WLR-C-tarieven UPC en Ziggo

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "WLR-C-tarieven UPC en Ziggo"

Transcriptie

1 WLR-C-tarieven UPC en Ziggo - besluit- OPTA/AM/2010/ maart 2010 OPENBARE versie

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Reikwijdte van dit besluit Proces Ontwerpbesluit Nationale consultatie en Europese notificatie WLR-C-tariefbesluit Europese consultatie en notificatie Nationale consultatie Samenvatting Opbouw van dit document WLR-C Inleiding Doel Reikwijdte Toepassing van retail-minus en kostenoriëntatie Inleiding Juridisch kader Tarieven op basis van retail-minus of kostenoriëntatie Conclusie Tarieven op basis van retail-minus Inleiding Retail-minus methodiek Stap a: Relevante retaildiensten Stap b: Bepaling relevante retailtarief van de relevante retaildiensten Stap c: Relevante retailkosten voor bepaling van de minus Stap d: Bepaling van de retail-minus wholesaletarieven Stap e: Aanpassing en bekendmaking van retail-minus wholesaletarieven Kostentoerekeningssysteem en kostenallocatie Tariefvoorstellen Tariefvoorstel UPC Tariefvoorstel Ziggo Beoordeling door het college Relevante retaildiensten Bepaling van het retailtarief van de relevante retaildiensten Opschoning voor digitale doorgifte WACC Opschoning voor content Geschoonde retailomzet Minus... 51

3 4.4.8 Redelijk retailrendement Accountantsverklaring Conclusie Price cap Methodiek Beoordeling Conclusie Tarieven op basis van kostenoriëntatie Inleiding Methodiek kostenoriëntatie Beoordeling door het college Omvang van de WSK Relevante volume Wijze van toerekening van de kosten Proportionaliteitstoets Conclusie Dictum Bijlagen Bijlage A Uitkomsten van het onderzoek naar de RoS A.1 Onderzoek naar vergelijkbare bedrijven in Europa A.2. Onderzoek naar de RoS in mededingingszaken Bijlage B Retail-minustarieven B.1 Tarieven UPC Q B.2 Tarieven Ziggo Q Bijlage C. Reactie van de NMa Bijlage D. Reactie Europese Commissie Bijlage E. Nota van bevindingen E.1 Algemene punten E.2 Relevante retaildiensten E.2.1 Digitale TV Starter UPC E.2.2 Installatiepakket Ziggo E.2.3 Bundels met verdere aanvullende diensten E.2.4 Groepsaansluitingen/SOP s E.3 Relevante retailtarief E.3.1 Bepaling van het relevante retailtarief E.3.2 Bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten E.3.3 Groepsaansluitingen

4 E.4 Opschoning voor digitale doorgifte E.5 WACC E.6 Opschoning voor content E.7 Geschoonde retailomzet en sanity check E.8 Minus E.8.1 Onderzoek en ontbrekende kosten E.8.2 Verdeelsleutels UPC E.8.3 Verdeelsleutels Ziggo E.9 Redelijk retailrendement E.9.1 Keuze voor het normrendement en de RoS als parameter E.9.2 Benchmark E.9.3 Risico wederverkopers E.9.4 Hoogte van de RoS E.10 Business cases E.11 Price cap E.12 WSK E.12.1 Causaliteit versus proportionaliteit E.12.2 Implementatiekosten E.12.3 Volume E.12.4 Deelnametarief en migratietarief E.12.5 Meerjarenvensters E.12.6 Proportionaliteit E.12.7 Inzichtelijkheid en overzichtelijkheid E.12.8 Nacalculatie en vaststelling per kwartaal

5 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1. In zijn besluiten van 5 maart (hierna: marktanalysebesluit of omroepbesluit) heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) aan UPC Nederland B.V. (hierna: UPC) en Ziggo B.V. (hierna: Ziggo) een verplichting tot het op wholesaleniveau ter beschikking stellen van de analoge RTV-signalen inclusief de aansluiting op haar omroeptransmissieplatform ten behoeve van wederverkoop (hierna: wholesale line rental cable oftewel WLR-C) opgelegd. 2. Het college heeft aan UPC en Ziggo de verplichting opgelegd om WLR-C-tarieven te hanteren gebaseerd op retail-minus met inachtneming van een price cap. De relevante retailtarieven van UPC en Ziggo worden geschoond van kosten voor de diensten waarvoor de wederverkoopverplichting niet geldt (zoals digitale doorgifte en content). Op de geschoonde tarieven worden vervolgens de totale retailkosten in mindering gebracht. Het resultaat zijn de WLR-C-tarieven. 3. Voor de WLR-C-diensten waarvoor retail-minus methodiek niet toepasbaar is, geldt dat UPC en Ziggo een kostengeoriënteerd tarief moeten hanteren. 4. UPC en Ziggo hebben op 17 juli 2009 een voorstel ingediend voor de tarieven met een bijbehorend kostentoerekeningssysteem. Het college beoordeelt die voorstellen in dit besluit en stelt de tarieven vast die UPC en Ziggo moeten hanteren. 1.2 Reikwijdte van dit besluit 5. Dit besluit beperkt zich tot de vaststelling van de tarieven van WLR-C en de beoordeling van het bijbehorende kostentoerekeningssysteem. Voor de aspecten die te maken hebben met het referentieaanbod en de implementatie van WLR-C zijn separate implementatiebesluiten genomen In de marktanalysebesluiten is aan UPC en Ziggo ook de verplichting opgelegd om te voldoen aan redelijke verzoeken tot de doorgifte van (doorgaans digitale) RTV-signalen waarmee een andere aanbieder RTV-signalen kan aanbieden naast de RTV-pakketten van UPC en Ziggo (hierna: doorgifteverplichting). Het college stelt de tarieven voor doorgifte van RTV-signalen in een ander besluit vast. 7. Voor zover de retailtarieven geschoond worden van de kosten van digitale doorgifte vindt de beoordeling van deze kosten wel in dit besluit plaats. 1 Marktanalyse omroep, besluit UPC, OPTA/AM/2009/200374, 5 maart 2009; Marktanalyse omroep, besluit Ziggo, OPTA/AM/2009/200373, 5 maart Implementatiebesluit WLR-C: UPC, OPTA/AM/2010/200747, 10 maart 2010; Implementatiebesluit WLR-C: Ziggo, OPTA/AM/2010/200748, 10 maart

6 1.3 Proces Ontwerpbesluit 8. Op 17 juli 2009 hebben UPC en Ziggo hun tariefvoorstellen met de bijbehorende kostentoerekeningssystemen ingediend bij het college. UPC heeft haar voorstel mondeling toegelicht op 27 juli Industry Groups en input van marktpartijen 9. Het college heeft bijeenkomsten voor geïnteresseerde marktpartijen georganiseerd (hierna: Industry Groups of IG s). De IG s vonden plaats op 25 augustus 2009, 7 september 2009, 1 oktober 2009 (alleen over WLR-C door UPC), 6 oktober 2009 (alleen over WLR-C door Ziggo) en 22 oktober Partijen hebben ter informatie de openbare versies van de door het college, UPC, Ziggo en andere marktpartijen ingebrachte stukken ontvangen. Het doel van deze IG s was om marktpartijen in de gelegenheid te stellen om informatie te leveren voor de besluitvorming met betrekking tot de WLR-C tarieven en om de marktpartijen te informeren. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt. 10. Naast de bijdragen tijdens de IG s hebben marktpartijen ook nog schriftelijke input gegeven: - Tele2 op 25 augustus 2009; - Your.tv op 27 augustus, 24 september, 14 oktober en 15 oktober 2009; - de gezamenlijke partijen Tele2, Youca, Your.tv, Canal Digitaal, Online, Hertzinger, en KPN op 3 september, 7 september, 8 september, 24 september en 20 oktober Het college heeft met de brieven van 14 september en 5 oktober gereageerd op brieven van de gezamenlijke partijen. 12. Daarnaast heeft Tele2 op 15 oktober 2009 en KPN op 15 oktober en 29 oktober 2009 bilateraal gesproken met het college. Vragenbrieven aan UPC en Ziggo 13. Het college heeft UPC en Ziggo op 10 augustus 2009 een eerste vragenbrief gestuurd, met name bedoeld om de aangeleverde informatie te completeren. Met UPC heeft een eerste dieptesessie over deze vragenbrief op 24 augustus 2009 plaatsgevonden. De vragen uit de brief heeft UPC op 25 augustus 2009 en 2 september 2009 deels beantwoord. Met Ziggo heeft op 19 augustus 2009 een eerste dieptesessie plaatsgevonden over de vragenbrief. Ziggo heeft de vragen op 17 augustus en 28 augustus 2009 deels beantwoord. 14. Op 9 september heeft het college UPC en Ziggo een tweede vragenbrief gestuurd. Deze brieven waren met name gericht op het verkrijgen van inzicht in de keuzes van UPC en Ziggo die ten grondslag liggen aan de voorgestelde tarieven en de bijbehorende kostentoerekeningssystemen. Met UPC heeft een dieptesessie over deze tweede vragenbrief op 24 september 2009 plaatsgevonden. Daarnaast hebben nog twee bilaterale gesprekken met UPC plaatsgevonden op 23 september

7 en 1 oktober De vragen heeft UPC op 6 oktober, 8 oktober en 15 oktober 2009 deels beantwoord. Met Ziggo heeft eveneens op 24 september de tweede dieptesessie plaatsgevonden. Ziggo heeft de vragen op 22 september, 24 september en 7 oktober 2009 deels beantwoord. 15. Op 1 oktober 2009 en 5 oktober 2009 heeft het college ter plaatse bij respectievelijk UPC en Ziggo de contracten van deze partijen met de TV-zenders bekeken. 16. Het college heeft Analysys Mason de opdracht gegeven een WACC te berekenen voor UPC en Ziggo en deze WACC te vergelijken met de door UPC en Ziggo opgeleverde WACC. Het conceptrapport van Analysys Mason heeft het college op 12 oktober aan marktpartijen voorgelegd. Tegelijkertijd heeft het college marktpartijen ook gevraagd of de return on sales die het college voor KPN voorstelt in het WLR-tariefbesluit 3 ook toepasbaar is voor UPC en Ziggo. Daarin is een schriftelijke reactie ontvangen van Tele2 (12 oktober 2009) en KPN (23 oktober 2009) en een mondeling reactie van Your.tv (22 oktober 2009). Herberekeningsverzoeken aan UPC en Ziggo 17. Op 19 oktober 2009 heeft het college een brief met herberekeningsverzoeken gestuurd aan UPC en Ziggo. Deze verzoeken zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de effecten van wijzigingen in de wijze van kostentoerekening en tariefberekening. Deze verzoeken zijn op 20 oktober 2009 telefonisch toegelicht aan UPC en op 26 oktober 2009 aan Ziggo. 18. UPC heeft de resultaten op 3 november en 4 november 2009 deels opgeleverd. Ziggo heeft de resultaten op 2 november en 4 november deels opgeleverd. 19. Het college heeft Ziggo 5 november verzocht de resterende antwoorden op te leveren. Ziggo heeft deze antwoorden aangevuld op 16 november en 23 november Het college heeft UPC op 6 november een last onder dwangsom toegestuurd teneinde de informatie over de digitale RTV-diensten te ontvangen. UPC heeft de gevraagde informatie vervolgens opgeleverd op 12 november 2009 en aangevuld op 20 november Het college heeft de NMa op 18 november verzocht om haar reactie te geven, specifiek over paragraaf van het ontwerpbesluit. De NMa heeft op 25 november 2009 haar reactie gegeven. Deze is opgenomen in bijlage C Nationale consultatie en Europese notificatie WLR-C-tariefbesluit 22. Overeenkomstig artikel 6b.1 van de Tw is op de voorbereiding van een besluit van het college als bedoeld in artikel 6a.2 van de Tw de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. In onderhavig besluit stelt het college, als invulling van de tariefverplichtingen uit de marktanalysebesluiten van 5 maart 2009, WLR-C-tarieven 3 Ontwerpbesluit Wholesale Line rental, WLR-II besluit, OPTA/AM/2009/202338, 21 september

8 vast. Deze vaststelling is een besluit als bedoeld in artikel 6a.2 van de Tw. Het besluit heeft naar het oordeel van het college tevens aanzienlijke gevolgen voor de markt zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 6b.1 van de Tw. Hieruit volgt dat de voormelde voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden. 23. Indien een op grond van artikel 6a.2 van de Tw genomen besluit van invloed is op de handel tussen de lidstaten bepaalt artikel 6b.2 van de Tw dat ook de Europese consultatie- en notificatieprocedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw op de voorbereiding van een dergelijk besluit van toepassing is. Het college is van oordeel dat bij het WLR-C-tariefbesluit, gelet op de uitleg die in de Europeesrechtelijke jurisprudentie aan dit criterium wordt gegeven, sprake is van invloed op de handel tussen lidstaten. Dit betekent dat het college het WLR-C-tariefbesluit ook Europees zal consulteren en notificeren. 24. De hiervoor genoemde consultaties en notificatie vinden plaats op basis van het ontwerp-wlr-c tariefbesluit. 1.4 Europese consultatie en notificatie 25. Op 25 november 2009 is het ontwerpbesluit genotificeerd en ter consultatie voorgelegd aan andere toezichthouders. 26. De Europese Commissie heeft op 4 december 2009 vragen gesteld aan het college. 4 Het college heeft deze vragen op 8 december 2009 beantwoord. 5 Op 10 december 2009 heeft het college naar aanleiding van telefonische vragen nog extra informatie verstuurd aan de Europese Commissie. 27. Op 22 december 2009 heeft de Europese Commissie haar reactie verstuurd. De Europese Commissie heeft geen opmerkingen. 6 De reactie is opgenomen in bijlage D. 28. Van andere Europese toezichthouders is geen reactie ontvangen. 1.5 Nationale consultatie 29. Het college heeft van de volgende partijen op 7 januari 2010 een zienswijze op het ontwerpbesluit ontvangen: - CAIW diensten B.V. (hierna: CAIW); - KPN B.V. (hierna: KPN); - Tele2 Nederland B.V. en Online Breedband B.V. (hierna: Tele2/Online); - UPC Nederland B.V. (hierna: UPC); 4 Case NL/2009/1015; ecctf/rk/mba/is D(2009) OPTA/AM/2009/ Case NL/200/1015; C(2009) 10723; SG-Greffe (2009) D/12309; 22 december

9 - Your.tv; - YouCa B.V. (hierna: YouCa); - Ziggo B.V. (hierna: Ziggo). 30. In bijlage E vat het college de zienswijze van partijen samen en geeft het college haar reactie op deze zienswijzen. Het college concludeert vervolgens of de zienswijzen aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het ontwerpbesluit. De belangrijkste wijzigingen in het besluit hebben betrekking op de WACC en de WSK. Het college heeft de tarieven voor UPC en Ziggo herberekend en daartoe van Ziggo op 24 februari 2010 een herberekening ontvangen Samenvatting 31. In dit besluit worden WLR-C tarieven vastgesteld voor UPC en Ziggo. In het marktanalysebesluit is bepaald dat WLR-C-tarieven, voor zover mogelijk, worden bepaald aan de hand van de retail-minus methodiek. Voor tarieven waar de retail-minus methodiek niet toepasbaar is, wordt een tarief vastgesteld door middel van kostenoriëntatie. 32. De retail-minus methodiek is toegepast op die diensten waarvoor een retailtarief bestaat. De retailtarieven zijn het startpunt bij de berekening van de WLR-C tarieven door middel van de retailminus methodiek. De belangrijkste tarieven zijn de maandelijkse tarieven van het standaardpakket. 8 Daarnaast geldt dat zowel UPC en Ziggo enkele aanvullende diensten en tevens groepsaansluitingen hebben. Ook voor die diensten geldt een WLR-C tarief. 33. Om de WLR-C-tarieven te bepalen zijn de retailtarieven eerst geschoond van de kosten van overige, niet-wlr-c-plichtige, diensten. Dit zijn de kosten die samenhangen met de digitale doorgifte. Bij UPC gaat het dan om de kosten van Digitale TV Starter 9 en bij Ziggo om de kosten van de digitale doorgifte in het standaardpakket en de kosten van het Installatiepakket. 10 Tabel 1 geeft de opschoning als percentage van de gemiddelde opbrengst per klant. 34. Vervolgens zijn de tarieven geschoond van de digitale en analoge contentkosten van de relevante retaildiensten. Tabel 1 geeft de opschoning als percentage van het gemiddelde opbrengst per klant. Voor de bepaling van de WLR-C tarieven worden deze percentages in mindering gebracht op de relevante retailtarieven: - de relevante retailtarieven per type aansluiting (standaardaansluiting en de verschillende typen groepsaansluitingen); 7 Van UPC had het college de beschikking over de juiste gegevens om de herbereking te kunnen uitvoeren. 8 Waar wordt gesproken over het standaardpakket van UPC doelt het college op de dienst Standaard Radio &TV ( Waar wordt gesproken over het standaardpakket van Ziggo doelt het college op de dienst Basisabonnentment (

10 - de bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. 35. Aldus resulteren de geschoonde gemiddelde relevante retailtarieven. Op deze geschoonde tarieven wordt dan de retail-minus in mindering gebracht. De minus dekt de totale retailkosten, inclusief een redelijk rendement. Als redelijke rendement stelt het college een return on sales (hierna: RoS) van 6,5% vast. Tabel 1 geeft de minus als percentage van het geschoonde gemiddelde retailtarieven. Door deze minus in mindering te brengen op de geschoonde retailtarieven resulteren de WLR-C tarieven. Onderstaande tabel geeft voor UPC en Ziggo de tariefbepaling weer van het WLR-C voor (alleen) de standaardaansluiting. Annex B geeft een overzicht van de WLR-C tarieven voor Q UPC Ziggo Berekening Gemiddelde retailtarief [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] a standaardpakket Opschoning kosten digitale [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] b doorgifte Opschoning kosten content [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] c Geschoonde retailtarief 11,17 10,60 d = a * (100%-b-c) standaardaansluiting Retail minus 20,9% 20,3% e WLR-C tarieven Q standaardaansluiting 8,83 8,45 f = d * (100%-e) Tabel 1. Schoning van tarieven en retail-minus toegepast op tarief standaardaansluiting Q (excl. BTW) 36. Bovengenoemde percentages dienen UPC en Ziggo toe te passen op alle diensten waarvoor een retailtarief aanwezig is. Deze percentages stelt het college vast voor de periode van één jaar. Uit praktische overwegingen kiest het college ervoor om deze percentages ieder jaar vast te stellen per 1 april. De percentages uit bovengenoemde tabel geldt daarbij tot 31 maart De price cap bepaalt de maximale jaarlijkse tariefstijging. De tarieven uit Q vormen het startpunt voor voor de price cap. In de periode tussen 1 april 2010 en 31 maart 2011 is de price cap dan vervolgens gelijk aan het tarief van Q verhoogd met de inflatie in UPC en Ziggo dienen ieder kwartaal de gemiddelde relevante retailtarieven te updaten. De WLR-C tarieven worden op basis van deze update opnieuw berekend door de percentages b, c en e uit tabel 1 toe te passen op de update van de retailtarieven. Het resultaat zijn de nieuwe WLR-C-tarieven voor dat kwartaal tenzij deze tarieven de price cap ontstijgen. Dan geldt het tarief dat is berekend op basis van de price cap. 39. Voor de componenten van de WLR-C-dienstverlening waarvoor geen relevant retailtarief aanwezig is, dienen, conform het marktanalysebesluit, kostengeoriënteerde tarieven te worden vastgesteld. Het 10

11 gaat daarbij om vier met WLR-C samenhangende kostencategorieën (de zogenaamde wholesalespecifieke kosten (hierna: WSK)): a. implementatiekosten; b. implementatiekosten per dienstaanbieder; c. wederkerende kosten (per dienstaanbieder); d. (migratie)kosten per telefonieaansluiting. 40. Op basis van de opgeleverde kosten komt het college tot kostengeoriënteerde tarieven van 0,13 per aansluiting per maand voor UPC en van 0,07 per aansluiting per maand voor Ziggo. Dit bedrag moeten wholesale-afnemers aan UPC en Ziggo betalen. Dit tarief wordt ook vastgesteld voor de periode van één jaar, waarbij het eerste jaar loopt tot 31 maart Daarnaast mogen UPC en Ziggo per wederverkoper eenmalig een tarief rekenen van Het besluit treedt in werking op het moment van publicatie. De tarieven in dit besluit gelden dan vanaf het moment dat de WLR-C diensten conform het WLR-C-implementatiebesluit orderbaar zijn. 1.7 Opbouw van dit document 42. Het volgende hoofdstuk bevat een beknopte beschrijving van de WLR-C-dienst. Hoofdstuk 3 gaat in op de hoofdlijnen van tariefregulering van WLR-C, zoals deze volgen uit het marktanalysebesluit. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de in het marktanalysebesluit gemaakte keuze tussen retail-minus en kostenoriëntatie. In hoofdstuk 4 stelt het college WLR-C tarieven vast voor de diensten waarop retail-minus van toepassing is. Hoofdstuk 5 gaat over de wholesale price cap. In hoofdstuk 6 stelt het college de tarieven vast ter dekking van de kosten waarop retail-minus niet van toepassing is. Hoofdstuk 7 bevat het dictum van het besluit. 11

12 2 WLR-C 2.1 Inleiding 43. De WLR-C-verplichting houdt in dat UPC en Ziggo op wholesaleniveau de analoge RTV-signalen inclusief de aansluiting op hun omroeptransmissieplatform ter beschikking dienen te stellen ten behoeve van wederverkoop. Wederverkoop is als invulling van de toegangsverplichting in artikel 6a.6, tweede lid, onder d, van de Telecommunicatiewet opgelegd. In dit hoofdstuk gaat het college kort in op het doel van de verplichting en de WLR-C-dienst 2.2 Doel 44. Het college heeft geconstateerd dat nog een significante groep eindgebruikers in de komende reguleringsperiode en voorzienbare toekomst nog belang hecht aan de levering van analoge RTVsignalen. Met de mogelijkheid om de analoge RTV-signalen te wederverkopen in combinatie met de wholesale aansluiting op het omroeptransmissieplatform (WLR-C) beoogt het college alternatieve aanbieders de mogelijkheid te bieden de volledige relatie met de eindgebruikers in het verzorgingsgebied van UPC en Ziggo over te nemen. Door de mogelijkheid om klanten volledig aan zich te binden door analoge RTV-signalen te leveren in combinatie met digitale RTV-signalen wordt het voor aanbieders van RTV-signalen makkelijker om eindgebruikers te migreren naar (volledig) digitale dienstverlening via een alternatief omroeptransmissieplatform. Tevens biedt de toegangsverplichting de mogelijkheid aan aanbieders van RTV-signalen om een aanbod van breedbandinternettoegang en vaste telefonie aan te vullen met de levering van RTV-signalen tot een volwaardig triple play aanbod. 2.3 Reikwijdte 45. Aanbieders van RTV-signalen die een pakket analoge RTV-signalen (in plaats van UPC of Ziggo) willen aanbieden, willen de klantrelatie die een eindgebruiker met UPC of Ziggo heeft voor de levering van RTV-diensten overnemen. Hiervoor is het nodig om naast de levering van in elk geval de analoge RTV-signalen over het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo, ook de aansluiting te kunnen leveren. Dit betekent dat er een mogelijkheid moet zijn tot het op wholesaleniveau afnemen van een aansluiting op het netwerk van UPC en Ziggo. 46. Door WLR-C zijn alternatieve aanbieders in staat om zowel de levering van analoge RTV-signalen als de toegang tot het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo voor hun rekening te nemen en deze te leveren aan eindgebruikers. Aanbieders van RTV-signalen kunnen daarmee een vergelijkbare aanbieding doen als UPC en Ziggo, immers toegang tot het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo (de aansluiting) wordt in de retail omroepmarkt altijd gebundeld geleverd met het analoge standaardpakket. 47. WLR-C stelt afnemers in staat de retailklantrelatie over te nemen van UPC en Ziggo. Tot de klantrelatie behoort in het kader van deze verplichting in ieder geval: - het onderhouden van contact met de klant voor het versturen en innen van facturen; - het onderhouden van contact met de klant met betrekking tot vragen over facturen of 12

13 ondersteuning van geleverde diensten of commerciële handelingen, zoals bijvoorbeeld het bestellen van nieuwe diensten, opzeggingen of verhuizingen. 48. In het referentieaanbod moeten processen komen voor ondermeer het afhandelen van storingen, verhuizingen. De dienstkarakteristieken van WLR-C, zoals de technische en functionele specificaties, zijn uitgewerkt in de implementatiebesluiten. 13

14 3 Toepassing van retail-minus en kostenoriëntatie 3.1 Inleiding 49. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van de tariefregulering van WLR-C-diensten behandeld. De tariefregulering bestaat uit het vaststellen van tarieven met toepassing van de retail-minus methodiek of met toepassing van kostenoriëntatie Bij toepassing van de retail-minus methodiek wordt uitgegaan van bestaande retailtarieven. Hierop worden de waarde van de overige diensten (waarop de toegangsverplichting uit de marktanalysebesluiten niet van toepassing is) en de contentkosten in mindering gebracht, zodat er een geschoond relevant retailtarief ontstaat. Vervolgens wordt het geschoonde tarief verminderd met een percentage dat de retailkosten beoogt weer te geven (de minus ). Dit is een lichtere vorm van tariefregulering dan kostenoriëntatie. In hoofdstuk 13.5 en annex 1 van de marktanalysebesluiten wordt ingegaan op hoe er invulling aan de retail-minus methodiek wordt gegeven. In hoofdstuk 4 van dit besluit wordt dit verder toegelicht en worden WLR-C tarieven vastgesteld op basis van retail-minus. 51. In het geval van tariefregulering op basis van kostenoriëntatie worden wholesaletarieven vastgesteld op basis van de (efficiënte) onderliggende relevante kosten en investeringen, vermeerderd met een redelijke winstopslag. De marktanalyse en telecommunicatiewet gaan hierbij uit van het beginsel van kostencausaliteit. Onder omstandigheden kan echter van dit principe worden afgeweken en kan kostenoriëntatie plaatsvinden op basis van proportionele toerekening. In hoofdstuk en annex 1 van de marktanalysebesluiten staat omschreven hoe het college deze vorm van tariefregulering nader invult. In hoofdstuk 5 van dit besluit wordt dit verder toegelicht en worden WLR-C tarieven vastgesteld op basis van kostenoriëntatie. 52. Hieronder wordt uiteengezet wanneer WLR-C tarieven dienen te worden gebaseerd op de retailminus methodiek en wanneer kostengeoriënteerde tarieven dienen te worden gehanteerd. 3.2 Juridisch kader 53. In de marktanalysebesluiten is aan Ziggo en UPC, op grond van artikel 6a.7 van de Tw, tariefregulering ten aanzien van WLR-C en bijbehorende faciliteiten opgelegd. Het college onderscheidt daarbij twee vormen van tariefregulering: 1) tariefregulering op basis van retail-minus conform en Annex 1 van de marktanalysebesluiten (hierna: retail-minus); 2) tariefregulering op basis van kostenoriëntatie conform en Annex 1 bij de marktanalysebesluiten (hierna: kostenoriëntatie). 11 In de marktanalysebesluiten staat reeds omschreven welke tarieven op basis van kostenoriëntatie en welke op basis van retail-minus worden vastgesteld. Omwille van de leesbaarheid van het besluit wordt dit hier nogmaals uiteengezet. 14

15 54. De marktanalysebesluiten geven de richtlijnen ten aanzien van de keuze voor retail-minus of kostenoriëntatie. Het dictum stelt hierover in beide besluiten in onderdelen xvi en xv: Op grond van artikel 6a.7, eerste lid, van de Tw legt het college aan (...) voor WLR-C dienstverlening waarvoor een relevante retaildienst bestaat de verplichting op om retail-minus tarieven te hanteren die begrensd worden door een price cap. Op grond van artikel 6a.7, tweede lid, van de Tw legt het college aan ( ) voor de doorgifte van RTV-signalen en WLR-C waarbij retail-minus niet toepasbaar is, de verplichting op om kostengeoriënteerde tarieven te hanteren. 55. Uit de marktanalysebesluiten volgt dat WLR-C-tarieven waar mogelijk dienen te worden bepaald aan de hand van de retail-minus methodiek. Voorwaarde is dat er een retailtarief bestaat waar het wholesale tarief van kan worden afgeleid. Indien een dergelijk retailtarief ontbreekt, is toepassing van de retail-minus methodiek niet mogelijk en dient conform de marktanalysebesluiten kostenoriëntatie te worden toegepast. In dit besluit is vastgesteld welke categorieën via retail-minus worden gereguleerd en welke via kostenoriëntatie. 3.3 Tarieven op basis van retail-minus of kostenoriëntatie 56. Op basis van het hiervoor gestelde dient het college in eerste instantie te bepalen voor welke WLR-C diensten een tarief op basis van de retail-minus methodiek kan worden vastgesteld. Een voor de hand liggende eerste stap is om voor de wholesalediensten waarvoor op grond van de marktanalysebesluiten een wederverkoopverplichting geldt een afspiegeling in de retaildiensten te vinden. Dit zijn de relevante retaildiensten. De tarieven van deze relevante retaildiensten zijn uitgangspunt bij het vaststellen van de tarieven van de WLR-C-diensten. Voor alle verschillende typen aansluitingen op de retailmarkt kan op basis van de retail-minus methodiek een overeenkomstig WLR- C-tarief worden vastgesteld. 57. In de marktanalysebesluiten worden in hoofdstuk de volgende met (de introductie van) WLR-C samenhangende kostencategorieën onderscheiden: a. implementatiekosten. Dit zijn de kosten die de AMM partij 12 moet maken om haar onderneming gereed te maken om WLR-C te kunnen leveren. Deze per definitie eenmalige kosten worden niet veroorzaakt door het aantal aanbieders dat toegang van de AMM partij afneemt noch door het aantal kabelaansluitingen dat op basis van retailminus wordt afgenomen, maar veeleer door de introductie van de verplichting als zodanig; b. implementatiekosten per dienstaanbieder. Deze mogelijkerwijs door de AMM partij te maken kosten worden veroorzaakt doordat een extra dienstaanbieder zich als afnemer van WLR-C bij de AMM partij meldt. Te denken valt hierbij aan eventuele kosten verbonden 12 Ziggo en UPC zijn allebei aangewezen als aanbieders met aanmerkelijke marktmacht en moeten in dat kader WLR-C leveren. Omwille van de leesbaarheid worden zij hier kort aangehaald als de AMM partij. 15

