De fauna op wrakken in de Noordzee in 1990
|
|
- Tine Bogaerts
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De fauna op wrakken in de Noordzee in 199 G.W.N.M. van Moorsel & H.W. Waardenburg september 1991 w bureau waardenburg bv adviseurs voor milieu en ecologie
2 1 rijks'vaterstaat dienst get'dewatereri 1 bibiiohenk ako De fauna op wrakken in de Noordzee in 199 G.W.N.M. van Moorsel & H.W. Waardenburg /\\ bureau waardenburg bv postbus aj culemborg sept 1991
3
4 Inhoud blz. Inleiding.5 2. Materiaal en Methoden De Onderzoeksobjecten Hardsubstraat organismen Braun-B!anquet opnamen Fototransecten Video-opnamen Biomassa bepalingen Resultaten / Discussie Deobjecten Voorkomen en bedekking macrofauna Braun-Blanquet opnames / fototransecten Vergelijking totaalopnames Soorten nieuw op de wrakken Successie op wrak M Veranderingenmdetijd Biomassa hardsubslraatorganismen Biomassa algemeen Biomassa Metridium senile Conclusies en Aanbevelingen Dankbetuiging / verantwoording Literatuur Tabellen 1-7 Appendix
5 1. INLEIDING In 199 is een onderzoeksprogramma uitgevoerd naar de begroeiing van wrakken in de Noordzee. Dit onderzoek werd verricht door Bureau Waardenburg bv in opdracht van de Dienst Getijdewateren van Rijkswaterstaat (DGW) in het kader van het project Biologische Monitoring van de zoute Rijkswateren (BIOMON). De kennis die voorhanden is over het benthos van het Nederlandse deel van het continentale plat van de Noordzee (N.C.P.) heeft voor een groot deel betrekking op organismen van zachte substraten (zand en slib). Door sinds 1986 jaarlijks de aangroei van wrakken en andere harde substraten te bestuderen is belangrijke aanvullende informatie beschikbaar gekomen. Dit, omdat de betreffende fauna nauwelijks overlap vertoont met de soortensamenstelling van de omringende zandbodems. Tot nu toe werd een 22-tal objecten een of meerdere malen onderzocht. Dit leidde tot een beschrijving van de levensgemeenschap van wrakken. Veelal lagen de objecten zo diep dat het lichtniveau te laag was voor fotosynthese, zodat de begroeiing geheel uit dierlijke organismen bestond. Alleen als een object tot aan het wateroppervlak reikte maakten algen deel uit van de vastzittende component. Samen met de mobiele fauna kon een 11 tal soorten op en rond de wrakken worden geregistreerd. Vooral de hoge biomassa was opvallend. Per vierkante meter wrakoppervlak bedroeg zij zeker 3 maal zoveel als de omringende zandbodem. Deze waarde kon nog eens met een faktor 5 worden vermenigvuldigd omdat een wrak een veel groter oppervlak heeft dan de zandbodem die door zo'n wrak wordt ingenomen. Ondanks dat het kunstmatige, i.h.a. door de mens geïntroduceerde objecten betreft, kan de aangroei van wrakken een belangrijke rol spelen in het ecosysteem van de Noordzee. Zo is de aanwezigheid van hard substraat onontbeerlijk voor stadia in de levenscyclus van bepaalde (semi)pelagische organismen zoals kwallen (scyphistomae). inktvissen (eieren) en kamschelpen (juvenielen). De meeste sessiele organismen op wrakken ontdoen het voorbij stromende water van plankton en ander zwevend materiaal. Anderszins verrijken ze het water door de productie van o.a. voortpiantingsproducten. Daarnaast is de aangroei en alles wat daarop en tussen leeft, een potentiële voedselbron voor grotere organismen die zich op wrakken concentreren zoals de steenbolk (Trisopteris luscus), de Noordzeekrab (Cancer pagurus) en de Kabeljauw (Gadus inorhua). Overigens zijn beide laatste soorten tevens van direct commerciëel belang. In hoeverre dieren op en rond wrakken als indicator kunnen fungeren voor de kwaliteit van het Noordzee milieu is nog onvoldoende bekend. Echter omdat het om een groot aantal soorten gaat en op de bodem van de Noordzee een uitgebreid netwerk beschikbaar is in de vorm van duizenden scheepswrakken en andere objecten, is het zinvol om te onderzoeken of soorten door hun aanlafwezigheid of verschijnen en verdwijnen bepaalde milieucondities signaleren. Er is nog maar weinig bekend is over natuurlijke fluctuaties omdat wrakken nog onvoldoende en 5
