Milieu- en natuurrapport Vlaanderen in zakformaat. MIRA-T 2003 thema s

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Milieu- en natuurrapport Vlaanderen in zakformaat. MIRA-T 2003 thema s"

Transcriptie

1 Milieu- en natuurrapport Vlaanderen in zakformaat MIRA-T 23 thema s

2 1 Mira-T 21 in zakformaat

3 Hebt u vragen of suggesties, dan kunt u ons contacteren op het volgende adres: MIRA, Milieu- en natuurrapport Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Van Benedenlaan Mechelen tel.: mira@vmm.be Inleiding MIRA-T 23 in zakformaat is het kleine broertje van het jaarlijkse themarapport van de Vlaamse Milieumaatschappij. Het zakboekje biedt een eigen selectie van de 175 indicatoren uit de verschillende hoofdstukken van MIRA-T 23. Per indicator zijn telkens de voornaamste feiten en cijfers overzichtelijk samengevat. Sommige indicatoren waren ook al te vinden in de vorige edities van het zakboekje, andere indicatoren zijn nieuw. Nieuw dit jaar in MIRA-T 23 zijn de drie impacthoofdstukken met indicatoren voor de gevolgen van milieuverstoring voor mens, natuur en economie. Samen met de sector- en themahoofdstukken maakt dit de analyse van de milieuverstoringen in Vlaanderen completer. Dit jaar zijn er ook nieuwe themahoofdstukken over Niet-ioniserende straling, Gebruik van GGO s en Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers. Met deze wisselende thema s wil MIRA inspelen op de actualiteit en zo goed mogelijk de vinger aan de pols houden van de milieutoestand in Vlaanderen. We hopen dat deze VMM-uitgave u veel te bieden heeft. Het MIRA-projectteam, november 23 1 MIRA-T 23 in zakformaat

4 Inhoudstafel Steekkaart Vlaanderen 8 Sectoren 1.1 Bevolking 1 Eco-efficiëntie van de bevolking Preventie-indicator: afval per consumptie-eenheid 1.2 Industrie 12 Eco-efficiëntie van de industrie Lozingen van CZV, N en zware metalen in bedrijfsafvalwater 1.3 Energie 14 Energiegebruik in Vlaanderen Energie- en koolstofintensiteit van Vlaanderen Eco-efficiëntie van de energiesector Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen 1.4 Landbouw & visserij 18 Eco-efficiëntie van de landbouw & visserij Omvang en vangsten van de Belgische zeevisserij 1.5 Verkeer & vervoer 2 Eco-efficiëntie van het wegverkeer Marginale milieuschadekosten van wegvoertuigen 1.6 Handel & diensten 22 Eco-efficiëntie van handel & diensten: energiegebruik per eenheid activiteit Interne milieuzorg: papiergebruik in het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 1.7 Toerisme & recreatie 24 Ruimtegebruik door toerisme & recreatie in Vlaanderen

5 Elke indicator van de milieuthema s en gevolgen krijgt een eindbeoordeling aan de hand van een zogenaamde smiley of gezichtje. De evaluatie slaat op de veranderingen van de indicator over de weergegeven periode. positieve evolutie, met de doelstelling binnen bereik onduidelijke evolutie of beperkte positieve evolutie, maar onvoldoende om de doelstelling te bereiken negatieve evolutie, verder weg van de doelstelling? nog onvoldoende informatie beschikbaar Thema s 2.1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen (VOS) 26 NMVOS-emissie in lucht Benzeenconcentratie in omgevingslucht 2.2 Verspreiding van producten van onvolledige verbranding (POV s) 28 PAK-emissie in lucht Dioxineconcentratie in koemelk 2.3 Verspreiding van zware metalen 3 Emissie van zware metalen in oppervlaktewater: As, Cd, Cr, Hg, Ni Cu, Pb, Zn Bioaccumulatie van zware metalen in palingen 3 MIRA-T 23 in zakformaat

6 2.4 Verspreiding van bestrijdingsmiddelen 32 Druk op waterleven door gewasbescherming Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater 2.5 Verspreiding van zwevend stof 34 Emissie van PM1 en PM2,5 Jaargemiddelde PM1-concentratie 2.6 Ioniserende straling 36 Vast nucleair afval opgeslagen in afwachting van berging Blootstelling door radiologische onderzoeken en nucleaire geneeskunde 2.7 Lawaai 38 Percentage van de bevolking blootgesteld aan wegverkeergeluid boven 65 db(a)? Gemiddeld aantal maandelijks vliegtuiggecorreleerde nachtelijke geluidspieken boven 75 db(a) 2.8 Stank 4? Doelgroepen als veroorzakers van ernstige tot extreme geurhinder 2.9 Lichthinder 41 Kunstmatige hemelluminantie (hemelgloed) 2.1 Versnippering 42 Toename van de bebouwing 2.11 Verstoring van de waterhuishouding 44 Afstroming van verharde en niet verharde oppervlakte Ondiepe grondwaterstand in natuurgebieden

7 2.12 Vermesting 46 Overschot op de bodembalans van de landbouw Rode Lijst hogere planten ingedeeld naar stikstoftolerantie 2.13 Verzuring 48 Potentieel verzurende emissie Verzurende depositie 2.14 Fotochemische luchtverontreiniging 5 Jaaroverlast (AOT6 ppb -max8u) voor de gezondheid en jaargemiddelde (GMD-max8u) van ozon Ruimtelijke verspreiding van de ozonoverlast voor de gezondheid 2.15 Aantasting van de ozonlaag 52 Emissie van ozonafbrekende stoffen Dikte van de ozonlaag boven Ukkel, poolgebied en de evenaarszone 2.16 Klimaatverandering 54 Emissie van broeikasgassen Evolutie van de neerslag 2.17 Gebruik van grondstoffen 56 Totale Materialen Behoefte Directe Materialen Input t.o.v. het BBP Vlaanderen 5 MIRA-T 23 in zakformaat

8 2.18 Beheer van afvalstoffen 58 Aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval: totaal terminaal te verwijderen Hoeveelheid gestort bedrijfsafval 2.19 Kwaliteit oppervlaktewater 6 Gemiddelde concentratie NH 4 -N, NO 3 -N, o-po 4, CZV en O 2 Belgische Biotische Index (BBI) 2.2a Kwaliteit bodem: verontreiniging 62 Evolutie van het gekend aantal verontreinigde gronden? Gekend aantal verontreinigde gronden met minerale olie in b Kwaliteit bodem: erosie 64 Erosiviteit van de neerslag Bodemerosie in Vlaanderen 2.21 Niet-ioniserende straling 66 Bevolking blootgesteld aan gemiddeld B-veld van,4 µt Elektrisch veld rond GSM-zendmasten 2.22 Gebruik van GGO s 68? Oppervlakte veldproeven met transgene gewassen in België? Oppervlakte transgene gewassen wereldwijd 2.23 Verspreiding van PCB s 7 Nog te vernietigen PCB-houdende apparaten PCB-concentratie in voedsel

9 2.24 Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers 72 Gebruik van gebromeerde vlamvertragers Concentratie van gebromeerde vlamvertragers in paling uit oppervlaktewater Gevolgen voor mens, natuur en economie 3.1 Mens 74? Verloren gezonde levensjaren (DALY s) in Vlaanderen? Biomonitoring van genotoxische stoffen 3.2 Natuur 76 Amfibieën Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) 3.3 Economie 78 Verschuiving van belastingen op arbeid naar milieuschadelijke activiteiten Internalisering van de externe kosten van wegverkeer 7 MIRA-T 23 in zakformaat

10 Steekkaart Vlaanderen Vlaanderen België EU-15 Totale bevolking (22): ,6 miljoen Oppervlakte: km km km 2 Hoofdstad: Brussel Brussel Brussel Hoogste punt: Voeren (288 m) Botrange (694 m) Mont Blanc (4 81 m) Bevolkingsdichtheid (22): 442 inwoners/km inwoners/km inwoners/km 2 Aantal private huishoudens (22): , miljoen (2) Groei bevolking (199-22): 4,1 % 3,6 % 4,4 % Groei aantal huishoudens ( ): 1,5 % 1,9 %.. Gemiddeld aantal personen per huishouden (22): 2,45 2,39 2,43 (2) Aandeel bevolking 65 jaar en ouder in 22: 17,1 % 16,9 % 16,3 % Aandeel bevolking jonger dan 15 jaar in 22: 16,8 % 17,6 % 16,8 % Bruto Binnenlands Product* (BBP) (22): 149,6 miljard euro 261,7 miljard euro miljard euro (21) BBP* per inwoner (22): euro euro euro (21) Jaarlijkse gemiddelde reële groei BBP tijdens : 2,3 % 2,1 % 2,3 % : 1,7 % 1,6 % 1,6 % Uitvoer als percentage van BBP (2): 14 % 81 % 11 % Werkzaamheidsgraad** (21): 63,4 % 59,9 % 63,8 % Werkloosheidsgraad*** (21): 4, % 6,6 % 7,6 %

11 Aantal gemeenten: Bebouwde oppervlakte (22): km 2 (16,8 %) km 2 (1,8 %).. Aantal dodelijke verkeersslachtoffers per 1 inwoners (2): 14,6 14,4 1,9 Levensverwachting (bij geboorte) (2) mannen: 76, jaar 74,4 jaar 75,3 jaar vrouwen: 81,9 jaar 8,8 jaar 81,4 jaar * cijfers uitgedrukt in werkelijke prijzen, ** aantal werkenden (*** werklozen) als % van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar).. = niet beschikbaar Bron: APS, Eurostat Yearbook 23, Kadaster, MIRA-T 23, NIS, VRIND MIRA-T 23 in zakformaat

12 1.1 Bevolking Eco-efficiëntie van de bevolking index* huishoudelijk afval koopkracht oppervlakte voor wonen energiegebruik huishoudens CZV (afvalwater) terminaal te verwijderen huishoudelijk afval * Het referentiejaar van koopkracht, oppervlakte voor wonen, energiegebruik, huishoudens en CZV (chemisch zuurstofverbruik) is 199, dat van huishoudelijk afval en terminaal te verwijderen huishoudelijk afval Bron: NIS, VMM, Vito-Energiebalans, OVAM. De oppervlakte voor wonen neemt nog steeds toe en stijgt sneller dan de toename van huishoudens. Sinds 2 lijkt de hoeveelheid huishoudelijk afval te stagneren en het energiegebruik vertoont de laatste jaren een dalende trend. Het is afwachten of deze verbetering zich verder zet en of de bevolking er in slaagt ontkoppeling te realiseren. De huishoudelijke belasting van het oppervlaktewater (CZV) is dankzij het gevoerde waterzuiveringsbeleid duidelijk afgenomen sinds De hoeveelheid terminaal te verwijderen afval daalt sinds 1996 door de sterke groei van de selectieve inzameling. Beide drukindicatoren vertonen een absolute ontkoppeling. huishoudens koopkracht totaal huishoudelijk afval oppervlakte voor wonen CZV x 1 euro/inw. kg/inw. m 2 /inw. GJ/inw. kg/inw. energiegebruik terminaal te verwijderen afval kg/inw. 199/ ,6 22, / ,5 15,7 169 inw. = inwoner

13 Preventie-indicator: afval per consumptie-eenheid index (1996 = 1) Het consumptie-afval of het afval voortgebracht door de consumptie van huishoudens daalt in de periode De productaankopen of de uitgaven van een gezin aan producten die afval voortbrengen, vertonen een stijgend verloop. De preventie-indicator of de verhouding tussen beide, wijst op ontkoppeling: per euro die geconsumeerd wordt, is er een dalende trend in afvalproductie vast te stellen. De oorzaak kan zowel bij de consumenten liggen (er wordt gelet op de hoeveelheid afval bij aankoop) als bij de producenten (minder verpakkingen, meer herbruikbare verpakkingen) productaankopen consumptie-afval preventie-indicator Bron: OVAM. 11 MIRA-T 23 in zakformaat

14 1.2 Industrie Eco-efficiëntie van de industrie index (199 = 1) afvalproductie productie-index energetisch energiegebruik broeikasgassen Bron: NIS, OVAM, Vito-Energiebalans, VMM. watergebruik verzurende stoffen CZV in afvalwater zware metalen in afvalwater De productie-index (conjunctuurindicator voor de industriële productie) steeg tussen met 26 %. De emissies van verzurende stoffen en NMVOS daalden dankzij o.a. procesgeïntegreerde maatregelen, gebruik van DeNOx- en DeSOxinstallaties, overschakeling op zwavelarme brandstof, gebruik van oplosmiddelen met een lager NMVOS-gehalte Het energetisch energiegebruik, de daaraan gekoppelde broeikasgasemissies en de afvalproductie stegen. De lozingen van o.a. CZV, N en zware metalen in afvalwater kenden een dalend verloop dankzij een hogere efficiëntie van zuiveringsprocédés, hernieuwde processen productieindex afvalproductie kton 9 283* ** energetisch energiegebruik PJ emissie verzurende stoffen 1 6 Zeq * 1992, ** 21; CZV = chemisch zuurstofverbruik, Zeq = zuurequivalenten CZV in afvalwater ton 81 66*

15 Lozingen van CZV, N en zware metalen in bedrijfsafvalwater CZV (kton O 2 ) N (kton) zware metalen (ton metaalequivalenten) chemie metaal voeding textiel papier CZV = chemisch zuurstofverbruik, BZV = biochemisch zuurstofverbruik Bron: VMM. andere De industriële lozingen van BZV en CZV daalden aanzienlijk over de periode : met 57 % voor BZV en met 51 % voor CZV. De belangrijkste reducties vonden plaats in de voedings- en textielnijverheid en de andere industrieën. Voor de zware metalen is de totale emissie tussen 1992 en 22 met 74 % gedaald, hoofdzakelijk in de periode tot en met De grootste lozers zijn de metaalsector (43 %) en de chemie (24 %). De lozingen van stikstof en fosfor daalden onafgebroken en lagen in 22 beduidend lager dan in 1992 (respectievelijk -42 % en -6 %). In 22 bedroeg het totale geloosde debiet van bedrijfsafvalwater 213 miljoen m 3. Tot halfweg de jaren 9 was er een stijging waar te nemen, maar sinds 1999 daalt het geloosde debiet. Dit is o.a. te danken aan verhoogde heffingen op grondwaterwinning en op afvalwaterlozingen, waardoor meer en meer bedrijven spaarzamer omgaan met water. 13 MIRA-T 23 in zakformaat

16 1.3 Energie Energiegebruik in Vlaanderen energiegebruik (PJ) energie bevolking industrie energetisch industrie niet-energetisch landbouw & visserij verkeer & vervoer handel & diensten Het bruto binnenlands energiegebruik (BBE) in Vlaanderen steeg met 35,6 % tussen 199 en 22. De stijging is het grootst bij industrie, handel & diensten en verkeer & vervoer. Landbouw & visserij laat als enige sector een daling optekenen. De stijging voor industrie is vnl. het gevolg van een toegenomen niet-energetisch eindgebruik (inzet van energiedragers als grondstof). Het energiegebruik bij handel & diensten is deels klimaatgebonden, maar nam vooral toe door het groeiend aantal kantoren en handelsruimtes. Bij verkeer & vervoer blijken de technologische verbeteringen nog onvoldoende om het effect van een verhoogde vraag naar mobiliteit te compenseren. Een kwart van het BBE gaat binnen de energiesector verloren bij de omzetting van de ene energievorm naar de andere of bij het transport en de distributie van energie naar de eindgebruikers. netto binnenlands energiegebruik bruto binnenlands energiegebruik (BBE) * * voorlopige cijfers Bron: Vito-Energiebalans. (PJ) energie bevolking industrie landbouw & visserij verkeer & vervoer handel & diensten ,4 24,4 43,1 34,1 161,9 55,4 22* 383,7 23,1 663,5 29,9 223,8 89,3

17 Energie- en koolstofintensiteit van Vlaanderen index (199 = 1) bruto binnenlands energiegebruik (BBE) BBP Vlaanderen energiegerelateerde CO 2 -emissie energie-intensiteit* koolstofintensiteit** * energie-intensiteit = hoeveelheid BBE per eenheid BBP uitgedrukt in constante prijzen van 199 ** koolstofintensiteit = hoeveelheid energiegerelateerde CO 2 -emissie per eenheid BBE Bron: Vito-Energiebalans, APS. 15 MIRA-T 23 in zakformaat De energie-intensiteit die de energie-afhankelijkheid van Vlaanderen in beeld brengt daalde onafgebroken sinds 1998, maar lag in 22 nog 6,2 % hoger dan in 199. De recente afname komt vooral door het toenemend economisch belang van de minder energie-intensieve sector handel & diensten in vergelijking met de industrie. De koolstofintensiteit meet hoe succesvol het beleid is in de beperking van de CO 2 -emissie als gevolg van het (energetisch) gebruik van koolstofintensieve brandstoffen. De daling van de koolstofintensiteit begin de jaren 9 kwam er niet zozeer dankzij een overschakeling naar minder koolstofintensieve brandstoffen of de efficiëntere inzet van fossiele brandstoffen, maar door de sterke toename van het industrieel nietenergetisch energiegebruik. Om de energie-afhankelijkheid te beperken en in het kader van de klimaatproblematiek voert de Vlaamse overheid momenteel een beleid rond rationeel energiegebruik (REG).