16 aan de toevoeging van de extra dienstaanbieder aan de relevante systemen; c. wederkerende kosten per dienstaanbieder. Hierbij valt te denken aan kosten die worden gemaakt in het kader van de administratie van de klantrelatie tussen de AMM partij en de dienstaanbieder; d. (migratie)kosten per kabelaansluiting. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten die moeten worden gemaakt om de klantrelatie tussen een eindgebruiker en de AMM partij te migreren naar een klantrelatie tussen die eindgebruiker en de alternatieve aanbieder; e. wederkerende kosten per kabelaansluiting. Dit betreffen de kosten die samenhangen met (het door de AMM partij ter beschikking stellen van) de kabelaansluiting zelf en die veelal op maandbasis worden toegerekend. 58. De retail-minus benadering is naar het oordeel van het college in ieder geval van toepassing op de kostencategorie betreffende de wederkerende kosten per kabelaansluiting (zoals bedoeld in punt e van randnummer 57). Daarnaast hanteren UPC en Ziggo ook retailtarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten waarvoor de retail-minus benadering derhalve ook toepasbaar is. 13 In het volgende hoofdstuk geeft het college aan welke relevante retaildiensten een afspiegeling zijn van deze kosten. 59. Voor wholesalediensten waarvoor geen equivalente retaildienst bestaat, waaronder de dienstverlening die samenhangt met de kostencategorieën a. tot en met d. uit randnummer 57, 14 geldt dat een relevant retailtarief ontbreekt, waardoor retail-minus niet toepasbaar is. Deze diensten bieden Ziggo en UPC namelijk niet aan op de retailmarkt. Voor deze wholesalediensten geldt dat Ziggo en UPC kostengeoriënteerde tarieven dienen te hanteren. 3.4 Conclusie 60. Samenvattend stelt het college vast dat de WLR-C-tariefstructuur in ieder geval dient te bestaan uit: - een retail-minus tarief voor kostencategorie betreffende de wederkerende kosten en bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten waar UPC en Ziggo ook retailtarieven voor hanteren (zoals uitgewerkt in hoofdstuk 4); - een kostengeoriënteerd tarief voor wholesalespecifieke kosten die geen equivalent hebben in het retaildomein (zoals uitgewerkt in hoofdstuk 6). 13 Bijvoorbeeld het aansluiten of verhuizen. 14 Deze wholesalespecifieke kosten worden gemaakt in verband met een verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot door OPTA bepaalde vormen van toegang. In hoofdstuk 5 wordt uiteengezet op welke wijze deze kosten worden toegerekend (causaliteit of proportionaliteit) bij het vaststellen van kostengeoriënteerde tarieven. 16

17 4 Tarieven op basis van retail-minus 4.1 Inleiding 61. Bij toepassing van de retail-minus wordt een wholesaletarief vastgesteld door van een relevant retailtarief de retailkosten af te trekken. In hoofdstuk van de marktanalysebesluiten wordt stapsgewijs uiteengezet hoe het WLR-C tarief moet worden bepaald. Het betreft hier de volgende stappen: - stap a: het benoemen van de relevante retaildienst; - stap b: de bepaling van het relevante retailtarief van de relevante retaildiensten; 1. berekening gemiddelde retailtarieven; 2. opschoning voor digitale doorgifte; 3. opschoning voor digitale en analoge content; - stap c: de relevante retailkosten vaststellen ter bepaling van de minus; - stap d: de vaststelling van retail-minus wholesaletarieven; en - stap e: de aanpassing en bekendmaking van de retail-minus wholesaletarieven. 62. Allereerst wordt in hoofdstuk 4.2 aan de hand van bovengenoemde stappen omschreven hoe retail-minus tot stand komt. Deze teksten zijn overgenomen uit hoofdstuk van de marktanalysebesluiten en zijn dus inhoudelijk hetzelfde. In hoofdstuk 4.3 geeft het college een samenvatting van de tariefvoorstellen van UPC en Ziggo. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4.4 en verder de retail-minus toegepast op de tariefvoorstellen van UPC en Ziggo teneinde de retail-minus tarieven vast te stellen. 4.2 Retail-minus methodiek Stap a: Relevante retaildiensten 63. De eerste stap is het aanwijzen van relevante retaildiensten die een afspiegeling zijn van de te leveren wholesaledienst. Het college acht voor zowel Ziggo als UPC thans in ieder geval de volgende retaildiensten relevant: 17

18 1) kabelaansluitingen waarover een analoog RTV-pakket wordt geleverd al dan niet gebundeld met bijgeleverde doorgifte van digitale RTV-signalen; 15 en 2) de bij deze retaildiensten behorende faciliteiten en aanvullende diensten. 64. Het college acht op basis van de huidige situatie de bundels met een uitgebreider pakket aan digitale RTV-diensten alsmede overige diensten, zoals telefonie en breedband, niet relevant voor bepaling van het relevante retailtarief voor WLR-C. Deze bundels worden naar het oordeel van het college thans niet specifiek ingezet voor het werven of behouden van eindgebruikers voor analoge RTV. 16 Het college heeft geen aanwijzingen dat bij de huidige tariefstellingen van die bundels het analoge RTV-pakket tegen een lagere prijs in de desbetreffende bundels wordt meegeleverd. Het college sluit niet uit dat in de toekomst ook andere (nieuwe) retaildiensten relevant worden, namelijk als er nieuwe bundels komen waarin de analoge RTV-dienst met een korting wordt aangeboden Stap b: Bepaling relevante retailtarief van de relevante retaildiensten 65. De bovengenoemde relevante retaildiensten komen in aanmerking voor afspiegeling in het wholesaledomein. Dit zou kunnen betekenen dat ieder retailtarief voor het analoge RTV-pakket (gebundeld of ontbundeld) een equivalent kan krijgen in de wholesaletarieven. Het college is van oordeel dat WLR-C op basis van retail-minus concurrenten van UPC en Ziggo in staat moet stellen om op duurzame wijze met UPC en Ziggo te concurreren. Dit betekent volgens het college echter niet dat de tariefregulering zo moet worden ingevuld dat afnemers van WLR-C iedere klant op de betreffende retailmarkt tegen een gelijke marge kunnen voorzien van een analoog RTV-pakket in combinatie met de kabelaansluiting. Het college acht concurrenten voldoende beschermd indien zij in staat worden gesteld om WLR-C in te kopen tegen een tarief dat is afgeleid van het tarief dat UPC of Ziggo hiervoor op de retailmarkt gemiddeld rekent per type aansluiting. Daarmee wordt voorkomen dat per gemeente wholesaletarieven vastgesteld dienen te worden. 66. De retailtariefstructuur bestaat veelal uit een maandelijks abonnementstarief en maandelijkse en eenmalige tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. Deze structuur komt derhalve terug bij de bepaling van de gemiddelde retailtarieven. 67. Aansluitingen kunnen zich onderling onderscheiden door andere technische en functionele kenmerken. Indien aansluitingen qua technische en functionele kenmerken niet exact gelijk zijn aan elkaar, is sprake van verschillende aansluitingstypen. Een voorbeeld hiervan is een groepsaansluiting die een grotere capaciteit heeft dan een standaard kabelaansluiting. 15 Iedere bundel wordt vervolgens ook een dienst genoemd. 16 Bij WLR-KPN heeft het college besloten om naast de BelBasisdienst ook de BelVrij- en CVXL-bundels mee te wegen in de bepaling van de relevante retailtarieven. Deze diensten zijn immers gericht op het werven en behouden van eindgebruikers voor PSTN/ISDN-telefonie. 18

19 68. Voor de berekening van het gemiddelde retailtarief van het analoge RTV-pakket dienen UPC en Ziggo hun retailtarieven van de relevante retaildiensten als startpunt te nemen. Daarop dient de waarde van andere diensten dan de WLR-C-plichtige analoge RTV-dienst in mindering te worden gebracht om te komen tot geschoonde of ontbundelde retailtarieven. 69. De retailtarieven omvatten ook een vergoeding voor de content. Het college heeft niet vastgesteld dat UPC en Ziggo de uitzendrechten op wholesaleniveau moeten aanbieden ten behoeve van wederverkoop. Om deze reden dient de contentvergoeding die UPC en Ziggo betalen voor het analoge RTV-pakket ook uit de retailtarieven verwijderd te worden. 70. Het ontbundelde retailtarief, of beter gezegd de ontbundelde retailopbrengst van het analoge RTV-pakket dat in een bundel wordt aangeboden of geleverd, dient derhalve bepaald te worden door de opbrengsten van de niet-gereguleerde diensten in de bundel in mindering te brengen op de totale opbrengst van de bundel. De opbrengsten van de niet-gereguleerde diensten in de bundel worden bepaald op basis van de ontbundelde tarieven die door UPC en Ziggo in de markt worden aangeboden. De ontbundelde tarieven van deze niet-gereguleerde diensten (zoals analoge content en digitale RTV) zijn daarbij gelijk aan de tarieven die UPC en Ziggo voor deze diensten aan haar eindgebruikers in rekening brengen in het geval dat de kabelaansluiting (inclusief doorgifte van het analoge RTV-pakket) door een alternatieve aanbieder aan de eindgebruiker wordt geleverd. Indien er geen ontbundelde tarieven voor deze niet-gereguleerde diensten beschikbaar zijn, kunnen UPC en Ziggo als alternatief kostprijzen (inclusief een redelijk rendement) hanteren. Het uitgangspunt is in ieder geval dat de volledige korting in een gebundelde aanbieding moet worden toegerekend aan de kabelaansluiting (waarover een analoog RTV-pakket wordt geleverd). 19 In de prakijk hanteren UPC en Ziggo tot op heden geen ontbundelde tarieven zodat de kostprijs gehanteerd dient te worden. Het onderstaande plaatje geeft schematisch aan hoe UPC en Ziggo het retailtarief van een relevante retaildienst dienen te bepalen. 17 Zie randnummer 305 van de Nota van Bevindingen van het omroepbesluit Ziggo. 18 De contentvergoeding is normaliter een bedrag per eindgebruiker en kan dus eenvoudig uit het retailtarief of de retailomzet verwijderd worden. De contentvergoeding (per gebruiker) kan per regio binnen het verzorgingsgebied van UPC en Ziggo verschillen, onder meer omdat het analoge RTV-pakket verschillend kan zijn. 19 UPC en Ziggo mogen hierbij corrigeren voor eventuele kostenvoordelen van bundeling. 19

20 Retailtarief retaildienst Retailtarief t.b.v. WLR-C D igitale content D igitale doorgifte Analoge content Analoge doorgifte Aansluiting Opschoning Analoge doorgifte Aa nsluiting Figuur 1. Schematische weergave opschoning huidig retailtarief tot retailtarief voor WLR-C. 71. De retailtarieven die betrekking hebben op hetzelfde type aansluiting dienen UPC en Ziggo vervolgens te wegen naar rato van hun afzetvolume. Aldus resulteren per type aansluiting gemiddelde geschoonde retailtarieven die de waarde van de doorgifte van het analoge RTV-pakket en van de aansluiting tezamen weergeven. Regels voor kostentoerekening 72. Bij het opschonen van de retailtarieven dienen Ziggo en UPC een aantal regels in acht te nemen met betrekking tot de toerekening van kosten. 73. In beginsel dient bij de kostentoerekening uitgegaan te worden van causale toerekening van kosten. Het retailtarief wordt dus alleen geschoond van kosten die veroorzaakt worden door het verrichten van de niet-gereguleerde dienst en de levering van content. In Annex 1 van de marktanalysebesluiten licht het college toe dat hij ook andere principes van kostentoerekening kan hanteren. 74. Voor de kostentoerekening geldt onder meer het volgende: - de kosten van het aansluitnetwerk kunnen niet aan de doorgifte van (digitale) RTV-signalen toegerekend worden. Het college bedoelt met het aansluitnetwerk het deel van het netwerk dat 20

21 enerzijds begrensd wordt door het netwerkaansluitpunt bij de eindgebruiker en anderzijds door de locatie in het netwerk waarop optisch-elektrische omzetting van het omroeptransmissiesignaal plaatsvindt; - de kosten van het transmissienetwerk dienen aan doorgifte van digitale RTV-signalen toegerekend te worden op basis van het causaliteitsprincipe. Deze kostentoerekening dient proportioneel, op basis van capaciteitsgebruik plaats te vinden. Hierbij dient op een consistente wijze rekening gehouden te worden met het capaciteitsbeslag van het transmissienetwerk voor de doorgifte van analoge RTV-signalen en de doorgifte van digitale RTV-signalen en met het capaciteitsbeslag van het transmissienetwerk door andere vormen van dienstverlening, zoals breedband en telefonie. Met transmissienetwerk bedoelt het college het deel van het netwerk dat enerzijds begrensd wordt door het kabelkopstation en anderzijds door de locatie waarop optisch-elektrische omzetting van het omroeptransmissiesignaal plaatsvindt; - de toerekening van kosten aan de doorgifte van RTV-signalen en de bepaling van de tariefstructuur dient zodanig te zijn dat hiermee geen toetredingsdrempels opgeworpen worden. De uitkomst van de kostentoerekening moet passen binnen en verklaarbaar zijn vanuit het perspectief van de tariefhoogte en tariefstructuur die voor de doorgifte als onderdeel van het analoge RTV-pakket geldt en vanuit het perspectief van de hoogte en structuur van de retailtarieven van digitale RTV-signalen die nu reeds door de UPC en Ziggo doorgegeven worden. Het is mogelijk dat op grond hiervan een andere wijze van kostentoerekening in plaats van causale kostentoerekening noodzakelijk is. In Annex 1 van de marktanalysebesluiten geeft het college een toelichting op de principes van kostentoerekening; - tot de kosten behoort ook een redelijk rendement op het in de activa geïnvesteerd vermogen. Bij de bepaling van het redelijk rendement dient uitgegaan te worden van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (Weighted Average Cost of Capital, WACC) onder toepassing van het capital asset pricing model (CAP-M); - de kosten van vaste activa dienen bepaald te worden op basis van current cost accounting (CCA). Door het hanteren van deze waarderingsmethode reflecteert het tarief beter de economische waarde van het gebruik van het omroepnetwerk dan in het geval dat gebruik gemaakt zou worden van waardering op basis van de historische kostenmethode Stap c: Relevante retailkosten voor bepaling van de minus 75. Onderstaande Figuur 2 toont de componenten waaruit het relevante retailtarief ten behoeve van WLR-C, zoals weergegeven in Figuur 1 bestaat. Het betreft hier 1) de wholesalekosten, 2) de retailkosten en 3) de winstopslag. Tevens wordt getoond wat het college onder de minus verstaat. Hierna wordt deze figuur toegelicht. 21

22 Winstopslag Retailkosten De minus Wholesalekosten Retailtarief Figuur 2. Componenten waaruit het retailtarief bestaat. 76. De eerste component van het retailtarief betreft de wholesalekosten. De wholesalekosten zijn de kosten die het wholesalebedrijf van de onderneming moet maken om de dienst intern te leveren aan het retailbedrijf. 77. De retailkosten betreffen de kosten die de onderneming in het retailbedrijf maakt. Dit betreft onder meer marketing- en saleskosten die worden gemaakt in relatie met het op retailniveau aanbieden van de dienst, de kosten voor facturering van klanten en de aan het retailbedrijf toegerekende gemeenschappelijke kosten. 78. Onder de retailkosten verstaat het college ook een redelijk rendement. Dit redelijk rendement dient ter dekking van risico s die met de retailactiviteiten samenhangen. Het college baseert de risicovergoeding op een normrendement. Het college zal nader onderzoek doen om dit normrendement te bepalen (zie paragraaf 4.4.8). Dit normrendement kan het college daarbij baseren op het rendement dat vergelijkbare bedrijven in een concurrerende omgeving realiseren. Toepassing van het daadwerkelijk gerealiseerde eigen rendement van de onderneming is hiervoor pas geschikt indien uit nader onderzoek blijkt dat dit rendement geen extra winstopslag bevat bovenop de met de retailactiviteiten samenhangende risico s De winstopslag is de derde component van het retailtarief. Het college verstaat onder de winstopslag de marge die overblijft nadat alle wholesale- en retailkosten (inclusief redelijk rendement) zijn gedekt. Onder winstopslag wordt dus verstaan de extra winst die een onderneming maakt 20 Als UPC of Ziggo alleen een redelijk retailrendement realiseert, betekent dit dat de winstopslag die in de figuur aangegeven is, nihil is. 22

23 bovenop het redelijk rendement op geïnvesteerd vermogen, zoals dat is opgenomen in de gereguleerde wholesalediensten, en het redelijke retailrendement, zoals dat is opgenomen in de retailkosten. 80. In de bovenstaande figuur is weergegeven dat het college van oordeel is dat de minus bepaald moet worden op basis van de retailkosten (inclusief redelijk rendement). Het opnemen van de winstopslag in de minus zou ook inefficiënte partijen de mogelijkheid bieden duurzaam met UPC en Ziggo te concurreren. Dat wil het college voorkomen. 81. De vervolgvraag is welke kosten onder de retailkosten vallen. Het college is van mening dat de totale retailkosten in de minus opgenomen moeten worden om het voor alternatieve aanbieders mogelijk te maken duurzaam een concurrerend aanbod in de markt te kunnen zetten. Als in de minus alleen de vermijdbare kosten zouden worden opgenomen, zouden andere alternatieve aanbieders weliswaar voor een korte termijn een concurrerend aanbod in de markt kunnen zetten, maar er is dan geen sprake van een duurzame business case. Immers, een deel van de kosten die een dergelijke aanbieder op lange termijn maakt, wordt dan niet gedekt door opbrengsten. Het college is derhalve van oordeel dat de totale retailkosten gedekt moeten worden door de minus. 82. De totale retailkosten bestaan dan uit: a) de retailkosten die samenhangen met de betreffende retaildienst; b) de retailkosten die gezamenlijk zijn voor de verschillende retaildiensten op de betreffende retailmarkt; c) een aan de betreffende retailmarkt toerekenbaar deel van de retailkosten die de betreffende markt met andere markten gemeenschappelijk heeft (hierna: gemeenschappelijke kosten); d) een redelijk retailrendement. 83. In principe kan voor ieder aansluitingstype een minus vastgesteld worden. Dit zou betekenen dat de kosten gealloceerd moeten worden naar de verschillende aansluitingstypen. Het college is echter van oordeel dat een allocatie van de kosten naar ieder type aansluiting tot een schijnnauwkeurigheid leidt, in die zin dat de berekening van de minus daardoor geen sterkere onderbouwing krijgt. Volgens het college kan dan ook volstaan worden met de vaststelling van één minus voor alle aansluitingstypen en alle bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten op een markt tezamen. 84. De minus wordt uitgedrukt als een percentage ten opzichte van de retailomzet. Deze retailomzet is gelijk aan de geschoonde gemiddelde retailprijs van de relevante retaildiensten maal het volume van diezelfde retaildiensten. 85. Gegeven de omstandigheid dat het college onvoldoende kennis heeft van Ziggo s en UPC s retailkosten verbonden aan de levering van de kabelaansluiting, alsmede de toekomstige ontwikkeling 23

24 daarvan, is het college van oordeel dat een eenjarige minus passend is. 21 Dit betekent dat de minus ieder jaar opnieuw bepaald wordt. Dit is in lijn met de keuze voor eenjarige kostengeoriënteerde tariefregulering voor de doorgifte van RTV-signalen Stap d: Bepaling van de retail-minus wholesaletarieven 86. De basis voor de bepaling van de wholesaletarieven zijn de geschoonde gemiddelde retailtarieven. Eerder is toegelicht dat UPC en Ziggo verschillende ontbundelde en gebundelde aanbiedingen voor het analoge RTV-pakket hebben en regionaal verschillende tarieven hanteren. Voor deze dienstverlening dienen UPC en Ziggo een gewogen gemiddeld retailtarief te bepalen door de geschoonde gemiddelde retailtarieven te wegen met de volumes van de verschillende aanbiedingen. 87. Vervolgens dient de minus in mindering te worden gebracht op het gemiddelde tarief dat wordt gerekend voor een analoog RTV-pakket op de retailmarkt alsmede op de gemiddelde tarieven van de eventueel bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. De minus wordt jaarlijks bepaald en is uniform over het hele verzorgingsgebied en voor alle type aansluitingen, alsmede de bijhorende faciliteiten en aanvullende diensten. De minus wordt bepaald door de retailkosten inclusief redelijk rendement uit te drukken als percentage van de retailomzet van de relevante retaildiensten, geschoond voor de omzet dan wel kosten van niet-gereguleerde diensten uit de bundel en geschoond voor de analoge contentvergoeding. 88. Hierna resulteren per type aansluiting voor het hele verzorgingsgebied retail-minus wholesaletarieven voor de maandelijkse tarieven alsmede voor de maandelijkse en eenmalige tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten Stap e: Aanpassing en bekendmaking van retail-minus wholesaletarieven 89. Voor het vaststellen en/of aanpassen van de wholesaletarieven voor WLR-C, inclusief bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten en voor het geval dat UPC of Ziggo een nieuw aansluitingstype introduceert of een bestaand aansluitingstype uitfaseert, gelden een aantal regels die zijn opgenomen in de marktanalysebesluiten in hoofdstuk bij stap e Kostentoerekeningssysteem en kostenallocatie 90. Het college heeft in het marktanalysebesluit op grond van artikel 6a.7, tweede lid, van de Tw aan UPC en Ziggo de verplichting opgelegd een door het college te bepalen en goed te keuren kostentoerekeningssysteem te hanteren. Voorts heeft het college UPC en Ziggo de verplichting opgelegd uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van het eerdergenoemde besluit het kostentoerekeningssysteem en de toepassing daarvan, alsmede de beschrijving van dit kostentoerekeningssysteem, ter goedkeuring aan het college voor te leggen. 21 Voor de principes van kostentoerekening en de toepassing van een kostentoerekeningssysteem ten behoeve van retail-minus verwijst het college verder naar Annex 1 bij het Marktanalysebesluit Omroep. 22 Deze regels gelden ook voor de bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. 24

25 91. In annex 1 van het omroepbesluit heeft het college nadere regels over de kostenbepaling en kostentoerekening opgenomen. 4.3 Tariefvoorstellen 92. Op 17 juli 2009 hebben UPC en Ziggo een tariefvoorstel voorgelegd aan het college. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van die voorstellen. In deze paragraaf wordt hierop een nadere toelichting gegeven. UPC Ziggo Retailtarief (ex. BTW) 13,76 13,66 - afwijkende retailtarieven - 0,07 geen correctie - opschoning digitale doorgifte niet in pakket - 0,61 - opschoning content - 0,88-1,29 = geschoond retailtarief = 12,81 = 11,76 - retailkosten - 0,75-0,71 - RoS - 0,04-0,00 = wholesaletarief (ex. BTW) = 12,02 = 11,05 Tabel 2 tariefvoorstel UPC en Ziggo (stap d) Tariefvoorstel UPC Stap a: Relevante retaildienst 93. UPC heeft alleen de standaard analoge RTV-dienst als relevante retaildienst in haar voorstel opgenomen. UPC heeft geen andere type aansluitingen als relevant bestempeld. In het voorstel zijn ook geen aanvullende diensten of bijbehorende faciliteiten opgenomen. Stap b1: Retailtarief van relevante diensten 94. UPC hanteert het standaard retailtarief van de analoge RTV-dienst en corrigeert dit tarief voor de gemeenten waar een ander tarief geldt, door de verschillende tarieven te middelen op basis van aantal abonnees. Het standaard retailtarief is het tarief dat in het grootste gedeelte van het verzorgingsgebied van UPC wordt gerekend aan de eindgebruiker. UPC maakt bij de correctie wel een aantal uitzonderingen. Stap b2: Opschoning digitale doorgifte 95. UPC hanteert als relevante retaildienst het standaard analoge RTV-pakket. UPC betoogt dat er geen kosten voor digitale RTV in het tarief van het standaardpakket zitten. UPC haalt derhalve geen kosten voor digitaal van de retailtarief af. 25

26 Stap b3: Opschoning content 96. Vervolgens wordt het retailtarief geschoond voor de contentkosten. De contentkosten zijn door UPC berekend als het netto resultaat van kosten aan en opbrengsten van programma-aanbieders per abonnee. Daarbij komen dan de kosten van andere rechten, zoals ondermeer BUMA en SENA. Stap c: Bepaling minus 97. Van het geschoonde tarief wordt vervolgens de minus afgehaald. Dit zijn alle retailkosten van de betreffende diensten gedeeld door de totale retailomzet van de betreffende diensten. Om de hoogte van de kosten te bepalen heeft UPC een kostentoerekeningssysteem opgesteld. De kosten worden eerst geboekt op de verschillende afdelingen. In de Rapportage kostentoerekeningssysteem Wederverkoop UPC Analoge Standaardpakket RTV maakt UPC onderscheid tussen afdelingen die kosten genereren op retailniveau en afdelingen die kosten op wholesaleniveau genereren. UPC onderscheidt de volgende retailgerelateerde afdelingen: - Billing & Collection; - Customer Care; - Marketing & Sales; - Customer Operations. - Management; - Finance; - General Service; - IT; - HR; - Doorbelaste kosten van de moedermaatschappij. 98. De kosten van deze afdelingen worden vervolgens verdeeld naar de volgende productgroepen: - Analoog; - Digitaal; - Telefonie; - Internet. 99. De allocatie van de relevante kosten aan de productgroepen gebeurt op basis van kostenverdeelsleutels. Het resultaat geeft de kosten van analoge RTV Bij de afdeling Marketing & Sales stelt UPC voor om de kosten te verdelen op drie manieren. Eerst worden de kosten van marketing direct gealloceerd en daarna worden de resterende algemene kosten gealloceerd op basis van deze toegerekende operationele kosten. De saleskosten worden vervolgens verdeeld op basis van Gross adds en Arpu subscription & Usage Binnen de afdeling Billing & Collection worden de kostenverdeelsleutels inzake Billing, Bad debt, Collection revenues gebaseerd op het aantal verstuurde facturen en gefactureerde omzet. 26

27 102. De afdeling Customer Care verzorgt de afhandeling van klanten van UPC. De kosten van deze afdeling worden toegerekend op basis van het aantal calls De kosten van de afdeling Customer Operations worden niet toegerekend aan het UPC Analoge standaardpakket De verhouding van de verdeling van de bovengenoemde kosten volgens het kostentoerekeningssysteem van UPC is hieronder weergegeven. Hierin is onderscheid gemaakt tussen de door UPC verdeelde directe, met sleutels en overige verdeelde kosten. Afdeling Allocatie % direct % sleutels % rest Billing & Collection Aantal verstuurde facturen en gefactureerde omzet [0-10%] [90-100%] [0-10%] Customer Care Aantal calls [0-10%] [90-100%] [0-10%] Marketing & Sales Voor Marketing: directe allocatie en [40-50%] [10-20%] [40-50%] daarna op basis van toegerekend en voor Sales: Gross adds en Arpu subscription & Usage Customer Operations Geen toerekening aan analoge RTV [0-10%] [90-100%] [0-10%] Overige algemene Analoog gerelateerde afdelingen op [0-10%] [0-10%] [90-100%] kosten operationele kosten en verhouding reeds toegerekende kosten analoog t.o.v de analoog gerelateerde afdelingen Corporate kosten Omzet en dan allocatie retail/nietretailgerelateerd Analoog min kosten van [Vertrouwelijk: XXX] [10-20%] [0-10%] [80-90%] Tabel 3. Overzicht van kostenallocatie per afdeling UPC [Vertrouwelijk: percentages in bandbreedtes van 10%] 105. Tenslotte moet er nog een redelijk rendement van de retailprijs afgehaald worden. Hiervoor wordt een normrendement gebruikt op basis van return on sales (RoS). UPC hanteert voor de RoS een percentage van 5%. UPC neemt dit percentage over de totale retailkosten (de minus) Tariefvoorstel Ziggo Stap a: Relevante retaildienst 106. Ziggo heeft alleen de standaard RTV-dienst als relevante retaildienst in haar voorstel opgenomen. Ziggo heeft geen andere type aansluitingen als relevant bestempeld. In het voorstel zijn ook geen aanvullende diensten of bijbehorende faciliteiten opgenomen. 27