6 pas recent worden onderzocht. Daarom is het noodzakelijk dat fundamentele informatie wordt verzameld omtrent de totstandkoming, de structuur en het functioneren van deze levensgemeenschap. Over het van 1986 tot en met 1989 verrichte onderzoek is gerapporteerd in Waardenburg (1987a, b), Van Moorsel et al. (1989) en Van Moorsel en Waardenburg (199). In 199 droegen de werkzaamheden het karakter van Biomonitoring en werd een relatief grote inspanning besteed aan methodologisch onderzoek. Daarbij werden de volgende hoofddoelstellingen aangehouden: Het bestuderen van de begroeiing van een viertal scheepswrakken in een raai loodrecht op de kust ter hoogte van Noordwijk. Er werden vier wrakken geselecteerd: Wrak C op 1 km van de kust in continentaal kustwater; de wrakken M en M', vlak bij elkaar op 6 km uit de kust, in Kanaalwater; Wrak K in het grensgebied van beide watermassas - Het bepalen van de biomassa. het aangeven van de mate van spreiding en het ontwikkelen van een methode waarbij aan de hand van fotografie biomassawaarden worden geschat. Voorts kunnen de resultaten worden aangewend ter vergroting van de bestaande kennis betreffende de volgende onderwerpen: Temporele variatie, kolonisatie en ruimelijke variatie in relatie tot de afstand van de kust.
7 2. MATERIAAL EN METHODEN 2.1 De Onderzoeksobjecten Het onderzoek werd in september 199 uitgevoerd aan de hand van de volgende objecten: Object NB OL Datum Duiknr C 52 18' 42,4" 4 15' 29,5" 4 en 11 september 66, K 52 26' 14.6" 3 44' 3,5" 12 en 14 september 73,74,75,79 M. 5229'45,6" 3 17'," 13 september 76,77 M 52 3'31,4" 3 19' 18,4" 4, 5 en 13 september 67,68,69.7,78 Figuur 1 toont de posities op een kaart van de zuidelijke Noordzee. In Tabel 1 worden een aantal additionele gegevens over deze ~en genoemd. Het duikwerk werd verricht zoals beschreven in Waardenburg (1987a). 2.2 Ilardsubstraat organismen De aanwezigheid van macrofauna werd op diverse manieren vastgesteld Braun-Blanquet opnamen De bedekking en of aanwezigheid werden genoteerd volgens een aangepaste opnameschaai van Braun-Blanquet (zie pagina 8). De categorieën r tot en met 5 zijn geschikt om de bedekking door vastzittende organismen aan te geven zoals sponzen, zeeanemonen, mosdiertjes en zakpijpen. Bij mobiele organismen werd de schaal voor zover mogelijk toegepast, bijvoorbeeld bij echinodermen. Vissen en een aantal moeilijk te schatten kruipende soorten werden alleen ge scoord op aanwezigheid ("o"), zij het dat opvallend grote aantallen apart werden onderscheiden ("oo"). De bedekkingspercentages werden geschat voor min of meer homogene substraten die 7
8 NB J OL 51 Figuur 1. Geografische positie van de wrakken in 199 gekarakteriseerd konden worden door hun oriëntatie (horizontaal of verticaal) en / of substraattype. Ook werden totaalopnames gemaakt waarbij het hele object als één proefviak werd beschouwd. Dit gebeurde door de gegevens van horizontale en verticale substraten te middelen
9 en deze aan te vullen met waarnemingen die op andere substraten werden verkregen. Organismen die niet in situ konden worden benoemd werden verzameld om te worden gedetermineerd. In dit verzamelde materiaal en in de biomassa monsters werden soms organismen gevonden die niet in de Braun-Blanquet opnames voorkwamen. - De gehanteerde schaal Indien mogelijk werd het bedekkingspercentage geschat, zoniet, dan kon de code ook worden bepaald aan de hand van het aantal individuen. code bedekkingspercentage % aantal individuen per l,loofloom2* r <,5 <5-4-,5-, willekeurig willekeurig willekeurig willekeurig o bedekking niet bepaald! niet te bepalen aanwezig CD bedekking niet bepaald! niet te bepalen relatief veel aanwezig * bij een md. opp. van 1 cm2 (e.g. Poiteleinkrab) per m2 1 cm2 e.g. zwemkrab) per 1 m2 1 cm2 e.g. Noordzeekrab) per 1 m Fototransecten Voor representatieve verticale of horizontale delen van de objecten werd een nauwkeuriger schatting van de bedekking gemaakt door zg. fototransecten te maken. Deze bestonden uit een