18 Eco-efficiëntie van de energiesector index (1995 = 1) energetische output eigen energiegebruik & energieverliezen broeikasgassen watergebruik incl. koelwater ozonprecursoren verzurende stoffen De energetische output van de energiesector dit is de som van de energie-inhoud van zijn eindproducten zoals benzines of elektriciteit nam sterk toe in de periode : +52 %. Ondanks deze stijging slaagde de sector erin zijn milieudruk terug te dringen. De emissie van de broeikasgassen schommelt al jaren rond het niveau van 1995, maar de emissies van verzurende stoffen en ozonprecursoren blijven afnemen. Ook het watergebruik (incl. aanzienlijke hoeveelheden koelwater) vertoont een onafgebroken dalende trend. Het eigen energiegebruik en de energieverliezen van de sector nemen minder uitgesproken toe dan de energetische output. energetische output PJ eigen energiegebruik en -verliezen PJ 1 6 m 3 watergebruik broeikasgassen kton CO 2 -eq emissie ozonprecursoren ton TOFP verzurende stoffen 1 6 Zeq * * 21 i.p.v. 22; TOFP = Troposferic Ozone Forming Potential, Zeq = zuurequivalenten Bron: Vito, VMM.

19 Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen elektriciteit (GWh) andere (1) PV / zon (2) wind biomassa (3) waterkracht (1) co-verbranding van hout, slib en/of olijfpitten + vergisting organisch afval, (2) jaarlijks meeverrekend maar nagenoeg verwaarloosbaar, (3) waterzuiveringsslib, mest, groente-, fruit- en tuinafval of GFT en stortgas Bron: ODE. 17 MIRA-T 23 in zakformaat Van alle elektriciteit geproduceerd in Vlaanderen werd MWh of,38 % opgewekt d.m.v. hernieuwbare energiebronnen in 22. Dit betekent een stijging met 95 % t.o.v. 21. Windenergie, biomassa en andere blijken daarbij ongeveer even belangrijke bronnen. Door de beperkte hoogteverschillen blijft het aandeel van waterkracht beperkt. De stroomproductie d.m.v. fotovoltaïsche cellen is moeilijk in te schatten, maar bedraagt waarschijnlijk minder dan,5 % van de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Iedere elektriciteitsleverancier is sinds 1 januari 22 verplicht om een minimumaandeel van zijn verkoop aan eindafnemers te betrekken uit hernieuwbare energiebronnen in Vlaanderen. Dit minimumaandeel bedroeg,8 % in 22 en zal verder toenemen tot 6%in21.In22kwamende leveranciers maar aan,38 % van de stroom geleverd via de distributienetten. Voor elke ontbrekende MWh dienden ze een boete van 75 euro te betalen. (MWh) biomassa (3) wind waterkracht PV / zon (2) andere (1)

20 1.4 Landbouw & visserij Eco-efficiëntie van de landbouw & visserij index (1995 = 1) bruto toegevoegde broeikasgasemissie waarde basisprijzen energiegebruik druk op waterleven door gewasbescherming verzurende stoffen vermestende stoffen * voorlopige cijfers; bruto toegevoegde waarde in constante prijzen, Seq = verspreidingsequivalenten, Meq = vermestingsequivalenten, Zeq = zuurequivalenten Bron: CLE, VMM, NBB, Vito, UGent, VLM. De milieudruk van de landbouw & visserij neemt af. Vooral de verzurende en vermestende emissie daalden sterk met meer dan 35 % sinds 199. Drijvende krachten achter de daling in 21 zijn de kleiner wordende veestapel, het dalende kunstmestgebruik en geringere nutriënteninhoud van het veevoeder. De dalende veestapel en het geringere energiegebruik in de glastuinbouw verklaren de dalende broeikasgasemissie. De druk op het waterleven door gewasbescherming is gedaald in de periode maar neemt sindsdien weer licht toe. bruto toegevoegde waarde 1 6 euro PJ 1 9 Seq vermestende stoffen Meq emissie verzurende stoffen 1 6 Zeq energiegebruik gewasbescherming broeikasgassen kton CO 2 -eq ,1 39,8 57, ,1 31,1 51, ,7 33,1 32, *.. 29,9.. 3, = niet beschikbaar

21 Omvang en vangsten van de Belgische zeevisserij index (198 = 1) vermogen (kw) per vaartuig vangst demersale vis aantal vaartuigen Het aantal vaartuigen en het gemiddelde vermogen (in kilowatt) per vaartuig geeft een indicatie van de visserijinspanning. In vergelijking met 198 is het aantal vaartuigen gedaald met 37 %. Het gemiddelde vermogen per vaartuig is gedurende dezelfde periode gestegen met ca. 7 %. Dit is een effect van het Europese visserijbeleid. Ten opzichte van 198 is de totale Belgische visaanvoer met 33 % gedaald. In het Noordoosten van de Atlantische Oceaan, waartoe de Noordzee gerekend wordt, en in de Baltische zee bevindt 27 % van de visstocks zich buiten de veilige biologische grenzen. Daarom werd in 23 het Europese visserijbeleid grondig hervormd (bv. stopzetten van overheidssteun voor nieuwbouw van vissersvaartuigen) vangst demersale vis (ton) aantal vaartuigen vermogen per vaartuig (kw) Demersale vis (bodembewonend): bv. kabeljauw, schol, tong, rog Bron: Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Dienst Zeevisserij. 19 MIRA-T 23 in zakformaat

22 1.5 Verkeer & vervoer Eco-efficiëntie van het wegverkeer personenvervoer index (199 = 1) goederenvervoer index (199 = 1) 6 6 '9 '92 '94 '96 '98 ' '2* '9 '92 '94 '96 '98 ' '2* personen energiegebruik personen personenkilometers personen milieuschadekosten BBP goederen energiegebruik goederen tonkilometers goederen milieuschadekosten * voorlopige cijfers; Bruto Binnenlands Product (BBP) in constante prijzen Bron: APS; Labeeuw, 23; Vito-Energiebalans; Vito; VMM. De groei van het personenvervoer over de weg volgde de groei van het BBP in de periode , met uitzondering van het jaar 2. Tussen het energiegebruik en het personenvervoer over de weg doet zich nog geen ontkoppeling voor. Er is echter wel een absolute ontkoppeling tussen de milieuschadekosten (luchtvervuiling en klimaatverandering) en de personenkilometers. In 22 waren de milieuschadekosten nagenoeg 3 % lager dan in 199, dit als gevolg van de steeds strengere Europese emissienormen. De transportstromen van het goederenvervoer over de weg kenden in de periode een veel sterkere groei dan het BBP. Het energiegebruik van het goederenvervoer over de weg steeg in deze periode sterker dan de tonkilometers. De milieuschadekosten stegen minder sterk en daalden in 22 voor het eerst. BBP personenkm tonkm energiegebruik energiegebruik MSK personen MSK goederen personen goederen 1 9 euro PJ PJ 1 6 euro 1 6 euro ,3 52,1 19,3 113, 42, ,5 63,5 3,* 144, 71, * cijfer voor 21; MSK = milieuschadekosten

23 Marginale milieuschadekosten van wegvoertuigen marginale milieuschadekosten (euro/1 personenkm) 5, 4,5 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5 klimaat luchtverontreiniging marginale milieuschadekosten (euro/1 tonkm) * * * * * * * personenwagen bus moto vrachtwagen benzine LPG diesel zware lichte * voorlopige cijfers; marginale milieuschadekost: milieuschadekost veroorzaakt door een bijkomende personen- of tonkilometer Bron: Vito, VMM. In de periode zijn de marginale milieuschadekosten (luchtverontreiniging en klimaatverandering) per vervoersprestatie voor elke voertuigcategorie gedaald. Dit is het gevolg van dalende schadekosten gerelateerd aan luchtverontreiniging, door de implementatie van Europese richtlijnen voor het beperken van de emissies. Bij het personenvervoer is de LPG-wagen het meest milieuvriendelijk, de benzinewagen scoort iets minder goed. Hoewel de bus een schaalvoordeel heeft, komt hij in 22 pas op de derde plaats qua kosten per personenkilometer. De moto is tweemaal meer belastend voor het milieu dan de LPG-wagen. De dieselauto heeft de hoogste milieuschadekosten omwille van zijn deeltjesuitstoot. Bij het goederenvervoer vertonen de lichte vrachtwagens de hoogste milieuschadekosten, zij hebben niet het schaalvoordeel (laadcapaciteit) van de zware vrachtwagens. 21 MIRA-T 23 in zakformaat

24 1.6 Handel & diensten Eco-efficiëntie van handel & diensten: energiegebruik per eenheid activiteit index (1995 = 1) hotels en restaurants (per eenheid bruto toegevoegde waarde) handel (per eenheid bruto toegevoegde waarde) gezondheidszorg (per ziekenhuisbed) onderwijs (per leerling) totaal handel & diensten (per eenheid bruto toegevoegde waarde) kantoren en administratie (per werknemer) Bruto toegevoegde waarde in constante prijzen; energiegebruik gecorrigeerd volgens de graaddagenmethode zodat het effect van temperatuurschommelingen wordt weggefilterd. Bron: Administratie Gezondheidszorg, 23; APS; NBB; RSZ, 23; Vito-Energiebalans. De eco-efficiëntie van handel & diensten verslechterde tijdens de periode : per eenheid activiteit lag het energiegebruik in 21 in alle deelsectoren uitgezonderd kantoren en administratie hoger dan in In de meeste deelsectoren is er wel een verbetering merkbaar sinds 2 of 21. Ook voor de totale sector is dit het geval, maar in 21 was per eenheid bruto toegevoegde waarde toch nog 5 % meer energie nodig dan in De deelsector hotels en restaurants scoorde het slechtst: het energiegebruik steeg tussen 1995 en 21 met 62 %, terwijl de bruto toegevoegde waarde met 5 % daalde. Bij kantoren en administratie steeg de activiteitsindicator (+23 %) sterker dan het energiegebruik (+22 %) en is er dus sprake van een zeer beperkte relatieve ontkoppeling.

25 Interne milieuzorg: papiergebruik in het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aantal per personeelslid kg per personeelslid kopieën aangekocht kringlooppapier aangekocht TCF-papier TCF = chloorvrij gebleekt standaardpapier Bron: Afdeling Aankoopbeheer, Departement AZF. Jaarlijks worden er gemiddeld 9 3 kopieën (links) per personeelslid gemaakt op fotokopieertoestellen in het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, of ongeveer 44 kopieën per personeelslid per werkdag. Sensibilisatieacties hebben nog niet tot een vermindering van het aantal kopieën geleid. Bovendien is de aankoop van standaardpapier (rechts) dat gebruikt wordt in de fotokopieertoestellen maar ook in printers en de 4 kopiecentrales sterk gestegen. In 21 werd bijna 1 kg standaardpapier per personeelslid aangekocht wat vergelijkbaar is met 2 vellen A4. Door het massaal installeren van PC s en printers is het aantal afdrukken sterk gestegen. Terwijl elektronische communicatie vaak gezien wordt als een middel om aan papierbesparing te doen, blijkt dit een omgekeerd effect te hebben. Wel positief is dat het aandeel van kringlooppapier toeneemt. 23 MIRA-T 23 in zakformaat

26 1.7 Toerisme & recreatie Ruimtegebruik door toerisme & recreatie Ruimtegebruik recreatieterreinen en gebouwen voor recreatie en sport (22) bodembezetting (x 1 ha) oppervlakte (ha) N km totaal toerisme & recreatie tuinen en parken gebouwen voor recreatie en sport recreatieterreinen Cijfers hebben betrekking op 22. Bron: Toerisme Vlaanderen o.b.v. kadastergegevens. Bron: NIS.

27 Ruimte (liefst een aantrekkelijke en groene omgeving) vormt een belangrijke voorwaarde voor toerisme & recreatie. Toeristische activiteiten staan echter in concurrentie met andere functies zoals wonen, natuur, bedrijven, landbouw Toerisme & recreatie veroorzaakt ook een druk op het milieu door betreding en gebruik van natuur, gebruik van energie en water, productie van afval en afvalwater, hinder, uitstoot van schadelijke stoffen door transport Het ruimtegebruik in Vlaanderen door parken en tuinen (met een relatief beperkte druk op het milieu) neemt af, maar het ruimtegebruik door harde toeristischrecreatieve infrastructuur (recreatieterreinen en gebouwen voor recreatie en sport) stijgt. De inplanting van deze infrastructuur kan leiden tot versnippering en verstoring van natuurlijke biotopen. In de belangrijkste toeristische regio s zoals de kust, de Kempen en de Kunststeden is de druk door harde toeristisch-recreatieve infrastructuur op de ruimte het grootst. 25 MIRA-T 23 in zakformaat

28 2.1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen (VOS) NMVOS-emissie in lucht NMVOS-emissie (kton) * natuur & tuinen handel & diensten verkeer & vervoer landbouw & visserij energie industrie bevolking doel 21 * voorlopige cijfers; NMVOS = niet-methaan vluchtige organische stoffen Bron: VMM. In 22 lag de NMVOS-emissie voor Vlaanderen 36 % lager dan in 199 vooral dankzij inspanningen in de industrie en in het verkeer & vervoer. De emissies werden herberekend t.o.v. de vorige jaren (bv. aanpassing gegevens van het wagenpark). Binnen de industrie blijven de chemie, de metaalverwerking en de grafische nijverheid de belangrijkste bronnen. Deze deelsectoren hebben wel reeds grote emissiereducties verwezenlijkt door invoering van o.a. thermische of katalytische verbranding, damprecuperatie, watergebaseerde inkten, minder vluchtige solventen en gesloten systemen. De emissiedaling bij verkeer & vervoer is het gevolg van wagennormeringen, reglementering inzake vluchtigheid en benzeengehalte van benzine en de verdieselijking van het wagenpark (diesel bevat minder NMVOS dan benzine). (ton) bevolking industrie energie verkeer & vervoer handel & diensten natuur & tuinen *

29 Benzeenconcentratie in omgevingslucht benzeenconcentratie (µg/m 3 ) 4, 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,, industriegebied stedelijk gebied niet-stedelijk gebied De gemiddelde benzeenconcentratie in de omgevingslucht (op 8 meetplaatsen) daalde met een factor 2 tussen 1996 tot 22 en bedroeg 1,1 µg/m 3 in 22. Dit is gevoelig lager dan de doelstelling voor 21 van 5 µg/m 3. Verkeer & vervoer blijft de belangrijkste emissiebron van benzeen. Sterk verhoogde benzeenconcentraties worden gemeten aan drukke wegen en parkeergarages (grootteorde: 1 µg/m 3 ) en tijdens het tanken (grootteorde: 1 µg/m 3 ). Chauffeurs en passagiers in de wagen worden blootgesteld aan benzeenconcentraties van enkele tientallen µg/m 3. Ook in binnenruimten (woning, werkplaats) zijn mensen blootgesteld aan NMVOS. Binnen blijken concentraties gemiddeld ongeveer dubbel zo hoog als in de buitenlucht. De belangrijkste bronnen zijn het gebruik van verven, lijmen en schoonmaakproducten maar ook bouwmaterialen, bureaubenodigdheden en roken. In woningen in de binnenstad werden concentraties gemeten die gemiddeld 2 à 4 maal hoger zijn dan in woningen buiten de stad. Bron: VMM. 27 MIRA-T 23 in zakformaat

30 2.2 Verspreiding van producten van onvolledige verbranding (POV s) PAK-emissie in lucht PAK-emissie (ton) Sinds 1993 is meer dan 5 % van de totale PAK-emissie afkomstig van de sector bevolking ten gevolge van de gebouwenverwarming, vooral op steenkool en hout. In 22 liep dit aandeel zelfs op tot 68,4 %. Belangrijke bijdragen zijn tevens afkomstig van het verkeer & vervoer (22,6 %) en de industrie (7,9 %). De hout- en meubelsector had in 22 een totale uitstoot van kg of een aandeel van 77 % in de totale industriële uitstoot. Dit is wel bijna een halvering ten opzichte van 2. De bijdrage van de wegenbouw (in 199 nog 35 %) is sinds 1995 praktisch verwaarloosbaar door het verbod op het gebruik van teerhoudend asfalt en viel in 22 terug op verkeer & vervoer industrie bevolking doel 21 (ton) bevolking industrie verkeer & vervoer PAK s: polyaromatische koolwaterstoffen Bron: Vito.