28 Stap b1: Retailtarief van relevante diensten 107. Het retailtarief is het tarief dat Ziggo in het grootste gedeelte van zijn verzorgingsgebied rekent aan zijn eindgebruikers. Ziggo heeft er voor gekozen dit tarief niet aan te passen voor afwijkende tarieven. Ziggo betoogt hierbij dat het in geval van gemeenten met lagere tarieven de dienst onder de kostprijs aanbiedt. Stap b2: Opschoning digitale doorgifte 108. Ziggo biedt een standaardpakket aan waarin zowel analoge als digitale RTV wordt doorgegeven. Ziggo heeft de kosten samenhangend met digitale RTV in mindering gebracht op het retailtarief. De digitale retailkosten van het standaardpakket lopen in het systeem van Ziggo mee met de analoge retailkosten. Hiernaast worden capex en opex van het netwerk op het retailtarief in mindering gebracht. Deze kosten worden gespecificeerd als de kosten voor de backbone en trunk van Ziggo. Stap b3: Opschoning content 109. Vervolgens wordt het retailtarief geschoond voor de contentkosten. De contentkosten zijn door Ziggo berekend als het netto resultaat van kosten aan en opbrengsten van programma-aanbieders per abonnee. Daarbij komen dan de kosten van andere rechten, zoals ondermeer BUMA en SENA. Stap c: Bepaling minus 110. Van het geschoonde tarief worden de retailkosten, door middel van de minus, afgehaald. Dit zijn alle retailkosten van de betreffende diensten gedeeld door de totale retailomzet van de betreffende diensten. Om de hoogte van de kosten te bepalen heeft Ziggo een kostentoerekeningssysteem opgesteld. Ziggo rekent kosten in beginsel direct toe. Indien directe toerekening niet mogelijk is worden verdeelsleutels gehanteerd om kosten van afdelingen aan producten en diensten te alloceren. Als kosten ook niet met behulp van verdeelsleutels toe te rekenen zijn, dan worden kosten toegerekend met een opslag op reeds toegerekende kosten De kosten worden eerst geboekt op de volgende afdelingen: - Consumer; - B2B; - Netwerk; - CS/TS; - IT; - G&A De kosten van deze afdelingen worden vervolgens verdeeld naar de volgende productgroepen: - CATV; - Digital extra; 28

29 - Internet; - Telephony; - B2B Nadat de kosten verdeeld zijn naar productgroep wordt de verdeling naar wholesale en retail gemaakt. Het resultaat geeft de kosten van analoge RTV De afdeling Consumer verdeeld Ziggo naar de productgroepen voor een deel direct en voor een deel met de sleutel bruto omzetgroei De afdeling CS/TS wordt eerst verdeeld in een retail, netwerk en B2B en vervolgens worden de retailkosten verdeeld op basis van call volumes De IT en G&A afdelingen worden vervolgens voornamelijk verdeeld op basis van de totale OPEX per productgroep De verhouding van de verdeling van de kosten volgens het kostentoerekeningssysteem van Ziggo is hieronder weergegeven. Hierin is onderscheid gemaakt tussen de door Ziggo verdeelde directe, met sleutels en overige verdeelde kosten. Afdeling Allocatie % direct % sleutels % rest Consumer Omzetgroei per product [30-40%] [50-60%] [0-10%] B2B [90-100%] [0-10%] [0-10%] Netwerk Capaciteitsgebruik [50-60%] [40-50%] [0-10%] CS/TS Call volumes en reeds toegerekende [30-40%] [50-60%] [10-20%] kosten IT Totale OPEX per product [0-10%] [0-10%] [90-100%] G&A Facturatie: gemiddelde klantenaantallen, Dubieuze debiteuren: openstaand saldo per productgroep. Rest: totale OPEX per product [0-10%] [20-30%] [60-70%] Tabel 4. Overzicht van kostenallocatie per afdeling Ziggo [Vertrouwelijk: percentages in bandbreedtes van 10%] 118. Daarnaast dient er een redelijk rendement uit het retailtarief gehaald te worden. Ziggo betoogt dat het geen rendement realiseert op de retailverkoop maar op gedane investeringen en meent derhalve een RoS van 0% te moeten gebruiken. 4.4 Beoordeling door het college In deze paragraaf beoordeelt het college de door UPC en Ziggo opgeleverde informatie aan de hand van de eisen uit paragraaf 4.2, zoals eerder geformuleerd in de marktanalysebesluiten. Bij het bepalen van de hoogte van de opschoning en retail-minus heeft het college omzet- en kostengegevens uit

30 gehanteerd. Deze resultaten heeft het college vervolgens gebruikt om de tarieven voor Q te bepalen Relevante retaildiensten 119. Zoals reeds gesteld in randnummer 63 is het college van oordeel dat kabelaansluitingen waarover een analoog RTV-pakket wordt geleverd al dan niet gebundeld met bijgeleverde doorgifte van digitale RTV- in ieder geval tot de relevante retaildiensten behoren. In deze paragraaf beoordeelt het college welke diensten en bundels worden meegewogen bij de bepaling van het relevante retailtarief In randnummer 436 van de Nota van Bevindingen bij het omroepbesluit heeft het college nader toegelicht wanneer bundels relevant zijn. De tariefstelling van bundels heeft gevolgen voor de hoogte van het wholesaletarief van WLR-C, als de analoge RTV-diensten tegen lagere tarieven worden aangeboden in bundels dan in de basisdiensten voor analoge RTV. Op dat moment kan het college het tarief van de analoge RTV-diensten in zulke bundels meewegen in de bepaling van het wholesaletarief Voor UPC en Ziggo geldt dat alle diensten alleen in combinatie met het standaardpakket kunnen worden afgenomen, zodat in alle gevallen sprake is van een bundel. In randnummer 443 van de Nota van Bevindingen geeft het college aan dat het zich richt op die bundels met zo weinig mogelijk bijgeleverde digitale diensten Voor UPC heeft het college daarbij gekeken naar de combinatie van het analoge standaardpakket RTV én Digitale TV Starter. Voor Ziggo heeft het college daarbij gekeken naar de combinatie van het analoge en digitale standaardpakket én het Installatiepakket. Voor die bundels onderzoekt het college of het analoge RTV-pakket tegen een lager tarief wordt aangeboden cq. dat sprake is van een korting Het college verwijst daarbij ook naar het onderzoek van de NMa inzake de klacht van KPN over UPC, Casema, Essent en Multikabel. 23 In dat onderzoek beoordeelt de NMa het standaardpakket van digitaal en analoog gezamenlijk In randnummer 64 en randnummer 443 van de nota van bevindingen is daaraan toegevoegd dat het college bundels met een uitgebreider pakket aan digitale RTV-diensten alsmede overige diensten, zoals telefonie en breedband, niet relevant acht voor bepaling van het relevante retailtarief voor WLR- C, omdat het college geen indicaties heeft dat op die bundels een korting wordt gegeven. Het college weegt daarbij mee hetgeen in randnummer 855 van het Besluit Marktanalyse Omroep (UPC) is opgenomen omtrent de keuze voor retail-minus en niet voor kostenoriëntatie. Kostenoriëntatie op basis van efficiënte kosten dat UPC en Ziggo minder financiële ruimte overhouden om te investeren in 23 NMa, 5702/45, 20 juli

31 innovatieve nieuwe digitale diensten en de daarvoor benodigde infrastructuur. Het college beoordeelt derhalve of andere bundels relevant zijn Beoordeling UPC 125. Voor UPC heeft het college de combinatie van het analoge standaardpakket RTV én Digitale TV Starter onderzocht. 24 Digtale TV starter is alleen in combinatie met het analoge standaardpakket RTV af te nemen. Digitale TV Starter is het minst uitgebreide digitale RTV-pakket dat UPC aanbiedt. In dit pakket krijgt de klant circa 50 digitale zenders, uitzending gemist en de mogelijkheid om films te huren. UPC geeft de klant een mediabox in bruikleen Het college stelt dat iedere klant die bij UPC een digitale RTV-dienst afneemt, ten minste Digitale TV Starter afneemt. Als een klant meer digitale RTV-diensten afneemt komt dit bovenop Digitale TV Starter. Onderstaande figuur geeft dit weer. Het rode blok is de bundel die het college onderzoekt. Extra DVR HD Extra DVR HD Digitale TV royaal Telefonie Internet Digitale TV starter Analoog standaardpakket Figuur 3. Bundel van Digitale TV Starter en Analoge standaardpakket bij UPC 127. Het college heeft onderzocht of analoge RTV tegen een lager tarief wordt aangeboden in deze bundel. Het college heeft dit onderzocht door de meerprijs van Digitale TV Starter te vergelijken met de meerkosten ten opzichte van het analoge standaardpakket RTV. Op basis van de door UPC over Het gaat hier om het pakket zonder de eventuele extra s, zoals HD, DVR, de aanvullende diensten van Digitale TV Royaal of andere extra zenderpakketten of extra diensten. Het college ziet het daarbij wel zo dat alle eindgebruikers die Digitale TV Royaal afnemen feitelijk Digitale TV Starter afnemen plus extra diensten. 31

32 opgeleverde gegevens is gebleken dat de meerprijs van deze bundel met Digitale TV Starter de meerkosten van de bundel niet dekt. De meerprijs per afnemer bedraagt circa [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXX]. De meerkosten bedragen circa [Vertrouwelijk: XXXXXX]. 25 Het college is derhalve van oordeel dat UPC het analoge standaardpakket tegen een lager tarief aanbiedt in de bundel met Digtale TV Starter. Anders gezegd: als een toetreder straks analoge RTV verkoopt aan een klant en daarnaast ook digitale RTV wil leveren dan moet de toetreder vergelijkbare kosten maken voor levering van die digitale RTV-diensten. Door deze kosten in mindering te brengen op het tarief van de bundel ontstaat een tarief dat uitsluitend de analoge RTV-dienst omvat UPC is van mening dat er geen sprake is van bundels van analoge en digitale RTV, omdat het standaardpakket voor analoge RTV een stand alone pakket is. En de wederverkoopverplichting is van toepassing op het analoge RTV-pakket. UPC ziet derhalve geen reden om digitale diensten in het onderzoek te betrekken. Het college is het niet met UPC eens. Het besluit geeft juist aan dat het college de basispakketten voor digitale RTV in haar onderzoek dient te betrekken. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX] [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX]. Het college volgt deze redenering niet. Digitale TV Starter (of voorgangers daarvan) staat al sinds 2005 in de markt. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXX]. Andere marktpartijen geven aan dat een nieuwe dienst binnen 2 of 3 jaar rendabel dient te zijn. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX]. Het college merkt deze dienst daarom niet meer aan als innovatieve dienst, [Vertrouwelijk: XXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX]. Het college heeft dan ook voldoende reden gezien om de bundel van Digitale TV Starter en het analoge standaardpakket in het onderzoek te betrekken en als relevante retaildienst aan te merken Het college heeft beoordeeld of verdere bundels met uitgebreidere digitale RTV-diensten relevant zijn voor de bepaling van het relevante retailtarief. Het omroepbesluit geeft aan dat het college deze niet relevant acht omdat het college niet verwacht dat in bundels met uitgebreidere digitale RTVdiensten een korting wordt gegeven op het standaardpakket voor analoge RTV. Het college heeft informatie van UPC ontvangen over de mate van kostendekking van de gehele business line digitaal. Deze business line omvat naast Digitale TV Starter uitgebreidere pakketten zoals de extra diensten van Digitale TV Royaal, extra opties zoals HD en DVR, een uitbreiding van uitzending gemist en extra zenders of zenderpakketten. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX]. Het college heeft zich vervolgens de vraag gesteld of dit aanleiding is om uitgebreidere pakketten als relevante retaildienst aan te merken. Vooralsnog staat het college op het 25 Bij de bepaling van dit bedrag zijn herberekeningen doorgevoerd. Deze worden in paragraaf toegelicht. 32

33 standpunt dat het hier gaat om nieuwe innovatieve diensten zijn zoals bedoeld in randnummer 64 en [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX]. Het college wijst de extra diensten derhalve niet als relevante retaildiensten aan Ook voor bundels van het RTV-pakket en internet en telefonie heeft het college op basis van de gegevens die hij tot zijn beschikking heeft niet op voorhand kunnen oordelen dat deze relevant zijn en meegewogen moeten worden. Het college heeft geen aanwijzingen dat op deze bundels kortingen worden gegeven. Het prijsniveau van de bundels ligt daarbij ook in lijn met het prijsniveau dat andere aanbieders van dergelijke bundels hanteren. Conclusie Het college acht de bundel van Digitale TV Starter met het standaardpakket een relevante retaildienst voor de bepaling van de WLR-C-tarieven van UPC Ziggo 132. Het standaardpakket van Ziggo omvat zowel een basispakket aan analoge als digitale RTV. Teneinde te beoordelen of aanvullende bundels relevant zijn heeft het college gekeken naar het minimale pakket dat nodig is om digitale RTV-diensten te kunnen bekijken. Dat is het Installatiepakket. 26 Dit Installatiepakket bevat in ieder geval een smartcard die een eindgebruiker nodig heeft om de digitale RTV-dienst te activeren. Daarnaast kan de eindgebruiker als onderdeel van dit pakket een decoder bij Ziggo afnemen Het college heeft daarbij gekeken naar de opbrengsten en kosten van dit Installatiepakket. Het gaat hier om eenmalige opbrengsten en voor een belangrijk deel ook om eenmalige kosten. Op basis van de door Ziggo over 2008 opgeleverde gegevens is gebleken dat de meerprijs van [Vertrouwelijk: XXXX] van deze bundel met het Installatiepakket de meerkosten van [Vertrouwelijk: XXXXXXXXX XXXXXXX]. Het college is derhalve van oordeel dat Ziggo het analoge standaardpakket tegen een lager tarief aanbiedt in de bundel met het Installatiepakket. Anders gezegd: als een toetreder straks analoge RTV verkoopt aan een klant en daarnaast ook digitale RTV wil leveren dan moet de toetreder vergelijkbare kosten maken voor levering van die digitale RTV-diensten. Door deze kosten in mindering te brengen op het tarief van de bundel ontstaat een tarief dat uitsluitend de analoge RTVdienst omvat Ziggo is van oordeel dat het alleen hoeft te schonen voor de digitale kosten in het standaardpakket en niet voor het Installatiepakket. Ziggo geeft daarbij aan dat klanten zelf een decoder moeten aanschaffen. Ziggo biedt deze weliswaar aan, maar de klant is niet verplicht deze bij Ziggo af te nemen. Het college volgt Ziggo niet in haar redenering. Klanten dienen in ieder geval bij Ziggo als onderdeel van het Installatiepakket een smartcard te kopen en kunnen daarbij inderdaad ook kiezen voor het aanschaffen van een decoder. Het Installatiepakket is daarbij sterk gekoppeld aan het

34 standaardpakket en wordt tegen een korting aangeboden. Het college is daarom van oordeel dat sprake is van een bundel die als relevante retaildienst is aan te merken Het college heeft beoordeeld of verdere bundels met digitale RTV-diensten relevant zijn voor de bepaling van het relevante retailtarief. Vooralsnog staat het college op het standpunt dat dit nieuwe innovatieve diensten zijn zoals bedoeld in het besluit en derhalve niet meegenomen hoeven worden Ook voor bundels van het RTV-pakket en internet en telefonie heeft het college op basis van de gegevens die hij tot zijn beschikking heeft niet op voorhand kunnen oordelen dat deze relevant zijn en meegewogen moeten worden. Het college heeft geen aanwijzingen dat op deze bundels kortingen worden gegeven. Het prijsniveau van de bundels ligt bovendien in lijn met het prijsniveau dat andere aanbieders van dergelijke bundels hanteren. Conclusie 137. Het college acht de bundel van het Installatiepakket met het standaardpakket een relevante retaildienst voor de bepaling van de WLR-C-tarieven van Ziggo Bepaling van het retailtarief van de relevante retaildiensten 138. Zoals gesteld in randnummer 66 en 67 is de retail-minus tariefregulering niet alleen van toepassing op de standaard aansluiting, maar ook de bij deze retaildiensten behorende faciliteiten en aanvullende diensten, voor zover daarvoor een retailtarief door UPC en Ziggo in rekening wordt gebracht aan de eindgebruiker. De verplichting geldt ook voor de groepsaansluitingen In deze paragraaf wordt vastgesteld wat het relevante retailtarief is van de standaardaansluiting. Tevens wordt beoordeeld of UPC en Ziggo alle relevante retaildiensten hebben meegenomen. In bijlage B staan daarnaast ook nog de tarieven van de aanvullende diensten Het college heeft in het implementatiebesluit aangegeven dat de groepsaansluiting onder de verplichtingen vallen. UPC en Ziggo moeten derhalve de complete lijst retail- en whiolesaletarieven van de groepsaansluitingen in het referentieaanbod kenbaar maken, conform de verplichtingen in paragraaf 15.4 van het marktanalysebesluit. In het implementatiebesluit is aangegeven wanneer het referentieaanbod uiterlijk gepubliceerd moet worden. De WLR-C tarieven worden daarbij berekend door uit te gaan van het retailtarief verminderd met de percentages uit dictumnummer a. Dat is dezelfde methode die wordt gehanteerd bij de WLR-C tarieven voor de bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten UPC en Ziggo dienen de relevante retailtarieven als volgt vast te stellen. UPC en Ziggo dienen uit te gaan van de daadwerkelijk gehanteerde tarieven inclusies correcties voor gemeenten met afwijkende tarieven, correcties voor kortingen op collectieve contracten en inclusief andere kortingen. Het resultaat is de daadwerkelijke opbrengst per klant. Het gaat daarbij om de opbrengst van de stand 27 Deze tekst is gewijzigd naar aanleiding van paragraaf E.3.3 Groepsaansluitingen van de Nota van Bevinding. 34

35 alone afname van het standaardpakket en de in paragraaf genoemde bundels. Om te komen tot tarieven voor de analoge diensten dienen de bundels nog eerst geschoond te worden voor de kosten van digitale doorgifte en content. Dat wordt behandeld in de paragrafen en aangeven. In deze paragraaf presenteert het college de resultaten voordat deze schoning is uitgevoerd Beoordeling UPC 142. Het college heeft geconstateerd dat UPC in haar tariefvoorstel van 17 juli 2009 twee clusters van gemeenten, genoemd in voetnoot 2 van pagina 11 van de rapportage kostentoerekeningssysteem wederverkoop, niet in de berekening van het gemiddelde retailtarief meeneemt. Daarnaast stelt het college vast dat UPC niet alle kortingen (o.a. op collectieve contracten alsmede incentives) meeneemt in de berekening van de totale relevante retailomzet Het college heeft hiertoe een herberekening gevraagd aan UPC met inbegrip van de afwijkende gemeenten en met inbegrip van de kortingen. Deze berekening heeft UPC opgeleverd. UPC komt voor 2008 uit op een gemiddelde opbrengst 28 van [Vertrouwelijk: XXXX] per eindgebruiker per maand en een gemiddeld tarief van het standaardpakket 29 voor eind Q van [Vertrouwelijk: XXXX] UPC heeft het college op 2 september een overzicht gegeven van haar beoogde tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. De meeste tarieven zijn gebaseerd op de werkelijke retailtarieven en zijn zodoende in lijn met het besluit. Het college onderstreept dat, indien UPC bij zijn eigen abonnees een bepaald tarief in rekening brengen, dat zij dit tarief dan, in mindering gebracht met de minus, ook in rekening mag brengen bij afnemers van WLR-C. Immers, als het college dit zou verbieden dan ontstaat er een concurrentievoordeel voor alternatieve toetreders. Het college zou het dan feitelijk onmogelijk maken om nog langer dit tarief bij de eindgebruikers in rekening te brengen Het college merkt wel op dat het tarief voor overstappen en een opzegvergoeding geen relevant equivalent kennen in het retaildomein. Het tarief voor overstappen volgt uit de wederverkoopverplichting en deze kosten dienen in de WSK tot uitdrukking te komen (zie hoofdstuk 6). De opzegvergoeding is niet relevant. Een beëindiging van de wederverkoop is hetzelfde als een overstap. Dit valt derhalve ook onder de WSK. Deze tarieven zijn derhalve niet opgenomen in bijlage B Beoordeling Ziggo 146. Het college heeft geconstateerd dat Ziggo in haar tariefvoorstel van 17 juli 2009 de afwijkende tarieven in bepaalde gemeenten en kortingen op ondermeer collectieve contracten niet bij de bepaling van het gemiddelde retailtarief meeneemt. Het college heeft Ziggo om een herberekening verzocht. 28 Dit is gemiddeld over alle diensten (standaardaansluiting, groepsaansluitingen, bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten). 29 Dit is een tarief voor alleen de standaardaansluiting. 30 Deze tekst is gewijzigd naar aanleiding van paragraaf E.3.3 GroepsaansluitingenE.3.2 Bijbehorende faciliteiten en aanvullende dienstenvan de Nota van Bevinding. 35

36 Ziggo heeft in de herberekening een tarief opgeleverd waarin met bovenstaande rekening is gehouden Ziggo komt voor 2008 uit op een gemiddelde opbrengst 31 van [Vertrouwelijk: XXXX] per eindgebruiker per maand en een gemiddeld tarief van het standaardpakket 32 voor eind Q van [Vertrouwelijk: XXXX]. De gemiddelde opbrengst voor 2008 heeft het college daarbij gecorrigeerd voor de doorgiftevergoedingen. Het tarief voor Q heeft het college evens gecorrigeerd voor de doorgiftevergoedingen en tevens een inschatting van de verstrekte kortingen in mindering gebracht Ziggo heeft een overzicht gegeven van haar beoogde tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. De meeste tarieven zijn gebaseerd op de werkelijke retailtarieven en zijn zodoende in lijn met het besluit. Het college onderstreept dat, indien Ziggo bij zijn eigen abonnees een bepaald tarief in rekening brengen, dat zij dit tarief dan, in mindering gebracht met de minus, ook in rekening mag brengen bij afnemers van WLR-C. Immers, als het college dit zou verbieden dan ontstaat er een concurrentievoordeel voor alternatieve toetreders. Het college zou het dan feitelijk onmogelijk maken om nog langer dit tarief bij de eindgebruikers in rekening te brengen Het college merkt wel op dat de tarieven voor Administratieve Mutatie, Opzegging, Onterecht gemelde storing waarvoor geen monteur is ingezet en herinneringsfactuur aan afnemer geen relevant equivalent kennen in het retaildomein. De tarieven voor de Administratieve Mutatie en de herrinneringsfactuur aan afnemer volgen uit de wederverkoopverplichting en deze kosten dienen in de WSK tot uitdrukking te komen (zie hoofdstuk 6). De opzegvergoeding is niet relevant. Een beëindiging van de wederverkoop is hetzelfde als een overstap. Dit valt derhalve onder de WSK. Verder merkt het college op dat de Onterecht gemelde storing waarvoor geen monteur is ingezet geen equivalent kent in het retaildomein en deze kosten dienen derhalve goed te worden gemaakt uit het maandelijkse wholesale tarief. Deze tarieven zijn derhalve niet opgenomen in bijlage B Opschoning voor digitale doorgifte 150. In de vorige paragraaf is aangegeven dat de bundels van het standaardpakket UPC en Ziggo met respectievelijk Digitale TV Starter en het Installatiepakket geschoond dienen te worden van de waarde van digitale doorgifte Het marktanalysebesluit schrijft voor dat het ontbundelde retailtarief van het analoge RTVpakket dat in een bundel wordt aangeboden of geleverd, bepaald dient te worden door de opbrengsten van de niet-gereguleerde diensten in de bundel in mindering te brengen op de totale opbrengst van de bundel. Indien er geen ontbundelde tarieven voor de niet-gereguleerde diensten beschikbaar zijn, 31 Dit is gemiddeld over alle diensten (standaardaansluiting, groepsaansluitingen, bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten). 32 Dit is een tarief voor alleen de standaardaansluiting. 33 Deze tekst is gewijzigd naar aanleiding van paragraaf E.3.3 GroepsaansluitingenE.3.2 Bijbehorende faciliteiten en aanvullende dienstenvan de Nota van Bevinding. 36

37 kunnen kostprijzen worden gehanteerd. UPC en Ziggo hanteren beide geen ontbundelde (kostendekkende) tarieven voor digitale televisie. De digitale opschoning zal derhalve op basis van de kosten plaatsvinden. Hier worden deels kapitaallasten in meegenomen. Hiervoor dient de WACC, berekend met behulp van het CAPM, gebruikt te worden. De WACC wordt behandeld in paragraaf De geschoonde tarieven leiden tot een correctie op het gemiddelde relevante retailtarief van het standaardpakket uit de voorgaande paragraaf. Voor de afnemers van de bundel wordt op de prijs van de bundel de meerkosten van de aanvullende digitale dienst in mindering gebracht. Het resultaat is een geschoond tarief. Dit geschoonde bundeltarief wordt naar rato van het aantal afnemers meegewogen bij de bepaling van het geschoonde relevante retailtarief. Rekenkundig wordt dit uitgevoerd door de meer opbrengsten van de digitale diensten in de bundel te salderen met (meer)kosten van de digitale diensten. Dit saldo wordt vervolgens gedeeld door de omzet van het standaardpakket. Dit levert een digitaal schoningspercentage op. Dit wordt vervolgens op de gemiddelde retailtarieven van het standaardpakket in mindering gebracht om te komen tot het geschoonde retailtarief Beoordeling UPC 153. Voor UPC geldt dat een opschoning dient plaats te vinden voor Digitale TV Starter. UPC heeft daarvoor omzet- en kosteninformatie opgeleverd. Onderstaande figuur geeft de wijze van opschoning weer. De opschoning leidt tot een daling van de gemiddelde opbrengst per klant per maand van [Vertrouwelijk: XXXX] naar [Vertrouwelijk: XXXX] ofwel een schoning van [Vertrouwelijk: XXXX]. 37

38 [V: XXXX] klanten Kostprijs: [V:XXXX] eur Digitale TV starter Meerprijs: [V: XXXX] eur Tarief: [V: XXXX] eur Analoog standaardpakket Bundelprijs: [V: XXXX] eur klanten [V: C] klanten [V: D] klanten Gemiddeld tarief: ([V: D]* [V: B]+ [V: C] *[V: A])/2.093 = [V:XXXX] eur Tarief: [V: A] eur Analoog standaardpakket Tarief: [V: B] eur klanten Figuur 4. Bepaling geschoonde retailtarief UPC (gegevens 2008, excl. BTW) [Vertrouwelijk: bedragen en uitsplitsing aantallen] 154. De kosten voor Digitale TV Starter bestaan uit operationele kosten en kapitaalkosten. Ten aanzien van de operationele kosten komt het college tot de volgende bevindingen. Op verzoek van OPTA heeft UPC de verdeling van de totale kosten over alle productgroepen en de daarbij gehanteerde allocatiesleutels inzichtelijk gemaakt. Op verschillende onderdelen van de allocatie is door UPC nadere toelichting verstrekt. Voor wat betreft de totale operationele kosten heeft UPC de aansluiting met de jaarrekening 2008 verstrekt. Deze aansluiting is onderwerp van beoordeling door een accountant geweest. Met aantekening van hetgeen in de overige randnummers ten aanzien van de allocaties (zie paragraaf 4.4.7) is opgemerkt heeft OPTA geen reden aan de allocatie van de operationele kosten voor digitale doorgifte te twijfelen. 38

39 155. De kapitaalkosten bestaan uit afschrijvingskosten en een redelijk rendement op het geïnvesteerd vermogen. UPC hanteert voor de bepaling van de afschrijvingskosten de annuitaire afschrijvingsmethode. In de jaarrekening 2008 hanteert UPC de lineaire afschrijvingsmethode; voor de berekening van tarieven, of althans de correctie daarop, volgt UPC echter een consistente gedragslijn, aangezien in 2006 voor de berekening van de wholesalekosten ook de annuitaire afschrijvingsmethode werd gehanteerd. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn consistent met het verleden en passen binnen hetgeen is gepubliceerd in de jaarrekening 2008 van UPC Nederland B.V In de opgeleverde kosten zijn ook de kosten van de decoders (settopbox) opgenomen. UPC had daarvoor de gemiddelde prijs van de verschillende decoders genomen en deze naar rato verdeeld over de verschillende digitale RTV-diensten. In de allocatie daarvan heeft het college een aanpassing doorgevoerd. Het college neemt de kosten van de voor Digitale TV Starter benodigde decoder en neemt het bedrag van deze decoder op voor alle ([Vertrouwelijk: XXXX]) afnemers van digitale RTV. Immers alle afnemers hebben minimaal één decoder nodig. De duurdere decoders zijn alleen nodig voor de digitale RTV-diensten die het college niet mee neemt bij de bepaling van het relevante retailtarief Het college loopt de relevante criteria, zoals genoemd in paragraaf langs. Ten aanzien van de waarde van de activa en de allocatie van die kosten komt het college tot de volgende bevindingen: - current cost accounting. Voor de waarde van de activa hanteert UPC de vervangingswaarde van de relevante activa, zoals gespecificeerd in bijlage 6 van de brief van UPC van 12 november jl. Bij de bepaling van de vervangingswaarde heeft UPC gebruik gemaakt van expert opinies van de technici die van de architectuur van het netwerk van een beschrijving hebben gemaakt. Daarbij is gebruik gemaakt van zoveel als mogelijk verifieerbare opgaven van derden. - fully allocated costs en kosten aansluitnet niet meenemen. Conform het Marktbesluit heeft UPC niet de kosten van het aansluitnet meegenomen (vanaf de Fiber Node). Vanwege de consistentie met gegevens uit eerdere onderzoeken, en de beoordelingen, die toen zijn uitgevoerd, mag aangenomen worden dat UPC de relevante componenten van de activa heeft meegenomen. KPN heeft aangegeven dat een deel van het aansluitnet reeds een gedeelde toepassing heeft en derhalve niet meer tot het aansluitnet gerekend dient te worden. Die benadering is echter niet in lijn met de eis uit het marktanalysebesluit; - causale toerekening. UPC heeft in bijlage 6 van de brief van UPC van 12 november 2009 het aandeel van de kosten van de verschillende netwerkonderdelen voor het digitale product inzichtelijk gemaakt. Allocatie geschiedt op basis van de kanalenbenadering, hetgeen een acceptabele invulling is van de vereiste allocatie op basis van capaciteitsgebruik. In antwoord op het herberekeningsverzoek van het college heeft UPC voor Digitale TV Starter een netwerkbeslag van [Vertrouwelijk: XXXX] gehanteerd. Op die allocatie heeft het college één herberekening toegepast. UPC hanteerde voor het netwerkbeslag van Uitzending gemist voor Digitale TV Starter [Vertrouwelijk: XXXX] deel en het resterende deel aan Digitale TV Royaal. Het college heeft dit aangepast naar 2/10 e deel. Immers bij overstap van Digitale TV Starter 39