10 aantal fotografische opnames van 21,6 x14,4 cm, die op een regelmatige afstand werden genomen langs een meetlint. Aan de hand van de geprojecteerde dias werd de bedekking geschat in categorieën van 1 %. Een bedekking lager dan 7,5 % werd gescoord als 5 %, of r dan wel + zoals in de Braun-Blanquet opnames. Ook de aanduiding (zie bovenstaand overzicht) werd gebruikt (zie ook legenda naast Tabel 3 e). Bij mobiele soorten zoals krabben en stekelhuicligen werden, voorzover ze individueel herkenbaar waren. de aantallen geteld Video-opnamen Op een aantal objecten werden video-opnames gemaakt die kunnen worden gebruikt ter illustratie van gebruikte methodieken en om een globaal overzicht te krijgen van het leven op en rond de wrakken. Voor detailinformatie zijn deze videobeelden minder geschikt Biomassa bepalingen Op elk van de wrakken C, K en M werden 1 horizontale en 1 verticale biomassamonsters verzameld.van een groot deel van het te verzamelen oppervlak werden twee aansluitende fotografische opnames gemaakt teneinde deze informatie te kunnen relateren aan de biomassagegevens. Zeeanemonen werden eerst aangeraakt zodat ze in ingetrokken toestand werden vastgelegd. Biomassa monsters werden verzameld door met een plamuurmes oppervlakken van 25 x 25 cm af te steken. Deze monsters werden diepgevroren (-18 C). In het laboratorium werden de monsters ontdooid en in hoofdgroepen gesorteerd. De Zeeanjelier werd in groottecategorieën (-1, 1-2, 2-3,..., 5-6 cm diameter) gesorteerd en de aantallen in de categorieën werden bepaald. Daarna werd het asvrij drooggewicht (ADG) van de hoofdgroepen of grootteklassen bepaald: De monsters werden gedroogd in een geventileerde stoof bij 8 C totdat het gewicht niet langer afnam en vervolgens verbrand bij 56 gedurende 2 uur. Berekening van het gewichtsverlies t.g.v. verbranding leverde het ADG op. De dia's werden geprojecteerd op tekenpapier (schaal 1:1) en de macrofauna componenten werden overgenomen. Een eventuele overlap van twee dias werd aangegeven. De Zeeanjelier (Metridium senile) vormde een groot deel van de biomassa. Daar zij in ingetrokken toestand veelal cirkelvormige projecties vormde, konden relatief eenvoudig groottecategoriefrequenties worden bepaald. Alle exemplaren van M. senile die voor meer dan 5 % op de dia zichtbaar waren werden geteld. Tevens werd het zichtbare oppervlak van de dia (exclusief referentielat en/of deel van het verzamelnet) gemeten. Hieruit kon een fotografisch bepaalde biomassawaarde worden berekend die vergeleken werd met de gemeten biomassawaarde. 1
11 3. RESULTATEN / DISCUSSIE 3.1 De objecten In Tabel 1 staan een aantal gegevens van de onderzochte objecten, zoals die konden worden afgeleid uit het onderzoek, het "wrakkenregister" (Anonymous, 1988) en uit een privéarchief (Harteveld). De geografische ligging van de wrakken staat in Figuur 1. In Appendix 1 worden impressies van de wrakken gegeven. De localisering van de wrakken verliep voorspoedig. Ondanks hoge golven (tot 2 m) kon in week 36 drie dagen gewerkt worden. Op 6 en 1 september werd uitgevaren, maar de golfhoogte liet verantwoord duikwerk niet toe. In week 37 kon 4 dagen gewerkt worden, waarmee het totaal aantal gemaakte duiken op 15 kwam. Door diverse oorzaken werd tot twee maal toe de boei verzet die de wrakpositie aangaf, zodat duik 65 (Wrak C) geen en duik 68 (Wrak M) slechts een beperkte hoeveelheid gegevens m.b.t. de wrakken opleverden. 