31 Dioxineconcentratie in koemelk dioxineconcentratie (pg TEQ/g vet) 3, 2,5 2, 1,5 1,, lente herfst zomer Bron: Ministerie van Landbouw. Dioxines in het vet van koemelk zijn een goede indicator voor de plaatselijke belasting. De gemiddelde concentratie in mengstalen voor gans Vlaanderen neemt sinds 1995 gestaag af (van ± 2,5 pg TEQ/g vet in 1995 naar minder dan 1 in 22). Deze daling is een gevolg van de verminderde dioxine-emissie, vooral door drastische sanering en gebruik van schone technologie bij de afvalverbranding en in sinterinstallaties. Sinds juni 22 wordt in de mengmelk ook het gehalte aan dioxine-achtige PCB s bepaald. Deze analyse resulteerde in een gemiddelde van 1,37 en 2,18 pg TEQ/g vet voor respectievelijk de zomer en de winter 22, en 1,56 pg TEQ/g vet voor de lente 23. Deze waarden moeten worden opgeteld bij de waarden voor de dioxines vooraleer te toetsen aan normen. Sinds 1 juli 22 is de norm voor het gehalte aan dioxines en dioxineachtige PCB s 3 pg TEQ/g vet. Voor 22 en 23 overschrijden de mengstalen deze grenswaarde net niet. 29 MIRA-T 23 in zakformaat

32 2.3 Verspreiding van zware metalen Emissie van zware metalen in oppervlaktewater As, Cd, Cr, Hg, Ni Cu, Pb, Zn emissie (ton) ,1-66 % -93 % As Cd Cr Cu Hg Ni Pb Zn % -35 % % % -43 % % doel 22 In de periode zijn de lozingen in oppervlaktewater van alle zware metalen sterk gereduceerd, dit o.a. door verbeterde procestechnieken en meer efficiënte afvalwaterzuivering. Desondanks wordt de doelstelling voor 22 voor Cu, Pb en Zn niet gerealiseerd. Voor Cr en Cd wordt nu reeds aan de doelstelling voor 21 voldaan. De diffuse emissies vormen een belangrijke bijdrage in de totale emissie. Naarmate de industriële en huishoudelijke afvalwaters meer worden gezuiverd, nemen de diffuse lozingen in aandeel toe. Relevante diffuse bronnen zijn o.a. bodemerosie, uit- en afspoeling, depositie, meststoffen, houtverduurzamingsmiddelen en corrosie van bouwmaterialen. (kg) As Cd Cr Cu Hg Ni Pb Zn Bron: MNZ, 1995; EPAS, 1995; Aquafin; VMM.

33 Bioaccumulatie van zware metalen in paling in % Metingen van polluenten in spierweefsel van palingen geven een aanwijzing voor de kwaliteit van de Vlaamse binnenwateren. Momenteel bestaat het palingmeetnet (IBW) uit meer dan 3 meetplaatsen verspreid over kanalen, rivieren en beken, afgesloten waters en polderwaterlopen. De analyseresultaten zijn opgedeeld in kwaliteitsklassen ten opzichte van de referentiewaarde voor de verschillende zware metalen. Voor Cd, Pb, As en Ni worden op verschillende historisch verontreinigde locaties (o.a. de Kempische kanalen) meetresultaten gevonden die sterk afwijken van de referentiewaarden. Enkel op het Kanaal van Beverlo worden echter de consumptienormen overschreden voor Cd en Pb. Hg (n=261) Cd (n=261) Pb (n=261) Cu (n=219) Zn (n=219) Ni (n=219) Cr (n=219) As (n=136) niet afwijkend licht afwijkend afwijkend sterk afwijkend n = aantal meetplaatsen Bron: IBW. 31 MIRA-T 23 in zakformaat

34 2.4 Verspreiding van bestrijdingsmiddelen Druk op waterleven door gewasbescherming index Seq (totaal Seq 199 = 1) gebruik (miljoen kg) Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, gebaseerd op 14 7 verkoopcijfers binnen en buiten de landbouwsector, is gedaald met 18 % tussen 199 en 21. Omdat het gebruik in 12 6 kg actieve stof onvoldoende de milieurisico s weergeeft, wordt 1 5 het gebruik gewogen op ecotoxiciteit en verblijftijd in het 8 4 milieu. De druk op het waterleven, te begrijpen als risico voor 6 3 het waterleven, wordt uitgedrukt als de som van de verspreidingsequivalenten (ΣSeq). De ΣSeq daalde met 19 % tussen en 21, onder meer door een dalend gebruik van het 2 1 insecticide lindaan en het herbicide paraquat. De afstand tot de doelstelling, de halvering van de ΣSeq in 25 t.o.v. 199, was hiermee in 21 nog niet voor de helft overbrugd. totaal gebruik totaal Seq doel Seq 25 Bron: Vakgroep Gewasbescherming, UGent. Seq akkerbouw Seq tuinbouw Seq landbouw Seq niet-landbouw gebruik (1 6 kg actieve stof) 6,3 6,7 5,9 5,2 totaal ΣSeq ΣSeq landbouw (akker- en tuinbouw) ΣSeq niet-landbouw Index met totaal ΣSeq 199 = 1; ΣSeq = som van verspreidingsequivalenten.

35 Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater in 22 Aantal aangetroffen bestrijdingsmiddelen Bron: VMM N km In 22 bemonsterde VMM het oppervlaktewater op 134 plaatsen. Het pakket gemeten bestrijdingsmiddelen bestond uit 19 actieve stoffen, waaronder ook een aantal afbraakproducten. Vooral in de Haspengouwse fruitstreek en in het IJzerbekken werd een grote verscheidenheid aan bestrijdingsmiddelen teruggevonden. Ook in het Leiebekken werden er relatief veel stoffen gedetecteerd. De herbiciden diuron en glyfosaat werden in meer dan 6 % van de meetplaatsen teruggevonden. Omdat voor deze en vele andere stoffen geen specifieke normen bestaan, is een algemene beoordeling niet mogelijk. Wel is er een verbetering zichtbaar voor de groep van organochloorbestrijdingsmiddelen. In 22 werd slechts op 13 % van de meetplaatsen nog normoverschrijding vastgesteld, tegenover een veelvoud in de voorgaande jaren. 33 MIRA-T 23 in zakformaat

36 2.5 Verspreiding van zwevend stof Emissie van PM1 en PM2,5 emissie (kton) 5 PM PM1 PM1 PM PM2,5 2 PM2,5 PM2,5 PM2, handel & diensten verkeer & vervoer energie industrie In 22 werd een nieuwe inventaris van de emissie van PM1 en PM2,5 in gebruik genomen. Door het in rekening brengen van nieuwe bronnen en de aanpassing van emissiefactoren, leidde dit tot een verhoging van eerder gepubliceerde gegevens. Sinds 1995 is de PM1-emissie gedaald dankzij het gebruik van nieuwe technologie en de omschakeling naar schonere brandstoffen. De sectoren industrie, energie en landbouw & visserij kenden een lichte stijging in 22. Landbouw & visserij is de belangrijkste bron van PM1-emissie, maar deze emissie is onzeker. Bovendien is deze emissie vermoedelijk minder belangrijk vanuit het oogpunt van de gezondheid omdat het vooral over opwaaiend stof bij bewerking van landbouwgronden gaat. De PM2,5-emissie blijkt voor 38,5 % veroorzaakt door de uitlaat-emissie van personenverkeer en goederentransport. landbouw & visserij bevolking Bron: VMM.

37 Jaargemiddelde PM1-concentratie PM1 (µg/m 3 ) De jaargemiddelde PM1-concentratie bleef in 22 voor zowel het industrieel, het voorstedelijk, het stedelijk en het landelijk gebied onder de 4 µg/m 3 (doelstelling voor 25). Toch zijn er nog overschrijdingen vastgesteld in 3 van de 16 meetstations. De doelstelling voor 21 werd nog in geen enkel meetstation gehaald. PM1 en PM2,5 worden aanzien als enkele van de belangrijkste luchtpolluenten met nadelige gezondheidseffecten. De externe gezondheidskosten voor PM1 worden begroot op zo n 25 euro per persoon of zo n 1,5 miljard euro voor heel Vlaanderen industrieel gebied Vlaanderen voorstedelijk gebied landelijk gebied doel 25 doel 21 stedelijk gebied (µg/m 3 ) industrieel voorstedelijk stedelijk landelijk Vlaanderen Meetresultaten hoger dan in vorige edities door afstemming met Europese referentiemethode... = niet beschikbaar Bron: VMM. 35 MIRA-T 23 in zakformaat

38 2.6 Ioniserende straling Vast nucleair afval opgeslagen in afwachting van berging hoeveelheid afval (duizend m 3 ) laagactief afval Bron: NIRAS. middelactief afval hoogactief afval De hoeveelheid radioactief afval die wordt opgeslagen in afwachting van definitieve berging neemt jaarlijks toe. NIRAS raamt de afvalvolumes tegen 27 op 72 m 3 laagactief afval, 8 9 m 3 middelactief afval en 2 1 à 5 m 3 hoogactief afval. Ruim de helft van het laagactief afval en een deel van het middelactief afval zal afkomstig zijn van de ontmanteling van bestaande nucleaire installaties. Het onderzoek naar passende bergingsmethodes is nog aan de gang. Eind 22 bleken enkele tientallen vaten met opgeslagen radioactief afval gebreken (roestvorming of zwelling) te vertonen. Die vaten dateren uit de jaren 8 en waren bestemd voor storting in zee, hetgeen nooit heeft plaatsgevonden. Er is geen radioactiviteit in de omgeving terechtgekomen, maar een nieuwe behandeling en verpakking van het afval in die vaten dringt zich op omdat ze niet voldoen aan de huidige acceptatiecriteria voor berging. (m 3 ) laagactief afval middelactief afval hoogactief afval

39 Blootstelling door radiologische onderzoeken en nucleaire geneeskunde dosis t.g.v. radiologische onderzoeken per inwoner (msv) 2, 1,8 1,6 1,4 1,2 1,,8,6,4, Vlaanderen (alle radiologische onderzoeken samen) Bij de radiologische onderzoeken zien we dat de dosis afkomstig van de meer performante maar ook meer belastende CT-onderzoeken in 11 jaar verdubbeld is tot ongeveer 1 msv per jaar. De toename door CT wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een afname van conventionele onderzoeken. In 21 kwam de gemiddelde blootstelling in Vlaanderen ten gevolge van radiologische onderzoeken uit op 1,81 msv. Om richtinggevende drempelwaarden te kunnen opstellen, moeten de apparaten voor radiodiagnose voortaan voorzien zijn van een systeem om de opgelopen dosis te bepalen. De gemiddelde jaardosis t.g.v. nucleaire geneeskunde in Vlaanderen wordt per hoofd van de bevolking geschat op,19 msv. De som van beiden brengt de gemiddelde medische blootstelling in Vlaanderen op 2, msv per jaar. Dit is hoog in vergelijking met andere West-Europese landen. België andere radiologische onderzoeken België CT CT = Computed Tomography Bron: H. Mol (EHSAL) op basis van RIZIV. 37 MIRA-T 23 in zakformaat

40 2.7 Lawaai Percentage van de bevolking blootgesteld aan wegverkeergeluid boven 65 db(a) aandeel van de bevolking in Vlaanderen (%) Het gemiddelde geluidsniveau door wegverkeer, overdag opgemeten 35 aan de huisgevel, stabiliseert terwijl de gemiddelde verkeersintensiteit verder toeneemt. Dit is het gevolg van stiller wordende voertuigen, verlaagde rijsnelheid en verbeterde 3 wegdekkwaliteit. De groei van de verkeersintensiteit is echter geconcentreerd op reeds drukke plaatsen waar ook het zwaar 25 verkeer zich concentreert. Hierdoor daalt het percentage van de bevolking blootgesteld aan relatief hoog wegverkeergeluid (> 65 db(a)) niet. Dit geldt zowel voor berekeningen op basis 2 vandemetingen(l,steekproef)alsopbasisvanverkeerstellingen Aeq,dag (L Aeq,dag, geluidskaart). Om tegen 27 de beleids- 15 doelstelling uit het MINA-plan 3 (23-27) te bereiken (2 % van de bevolking) moeten maatregelen ingevoerd worden op L Aeq,dag geluidskaart > 65dB(A) het vlak van ruimtelijke ordening en om het gebruik van voertuigen L Aeq,dag steekproef > 65dB(A) te beperken en verkeersstromen te sturen. doel 27 Bron: metingen en geluidskaart INTEC-UGent, verkeerstellingen AWV.

41 ? Gemiddeld aantal maandelijkse vliegtuiggecorreleerde nachtelijke geluidspieken boven 75 db(a) in 22 locatie aantal/maand Tervuren* 3 Duisburg 4 Evere 5 Perk 12 Grimbergen 2 St. P.-Woluwe 43 Wemmel 8 Sterrebeek 19 Koningslo* 12 Grimbergen* 186 Nossegem 219 Kampenhout 241 N.O.-Heembeek 283 Veltem 291 Diegem 447 Kortenberg 5 Er zijn aanwijzingen dat equivalente geluidsdrukniveaus de geluidsbelasting op het gebied van slaapverstoring onvoldoende weergeven. Het aantal en de hoogte van de geluidspieken zijn eveneens belangrijke bepalende factoren. Het aantal nachtelijke vliegtuiggecorreleerde geluidspieken boven 75 db(a) rond de luchthaven Brussel-Nationaal verschilt sterk tussen de meetposten en is afhankelijk van de afstand van de meetpost tot de luchthaven en de ligging van de vliegroutes. Omwille van de onstabiele situatie op het vlak van vluchtroutes rond de luchthaven Brussel-Nationaal en de onzekerheid rond het toekomstige beleid, is het op dit ogenblik nog onmogelijk om deze indicator verder te evalueren. * gemiddeld aantal per maand voor periode november-december 22 Bron: ATF-K.U.Leuven, BIAC, AMINAL. 39 MIRA-T 23 in zakformaat

42 2.8 Stank? Doelgroepen als veroorzakers van ernstige tot extreme geurhinder in 21 3 % 2 % 12 % 13 % 2 % 23 % De laatste volledige gegevens over stank dateren van eind 2 - begin 21. Toen werd in opdracht van AMINAL een enquête (Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek) uitgevoerd om na te gaan in welke mate Vlamingen gehinderd zijn door geur. Uit de respons bleek 7 % ernstig tot extreem gehinderd te zijn door geur, 12 % was tamelijk gehinderd. Verkeer & vervoer kwam als grootste bron van geurhinder naar voor. Ook de industrie en bevolking werden als belangrijke bronnen aangeduid. Wanneer enkel naar spontane klachten bij de overheid wordt gekeken (inventarisatie in 1997 en 21) blijken burenhinder, landbouw en industrie de belangrijkste bronnen van geurhinder te zijn. bevolking industrie* landbouw verkeer & vervoer handel & diensten water- en waterzuivering * inclusief activiteiten die behoren tot afvalverzameling en -verwerking (in MIRA handel & diensten) en tot de energiesector Bron: AMINAL.

