op grond van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer (Wm) actualiseren.

Transcriptie

1 Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht BESLUIT Tel Fax Datum 25 januari 2005 Sector V&H/ketenbeheer Nummer 2005WEM000158i Referentie R. Abbas / I. Damhuis Uw brief van - Doorkiesnummer Uw nummer - Faxnummer Bijlage Voorschriften Onderwerp Actualisering Wm-vergunning 1 BESLUIT Gelet op het hierna volgende, besluiten wij, dat wij de verleende vergunning voor het aanbiedstation Bunschoten van 23 september 2003, kenmerk 2003WEM004467i, voor het oprichten en in werking hebben van een overlaadstation en kca- en kga-depot, op grond van artikel 8.22 van de Wet milieubeheer (Wm) actualiseren. De inrichting is gelegen aan de Groeneweg 1A in Bunschoten-Spakenburg, kadastraal bekend gemeente Bunschoten-Spakenburg sectie H, nr BESCHRIJVING INRICHTING De inrichting is bestemd tot het op- en overslaan van afvalstoffen die afkomstig zijn uit huishoudens, bedrijven en gemeentelijke diensten. De inrichting omvat een buitenterrein voor de opslag van de afvalstoffen, kca- en kga-depot, kringloop en beheerderonderkomen. Voor de opslag van afvalstoffen zijn op het buitenterrein verschillende containers gestald. De volgende afvalstoffen worden geaccepteerd: klein chemisch afval bouw- en sloopafval ijzer plastic- en kunststofafval plantsoen- en houtafval grond bielzen GFT wit- en bruingoed schroot markt-, zwerf- en veegvuil Het provinciehuis is per openbaar vervoer vanaf Utrecht CS te bereiken via GVU-lijn 11 (richting De Uithof) Heeft u klachten? Provinciale klachtencommissie,

2 asbest papier, karton, textiel en hout restafval gipsafval dakafval autobanden glas riool- en kolkslib afgewerkte olie. Verder wordt klein chemisch afval (KCA) en klein gevaarlijk afval (KGA) in een gebouw opgeslagen. 3 PROCEDURELE ASPECTEN Vergunningsituatie Voor deze inrichting is een oprichtingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer op 23 september 2003, kenmerk 2003WEM004467i, verleend voor een periode van 10 jaar. Procedure Met betrekking tot deze actualisering is de procedure ingevolge afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. De artikelen 8.7 tot en met 8.17 van de Wm zijn op deze actualisering van overeenkomstige toepassing. Deze inrichting valt onder de categorie 28.4 onder a, 1 en 5 en 6 en c, 1 van bijlage I, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). Voor deze inrichting zijn wij het bevoegd gezag. Voornemen Van ons voornemen om tot actualisering van de vergunning over te gaan, hebben wij op grond van artikel 3:30, tweede lid van de Awb op 19 november 2004 kennis gegeven aan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten-Spakenburg; de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Postbus 30945, 2500 GX s-gravenhage; VROM-Inspectie, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 241, 3440 AK Woerden. Daarnaast is aan de vergunninghouder de gelegenheid geboden om een zienswijze naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Ontwerpbesluit Van dit ontwerpbesluit is mededeling gedaan door middel van een kennisgeving in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Tevens heeft publicatie in de Nederlandse Staatscourant plaatsgevonden. Wij hebben een ieder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de kennisgeving van het ontwerpbesluit bedenkingen in te brengen tegen dit ontwerpbesluit. Gedurende deze termijn hebben wij geen bedenkingen ontvangen. 4 TOETSINGSKADER ACTUALISERING Deze actualisering bestaat uit het vervangen van voorschriften betreffende de op- en overslag van, de acceptatie van en het toezicht op asbest en asbesthoudend materiaal. Het aanpassen van deze voorschriften is noodzakelijk om de milieuhygiënische wijze van op- en overslag van asbest en asbesthoudende materialen te waarborgen. Sector Vergunningen & Handhaving / Ketenbeheer 2 Besluit, 2005WEM000158i