3.2 Voorkomen en bedekking macrofauna Braun-Blanquet opnames / fototransecten In 199 werd een aantal Braun-Blanquet opnames en fototransecten aan het bestand van voorgaande jaren toegevoegd. Tabel 2 toont de Braun-Blanquet opnames, waar aan de hand van dia's en verzameld materiaal nog enkele gegevens aan werden toegevoegd. De positie van de fototransecten is te zien op de wrakimpressies (Appendix 1). Op alle objecten werden zowel horizontale als verticale fototransecten gemaakt. De bedekking die aan de hand van dia's werd geschat is weergegeven in Tabel Vergelijldng totaalopnames Diverse organismen bereikten een hoge bedekking. Qua bedekking was het belangrijkste organisme de Zeeanjelier (Metridium senile). De bedekking door Broodspons (Halichondria panicea) was aanmerkelijk lager dan in voorgaande jaren. Haar hoogste bedekking was evenals in voorgaande jaren voornamelijk dicht bij de kust (Wrak C), maar, evenals in 1989, werd zij ook op wrak M' aangetroffen. Een aanzienlijk deel van het substraat bestond vaak uit "turf' (Tabel 2). Dit wordt veelal vastgelegd doordat gammariden detritus uit het water vangen om daar hun 11
12 holen van te bouwen. De gammariden zelf zijn daardoor onzichtbaar en worden onder water makkelijk onderschat. In Van Moorsel et. al. (1991) worden de totaalopnames door middel van een clustertechniek geanalyseerd in een vergelijking met opnames van andere wrakken en uit voorgaande jaren, zodat de gevonden overeenkomsten en verschillen, in tijd zowel als ruimte, objectief worden weergegeven. Hier wordt volstaan met aan te geven dat een vergelijking van de totaalopnames uit 199 aangeeft dat de opname van wrak C het sterkst verschilt van de overige drie. De grootste overeenkomst wordt gevonden tussen de wrakken M en M'. In 1989 werden tien verschillende wrakken onderzocht. De resultaten als genoemd in Van Moorsel en Waardenburg (199) betreffende soorten met hoge dichtheid, met hoge presentie en presentje in relatie tot afstand uit de kust kunnen allen worden bevestigd door gegevens uit 199. Afgezien van het op de Doggersbank gelegen wrak Z werden in het verleden op vrijwel alle wrakken 28 tot 36 soorten gevonden. Ook in 199 werd op alle wrakken een dergelijk aantal soorten gevonden. De soortenrijkdom vertoonde daarmee geen relatie met de afstand tot de kust Soorten nieuw op de wrakken Naast de tot nu toe uitsluitend op wrak K aangetroffen spons Hvmeniacidon perlevis. bleek dit wrak nog een tweetal sponzen te herbergen die nog niet eerder op andere wrakken waren gevonden: Suberites cf. suberea en Mvxilla rosacea. De laatste soort werd ook op wrak M' gevonden. Voor wat betreft de Gammariclea werden in 199 behalve de meestal dominante soort Jassafalcata ook twee holenbouwende soorten van het geslacht Corophiwn aangetroffen, te weten C. acherusicum en C. sextonae. Van spookkkreeftjes (Caprellidae) werd in het verleden altijd aangenomen dat het om Caprella linearis ging. Het onderzoek uit 199 heeft uitgewezen dat ook de soorten Phthisica marina en Pariwnbus rvpicus op de wrakken voorkomen. Evenals de bovengenoemde Gammaridea zijn deze soorten evenwel te klein om zonder verzamelen tot op de soort op naam te kunnen worden gebracht. In sectie 3.4 komen nog andere nieuwe soorten voor het wrakonderzoek ter sprake. Tot en met 199 zijn er nu 138 verschillende taxa op en rond de wrakken gevonden. 3.3 Successie op wrak M In het rapport over 1988 (Van Moorsel et al. 1989, hun Tabel 3) wordt uitgebreid ingegaan op de kolonisatie van wrak M. Van 1986 tot en met 1988 gaven Braun-Blanquet opnames respec- 12