43 2.9 Lichthinder Kunstmatige hemelluminantie (hemelgloed) in 2 De kunstmatige hemelluminantie of hemelgloed wordt veroorzaakt door kunstlicht en geeft een beeld van de totale lichtvervuiling. Het verband tussen bevolkingsdichtheid en lichtvervuiling in Europa is duidelijk zichtbaar. Zo is de kunstmatige hemelluminantie het hoogst in Vlaanderen, het grootste deel van Nederland en het noordwesten van Duitsland. De laagste waarden komen voor in afgelegen gebieden in Frankrijk en Spanje. In het MINA-plan 3 (23-27) werd de doelstelling opgenomen dat er tegen 27 in Vlaanderen geen gebieden meer mogen voorkomen met een hemelgloed die 9 keer groter is (> 9 %) dan de natuurlijke hemelluminantie (tussen.3 uur en 5. uur s nachts). % van de natuurlijke hemelluminantie < 11 % 33 % - 1 % 11 % - 33 % 1 % - 3 % Bron: Cinzano P., Falchi F., 2. 3 % - 9 % > 9 % 41 MIRA-T 23 in zakformaat

44 2.1 Versnippering Toename van de bebouwing bruto bebouwing (%) /1 Lendelede (+3,5 %) 16/1 Schilde (+2,2 %) 24/1 Putte (+3,2 %) 23/1 Baasrode (+2,8 %) 31/1 Ternat (+1,5 %) 21/4 Nevele (+2,4 %) 21/1 Wingene (+1,6 %) 32/1 Bertem (+1,6 %) 18/1 Hamont-Achel (+,4 %) 15/1 St.-Gillis Waas (+3,1 %) 8/2 Hoogstraten (+3,5 %) 17/1 Dessel (+2,9 %) 12/3 Bredene (+3, %) 14/1 Bassevelde (+1,9 %) 2/1 Zoutenaaie (+,8 %) gemiddelde Bron: NGI-orthofotobestanden en terreininventarisatie door Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, K.U.Leuven.

45 De voornaamste oorzaak van versnippering is de systematisch foutieve aanwezigheid van bebouwing: té veel bebouwing, té verspreide bebouwing, lintbebouwing e.d. Bovendien wordt er nog steeds een toename van bebouwing waargenomen. De versnippering van de open ruimte veroorzaakt diverse milieuproblemen zoals meer verspreide geluidshinder en lucht-, wateren bodemverontreiniging. De analyse van de bebouwing in 199, 1995 en 2 gebeurde op basis van digitale orthofotoreeksen. De bebouwing in augustus 23 werd ter plaatse opgetekend. Er werden 15 kaartbladen geanalyseerd van elk 8 km 2, regelmatig verdeeld over Vlaanderen. Elk kaartblad werd genoemd naar een centraal voorkomende plaats. Als we kijken naar de bebouwingstoestand in 23 kunnen we vaststellen dat de kaartbladen Lendelede, Schilde en Putte erg volgebouwd zijn (meer dan 5 % van het kaartblad is bebouwd). De kaartbladen Zoutenaaie en Bassevelde daarentegen vertonen nog veel open ruimte (minder dan 25 % van het kaartblad is bebouwd). Als we kijken naar de evolutie van de bebouwing over de periode kan voor alle kaartbladen een toename van de bebouwing vastgesteld worden. Lendelede en Hoogstraten kenden de sterkste groei sinds 199. De kaartbladen met de kleinste aangroei van bebouwing zijn Zoutenaaie en Hamont-Achel. 43 MIRA-T 23 in zakformaat

46 2.11 Verstoring van de waterhuishouding Afstroming van verharde en niet verharde oppervlakte verharde/niet verharde afstroming,5,4,3,2, Bron: Afdeling Water, AMINAL. De toename van verharde oppervlakte in Vlaanderen leidt zowel tot een verhoogde afstroming van water naar de waterlopen als tot een verminderde infiltratie van water naar de ondergrond. Naast de totale oppervlakte aan bebouwde percelen in Vlaanderen en de effectieve bebouwing van deze percelen, werd ook de afstroming vanaf niet verharde oppervlakte in rekening gebracht. De totale afstroming (verharde en niet verharde afstroming) is sinds 1987 met minder dan 4 % toegenomen, terwijl de verhouding verharde tot niet verharde oppervlakte is toegenomen met 41 %. Deze toename kan een belangrijke invloed hebben op het optreden van overstromingen.

47 Ondiepe grondwaterstand in natuurgebieden voortschrijdend gemiddeld peil (m),3,2,1 -,1 -,2 -, De ondiepe grondwaterpeilen in 11 natuurgebieden vertonen jaarlijkse seizoensgebonden schommelingen. Door de uitzonderlijk droge periode tussen juli 1995 en juli 1996 daalden de peilen in alle gebieden. Sinds 1996 nam het peil gestaag toe en bereikte een maximum in 21, een jaar met uitzonderlijk veel neerslag. De stijgende trend van de grondwaterpeilen in de natuurgebieden is wellicht het gecombineerde effect van enkele opeenvolgende natte jaren en een wijziging in het beheer van de natuurgebieden ten voordele van natte natuurtypes. Zo worden in veel natuurgebieden de kleinere grachten niet meer onderhouden waardoor hun drainerende werking langzaam vermindert. Grypenveld Olens Broek Hoeleden Frans Segers res. Gulke Putten Horst Leiemeersen Hageven Dijlevallei Molenbeekvallei Potpolder Kruibeke Bron: Watina grondwaterdatabank, IN. 45 MIRA-T 23 in zakformaat

48 2.12 Vermesting Overschot op de bodembalans van de landbouw kg N/ha stikstofoverschot doel stikstof 27 kg P/ha fosforoverschot doel fosfor 21 Het overschot op de landbouwbodembalans is het verschil tussen wat op de landbouwbodem terechtkomt (mest, depositie) en de hoeveelheid die als oogstbaar product de bodem verlaat. Dit overschot komt uiteindelijk terecht in de lucht en het water of blijft in de bodem achter. In 22 was het overschot voor stikstof met 33 % en voor fosfor met 53 % gedaald t.o.v Deze uitgesproken daling was vooral een gevolg van een verminderd kunstmestgebruik: -35 % voor stikstof en -79 % voor fosfor. Daarnaast daalde de dierlijke mestproductie door een krimpende veestapel en een lagere nutriënteninhoud van het voeder. De doelstelling voor stikstof voor 27 beoogt niet zozeer het vermijden van eutrofiëring, als wel een algemene bescherming van de drinkwaterwinning doel stikstofoverschot (kg N/ha) fosforoverschot (kg P/ha) Bron: CLE.

49 Rode Lijst hogere planten ingedeeld naar stikstoftolerantie soorten per stikstoftolerantieklasse (%) stikstofmijdend intermediair stikstoftolerant De Rode Lijst hogere planten geeft aan welke plantensoorten uitgestorven, met uitsterven bedreigd, bedreigd of kwetsbaar zijn. Van de stikstofmijdende planten bevindt 4 % zich op de Rode Lijst, terwijl van de stikstoftolerante soorten dat maar 13 % is. Vermesting is één van de factoren die tot deze kritieke toestand van soorten leidt. Niet alleen de voedselarme, maar ook de van nature voedselrijke ecosystemen lijden onder vermesting, bv. de Blankaartvijver in West-Vlaanderen. Ook in de polders is de achteruitgang van waterplanten mogelijk te wijten aan vermesting. Normen voor mesttoediening en atmosferische deposities houden beperkt rekening met randvoorwaarden voor natuurbehoud, maar dit heeft nog onvoldoende geleid tot de realisatie van een natuurgerichte milieukwaliteit. Deze kwaliteit is nodig om planten van de Rode Lijst te krijgen. overige soorten (aantal) soorten op Rode Lijst (aantal) Bron: NARA MIRA-T 23 in zakformaat

50 2.13 Verzuring Potentieel verzurende emissie emissie (miljoen Zeq) * totale verzuring SO2 doelafstand tot NOx NEM-richtlijn (21) NH3 * voorlopige cijfers; NO x -emissies die uit de bodem vrijkomen door bacteriële processen na gebruik van dierlijk mest en kunstmest, zijn niet beschouwd bij het vaststellen van de NEMplafonds. Deze emissiefractie is niet meegenomen bij de berekening van de doelafstand, maar wel in de emissietotalen. Bron: VMM. Door de sterke emissiedaling tussen 199 en 22 lijkt Vlaanderen goed op weg om de doelstelling uit de EU-richtlijn Nationale Emissie Maxima (NEM) in 21 te halen. Van de 6 % reductie die Vlaanderen tussen 199 en 21 moet realiseren, zijn in 22 reeds drie vierden gerealiseerd. Dit is vooral te danken aan de daling van de SO 2 -emissie door het lager zwavelgehalte in brandstoffen. Ook de NO x -emissie bevindt zich al enkele jaren in een dalende trend, vnl. door sterke emissiereducties in de sectoren energie (-57 %) en verkeer & vervoer (-25 %). Door de daling van de veestapel en het emissiearm aanwenden van mest daalt de NH 3 -emissie sinds 2. De NEM-richtlijn voorziet een tussentijdse evaluatie in 24, met mogelijkheid tot bijsturing (verstrenging) van de plafonds. (miljoen Zeq) SO 2 NO x NH 3 totaal doelafstand * Zeq = zuurequivalenten

51 Verzurende depositie verzurende depositie (Zeq/ha) doel 22 (MINA-plan 2) doel 21 (~NEM-richtlijn) doel 23 (MINA-plan 3) Bron: VMM. NH X NO Y SO X De verzurende depositie in Vlaanderen daalde met 27 % tussen 199 en 22. Dit volstond niet om de doelstelling uit het MINA-plan 2 te halen (2 9 Zeq/ha.j). Weersinvloeden, grensoverschrijdende emissies en emissiereducties die zich voornamelijk situeerden bij hoge bronnen (schoorstenen) zorgen ervoor dat de daling van de deposities in Vlaanderen minder groot zijn dan deze van de eigen emissies. In 22 was nog respectievelijk 77 %, 51 % en 52 % van de oppervlakte bos, heide en soortenrijk grasland in Vlaanderen blootgesteld aan deposities hoger dan de bijhorende kritische last (d.i. de maximaal toelaatbare depositie zonder dat er schade optreedt). Verzuring blijft onze ecosystemen dus aantasten, en de algemene emissiereductie dient daarom te worden verdergezet. Pas wanneer het algemene depositieniveau voldoende laag is, wordt een gebiedsgericht beleid kosteneffectief. (Zeq/ha) SO x NO y NH x totaal Zeq = zuurequivalenten 49 MIRA-T 23 in zakformaat

52 2.14 Fotochemische luchtverontreiniging Jaaroverlast (AOT6 ppb -max8u) voor de gezondheid en jaargemiddelde (GMD-max8u) van ozon AOT6 ppb -max8u (µg/m 3 ).uren AOT6 ppb -max8u doel AOT6 ppb -max8u (21) GMD-max8u µg/m GMD-max8u uurgraden De buitenste rechterschaal toont voor elk jaar als karakteristiek voor de kwaliteit van de zomer het aantal uurgraden met temperaturen hoger dan 25 C (te Ukkel volgens KMI). Bron: Intergewestelijke databank lucht, IRCEL. uurgraden uur.(graden>25 C) De jaaroverlast van ozon is het overschot boven de Europese gezondheidsdrempel van 12 µg/m 3 van het hoogste 8-uursgemiddelde per dag, opgeteld over alle dagen van het jaar (AOT6 ppb -max8u). Ook het jaargemiddelde van de dagelijkse hoogste 8-uursgemiddelden (GMD-max8u) wordt getoond, omdat nadelige effecten van ozon mogelijk reeds optreden onder de drempelwaarde. De evolutie van de jaaroverlast en het jaargemiddelde is verschillend. Het verloop van de jaaroverlast schommelt en volgt de jaarlijkse variatie in zonnestraling en temperatuur. Sinds 1994 zijn de ozonpiekwaarden echter lager dan voordien voor vergelijkbare uurgraden. Vanaf 1996 voldoet de ruimtelijk gemiddelde jaaroverlast in Vlaanderen aan de doelstelling voor 21. Het jaargemiddelde wordt veel minder beïnvloed door de kwaliteit van de zomer. Deze indicator stijgt, wat erop wijst dat de ozonconcentraties door het jaar heen toenemen. Zelfs in 22, met zeer weinig piekoverlast, stijgt het achtergrondniveau.

53 Ruimtelijke spreiding van de ozonoverlast voor de gezondheid in 22 AOT6ppb-max8u (µg/m 3 ).uren MLTD max ozon meetstation N km De kaart toont de spreiding over Vlaanderen van de ozonoverlast voor de gezondheid in 22. De jaaroverlast was gering in 22 en kwam nergens boven de MLTD van 5 8 (µg/m 3 ).uren uit. De kleinste overlast in Vlaanderen bedroeg 848 (µg/m 3 ).uren, de grootste (µg/m 3 ).uren. In 21 werd de MLTD nog op 16 % van de oppervlakte van Vlaanderen overschreden. De LTD voor de jaaroverlast (AOT6 ppb -max8u = ) werd echter in 22 wel nog overal in Vlaanderen overschreden. Ook in een jaar met relatief weinig ozonoverlast werden de hoogste waarden opnieuw genoteerd in de Kempen en in het noordoostelijk deel van Vlaams-Brabant, wegens de hogere temperaturen. In 22 tekende ook de streek rond Geraardsbergen zich af. (M)LTD: (middel)langetermijndoelstelling Bron: Intergewestelijke databank lucht, IRCEL; VMM. 51 MIRA-T 23 in zakformaat

54 2.15 Aantasting van de ozonlaag Emissie van ozonafbrekende stoffen emissie (ton CFK-11-equivalenten) koelmiddel ontsmettingsmiddel solvent drijfgas blaasmiddel brandbestrijdingsmiddel * Onder impuls van het protocol van Montreal (1987) zijn wereldwijd, ook in Vlaanderen, maatregelen getroffen om het gebruik van ozonafbrekende stoffen te beperken met het oog op de bescherming van de ozonlaag. In 22 lag de totale emissie 592 ton CFK-11-eq lager dan in Vooral bij koelmiddelen en bij bodem- en ruimteontsmetting is het gebruik en emissie van ozonafbrekende stoffen sterk verminderd. Het MINA-plan 3 (23-27) heeft als doelstelling de emissie in Vlaanderen tegen 27 terug te dringen met ten minste 7 % t.o.v De volgende 5 jaren moet de emissie jaarlijks met 45 ton CFK-11-eq worden gereduceerd om de doelstelling te halen. De verwachting is dat dit zal lukken. (ton CFK-11- eq) * doel 27 totale emissie * voorlopige cijfers op basis van extrapolaties van de emissie in de voorgaande jaren Bron: Econotec, 22 herwerkt door Vito en VMM.