3 Uit bevindingen van onze handhavers is namelijk gebleken dat bij deze op- en overslag van asbest in veel gevallen de bestaande vergunningvoorschriften niet meer toereikend zijn. Om uniformiteit ten aanzien van de voorschriften voor de op- en overslag van asbest te waarborgen, schrijven wij voor alle gemeentewerven in onze provincie dezelfde voorschriften voor. Dit uniformiseren van de asbestvoorschriften kan met zich meebrengen dat wellicht enkele vigerende voorschriften worden vervangen door nieuwe eensluidende voorschriften. De artikelen 8.7 tot en met 8.17 van de Wm omvatten het toetsingskader voor de actualisering. In de artikelen 8.8 en 8.9 van de Wm is het criterium het belang van de bescherming van het milieu verder uitgewerkt. In artikel 8.8 worden drie soorten richtinggevende aspecten genoemd, te weten: - de aspecten die wij in ieder geval bij onze beslissing moeten betrekken; - de aspecten waarmee wij in ieder geval bij onze beslissing rekening moeten houden; - de aspecten die wij in ieder geval bij onze beslissing in acht moeten nemen. 5 ASPECTEN DIE WIJ BIJ ONZE BESLISSING HEBBEN BETROKKEN 5.1 De bestaande toestand van het milieu, voor zover de actualisering daarvoor gevolgen kan hebben; De inrichting is gelegen in een gebied met de bestemming bedrijfsdoeleinden volgens het vigerende bestemmingsplan. De activiteiten worden sinds 1983 uitgevoerd op grond van Hinderwetvergunningen en sinds 1986 ook op grond van de Wet chemische afvalstoffen. Op dit moment is de gemeentewerf werkzaam op grond van een Wm-vergunning. Afvalstoffen, bodem en grondwater, lucht en externe veiligheid In de vigerende vergunning zijn voorschriften ten aanzien van de bescherming van deze milieuaspecten opgenomen. 5.2 De -directe en indirecte- gevolgen voor het milieu die de actualisering kan veroorzaken en de mogelijkheden tot de bescherming van het milieu; De actualisering kan voor de onderstaande aspecten mogelijke gevolgen hebben. Afvalstoffen/doelmatig beheer Op grond van deze actualisering dient de opslag van asbest en asbesthoudend materiaal te voldoen aan de voorschriften, zoals in de bijlage is weergegeven. Het gaat hier om voorschriften ten aanzien van de opslag, acceptatie en het toezicht hierop. Tevens wordt een eis gesteld aan de vakbekwaamheid van de acceptant. In de voorschriften is daarom opgenomen dat de acceptant een speciale asbestherkenningscursus dient te hebben gevolgd. In de regel is dit een training van 1 dag, die op diverse plaatsen in Nederland wordt gegeven. Wij geven in de voorschriften een termijn van 1 jaar na het van kracht worden van dit besluit om aan deze eis van vakbekwaamheid te voldoen. Bodem /grondwater De voorschriften met betrekking tot de wijze van het aanleveren en de verpakking van asbest zijn overgenomen uit het Asbestverwijderingsbesluit. Bewerkingen aan asbest zijn verboden. De opslag vindt plaats in gesloten containers waardoor emissie van vezels naar de lucht wordt voorkomen. Hierdoor wordt tevens voorkomen dat de bodem en/of het grondwater wordt verontreinigd. Lucht De activiteiten met betrekking tot de opslag van asbest hebben geen nadelige effecten ten aanzien van het milieuaspect lucht. Asbest wordt dubbel verpakt in afgesloten en niet-luchtdoorlatend materiaal alvorens asbest in een container wordt opgeslagen. Verspreiding van asbest(deeltjes) is hierdoor uitgesloten. Sector Vergunningen & Handhaving / Ketenbeheer 3 Besluit, 2005WEM000158i

4 Externe veiligheid Opslag van asbest geschiedt in een daarvoor bestemde container. Indien er geen asbest gedeponeerd wordt, dient de container gesloten te zijn. Opslag vindt plaats in een speciale verpakking. Aangezien de acceptant een asbestherkenningscursus heeft gevolgd, is hij in staat om asbest te herkennen indien dit onverhoopt tussen het overig aangeboden afval zou zitten. Er zijn voorschriften opgenomen hoe te handelen in geval van onverhoopt aangetroffen asbest. 6 ASPECTEN WAARMEE BIJ DEZE BESLISSING REKENING WORDT GEHOUDEN Bij deze actualisering moeten wij als bevoegd gezag ingevolge art 8.8, tweede lid van de Wm in ieder geval met het volgende rekening houden. Landelijk afvalbeheerplan Vanaf 3 maart 2003 is het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) in werking getreden. Bij deze actualisering is rekening gehouden met het LAP, gewijzigde versie van april Beleidsregel toetsingskader milieuvergunning 2004 Op 10 december 1997 hebben provinciale staten van Utrecht het provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) vastgesteld. Het PMP is in februari 2002 met een periode van twee jaar verlengd. Een nieuw PMP is echter nog niet in werking getreden. De uitgangspunten voor milieuvergunningverlening uit het PMP zijn daarom vastgelegd in een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht op 2 december Hetgeen in deze Beleidsregel toetsingskader milieuvergunningen 2004 is vastgelegd, vormt de voortzetting van het beleid uit het PMP en de verlenging daarvan en bevat geen nieuw of gewijzigd beleid ten opzicht van dit plan. In deze vergunning wordt niet afweken van hetgeen in genoemde beleidsregel is verwoord. Geldende richtwaarden Een richtwaarde geeft een milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Op dit moment zijn er (nog) geen richtwaarden in de vorm van milieukwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur of in de provinciale milieuverordening vastgesteld die op de inrichting van toepassing zijn. 7 ASPECTEN DIE BIJ DEZE BESLISSING IN ACHT WORDEN GENOMEN Bij de actualisering moeten wij bovendien op grond van artikel 8.8, derde lid van de Wm de volgende regels in acht nemen. Geldende grenswaarden Een grenswaarde geeft een milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt en die waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. In het Besluit luchtkwaliteit zijn de grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht. De onderhavige actualisering heeft slechts betrekking op de op- en overslag van asbest en heeft daarmee geen betrekking op de stoffen genoemd in het Besluit luchtkwaliteit. Op dit moment zijn er (nog) geen andere grenswaarden in de vorm van milieukwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur of in de provinciale milieuverordening vastgesteld die op het onderhavige inrichting van toepassing zijn. Sector Vergunningen & Handhaving / Ketenbeheer 4 Besluit, 2005WEM000158i