40 naar Royaal is het extra netwerkbeslag 8 dagen, hetgeen overeenkomt met 8/10 e deel. Conclusie 158. Bij UPC vindt een digitale schoning plaats van Digitale TV Starter. Deze schoning heeft een omvang van [Vertrouwelijk: XXXX] van de gemiddelde relevante retailtarieven Beoordeling Ziggo 159. Ziggo biedt zijn digitale RTV-diensten als onderdeel van het standaardpakket. Derhalve bestaat het retailtarief van Ziggo uit zowel analoge als digitale kosten. Het retailtarief dient derhalve geschoond te worden van de kosten van de digitale RTV-diensten Het college heeft tevens bepaald dat Ziggo de bundels van het standaardpakket met het Installatiepakket moet meewegen. Dit betekent dat de kosten en opbrengsten van het Installatiepakket Digitale Televisie van Ziggo bepaald moeten worden en dat op basis van die gegevens een opschoning dient plaats te vinden. Onderstaande figuur geeft dit weer. Allereerst vindt een opschoning plaats voor de digitale RTV-diensten die onderdeel zijn van het standaardpakket en vervolgens van het Installatiepakket. De opschoning leidt tot een daling van de gemiddelde opbrengst per klant per maand van [Vertrouwelijk: XXXX] naar [Vertrouwelijk: XXXX] ofwel een schoning van [Vertrouwelijk: XXXX]. 40

41 [V: XXXX] gross adds Tarief: [V:XXXX] eur Kostprijs digitaal standaard: [V: XXXX] eur Analoog + digitaal standaardpakket Installatiepakket Eenmalige opbrengst: [V: XXXX] eur Eenmalige kosten [V: XXXX] eur Verlies: [V: XXXX] eur per maand klanten Tarief: [V: A] eur [V: C] klanten [V: D gross adds] Analoog + digitaal standaardpakket Gemiddeld tarief: ([V: D]*[V: B] + [V: C]* [V: A])/ mln = [V: XXXX] eur Tarief: [V: B] eur klanten Figuur 5. Bepaling geschoonde retailtarief Ziggo (gegevens 2008, excl. BTW) [Vertrouwelijk: bedragen en uitsplitsing aantallen] 161. De kosten voor digitale doorgifte bestaan uit kapitaalkosten en operationele kosten. Ten aanzien van de operationele kosten komt het college tot de volgende bevindingen. Op verzoek van OPTA heeft Ziggo de verdeling van de totale kosten over alle productgroepen en de daarbij gehanteerde allocatiesleutels inzichtelijk gemaakt. Op verschillende onderdelen van de allocatie is door Ziggo nadere toelichting gegeven. Voor wat betreft de totale kosten is de aansluiting met de jaarrekening 2008 vastgesteld In paragraaf is de allocatie van de operationele kosten beoordeeld en zijn herberekeningen doorgevoerd. Een deel van deze herberekeningen heeft ook effect op de omvang van de toegerekende kosten aan digitale doorgifte uit het standaardpakket en het Installatiepakket. 41

42 163. Ziggo heeft aan het Installatiepakket kosten toegerekend uit de afdelingen [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX]. Het college heeft deze opnieuw bepaald met inachtneming van de in paragraaf gewijzigde sleutels voor Marketing & Sales en de toevoeging van de retail capex Ziggo heeft de operationele kosten uit de afdeling [Vertrouwelijk: XXXXXX] toegerekend aan de digitale doorgifte uit het standaardpakket. Het college heeft deze opnieuw bepaald waarbij ook kosten van de afdeling CS/TS zijn toegerekend. Het college heeft daarbij net als bij de reeds toegerekende kosten van [Vertrouwelijk: XXXXXX] de allocatie van CS/TS gebaseerd op het beslag van de kanalen. Het college is van oordeel dat kosten van CS/TS aan digitale doorgifte dienen te worden gealloceerd omdat deze afdeling activiteiten uitvoert die benodigd zijn voor digitale doorgifte. Het gaat dan bijvoorbeeld om reparatie in geval een digitaal signaal uitvalt of de kosten voor het activeren van een decoder, alsmede het bellen van klanten naar de helpdesk van Ziggo voor vragen over digitale doorgifte De kapitaalkosten bestaan uit afschrijvingskosten en een redelijk rendement op het geïnvesteerd vermogen. Ziggo hanteert voor de bepaling van de afschrijvingskosten de lineaire afschrijvingsmethode. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn overeenkomstig hetgeen is gepubliceerd in de jaarrekening van Ziggo. Voor het overgrote deel van de activa hanteert Ziggo de actuele waarde van de relevante activa. Waar Ziggo afwijkt is sprake van activa met een gering belang of kan in redelijkheid de inspanning om tot de bepaling van de actuele waarde van specifieke activa te komen niet van Ziggo worden gevraagd. Het college loopt de relevante criteria, zoals genoemd in paragraaf langs. Ten aanzien van de waarde van de activa en de allocatie van die kosten komt het college tot de volgende bevindingen: - current cost accounting. Ziggo heeft de relevante activa gespecificeerd in de bijlage Actiepunt 6 bij de brief van 28 augustus Daaruit blijkt dat een deel van de activawaarde is bepaald op basis van historische investering en aan de waarde van de overige activa een vervangingswaardeberekening ten grondslag ligt. Ziggo heeft toegelicht dat voor een deel de historische waarde is gebruikt omdat de desbetreffende investeringen van recente datum zijn. Voor een ander deel is uit oogpunt van geringe impact op het transmissietarief voor historische waarde gekozen. Het college stemt in met deze redenering. - fully allocated costs en kosten aansluitnet niet meenemen. Conform het Marktbesluit heeft Ziggo niet de kosten van het aansluitnet meegenomen. Op basis van nadere vragen is gebleken dat aangenomen mag worden dat Ziggo wel de kosten van de overige componenten van de activa heeft meegenomen. KPN heeft aangegeven dat een deel van het aansluitnet reeds een gedeelde toepassing heeft en derhalve niet meer tot het aansluitnet gerekend dient te worden. Die benadering is echter niet in lijn met de eis uit het marktanalysebesluit - causale toerekening. Ziggo heeft in de bijlage Actiepunt 6 bij de brief van 28 augustus 2009 en in de bijlage vraag 17 (brief OPTA 9 september) de verdeling van de kosten van de verschillende netwerkonderdelen over de producten inzichtelijk gemaakt. Allocatie geschiedt op basis van capaciteitsgebruik: 42

43 o o o het aantal [Vertrouwelijk: XXXXXX] voor de backbone. Dit is een capaciteitsgrootheid en verdeling op basis van capaciteitsbeslag is aan te merken als toerekening op basis van causaliteit. het aantal [Vertrouwelijk: XXXXXX] voor de trunk. Ziggo geeft aan dat [Vertrouwelijk: XXXXXX] één analoog kanaal kan worden getransporteerd of [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Het college heeft geen reden om aan te nemen dat van een onjuiste toedeling sprake zou zijn; na de gevraagde herberekening van het college heeft Ziggo alle zenders (de HDzenders, de radiozenders en het EPG-systeem) meegenomen in de bepaling van de kosten per kanaal. Het aantal kanalen wordt vervolgens gebruikt om de kosten van digitale doorgifte in het standaardpakket te bepalen. Conclusie 166. Bij Ziggo vindt een digitale schoning plaats van 1) de digitale RTV-component in het standaardpakket en 2) het Installatiepakket digitale RTV. Deze schoning heeft een omvang van [Vertrouwelijk: XXXX] van de gemiddelde relevante retailtarieven WACC 167. Het marktanalysebesluit schrijft voor dat voor het rendement op kapitaal van digitale doorgifte de WACC gebruikt wordt op basis van het CAPM. De WACC is in dit besluit relevant voor het bepalen van de kapitaallasten van digitale diensten en waarvoor het retailtarief van UPC en Ziggo geschoond wordt. De WACC is niet relevant voor het bepalen van de retail-minus. Daarvoor gebruikt het college een andere rendementsparameter, namelijk de return on sales UPC en Ziggo hebben PricewaterhouseCoopers (hierna: PwC) opdracht gegeven om hun WACC te bepalen. Analysys Mason (hierna: AM) heeft in opdracht van het college de WACC van UPC en Ziggo bepaald. In tabel 5 staan de parameters die AM heeft bepaald Het college heeft voor het berekenen van de WACC voor UPC en Ziggo gekozen voor een zogenaamde benchmarkbenadering. Dit wil zeggen dat voor alle parameters van de WACC benchmarkcijfers zijn gebruikt in plaats van cijfers van UPC of Ziggo. De reden hiervoor is dat UPC en Ziggo niet beursgenoteerd zijn en derhalve niet alle parameters beschikbaar zijn. Omwille van methodologische consistentie is er voor gekozen om voor alle parameters dezelfde benchmark te gebruiken Het college heeft deze paragraaf en volgende paragrafen aangepast naar aanleiding van paragraaf E.5 van de Nota van Bevindingen. 43

44 Analysys Mason PWC UPC/Ziggo UPC/Ziggo UPC/Ziggo ondergrens bovengrens Nominal risk free rate 3,8% 3,9% 4,2% Equity risk premium 6,1% 5,0% 6,2% Beta 0,89 0,84 1,15 Unlevered Beta 0,41 0,42 0,46 Nominal cost of equity 9,2% 8,1% 11,3% Nominal cost of debt 8,6% 7,0% 10,4% Debt risk premium 4,7% 3,1% 6,2% Gearing 53, 7% 50,0% 60,0% Tax rate 25,5% 25,5% 25,5% Inflation 2,0% n.a. n.a. Nominal WACC (pre tax) 10,3% 8,9% 12,3% gem. 10,6% Nominal WACC (post tax) 7,7% 6,7% 9,2% gem. 7,95% Real WACC (pre tax) 8,2% n.a. n.a. Real WACC (post tax) 5,6% n.a. n.a. Tabel 5. WACC UPC en Ziggo 170. Het college is het met PwC eens dat het gebruik van marktrentes in plaats van couponrentes bij de berekening van de vreemdvermogenkostenvoet de werkelijke kosten van vreemd vermogen weerspiegelt Met betrekking tot de hoogte van de beta merkt PwC op dat de vier benchmarkbedrijven die zijn toegevoegd aan de analyse van AM ten opzichte van die van PwC, niet representatief zijn. Het college is van mening dat twee benchmarkbedrijven die gebruikt zijn door AM gezamenlijk een goede benadering vormen voor de kenmerken van UPC en Ziggo. AM heeft de twee andere bedrijven naar aanleiding van de consultatie verwijderd uit de benchmark PwC merkt verder op dat het college Ziggo en UPC verzoekt een reële WACC te hanteren. PwC legt in haar reactie uit dat een reële WACC gebruikt dient te worden in geval dat er een inflatievergoeding in de activawaarde en afschrijvingen is verwerkt. PwC is echter van mening dat Ziggo en UPC een nominale WACC dienen te gebruiken. Het college ziet vooralsnog geen redenen af te wijken van de methode zoals die ook bij KPN wordt gehanteerd, namelijk het hanteren van de reële WACC. In beide gevallen wordt voor het bepalen van de waarde van de activa current costing gehanteerd. Door het gebruik van current costing wordt reeds een vergoeding voor inflatie gegeven. Het gebruik van een nominale WACC zou leiden tot een dubbele vergoeding voor inflatie, hetgeen een te hoge vermogenskostenvergoeding van de activa is. 44

45 Conclusie 173. Het college hanteert als vergoeding voor de kapitaallasten van de wholesalediensten een reële WACC van 8,2% voor UPC en Ziggo. UPC heeft in de bepaling van de kosten van digitale doorgifte gerekend met een nominale WACC. Het college heeft de herberekingen gemaakt op basis van een reële WACC. Ziggo heeft herberekeningen opgeleverd met een reële WACC. In de berekeningen van de kostengeoriënteerde tarieven (hoofdstuk 6) hanteert het college de nominale WACC van 10,3% Opschoning voor content 174. De retailtarieven omvatten ook een vergoeding voor de content. Het college heeft niet vastgesteld dat UPC en Ziggo de uitzendrechten op wholesaleniveau moeten aanbieden ten behoeve van wederverkoop. Om deze reden dient de contentvergoeding die UPC en Ziggo betalen voor het analoge en digitale standaard RTV-pakket ook uit de retailtarieven verwijderd te worden Onder content wordt verstaan de inkoop van omroepinhoud van RTV-signalen door het retailbedrijf van de kabelexploitant. Deze betaalt hiervoor een contentvergoeding aan de programmaaanbieder voor de waarde van het programma en daarnaast een vergoeding voor het verkrijgen van de uitzendrechten (aan de programma-aanbieder en/of rechtenorganisaties zoals auteursrechtenorganisatie Buma) Daarnaast zijn er ook programma-aanbieders die hun programma willen laten doorgeven door UPC en Ziggo en daarvoor een doorgiftevergoeding betalen Voor de opschoning van het relevante retailtarief voor de contentkosten, wordt dezellfde methodiek gehanteerd als voor de opschoning voor de digitale kosten. Er wordt een content opschoningspercentage berekend door de totale contentkosten te delen door de gemiddelde relevante retailtarieven. Dit percentage wordt vervolgens van de verschillende tarieven afgetrokken. UPC en Ziggo hebben de informatie opgeleverd om deze percentages te bepalen Beoordeling UPC 178. UPC heeft de contentkosten berekend door de kosten gemaakt voor het openbaar maken van content te salderen met de opbrengsten voor doorgifte. Radiozenders en kabelkranten betalen bijvoorbeeld veelal een vergoeding om doorgegeven te worden. Het college is van oordeel dat het hier gaat om een doorgiftevergoeding. Deze partijen zullen deze vergoeding ook blijven betalen in geval van wederverkoop door een derde partij. Immers, ook bij wederverkoop blijft UPC verantwoordelijk voor de doorgifte. Daarnaast geldt dat als een wederverkoper contracten afsluit met deze partijen de wederverkoper geen vergoeding zal ontvangen voor de doorgifte. 35 Het college behandelt een geschil over third party billing (zaaknummers (UPC) en (Ziggo)). De uitkomst hiervan kan betekenis hebben voor de wijze waarop de contentkosten gefactureerd worden aan de eindgebruikers. 45

46 179. Het college is van mening dat slechts kosten gemaakt voor content gebruikt mogen worden voor de schoning voor content. Daarbij moeten de doorgiftevergoedingen van partijen aan UPC buiten beschouwing worden gelaten Daarnaast heeft UPC in haar voorstel op 17 juli 2009 niet alle contentkosten van de relevante retaildiensten opgenomen. UPC heeft hiervoor later de benodigde informatie opgeleverd. Het gaat om: - de kosten van de EPG; - de contentkosten van de themakanalen van NPO en Uitzending gemist in Digitale TV Starter. Op de door UPC opgeleverde informatie heeft het college twee correcties toegepast. Het college heeft voor alle afnemers van Digitale TV Starter de kosten van 2 kanalen toegerekend. Digitale TV Royaal krijgt dan de kosten van de overige 10 kanalen. Daarnaast wijst het college de kosten voor Uitzending gemist volledig toe aan Digitale TV Starter, omdat deze volledig afhankelijk zijn van de afname van Digitale TV Starter. Het college heeft dit bepaald voor het volledige aantal digitale abonnees Daarnaast geldt dat op enkele onderdelen de daadwerkelijke kosten afwijken van de contractuele afspraken. De belangrijkste is daarbij [Vertrouwelijk: XXXXXX]. De verklaring voor dat verschil is dat het contract er vanuit gaat dat [Vertrouwelijk: XXXXXX] de copyrights regelt, terwijl in de praktijk UPC deze copyrights zelf regelt. Deze kosten zijn derhalve opgenomen in de post Buma/Sena afdrachten. Conclusie 182. Het college stelt het content schoningspercentage voor UPC vast op [Vertrouwelijk: XXXX] van de gemiddelde relevante retailtarieven Beoordeling Ziggo 183. Ziggo heeft de contentkosten berekend door de kosten gemaakt voor het openbaar maken van content te salderen met de opbrengsten voor doorgifte. Radiozenders en kabelkranten betalen bijvoorbeeld veelal een vergoeding om doorgegeven te worden. Het college is van oordeel dat het hier gaat om een doorgiftevergoeding. Deze partijen zullen deze vergoeding ook blijven betalen in geval van wederverkoop door een derde partij. Immers, ook bij wederverkoop blijft Ziggo verantwoordelijk voor de doorgifte. Daarnaast geldt dat als een wederverkoper contracten afsluit met deze partijen de wederverkoper geen vergoeding zal ontvangen voor de doorgifte Het college is van mening dat slechts kosten gemaakt voor content gebruikt mogen worden voor de schoning voor content. Daarbij moeten de doorgiftevergoedingen van partijen aan Ziggo buiten beschouwing worden gelaten. 46

47 185. Daarnaast heeft Ziggo in haar voorstel op 17 juli 2009 niet alle contentkosten van de relevante retaildiensten opgenomen. Ziggo heeft hiervoor later de benodigde informatie opgeleverd. Het gaat om: - de kosten van het EPG systeem; - de kosten van het kanaal Eurosport HD; - de kosten die verband houden met de themakanalen van de NPO; - de bijdrage in de kosten van de HD-zenders van Nederland 1,2 en 3. De kosten zijn daarbij verspreid over een periode van 3 jaar Daarnaast geldt dat op enkele onderdelen de daadwerkelijke kosten afwijken van de contractuele afspraken. De belangrijkste is daarbij [Vertrouwelijk: XXXXXX]. De verklaring voor dat verschil is dat het contract er vanuit gaat dat [Vertrouwelijk: XXXXXX] de copyrights regelt, terwijl in de praktijk Ziggo deze copyrights zelf regelt. Deze kosten zijn derhalve opgenomen in de BUMA cs kosten. Conclusie 187. Het college stelt het content schoningspercentage voor Ziggo vast op [Vertrouwelijk: XXXX] van de gemiddelde relevante retailtarieven Geschoonde retailomzet 188. In voorgaande paragrafen is bepaald welke opschoning dient plaats te vinden voor de digitale doorgifte en voor de digitale en analoge content. Door deze opschoning toe te passen op het gemiddelde tarief van alle aansluitingen ontstaat het geschoonde relevante retailtarief. Dit geschoonde retailtarief is de prijs voor de analoge aansluiting en analoge doorgifte en vormt de basis om de retailminus op toe te passen. In deze paragraaf presenteren we resultaten daarvan en voert het college een sanity check uit De percentages uit de voorgaande paragrafen zijn toegepast op het gemiddelde retailtarief van het standaardpakket in Q Dat tarief vormt immers de basis voor tarieven die gelden voor de standaardaansluiting gedurende Q Geschoonde gemiddelde retailtarieven 190. Het geschoonde tarief is daarbij steeds berekend door op het gemiddelde tarief de twee percentages in mindering te brengen: 47

48 UPC Ziggo Gemiddeld relevante retailtarief [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] a standaardpakket Opschoning kosten digitale [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] b doorgifte Opschoning kosten content [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] c Geschoonde relevante retailtarief standaardaansluiting 11,17 10,60 d = a * (100%-b-c) Tabel 6. Tarieven per abonnee per maand (o.b.v. gegevens Q3 2009, excl BTW) 191. Dezelfde berekening dient toegepast te worden op alle andere type aansluitingen en op alle bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. Omdat de standaardaansluiting de dienst is die veruit het meeste wordt afgenomen heeft het college in de sanity check dat tarief getoetst Teneinde te beoordelen of deze tarieven de juiste waarde van de analoge aansluiting weerspiegelen heeft het college een sanity check uitgevoerd door te kijken naar de historische tarieven van UPC en één van de voorgangers van Ziggo namelijk Casema. Extrapolatie van tarieven uit Het college heeft een vergelijking gemaakt met de periode waarin UPC en Casema alleen een analoog RTV-pakket aanboden. De NMa-rapporten inzake UPC en Casema geven adequate informatie om als startpunt te dienen voor het onderzoek naar de waarde van het analoge RTVpakket. 36 Het college richt zich daarbij op het laatste volledige jaar waarover de NMa in haar rapporten gegevens over heeft gegeven Het college zou er voor kunnen kiezen om nog verder terug te gaan in de tijd, zoals verschillende partijen in de IG en in brieven hebben betoogd. Het college is echter van mening dat 2003 als startpunt goed bruikbaar is. In 2003 bestaat het pakket van de kabelaanbieders nog veelal alleen uit analoge RTV, hetgeen vergelijkbaar is met de dienst waarop de WLR-C verplichting van toepassing is Het is weliswaar zo dat de tarieven in de periode voorafgaand aan 2003 ook zijn gestegen met meer dan de inflatie. Onderzoek naar die periode kan interessante bespiegelingen opleveren over de kostprijs van analoge RTV. Echter in die periode is ook de transitie van nutsbedrijf naar commerciële onderneming doorgezet hetgeen van invloed is geweest op de kosten en risicoprofiel en daarmee tariefstelling van de kabelbedrijven. In dit besluit staat echter niet de evaluatie van die liberalisering centraal, maar de vraag wat het relevante retailtarief is voor analoge RTV anno Over 2003 geven de NMa-rapporten de volgende informatie: 36 UPC: nummer 3528/199, 27 september 2005 (openbare versie); Casema: nummer3588/201, 27 september 2005 (openbare versie). 48

49 Gemiddeld tarief per abonnee per maand Integrale kostprijs (inclusief vermogenskostenvergoeding) Winst UPC Casema 9,64 9,39 [ 8,5-10,5] [ 8-10] [1-2,3] maal de [1-2,3] maal de vermogenskostenvoet van 8,7% vermogenskostenvoet van 8,7% Tabel 7. Gegevens uit NMa-onderzoeken (openbare versie) over 2003 (excl. BTW) 197. Het college concludeert op basis van deze gegevens dat in 2003 de gemiddelde tarieven van UPC en Casema lagen boven de integrale kostprijs. Het college concludeert tevens dat deze tarieven UPC en Casema de ruimte boden om te investeren in innovatieve digitale diensten Om de tarieven uit 2003 te kunnen vergelijken met de tarieven uit 2009 heeft het college onderzocht in welke mate van sprake is van kostenstijgingen die - bij gelijkblijvende winstmarges - ook kunnen leiden tot tariefstijgingen. Daarbij heeft het college als aanname gehanteerd dat Casema en Ziggo vergelijkbaar zijn Het college acht het aannemelijk dat de operationele kosten gelijke tred houden met de algemene inflatieontwikkeling. Voor de kapitaalkosten is de algemene inflatieontwikkeling minder goed bruikbaar. De ontwikkeling van de kapitaalkosten zijn afhankelijk van de omvang van de investeringen. Ziggo heeft bijvoorbeeld aangegeven dat de kapitaalkosten zijn gestegen door investeringen in het zogenaamde simulcasten en het ontsluiten van landelijke gebieden [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX]. 37 Dit leidt tot lagere kostprijzen. [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX]. Dit leidt temeer tot de conclusie dat de kapitaalkosten voor analoge RTV dalen UPC en Ziggo wijzen daarnaast op een kostprijsstijging als gevolg van een daling van het aantal klanten. Het college volgt dat bij gelijkblijvende kosten een daling van het aantal klanten leidt tot een stijging van de kostprijs. Echter, er mag aangenomen worden dat UPC en Ziggo teneinde de winstgevendheid te behouden efficiëntieverbeteringen hebben doorgevoerd Er zijn dus vier effecten die effect hebben op de kostprijs van analoge RTV: - stijging operationele kosten met inflatie; - daling kapitaalkosten door daling van de afschrijvingen; 37 Voor UPC is dit gebaseerd op de cijfers over 2005 tot en met 2008 en voor Ziggo de periode 2007 en

50 - stijging kostprijs door dalend aantal klanten; - daling kosten door efficiëntieverbeteringen Per saldo acht het college een stijging van de kostprijs met de algemene inflatie een redelijke aanname voor de ontwikkeling van de kostprijs en tarieven. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de tarieven weer als deze gecorrigeerd worden voor inflatie. 38 UPC Casema Tarief 2003 (per abonnee per maand) 9,64 9,39 Tarief 2009 (per abonnee per maand) 10,67 10,39 Tabel 8. Extrapolatie van de tarieven uit 2003 met de inflatie 204. De tarieven uit bovenstaande tabel zijn inclusief de analoge contentkosten. De tarieven uit zijn reeds geschoond voor de analoge contentkosten. Om de tarieven goed te kunnen vergelijken worden bij de tarieven de analoge contentkosten opgeteld. Voor UPC hebben deze een omvang van ca. 1, Voor Casema of Ziggo is de exacte hoogte niet bekend. Als aanname hanteert het college dat de omvang bij Casema of Ziggo vergelijkbaar is. Onderstaande figuur geeft de resultaten. 12,00 Prijs analoge RTV (EUR per maand, excl. BTW) 11,00 10,00 9,00 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 - UPC Tarief 2003 gecorrigeerd voor inflatie Tarief berekend op basis van opschoning digitale content en doorgifte Casema/Ziggo Figuur 6. Sanity check op tarieven 38 Gebaseerd op CBS-cijfers. Tarief 2004 stijgt met inflatie uit Etc. De aanname daarbij is dat kostprijzen en tarieven beide met de inflatie stijgen, zodat de winstmarge gelijk blijft. 39 De contentkosten zoals door UPC opgegeven op 17 juli 2009 zijn hierbij gecorrigeerd voor de doorgiftevergoedingen. 50

51 205. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het tarief dat bij extrapolatie van de tarieven uit 2003 lager is dan de tarieven die het college heeft bepaald conform de systematiek uit het besluit. Dit betekent dat de geschoonde tarieven die het college heeft bepaald UPC en Ziggo nog steeds voldoende ruimte bieden om te investeren in innovatieve nieuwe digitale diensten en de daarvoor benodigde infrastructuur. Immers de tarieven uit 2003 boden al die ruimte en die ruimte is groter geworden in de afgelopen jaren. Geredeneerd vanuit de tarieven uit 2003 zijn de geschoonde tarieven voor 2009 derhalve niet te laag vastgesteld Ze zijn ook niet te hoog vastgesteld, omdat het college de kosten van UPC en Ziggo in mindering heeft gebracht. Dit moet andere partijen binnen de doelstellingen van het besluit voldoende ruimte geven om te kunnen concurreren met UPC en Ziggo Minus 207. In deze paragraaf beoordeelt het college de kosten van de retail-minus. Deze minus dient de totale kosten te dekken van het retailbedrijf van de analoge RTV-dienst inclusief een redelijk retailrendement. Dit redelijk rendement, in de vorm van een Return on sales (RoS) zal in paragraaf worden besproken. Het college heeft in deze paragraaf eerst beoordeeld of alle kosten die betrekking hebben op het retailbedrijf van analoge RTV-dienst zijn meegenomen in het tariefvoorstel van UPC en Ziggo en daarna beoordeeld of de verdeelsleutels in lijn zijn met besluit De minus wordt berekend als percentage van de geschoonde retailomzet Minus UPC Onderzoek 209. Het college heeft bij UPC beoordeeld of alle kosten zijn meegenomen. Het college heeft verschillende zaken hiervoor onderzocht. Sommige zaken gaven aanleiding tot een herberekening. Indien dit het geval was, is een herberekening gevraagd in de brief van 19 oktober aan UPC. De volgende niet uitputtende zaken heeft het college onderzocht en beoordeeld dat dit geen aanleiding geeft tot herberekeningen: - UPC heeft in haar kostenoverzicht opbrengsten van Billing - General Revenues opgenomen. Deze opbrengsten zijn hoger dan de kosten van de afdeling Billing. UPC legde het college uit dat het hier puur om opbrengsten ging van incasso s van late debt; - de kosten van de afdeling Customer Operations worden in zijn geheel niet meegenomen in de minus. UPC geeft aan dat er een automatische orderinvoer voor het analoge pakket plaatsvindt. Verder worden indien er een uitval plaatsvindt ook handmatige mutaties ingevoerd. Dit zijn kosten die niet materieel zijn; - UPC heeft in haar kostenoverzicht Franchise fees opgenomen. UPC geeft aan dat dit geen retailkosten zijn, maar kosten die voornamelijk uitgestelde betalingen betreffen uit hoofde van eerder gedane acquisities; - het college merkt op dat er een groot deel van de kosten niet direct of met een sleutel zijn 51