55 Dikte van de ozonlaag boven Ukkel, poolgebied (Verenigde Staten, 7 N) en de evenaarszone (India, 1 N) dikte van de ozonlaag (DE) Fuego trend in Ukkel: -,23 % per jaar (198-22) El Chichon 24 '72 '74 '76 '78 '8 '82 '84 '86 '88 '9 '92 '94 '96 '98 ' '2 Pinatubo 7 N Ukkel 1 N De volle zwarte lijn geeft de trend aan in Ukkel tussen 198 en 22. De streepjeslijn geeft het niveau van vóór 198 (doelstelling). Met pijltjes zijn belangrijke vulkanische uitbarstingen aangeduid: Fuego in Guatemala, El Chichon in Mexico en de Pinatubo op de Filippijnen. DE = Dobson Eenheden Bron: KMI, WOUDC. 53 MIRA-T 23 in zakformaat De dikte van de ozonlaag boven Ukkel is tussen 198 en 22 met gemiddeld,23 % per jaar afgenomen. Gelet op de grote schommelingen is het nog te vroeg om de toename gedurende de laatste jaren te Ukkel al te interpreteren als een herstel. De afbraak van de ozonlaag wordt naast menselijke activiteiten ook versterkt door grote vulkaanuitbarstingen, zoals zichtbaar is in de figuur. Bij de evenaar is de ozonlaag dunner, maar minder onderhevig aan schommelingen; bij de polen is de laag dikker maar meer onderhevig aan variaties en afbraak. De omvang van het ozongat aan de zuidpool in 23 is vergelijkbaar met de recordomvang waargenomen in 2. Momenteel is er grote onzekerheid over de toekomstige evolutie van de dikte van de ozonlaag door de mogelijke koppeling met klimaatswijzigingen. De klimaatverandering zou namelijk de efficiëntie van ozonafbrekende stoffen kunnen vergroten.

56 2.16 Klimaatverandering Emissie van broeikasgassen emissie (Mton CO 2 -eq) * F-gassen N 2 O CH 4 doel 25** CO 2 doel ** * voorlopige cijfers; ** Voor F-gassen is het referentiejaar 1995 i.p.v Voor de omrekening van tonnages naar CO 2 -equivalenten (CO 2 -eq) werden volgende GWP-waarden gebruikt: 1 voor CO 2, 23 voor CH 4, 296 voor N 2 O, 22 2 voor SF 6 en 12 à 12 voor de verschillende HFK s. Over de uitstoot van PFK s in Vlaanderen zijn onvoldoende gegevens beschikbaar. Bron: Vito-Energiebalans, VMM. De stijging van de broeikasgasuitstoot in Vlaanderen met 12,7 % tussen 199 en 22 staat haaks op het Vlaams engagement om de uitstoot in 25 te stabiliseren op het niveau van 199. Om deze doelstelling alsnog na te komen, is een jaarlijkse daling met 3,4 Mton of 3,8 % vereist in de periode Overname van de Belgische Kyoto-doelstelling (-7,5 % in t.o.v. 199) door Vlaanderen zou tussen 23 en 212 een jaarlijkse daling van de uitstoot vergen met 2,1 Mton of 2,4 %. Aangezien de broeikasgasemissies gerelateerd aan energiegebruik instaan voor 81,9 % van het totaal, is een beleid gericht op rationeel energiegebruik (REG) cruciaal om de gestelde doelstellingen te halen. Een belangrijke hinderpaal hiervoor is de bevoegdheidsverdeling in België en de moeilijke samenwerking tussen gewesten en federale overheid. (kton CO 2 -eq) CO 2 CH 4 N 2 O F-gassen totaal = niet beschikbaar

57 Evolutie van de neerslag neerslag (mm) gemiddelde per periode van 1 j gemiddelde per periode van 25 j. Analyse van de neerslaggegevens in de 2 ste eeuw leert dat in ons land de gemiddelde jaarlijkse neerslaghoeveelheid stijgt. Opgedeeld in intervallen van 25 jaar, bedraagt de toename tussen het eerste en het laatste interval 6,6 %. Beschouwd in intervallen van 1 jaar, vertoont de stijging eerder een golvend maar ook stijgend patroon. De jaargemiddelde neerslaghoeveelheid in het laatste decennium lag 16 % hoger dan in het eerste decennium. Daar staat evenwel tegenover dat het tweede decennium in de beschouwde periode bijna even nat was als het voorlaatste decennium. Sinds het begin van de waarnemingen in Ukkel zijn 21 en 22 absolute recordjaren met neerslaghoeveelheden van respectievelijk 188,5 en 177,8 mm ten aanzien van de normale 78,1 mm. De modelsimulaties van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) geven aan dat de neerslaghoeveelheden in de loop van de 21 ste eeuw globaal zullen blijven stijgen, en dat in vele gebieden de jaarlijkse fluctuaties sterker zullen worden. Bron: Van Damme, MIRA-T 23 in zakformaat

58 2.17 Gebruik van grondstoffen Totale Materialen Behoefte TMB per inwoner (ton) De TMB nam toe van gemiddeld 118 ton/inwoner over de periode tot gemiddeld 138 ton/inwoner over de periode Een van de redenen voor deze toename is de stijging van de invoer van diamant. Doordat Vlaanderen weinig natuurlijke rijkdommen heeft, werd over de periode slechts 14 % van de TMB ingevuld door eigen ontginningen. In diezelfde periode werd slechts 27 % van de TMB rechtstreeks ingezet in de economie (DMI), de rest zijn verborgen stromen (VS). VS zijn grondstoffen die niet worden gebruikt maar wel een belasting van het milieu veroorzaken (bv. erosie bij landbouw). Aan geïmporteerde grondstoffen en goederen (DMI import) zijn aanzienlijk meer VS verbonden dan aan eigen ontginningen (DMI eigen). VS import VS eigen DMI import DMI eigen Totale Materialen Behoefte (TMB) = de hoeveelheid primaire grondstoffen, met uitzondering van water en lucht, die een regio in beweging zet voor haar economische activiteiten; DMI = Directe Materialen Input, VS = Verborgen Stromen Bron: berekeningen CDO, UGent. (ton/inwoner) VS import VS eigen DMI import DMI eigen TMB

59 Directe Materialen Input t.o.v. het BBP Vlaanderen index (1991 = 1) Een van de doelstellingen van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling is het loskoppelen van economische groei en gebruik van natuurlijke rijkdommen, waaronder primaire grondstoffen. In 1992, 1995 en tussen 1997 en 21 steeg de inzet van primaire grondstoffen in de economie (DMI) minder snel dan het BBP. Tijdens deze jaren nam de materiaalproductiviteit (BBP/DMI), dit is de hoeveelheid economische welvaart gerealiseerd met een eenheid primaire grondstoffen, met,1 tot 3,1 % toe. In 22 steeg de DMI echter opnieuw sneller dan het BBP. Om een verregaande, blijvende ontkoppeling te realiseren moet er werk gemaakt worden van een geïntegreerd grondstoffenbeleid, dat gebruik maakt van een compleet gamma van elkaar ondersteunende juridische (o.a. productnormering), economische en sociale instrumenten. BBP DMI BBP/DMI DMI = Directe Materialen Input, BBP = Bruto Binnenlands Product in constante prijzen Bron: APS en berekeningen CDO, UGent. 57 MIRA-T 23 in zakformaat

60 2.18 Beheer van afvalstoffen Aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval: totaal terminaal te verwijderen hoeveelheid huishoudelijk afval (miljoen ton) 3,5 3, 2,5 2, 1,5 1,,5 In 22 is de huishoudelijke afvalberg, voor het eerst sinds 1991, gestopt met groeien: er werd 7 kton (3 kg/inwoner) minder ingezameld dan in 21 ( ). Dit kan erop wijzen dat het preventiebeleid vruchten begint af te werpen. Enkele voorbeelden van preventieve acties zijn de invoering van gedifferentieerde tarifering waarbij wordt betaald per volume of gewicht aangeboden afval, het ondersteunen van kringloopcentra en van gemeentelijke preventieprojecten, en sensibilisatiecampagnes rond o.a. thuiscomposteren. Net als de voorgaande jaren is ook de hoeveelheid niet-selectief ingezameld afval gedaald: in 22 werd 169 kg/inwoner niet-selectief ingezameld (doelstelling 27: maximum 15 kg/inwoner) ( ) doel 27 selectief ingezameld niet-selectief ingezameld Terminaal te verwijderen afval = niet-selectief ingezameld afval Bron: OVAM. (kton) doel 27 selectief ingezameld afval niet-selectief ingezameld afval totaal afval

61 Hoeveelheid gestort bedrijfsafval hoeveelheid gestort bedrijfsafval (miljoen ton) * 1996* ** 21** doel 21 secundair primair * geen gegevens beschikbaar, ** bijkomende deelsectoren in rekening gebracht (gearceerd blokje); primair afval ontstaat op het moment dat een product voor het eerst afval wordt, namelijk bij de eerste producent, secundair afval is het afval van de afvalverwerkende bedrijven. Bron: OVAM. De hoeveelheid gestort bedrijfsafval is tussen 1994 en 1997 sterk teruggedrongen. Deze daling kan gedeeltelijk verklaard worden door het stopzetten van de steenkoolontginning en de gipsproductie, twee activiteiten die typische te storten afvalstromen met zich meebrachten. Tussen 1997 en 2 bleef de hoeveelheid gestort bedrijfsafval vrij constant, maar in 21 was er een toename van 21 % t.o.v. het jaar voordien. Bovendien werd nog steeds meer afval gestort (13 % van het bedrijfsafval) dan verbrand (5 %), o.a. omdat storten van bedrijfsafval nog steeds goedkoper is dan verbranden. Om de doelstelling voor 21 te halen wordt o.a. gesleuteld aan de heffingen: begin 23 is de heffing op het storten en verbranden van recyclageresidu s verhoogd. (kton) doel 21 primair afval secundair afval totaal afval MIRA-T 23 in zakformaat

62 2.19 Kwaliteit oppervlaktewater Gemiddelde concentratie NH 4 -N, NO 3 -N, o-po 4, CZV en O 2 CZV CVZ (mg/l) NH 4 -N, NO 3 -N, o-po 4, O 2 (mg/l) De zuurstofhuishouding van het oppervlaktewater (O 2, CZV) verbetert en de nutriëntenconcentraties (behalve NO 3 -N) dalen. De industrie heeft veel inspanningen geleverd om haar 14 1 belasting te verminderen en de uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur 12 heeft de belasting door huishoudens 1 8 verminderd. Veel meetplaatsen voldoen echter nog niet aan 8 6 de basiskwaliteitsnormen en slechts een tiental hebben een goede fysisch-chemische toestand voor alle parameters. Meer 6 bedrijven moeten afgekoppeld worden van het rioleringsnetwerk en lozingsvergunningen moeten worden aangepast Ook de verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur moet de belasting van het oppervlaktewater 2 nog doen dalen. De nitraatconcentratie blijft een knelpunt dat hoofdzakelijk vanuit de landbouw zal moeten opgelost worden. O 2 NO 3 -N CZV CZV = chemisch zuurstofverbruik Bron: VMM. NH 4 -N o-po 4

63 Belgische Biotische Index (BBI) aandeel meetplaatsen (%) aandeel BBI 7 (%) Het aandeel meetplaatsen met uiterst slechte en zeer slechte biologische kwaliteit (BBI) daalt sterk en het aandeel meetplaatsen met goede tot zeer goede BBI neemt toe (3 % in 22). Volgens de VLAREM normering moeten echter alle meetplaatsen een BBI van minstens 7 hebben. Daarbij komt nog dat het standstill-principe (geen achteruitgang van de huidige situatie) vaak niet van toepassing is. Er zullen nog heel wat inspanningen nodig zijn om tegen 215 een goede ecologische toestand in alle waterlopen (Europese Kaderrichtlijn Water) te behalen. Niet alleen de fysisch-chemische kwaliteit van het water, maar ook de waterbodemkwaliteit moet worden verbeterd en de natuurlijke morfologie van de waterlopen moet worden hersteld. BBI 7 zeer goede kwaliteit goede kwaliteit matige kwaliteit slechte kwaliteit zeer slechte kwaliteit uiterst slechte kwaliteit BBI 7: basiskwaliteitsnorm Bron: VMM. 61 MIRA-T 23 in zakformaat

64 2.2a Kwaliteit bodem: verontreiniging Evolutie van het gekend aantal verontreinigde gronden aantal (x 1 ) vóór doel 27 onderzochte gronden gekende verontreinigde gronden onderzochte gronden Een grond waarop een economische risicoactiviteit wordt of werd uitgeoefend, wordt geklasseerd als risicogrond. Het aantal risicogronden wordt geschat op Voor deze gronden moet een oriënterend bodemonderzoek uitwijzen of ze al dan niet verontreinigd zijn. Eind 22 had OVAM gronden onderzocht, waarvan er (8 %) verontreinigd waren. Verontreinigde gronden worden opgenomen in het register van verontreinigde gronden van OVAM. Ze zijn niet langer multifunctioneel, maar hoeven niet noodzakelijk te worden gesaneerd. De noodzaak van sanering hangt af van de ernst van de verontreiniging, van de kenmerken en functies van de bodem, en van de periode waarin de verontreiniging tot stand kwam (d.w.z. nieuwe of historische bodemverontreiniging). Het MINA-plan 3 (23-27) stelt voorop om 3 % van het totaal aantal geschatte risicogronden (22 5 gronden) tegen 27 onderzocht te hebben. Deze doelstelling lijkt haalbaar. Bron: OVAM.

65 ? Gekend aantal verontreinigde gronden met minerale olie in 22 grond verontreinigd met minerale olie Bron: OVAM. N km In 22 waren er in Vlaanderen gronden gekend die verontreinigd zijn met minerale olie. Dit is één van de meest voorkomende verontreinigende stoffen. De meeste verontreinigingen zijn het gevolg van polluenten aanwezig in vloeibare brandstoffen zoals benzine, diesel, stookolie, kerosine De verontreiniging wordt zowel aangetroffen bij de industrie en handel & diensten (opslagplaatsen voor brandstof, benzinestations, bedrijven die deze producten als brandstof of grondstof gebruiken) als bij de gezinnen, door het gebruik van stookolie. 63 MIRA-T 23 in zakformaat

66 2.2b Kwaliteit bodem: erosie Erosiviteit van de neerslag afwijking op langetermijngemiddelde jaarlijkse R-waarde* * R = gemiddelde jaarlijkse neerslagerosiviteit (MJ.mm/ha.h). Deze waarde is lineair gerelateerd aan het erosierisico. De zwarte curve geeft het 5-jarig glijdend gemiddelde weer van zowel de jaarlijkse neerslagerosiviteit als de afwijking op het gemiddelde voor de periode = 689 MJ.mm/ha.h. De streepjeslijnen geven de standaardafwijking weer op het langetermijngemiddelde. Bron: KMI en Laboratorium voor Experimentele Geografie, K.U.Leuven Bodemerosie door water treedt hoofdzakelijk op tijdens en vlak na intense regenbuien. Zowel de intensiteit als de hoeveelheid neerslag zijn daarbij bepalend. Hoe meer intense regenbuien er jaarlijks optreden, hoe groter het jaarlijks geërodeerd bodemvolume zal zijn. Klimaatveranderingen kunnen leiden tot een hogere frequentie van zulke hoogintense regenbuien, met een hoger erosierisico tot gevolg. De jaarlijkse neerslagerosiviteit vertoont een cyclisch patroon met periodes van 1-2 jaar met een gemiddeld lagere neerslagerosiviteit, afgewisseld met periodes met een gemiddeld hogere neerslagerosiviteit. Het laatste decennium wordt gekenmerkt door hogere waarden voor de neerslagerosiviteit: 8 van de laatste 1 jaar zijn gekenmerkt door waarden boven het langetermijngemiddelde. Bovendien hebben de twee hoogste waarden sinds 1898 zich voorgedaan in 21 en 22.

