor de overheid door ontstane schades, daar bij in ogenschouw houdende de huidige economische situatie; - stankoverlast. Voor zover bovengenoemde aspecten zijn gericht op de hinderaspecten die ten gevolge van transportbewegingen ontstaan verwijst ons college naar onze overwegingen opgenomen onder punt /

14 Ten aanzien van de gevolgen voor flora ten gevolge van mogelijke daling van het grondwaterpeil en gewijzigde waterstromen merkt ons college op dat de ontgronding geen aanzienlijke invloed heeft op de hydrologische situatie in het plangebied en de omgeving van het plangebied. Een en ander is nader gemotiveerd in paragraaf 4.4. van het besluit. Ten aanzien van het risico op illegale stortingen merkt ons college op dat gedurende de uitvoering van de ontgrondingswerkzaamheden de vergunninghouder er op dient toe te zien dat het te ontgronden gebied niet toegankelijk is voor derden. In voorschrift 7 staan dan ook diverse maatregelen opgenomen die vergunninghouder dient te treffen om illegale betreding van het te ontgronden gebied te weren. Vervolgens merkt ons college nog op dat wanneer de groeve na afronding van de ontgrondingswerkzaamheden en realisatie van het eindplan wordt opengesteld voor publiek, het risico op illegale storting niet toeneemt. Via de realisatie van het eindplan zal worden voorzien in toegangspoorten die alleen voetgangers toegang verlenen tot de groeve. Door het treffen van deze voorzieningen wordt het risico op illegale stortingen in vergelijking tot de huidige situatie dan ook niet vergroot c.q. zo klein mogelijk gemaakt. 15. Aanvullende zienswijze Ten aanzien van de door indiener ingediende collectieve zienswijze merken wij op dat omwonenden via het door indiener opgestelde machtigingsformulier in de gelegenheid zijn gesteld om aanvullende zienswijze in te dienen. Deze aanvullende zienswijzen zijn zorgvuldig door ons college beoordeeld en wij zijn tot de conclusie gekomen dat het merendeel van de betreffende aanvullingen door indiener zijn verwerkt in de brief d.d. 20 december Ten aanzien van deze aanvullingen verwijst ons college naar onze overwegingen zoals deze zijn opgenomen onder de punten 6 tot en met 14. Ten aanzien van onderstaande aanvullingen heeft ons college geconstateerd dat deze niet expliciet terugkomen in de brief d.d. 20 december 2013: Aanvrager of overheid dient te voorzien in een financiële vergoeding voor de ontstane schade en overlast; In het kader van de verkeersveiligheid dient in een alternatieve ontsluitingsroute voor de vrachtwagens te worden voorzien, die voor een minder gevaarlijke situatie zorgt; Ten aanzien van punt 15.1 merkt ons college op dat belanghebbende op grond van artikel 26 Ontgrondingenwet de mogelijkheid hebben een schadevergoeding aan te vragen voor schade die ontstaat als gevolg van de ontgronding. Ten aanzien van punt 15.2 verwijst ons college naar onze overwegingen zoals deze zijn opgenomen onder punt Verzoek om weigering ontgrondingsvergunning Gelet op bovenstaande verzoeken indieners de vergunning niet te verlenen. 2014/

15 Gelet op onze overwegingen opgenomen onder de punten 1 en 6 tot en met 15 ziet ons college geen reden om de gevraagde ontgrondingsvergunning te weigeren. Ad. c. Bij brief van 30 december 2013 heeft indiener de volgende zienswijze naar voren gebracht: 17. Natuur met extensieve recreatie reeds (deels) gerealiseerd Het doel van de ontgronding, zijnde het realiseren van natuur met extensieve recreatie, is gelet op de huidige situatie, reeds gerealiseerd. Een verdere ontgronding leidt tot ernstige verstoring van de aanwezige natuurontwikkeling. Extensieve recreatie kan op relatief eenvoudige wijze gerealiseerd worden. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punten 5.2 en Maximale diepte van ondiepe poelen ongeschikt voor amfibieën Volgens de aanvraag en het schetsplan met dwarsprofielen hebben de te realiseren ondiepe poelen een diepte van maximaal 3 meter. Voor ondiepe poelen, die zouden moeten dienen als een geschikte biotoop voor amfibieën, is deze diepte ongeschikt aangezien (met het oog op voortplanting) deze snel moeten kunnen opwarmen. Ons college overweegt dat een ondiepe poel met een maximale diepte van 3 meter in beginsel een minder geschikte biotoop voor amfibieën kan zijn. In voorschrift 5 van bijlage 2 is opgenomen dat bij de totstandkoming van het eindplan rekening gehouden dient te worden met het creëren van geschikte biotopen voor amfibieën. Hierbij geldt als uitgangspunt