52 toegerekend, maar zijn toegerekend op basis van reeds toegerekende kosten. Ontbrekende kosten 210. Het college heeft uit dit onderzoek geconcludeerd dat naast de al gealloceerde kosten de volgende kosten meegenomen moeten worden in de minus: - de retailkosten van de SOP-aansluiting evenals de retailkosten van alle bij de aansluiting behorende faciliteiten en aanvullende diensten dienen ook meegenomen te worden. Dit zijn de kosten die met de analoge RTV-dienst zijn gemoeid. UPC betoogt dat deze kosten al voor een groot deel waren meegenomen in de bepaling van de retailkosten. Verder zijn er nu ook kosten aan SOP s en alle bij de aansluiting behorende faciliteiten toegerekend op basis van de totale omzet; - de kosten van [Vertrouwelijk: XXXX] zijn in het eerste voorstel in het geheel niet meegenomen. Dit systeem wordt onder andere gebruikt voor het CRM en het systeem voor facturering aan klanten. Deze twee systemen hebben betrekking op het retailbedrijf en dienen daarom ook aan de analoge minus te worden toegerekend. UPC heeft deze aanpassing alsnog verricht en heeft tegelijk de corporate sleutel gewijzigd naar de equal mark-up methode; - het college merkt ook op dat UPC in het geheel geen CAPEX meeneemt in de minus. UPC betoogt dat er in het retailbedrijf uitsluitend OPEX kosten dienen te worden begrepen. Zij betoogt dat de CAPEX wordt beschouwd als onderdeel van de wholesaleactiviteiten, ofwel de kosten van de core-activiteiten van UPC. Het college is van mening dat ook bij een retailbedrijf kapitaal is. Deze kosten betreffen bijvoorbeeld kosten van huisvesting en ITsystemen. Het college meent dat ook kosten van core-activiteiten, indien deze betrekking hebben op het retailbedrijf in de retail-minus moeten zitten. Het college heeft UPC daarom deze aanpassing in haar herberekening verzocht door te voeren UPC heeft een herberekening gemaakt waarin bovenstaande elementen zijn verwerkt. Verdeelsleutels 212. Het college heeft tevens de verdeelsleutels beoordeeld. Het college is van oordeel dat de gehanteerde verdeelsleutels, met uitzondering van de afdeling Marketing en Sales, in lijn zijn met de normen genoemd in het besluit Bij de afdeling Marketing en Sales werden er drie manieren gebruikt om de kosten te verdelen. Eerst werden kosten van marketing direct gealloceerd. Dit zijn marketingkosten die volgens UPC direct aan een specifieke productgroep zijn toe te wijzen. Als tweede worden de resterende algemene marketing kosten gealloceerd op basis van de hiervoor genoemde toegerekende operationele kosten. Als derde worden de saleskosten in het eerste voorstel verdeeld op basis van Gross adds en Arpu subscription & Usage Het college vindt deze sleutels niet voldoende gemotiveerd. Het college is van oordeel dat er ook een verband bestaat tussen deze kosten en klantbehoud. Elke campagne zorgt namelijk ook voor 52

53 naamsbekendheid en klantbehoud. Indien er bijvoorbeeld een campagne voor internet wordt gehouden zorgt dit ervoor dat klanten als zij een internetdienst kopen zij ook meteen behouden of gewonnen worden voor andere diensten. In het geval van de analoge tv-dienst zorgt elke nieuwe klant of behoud van een klant automatisch ervoor dat de klant ook de analoge dienst blijft of gaat afnemen. Deze klant kan dan niet door een concurrent worden bediend voor de tv-dienst evenals de aanvullende dienst. Bovendien merkt het college op dat het afnemen van bundels van diensten de churn van de afgenomen diensten doet afnemen. Naast het feit dat een klantwinst zorgt voor klantbehoud van analoge RTV zorgen specifieke Marketing en Sales activiteiten ook voor een groot deel voor het vergroten van de algemene naamsbekendheid en de waarde van het algemene merk Het college acht het daarom redelijk dat de helft van de kosten van de directe Marketing ook aan klantbehoud worden toegerekend. Deze kosten dienen dan te worden verdeeld naar de omzet van de productgroepen. Het college acht het daarom redelijk om de algemene marketing kosten voor de helft te verdelen op basis van omzet en voor de helft op basis van bruto omzetgroei. Het college verzoekt UPC de sales kosten ook voor de helft te verdelen op basis van omzet en voor de helft op basis van bruto omzetgroei. Voor deze kosten geldt hetzelfde als voor de algemene marketingkosten, namelijk dat de klantretentie en klantwinst beide van belang zijn. UPC heeft in de herberekening de omzetsleutel op de gevraagde wijze gebruikt. UPC gebruikt niet omzetgroei als sleutel maar de vermenigvuldiging van Gross Adds en Arpu. Bij digitale RTV is de ARPU gelijk aan de ARPU van de bundel van analoge en digitale RTV. Deze benadering acht het college redelijk UPC hanteert voor de toerekening van de kosten van Bad Debt, Billing General Revenues en Marketing & Sales verschillende sleutels voor de toerekening van de kosten op basis van de omzet. Het college heeft dit aangepast en de sleutel van Bad Debt en Billing General Revenues ook gehanteerd bij Marketing & Sales. De bij Marketing & Sales gehanteerde omzetsleutel was geschoond voor de omzet van onder andere de aanvullende diensten. Het college volgt die redenering niet, omdat Marketing & Sales ook betrekking heeft op aanvullende diensten. Return on sales 217. Het college heeft hiernaast ook de return on sales (RoS) beoordeeld. UPC hanteert de return on sales over de minus in plaats van over de omzet. De minus ter dekking van de kosten dient bepaald te worden door de retailkosten te delen op de geschoonde retailomzet. Als deel van de minus stelt het college dat ook een redelijk retailrendement moet worden meegenomen. Hierbij dient de RoS van 6,5%, zoals vastgesteld in paragraaf te worden gebruikt. Deze dient te worden opgeteld bij de minus voor de kosten teneinde de retail-minus te bepalen. Conclusie 218. Met de hiervoor genoemde aanpassingen beoordeelt het college dat de kosten volledig en verdeelsleutels redelijk zijn. Het college stelt, met inbegrip van de RoS de minus voor UPC vast op 20,9% van de geschoonde relevante retailtarieven. 53

54 Minus Ziggo Onderzoek 219. Het college heeft bij Ziggo beoordeeld of alle kosten zijn meegenomen. Het college heeft hiervoor verschillende zaken onderzocht. Sommige zaken gaven aanleiding tot een herberekening. Indien dit het geval was, is een herberekening gevraagd in de brief van 19 oktober aan UPC. De volgende niet uitputtende zaken heeft het college onderzocht en beoordeeld dat dit geen aanleiding geeft tot herberekeningen: - de kosten van de afdeling CS/TS worden verdeeld op basis van het aantal calls. Het college heeft onderzocht of hier alle retailkosten zijn meegenomen. Zij merkte op dat tweede lijns calls van de retailafdeling in zijn geheel niet aan de minus werden toegerekend. Ziggo heeft later betoogt dat deze calls betrekking hebben op netwerkstoringen. Het college heeft deze kosten daarom niet in de minus meegenomen; - de kosten van de afdeling B2B worden in zijn geheel niet meegenomen. Ziggo heeft aangegeven dat deze afdeling ook tv-pakketten levert aan de doelgroep. Deze groep bevat zowel ZZP-ers als grootzakelijke ondernemingen. Ziggo betoogt dat de retailkosten al zijn meegenomen in de minus; - het college heeft tevens onderzocht of alle retailkosten van het digitale standaardpakket in de minus waren opgenomen. Zij heeft geconcludeerd dat dit in de meeste gevallen het geval was. Bij de afdeling CS/TS heeft zij nog om een herberekening verzocht; - de retailkosten van de SOP-aansluiting evenals de retailkosten van alle bij de aansluiting behorende faciliteiten en aanvullende diensten dienen ook meegenomen te worden. Dit zijn de kosten die met de analoge RTV-dienst zijn gemoeid. Ziggo betoogt dat deze kosten zijn meegenomen in de minus; - het college merkt op dat er een groot deel van de kosten niet direct of met een sleutel zijn toegerekend, maar zijn toegerekend op basis van reeds toegerekende kosten. Ontbrekende kosten 220. Het college heeft uit dit onderzoek geconcludeerd dat naast de al gealloceerde kosten de volgende kosten meegenomen moeten worden: - het college merkt op dat Ziggo in het eerste voorstel in het geheel geen CAPEX had meegenomen. Het college is namelijk van mening dat ook bij een retailbedrijf enig kapitaal in een organisatie moet zitten. Deze kosten betreffen bijvoorbeeld kosten van huisvesting en ITsystemen. Het college heeft daarom Ziggo verzocht deze kosten ook in het nieuwe voorstel op te nemen. In latere antwoorden heeft Ziggo hiervoor een berekening opgeleverd. Verdeelsleutels 221. Het college heeft tevens de verdeelsleutels beoordeeld. Het college merkt op dat zij van oordeel is dat de gehanteerde verdeelsleutels, met uitzondering van de afdeling Consumer, in lijn zijn met de normen genoemd in het besluit. 54

55 222. Bij de afdeling Consumer (Marketing & Sales) werden er drie manieren gebruikt om de kosten te verdelen. Eerst werden de kosten direct gealloceerd. Allereerst zijn de Marketing en Saleskosten direct aan specifieke productgroepen toegerekend. Naast deze kosten worden ook kosten gealloceerd op basis van de hiervoor genoemde toegerekende operationele kosten. De verdere kosten worden verdeeld op basis van de [Vertrouwelijk: XXXXXX] Het college vindt deze sleutels niet voldoende gemotiveerd. Het college is van oordeel dat er ook een verband bestaat tussen deze kosten en klantbehoud. Elke Marketing of Sales activiteit zorgt namelijk ook voor naamsbekendheid en klantbehoud. Indien er bijvoorbeeld een campagne voor internet wordt gehouden zorgt dit ervoor dat klanten indien zij een internetdienst kopen zij ook meteen behouden of gewonnen worden voor andere diensten. In het geval van de analoge tv-dienst zorgt elke nieuwe klant of behoud van een klant automatisch ervoor dat de klant ook de analoge dienst blijft of gaat afnemen. Deze klant kan dan niet door een concurrent worden bediend voor de tv-dienst evenals de aanvullende dienst. Bovendien merkt het college op dat het afnemen van bundels van diensten de churn van de afgenomen diensten doet afnemen. Naast het feit dat een klantwinst zorgt voor klantbehoud van analoge RTV zorgen specifieke Marketing en Sales activiteiten ook voor een groot deel voor het vergroten van de algemene naamsbekendheid en de waarde van het algemene merk Het college acht het daarom redelijk dat de helft van de kosten van de directe Marketing & Saleskosten ook aan klantbehoud worden toegerekend. Het college acht de omzet per dienst hiervoor een goede sleutel. Het college acht het daarom ook redelijk om de overige, via een sleutel of indirect toegerekende, Marketing & Saleskosten voor de helft te verdelen op basis van omzet en voor de helft op basis van bruto omzetgroei. Ziggo heeft deze aanpassing alsnog onder protest verricht Tenslotte heeft het college een cumulatieve berekening gemaakt van de voorgaande aanpassingen. Immers de verschillende aanpassingen in de kostenallocatie hebben een effect op elkaar. Return on sales 226. Het college heeft daarnaast ook de return on sales (RoS) beoordeeld. Ziggo hanteert geen return on sales. De minus ter dekking van de kosten dient bepaald te worden door de retailkosten te delen op de geschoonde retailomzet. Als deel van de minus stelt het college dat ook een redelijk retailrendement moet worden meegenomen. Hierbij dient de RoS van 6,5%, in de volgende paragraaf beargumenteerd, te worden gebruikt. Deze dient te worden opgeteld bij de minus voor de kosten teneinde de retail-minus te bepalen. Conclusie 227. Met de hiervoor genoemde aanpassingen beoordeelt het college dat de kosten volledig en verdeelsleutels redelijk zijn. Het college stelt, met inbegrip van de RoS de minus voor Ziggo op 20,3% van de geschoonde relevante retailtarieven. 55

56 4.4.8 Redelijk retailrendement 228. In randnummer 908 respectievelijk 907 van het marktanalysebesluit van UPC en Ziggo heeft het college de volgende norm vastgesteld met betrekking tot de risicovergoeding: Onder de retailkosten verstaat het college ook een redelijk rendement. Dit redelijk rendement dient ter dekking van risico s die met de retailactiviteiten samenhangen. Het college baseert de risicovergoeding op een normrendement. Het college zal nader onderzoek doen om dit normrendement te bepalen. Dit normrendement kan het college daarbij baseren op het rendement dat vergelijkbare bedrijven in een concurrerende omgeving realiseren. Toepassing van UPC s eigen daadwerkelijk gerealiseerde rendement is hiervoor pas geschikt indien uit nader onderzoek blijkt dat dit rendement geen extra winstopslag bevat bovenop de met de retailactiviteiten samenhangende risico s. 40 Hantering van een rendement inclusief extra winstopslag zou betekenen dat de minus zo groot zou worden dat inefficiënte toetreding mogelijk is, hetgeen het college niet wenselijk acht Het college geeft invulling aan deze risicovergoeding door middel van een RoS van vergelijkbare bedrijven in een competitieve omgeving. De return on sales (RoS) wordt gedefinieerd als het bedrijfsresultaat gedeeld door de omzet op de relevante markt (EBIT). Deze parameter past bij het kapitaalextensieve karakter van het retailbedrijf van UPC en Ziggo en sluit aan bij de wijze waarop bij de tariefbesluit van WLR-KPN invulling is gegeven aan het normatieve rendement Om de hoogte van de RoS vast te stellen heeft het college onderzoek gedaan. Dit onderzoek is opgesplitst in de volgende drie delen: - onderzoek naar de RoS van vergelijkbare bedrijven in de Europese telecomsector; - onderzoek naar de RoS zoals gehanteerd in recente mededingingszaken; - onderzoek naar cijfers van vergelijkbare Nederlandse sectoren (waarvoor KPN ondermeer input heeft opgeleverd) De focus van het onderzoek van het college lag op de jaren na Zodoende heeft het college beoogd te komen tot een update van het onderzoek dat hij heeft uitgevoerd in en waarop de RoS in het WLR-I Tariefbesluit was gebaseerd. Onderzoek naar vergelijkbare bedrijven in Europa 232. Het college heeft ten eerste gekeken naar de RoS van bedrijven, waarvan het jaarverslag openbaar te vinden was, in Nederland, België, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk die elektronische communicatiediensten aanbieden. Het betreft per land de twee bedrijven met de meeste vaste telefonieklanten of de meeste kabelklanten. De uitkomst van dit 40 Als UPC alleen een redelijk retailrendement realiseert, betekent dit dat de winstopslag die in de figuur aangegeven is, nihil is. 41 OPTA/TN/2008/201839, 8 september OPTA/AM/2009/202338, 21 september OPTA/TN/2006/200162, 27 januari

57 onderzoek was een bereik van 3,1% tot 23,4%. De volledige uitkomsten zijn terug te vinden in Bijlage D Het college acht deze cijfers slechts beperkt toepasbaar en ziet de uitkomsten enkel als indicatief voor het mogelijk bereik waarbinnen de RoS voor WLR-C zich dient te bevinden. Reden hiervoor is dat het hier gaat om bedrijven die veelal op een deelmarkt gereguleerd zijn omwille van hun dominantie positie. Deze regulering kan zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op het rendement. Dit eerste is het geval als sprake is van excessieve winsten. Het laatste kan het geval zijn wanneer door regulering het resultaat kunstmatig is verlaagd. Er is geprobeerd dit effect te minimaliseren door cijfers uit markten te nemen waarbij de onderneming niet gereguleerd is. Daarnaast dient er bij de toepassing van de cijfers rekening mee te worden gehouden dat ze de RoS van de gehele onderneming zijn en niet enkel die voor de retail dienstverlening representeren. De RoS ligt daardoor naar verwachting hoger dan wanneer enkel de retaildienstverlening zou worden geanalyseerd Een vergelijkbaar bereik komt ook naar voren uit een onderzoek van WIK naar het rendement van Europese telecomaanbieders. 43 Uit dit onderzoek komt een bereik naar voren van tussen de 1,72% en 26,47%. Ook hier betreft het een rendement voor de gehele onderneming. Onderzoek naar de RoS in mededingingszaken 235. Ten tweede heeft het college door het onderzoeksbureau Lexonomics 44 een inventarisatie laten verrichten naar de RoS die is gehanteerd in mededingings- en reguleringszaken sinds Naar de mening van het college zijn er van de in het rapport genoemde mededingingszaken zes die relevant zijn voor het bepalen van een RoS voor wederverkoopdiensten. Daarnaast heeft Lexonomics ook mededingingszaken gepresenteerd voor bedrijfstakken die het college als minder relevant heeft beoordeeld (zoals de farmacie en het bankwezen) en die hier om deze reden niet worden meegenomen. Wanneer enkel de relevante mededingingszaken worden meegenomen leidt dit tot een potentieel bereik voor de RoS van 3,9% tot 19,5%. De relevante uitkomsten van dit onderzoek zijn terug te vinden in Bijlage D Aangezien bovenstaande cijfers allen afkomstig zijn uit mededingings- en reguleringszaken geldt ook hier dat het veelal bedrijven betreft die een AMM positie genieten op hun nationale markt of op een andere wijze aan regulering onderhevig zijn, hetgeen een verstorend effect kan hebben op het rendement van deze bedrijven. Bij dit soort onderzoeken worden echter veelal de relevante bedrijven met een AMM positie vergeleken met andere bedrijven in dezelfde sector, welke niet aan regelgeving 43 WIK, Unternehmensperformance führender TK-Anbieter in Europa, augustus 2009, 44 Lexonomics, Resultaten uitgebreide search naar het gebruik van return on sales in mededingings- en reguleringszaken, 8 juni

58 onderworpen zijn. Het college heeft zoveel mogelijk getracht om de cijfers te presenteren van deze ongereguleerde bedrijven Het college is van mening dat er in de relevante mededingingszaken niet één specifieke zaak is waarvan de situatie dermate vergelijkbaar is met die van de WLR-C-afnemers dat de RoS hiervan één op één overgenomen kan worden. Veel meer illustreert dit onderzoek wederom het brede bereik waarbinnen de RoS zich dient te bevinden. Onderzoek naar de RoS van vergelijkbare Nederlandse sectoren 239. Ten derde heeft het college onderzoek gedaan naar de cijfers van alle Nederlandse sectoren. Hierbij heeft het college zich gebaseerd op cijfers van het CBS. 45 Het college heeft daarbij onderzocht welke sectoren het meest vergelijkbaar zijn met de wederverkoop activiteiten van KPN Retail en WLRafnemers alsmede de retailbedrijven van UPC en Ziggo. Het college heeft daarvoor gekeken naar een tweetal financiële parameters, te weten 1) de verhouding tussen capex en opex en 2) de verhouding tussen materiële activa en de omzet. De parameters heeft het college vergeleken met die van KPN Retail. Op basis van deze parameters komt de detailhandel naar voren als zijnde de bedrijfstak die zich het beste laat vergelijken met KPN Retail. De detailhandel heeft een verhouding capex (afschrijvingen) vs. opex (personeelskosten) van ca. 15:100 en een verhouding materiële activa: netto omzet van ca. 15:100. Dit is vergelijkbaar met de verhoudingen bij het retailbedrijf van KPN, zoals gerapporteerd in de ASR, waaruit blijkt dat deze bij KPN retail respectievelijk ca. 15:100 en 13:100 zijn. 46 Tevens heeft het college een analyse gedaan van de beschrijving van de verschillende sectoren. Ook daarvoor geldt dat de detailhandel lijkt op de activiteiten van zowel KPN Retail als de WLRafnemers alsook de retailbedrijven van UPC en Ziggo: Tot de detailhandel wordt gerekend: De verkoop van niet zelfvervaardigde goederen, zowel nieuw als tweedehands, aan consumenten. - Onderscheiden detailhandelsvormen: o winkelverkoop ( ); o postorderverkoop, telefonische verkoop, verkoop via radio en televisie, verkoop via internet (5261); o markthandel (5262); o colportage, verkoop via huisparty's (5263.1); o straathandel (5263.2); o automatenverkoop, verkoop vanuit woonhuis, magazijn, werkplaats (5263.3). 45 Bron: 46 KPN, Accounting separation rapportage 2007, 58

59 240. De meest recente data laten een RoS zien van 6,5% voor de detailhandel 47 in 2006 en 6,3% in Ook Ofcom heeft cijfers voor de detailhandel en supermarkten gebruikt als vergelijking voor een redelijk rendement verbonden aan de retail activiteiten van BT UPC en Ziggo hebben PwC onderzoek laten doen naar de hoogte en de toepassing van het redelijk rendement(ros) door het college. PwC betoogt dat door het feit dat de RoS deel uit maakt van de minus er een dubbeltelling plaatsvindt. Deze visie volgt uit het gegeven dat het college een WACC hanteert op geïnvesteerd vermogen Het college is het hier niet mee eens. De WACC is in dit besluit gebruikt om de kapitaallasten van de wholesale-activiteiten van digitale doorgifte te bepalen. De RoS is gebruikt voor de met het retailbedrijf samenhangende risico s. Dit betekent dat er geen dubbeltelling plaatsvindt Voorts betoogt PwC dat het hanteren van een RoS door het college ervoor zorgt dat UPC en Ziggo hun rendement op investeringen niet realiseren. Dit omdat volgens PwC elke overstap van een klant naar een reseller leidt tot een daling van het rendement van de omzet met 6,5% Een overstap heeft geen gevolgen voor het rendement van het wholesalebedrijf. Overstap naar resellers leidt tot een daling van de omzet en daarmee van de risico s van het retailbedrijf. In absolute termen is dan ook een minder groot rendement vereist voor het gehele bedrijf KPN heeft in het kader van het WPC-IIa besluit ook twee RoS percentages voorgesteld op basis van dezelfde CBS cijfers. De eerste daarvan was gebaseerd op de RoS van uitzendbureaus en de tweede was gebaseerd op de RoS voor groothandelsdiensten Het college kan zich niet vinden in de keuze van KPN om de diensten van WLR-afnemers te vergelijken met groothandelsdiensten. De groothandel is wat betreft de financiële parameters minder goed vergelijkbaar. De groothandel heeft in vergelijking met de detailhandel (en met KPN ) een veel lagere verhouding materiële activa: omzet, namelijk ca. 7:100. KPN beargumenteert dit door te stellen dat de groothandel voornamelijk bestaat uit de wederverkoop van diensten. Volgens de beschrijving van het CBS betreft het: Groothandelsgebruikelijke handelingen en bewerkingen zijn onder andere het samenvoegen en combineren van goederen, het sorteren, het opsplitsen van partijen stukgoederen, het anders verpakken en het bottelen, het verdelen van bijvoorbeeld geneesmiddelen in kleinere partijen, het opslaan, koelen, afleveren en installeren van goederen voor eigen rekening, het 47 Hierbij zijn de gegevens gebruikt van 52 Detailhandel en reparatie voor particulieren (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) Ofcom, Decision regarding Competition Act 1998 investigation into BT 0845 & 0870 retail price change Suspected Internet Service Provider margin squeeze, augustus

60 verpakken van goederen in vaste toestand en het vullen van flessen met goederen in vloeibare of gasvormige toestand, inclusief het mengen en filtreren voor eigen rekening. Het college is van oordeel dat dit minder goed overeenkomt met de handelingen die worden verricht door WLR-C-afnemers dan de handelingen die vallen onder de detailhandel, omdat hierbij veel meer sprake is van additionele handelingen waardoor het product wordt veranderd van uiterlijk dan wel van inhoud, hetgeen bij WLR- C niet het geval is Ook de door KPN aangehaalde uitzendbranche acht het college minder goed vergelijkbaar met de dienstverlening van WLR-afnemers. Hoewel de verhouding materiële activa: netto omzet met ca. 13:100 vergelijkbaar is met die van KPN Retail, ligt de verhouding capex: opex met 5:100 beduidend lager. 50 Dit is niet verwonderlijk aangezien er in de uitzendbranche hoofdzakelijk wordt gewerkt met arbeid en dat de te verkopen dienst ook arbeid betreft. Dit blijkt ook wanneer er wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten van de omzet en de omzet. Deze is 48:100 voor de zakelijke dienstverlening, terwijl deze 79:100 is voor detailhandel. Daarnaast acht het college ook de dienstverlening van uitzendbureaus, de verkoop van dienstverlening (arbeid), zich niet goed verhouden tot de dienstverlening van KPN Retail en de WLR-afnemers Zoals bij randnummer 239 is beschreven is het college van mening dat de dienstverlening van de detailhandel goed overeenkomt met de dienstverlening van WLR-afnemers. Dit is gebaseerd op zowel de vergelijkbare kapitaalstructuur als een vergelijkbare administratieve handeling. Op basis van deze criteria komt de detailhandel beter overeen met KPN Retail en de WLR-afnemers alsook UPC Retail en Ziggo Retail en de WLR-C afnemers dan wanneer deze factoren worden vergeleken met de groothandel, de uitzendbranche of een andere sector. Conclusie 250. Uit bovenstaande onderzoeken van het college kan het volgende overzicht worden samengesteld: Onderzoek Laagste RoS Hoogste RoS RoS van vergelijkbare bedrijven in de Europese telecomsector 3,1% 23,43% RoS gehanteerd in recente relevante mededingingszaken 3,9% 27,5% RoS van vergelijkbare Nederlandse sectoren (detailhandel) 6,3% 6,5% Tabel 9. Overzicht uitkomsten onderzoek naar de RoS 251. Op basis van de bovenstaande analyses merkt het college op dat de uitkomsten van de RoS van vergelijkbare Nederlandse sectoren valt binnen de bandbreedte van de andere twee onderzoeken, zij het dat deze aan de onderkant van de bandbreedtes liggen. De detailhandel heeft qua dienstverlening en financiële parameters voldoende overeenkomsten met die van de WLR-afnemers. Daarnaast zijn deze cijfers goed bruikbaar omdat deze weinig vervuiling kennen door de 50 Het CBS heeft op dit onderwerp geen specifieke cijfers voor de uitzendbranche. Om deze reden worden hier de cijfers gehanteerd voor de SBI Overige zakelijke dienstverlening, waar de uitzendbranche deel van uitmaakt. 60

61 aanwezigheid van dominante bedrijven. Ten slotte gaat het om relatief recente cijfers. Doordat deze cijfers aan de onderkant van de bandbreedte liggen overschat het college de RoS niet. De benchmark levert dan een potentieel bereik op voor de RoS van 6,3% tot 6,5%. Op basis van deze uitkomst concludeert het college tevens dat de RoS die UPC en Ziggo (zie Tabel 11) realiseren hoger is dan het redelijk rendement dat op basis van het onderzoek is vastgesteld. Het college ziet daarom geen reden de RoS van UPC of Ziggo zelf te hanteren Het college kiest ervoor om de RoS vast te stellen aan de bovenkant van het bereik van het onderzoek naar de RoS van vergelijkbare Nederlandse sectoren om zodoende voor WLR-afnemers de maximale ruimte te creëren om te concurreren Het college stelt derhalve de door UPC en Ziggo te hanteren RoS op 6,5% Accountantsverklaring 254. Door UPC en Ziggo dient op grond van Annex 1 van het marktanalysebesluit een accountantsverklaring te worden overlegd Op 17 juli 2009 heeft het college de door PWC opgestelde Assurance report ontvangen van UPC. Op 17 juli 2009 heeft het college tevens de door Ernst&Young opgestelde accountantsverklaring ontvangen van Ziggo Op basis van het Assurance rapport van PWC en de accountantsverklaring van Ernst&Young heeft het college geen aanleiding gezien om het ontwerpbesluit te wijzigen. 4.5 Conclusie Kostentoerekeningssysteem 257. Het college heeft de door UPC en Ziggo opgeleverde kostentoerekeningssystemen beoordeeld voorzover de kostentoerekening valt binnen de reikwijdte van dit besluit Het college heeft aan UPC en Ziggo herberekeningen gevraagd, die onder andere betrekking hadden op de wijze van kostentoerekening. In dit besluit zijn enkele herberekeningen toegepast bij de opschoning van de relevante retailtarieven en bij de bepaling van de minus. Het college is met inbegrip van de toepaste herberekeningen van oordeel dat UPC en Ziggo de allocatie van de kosten naar het retail- en wholesalebedrijf alsmede de allocatie naar analoge RTV en de overige diensten hebben uitgevoerd in lijn met de eisen uit de marktanalysebesluiten Het college keurt derhalve de kostentoerekeningssystemen van UPC en Ziggo goed met inbegrip van de in dit besluit toegepaste herberekeningen voor zover van toepassing op de bepaling van de WLR-C tarieven. Op basis van het Assurance rapporten van PWC en de accountantsverklaringen van Ernst&Young heeft het college geen aanleiding gezien om het ontwerpbesluit te wijzigen. 61