13 tievelijk 6, 2 en 23 soorten te zien. In 1989 werden 3 soorten opgenomen waarvan er 8 nog niet eerder waren waargenomen. Dit gaf aan dat de successie nog niet was gestabiliseerd. In 199 nam het aantal soorten niet langer toe: De Braun-Blanquet opnames gaven 27 soorten te zien waarvan 6 nieuw. Wel kwam de bedekking door Metridium senile voor het eerst goed op gang. Voor een integrale behandeling van de successie op wrak M zie van Moorsel et al. (1991). Wrak M' werd in 1989 onvoldoende onderzocht om een goede indruk van de begroeiing te krijgen. Het onderzoek van 199 heeft in deze kennislacune voorzien. Wrak M' zou vanwege haar veronderstelde grotere ouderdom en ligging in de buurt van M een verder kolonisatiestadium kunnen vertegenwoordigen. Dit lijkt te worden bevestigd door de hoge bedekking door sponzen en de kalkkokerworm Pomatoceros triqueter. Op wrak M' werden echter niet meer soorten aangetroffen dan op wrak M. Het is mogelijk dat door monopolisatie van de beschikbare ruimte, vooral door de Zeeanjelier (M. senile ), een grote soortenrijkdom wordt tegengegaan. Een dergelijk successiepatroon, waarbij de soortenrijkdom op een gegeven moment weer terugloopt, als dominante organismen niet door verstoringen worden tegengewerkt, is in de ecologie niet onbekend (Conneli 1978). De relatief sterke overeenkomst tussen de wrakken M en M' in een clusteranalyse werd reeds genoemd in de vorige sectie. Deze overeenkomst. ondanks het verschil t.g.v. successie, duidt op een sterk geografisch effect, waarschijnlijk in samenhang met de watermassa waarin deze wrakken liggen. 3.4 Veranderingen in de tijd In Van Moorsel et al. (1989) en Van Moorsel en Waardenburg (199) werd melding gemaakt van een aantal soorten die waarschijnlijk op de wrakken verschenen door het ontbreken van een aantal koude winters. Zowel het Porceleinkrabbetje (Pisidia longicornis), de Fluwelen zwem krab (Liocarcinus puber) als de kolonievormende zakpijpen Dipiosoma listeriamim en Aplidium glabrum werden in 1988 en / of 1989 op de meeste wrakken en vaak in grote aantallen / bedekking aangetroffen i.t.t. in 1986 en Dit zou verband kunnen houden met relatief hoge wintertemperaturen. Ook langs de Nederlandse kust worden deze soorten de laatste jaren weer opnieuw en / of in opvallend hoge aantallen gevonden (Egen observatie, Dekker, mond. meded.. Faasse 1991). In 199 werd op wrak K Thorogobius ephippiatus (de "Luipaardgrondel") aangetroffen. Tot nu toe werd aangenomen dat het zuidwesten van Engeland de meest noordelijke verspreiding van deze soort vormde (Lythgoe en Lythgoe. 1976). Voorts verscheen op wrak M het zeeanemoontje Actinothoe sphyrodeta. Ook dit is een zuidelijke soort die bijvoorbeeld in Bretagne erg algemeen is (pers. obs.). Deze waarnemingen duiden eveneens op een noordelijke verschuiving van soortarealen. Het zal interessant zijn om de reactie te onderzoeken van deze soorten na de relatief koude winter van 199/
14 3.5 Biomassa hardsuhstraatorganismen Biomassa algemeen Er werden 6 biomassamonsters verzameld op 3 verschillende objecten. Tabel 4 toont een overzicht van de gevonden biomassa waarden. In vrijwel alle monsters vormden zeeanemonen het meerendeel van de biomassa. Dit betrof voornamelijk Metridiwn senile, maar Diadumene cincta en Sagartia troglodytes kwamen ook voor. De biomassa kende een grote variatie, vooral op horizontale oppervlakken van wrak C: omgerekend per m2 varieerde zij daar van slechts 26 g tot meer dan 1,6 kg (Tabel 4). Een dergelijke variatie werd in het verleden ook gevonden. De grote variatie zorgt ervoor dat er slechts weinig significante verschillen worden gevonden: Het verschil tussen horizontale en verticale oppervlakken is alleen bij wrak M significant (p<.2, tweezijdige Mann-Whitney test). Tussen de wrakken C en K (alle monsters) is het verschil niet significant, maar M verschilt wel van C en K (resp. p<.2 en p<.2, tweezijdige Mann- Whitney test). De toekomst zal moeten uitwijzen of de lage biomassa op wrak M het gevolg is van ligging of successiestadium. De hoogste biomassa waarde op wrak M in 199 is weliswaar hoger dan de hoogste uit voorgaande jaren. maar gemiddeld steeg de biomassa nauwelijks. Afgezien van de gevallen waar slechts één monster beschikbaar is, is er een goede overeenstemming tussen de gemiddelde biomassa waarden in 199 en die