dat ondiepe poelen een diepte variërend tussen 0,5 en maximaal 1 meter hebben. In het nog op te stellen eindplan zal hier invulling aan gegeven dienen te worden. Dit kan verwezenlijkt worden door ná ontgronding van de poelen (tot maximaal 3 meter diepte), deze met (gebiedseigen) specie uit de groeve te verondiepen tot maximaal 1 meter diepte. De toe te passen specie dient dusdanig van aard en kwaliteit te zijn, dat dit na verondieping leidt tot de gewenste natuurontwikkeling. Een andere optie is de oppervlakte van de poelen te vergroten waardoor er minder diep ontgrond hoeft te worden. In voorschrift 5 van bijlage 2 is, gelet op bovenstaande, de navolgende tekstpassage toegevoegd: Voor de aan te leggen poelen geldt dat de uiteindelijke diepte na herinrichting maximaal 1 meter mag zijn. Indien specie aangewend wordt om de tot maximaal 3 meter diepe poelen te verondiepen, dan dient deze uit de groeve afkomstig te zijn en dusdanig van aard en samenstelling te zijn, dat de gewenste natuurontwikkeling na herinrichting gerealiseerd wordt. De maximale te ontgronden diepte van de aan te leggen poelen is afhankelijk van de uiteindelijke oppervlakte ervan. 19. Toegankelijkheid groevegebied Indiener onderschrijft hetgeen gesteld is over het enkel toelaten van wandelaars tot de groeve en het door Attero mogelijk afsluiten van de groeve indien blijkt dat ongewenst publiek (quads, motorcrossers etc) de groeve betreden. Verder wordt gesteld dat de huidige toegangspoort en raster reeds jaren niet meer onderhouden zijn en vele gaten vertonen, met als gevolg dat crossmotoren en quads in de groeve 2014/

16 actief zijn. Indiener vraagt zich af op welke wijze (na ontgronding) voldaan wordt c.q. blijft worden aan de voorwaarde dat de groeve enkel toegankelijk is voor wandelaars en wil daartoe meer concrete afspraken en toezeggingen van de zijde van ontgronder. Naar aanleiding van deze zienswijze is door aanvrager bij brief d.d. 17 april 2014, door ons ontvangen op 18 april 2014, een beheerverklaring overgelegd, waarin deze verklaart gedurende de periode na realisatie van het eindplan tot het moment dat de gronden aan een derde partij worden overgedragen, wordt voorzien in onderhoud en goede instandhouding van de groeve, de afrastering en de voorzieningen voor extensieve recreatie. Dit zal nader uitgewerkt worden in het nog op te stellen plan van de eindtoestand. Op deze wijze wordt naar mening van ons college voldoende aandacht besteed aan het ongewenst betreden van de groeve door derden. 20. Maatschappelijke meer-/minderwaarde Gesteld wordt dat door de voorgenomen plannen na ontgronding nauwelijks sprake zal zijn van extra maatschappelijke meerwaarde. Het gebied is momenteel een natuurontwikkelingsgebied en kan als basis dienen voor het gestelde hierover in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Indiener trekt de in de aanvraag en vergunning genoemde vliegwielfunctie van de ontgronding niet in twijfel, maar voorziet wel een jarenlange ernstige verstoring van de huidige natuurontwikkeling, waardoor deze jaren achterop zal raken. Het middenstuk van de groeve is van bijzondere betekenis omdat hier vanwege sterke temperatuurverschillen in een relatief klein gebied diverse microklimaten voorkomen met interessante gevolgen voor de natuurontwikkeling. De geplande ontgronding leidt ook tot niet onaanzienlijke minderwaarde. De reeds aanwezige natuur in de groeve, maar ook in het aangrenzende Spaubekerbos, zal sterk verstoord gaan worden door zware machines, stof en transportbewegingen. Ook zal hierdoor overlast voor de mens optreden. Zowel omwonenden alsook wandelaars en recreanten in het hellingbos en op het plateau zullen te maken krijgen met deze overlast. Maatschappelijke meerwaarde kan eenvoudig bereikt worden door het gelimiteerd toegankelijk maken van de groeve zonder de geplande werkzaamheden. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punten 1, 5.2 en Draagvlak In paragraaf 4.1 van onderhavig besluit staat gesteld dat de gemeente Beek in principe positief staat tegenover het initiatief van de aanvrager mits het afwerkings- en inrichtingsplan kan rekenen op draagvlak bij de bewoners van de kern Spaubeek. Indiener vraagt zich af hoe aan deze voorwaarde voldaan is aangezien indiener niet als gesprekspartner gehoord is of op de hoogte gebracht is van de onderzoeksresultaten. Indiener stelt verder het conceptplan van de eindtoestand nooit gezien te hebben. 2014/