67 Bodemerosie in Vlaanderen in 22 niet-erosieve oppervlakken (bebouwing, wegen, water) < 1 ton/ha/jaar 1-2 ton/ha/jaar 2-5 ton/ha/jaar 5-1 ton/ha/jaar 1-2 ton/ha/jaar > 2 ton/ha/jaar Bron: Laboratorium voor Experimentele Geografie, K.U.Leuven. N km Bodemerosie door water is het resultaat van 4 hoofdfactoren: neerslag, reliëf, bodemsoort en vegetatie. In 22 bedroeg het totale bodemverlies door water in Vlaanderen 1,97 miljoen ton. Het ruimtelijk patroon van dit bodemverlies in Vlaanderen wordt hoofdzakelijk bepaald door het reliëf en de bodemsoort. In het zuiden van Vlaanderen is de hellingsgraad relatief hoog en komen leem- en zandleembodems voor die zeer gevoelig zijn voor bodemerosie. In het noorden is de hellingsgraad laag en komen minder erosiegevoelige zandbodems voor. Bijgevolg is het jaarlijks bodemverlies zeer laag in de Polders, de Vlaamse Zandstreek en de Kempen (gemiddeld <,5 ton per hectare per jaar). De hoogste erosiewaarden komen voor in de Weidestreek, de Leemstreek en de Zandleemstreek (gemiddeld > 1,5 ton per hectare per jaar). 65 MIRA-T 23 in zakformaat

68 2.21 Niet-ioniserende straling Bevolking blootgesteld aan gemiddeld B-veld van,4 µt in 22 Afstand (m) vanaf de hoogspanningslijn waarop,4 µt B-veld wordt teruggevonden bij verschillende werkingscapaciteiten van de verschillende types luchtlijnen in Vlaanderen (m) werkingscapaciteit 7 kv luchtlijntype 15 kv 38 kv 25 % % % % Bron: Vito. Het transport van elektriciteit veroorzaakt magnetische velden of B-velden. Epidemiologische studies beschreven een licht verhoogd risico (relatief risico = 2, ter vergelijking het relatief risico op longkanker bij rokers is bij benadering 15) op kinderleukemie bij blootstelling aan een gemiddeld B-veld van,4 µt. Het verband tussen oorzaak en gevolg is echter niet bewezen. In Vlaanderen blijkt uit resultaten van modellering dat een gemiddelde B-veldwaarde van,4 µt kan teruggevonden worden tussen 9 en 13 m van hoogspanningslijnen, afhankelijk van het lijntype en de werkingscapaciteit. Op basis van deze gegevens zou 1,4 % van de inwoners in Vlaanderen blootgesteld worden aan een gemiddeld B-veld van,4 µt bij maximale werkingscapaciteit van de hoogspanningslijnen. Hoogspanningslijnen hebben voor slechts (4,5 ±3,5) % van de tijd een werkingscapaciteit tussen 75 % en 1 %. Voor Vlaanderen kan dit omgerekend worden naar 1 extra geval van kinderleukemie om de twee jaar.

69 Elektrisch veld rond GSM-zendmasten in aantal keer gemeten Het elektrisch veld of E-veld uitgestraald door GSMzendmasten is onderworpen aan een Belgische norm (KB 29 april 21). Deze norm is twee maal strenger dan de richtlijn die ICNIRP (International Commission on Non-Ionising Radiation Protection) in 1998 voorstelde. In de periode werden metingen uitgevoerd op 51 toegankelijke meetplaatsen waar de velden maximaal waren. Bij 85 % van de metingen werd een waarde teruggevonden die 2-maal onder de Belgische norm lag. Dit is een worst-case beeld voor Vlaanderen. Naast GSM-masten zijn er nog veel andere bronnen van radiofrequente straling, zoals TV-masten en amateurradio. Deze moeten ook meegenomen worden bij het maken van een volledige blootstellingskaart. < 2,5 % 2,5 % - 5 % 7,5 % - 1 % 12,5 % - 15 % 17,5 % - 2 % 22,5 % - 25 % 27,5 % - 3 % 32,5 % - 35 % 37,5 % - 4 % 42,5 % - 45 % 47,5 % - 5 % 52,5 % - 55 % 57,5 % - 6 % 62,5 % - 65 % > 65 % verhouding van het gemeten E-veld tot Belgische referentiewaarde (%) Bron: UGent. 67 MIRA-T 23 in zakformaat

70 2.22 Gebruik van GGO s? Oppervlakte veldproeven met transgene gewassen in België oppervlakte (ha) Bron: Sectie Bioveiligheid en Biotechnologie, WIV. Het uitvoeren van veldproeven met transgene gewassen is in België niet toegestaan zonder voorafgaande toelating. Naast de commerciële biotechnologiebedrijven zijn ook universiteiten initiatiefnemers voor veldproeven. De oppervlakte veldproeven kende in 2 een hoogtepunt. In 23 waren er geen veldproeven meer. De belangrijkste oorzaak ligt bij de commerciële biotechnologiesector die in 23 geen proeven meer heeft voorgesteld. Sinds 1998 geldt er immers in de Europese Unie (EU) een moratorium op de verdere commercialisering van transgene gewassen. Tot in 23 zijn er geen transgene gewassen in België geteeld voor commerciële doeleinden. Voeding in België kan wel bestanddelen bevatten van transgene gewassen afkomstig van buiten de EU (ha),2 2,88 13,9 51,48 11,73 33,54 8,94

71 ? Oppervlakte transgene gewassen wereldwijd oppervlakte transgene gewassen (miljoen ha) * overige China Canada Argentinië VS * prognose Bron: International Service for the Acquisition of Agri-biotech Applications, Sedert de commerciële introductie in 1996, neemt de teelt van transgene gewassen elk jaar toe in de wereld. In 22 schatte men het wereldareaal transgene gewassen op 58,7 miljoen hectare. Parallel met het areaal, steeg het aantal landen dat transgene gewassen teelde (6 in 1996 tot 16 landen in 22). Officieel namen vier landen 99 % van het areaal aan transgene gewassen in beslag: VS, Argentinië, Canada en China. Ondanks het officiële verbod, groeit er illegaal veel transgene soja in Brazilië, wat niet in deze figuur is opgenomen. Spanje is de enige EU-lidstaat waar anno 23 transgene maïs groeide. (miljoen ha) * Verenigde Staten 1,5 2,5 3,3 35,7 39 Argentinië,1 4,3 1 11,8 13,5 Canada,1 2,8 3 3,2 3,5 China,1,5 1,5 2,1 overige,1,4,4,6 69 MIRA-T 23 in zakformaat

72 2.23 Verspreiding van PCB s Nog te vernietigen PCB-houdende apparaten apparaten nog te vernietigen (%) In 2 startte OVAM met een verwijderingsplan voor de 1 stapsgewijze vernietiging (gebaseerd op het bouwjaar) tegen 25 van PCB-houdende toestellen die meer dan 1 liter vloeistof 8 bevatten met meer dan,5 % PCB s. Op 1 augustus 23 kwamen nog transformatoren, condensatoren en 39 andere PCB-houdende toestellen voor in Vlaanderen. Dit is samen 32 % van het oorspronkelijk aantal 4 (dus nog aanwezige en reeds vernietigde) toestellen. Er wordt geschat dat de nu nog aanwezige toestellen samen 4 5 ton PCB-houdende vloeistof bevatten. In tegenstelling tot vroegere 2 gegevens, blijkt dat de vernietiging reeds enkele jaren voorloopt op de doelstellingen. Dit is te wijten aan herzieningen van de cijfers door de voortdurende aanvullingen van de * 25 inventaris en de laattijdige meldingen van reeds vernietigde ondergrens doelstelling condensatoren toestellen. Hierdoor lijkt de volledige vernietiging van alle PCB-houdende apparaten tegen 25 haalbaar. gemiddelde doelstelling bovengrens doelstelling * nog te vernietigen op 1 augustus 23 Bron: OVAM. transformatoren

73 PCB-concentratie in voedsel voedingsmiddel jaar PCB s gemeten in X/Y stalen gemiddelde (ng/g vet) maximum (ng/g vet) vis 2 16/16 37,8 79 kaas 21 11/11 15,4 19 aquacultuur 22 25/27 4,7 19 consumptie-eieren 22 5/261 2,4 64 rauwe melk 22 4/173 1,5 44 rund 22 21/35 1,7 13 pluimvee 21 1/32,2 27 Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) stelt deze data enkel ter beschikking en neemt terzake geen standpunt in. Bron: FAVV. Sinds 2 meet het FAVV de PCB-concentratie in voedsel. Van de 4 63 metingen (van 2 tot en met 22), overschreden slechts twee stalen (één van rundsvlees en één van visoliesupplement) de PCB-norm. PCB s waren echter meetbaar in (bijna) alle stalen van kaas, aquacultuur (mosselen, oesters) en vis (zowel zee- als zoetwatervis). Ook in paard, schaap, struisvogel, wild, eiproducten, visoliesupplementen en melkvetten werden PCB s gemeten. Vermits het PCB-gehalte uitgedrukt is per g vet, is het vetgehalte van elk voedingsmiddel mee bepalend voor de effectieve PCB-opname door de mens. Daarnaast zijn er heel wat voedingsmiddelen waarin geen PCB s gedetecteerd werden: o.a. bak- en braadvet, dierlijk vet, frituurvet, consumptiemelk en konijn. De resultaten van het FAVV zijn vergelijkbaar met die in de andere Europese landen. 71 MIRA-T 23 in zakformaat

74 2.24 Verspreiding van gebromeerde vlamvertragers Gebruik van gebromeerde vlamvertragers Gebromeerde vlamvertragers zijn scheikundige stoffen die toegevoegd worden aan kunststof voor gebruik in computers, TV s, textiel en isolatiemateriaal, dit om brandbaarheid van kunststof te verminderen. Opname door mens en dier van deze stoffen kunnen allerlei gezondheidseffecten veroorzaken (bv. hormoonverstorende werking). De mens komt via voedsel in contact met deze producten, maar ook door blootstelling in huis- en werkomgeving aan elektronica en textiel. Recent buitenlands onderzoek (Zweden) heeft gebromeerde vlamvertragers aangetoond in het bloed van kantoorbedienden, schoonmaakpersoneel in hospitalen en arbeiders van een ontmantelingbedrijf voor elektronica. Langeafstandstransport van gebromeerde vlamvertragers wordt aangetoond door de aanwezigheid van deze stoffen in biota van de Arctische zee en in lucht in afgelegen gebieden. Recent werden ook in sneeuw en in vissen van alpiene gebieden in Oostenrijk een aantal vlamvertragers teruggevonden. De aanwezigheid in slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties geeft aan dat deze stoffen ook afkomstig zijn vanuit huishoudens, het verkeer of andere diffuse bronnen. Studies illustreren verhoogde concentraties van gebromeerde vlamvertragers in het milieu sedert de jaren 7. De aanwezigheid van deze stoffen in eieren van de zilvermeeuw aan de Canadese meren verdubbelde om de 3 à 5 jaar in de periode De concentratie in moedermelk in Zweden vertoont een exponentiële stijging van 1972 tot ca (elke vijf jaar een verdubbeling). De meest recente data wijzen op een stabilisering en zelfs daling. Ook in Vlaanderen wijzen analyses van waterbodems en palingen uit oppervlaktewater op de aanwezigheid van gebromeerde vlamvertragers in sterk variërende concentraties. Op Europees niveau wordt veel aandacht geschonken aan de regeling van het gebruik van gebromeerde vlamvertragers. Door een aantal EU-richtlijnen zal de productie van deze stoffen en het gebruik ervan in nieuw elektrisch en elektronisch materiaal aan banden gelegd worden.

75 Concentratie van gebromeerde vlamvertragers in paling uit oppervlaktewater BFR-concentratie (ng/g vetgewicht) Warmbeek Achel-Kluis Moervaart Daknam Beneden Nete Duffel Grote Beverdijk Lo-Reninge IJzer Nieuwpoort Durme Lokeren Leie Wervik Leie Wevelgem Leie Oeselgem Leie St. Martens Schelde Doel Schelde Grens Schelde Oudenaarde Antwerpen Kruisschansbr. Schelde Kastel Schelde Kennedyt. Dender Appels Dender Ninove In 2 werden gebromeerde vlamvertragers (HBCD, TBBP-A en PBDE) gemeten in paling op 18 Vlaamse meetplaatsen. De concentraties van HBCD in paling lopen heel erg uiteen en schommelen van < 1,7 tot 33 µg/kg vetgewicht, afhankelijk van de meetplaats. De hoogste HBCD concentraties werden aangetroffen in de Schelde te Oudenaarde, de Leie te St.-Martens-Leerne en te Oeselgem en de Dender te Appels (1 3 µg/kg). Ook de PBDE-gehaltes verschillen sterk. Lage concentraties werden gemeten in het IJzerbekken, de Warmbeek, de Durme en de Moervaart, matige concentraties in de oude Leiearmen, de Dender, de Nete en de Leie stroomopwaarts van Kortrijk. Hoge waarden werden aangetroffen in de Leie en de Schelde, en zijn mogelijk in verband te brengen met de textielnijverheid in de regio s rond Kortrijk en Gent. De gemeten concentraties van TBBP-A zijn meestal laag. HBCD TBBP-A som PBDE Bron: IBW, RIVO. 73 MIRA-T 23 in zakformaat

76 3.1 Mens? Verloren gezonde levensjaren (DALY s) in 22 verloren gezonde levensjaren (DALY s) aantal % totaal PM % totaal ozon % totaal geluid % totaal kankerverwekkende stoffen % (uitgezonderd PM1) totaal Pb % totaal % DALY s / inwoner / jaar,5 DALY s / inwoner / 7 jaar,38 Bron: Vito. Om een inschatting te maken van het belang van milieufactoren op de gezondheid wordt de indicator Verloren gezonde levensjaren (DALY s) gebruikt. Het aantal DALY s is een maat voor het aantal gezonde levensjaren die een populatie verliest door ziekte of vroegtijdige sterfte. Uit de gegevens voor Vlaanderen blijkt dat de effecten veroorzaakt door blootstelling aan PM1 domineren. Bij een ongewijzigde situatie in de toekomst (gedurende 7 jaar dezelfde milieudruk en demografie) is de ziektelast op een mensenleven,38 DALY s per persoon. Gemiddeld speelt een inwoner in Vlaanderen dus ongeveer een half gezond levensjaar kwijt door deze set van milieupolluenten.

77 ? Biomonitoring van genotoxische stoffen pmol/mmol crt PAK's nmol/mmol crt benzeen * Peer Wilrijk Hoboken Peer Wilrijk Hoboken Peer Wilrijk Hoboken * significant hoger dan andere gebieden; crt: creatinine Bron: K.U.Leuven nmol/mmol crt 5 tolueen * Door het meten van de dosis van polluenten en vroegtijdige omkeerbare effecten in de mens (biomonitoring) wordt een geïntegreerd beeld van blootstelling en individuele schade verkregen. In 1999 werd in opdracht van de Vlaamse overheid een pilootstudie Milieu en gezondheid uitgevoerd om de haalbaarheid van een biomonitoringsprogramma na te gaan. Zo werd bij jongeren in Peer, Wilrijk en Hoboken o.a. de blootstelling aan PAK s, benzeen en tolueen (figuur) en vroegtijdige gezondheidseffecten zoals chromosoomafwijkingen en chromatidebreuken gemeten. Men vond significante verschillen terug tussen de verschillende gebieden en ook relaties tussen blootstelling en effect. Uit de pilootstudie bleek dat het mogelijk is om significante verschillen aan te tonen bij jongeren. In 21 werd het steunpunt Milieu & Gezondheid opgericht waarbinnen een biomonitoringsprogramma werd opgezet. De eerste resultaten worden verwacht tegen MIRA-T 23 in zakformaat

78 3.2 Natuur Meer informatie over de natuur in Vlaanderen in het natuurrapport NARA 23 ( van het Instituut voor Natuurbehoud. Amfibieën populaties (%) Brugge populaties (%) Heuvelland populaties (%) Temse populaties (%) Aalst populaties (%) Noorderkempen populaties (%) Haspengouw populaties (%) Noord-Limburg populaties (%) Hoge Kempen populaties (%) Voerstreek De toestand van de amfibieën in Vlaanderen verslechtert. Tegenwoordig worden amfibieën op veel minder plaatsen teruggevonden dan 1 tot 3 jaar geleden (zwarte balk). In West- en Oost-Vlaanderen is het verlies het grootst. In bijna alle regio s werden meer vindplaatsen van 1-3 jaar geleden verlaten (gele balk), dan dat er nieuwe vindplaatsen gevonden werden (blauwe balk). De achteruitgang van de amfibieën is te verklaren door het verdwijnen van hun habitat (poelen) en de verstoring van hun leefomgeving. Sinds 1999 bestaat de mogelijkheid om via beheersovereenkomsten met het Vlaamse Gewest het beheer van bestaande poelen en de aanleg van nieuwe poelen te bekostigen. De eerste resultaten van dit nieuwe beleid zijn reeds zichtbaar. Zo bleek in Limburg 95 % van de in 2 aangelegde poelen in 21 al bewoond door één of meerdere soorten amfibieën. Bron: Colazzo et al. in NARA 23.