uit de gehele periode (Tabel 5). De biomassa van wrak K was even hoog als in 1986 en De gemiddelde biomassa van wrak C was twee maal zo hoog als in 1989, maar twee maal zo laag als in Deze verschillen kunnen deels worden toegeschreven aan de grote variatie op wrak C. Geconcludeerd moet worden dat er ge en aanwijzingen bestaan dat er de laatste 5 jaar veranderingen in biomassa zijn opgetreden. In Tabel 5 wordt dan ook een overzicht gegeven van de biomassawaarden over de gehele periode van De monsters die in 1989 werden verzameld vormen waarschijnlijk een betere afspiegeling van de gemiddelde biomassa dan de monsters uit de jaren daarvoor (Van Moorsel en Waardenburg 199). De gemiddelde biomassa van negen wrakken in zonder het nieuwe wrak M, bedroeg 477 g/m2. De gemiddelde biomassa van wrak C en K in 199 bedroeg 473 g/m2. Dit is het 33voudige van de biomassa van een vierkante meter zandbodem in de zuidelijke Noordzee (14,5 g/m2 Groenewold en Van Scheppingen 1988 en 1989). Deze factor kan nog met de oppervlaktevergrotingsfactor voor een wrak t.o.v. een vlakke zandbodem (4 tot 7. Van Moorsel et al. 1989) worden vermenigvuldigd, zodat de aanwezigheid van een wrak als een 18 voudige vergroting van de biomassa kan worden beschouwd. Dit is wat lager dan de factor 2-7 die genoemd wordt in het Waatersysteemplan Noordzee (Anonymus 1991). Bovendien wordt in dit systeemplan gesproken over productieniveau's. Er is echter over de P / B ralio 14
15 van de meest algemene hardsubstraatorganismen. zoals Met ridium senile, onvoldoende bekend om de biomassa getallen als productiecijfers te interpreteren Biomassa Metridiwn senile In het kader van onderzoek naar mogelijkheden om in de toekomst d.m.v. fotografische opnames biomassa's te schatten, werd, gezien de dominantie van zeeanjelieren (Metridium senile), de relatie bepaald tussen de diameter (ingetrokken) en biomassa van deze zeeanemoon. In Tabel 6 worden de asvrijdrooggewichten van de groottecategoneën gegeven in combinatie met de aantallen in de monsters (van de monsters C 8 tot en met C 15 zijn de aantallen van de groottecategorieën niet bekend, terwijl van de monsters K8 en K2 de biomassa van één groottecategorie ontbreekt). De gemiddelde asvrijdrooggewichten van de verschillende categorieën, voor de diverse wrakken en voor het totaal, staan ook in Tabel 6. Fig. 2 toont het verband tussen diameter (, gewogen gemiddelde) en biomassa (B). De relatie kan worden benaderd door: B= 12.3 * Ø 1,96 [] (De biomassa van de categorie 5-6 cm werd hier niet bij betrokken omdat zij gebaseerd is op slechts drie getallen.) In eerste instantie lijkt het opmerkelijk dat de relatie ongeveer kwadratisch is. Als biomassa een vaste verhouding kent tot de inhoud mag een derde macht worden verwacht. Echter de inhoud van een zeeanemoon bestaat voor een groot gedeelte uit water. Indien de dikte van de lichaamswand constant blijft bij toename van de diameter lijkt een kwadratische relatie plausibel. In Tabel 7 worden de aantallen van de verschillende grootteklasses van Met ridiuin senile verstrekt zoals die voorkomen op de tekeningen van dia's. Verschillen in aantallen ten opzichte van de biomassamonsters (vgl. Tabel 6 en 7) zijn te verklaren doordat de kleinste zeeanemonen soms niet in de biomassamonsters terecht kwamen. Voorts was het door de dias bestreken oppervlak niet geheel identiek aan het verzamelde oppervlak. De hoogte van de dias (max cm) was altijd korter dan 25 cm en veelal gaat daar nog een strook ter breedte van de referentiemaatlat en een van het verzamelnet vanaf. De breedte van twee dia's (max cm) daarentegen is soms te groot. Soms was slechts een van de twee dia's beschikbaar. Gemiddeld was het gefotografeerde oppervlak 79% van het verzamelde oppervlak (625 cm2). Tenslotte traden randfouten op bij het vergelijken van het verzamelde en gefotografeerde oppervlak. Opvallend is dat op de dia's de grootste diameters meer frequent voorkomen: Zeeanemonen van 5-6 cm komen nauwelijks voor in de biomassamonsters. Volgens de dia's zouden zulke exemplaren in bijna de helft van de monsters voorkomen. Ook grotere zeeanemonen (max. 8-9 cm.) zijn op de dia's te zien. Blijkbaar is de diameter van een ingetrokken zeeanemoon op een dia groter dan daarna in een biomassamonster. Hiervoor kunnen diverse redenen 15