17 Verwijzend naar onze overwegingen onder punt 1 wijst ons college er op dat vergunninghouder twee informatieavonden dient te organiseren waarin het eindplan wordt besproken en waarin de gelegenheid wordt geboden om reactie te geven. Indiener heeft zodoende via deze weg de mogelijkheid om een rol te spelen bij de totstandkoming van het definitieve eindplan. 22. Natuuronderzoeken Indiener stelt dat zij niet op voorhand op de hoogte (gebracht) is van de onderzoeksresultaten die voortvloeien uit de veldbezoeken die plaatsgevonden hebben in 2013 en wil dat dit alsnog gebeurt. Verder heeft zij in de groeve in 2011 en 2012 ook de slipbladige kaardebol (Dipsacus laciniatis) waargenomen. Indiener betreurt het dat aanvrager geen informatieavond georganiseerd heeft voor de omwonenden, waarbij indiener de kans had gehad om enkele van de tussenresultaten te vernemen en haar zienswijze te hebben kunnen toelichten. In bijlage 9 van de aanvraag (Flora- en fauna-onderzoek) staat bij conclusies en advies onder aangaande het Vliegend hert, dat de transportroute door het Spaubekerbos een geschikte locatie is voor vestiging van dit insect. Indiener onderschrijft dit. Mocht blijken dat uit vervolgonderzoek te herleiden is dat gedurende de baltsperiode van dit insect, van mei-augustus, geen transportbewegingen mogen plaatsvinden (op basis van tekst in artikel op pagina 17), dan leidt dit tot verlies aan nuttige exploitatietijd voor ontgronder. Indiener vraagt zich af op welke wijze exploitant de genoemde periode (op economische rendabele wijze) denkt te kunnen invullen en overbruggen. Ook wil indiener weten hoe vaak een dergelijk soortspecifiek onderzoek dient plaats te vinden, gezien de voorziene periode van 9 jaar aan transportbewegingen. De huidige groeve is een pionierslocatie, hetgeen betekent dat zich ter plaatse binnen korte termijn een grote variatie en diversiteit aan flora en fauna kan ontwikkelen. Indiener wil daarom de vinger aan de pols houden en wenst jaarlijks een inventarisatie uit te (laten) voeren, indien de vergunning verleend wordt. Ten aanzien van het feit dat indiener niet op de hoogte is gebracht van de onderzoeksresultaten voortvloeiend uit de veldbezoeken overweegt ons college dat het de keus van de aanvrager is om onderzoeken, die worden uitgevoerd om te komen tot een ontvankelijke aanvraag, aan derden te verstrekken. Dit is geen verplichting. Ons college merkt op dat de onderhavige natuurwaardenonderzoeken momenteel in te zien en te verkrijgen zijn bij de gemeente Beek en de provincie Limburg te Maastricht. Bovendien zijn de onderzoeksresultaten van de veldbezoeken verwerkt in de rapportages Quickscan natuur d.d. 19 februari 2013, Aanvullend onderzoek natuur d.d. 22 juli 2013 en Verslag veldbezoek groeve Spaubeek 4 september 2013 d.d. 5 september 2013, allen uitgevoerd door Grontmij Nederland B.V. Deze rapportages hebben samen met de aanvraag en het ontwerpbesluit ter inzage gelegen. De door indiener waargenomen slipbladige kaardebol (Dipsacus laciniatis) is tijdens de veldbezoeken niet in het plangebied waargenomen. 2014/

18 Ten aanzien van de opmerking van indiener over het Vliegend hert merkt ons college op dat uit het rapport Aanvullend onderzoek natuur blijkt dat tijdens de verrichte veldbezoeken geen waarnemingen zijn gedaan van het Vliegend hert. De aanwezigheid van deze soort is volgens het onderzoek uitgesloten. Daarmee zal deze soort de exploitatietijd van de ontgronding op dit moment niet ophouden. Ten aanzien van het verzoek van indiener om jaarlijks een natuurinventarisatie uit te voeren wijst ons college op het feit dat op dit moment voor de ontgronding is vastgesteld welke flora en fauna aanwezig zijn en welke gevolgen de ontgronding op deze soorten kan hebben. Naar aanleiding hiervan is in het verslag Uitvoering ecologische maatregelen groeve Spaubeek 14 augustus 2013 vastgesteld welke maatregelen en voorzieningen genomen dienen te worden om de soorten te beschermen. Door middel van uit te voeren toekomstige vervolgonderzoeken wordt gemonitord welke flora en fauna er in de groeve aanwezig is en - indien noodzakelijk - op welke wijze deze beschermd moet worden. Op grond hiervan acht ons college dat voldoende onderzoek naar de gevolgen voor flora en fauna is en wordt gedaan. 