79 Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) oppervlakte planologisch groen (x 1 ha) januari 23 oktober 23 + VEN > 1 ha VEN prioritair 1-1 ha < 1 ha Versnipperde natuur is veel gevoeliger voor verstoring en zorgt voor isolatie van populaties. Hierdoor sterven planten en dieren uit. Het VEN, in combinatie met het IVON (Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk), heeft tot doel grotere eenheden natuur in Vlaanderen tot stand te brengen en versnippering tegen te gaan. In oktober 23 werd, binnen de bestaande oppervlakte planologisch groen, 85 ha van het VEN goedgekeurd. Dit heeft echter nog niet tot ontsnippering geleid (tweede en derde balk zijn nagenoeg gelijk). De ontsnippering is afhankelijk van de overige 4 ha van het VEN die nog moeten aangeduid worden en die bestaande natuurgebieden aan elkaar moeten koppelen. Hiertoe zal o.a. 38 ha extra groengebied binnen het prioritaire VEN (vierde balk) moeten afgebakend worden. In de segmenten staat het aantal groengebieden per oppervlaktecategorie. Bestemmingswijzigingen voor Bijzondere Plannen van Aanleg en gemeentelijke en provinciale Ruimtelijke Uitvoeringsplannen zijn hier niet inbegrepen. Bron: NARA MIRA-T 23 in zakformaat

80 3.3 Economie Verschuiving van belastingen op arbeid naar milieuschadelijke activiteiten tussen 1995 en 2 milieugerelateerde belastingen als % van BBP verschuiving van arbeid naar milieu 4,5 4,25 4, 3,75 3,5 3,25 3, 2,75 2,5 2,25 2, dalende belastingen Portugal Ierland UK Griekenland Luxemburg Spanje Italië Nederland EU Finland Frankrijk Duitsland Oostenrijk EU-gemiddelde 2 Denemarken 1995 België stijgende belastingen Zweden verschuiving van milieu naar arbeid lasten op arbeid als % van BBP Volgorde jaren overeenkomstig richting pijl; zie Finland als voorbeeld. Milieugerelateerde belastingen zijn belastingen waarvan de belastingsbasis een bewezen, negatieve impact heeft op het milieu (zoals onder meer bij energie- en transportbelastingen). Bron: Eurostat, 22, 23; NBB. Voor de verschillende lidstaten van de Europese Unie (EU) kunnen de inkomsten uit milieugerelateerde belastingen (verticale as) en uit belasting en sociale bijdragen op arbeid (horizontale as) uitgedrukt worden als een percentage van hun Bruto Binnenlands Product (BBP). Hierbij blijkt dat er grote verschillen bestaan in de belastingstructuur van de lidstaten. Wat echter gelijklopend is, is dat in alle EU-lidstaten arbeid veel hoger belast wordt dan milieuschadelijke activiteiten. In de EU is dit ongeveer zeven maal zo hoog, in België zelfs tien maal. Verder is ook de evolutie van de belastingstructuur verschillend. In een aantal lidstaten waaronder België is tussen 1995 en 2 een daling van beide soorten belastingen waarneembaar. In andere landen zoals Nederland en Duitsland vond er een verschuiving plaats van belastingen op arbeid naar milieuschadelijke activiteiten.

81 Internalisering van de externe kosten van wegverkeer euro/1 vkm belastingen MEK geluid MEK wegdek MEK klimaat MEK congestie MEK lucht Het wegverkeer in Vlaanderen veroorzaakt een aantal ongewenste neveneffecten (externaliteiten) zoals bv. luchtvervuiling en congestie (file). Internalisering van externe kosten betekent dat de externe kosten (schadekosten verbonden aan deze neveneffecten) worden aangerekend aan de veroorzakers. Hiervoor moeten de belastingen op wegverkeer gelijk zijn aan de marginale externe kosten. In Vlaanderen zijn echter de marginale externe kosten gemiddeld voor alle wegverkeer tweemaal zo hoog dan de belastingen. De externe kosten zijn wel meer geïnternaliseerd dan vroeger, vooral dankzij de daling van de externe kosten voor luchtvervuiling en ongevallen. De congestiekosten vormen veruit de belangrijkste schadecategorie. Aangezien de externe kosten van wegverkeer lokaal sterk variëren naar tijdstip (piekuur, daluur), omgeving (stedelijk, landelijk) en voertuigtype, is het aangewezen om ook de belastingen variabel te maken. Dit is in Vlaanderen helemaal niet het geval. MEK ongevallen Marginale externe kosten (MEK) = externe kosten veroorzaakt door een bijkomende gereden voertuigkilometer (vkm). MEK geluid en MEK wegdek zijn gemiddeld over Vlaanderen verwaarloosbaar en niet zichtbaar in de figuur. Bron: De Ceuster, 23; MEK klimaat en MEK lucht zijn afkomstig van Vito. 79 MIRA-T 23 in zakformaat

82 Colofon MIRA-T 23 in zakformaat is een uitgave van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Afdeling Meetnetten en Onderzoek (AMO) en werd uitgewerkt door het MIRAprojectteam op basis van het themarapport MIRA-T 23. Projectteam: Myriam Bossuyt Lisbeth Stalpaert Johan Brouwers Barbara Tieleman Hanne Degans Erika Vander Putten Caroline De Geest Hugo Van Hooste Stijn Overloop Jeroen Van Laer Bob Peeters Marleen Van Steertegem, projectleider Sofie Janssens, administratieve ondersteuning Jeroen Van Laer, Marleen Van Steertegem, eindredactie Philippe D Hondt, afdelingshoofd AMO Vormgeving en omslagontwerp: Kaat Flamey, Vanden Broele Grafische Groep Gedrukt op 5 % post-consumer gerecycleerd papier, chloorvrij en zonder optische witmakers. Het rapport is te verkrijgen in de boekhandel of rechtstreeks bij: Vlaamse Milieumaatschappij infoloket A. Van de Maelestraat Erembodegem tel.: fax: info@vmm.be prijs: 1 euro Het themarapport MIRA-T 23 is ook te raadplegen op de webstek van de Vlaamse milieurapportering Hier vindt u ook de andere producten van MIRA zoals het eerste beleidsevaluatierapport MIRA-BE 23 (zie onder), de geactualiseerde achtergronddocumenten (voor elk hoofdstuk van het themarapport), de Kernset milieudata (uitgebreide tabellen met milieucijfers) en de onderzoeksrapporten over bepaalde specifieke onderwerpen.

83 Evaluatie van het milieubeleid in MIRA-BE In 23 publiceerde de Vlaamse Milieumaatschappij het eerste milieubeleidsevaluatierapport, MIRA-BE 23. Samen met het jaarlijkse themarapport MIRA-T en het vijfjaarlijkse scenariorapport MIRA-S, zorgt dit beleidsevaluatierapport MIRA-BE voor de noodzakelijke wetenschappelijke onderbouwing van het Vlaamse milieubeleid. In MIRA-BE 23 worden vier afgebakende delen van de belangrijke beleidsterreinen Water en Afval geanalyseerd en geëvalueerd. Hieraan gaat een inleidend hoofdstuk vooraf, met een introductie van begrippen over beleidsevaluatie alsook van mogelijke methoden. De daaropvolgende vier hoofdstukken zijn: Milieuvergunningverlening in afvalwatergebonden dossiers Gemeenten en de uitbouw van de infrastructuur voor afvalwaterzuivering Milieubeleidsovereenkomsten ter uitvoering van de aanvaardingsplicht Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen MIRA-BE 23 en de uitgebreide onderzoeksrapporten van elk hoofdstuk zijn te raadplegen op Het rapport is te verkrijgen bij: Vlaamse Milieumaatschappij infoloket A. Van de Maelestraat Erembodegem tel.: fax: prijs: 1 euro 81 MIRA-T 23 in zakformaat

84 De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) is een overheidsdienst die bevoegdheden heeft inzake water en lucht en ook het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen coördineert. VMM meet en inventariseert de water- en luchtkwaliteit in Vlaanderen, rapporteert hierover en stelt beleidsmaatregelen voor om de gewenste water- en luchtkwaliteit te bekomen. VMM int een heffing op watervervuiling en op grondwaterwinning. Hoe meer water men vervuilt of verbruikt, hoe meer men betaalt. Via informatie, sensibilisatie en milieu-educatieve projecten wil VMM de burger aansporen tot milieubesparend gedrag. De opdracht van het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen (MIRA) is drieledig: een beschrijving, analyse en evaluatie van de bestaande toestand van het milieu; een evaluatie van het tot dan toe gevoerde milieubeleid; een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van het milieu bij ongewijzigd beleid en bij gewijzigd beleid volgens een aantal relevant geachte scenario s. De toestandsstudie krijgt vorm in de jaarlijkse MIRA-T rapporten. In 2 werd het eerste volwaardige scenariorapport gepubliceerd, MIRA-S 2. Het eerste beleidsevaluatierapport (MIRA-BE) verscheen in juni 23. MIRA staat in voor de wetenschappelijke onderbouwing van de milieubeleidsplanning in Vlaanderen. Het nieuwste milieubeleidsplan MINA-plan 3 zet bakens uit voor het milieubeleid in Vlaanderen voor de periode

85

86 MIRA-T 23 in zakformaat

emissie broeikasgassen

emissie broeikasgassen Eco-efficiëntie van de industrie D index (=1) 12 11 1 9 8 7 6 5 21 22 23 24 26 27 26 bruto toegevoegde waarde totaal energiegebruik emissie fijn stof (M 2,5 ) emissie broeikasgassen emissie ozonprecursoren

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

Integrale Milieuanalyse Vlaamse Voedingsnijverheid 2017

Integrale Milieuanalyse Vlaamse Voedingsnijverheid 2017 Integrale Milieuanalyse Vlaamse Voedingsnijverheid 2017 Afsluiting Doelgroepprogramma Vlaamse voedingsnijverheid (2011-2016) en Voorstelling IMA voeding 2017 28 maart 2017 Inleiding IMA Voeding 2017 is

Nadere informatie

Energiestromen in Vlaanderen

Energiestromen in Vlaanderen Energiestromen in Vlaanderen kolen 142 PJ 7 % internationale bunkers 443,4 PJ 22 % olie 1 14 PJ 54 % gas 421 PJ 2 % nucleaire warmte 246 PJ 12 % primair energiegebruik 2 55,5 PJ 1 % bruto binnenlands energiegebruik

Nadere informatie

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (1995=100) 120 100 80 60 40 P landbouw N landbouw N huishoudens P huishoudens CZV huishoudens N

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

MIRA 2012 Verspreiding van POP s MIRA 212 Verspreiding van POP s Emissie van dioxines naar lucht dioxine-emissie (g TEQ) 6 5 4 overige** energie huishoudens 3 2 1 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21 211* * voorlopige cijfers ** overige: landbouw

Nadere informatie

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 21 1. Inleiding

Nadere informatie

MIRA 2012 Landbouw. Eco-efficiëntie van de landbouw

MIRA 2012 Landbouw.   Eco-efficiëntie van de landbouw MIRA 212 Landbouw Eco-efficiëntie van de landbouw DP index (=1) 11 1 9 8 7 6 5 4 productiewaarde* energiegebruik emissie broeikasgassen emissie fijn stof (PM 2,5 ) P-belasting oppervlaktewater verzurende

Nadere informatie

MIRA 2012 Transport. www.milieurapport.be. Eco-efficiëntie van het personenvervoer

MIRA 2012 Transport. www.milieurapport.be. Eco-efficiëntie van het personenvervoer Eco-efficiëntie van het personenvervoer DP index (2000=) 110 70 personenkilometers bevolkingsaantal emissie broeikasgassen verzurende emissie emissie ozonprecursoren emissie fijn stof PM 2,5 (uitlaat)

Nadere informatie

Industrie en overheid samen voor een beter milieu. Industrie & Milieu Antwerpen, 25 maart 2010

Industrie en overheid samen voor een beter milieu. Industrie & Milieu Antwerpen, 25 maart 2010 Industrie en overheid samen voor een beter milieu Industrie & Milieu Antwerpen, 25 maart 2010 Industrie en overheid samen voor een beter milieu rol overheid, specifiek EIL (VMM) rol industrie i.k.v. onderbouwing

Nadere informatie

MIRA 2012 Energie. Energiegebruik per sector

MIRA 2012 Energie.  Energiegebruik per sector MIRA 212 Energie Energiegebruik per sector P energiegebruik (PJ) 1 8 1 6 1 4 1 2 1 8 6 4 2 energiesector niet toewijsbaar aan 1 sector handel & diensten transport landbouw industrie (energetisch) industrie

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2014, Vito, januari 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2014 bedraagt 5,7 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2016, Vito, oktober 2017 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2016 bedraagt 6,4% Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

MIRA 2011 ENERGIE. Energiegebruik per sector. www.milieurapport.be

MIRA 2011 ENERGIE. Energiegebruik per sector. www.milieurapport.be Energiegebruik per sector P index energiegebruik (=1) 13 125 12 115 11 15 1 95 9 handel & diensten industrie (niet-energetisch) huishoudens bruto binnenlands energiegebruik landbouw transport energiesector

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) 4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) Het gehalte vluchtige organische stoffen in de omgevingslucht wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 6 verschillende plaatsen gemeten, n.l. te Molenbeek

Nadere informatie

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht. MIRA 211 VERPREIDING VAN ZWARE METALEN Emissie van zware metalen naar lucht P index emissie lucht (1995=1) 12 1 8 6 4 2 1995 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21* doel 21 * voorlopige cijfers Doel (niet) gehaald

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN 1.Inleiding 14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN WATERVERONTREINIGING IN HET BRUSSELS GEWEST Het Brussels Gewest ligt voor het grootste deel in het subbekken van de Zenne. Deze waterloop en zijn

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2015, Vito, september 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2015 bedraagt 6,0 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, september 2014 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,9% Figuur 1 bio-elektriciteit

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Koen Toté - VMM Overzicht presentatie Luchtkwaliteit 2017 getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van fijn stof en stikstofdioxide

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 INHOUD Voorwoord 13 Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19 Deel 1. LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING 23 1. Inleiding

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris duurzame energie in Vlaanderen 2013, Deel I: hernieuwbare energie, Vito, februari 2015 1 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2013 bedraagt 5,8 % Figuur 1 zon-elektriciteit

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring en vermesting

Meetresultaten verzuring en vermesting /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring en vermesting ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS - ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS 2004 STAAT VAN HET LEEFMILIEU 2011-2014 - CONTEXT - HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 19 gemeenten, 161 km 2 1.163.486 inwoners

Nadere informatie

Milieurapport Vlaanderen MIRA-T 2007 Indicatorrapport

Milieurapport Vlaanderen MIRA-T 2007 Indicatorrapport Milieurapport Vlaanderen MIRA-T 2007 Indicatorrapport Stuurgroep Voorzitter: Rudi Verheyen (UA) Secretaris: Philippe D Hondt (VMM) Leden voor de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid: Patrick Meire (UA)

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

Milieurapport Vlaanderen. mira-t milieu-indicatoren in zakformaat

Milieurapport Vlaanderen. mira-t milieu-indicatoren in zakformaat Milieurapport Vlaanderen mira-t 25 milieu-indicatoren in zakformaat Inleiding 1 Indicatoren geven signalen hoe het met het milieu gesteld is. In Milieu-indicatoren in zakformaat vindt u de belangrijkste