62 WLR-C-tarieven 260. Het college concludeert ten aanzien van de relevante retaildiensten dat bij UPC naast het standaardpakket ook de bundel van het standdaardpakket met Digitale TV Starter een relevante retaildienst is. Het college concludeert bij Ziggo dat naast het standaardpakket ook de bundel van het standaardpakket met het Installatiepakket een relevante retaildienst is Het college heeft op de opgeleverde retailtarieven enkele correcties toegepast waaruit de gemiddelde retailtarieven resulteren Het college heeft voor de relevante retaildiensten de waarde van de digitale RTV-dienst bepaald. Vervolgens heeft het college de hoogte van de digitale schoning bepaald door het saldo van de meeropbrengsten en (meer)kosten van de digitale RTV-diensten (excl. content) ten opzichte van het standaardpakket te berekenen. Deze wordt in mindering gebracht op gemiddelde relevante retailtarieven Het college heeft vervolgens de waarde van de contentkosten van de relevante retaildiensten vastgesteld. Ook deze worden in mindering gebracht op de gemiddelde retailtarieven Voorts heeft het college het voorstel voor de minus gecorrigeerd voor ontbrekende kosten en daarnaast de verdeelsleutels aangepast bij de afdeling Marketing & Sales van UPC en de afdeling Consumer van Ziggo Het college stelt op basis van gegevens uit 2008 de percentages uit de onderstaande tabel vast. Het college heeft deze percentages vervolgens toegepast op het gemiddelde relevante retailtarief van het standaardpakket per einde Q Wat resulteert is het tarief dat geldt gedurende Q UPC Ziggo Berekening Gemiddelde retailtarief [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] a standaardpakket Opschoning kosten digitale [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] b doorgifte Opschoning kosten content [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] c Geschoonde retailtarief 11,17 10,60 d = a * (100%-b-c) standaardaansluiting Retail minus 20,9% 20,3% e WLR-C tarieven Q standaardaansluiting 8,83 8,45 f = d * (100%-e) Tabel 10. Schoningsparameters en minus, toegepast op standaardaansluiting 266. In bijlage B is een overzicht opgenomen van de WLR-C-tarieven voor Q voor de standaardaansluiting en de aanvullende diensten en bijbehorende faciliteiten. Uit praktische overwegingen in niet de gehele tarievenlijst van de groepsaansluitingen opgenomen. De complete lijst 62

63 met tarieven (dus inclusief de groepsaansluitingen) dienen UPC en Ziggo wel in het referentieaanbod voor WLR-C op te nemen. Dit referentieaanbod dienen UPC en Ziggo ieder kwartaal up te daten naar aanleiding van de update van de retailtarieven. 63

64 5 Price cap 5.1 Methodiek 267. In paragraaf van het omroepbesluit is opgelegd dat de jaarlijkse tariefstijging van de retail-minus wholesaletarieven niet hoger mag zijn dan de inflatie plus carry over uit eerdere jaren Als inflatieparameter hanteert het college de consumentenprijsindex (hierna: CPI), zoals die elk jaar in februari door het CBS ( wordt gepubliceerd. Het college legt daarbij geen kortingsfactor (de zogenaamde x-factor) op. Omdat de CPI over het voorgaande kalenderjaar pas in februari in het volgende jaar bekend is, kiest het college er voor om het tarief plafond jaarlijks per 1 april te verhogen. Dit tariefplafond is vervolgens van toepassing tot 31 maart in het volgende jaar Indien UPC of Ziggo in de periode 1 april tot 31 maart geen tariefverhoging doorvoert of een verhoging doorvoert die beneden de CPI ligt, dan kan UPC of Ziggo deze onbenutte ruimte overhevelen naar de volgende de periode van 1 april tot 31 maart in de volgende jaren (de zogenaamde carry over). De maximale tariefstijging van ieder retail-minus wholesaletarief mag gedurende iedere periode van 1 april tot 31 maart dus niet groter zijn dan de CPI uit het voorgaande kalenderjaar plus de carry over uit eerdere jaren Indien UPC of Ziggo de retail-minus wholesaletarieven aanpast geldt dat een verhoging van deze whosaletarieven vanwege een stijging van de retailtarieven, niet mag worden doorgevoerd als de wholesaletariefstijging gedurende de periode 1 april tot 31 maart hoger is dan de maximale tariefstijging. Deze maximale tariefstijging is gelijk aan de CPI van het vorige kalenderjaar plus de carry over uit eerdere jaren. 5.2 Beoordeling 271. In de herberekeningen heeft het college UPC en Ziggo gevraagd een overzicht van de tarieven op te leveren zoals die golden per eind Q Met behulp van deze tarieven heeft het college de WLR-C-tarieven berekend. Het college gebruikt deze WLR-C-tarieven tevens om het startpunt van de price cap te berekenen. De price cap die geldt vanaf 1 april 2010 tot 31 maart 2011 is daarmee gelijk aan de tarieven berekend op basis van de gegevens per eind Q plus de inflatiecorrectie. De inflatiecorrectie die gebruikt wordt om het tarief per 1 april 2010 te bereken is gelijk aan de CPI van De tarieven die gelden per 1 april 2010 voldoen daarmee ook automatisch aan de price cap Voor de perioden tussen 1 april 2011 en 31 maart 2012 en tussen 1 april 2012 en 31 maart 2013 geldt ook een maximale tariefstijging die gelijk is aan de CPI uit het voorgaande kalender. Daarnaast biedt het besluit de mogelijkheid voor een carry over. Dit houdt in dat een tariefstijging die in een bepaald jaar niet is doorgevoerd geen gevolgen heeft voor de price cap in het jaar erna. Onderstaande figuur geeft dit visueel weer. 64

65 Figuur 7. Werking wholesale price cap 273. Stap e van de bepaling van de tarieven geeft aan dat UPC en Ziggo ieder kwartaal de tarieven moeten updaten. Concreet betekent dit dat UPC en Ziggo bij de update ieder kwartaal de volgende werkwijze dienen te hanteren: - update van de retailtarieven van het standaardpakket, de groepsaansluitingen, aanvullende diensten en bijbehorende faciliteiten; - toepassing van de parameters (b,c en e) uit hoofdstuk 4.5 op de update van het retailtarief; - tarieven hanteren die maximaal gelijk zijn aan de tarieven aan de hand van de geldende price caps of indien deze lager zijn aan de tarieven die bepaald zijn aan de hand van de geldende parameters. 5.3 Conclusie 274. Voor de WLR-C tarieven gelden de volgende price caps: a) price caps 1 april 2010 tot 31 maart 2011 = WLR-C tarieven (bijlage B) * (100% + CPI-2009) b) price caps 1 april 2011 tot 31 maart 2012 = price caps 1 april 2010 tot 31 maart 2011 * (100% + CPI-2010) c) price caps 1 april 2012 tot 31 maart 2013 = price caps 1 april 2011 tot 31 maart 2012 * (100% + CPI-2011) 275. Tot 31 maart 2010 gelden de tarieven, zoals vastgesteld op basis van de parameters uit paragraaf 4.5. Deze tarieven zijn (met uitzondering van de tarieven voor de groepsaansluitingen) opgenomen in bijlage B. 65

66 6 Tarieven op basis van kostenoriëntatie 6.1 Inleiding 276. Op grond van Annex 1 van het marktanalysebesluit dient ten aanzien van wholesalespecifieke kosten (die per definitie geen equivalent in het retaildomein hebben) toepassing te worden gegeven aan kostenoriëntatie. Dit hoofdstuk werkt de tariefregulering op basis van kostenoriëntatie nader uit Ingeval UPC of Ziggo kosten maakt ten behoeve van om toegang vragende partijen en zij hoeft deze kosten niet ten behoeve van haar eigen dienstverlening te maken, dan dient zij deze kosten op basis van proportionaliteit deels ook aan haar eigen dienstverlening toe te rekenen. Het betreft hier zogenaamde wholesalespecifieke kosten. Causale toerekening van wholesalespecifieke kosten leidt tot verstorende effecten op de concurrentie. In Annex 1 van de marktanalysebesluiten licht het college toe dat bij wholesalespecifieke kosten proportionele toerekening toegepast dient te worden. Via deze wijze van kostentoerekening doen de verstorende effecten zich niet voor. 6.2 Methodiek kostenoriëntatie 278. In het kader van kostenoriëntatie is in paragraaf opgenomen dat ingeval UPC of Ziggo kosten maken ten behoeve van om toegang vragende partijen en UPC of Ziggo hoeft deze kosten niet ten behoeve van haar eigen dienstverlening te maken, dan dient UPC of Ziggo deze kosten op basis van proportionaliteit deels ook aan haar eigen dienstverlening toe te rekenen. Het betreft hier zogenaamde wholesalespecifieke kosten. Causale toerekening van wholesalespecifieke kosten leidt tot verstorende effecten op de concurrentie. In randnummers Annex A van het omroepbesluit licht het college toe dat bij wholesalespecifieke kosten proportionele toerekening toegepast dient te worden. Via deze wijze van kostentoerekening doen de verstorende effecten zich niet voor: 17. Rekening houdend met de omstandigheden van een specifiek geval kan, ten aanzien van bepaalde (typen) kosten, causale toerekening tot suboptimale uitkomsten leiden. Om de geconstateerde concurrentieproblemen te voorkomen, kan het in een dergelijk geval dan beter zijn om af te wijken van kostencausaliteit. Dit is met name het geval bij wholesalespecifieke kosten. 18. Wholesalespecifieke kosten betreffen de kosten die het kabelbedrijf maakt in verband met een verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot door het college bepaalde vormen van toegang. Op basis van causale kostentoerekening zouden deze kosten via de wholesaletarieven volledig voor rekening van de om toegang verzoekende aanbieders komen. Dit betekent dat deze aanbieders met een extra kostenpost geconfronteerd zouden worden, waardoor het voor hen moeilijker zo niet onmogelijk zou worden om te concurreren met het kabelbedrijf, aangezien het kabelbedrijf deze kosten voor haar eigen dienstverlening niet hoeft te maken. Het kabelbedrijf hoeft hierdoor een kostenvoordeel ten opzichte van haar concurrenten en kan ze marges van concurrenten uithollen, waardoor er geen sprake is van een gelijkwaardig speelveld. Dit betekent dat kostencausaliteit tot een uitkomst leidt die op gespannen voet staat 66

67 met de doelstelling van duurzame concurrentie, en dat overwogen moet worden dat de betreffende kosten op basis van een ander principe dan causaliteit worden toegerekend. Ook heeft het kabelbedrijf bij causale toerekening van dit type kosten geen prikkel om deze kosten te minimaliseren. 19. Voor dit type kosten verdient proportionele toerekening de voorkeur. Bij proportionele toerekening draagt het kabelbedrijf naar evenredigheid bij aan deze kosten. Op die manier wordt marge-uitholling voorkomen en worden alternatieve aanbieders dus niet op achterstand ten opzichte van het kabelbedrijf gezet, maar ontstaat juist een gelijkwaardig speelveld. Hierdoor zijn alternatieve aanbieders in staat zijn om op gelijke voet met het kabelbedrijf in de retailmarkt te concurreren, hetgeen ten goede komt aan de eindgebruikers. Ten slotte geeft proportionele toerekening ook een stimulans aan het kabelbedrijf om deze kosten te beheersen Op 12 september 2007 heeft het CBb uitspraak gedaan 51 in het beroep tegen het WLRtariefbesluit van 15 december Ten aanzien van de WSK heeft het CBb het volgende overwogen: In grief 2.1 betoogt KPN dat OPTA niet bevoegd was om over te gaan tot niet-causale toerekening van wholesalespecifieke kosten. Het College volgt dit betoog niet. Het College deelt de opvatting van OPTA en KPN dat artikel 6a.7 Tw, dat ziet op de verplichtingen met betrekking tot kosten en kostenoriëntatie, een causale toerekening van kosten tot uitgangspunt neemt. OPTA heeft in dit kader echter terecht eveneens gewezen op de doelstellingen die zijn neergelegd in artikel 1.3, eerste lid, Tw, waaronder het bevorderen van concurrentie. In gevallen waarin (een voldoende mate van) infrastructuurconcurrentie in de reguleringsperiode niet valt te verwachten, kan de gewenste concurrentie een vorm van dienstenconcurrentie zijn. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waaronder een zuiver causale toerekening van wholesalespecifieke kosten in de weg staat aan het realiseren van dit doel. Als de concurrenten van een onderneming met aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) deze wholesalespecifieke kosten volledig zelf dienen te dragen, kan dit het bereiken van een level playing field belemmeren. De business case van de concurrenten van de onderneming met AMM kan dermate onaantrekkelijk worden dat zij niet zullen toetreden tot de markt en de gewenste concurrentie niet tot stand wordt gebracht. Ingevolge artikel 6a.7 Tw kan OPTA aan een onderneming met AMM een verplichting opleggen betreffende het beheersen van de tarieven voor het door die partij verlenen van toegang, onder meer in de zich hier voordoende situatie waarin deze onderneming de marges van haar concurrenten kan uithollen. Dit artikel verleent OPTA de bevoegdheid in te grijpen in tarieven voor zover dit nodig is voor het kunnen ontstaan van een concurrerende markt. Het feit dat uit de toelichting op voornoemd artikel in de door KPN aangehaalde memorie van toelichting blijkt dat de wetgever causale toerekening voorop heeft gesteld, staat er niet aan in de weg dat in situaties als hierboven omschreven OPTA bevoegd is 51 LJN:BB OPTA/TN/2006/

68 om in afwijking van dit uitgangspunt tot een vorm van proportionele toerekening van wholesalespecifieke kosten te komen. Grief 2.1 van KPN is derhalve ongegrond De specifieke omstandigheden die voor een eventuele keuze voor proportionele toerekening van belang zijn, centreren zich rond de vraag of de concurrentie zich bij causale kostentoerekening voldoende kan ontwikkelen en of er dan in voldoende mate sprake is van een level playing field Annex 1 van de omroepbesluit schetst daarnaast de andere regels die gelden voor kostenoriëntatie en proportionele toerekening. 6.3 Beoordeling door het college 282. In deze paragraaf beoordeelt het college de wholesale specifieke kosten. Achtereenvolgens beoordeelt het college de omvang van deze kosten, het relevante volume en de wijze van toerekening van de kosten Omvang van de WSK UPC 283. Op 2 september 2009 heeft UPC in antwoord op aanvullende vragen van het college een inschatting toegezonden van de omvang van de wholesale specifieke kosten. UPC beschrijft drie typen wholesale specifieke kosten: 1) implementatiekosten; 2) specifieke kosten per wederverkoper; en 3) terugkerende kosten per wederverkoper. UPC neemt daarbij aan dat er [Vertrouwelijk: XXXXXX] wederverkopers zijn. De implementatiekosten bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX], de specifieke kosten bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per wederverkoper en dus [Vertrouwelijk: XXXXXX] in totaal en de terugkerende kosten per wederverkoper bedragen [Vertrouwelijk : XXXXXX] in totaal. De totale wholesale specifieke kosten worden daarmee door UPC ingeschat op [Vertrouwelijk: XXXXXXX] UPC heeft de door haar geraamde overstapkosten toegerekend aan een tarief voor een aanvullende faciliteit. UPC beschouwt de overstapkosten daarmee niet als wholesale specifieke kosten. Overstapkosten zijn naar het oordeel van het college wholesale specifieke kosten. UPC dient daarom ook de overstapkosten tot de wholesale specifieke kosten te rekenen Op 12 november 2009 heeft UPC in reactie op een herberekeningsverzoek van het college opnieuw een inschatting van de wholesale specifieke kosten toegezonden. De terugkerende kosten per wederverkoper bedragen volgens UPC in totaal [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar. De overstap of migratiekosten schat UPC in op ruim [Vertrouwelijk: XXXXXX] voor een periode van drie jaar. De totale wholesale specifieke kosten worden daarmee door UPC ingeschat op [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXX]. Ziggo 286. Op 28 augustus 2009 heeft Ziggo in antwoord op aanvullende vragen van het college een inschatting toegezonden van de omvang van de wholesale specifieke kosten. Ziggo beschrijft een 68

69 aantal scenario s. Enkele scenario s gaan uit van de handmatige verwerking van orders en andere scenario s gaan uit van geautomatiseerde verwerking van orders. Ziggo onderscheidt vier typen wholesale specifieke kosten: 1) implementatiekosten; 2) implementatiekosten per afnemer; 3) wederkerende kosten per afnemer; en 4) (migratie) kosten per kabelaansluiting. De implementatiekosten bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX], de implementatiekosten per afnemer bedragen maximaal [Vertrouwelijk: XXXXXX], de wederkerende kosten per afnemer bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX] en de (migratie) kosten per kabelaansluiting bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXX]. De totale wholesale specifieke kosten worden daarmee door Ziggo ingeschat op [Vertrouwelijk: XXXXXX] In zijn antwoord op het herberekeningsverzoek heeft Ziggo zijn verwachtingen ten aanzien van het niveau van de wholesale specifieke kosten enigszins bijgesteld. De implementatiekosten bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX], de implementatiekosten per afnemer bedragen minder dan [Vertrouwelijk: XXXXXX], de wederkerende kosten per afnemer bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar en de (migratie) kosten per kabelaansluiting bedragen minder dan [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar. De totale wholesale specifieke kosten worden daarmee door Ziggo ingeschat op [Vertrouwelijk: XXXXXX] Ziggo benadrukt ten slotte de grote onzekerheid over de hoogte van de wholesale specifieke kosten. Ziggo is daarom van mening dat de tarieven vastgesteld dienen te worden voor een periode van maximaal één jaar en dat er na die periode de mogelijkheid tot nacalculatie moet bestaan. Beoordeling 289. In randnummer 974 van het marktanalysebesluit (UPC) schat het college de implementatiekosten voor UPC en Ziggo in op maximaal 1,0 miljoen per jaar gedurende de reguleringsperiode. Het college baseert deze inschatting op een raming van TNO en ervaringen in de afgelopen reguleringsperiode met onder meer de implementatie bij KPN van de wholesale levering van de telefonieaansluiting (WLR). Om die reden verwacht het college dat implementatiekosten van 1,0 miljoen per jaar een realistische inschatting betreft. Voor de gehele reguleringsperiode van drie jaar bedragen de totale wholesale specifieke kosten volgens deze raming 3,0 miljoen Na verwerking van de verzoeken van het college betreffen de totale wholesale specifieke kosten van Ziggo [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Deze kosteninschatting is ruimer dan de kosteninschatting zoals deze eerder door het college is gemaakt. Omdat de wholesale specifieke kosten via een meerjarenvenster worden toegerekend aan de tarieven en omdat dit meerjarenvenster periodiek geactualiseerd wordt, zullen uiteindelijk alleen de daadwerkelijke wholesale specifieke kosten toegerekend worden. Om deze reden gebruikt het college, gegeven de grote onzekerheid, nu de inschatting van Ziggo voor het bepalen van de tarieven Door de inschatting van de totale wholesale specifieke kosten van Ziggo nu te gebruiken houdt het college rekening met de door Ziggo beschreven grote onzekerheid over de hoogte van de wholesale specifieke kosten. Zoals Ziggo verzoekt zullen de tarieven daarom ook, zoals reeds 69

70 beschreven in randnummer 878 van het marktanalysebesluit (UPC), voor een periode van één jaar worden vastgesteld. Daarna zullen de tarieven worden herberekend. Wanneer onderdekking van de kosten is ontstaan zullen de tarieven stijgen, terwijl de tarieven zullen dalen in het geval de kosten in werkelijkheid lager blijken te zijn Na verwerking van de verzoeken van het college betreffen de totale wholesale specifieke kosten van UPC [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Deze kosteninschatting is ruimer dan de kosteninschatting zoals deze eerder door het college is gemaakt. Bovendien is de kosteninschatting significant ruimer dan de inschatting van Ziggo. Omdat het klantenbestand van UPC kleiner is dan het klantenbestand van Ziggo is het aannemelijk dat het aantal mutaties bij UPC kleiner zal zijn dan het aantal mutaties bij Ziggo. Omdat het college het aannemelijk acht dat beide partijen verder vergelijkbare wholesale specifieke kosten zullen maken is het onaannemelijk dat de totale wholesale specifieke kosten van UPC groter zijn dan de wholesale specifieke kosten van Ziggo Omdat de wholesale specifieke kosten via een meerjarenvenster worden toegerekend aan de tarieven en omdat dit meerjarenvenster periodiek geactualiseerd wordt, zullen alleen de daadwerkelijke wholesale specifieke kosten worden toegerekend. Om deze reden gebruikt het college, gegeven de grote onzekerheid, nu de mogelijk ruime kosteninschatting van Ziggo. Het college is ook bereid een ruime kosteninschatting van UPC te gebruiken, maar is van oordeel dat deze kosten wel in verhouding dienen te staan tot de inschatting van de kosten door Ziggo. Om deze reden accepteert het college de aanpassing die UPC heeft aangebracht in de inschatting van de terugkerende kosten per wederverkoper niet. Het college gebruikt de eerste inschatting van UPC, dat deze kosten [Vertrouwelijk: XXXXXX] in totaal bedragen, bij de berekening van de wholesale specifieke kosten. De totale wholesale specifieke kosten van UPC worden daarmee door het college ingeschat op [Vertrouwelijk: XXXXXX] UPC en Ziggo hebben beide beargumenteerd dat het onredelijk is dat het college een meerjarenvenster met een terugverdientijd van drie jaar hanteert. 53 Zoals het college nader zal toelichten in randnummer 321 heeft het college naar aanleiding daarvan besloten in plaats daarvan een meerjarenvenster van twee jaar te hanteren. Dit betekent tevens dat de jaarlijks terugkerende kosten die UPC en Ziggo in het derde jaar van het meerjarenvenster hebben opgenomen, niet door het college in de tariefberekening worden betrokken. In de uiteindelijke tariefberekening bedragen de kosten van Ziggo om die reden in totaal [Vertrouwelijk: XXXXXX] en de kosten van UPC [Vertrouwelijk: XXXXXX] Relevante volume UPC 295. Uit de rapportage die UPC op 2 september 2009 heeft opgeleverd blijkt dat UPC inschat dat het volume van analoge RTV van UPC met [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar afneemt. Daarnaast vindt 53 Zoals beschreven in paragraaf E.12.5 van de Nota van Bevindingen acht het college het naar aanleiding van de reacties in de consultatie redelijk dat in de meerjarenvensters een terugverdientijd wordt gehanteerd van twee jaar in plaats van drie jaar. 70

71 volgens UPC bovendien churn plaats naar andere afnemers. Dit maakt dat volgens de inschatting van UPC haar afzet in 2010 afneemt met [Vertrouwelijk: XXXXXX] en in 2011 met [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Op geaggregeerd niveau (inclusief wederverkoop) neemt het volume van de markt volgens UPC af met respectievelijk [Vertrouwelijk: XXXXXX] Uit de reactie van UPC op het herberekeningsverzoek blijkt dat UPC rekent met een volume van analoge retailaansluitingen in Verder schat UPC in dat het aantal aansluitingen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar afneemt. Het aantal mutaties, op basis waarvan UPC de migratiekosten berekent, schat UPC in op gemiddeld [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar. UPC gaat daarbij uit van [Vertrouwelijk: XXXXXX] toetreders. Ziggo 297. Uit de rapportage die Ziggo op 28 augustus 2009 heeft opgeleverd blijkt niet expliciet met welke volumes Ziggo de tarieven berekent. Uit de reactie van Ziggo op het herberekeningsverzoek blijkt dat Ziggo rekent met een volume van analoge retailaansluitingen in Verder schat Ziggo, op basis van de gemiddelde ontwikkeling van het aantal aansluitlijnen in de periode , in dat het aantal aansluitingen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar afneemt. Het aantal mutaties, op basis waarvan Ziggo de migratiekosten berekent, schat Ziggo in op [Vertrouwelijk: XXXXXX] per jaar. Ziggo gaat daarbij uit van [Vertrouwelijk: XXXXXX] toetreders. Beoordeling 298. Het college ziet, in overeenstemming met UPC dat het aantal aansluitingen de laatste jaren afneemt. Het percentage aansluitingen dat partijen per jaar verliezen is gemiddeld echter lager dan de door UPC voorspelde [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Daarbij verwacht het college dat de introductie van de wederverkoop maatregel eerder zal leiden tot een afname van het verlies van aansluitingen dan tot een toename van het verlies. Mogelijk neemt het aantal aansluitingen zelfs toe. Omdat wederverkopers een marketinginspanning zullen gaan leveren om klanten aan te trekken is niet uitgesloten dat de vraag naar kabelaansluitingen minder snel zal afnemen of zal toenemen Het college is van oordeel dat UPC en Ziggo de meest actuele informatie in moeten zetten bij het vaststellen van de relevante volumes. Bij het inschatten van het relevante volume voor de jaren 2010 en 2011 dienen UPC en Ziggo gebruik te maken van informatie over de ontwikkeling van het aantal aansluitingen in de laatste jaren In haar herberekening heeft Ziggo de wholesale kosten per aansluiting berekend met behulp van de meest actuele informatie met betrekking tot de relevante volumes. Ook heeft Ziggo bij het inschatten van het relevante volume voor toekomstige jaren gebruik gemaakt van informatie over de ontwikkeling van het aantal aansluitingen in de laatste jaren UPC heeft in haar herberekening de wholesale kosten per aansluiting berekend met behulp van de meest actuele informatie met betrekking tot de relevante volumes. Het percentage aansluitingen dat 71

72 UPC per jaar verwacht te verliezen heeft UPC naar aanleiding van het herberekeningsverzoek bijgesteld Wijze van toerekening van de kosten UPC 302. Uit de rapportage die UPC op 2 september 2009 heeft opgeleverd ten aanzien van de wholesale specifieke kosten wordt niet duidelijk op welke wijze UPC de wholesale specifieke kosten wil toerekenen aan tarieven. Wel is duidelijk dat UPC de specifieke kosten per wederverkoper toerekent aan de individuele wederverkopers UPC heeft daarnaast de door haar geraamde overstapkosten toegerekend aan een tarief voor een aanvullende faciliteit. Overstapkosten zijn, zoals het college reeds heeft beschreven in randnummer 284, wholesale specifieke kosten In reactie op het herberekeningsverzoek heeft UPC de wholesale specifieke kosten op verschillende wijzen toegerekend. Op verzoek van het college heeft UPC de kosten toegerekend aan een tarief per aansluiting per maand. Daarnaast heeft UPC op eigen initiatief de kosten toegerekend aan mutaties en aan een eenmalige bijdrage In reactie op het herberekeningsverzoek heeft UPC in haar berekening een terugverdientijd gehanteerd van drie jaar. Op eigen initiatief heeft UPC ook een berekening ingediend waarbij gerekend is met een meerjarenvenster dat afloopt op 17 maart Ziggo 306. Uit de rapportage die Ziggo op 28 augustus 2009 heeft opgeleverd ten aanzien van de wholesale specifieke kosten blijkt dat Ziggo de wholesale specifieke kosten toerekent aan drie verschillende tariefdragers : 1) mutaties; 2) aansluitingen; en 3) afnemers. De implementatiekosten en de wederkerende kosten per afnemer rekent Ziggo toe aan aansluitingen, de (migratie) kosten per kabelaansluiting rekent Ziggo toe aan mutaties en de implementatiekosten per afnemer rekent Ziggo toe aan afnemers Ziggo geeft verder aan dat zij haar kosten in twee jaar terug moet verdienen. Daarom hanteert Ziggo een terugverdientijd van de wholesale specifieke kosten van twee jaar. In reactie op het herberekeningsverzoek geeft Ziggo aan dat een terugverdientijd van drie jaar niet redelijk is omdat ook het college verwacht dat de dienst niet voor maart 2010 aangeboden zal worden. Of de dienst na maart 2012 nog aangeboden wordt is volgens Ziggo onzeker In reactie op het herberekeningsverzoek van het college stelt Ziggo het niet eens te zijn met de wijze waarop het college de wholesale specifieke kosten wenst toe te rekenen. Ziggo is van oordeel dat zij een te groot deel van de kosten moet dragen in verhouding met de toetreders. Het opleggen van de verplichting gaat hiermee verder dan voor het bereiken van het doel, een betere prijs, hogere kwaliteit en meer keuze voor de eindgebruiker noodzakelijk is. 72