16 Logio biomassa 3,5 (mg ADW) 2, ,4,4.8 logio diameter Metridium senile (cm) 2,1 1,96 1,96 Biomassa = 1 diameter = 12.3 diameter Figuur 2. Wrakonderzoek Noordzee 199. Dubbellogaritmisch verband tussen diameter (gewogen gemiddelde, Tab. 6:,5, 1,5, 2,5, 3,5 en 4,5 cm) en biomassa van de zeeanemoon Metridium senile (geconserveerd). zijn: Soms kan sprake zijn van perspectivische vertekening: Indien de grootste diameter van een zeeanemoon dichter bij de camera ligt dan het substraat. dan zal zij groter lijken. Dit effect is sterker naarmate een ingetrokken zeeanemoon groter/hoger is. Hiervoor zou een correctie kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast zou Metridium senile kunnen krimpen t.g.v. het conserveren. In de toekomst zou een betere ijking kunnen plaatsvinden door zeeanemonen onder water op te meten en deze vervolgens te conserveren en te verassen. Omdat zeeanemonen op dia's groter uitvallen dan in geconserveerde biomassamonsters waren de biomassa's die geschat werden aan de hand van diameters (Tabel 7 en formule [11) i.h.a. te groot. In Fig. 3 werd voor de verschillende wrakken de geschatte en gemeten waarde van de biomassamonsters tegen elkaar uitgezet. Gemiddeld is de geschatte waarde 2,6 maal zo hoog als de gemeten waarde. Indien gecorrigeerd wordt voor perspectief en krimpen kan verwacht worden dat een aanmerkelijke verbetering van de overeenkomst bereikt kan worden. De biomassa van oppervlakken die voornamelijk door Metridium senile worden begroeid kan dan d.m.v. fotos voldoende nauwkeurig worden geschat. 16
17 c j h5 8, K 15 4 j , M Al , Biomassa geschat uit diameters Figuur 3. Wrakken Noordzee 199. Biomassa Metridium senile, gemeten d.m.v. verassing (g1625 m 2 ) als functie van de geschatte biomassa aan de hand van diameters op dia's.
18 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Het onderzoek van 199 geeft een goede indruk van de begroeiing van vier wrakken in een raai loodrecht op de kust ter hoogte van Noordwijk. Een clusteranalyse gaf aan dat de bedekking sterk overeenkomt met die in voorgaande jaren. De gegevens bevestigen voorts het in 1989 verkregen beeld over soorten met een hoge dichtheid of presentie en presentie in relatie tot afstand uit de kust. Wel werden wederom nieuwe soorten voor het wrakonderzoek gevonden waaronder twee grote sponzen. Een grondelsoort (Thorogobius ephippiatus) en een zeeanemoon (Actinothoe sphyrodeta) werden nog niet eerder in de zuidelijke Noordzee gevonden. De kolonisatie van het in 1985 gezonken wrak M gaat niet langer gepaard met een toename van de soortenrijkdom. Het door Metridium senile ingenomen oppervlak is sterk toegenomen. De overeenkomst met het in de buurt gelegen oudere wrak M' is groter dan met de andere twee wrakken, hetgeen suggereert dat de soortensamenstelling sterk door de geografie wordt bepaald. Voor de toekomst is het interessant om na te gaan wanneer sponzen zich vestigen op wrak M en hoe lang het duurt alvorens de bedekking door kokers van de Kaikkokerworm (Pomatoceros triqueter) vergelijkbaar is met wrak M'. Het einde van de kolonisatiefase komt daarmee in zicht. Van een toenemend aantal soorten kan de aanwezigheid worden verklaard door het optreden van een opeenvolgende serie zachte winters. Het is bijzonder zinvol om te onderzoeken wat het effect is geweest van de relatief koude winter van Het belangrijkste organisme qua bedekking en biomassa was de Zeeanjelier (Metridium senile). De