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Luchtkwaliteit in Vlaanderen Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Overzicht Welke stoffen meet de VMM? Wetgevend kader Toetsing aan regelgeving Evolutie luchtkwaliteit Inzoomen op afzonderlijke

Nadere informatie

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld. Achtergrondinformatie voor achterbanberaad milieubeleid regio Eemsdelta Het milieubeleid omvat veel onderwerpen. Teveel om in één keer allemaal te behandelen. Op basis van onze ervaringen in de regio en

Nadere informatie

MIRA-T 2008 Milieurapport Vlaanderen Indicatorrapport

MIRA-T 2008 Milieurapport Vlaanderen Indicatorrapport MIRA-T 28 Milieurapport Vlaanderen Indicatorrapport Stuurgroep Voorzitter: Rudi Verheyen (UA) Secretaris: Philippe D Hondt (VMM) Leden voor de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid: Patrick Meire (UA) Chris

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd

Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd Persmededeling JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Dinsdag 13 november 2012 Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd Vlaams minister van Leefmilieu

Nadere informatie

Crisis versterkt trend van dalende druk op milieu

Crisis versterkt trend van dalende druk op milieu Crisis versterkt trend van dalende druk op milieu Energie-efficiëntie van Vlaanderen neemt verder toe, in tegenstelling tot de materiaalefficiëntie Met het Pact 2020 1 wil Vlaanderen tegen 2020 een verdere

Nadere informatie

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK VAN DE TERTIAIRE SECTOR IN BRUSSEL UITGEVOERD OP VERZOEK VAN HET BIM, DE ADMINISTRATIE VAN ENERGIE EN LEEFMILIEU VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST,

Nadere informatie

INDICATOR RAPPORT 2011 MIRA MILIEURAPPORT VLAANDEREN

INDICATOR RAPPORT 2011 MIRA MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATOR RAPPORT 211 MIRA MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATOR RAPPORT 211 MIRA MILIEURAPPORT VLAANDEREN STUURGROEP DIENST MIRA, VMM Voorzitter: Rudi Verheyen (UA) Secretaris: Philippe D Hondt (VMM) Leden

Nadere informatie

Energiegebruik in Vlaanderen

Energiegebruik in Vlaanderen 21 2.3 ENERGIE Energiegebruik in Vlaanderen P energiegebruik (PJ) 1 8 energiesector 1 6 niet toewijsbaar aan 1 sector handel & diensten transport landbouw industrie (energetisch) industrie (niet-energetisch)

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017 07/03/2017 SYNTHESE: Er is een opmerkelijke versnelling van de omzetgroei in het derde kwartaal bij restaurants en drinkgelegenheden. Hotels en catering kennen nog steeds een dalende omzet. De horecaprijzen

Nadere informatie

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer NO, NO2 en NOx in de buitenlucht Michiel Roemer Inhoudsopgave Wat zijn NO, NO2 en NOx? Waar komt het vandaan? Welke bronnen dragen bij? Wat zijn de concentraties in de buitenlucht? Maatregelen Wat is NO2?

Nadere informatie

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie Richtlijn 91/271/EEG: Situatierapport ex artikel 16 Nederland, situatie op 31 december 1998 Inzameling, transport en behandeling van afvalwater in Nederland Bij allerlei activiteiten in huis en bedrijf

Nadere informatie

4 oktober Studiedienst van de Vlaamse Regering

4 oktober Studiedienst van de Vlaamse Regering 4 oktober 2012 Ruim 700 indicatoren voor opvolging doorbraken Vlaanderen in Actie en Vlaams regeerakkoord 200 medewerkers binnen en buiten de Vlaamse overheid Wat meten we? Welke ontwikkelingen in externe

Nadere informatie

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten 21 3.12 KWALITEIT OPPERVLAKTEWATER P Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (2=1) 12 P landbouw N landbouw P huishoudens N huishoudens

Nadere informatie

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie 6.12.2008 BIJLAGE A Lijst van communautaire wetgeving vastgesteld overeenkomstig het EG-Verdrag waarvan schending een wederrechtelijk handelen in de zin van

Nadere informatie

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu Beleggen in de toekomst de kansen van beleggen in klimaat en milieu Angst voor de gevolgen? Stijging van de zeespiegel Hollandse Delta, 6 miljoen Randstedelingen op de vlucht. Bedreiging van het Eco-systeem

Nadere informatie

Druk en impact analyse in afstroomzone

Druk en impact analyse in afstroomzone Druk en impact analyse in afstroomzone Waterlichaam Naam Lengte (m) Oppervlakte (m²) 59.442 Vlaams Waterlichaam L107_135 JABBEEKSE BEEK 4.251 Lokaal L107_140 SCHELLEVLIET 4.042 Lokaal 8.615 Lokaal L107_225

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

2 De zuivering van afvalwater Typen bedrijfsafvalwater De zuivering in vogelvlucht Afsluiting 21

2 De zuivering van afvalwater Typen bedrijfsafvalwater De zuivering in vogelvlucht Afsluiting 21 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Waterverontreiniging: aard en omvang 9 1.1 Oorzaken van de waterverontreiniging 9 1.2 Om welke stoffen gaat het? 10 1.3 Kengetallen van waterverontreiniging 12 1.4 Afsluiting

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016 Luchtkwaliteit in Menen 24 mei 2016 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM 4. Nieuwe meetresultaten 5. Trend 6. Resultaten nabij andere schrootbedrijven

Nadere informatie

Nationale Energieverkenning 2014

Nationale Energieverkenning 2014 Nationale Energieverkenning 2014 Remko Ybema en Pieter Boot Den Haag 7 oktober 2014 www.ecn.nl Inhoud Opzet van de Nationale Energieverkenning (NEV) Omgevingsfactoren Resultaten Energieverbruik Hernieuwbare

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2015-02-17 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie Broos herstel in 2013 na krimp in 2012 in Brussel en Wallonië; verdere groeivertraging in 2013 in

Nadere informatie

Milieubarometerrapport 2018

Milieubarometerrapport 2018 Milieubarometerrapport EeStairs Nederland bv Samengesteld op 31 januari 019 Milieubarometerrapport - EeStairs Nederland bv - Milieubarometer - EeStairs Nederland bv Inhoud De Milieubarometer vertaalt gegevens

Nadere informatie

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen

Samenvatting. Belangrijkste bevindingen Samenvatting In dit rapport beoordeelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) of de milieudoelen gesteld voor 2010 en voor de periode daarna bereikt worden. De informatie in deze rapportage is mede

Nadere informatie

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht Cel Externe Communicatie Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T. 02-2773408 GSM 0473-916424 Persbericht Datum: 26 november 2007 Betreft: Bijna 200 indicatoren geven

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

POLSSLAG VLAAMSE HORECA 13/06/2017 SYNTHESE: De omzetgroei vertraagt in het laatste kwartaal van 2016 bij restaurants en drinkgelegenheden. De omzetdaling bij hotels loopt ten einde. De horecaprijzen stijgen minder snel dan vorige

Nadere informatie

Dynamische Energie Atlas Limburg (DEA)

Dynamische Energie Atlas Limburg (DEA) Dynamische Energie Atlas Limburg (DEA) 1 Waarom een EnergieAtlas Limburg?» Hoe ontwikkelingen rond HE ruimtelijk beoordelen, ordenen, afstemmen, faciliteren, optimaliseren? => Dynamische Energie Atlas

Nadere informatie

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012 17/11/2014 Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012 Kadering» VITO actualiseert jaarlijks, in opdracht van LNE, CO 2 -inventaris gemeenten» Taken voorzien in actualisatie

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 Geharmoniseerde consumptieprijsindex

Nadere informatie

Broeikasgasemissies Landbouw en Visserij: cijfers en beleid

Broeikasgasemissies Landbouw en Visserij: cijfers en beleid Broeikasgasemissies Landbouw en Visserij: cijfers en beleid Rondetafel Klimaat, 20/06/2016 Departement Landbouw en Visserij Inhoud (1) Waar wil Europa naartoe? (2) Waar staat Vlaanderen? Landbouw en visserij?

Nadere informatie

Energie- en emissie-intensiteit van economische activiteiten in België

Energie- en emissie-intensiteit van economische activiteiten in België Milieu-economische analyses voor België, de Gewesten en Europa Workshop 13 september 2012 Energie- en emissie-intensiteit van economische activiteiten in België Lies Janssen Federaal Planbureau Milieurekeningen:

Nadere informatie

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4.1 Inleiding Deze bijlage geeft een toelichting bij de productie en verwerking van het Nederlands afval sinds 1985 plus een inschatting hiervan tijdens de komende planperiode.

Nadere informatie

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact & Figures. Tania Van Mierlo Afd. Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact & Figures. Tania Van Mierlo Afd. Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact & Figures Tania Van Mierlo Afd. Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid EU doelstellingen t.o.v. 1990 t.o.v. 2005 Focus vandaag Broeikasgasuitstoot

Nadere informatie

Jaarverslag Water 2015

Jaarverslag Water 2015 Vlaanderen is milieu Jaarverslag Water 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be \\\\\\ JAARVERSLAG WATER 2015 \\\\\ DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Jaarverslag water 2015 Samenstellers Afdeling Rapportering

Nadere informatie

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Wat kunt u verwachten? Hoe is úw kennis van luchtverontreiniging? Inzicht in normen en techniek Wat is de invloed van sjoemelsoftware? Casestudy A13 Overschie

Nadere informatie

De rol van modellen in het beheer van de waterkwaliteit case WEISS. Colloquium Duurzaam ruimtegebruik In Vlaanderen Antwerpen 23/03/2018

De rol van modellen in het beheer van de waterkwaliteit case WEISS. Colloquium Duurzaam ruimtegebruik In Vlaanderen Antwerpen 23/03/2018 De rol van modellen in het beheer van de waterkwaliteit case WEISS Colloquium Duurzaam ruimtegebruik In Vlaanderen Antwerpen 23/03/2018 Inhoud Proloog Waterkwaliteitsbeleid in Vlaanderen Rol van modellen

Nadere informatie

Kosten en baten van het EUluchtbeleid

Kosten en baten van het EUluchtbeleid Kosten en baten van het EUluchtbeleid Conferentie luchtkwaliteit 2014, Minaraad Bob Nieuwejaers Herziening NEC-richtlijn Richtlijn uit 2001 December 2013: commissievoorstel herziening NEC-richtlijn Verminderen

Nadere informatie

Milieubarometerrapport 2016

Milieubarometerrapport 2016 Milieubarometerrapport 2016 BV Aannemingsbedrijf BTZ Milieubarometer - 2016 BV Aannemingsbedrijf BTZ Inhoud De Milieubarometer vertaalt gegevens zoals elektriciteitsverbruik en afvalproductie naar grafieken

Nadere informatie

Milieubarometerrapport 2012

Milieubarometerrapport 2012 Milieubarometerrapport 2012 Gebroeders Van der Plas Milieubarometerrapport - Gebroeders Van der Plas - 2012 Milieubarometer - 2012 Gebroeders Van der Plas Inhoud De Milieubarometer vertaalt gegevens zoals

Nadere informatie

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen 7 juni 2007 inhoud energie waarom windenergie voor- en nadelen van windenergie windaanbod vergunningen en regelgeving aspecten van belang: windplan Vlaanderen

Nadere informatie

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw Economische, ecologische en sociale indicatoren Ine Vervaeke en Jona Lambrechts Inleiding Aanleiding: 20 jaar Vlaams-Brabant Duurzaamheid:

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - december 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in december 2,2% ten

Nadere informatie

MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATORRAPPORT 2010

MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATORRAPPORT 2010 MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATORRAPPORT 21 STUURGROEP DIENST MIRA, VMM Voorzitter: Rudi Verheyen (UA) Myriam Bossuyt Johan Brouwers Caroline De Geest Nathalie Dewolf Soetkin Maene Saskia Opdebeeck Stijn

Nadere informatie

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en

Nadere informatie

Info- en intervisiemoment

Info- en intervisiemoment Info- en intervisiemoment Agenda onthaal stook je gezondheid niet op handhaving bij stoken pauze intervisie lunch Stook je gezondheid niet op Inhoud Inleiding Een onschuldig vuurtje? Lokale aanpak: sensibilisering

Nadere informatie

Emissies van het wegverkeer in België 1990-2030

Emissies van het wegverkeer in België 1990-2030 TRANSPORT & MOBILITY LEUVEN VITAL DECOSTERSTRAAT 67A BUS 1 3 LEUVEN BELGIË http://www.tmleuven.be TEL +32 (16) 31.77.3 FAX +32 (16) 31.77.39 Transport & Mobility Leuven is een gezamenlijke onderneming

Nadere informatie

MIRA 2012 Indicatorrapport in het kort

MIRA 2012 Indicatorrapport in het kort INDICATORRAPPORT 2012 IN HET KORT 1 Sectoren Huishoudens Door de milde winter van 2011 lag de verwarmingsbehoefte van de huishoudens 33 % lager in vergelijking met het jaar 2010. Dit zorgde voor een lager

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 11 augustus 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Energiedragers De economie

Nadere informatie

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012 AMS FOCUS 212 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 212 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto

Nadere informatie

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP 17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP Geïnspireerd door het verschil in O 3 -concentratie tussen werkdagen en niet-werkdagen werd het concentratieverloop van de gemiddelde week berekend. Bij de berekening van het concentratieverloop

Nadere informatie

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030 IP/3/661 Brussel, 12 mei 23 Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 23 In 23 zal het wereldenergieverbruik verdubbeld zijn; fossiele brandstoffen, voornamelijk

Nadere informatie

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Tabellenbijlage Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Verantwoording Dit rapport is de tabellenbijlage bij de Nationale Energieverkenning 2014 verschenen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 1,4 procent in Beperkte opwaartse bijstelling economische groei 2004

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 1,4 procent in Beperkte opwaartse bijstelling economische groei 2004 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-037 31 maart 2005 9.30 uur Economie groeit 1,4 procent in 2004 De Nederlandse economie is in 2004 met 1,4 procent gegroeid. Dat is een licht herstel

Nadere informatie

Emissielekken in België

Emissielekken in België Milieu-economische analyses voor België, de Gewesten en Europa 13 september 2012 Emissielekken in België Guy Vandille Federaal Planbureau Wat is een emissielek? Emissielek = verschil tussen : emissies

Nadere informatie

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact& Figures

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact& Figures KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact& Figures Tania Van Mierlo Afd. Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid EU doelstellingen t.o.v. 1990 t.o.v. 2005 Focus vandaag 1 Vlaamse

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

MIRA 2012 Klimaatverandering

MIRA 2012 Klimaatverandering Totale emissie van broeikasgassen P emissie (Mton CO 2 -eq) 9 8 7 6 5 15 % 4 3 2 1 25 26 27 28 29 211* 212 213 214 215 216 217 218 219 22 CO 2 ETS CO 2 niet-ets CH 4 (niet-ets) N 2 O (niet-ets) F-gassen

Nadere informatie

L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale. 1A, sectorale aanpak).

L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale. 1A, sectorale aanpak). L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie 1.3.2005 BIJLAGE II LIJST VAN JAARLIJKSE INDICATOREN TABEL II-1 Lijst van prioriteitsindicatoren ( 1 ) Indicator Teller/noemer Richtsnoeren/definities ( 2 )(

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Geert Pillu Adviesverlener LNE afdeling Milieuvergunningen Brugge Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Kennis

Nadere informatie

Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas

Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas Aardgas als transitiebrandstof of transitie van een brandstof? Marcel Weeda, ECN AkzoNobel Center, Amsterdam VEMW seminar, 22 april 2016 www.ecn.nl

Nadere informatie

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Luchtkwaliteit Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Deel 1: Wat is luchtverontreiniging? Emissie, Verspreiding,Blootstelling 1952 2009 3 4 5 Van de bronnen van luchtvervuiling in Nederland

Nadere informatie