73 309. Ziggo is van mening dat het college afwijkt van de methodiek die wordt gehanteerd bij de regulering van KPN. Ziggo zou net als KPN de implementatiekosten per dienstaanbieder causaal moeten kunnen toerekenen. Hierdoor ontstaat een deelnametarief. Door een dergelijk deelnametarief geven afnemers een zeker commitment af ten aanzien van hun afname van WLR. Ziggo is bang dat er een structuur ontstaat met vele kleine of inefficiënte aanbieders. Deze structuur ontstaat niet als de up front investeringen hoger zouden zijn. Beoordeling 310. In het omroepbesluit is uitgelegd waarom bij de toerekening van wholesale specifieke kosten het uitgangspunt van causaliteit wordt losgelaten en waarom het uitgangspunt van proportionaliteit in dat geval leidend is. Rekeninghoudend met de omstandigheden van een specifiek geval, kan ten aanzien van bepaalde (typen) kosten causale toerekening tot suboptimale uitkomsten leiden. Om de geconstateerde concurrentieproblemen te voorkomen, kan het in een dergelijk geval beter zijn om af te wijken van kostencausaliteit. Dit is met name het geval bij wholesale specifieke kosten Retail-minus tariefregulering is er primair op gericht om toetreding van bedrijven met een efficiënt retailbedrijf mogelijk te maken, om zo meer concurrentie op de analoge RTV-dienst mogelijk te maken. Wanneer causale toerekening van kosten wordt toegepast dan komt deze doelstelling van de tariefmaatregel onder druk te staan. Omdat wholesale specifieke kosten hoofdzakelijk worden veroorzaakt door implementatie van de tariefmaatregel, leidt causale toerekening ertoe dat kosten hoofdzakelijk gedragen zouden moeten worden door wholesale afnemers van WLR-C. De wholesale afnemer van WLR-C is niet in staat deze kosten door te berekenen in zijn retailtarief, omdat de minus hier geen ruimte voor biedt. Wanneer de afnemer de causaal toegerekende wholesale specifieke kosten wel in rekening brengt via het retailtarief, dan ontstaat hierdoor marge uitholling en is er geen sprake meer van een level playing field. Daarnaast geeft proportionele kostentoerekening de beste prikkel om te komen de implementatiekosten te minimaliseren. De omstandigheden van dit specifieke geval maken daarmee dat causale toerekening tot suboptimale uitkomsten leiden Omdat causale toerekening in dit geval leidt tot suboptimale uitkomsten dienen UPC en Ziggo naar oordeel van het college de meeste wholesale specifieke kosten (zoals de implementatiekosten, de wederkerende kosten per afnemer, de (migratie)kosten per kabelaansluiting, de terugkerende kosten per wederverkoper en de overstapkosten) toe te rekenen aan het tarief per abonnee per maand. 54 Het college heeft UPC en Ziggo om die reden verzocht om, naast een causale kostentoerekening ook een proportionele kostentoerekening uit te voeren Een vorm van proportionele toerekening die door het college in overweging is genomen is het toerekenen van de wholesale specifieke kosten aan een tarief per mutatie. Wanneer alle aansluitingen van respectievelijk UPC en Ziggo eenmalig tot de mutaties worden gerekend dan leidt ook deze vorm 54 Zoals beschreven in paragraaf E.12.4 van de Nota van Bevindingen acht het college het naar aanleiding van de reacties in de consultatie redelijk dat een deel van de implementatiekosten per afnemer of specifieke kosten per wederverkoper worden toegerekend aan een deelnametarief. Dit wordt door het college nader toegelicht in de randnummers 314 tot en met

74 van toerekening niet tot hoge toetredingsdrempels. De belangrijkste reden dat het college heeft gekozen voor een toerekening naar een maandelijks tarief per aansluiting is dat een tarief per maand minder gevoelig is voor onverwachtse kostenstijgingen. Het aantal aansluitingen per maand is over de tijd relatief constant. Een kostenstijging van een bepaald percentage resulteert dan in een tariefstijging van een vergelijkbaar percentage. Het aantal mutaties kan over de tijd erg verschillen. Een kostenstijging in een periode met relatief weinig mutaties kan dan leiden tot een procentueel zeer grote tariefstijging. Op deze manier kan een tarief per mutatie dan toch leiden tot toetredingsdrempels. Om dit te voorkomen maakt het college, gegeven de grote onzekerheid omtrent het uiteindelijke niveau van de wholesale specifieke kosten, de keuze om de kosten toe te rekenen aan een maandelijks tarief per aansluiting. Dit resuleert voor UPC in een tarief per maand van 0,13 en voor Ziggo in een tarief per abonnee per maand van 0,07. De omvang van deze bedragen is dusdanig laag (het is bijvoorbeeld lager dan de inflatieverhogingen die partijen veelal in hun tarieven doorvoeren) dat het college niet verwacht dat UPC en Ziggo dit bedrag middels een extra tariefsverhoging bij hun eindgebruikers in rekening zullen brengen Het college heeft overwogen of het voor alle kosten nodig is om deze proportioneel toe te rekenen. Het college heeft overwogen om een deel van de implementatiekosten per aanbieder causaal toe te rekenen, middels een zogenaamd deelnametarief. Het risico, dat UPC en Ziggo noemen, dat door het ontbreken van deelnametarief er veel kleine of inefficiënte afnemers zullen toetreden, wordt door het college klein geacht. Een retail-minus reguleringsregime geeft uitsluitend ruimte voor toetreders met een efficiënt retailbedrijf. Toetreders zullen bovendien moeten investeren in bijvoorbeeld marketing om succesvol toe te kunnen treden, zodat er reeds voldoende toetredingsdrempels zijn. Dat een deelnametarief noodzakelijk is om inefficiënte toetreding te voorkomen nuanceert het college om die reden Causale toerekening van de implementatiekosten per afnemer of de specifieke kosten per wederverkoper heeft als effect dat WLR-C-afnemers deze eenmalige bijdrage om WLR-C af te nemen vooraf betalen aan UPC of Ziggo. Dit kan worden gezien als een deelnametarief. Door het betalen van dit tarief geven afnemers van WLR-C een zeker commitment af ten aanzien van hun afname Ook bij de vaststelling van het WSK-tarief voor KPN heeft het college een deelnametarief toegestaan. In overeenstemming met het besluit tariefregulering WLR-KPN uit 2006 is het college daarom van oordeel dat een beperkte mate van causale toerekening per dienstenaanbieder wenselijk is. Hierbij zal het college er wel extra oog voor hebben dat deze causale toerekening geen onredelijke toetredingsdrempels opwerpt De door UPC gerapporteerde specifieke kosten per wederverkoper bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per wederverkoper. De door Ziggo gerapporteerde implementatiekosten per afnemer bedragen [Vertrouwelijk: XXXXXX] per afnemer. 55 De tekst in de randnummers 314 tot en met 319 heeft het college gewijzigd naar aanleiding van de reacties in de consultatie. Zie ook paragraaf E.12.4 van de Nota van Bevindingen. 74

75 318. De door Ziggo gerapporteerde implementatiekosten per afnemer verhouden zich tot op zekere hoogte tot het deelnametarief uit het besluit tariefregulering WLR-KPN uit 2006 ( per deelnemer). De door UPC gerapporteerde specifieke kosten per wederverkoper zijn daarentegen [Vertrouwelijk: XXXXXX] zo groot als het deelnametarief in het besluit tariefregulering WLR-KPN uit Wanneer het college het aan UPC zou toestaan om de specifieke kosten per wederverkoper geheel toe te rekenen aan de specifieke afnemer en om deze kosten dus onder te brengen in een deelnametarief, dan ontstaat naar het oordeel van het college een onredelijke toetredingsdrempel. De door Ziggo gerapporteerde implementatiekosten per aanbieder werpen deze toetredingsdrempel naar het oordeel van het college in veel mindere mate. Deze kosten liggen ook in lijn met het deelnametarief in het besluit tariefregulering WLR-KPN uit Het college overweegt daarbij Ziggo de prikkel heeft om niet een bedrag gebaseerd op de meest efficiënte wijze van implementatie Het college is op basis van het voorgaande van oordeel dat Ziggo een deelnametarief mag hanteren ter hoogte van per afnemer, hetgeen iets lager is dan het door Ziggo gerapporteerd omvang van [Vertrouwelijk: XXXXXX] en tevens in lijn ligt met het bedrag van dat KPN mocht vragen in UPC mag op basis van het voorgaande geen deelnametarief hanteren per afnemer van [Vertrouwelijk: XXXXXX]. Wel mag UPC hetzelfde deelnametarief hanteren als ook Ziggo mag hanteren, zijnde een deelnametarief van Daarmee is ook het deelnametarief van UPC in lijn met het deelnametarief in het besluit tariefregulering 2006 en worden naar het oordeel van het college bovendien geen onredelijke toetredingsdrempels opgeworpen Zowel Ziggo als UPC mogen per afnemer toerekenen aan een deelnametarief per afnemer. Het maandtarief dat dient ter dekking van de overige wholesalespecifieke kosten dienen UPC en Ziggo, om te verzekeren dat alleen de daadwerkelijke wholesale specifieke kosten worden toegerekend, te berekenen door de overige geraamde kosten en de geraamde opbrengsten (tarief maal volume) in een meerjarenvenster te zetten met een lengte van twee jaar Over het algemeen is het college van oordeel dat een terugverdientijd van drie jaar redelijk is. Drie jaar is namelijk een gebruikelijke terugverdientijd in business cases van retaildiensten in de telecommunicatiesector. Zo heeft het college bijvoorbeeld ook in de beleidsregels ondergrenstariefregulering gekozen voor een terugverdienperiode van drie jaar. Specifiek voor de WSK, kosten die direct samenhangen met de reguleringsmaatregel, acht het college het echter redelijk dat een terugverdientijd wordt gehanteerd, die bij benadering gelijk is aan de reguleringsperiode. Dit is immers de periode waarover UPC en Ziggo de WSK moeten kunnen terugverdienen. Mocht blijken dat regulering langer van toepassing zal zijn dan bestaat de mogelijkheid dat de lengte van het meerjarenvenster alsnog verlengd wordt Het college is derhalve van oordeel dat een terugverdientijd van twee jaar redelijk is. UPC en Ziggo dienen het tarief zo vast te stellen dat de netto contante waarde over de terugverdienperiode van twee jaar gelijk is aan nul. De tarieven van UPC en Ziggo zijn volgens deze voorschriften berekend. 75

76 323. In de berekening wordt bij Ziggo en UPC voor het verdisconteren van de kasstromen in het meerjarenvenster een WACC gehanteerd van 10,3% De proportionele kostentoerekening in een meerjarenvenster met een lengte van twee jaar heeft voor UPC geresulteerd in een tarief voor wholesale specifieke kosten per abonnee per maand van 0,13. Daarnaast mag UPC een eenmalig deelnametarief hanteren van per wederverkoper De proportionele kostentoerekening in een meerjarenvenster met een lengte van twee jaar heeft voor Ziggo geresulteerd in een tarief voor wholesale specifieke kosten per abonnee per maand van 0,07. Daarnaast mag Ziggo een eenmalig deelnametarief hanteren van per wederverkoper. 6.4 Proportionaliteitstoets 326. In het omroepbesluit is door het college geconcludeert dat de WLR-C-verplichtingen passend zijn en daarnaast blijkt uit de uitgevoerde effectentoets dat de tariefverplichtingen proportioneel zijn. Het college kan later tot een ander oordeel komen indien uit de door UPC en Ziggo in het kader van de tariefverplichting opgeleverde informatie evident blijkt dat, gelet op de effecten, de maatregelen niet proportioneel zijn. Deze oordeelsvorming is mede afhankelijk van de hoogte van de implementatiekosten. Om deze reden gaat het college hier nader in op de proportionaliteit In dit hoofdstuk heeft het college vastgesteld welke omvang van de implementatiekosten van UPC en Ziggo wordt gebruikt voor het bepalen van de WSK-tarieven. Deze kosteninschattingen zijn ruimer dan de kosteninschatting zoals deze eerder door het college is gemaakt in het marktanalysebesluit. Hieronder zal het college toelichten dat deze kosteninschattingen van UPC en Ziggo niet hebben geleid tot een ander oordeel omtrent de proportionaliteit van de verplichtingen De inschattingen van UPC en Ziggo inzake de implementatie is gebaseerd op grove aannames van UPC en Ziggo. Op dit moment is nog geen nadere feitelijke informatie over de implementatiekosten beschikbaar Het college acht de inschattingen van UPC en Ziggo bruikbaar voor het vaststellen van de WSKtarieven. De kosten kunnen gebruikt worden om tarieven vast te stellen doordat gebruik wordt gemaakt van een meerjarenvenster. Dit meerjarenvenster wordt periodiek geactualiseerd waardoor uiteindelijk de daadwerkelijke wholesale specifieke kosten worden toegerekend De inschattingen van UPC en Ziggo zijn niet bruikbaar voor het trekken van conclusies over de proportionaliteit van de opgelegde verplichtingen. De ervaringen met de implementatie van WLR bij KPN laat zien dat de kosten in de praktijk substantieel lager kunnen uitvallen. Door de proportionele toerekening van een deel de WSK hebben UPC en Ziggo ook een sterke prikkel om de kosten te minimaliseren. Het feit dat het college de kosteninschattingen van UPC en Ziggo voor nu gebruikt voor 56 Het college heeft de WACC aangepast n.a.v. paragraaf E.5 van de nota van bevindingen. 57 Het college heeft paragraaf 6.4 verduidelijkt n.a.v. paragraaf E.12.6 van de nota van bevindingen. 76

77 het bepalen van de WSK-tarieven impliceert derhalve niet dat het college zijn eigen verwachtingen ten aanzien van de wholesale specifieke kosten van partijen bijstelt Zelfs in het geval dat de door UPC en Ziggo ingeschatte wholesale specifieke kosten de daadwerkelijke kosten blijken te zijn, dan hebben de de statische opbrengsten in het voorzichtige scenario van de effectentoets in het marktanalysebesluit een vergelijkbare omvang, zodat er per saldo dan nog steeds positieve statische effecten zijn Naast de statische opbrengsten zijn er bovendien positieve dynamische effecten te verwachten. De dynamische effecten zijn bij WLR-C juist zeer belangrijk. In hoofdstuk van het marktanalysebesluit zijn deze benoemd. Zo zijn alternatieve aanbieders met WLR-C in staat om een volledige klantrelatie op te bouwen. Met behulp van deze opgebouwde klantrelatie is het eenvoudiger nieuwe digitale rtv-diensten aan te bieden. Dit leidt tot meer innovatie. Daarnaast zijn naar verwachting door WLR-C meer aanbieders instaat om triple play diensten aan te bieden, hetgeen een positief effect heeft op investeringen in infrastructuur en ook leidt tot meer innovatie Het college is daarom ook op basis van de gegevens van UPC en Ziggo van oordeel in alle gevallen de som van de statische en dynamische effecten positief is en dat de opgelegde WLR-Cverplichtingen proportioneel zijn. 6.5 Conclusie 334. Het college acht een proportionele toerekening van de kosten voor de wholesale specifieke kosten noodzakelijk. Wanneer dit niet gebeurt is er namelijk geen sprake van een level playing field. Causale toerekening vergroot immers de kans op marge uitholling. De omstandigheden van dit specifieke geval maken daarmee dat proportionele toerekening de voorkeur geniet boven causale toerekening Tevens biedt een proportionele toerekening van de kosten een goede prikkel aan UPC en Ziggo om haar wholesale specifieke kosten te beheersen Alleen wanneer de kosten proportioneel worden toegerekend zal de opgelegde maatregel het gewenste resultaat opleveren, te weten duurzame concurrentie. Het college stelt het tarief ter dekking van de wholesale specifieke kosten derhalve vast op maximaal 0,13 per maand per abonnee voor UPC en 0,07 per maand per abonnee voor Ziggo met ingang van het moment dat conform het implementatiebesluit de WLR-C diensten orderbaar en leverbaar zijn en voor de duur van één jaar, waarbij het eerste jaar duurt tot 31 maart Daarnaast mogen UPC en Ziggo per wederverkoper eenmalig een tarief rekenen van Het college is van oordeel dat de opgelegde WLR-C-verplichting proportioneel is. Het college trekt deze conclusie ook als wordt uitgegaan van de omvang van de WSK die is gebruikt voor het vaststellen van de WSK-tarieven. 77

78 7 Dictum Gelet op de in de relevante marktanalysebesluiten aan UPC en Ziggo opgelegde verplichtingen en het in het onderhavige besluit gestelde: a. stelt het college voor UPC en Ziggo voor alle diensten waarvoor de WLR-C verplichting geldt de volgende parameters vast: UPC Ziggo a1. Opschoning kosten digitale doorgifte (% van [Vertrouwelijk: XXX] [Vertrouwelijk: XXX] gemiddelde retailtarief) a2. Opschoning kosten content (% van gemiddelde [Vertrouwelijk: XXX] [Vertrouwelijk: XXX] retailtarief) a3. Retail minus (% van geschoonde retailtarief) 20,9% 20,3% a4. Maximale maandtarief WSK ( per aansluiting per 0,13 0,07 maand) a5. Maximale deelnametarief ( per wederverkoper) b. gelden de in randnummer a vastgestelde parameters voor de duur van één jaar vanaf het moment dat release 1 van de WLR-C diensten conform het dictum van het implementatiebesluit orderbaar zijn, waarbij het eerste jaar duurt tot 31 maart 2011; c. stelt het college voor de WLR-C tarieven van UPC en Ziggo de volgende price caps vast: o price caps 1 april 2010 tot 31 maart 2011 = WLR-C tarieven (bijlage B) * (100% + CPI- 2009); o price caps 1 april 2011 tot 31 maart 2012 = price caps 1 april 2010 tot 31 maart 2011 * (100% + CPI-2010); o price caps 1 april 2012 tot 31 maart 2013 = price caps 1 april 2011 tot 31 maart 2012 * (100% + CPI-2011). d. dienen UPC en Ziggo, vanaf het moment dat de WLR-C diensten orderbaar zijn, voor de diensten waarvoor tarieven kunnen worden vastgesteld met toepassing van de retailminus methodiek tarieven te hanteren die maximaal gelijk zijn aan de tarieven aan de hand van de geldende price caps of indien deze lager zijn aan de tarieven die bepaald zijn aan de hand van de geldende parameters. e. dienen UPC en Ziggo voor de WLR-C diensten waarvoor tarieven niet vastgesteld worden met toepassing van de retail-minus methodiek maximaal het maandtarief zoals genoemd in randnummer a4 te hanteren; 78

79 f. treedt het besluit in werking op het moment van publicatie en gelden de tarieven zoals genoemd in randnummer a4 en a5 met ingang van het moment dat conform het implementatiebesluit de WLR-C diensten orderbaar en leverbaar zijn voor de duur van één jaar en waarbij het eerste jaar duurt tot uiterlijk 31 maart 2011; g. keurt het college het door UPC als Ziggo opgeleverde kostentoerekeningssysteem goed met inbegrip van de in dit besluit toegepaste herberekeningen en voor zover het kostentoerekeningssysteem ten grondslag ligt aan de berekening van de tarieven voor WLR-C; HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, mr. C.A. Fonteijn, voorzitter Beroepsmogelijkheid Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven te Den Haag. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA s-gravenhage. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden. Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van het College, telefonisch bereikbaar op (070) of (070)

80 Bijlagen 80

81 Bijlage A Uitkomsten van het onderzoek naar de RoS A.1 Onderzoek naar vergelijkbare bedrijven in Europa 1. De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de twee bedrijven met de meeste vaste telefonieklanten 58 of de meeste kabelklanten 59 in Nederland, België, Frankrijk, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. 60 De berekende cijfers zijn gebaseerd op de nieuwste cijfers die per juni 2009 beschikbaar waren voor het bedrijf of de grootste aandeelhouder van dit bedrijf. Voor sommige bedrijven waren geen cijfers beschikbaar, in dit geval zijn deze niet opgenomen in bovenstaande tabel. Verder zijn de cijfers zo ver mogelijk uitgesplitst naar de betreffende bedrijfstak en is er gepoogd om indien er op de thuismarkt sprake is van een AMM positie, cijfers te gebruiken van een andere markt waarop de aanbieder ook actief is, zodat de cijfers gebaseerd zijn op een competitieve omgeving. Bedrijf RoS Dienst Belgacom 5,4% International Carrier Services British Telecom 14,3% Retail dienstverlening Deutsche Telekom 15,4% Europees mobile France Telecom 15,6% Mobiel KDG 11,7% Alle diensten (voornamelijk kabel) KPN 17,5% Internationaal mobile Liberty Global 12,9% Alle diensten (voornamelijk kabel) P&T Luxembourg 11,7% Alle diensten (post en telecom) NeufCegetel 7,2% Alle diensten (voornamelijk telefonie) Tele2 23,0% Vaste telefonie Telenet 23,4% Alle diensten (voornamelijk kabel) Virgin Media 3,1% Kabel Vodafone 14,3% Geheel (voornamelijk mobiel) UnityMedia 17,0% Kabel Ziggo 10,6% Kabel Nederland Tabel 11 Uitkomsten onderzoek RoS van aanbieders in omringende landen 61 A.2. Onderzoek naar de RoS in mededingingszaken 2. Onderstaande cijfers zijn gebaseerd op de meest relevante zaken uit het onderzoek van Lexonomics naar het gebruik van de RoS in mededingingszaken. 58 Deze bedrijven komen voor Vaste Telefonie uit: Commission of the European Communities, Progress report on the single european electronic communications market 2008, Annex 2, 24 maart Deze bedrijven komen voor Kabel uit Screendigest, Ëuropean Broadband Cable 2008, Juli 2008: 60 Er is namelijk gekozen om voor de WLR van Vaste Telefonie en de WLR voor kabel eenzelfde soort benadering te kiezen. 61 Deze cijfers zijn gebaseerd op de meest recente beschikbare jaarverslagen van de respectievelijke bedrijven. 81

82 Markt Land Datum onderzoek Auteur RoS Periode Telefonie aansluiting + verkeer VK 21 maart 2006 Ofcom 62 8,8% - 10,1% TV stations VK 4 april 2007 L.E.K. 63 6,4% - 16,4% 2005 Reclame via de radio 64 VK 19 oktober 2006 Ofcom 65 12% Retail Telefonie VK 19 oktober 2006 Ofcom 66 10,6% - 14,6% 2004 Detailhandel en supermarkten VK 19 oktober 2006 Ofcom 67 6,1% Post 69 Duitsland oktober 2006 NERA 70 3,9% - 19,5% 2005 Tabel 12 Relevante uitkomsten onderzoek Lexonomics 62 Ofcom, Retail Price Controls, Explanatory Statement and Proposals, Consultation, 21 maart L.E.K., Financial review of channel 4, 4 april De hierbij gepresenteerde cijfers zijn voor bedrijven die door Ofcom zijn geïdentificeerd als zijn bedrijven met een hoge mate van wederverkoop. 65 Ofcom, Radio Advertising Market Research, 19 oktober Idem 67 Idem 68 Dit is het gewogen gemiddelde van dit onderzoek, het ongewogen gemiddelde was 7%. 69 Deze cijfers zijn gebaseerd op de incumbent partijen in de omliggende landen. Verder speelt bij deze cijfers mee dat de marges op de monopolie gedeeltes heel hoog kunnen zijn, maar ook laag, omdat de bedrijven zwaar worden gereguleerd (zoals bij Royal Mail). 70 NERA, The Profitability of The Mail Division of Deutsche Post, oktober

83 Bijlage B Retail-minustarieven Onderstaande tabellen geven het overzicht van de WLR-C-tarieven die gelden in Q Hiernaast dienen de tarieven van de groepsaansluitingen nog in het refferentieaanbod te worden opgenomen. De gemiddelde relevante retailtarieven zijn gebaseerd op de tarieven en volumes per einde Q Deze tarieven zijn exclusief BTW. B.1 Tarieven UPC Q Dienst Relevant retailtarief Wholesaletarief Standaardaansluiting [Vertrouwelijk: XXXX] 8,83 New Install 29,50 18,99 Verhuisvergoeding 29,50 18,99 Her-installatievergoeding 29,50 18,99 Voorrijdvergoeding (kantoortijden) 37,82 24,35 Voorrijdvergoeding (buiten kantoortijden) 46,22 29,76 Voorrijdvergoeding (kantoortijden) - klant niet thuis 29,41 18,94 Voorrijdvergoeding (buiten kantoortijden) - klant niet thuis 37,82 24,35 Vergoeding arbeid per 15 minuten (binnen werktijd) 12,61 8,12 Vergoeding arbeid per 15 minuten (buiten werktijd) 15,97 10,28 Vergoeding van materiaal Werkelijke kosten WSK-tarief (eenmalig per afnemer) n.v.t WSK-tarief (maandelijks per eindgebruiker) n.v.t. 0,13 83

84 B.2 Tarieven Ziggo Q Dienst Relevant retailtarief Wholesaletarief Standaardaansluiting [Vertrouwelijk: XXXX] 8,45 Activering 25,17 16,01 Verhuizing (per ontvangen verhuisorder) 25,17 16,01 Onterecht gemelde storing waarvoor monteur is ingezet (per storing) 29,41 18,71 Voorrijdkosten monteur die werkzaamheden niet kan uitvoeren door afwezigheid eindgebruiker (per voorkomen van situatie) 29,41 18,71 WSK-tarief (eenmalig per afnemer) n.v.t WSK-tarief (maandelijks per eindgebruiker) n.v.t. 0,07 84

85 Bijlage C. Reactie van de NMa Het college heeft de NMa op 18 november verzocht om haar reactie te geven, specifiek over paragraaf van het ontwerpbesluit. De NMa heeft op 25 november 2009 haar reactie gegeven. 85

86 86

87 87

88 Bijlage D. Reactie Europese Commissie Op 22 december 2009 heeft de Europese Commissie haar reactie gegeven op de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de aanvullende informatie. 88

89 89

90 90

91 91

92 92

WLR-C-tarieven UPC en Ziggo

WLR-C-tarieven UPC en Ziggo WLR-C-tarieven UPC en Ziggo - ontwerpbesluit- OPTA/AM/2009/203236 26 november 2009 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2 Reikwijdte van dit besluit... 4 1.3 Proces... 5

Nadere informatie

Besluit Openbare versie. 1 Verloop van de procedure

Besluit Openbare versie. 1 Verloop van de procedure Ons kenmerk: OPTA/AM/2009/203113 Zaaknummer: 09.0257.34 1 Datum 6 november 2009 Besluit van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 15.2, tweede lid,

Nadere informatie

Artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG 1 : geen opmerkingen

Artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG 1 : geen opmerkingen EUROPESE COMMISSIE Brussel, 22/12/2009 C(2009)10734 SG-Greffe (2009) D/12309 Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) Zurichtoren - Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Nederland Ter attentie

Nadere informatie

Annex E. Gescheiden boekhouding

Annex E. Gescheiden boekhouding Annex E. Gescheiden boekhouding Inhoudsopgave E.1 Inleiding... 1 E.2 Kostentoerekening... 2 E.3 Gescheiden financiële rapportage... 2 E.3.1 Algemeen... 2 E.3.2 Financiële overzichten... 3 E.3.2.1 Rapportagestramien...

Nadere informatie

Pagina. Ontwerpbesluit (notificatieversie) «Openbaar» 1 Inleiding. 1.1 Aanleiding voor dit besluit. Datum:

Pagina. Ontwerpbesluit (notificatieversie) «Openbaar» 1 Inleiding. 1.1 Aanleiding voor dit besluit. Datum: Pagina 1/22 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Ons kenmerk: Zaaknummer: Datum: ACM/AM/2013/201251

Nadere informatie

Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Implementatiebesluit WLR-C: UPC Besluit in het kader van de implementatie van de in het marktanalysebesluit van 5 maart 2009 aan UPC opgelegde toegangsverplichting WLR-C Kenmerk: OPTA/AM/2010/200747 Zaaknummer: 09.0042.23 Datum: 10 maart

Nadere informatie

Ontwerp Implementatiebesluit WLR-C: UPC

Ontwerp Implementatiebesluit WLR-C: UPC Besluit in het kader van de implementatie van de in het marktanalysebesluit van 5 maart 2009 aan UPC opgelegde toegangsverplichting WLR-C Kenmerk: OPTA/AM/2009/202876 Zaaknummer: 09.0042.23 Datum: 30 oktober

Nadere informatie

EDC RAPPORTAGE ANNEX 1: MODELBESCHRIJVING EDC. Annex 1 Modelbeschrijving EDC. 29 februari Versie ACM-Openbaar

EDC RAPPORTAGE ANNEX 1: MODELBESCHRIJVING EDC. Annex 1 Modelbeschrijving EDC. 29 februari Versie ACM-Openbaar Annex 1 Modelbeschrijving EDC 29 februari 2016 1-1 Versie ACM-Openbaar 1 INLEIDING Op 17 december 2015 heeft ACM het marktanalysebesluit ontbundelde toegang (hierna: het ULL Besluit ) gepubliceerd. In

Nadere informatie

Implementatiebesluit WLR-C: Ziggo

Implementatiebesluit WLR-C: Ziggo Besluit in het kader van de implementatie van de in het marktanalysebesluit van 5 maart 2009 aan Ziggo opgelegde toegangsverplichting WLR-C Kenmerk: OPTA/AM/2010/200748 Zaaknummer: 09.0042.23 Datum: 10

Nadere informatie

Besluit. Openbaar bedrijfsvertrouwelijke informatie is weergegeven als [vertrouwelijk] 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

Besluit. Openbaar bedrijfsvertrouwelijke informatie is weergegeven als [vertrouwelijk] 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke informatie is weergegeven als [vertrouwelijk] Ons kenmerk: OPTA/EGM/2004/202824 Zaaknummer: E04203048 Datum: 19 augustus 2004 Besluit van het college van de Onafhankelijke

Nadere informatie

Besluit Openbare versie. 1 Inleiding en achtergronden

Besluit Openbare versie. 1 Inleiding en achtergronden Ons kenmerk: OPTA/TN/2007/201623 (openbare versie van OPTA/TN/2007/201620) Zaaknummer: 06.3581.27 Datum 20 augustus 2007 Besluit van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Nadere informatie

UPC Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam, gemachtigde: mr. Q.R. Kroes, advocaat (Allen & Overy, Amsterdam).