23. Educatieve waarde Samengevat verzoekt indiener dat de door haar genoemde argumenten en aspecten meegenomen worden in de verdere besluitvorming en hoopt op een herziening van het huidige ontwerpbesluit. Indiener is van mening dat de groeve thans zoveel educatieve waarde heeft, dat snelle (beperkte) openstelling voor het wandelend gebied absoluut haar voorkeur heeft. Ons college ziet geen reden om in het kader van educatieve waarde een beperkte openstelling van de groeve verplicht te stellen. Wellicht dat indiener in overleg met vergunninghouder afspraken kan maken over incidentele dan wel beperkte openstelling voor selecte gezelschappen. Ad. d. Bij brief van 6 januari 2014 heeft indiener de volgende zienswijze naar voren gebracht: 24. Maatschappelijk draagvlak Indiener stelt dat voor vergunningverlening van onderhavige aanvraag ingevolge de Beleidsnota Ontgrondingen 2009 sprake moet zijn van maatschappelijk draagvlak en moet er maatschappelijke meerwaarde zijn. Indiener is van mening dat aanvrager hier niet aan voldaan heeft en dat deze moet aantonen dat er voldoende draagvlak is voor het project (de ontgronding met bijbehorende inrichting). Indiener stelt dat de meeste omwonenden geen bezwaar hebben tegen de uiteindelijke bestemming van de groeve, maar wel bezwaar hebben tegen jarenlange ontgronding met bijbehorende overlast. In dat kader merkt indiener op dat de impact van de ontgronding groter is dan enkel de straat waar de direct omwonenden gesitueerd zijn en waarmee gesproken is. Met de bewoners van de Dorpstraat is niet gesproken, zelfs niet met degenen wiens achtertuin grenst aan de straat Op t Broek. Indiener is derhalve van mening dat aanvrager zich ten onrechte beperkt heeft tot een aantal belanghebbenden, terwijl er meer belanghebbenden zijn. De belanghebbenden zijn volgens indiener de overige bewoners, maar ook belangenorganisaties en de gemeente Beek. In de Beleidsnota Ontgrondingen staat immers dat de initiatiefnemer voor draagvlak moet zorgen bij de lokale bevolking, belangenorganisaties en de gemeente (hoofdstuk 5.2 van de nota). 2014/

19 De gemeente Beek stelt als voorwaarde voor een positief advies dat het afwerkings- en inrichtingsplan kan rekenen op draagvlak bij de bewoners van de kern Spaubeek. Hier wordt volgens indiener niet aan voldaan. Verder stelt de Beleidsnota Ontgrondingen dat er draagvlak moet zijn voor het project, wat volgens indiener meer inhoudt dan enkel het afwerkings- en inrichtingsplan. Doordat slechts met een beperkt aantal belanghebbenden overleg is gevoerd, kan niet geconcludeerd worden dat er voldoende maatschappelijk draagvlak voor de ontgronding bestaat, hetgeen bevestigd wordt in een motie die de raad van de gemeente Beek op 19 december 2013 heeft aangenomen. Hierin bekrachtigt de gemeenteraad de zienswijze van het college, dat verdere ontgronding wil tegengaan vanwege ontbrekend draagvlak bij (direct) omwonenden en het feit dat geen afweging is gemaakt betreffende de economische en maatschappelijke voor- en nadelen, die verbonden zijn aan ontgronding. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt Duur ontgronding Volgens indiener heeft in het vooroverleg slechts twee maal overleg plaatsgevonden met de vereniging, waarbij aanvrager nauwelijks de bereidheid toonde om rekening te houden met de belangen van de vereniging. De enige concessie was het inkorten van de duur van de concessie van negen naar acht jaren. In de aanvraag is deze duur weer opgerekt tot negen jaar. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt Maatschappelijke meerwaarde Indiener is verder van mening dat bij het in onderhavig ontwerpbesluit benoemen van de maatschappelijke meerwaarde en de afwegingen geheel voorbij wordt gegaan aan het feit dat de bestaande groeve weer deels op de schop gaat, de bestaande natuur- en geologische waarden en de huidige vorm van de groeve deels verdwijnen. Bovendien wordt de toegang tot de groeve nog negen jaar verboden en is er negen jaar overlast. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punten 5.2 en Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) De in ontwerp vergunde terreinen zijn in het POL2006 aangeduid als Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG), enerzijds waar het gaat om behoud van bestaande natuur- en landschapswaarden en anderzijds waar het gaat om het realiseren van gronden met een natuurkarakter. Indiener is van mening dat ontgronding nooit kan leiden tot behoud van bestaande natuur- en landschapswaarden. Deze waarden worden door de ontgronding juist vernietigd. Het ontwerpbesluit is in dit opzicht strijdig met het beleid. Ons college verwijst naar onze overwegingen opgenomen onder punt /