5 Instructieregels in AMvB s of provinciale milieuverordening; ministeriële aanwijzingen Bij de actualisering dienen op grond van artikel 8.8 Wm in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ingevolge artikel 8.45 Wm of de provinciale milieuverordening opgenomen instructieregels door ons in acht te worden genomen. Dergelijke instructieregels zijn echter of nog niet vastgesteld of niet van toepassing op de onderhavige inrichting. Ook dienen wij de bindende aanwijzingen krachtens artikel 8.27 Wm van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in acht te nemen. Van een dergelijke aanwijzing is in dit geval geen sprake. 8 GEEN STRIJD MET ANDERE REGELS Op grond van artikel 8.9 Wm dienen wij er voor zorg te dragen dat de onderhavige actualisering niet in strijd is met de regels uit de Wm en met de regels uit de in artikel 13.1, lid 2 Wm genoemde wetten. Voor zover ons bekend is deze actualisering niet strijdig met voornoemde regels. 9 OVERIGE RELEVANTE REGELGEVING / REFERENTIEKADERS - Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995 Ten aanzien van de afgifte van bedrijfsafvalstoffen dient te worden voldaan aan de in de Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995 (PMV) opgenomen meldings- en registratieverplichtingen. Daarnaast zijn in de PMV regels opgenomen ten aanzien van het provinciegrensoverschrijdend verkeer van bedrijfsafvalstoffen. - Regeling ongewone voorvallen hoofdstuk 17 Wet milieubeheer In deze vergunning zijn geen voorschriften opgenomen over de verplichtingen van vergunninghoudster wanneer zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan. Dit is namelijk al (uitputtend) geregeld in hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer. Ter informatie zijn hieronder de relevante artikelen uit dat hoofdstuk, welke op de inrichting zijn toegespitst, weergegeven. artikel 17.1 Indien zich in de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, moet degene die de inrichting drijft onmiddellijk die maatregelen treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om de gevolgen van die gebeurtenis te voorkomen of, voor zover de gevolgen van die gebeurtenis niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. artikel 17.2 Indien zich een ongewoon voorval zoals bedoeld in het vorige artikel voordoet of heeft voorgedaan, moet dit zo spoedig mogelijk worden gemeld aan het bevoegd gezag (milieuklachtennummer ). Bij deze melding moeten tevens gegevens worden verstrekt die betrekking hebben op: a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen en hun eigenschappen; c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor het milieu van het voorval te kunnen beoordelen; d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken; e. de maatregelen die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals voordoet. Sector Vergunningen & Handhaving / Ketenbeheer 5 Besluit, 2005WEM000158i

6 10 WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET ONTWERPBESLUIT Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van het ontwerpbesluit. 11 CONCLUSIE Gelet op bovenstaande overwegingen trekken wij de voorschriften tot en met in, die zijn verbonden aan de aan op 23 september 2003 verleende vergunning voor de inrichting gelegen aan de Groeneweg 1A in Bunschoten. Wij vervangen deze voorschriften door nieuwe voorschriften zoals vermeld in de bijlage van deze actualisering. Deze actualisering van de verleende vergunning stelt de vergunninghouder in staat de vergunde activiteiten op milieuhygiënische wijze voort te zetten. 12 AFSCHRIFTEN Afschriften van dit besluit worden gezonden aan: -, t.a.v. de heer A. Voorwinden, Postbus 200, 3750 GE Bunschoten- Spakenburg; - het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten-Spakenburg, Postbus 200, 3750 GE Bunschoten-Spakenburg; - VROM-Inspectie, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; - de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Postbus 30945, 2500 GX s-gravenhage - het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen, Postbus 241, 3440 AK Woerden. Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, drs. R.C.M. Peeters, hoofd sector Vergunningen en Handhaving / Ketenbeheer. Sector Vergunningen & Handhaving / Ketenbeheer 6 Besluit, 2005WEM000158i