UPC Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam, gemachtigde: mr. Q.R. Kroes, advocaat (Allen & Overy, Amsterdam). Besluit inzake geschil Tele2/Online UPC Openbaar Ons kenmerk: OPTA/AM/2010/201200 Zaaknummer: 09.0218.21 Datum: 30 maart 2010 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Nadere informatie

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure Ons kenmerk: OPTA/AM/2010/201657 Zaaknummer: 10.0225.22 Datum: 8 juli 2010 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) op het handhavingsverzoek

Nadere informatie

Besluit inzake geschil Tele2/Online Ziggo Openbaar. 1 Samenvatting

Besluit inzake geschil Tele2/Online Ziggo Openbaar. 1 Samenvatting Ons kenmerk: OPTA/AM/2010/201203 Zaaknummer: 09.0223.21 Datum: 30 maart 2010 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 12.2, eerste lid van

Nadere informatie

Opmerkingen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG 1

Opmerkingen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG 1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14/12/2009 C(2009)10360 SG-Greffe (2009) D/11232 Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) Zurichtoren - Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Nederland Ter attentie

Nadere informatie

Annex B Kostentoerekening en financiële rapportages: wholesale

Annex B Kostentoerekening en financiële rapportages: wholesale Annex B Kostentoerekening en financiële rapportages: wholesale Inhoudsopgave B.1 Inleiding... 1 B.2 Kostentoerekening... 2 B.2.1 Het EDC-systeem van KPN... 2 B.2.2 Meerjarenvensters... 3 B.2.3 Waarderingsgrondslag...

Nadere informatie

DISCUSSIEDOCUMENT TEN BEHOEVE VAN RONDE TAFEL BIJEENKOMST MCTN+

DISCUSSIEDOCUMENT TEN BEHOEVE VAN RONDE TAFEL BIJEENKOMST MCTN+ DISCUSSIEDOCUMENT TEN BEHOEVE VAN RONDE TAFEL BIJEENKOMST MCTN+ Deze tekst is opgesteld als uitgangspunt voor de bespreking tijdens de ronde tafel bijeenkomst over MCTN+ op 28 november 2003. Het hierin

Nadere informatie

Ontwerpbesluit Wholesale price cap (WPC-IIa besluit)

Ontwerpbesluit Wholesale price cap (WPC-IIa besluit) Ontwerpbesluit Wholesale price cap 2009-2011 (WPC-IIa besluit) OPTA/AM/2009/202081 7 september 2009 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding, structuur en samenvatting... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Structuur...

Nadere informatie

Besluit Openbare versie. 1 Samenvatting. 2. Feiten en verloop van de procedure

Besluit Openbare versie. 1 Samenvatting. 2. Feiten en verloop van de procedure Ons kenmerk: OPTA/AM/2008/200549 Zaaknummer: 08.0045.23 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op het verzoek van Tele 2 Nederland BV, Atlantic Holding BV en

Nadere informatie

Schriftelijke bijdrage van Koninklijke KPN N.V. in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure o.g.v. artikel 6b.1 Tw

Schriftelijke bijdrage van Koninklijke KPN N.V. in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure o.g.v. artikel 6b.1 Tw Schriftelijke bijdrage van Koninklijke KPN N.V. in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure o.g.v. artikel 6b.1 Tw n.a.v. de ontwerpbesluiten van OPTA van 19 augustus 2008 inzake de marktanalyse Omroep

Nadere informatie

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn weergegeven als [bedrijfsvertrouwelijk].

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn weergegeven als [bedrijfsvertrouwelijk]. Ons kenmerk: OPTA/EGM/2004/201729 Zaaknummer: E03209088 Datum: 30 juni 2004 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van overgangsrechtelijke bepalingen uit artikel

Nadere informatie

De zienswijze is op de OPTA website onder thema interconnectie te vinden.

De zienswijze is op de OPTA website  onder thema interconnectie te vinden. Inleiding Bij brief van 17 december 2002, kenmerk OPTA/IBT/2002/202957, heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) de markt op de hoogte gebracht

Nadere informatie

Gelet op artikel 6.5 van de Telecommunicatiewet en artikelen 1 en 5 van het Besluit Interoperabiliteit. 1

Gelet op artikel 6.5 van de Telecommunicatiewet en artikelen 1 en 5 van het Besluit Interoperabiliteit. 1 Beleidsregels artikel 5 Besluit Interoperabiliteit OPTA/AM/2013/200251, 7 februari 2013 De Onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit: Gelet op artikel 6.5 van de Telecommunicatiewet en artikelen

Nadere informatie

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertrouwelijk]

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertrouwelijk] Ons kenmerk: OPTA/EGM/2005/200255 [openbare versie] Zaaknummer: E04203085 Datum: 19 januari 2005 van het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van de overgangsrechtelijke

Nadere informatie

2. In dit wijzigingsbesluit past ACM het tariefbesluit MDF Pair Bonding aan op deze twee punten.

2. In dit wijzigingsbesluit past ACM het tariefbesluit MDF Pair Bonding aan op deze twee punten. Ons kenmerk: ACM/DTVP/2016/203111_OV Zaaknummer: 16.0322.37 1 Introductie 1. Op 7 maart 2016 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) een tussenuitspraak 1 gedaan inzake de beroepen

Nadere informatie

Marktanalyse Omroep BESLUIT

Marktanalyse Omroep BESLUIT OPENBAAR Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van Ziggo in het verzorgingsgebied

Nadere informatie

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie)

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie) OPENBAAR Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor de doorgifte van rtvsignalen via en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van UPC in het verzorgingsgebied

Nadere informatie

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit wijziging WLR-marktbesluit Ons kenmerk: OPTA/AM/2008/201838 Zaaknummer: 08.0126.23 Datum: 8 september 2008 1 Inleiding 1. Het College van Beroep voor

Nadere informatie

TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN

TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN Annex A, B en E bij de besluiten betreffende het opleggen van verplichtingen voor ondernemingen die beschikken over aanmerkelijke marktmacht als bedoeld in

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, SG-Greffe (2005) D/206586

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, SG-Greffe (2005) D/206586 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 2.12.2005 SG-Greffe (2005) D/206586 Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Zurichtoren Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Ter attentie van: De heer Chris A. Fonteijn

Nadere informatie

SLU-tarievenbesluit - besluit -

SLU-tarievenbesluit - besluit - SLU-tarievenbesluit - besluit - OPTA/BO/2007/201929, 25 september 2007 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding en samenvatting... 1 1.1 Inleiding... 1 1.2 Structuur... 1 2 Juridisch kader... 2 3 Proces...

Nadere informatie

Dupliek. Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op de ontwerpen voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008 (OPTA/AM/2011/202785)

Dupliek. Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op de ontwerpen voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008 (OPTA/AM/2011/202785) Dupliek Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op de ontwerpen voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008 (OPTA/AM/2011/202785) en AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 3705 14 februari 2013 Beleidsregels artikel 5 Besluit Interoperabiliteit, Onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 29303 29 oktober 2013 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 28 oktober 2013, nr. IENM/BSK-2013/239467,

Nadere informatie

Besluit OPENBAAR. 1 Samenvatting. 2 Procedure

Besluit OPENBAAR. 1 Samenvatting. 2 Procedure Ons kenmerk: OPTA/AM/2009/202889 Zaaknummer: 09.0226.28 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur

Nadere informatie

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie)

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie) OPENBAAR Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van Ziggo in het verzorgingsgebied

Nadere informatie

Pagina 1/8. Retailanalyse zakelijke netwerkdiensten. - vragenlijst - Datum: Ons kenmerk: Zaaknummer:

Pagina 1/8. Retailanalyse zakelijke netwerkdiensten. - vragenlijst - Datum: Ons kenmerk: Zaaknummer: Retailanalyse zakelijke netwerkdiensten Pagina 1/8 - vragenlijst - T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag

Nadere informatie

Besluit. Koninklijke KPN N.V. De heer A.J. Scheepbouwer Postbus GA 'S-GRAVENHAGE. 1 Samenvatting

Besluit. Koninklijke KPN N.V. De heer A.J. Scheepbouwer Postbus GA 'S-GRAVENHAGE. 1 Samenvatting Koninklijke KPN N.V. De heer A.J. Scheepbouwer Postbus 30000 2500 GA 'S-GRAVENHAGE 2500GA30000 Ons kenmerk: Zaaknummer: OPTA/EGM/2003/204650 E03209097 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie

Nadere informatie

Openbare versie [vertrouwelijk] Tariefbesluit P a MDF-dienstinnovaties Ons kenmerk: Zaaknummer: Datum:

Openbare versie [vertrouwelijk] Tariefbesluit P a MDF-dienstinnovaties Ons kenmerk: Zaaknummer: Datum: Verwijderde vertrouwelijke passages zijn gemarkeerd als: [vertrouwelijk]. Tariefbesluit MDF-dienstinnovaties - besluit Pagina Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag 1/32 T 070 722

Nadere informatie

Openbaar. Besluit. 1 Samenvatting

Openbaar. Besluit. 1 Samenvatting Besluit Besluit van de Autoriteit Consument en Markt tot toewijzing van het handhavingsverzoek van T- Mobile. Op grond van artikel 15.2, tweede lid, van de Telecommunicatiewet in samenhang gelezen met

Nadere informatie

Besluit «Openbaar» 1 Verloop van de procedure

Besluit «Openbaar» 1 Verloop van de procedure Ons kenmerk: OPTA/AM/2009/202501 Zaaknummer: 09.0161.34 Datum: 29 september 2009 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 48, eerste lid, van

Nadere informatie

Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008

Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008 Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008 - Ontwerpbesluit ter notificatie - 12 maart 2012 OPTA/AM/2012/200689 Zaaknr. 07.0258.23 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding en samenvatting...

Nadere informatie

Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008

Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008 Aanvullend besluit Marktanalyse Vaste Telefonie 2008 - Ontwerpbesluit - 7 december 2011 OPTA/AM/2011/202785 Zaaknr. 07.0258.23 Consultatie loopt tot en met 18 januari 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding en

Nadere informatie

1 Inleiding Aanleiding voor dit besluit Proces Leeswijzer Juridisch Kader... 5

1 Inleiding Aanleiding voor dit besluit Proces Leeswijzer Juridisch Kader... 5 Pagina 1/40 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info@acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Ons kenmerk: ACM/DTVP/2014/203443 Zaaknummer: 13.0881.37

Nadere informatie

OPTA/EGM/2000/203117. 7 december 2000. 1. Inleiding

OPTA/EGM/2000/203117. 7 december 2000. 1. Inleiding OPTA Goedkeuring van het door KPN opgestelde systeem voor toerekening van kosten en opbrengsten aan huurlijnen en telefonie (Besluit toerekeningssysteem huurlijnen en telefonie) OPTA/EGM/2000/203117 7

Nadere informatie

Ontwerpbesluit. Het college van OPTA Postbus LK Den Haag. Uw kenmerk: OPTA/AM/2011/ Openbare versie. Datum: 8 september 2011

Ontwerpbesluit. Het college van OPTA Postbus LK Den Haag. Uw kenmerk: OPTA/AM/2011/ Openbare versie. Datum: 8 september 2011 Het college van OPTA Postbus 90240 2509 LK Den Haag Uw kenmerk: OPTA/AM/2011/201499 Openbare versie Datum: 8 september 2011 Geachte heer, mevrouw, Graag maakt T-Mobile Netherlands B.V. (hierna: T-Mobile)

Nadere informatie

Pagina. Aan marktpartijen. Den Haag, 12 augustus 2013

Pagina. Aan marktpartijen. Den Haag, 12 augustus 2013 Aan marktpartijen Den Haag, 12 augustus 2013 Ons kenmerk: ACM/DTVP/2013/203435 Contactpersoon: drs. R. Knoop Ruud.Knoop@acm.nl (070) 722 25 65 Onderwerp: Aankondigingstermijn nog te ontwikkelen aansluitnetwerken

Nadere informatie

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangegeven als [bedrijfsvertrouwelijk]

Besluit Openbaar bedrijfsvertrouwelijke passages zijn aangegeven als [bedrijfsvertrouwelijk] Ons kenmerk: OPTA/EGM/2004/202822 (openbare versie) Zaaknummer: E04203021 Datum: 8 augustus 2004 van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van overgangsrechtelijke

Nadere informatie

OPTA/EGM/2003/ U RvB 03/022 pricing. 17 april 2003 E , tariefvoorstel "Tariefpakket Extra" -

OPTA/EGM/2003/ U RvB 03/022 pricing. 17 april 2003 E , tariefvoorstel Tariefpakket Extra - Koninklijke KPN N.V. De heer A.J. Scheepbouwer Postbus 30000 2500 GA 'S-GRAVENHAGE 2500GA30000 Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer OPTA/EGM/2003/201506 2003-U-00147-RvB 03/022 pricing

Nadere informatie

SLU-tarievenbesluit - ontwerpbesluit -

SLU-tarievenbesluit - ontwerpbesluit - SLU-tarievenbesluit - ontwerpbesluit - OPTA/BO/2007/200757, 27 april 2007 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding en samenvatting... 1 1.1 Inleiding... 1 1.2 Structuur... 1 2 Juridisch kader... 2 3 Proces...

Nadere informatie

Marktanalyses OPTA. Naam spreker. Jilles van den Beukel

Marktanalyses OPTA. Naam spreker. Jilles van den Beukel Marktanalyses OPTA Naam spreker Jilles van den Beukel Algemeen Technologie convergeert: de markt kantelt; Horizontale lagenstructuur van de markt; Multiplay ; Wat betekent dit voor de toekomstige regelgeving?

Nadere informatie

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer. ir. H.R. de Kleijn OPTA/AM/2011/ (070)

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer. ir. H.R. de Kleijn OPTA/AM/2011/ (070) Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer ir. H.R. de Kleijn OPTA/AM/2011/202183 (070) 315 35 83 Datum Onderwerp Bijlage(n) 20 september 2011 FTA-MTA-3b - planning en vragen aan marktpartijen

Nadere informatie

Zienswijze. Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op het ontwerp voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008

Zienswijze. Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op het ontwerp voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008 Zienswijze Tele2 Nederland B.V., en EspritXB B.V. op het ontwerp voor het AANVULLEND BESLUIT MARKT- ANALYSE VASTE TELEFONIE 2008 van 7 december 2011 (OPTA/AM/2011/202785) Openbare versie 18 januari 2012

Nadere informatie

Openbaar. Tariefbesluit MDF Pair Bonding. Pagina 1/24. - ontwerpbesluit voor nationale consultatie -

Openbaar. Tariefbesluit MDF Pair Bonding. Pagina 1/24. - ontwerpbesluit voor nationale consultatie - Tariefbesluit MDF Pair Bonding - ontwerpbesluit voor nationale consultatie - Pagina 1/24 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl

Nadere informatie

Reactie Tele2. Ontwerptariefbesluit MDF Pair Bonding

Reactie Tele2. Ontwerptariefbesluit MDF Pair Bonding Reactie Tele2 Ontwerptariefbesluit MDF Pair Bonding 4 september 2013 1. Inleiding Tele2 Nederland B.V ( Tele2 ) reageert hiermee op het ontwerp Tariefbesluit MDF Pair Bonding 2013 van ACM (ACM/DTVP/2013/202472)

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit Aan Directeur-generaal Telecommunicatie en Post, plv. T.a.v. dr. G.A.A.M. Broesterhuizen Postbus 20101 2500 EC DEN HAAG Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 24 mei

Nadere informatie

Wholesale price cap-besluit - WPC-besluit -

Wholesale price cap-besluit - WPC-besluit - Wholesale price cap-besluit - WPC-besluit - OPTA/TN/2006/201811, 27 september 2006 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding, structuur en samenvatting... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Structuur... 3 1.3 Samenvatting...

Nadere informatie

BESLUIT inzake handhaving aanpassing referentieaanbod (H.09.03) OPTA/IBT/2003/202084

BESLUIT inzake handhaving aanpassing referentieaanbod (H.09.03) OPTA/IBT/2003/202084 BESLUIT inzake handhaving aanpassing referentieaanbod (H.09.03) OPTA/IBT/2003/202084 Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) op grond van

Nadere informatie

Bijlage 2: Toelichting op bepaling tariefinkomsten 2010

Bijlage 2: Toelichting op bepaling tariefinkomsten 2010 Bijlage 2: Toelichting op bepaling tariefinkomsten 2010 Bijlage bij besluit 103310_1/43. 1. In deze bijlage legt de NMa uit hoe de toegestane tariefinkomsten voor TenneT tot stand zijn gekomen. De transporttarieven

Nadere informatie

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Marktanalyse Vaste Telefonie - Ontwerpbesluit - 29 juli 2008 OPTA/AM/2008/201597 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding en samenvatting... 9 1.1 Inleiding...9

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 34546 13 oktober 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 oktober 2015, nr. IENM/BSK-2015/ 197529,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 501 Wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht Nr. 2 VOORSTEL VAN

Nadere informatie

- Openbare versie - Tariefbesluit. Ontbundelde glastoegang (FttH) Den Haag, 25 juni 2009 OPTA/AM/2009/201367

- Openbare versie - Tariefbesluit. Ontbundelde glastoegang (FttH) Den Haag, 25 juni 2009 OPTA/AM/2009/201367 - Openbare versie - Tariefbesluit Ontbundelde glastoegang (FttH) Den Haag, 25 juni 2009 OPTA/AM/2009/201367 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Proces... 4 2.1 Relatie met de beoordeling door de NMa... 4

Nadere informatie

Pagina. Koninklijke KPN N.V. De heer J.F.E. Farwerck Postbus GA 'S-GRAVENHAGE. Den Haag, 28 juli 2015

Pagina. Koninklijke KPN N.V. De heer J.F.E. Farwerck Postbus GA 'S-GRAVENHAGE. Den Haag, 28 juli 2015 Koninklijke KPN N.V. De heer J.F.E. Farwerck Postbus 30000 2500 GA 'S-GRAVENHAGE Den Haag, 28 juli 2015 Aantal bijlagen: 3 Ons kenmerk: ACM/DTVP/2015/203921 Contactpersoon: drs. R. Knoop Ruud.Knoop@acm.nl

Nadere informatie

TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN

TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN Annex Q Nota van bevindingen inzake de ten aanzien van annex A tot en met H bij de ontwerpbesluiten ontvangen bedenkingen OPTA/TN/2005/203078, 4 november

Nadere informatie

SLU-tarieven Eenmalige en maandelijkse vergoedingen met betrekking tot SDF Access Lijnen en SDF Access Collocatie

SLU-tarieven Eenmalige en maandelijkse vergoedingen met betrekking tot SDF Access Lijnen en SDF Access Collocatie Issuedocument SLU-tarieven Eenmalige en maandelijkse vergoedingen met betrekking tot SDF Access Lijnen en SDF Access Collocatie 12 Januari 2007 Introductie Dit document beschrijft 4 vraagstukken die betrekking

Nadere informatie

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT I Inleiding 1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) publiceert hierbij richtsnoeren die aangeven

Nadere informatie

Wholesale price cap-besluit - ontwerp -

Wholesale price cap-besluit - ontwerp - Wholesale price cap-besluit - ontwerp - OPTA/TN/2006/200897, 25 april 2006 Openbare versie Inhoudsopgave 1 Inleiding, structuur en samenvatting... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Structuur... 3 1.3 Samenvatting...

Nadere informatie

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer KPN Corporate Legal & Regulatory De heer M.A. Prinsen Geerligs Postbus 30000 2500 GA 'S-GRAVENHAGE 2500GA30000 Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer mw. drs. M.E. Remijnse OPTA/ACNB/2008/200612

Nadere informatie

OPTA, kabeltoegang en auteursrecht

OPTA, kabeltoegang en auteursrecht Universiteit Leiden Kabeldoorgifte en auteursrecht OPTA, kabeltoegang en auteursrecht Remy Chavannes 6 februari 2009 1 Indeling Wat is WLR-C? Auteursrechtelijke vragen Openbaarmakingsbegrip Toegangsregulering

Nadere informatie

OPTA/IBT/2002/ s-gravenhage, 30 oktober 2002

OPTA/IBT/2002/ s-gravenhage, 30 oktober 2002 OORDEEL INZAKE TRANSPARANTE EN VERIFIEERBARE FACTURERINGSPROCEDURE OORDEEL VAN HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT OP BASIS VAN ARTIKEL 4 VAN DE VERORDENING 2887/2000

Nadere informatie

Bijlage: Gegevensset. Vragen aan marktpartijen

Bijlage: Gegevensset. Vragen aan marktpartijen Bijlage: Gegevensset Vragen aan Algemeen 1. Met het oog op de monitoring van de bestaande marktanalysebesluiten en de ontwikkelingen die van belang zijn voor een volgende ronde van marktanalysebesluiten:

Nadere informatie

OPTA/IBT/2003/ A. Inleiding

OPTA/IBT/2003/ A. Inleiding BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT INZAKE KOPPELKABELS TEN BEHOEVE VAN DE ONTBUNDELDE TOEGANG TOT HET AANSLUITNET OPTA/IBT/2003/202226 A. Inleiding 1. Onderhavig

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 58700 25 oktober 2017 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 9 oktober 2017, nr. IENM/BSK-2017/216399,

Nadere informatie

Besluit Openbaar vertouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertouwelijk]

Besluit Openbaar vertouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertouwelijk] vertouwelijke passages zijn aangemerkt als [bedrijfsvertouwelijk] Ons kenmerk: OPTA/TN/2005/202885 (openbare versie van OPTA/TN/2005/202606) Zaaknummer: T05201028 Datum: 13 september 2005 Besluit van het

Nadere informatie

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie)

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie) OPENBAAR Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van CAIW in het verzorgingsgebied

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 82, eerste lid, jo. artikel 82, vierde lid, van de Gaswet. Nummer

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

Implementatiebesluiten WLR-C

Implementatiebesluiten WLR-C Implementatiebesluiten WLR-C Implementatiebesluit WLR-C: UPC, kenmerk OPTA/AM/2010/200747 Implementatiebesluit WLR-C: Ziggo, kenmerk OPTA/AM/2010/200748 Openbare versies van de in de nationale consultatie

Nadere informatie

OPENBAAR. Beleidsregels inzake gedragsregel 5

OPENBAAR. Beleidsregels inzake gedragsregel 5 Beleidsregels inzake gedragsregel 5 Beleidsregels OPTA/AM/2009/201145 27 mei 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 1.1 Aanleiding... 2 1.2 Proces... 3 2 Gedragsregel 5... 3 2.1 Gedragsregel 5 in de marktanalysebesluiten...

Nadere informatie

Pagina. Tariefbesluit WBA Doe-Het-Zelf monteursproces en MDF en SDF Doe-Het-Zelf Project en Bulkmigraties

Pagina. Tariefbesluit WBA Doe-Het-Zelf monteursproces en MDF en SDF Doe-Het-Zelf Project en Bulkmigraties Pagina 1/23 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Tariefbesluit WBA Doe-Het-Zelf monteursproces en MDF

Nadere informatie

Onderwerp: Rotterdam, 29 september 2008 Zienswijze ontwerpbesluiten Omroep

Onderwerp: Rotterdam, 29 september 2008 Zienswijze ontwerpbesluiten Omroep YouCa B.V. Postbus 4115 3006 AC Rotterdam Email: info@youca.nl Aan de OPTA t.a.v. het College van OPTA Postbus 90420 2509 LK Den Haag Onderwerp: Rotterdam, 29 september 2008 Zienswijze ontwerpbesluiten

Nadere informatie

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit OPENBARE VERSIE Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor doorgifte van rtv-signalen en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting

Nadere informatie

OPTA/IBT/2001/ A 29 juni 2001 Bijlage(n): 2 OPENBARE VERSIE. Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

OPTA/IBT/2001/ A 29 juni 2001 Bijlage(n): 2 OPENBARE VERSIE. Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit OPTA/IBT/2001/201828 A 29 juni 2001 Bijlage(n): 2 OPENBARE VERSIE Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Bepaling van de door KPN Telecom B.V. voor de periode

Nadere informatie

2 De aanvraag van Belcentrale van 26 maart 2018

2 De aanvraag van Belcentrale van 26 maart 2018 Besluit Ons kenmerk : ACM/UIT/500275 Zaaknummer : ACM/18/032976 Datum : 27 september 2018 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op het verzoek tot handhaving van Belcentrale.nl B.V. van 26 maart

Nadere informatie

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit De Hooggeleerde Heer Prof. Dr. J. Arnbak Postbus LK s Gravenhage

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit De Hooggeleerde Heer Prof. Dr. J. Arnbak Postbus LK s Gravenhage Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit De Hooggeleerde Heer Prof. Dr. J. Arnbak Postbus 90420 2509 LK s Gravenhage Tevens per e-mail verzonden naar SecrEindgebruikersmarkt@opta.nl Den Haag,

Nadere informatie

Marktanalyse Vaste Telefonie. Presentatie voorontwerp besluiten Remko Bos 1 juli 2005

Marktanalyse Vaste Telefonie. Presentatie voorontwerp besluiten Remko Bos 1 juli 2005 Marktanalyse Vaste Telefonie Presentatie voorontwerp besluiten Remko Bos 1 juli 2005 1 Inhoud presentatie Marktanalyse in drie stappen Retailmarkten: marktafbakening en dominantie Wholesalemarkten: afbakening,

Nadere informatie

Marktanalyse Breedband

Marktanalyse Breedband Marktanalyse Breedband Wholesale-breedbandtoegang - Besluit - Besluit betreffende het opleggen van verplichtingen voor ondernemingen die beschikken over een aanmerkelijke marktmacht als bedoeld in hoofdstuk

Nadere informatie

BELEIDSREGELS NUMMERHANDEL OPTA

BELEIDSREGELS NUMMERHANDEL OPTA BELEIDSREGELS NUMMERHANDEL OPTA Inleiding De wetgever heeft in de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) het college de bevoegdheid gegeven om op te treden tegen nummerhandel. Op grond van artikel 4.3 Tw en

Nadere informatie

Besluit aangaande de tarieven voor mobiele gespreksafgifte op het netwerk van [NAAM MNO]

Besluit aangaande de tarieven voor mobiele gespreksafgifte op het netwerk van [NAAM MNO] Besluit aangaande de tarieven voor mobiele gespreksafgifte op het netwerk van [NAAM MNO] - ontwerp - OPTA/TN/2006/201891, 21 juni 2006 OPENBARE VERSIE Inhoudsopgave 1 Inleiding, structuur en samenvatting...

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998. Nummer 103176_2/5 Betreft

Nadere informatie

Bespreking banken 21 juli 2016 Drinkwatertarief WMD: hoe komt het tot stand? Wettelijk kader

Bespreking banken 21 juli 2016 Drinkwatertarief WMD: hoe komt het tot stand? Wettelijk kader Bespreking banken 21 juli 2016 Drinkwatertarief WMD: hoe komt het tot stand? Wettelijk kader Inleiding Het wettelijk kader voor het toezicht op de tarieven die drinkwaterbedrijven in rekening brengen voor

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) als bedoeld in artikel 81e, tweede lid van de Gaswet.

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) als bedoeld in artikel 81e, tweede lid van de Gaswet. Pagina 1/9 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Ons kenmerk: ACM/DE/2013/204448 Zaaknummer: 13.0835.52

Nadere informatie

Reactie op het aanvullende ontwerpbesluit VT 2011

Reactie op het aanvullende ontwerpbesluit VT 2011 Reactie op het aanvullende ontwerpbesluit VT 2011 Ten aanzien van dit ontwerpbesluit heeft Vodafone de volgende opmerkingen. Marktafbakening Bij de marktafbakening van de retailmarkt sluit OPTA aan bij

Nadere informatie

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit TARIEFREGULERING en GESCHEIDEN BOEKHOUDING KPN Annex A tot en met H bij de ontwerpbesluiten betreffende het opleggen van verplichtingen voor ondernemingen

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998.

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998. Pagina 1/8 Muzenstraat 41 2511 WB Den Haag Postbus 16326 2500 BH Den Haag T 070 722 20 00 F 070 722 23 55 info @acm.nl www.acm.nl www.consuwijzer.nl Ons kenmerk: ACM/DE/2013/204449 Zaaknummer: 13.0836.52

Nadere informatie

1 Inleiding Leeswijzer Wettelijke basis van dit besluit Context van dit besluit Inhoudelijke context

1 Inleiding Leeswijzer Wettelijke basis van dit besluit Context van dit besluit Inhoudelijke context 1 Inleiding... 3 2 Leeswijzer... 3 3 Wettelijke basis van dit besluit... 3 4 Context van dit besluit...4 4.1 Inhoudelijke context...4 4.2 Wettelijke context...6 5 Procedure... 8 6 Beoordeling voorstel...9

Nadere informatie

2 De aanvraag van Belcentrale van 26 maart 2018

2 De aanvraag van Belcentrale van 26 maart 2018 Besluit Ons kenmerk : ACM/UIT/500277 Zaaknummer : ACM/18/032974 Datum : 27 september 2018 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op het verzoek tot handhaving van Belcentrale.nl B.V. van 26 maart

Nadere informatie

Zienswijze UPC Nederland B.V. en UPC Nederland Business B.V. inzake OPTA ontwerp besluit marktanalyse vaste telefonie

Zienswijze UPC Nederland B.V. en UPC Nederland Business B.V. inzake OPTA ontwerp besluit marktanalyse vaste telefonie ZIENSWIJZE UPC NEDERLAND B.V. EN UPC NEDERLAND BUSINESS B.V. D.D. 8 SEPTEMBER 2011 INZAKE ONTWERP BESLUIT MARKTANALYSE VASTE TELEFONIE (OPTA/AM/2011/201499) VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE

Nadere informatie

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie)

Marktanalyse Omroep. Ontwerpbesluit (notificatie) OPENBAAR Marktanalyse Omroep Analyse van de wholesalemarkt voor doorgifte van rtv-signalen via en het op wholesaleniveau leveren van de aansluiting op het omroeptransmissieplatform van Delta in het verzorgingsgebied

Nadere informatie