totale biomassa vertoonde evenals de vorige jaren een grote ruimtelijke variatie. Er zijn geen aanwijzingen dat er veranderingen optraden in de loop van 1986 tot 199. Tot 199 werden gedurende het wrakonderzoek 69 biomassa monsters genomen op 21 verschillende objecten. In 199 werd het aantal monsters bijna verdubbeld, maar het aantal wrakken waar de biomassa nu goed bekend is blijft beperkt tot drie. Er bestaat nu een goede aanzet tot de schatting van biomassa uit foto1s van door Metridium senile gedomineerde substraten. Een nadere ijking i.v.m. het krimpen van deze zeeanemoon t.g.v. conserveren dient echter te worden overwogen. Voordat de methode universeel inzetbaar kan zijn zal ook de biomassa van een standaardoppervlak van andere belangrijke biomassacomponenten bepaald moeten worden. Voorts zou bij M. senile nog kunnen worden nagegaan of de relatie in de loop van het jaar verandert door een verandering in vetgehalte. Een in het wrakonderzoek tot nu toe onderbelicht aspect is het volgende: Waarschijnlijk heeft de aanwezigheid van een wrak en zijn bewoners een effect op de soortensamenstelling en biomassa van de zandbodem daaromheen. Dit zou onderzocht kunnen worden door het nemen van bodemhappen in raaien die in verschillende richtingen lopen vanuit een wrak. 19
19 5. DANKBETUIGING / VERANTWOORDING Onze dank gaat uit naar de bemanning van de Volans en de meetleider T. Krijthe, die ons op de duiklocaties brachten en behulpzaam waren bij diverse werkzaamheden. Het duikwerk werd uitgevoerd door H.J.J. Sips, P. de Joode en M. Werner en de auteurs van dit rapport. G. van Beek en W. Wolters waren als standby bij het duikwerk betrokken. Enkele sponzen konden op naam worden gebracht dank zij medewerking van Dr. R.W.M. van Soest (ITZ, Amsterdam). J. van der Horst en E.J. Kruyswijk waren behulpzaam bij het bewerken van de biomassamonsters. 21
20 6. LITERATUUR Anonymous, Wrakkenregister van het Nederlandse deel van het continentale plat en de Westerschelde. Chef der Hydrografie. 's-gravenhage Anonymous, Watersysteemplan Noordzee Ontwerpplan 17 mei Ministerie van VROM, Ministerie van EZ, Ministerie van LNV, Ministerie van v&w Conneli, J.H., Diversity in tropical rain forests and coral reefs. Science 199: Faasse, M., Iets over de fauna van het kanaal door Walcheren. Het Zeepaard 51, Groenewold, A. en Y. van Scheppingen De ruimtelijke verspreiding van het benthos in de zuidelijke Noordzee. Milzon benthos rapp. nr 2 Groenewold, A. en Y. van Scheppingen De ruimtelijke verspreiding van het benthos in de zuidelijke Noordzee. voorjaar Milzon benthos rapp. nr 89-5 Lythgoe, J. en G. Lythgoe, Vissen van de Europese kustwateren en de Middellandse Zee. Moussault, Baani Van Moorsel, G.W.N.M.. H.J.J. Sips en H.W. Waardenburg, De fauna op en rond wrakken in de Noordzeee in Bureau Waardenburg, Culemborg Van Moorsel, G.W.N.M. en H.W. Waardenburg, 199. De fauna op en rond wrakken in de Noordzeee in Bureau Waardenburg, Culemborg Van Moorsel, G.W.N.M., H.W. Waardenburg en J. van der Horst Overzicht van het onderzoek naar begroeiing van harde substraten in de Noordzee (1986 tot en met 199). Bureau Waardenburg, Culemborg Waardenburg, H. W., 1987a. De fauna op een aantal scheepswrakken in de Noordzee in Bureau Waardenburg, Culemborg Waardenburg, H. W., 1987b. De fauna op een aantal scheepswrakken in de Noordzee in Bureau Waardenburg, Culemborg 23
21 Tabellen
22 Tabel 1. De onderzoeksobjecten in 199 Object Naam Geografische positie Diepte Afmeting BRT Datum NCP Wrakken code NB OL range lengte breedte zinken Blok register (m) (m) (m) (Mg) C 52 18' 42,2" 4 15' 29,5' Q K ,6' 3 44' 3,5" P M Twin! Linda M ,4" 3 19' 18,4" ,5* 8,6* 498* 23/11/85* P M ' 45,6" 3 17'," 3-34 PlO 2197 *gegevens wrakregister voor "Tyche"
23 Tabel 2. Wrakonderzoek Noordzee 199, Braun-Blanquet opnames, voor codes zie materiaal en methoden. obect datum opname onderdeel wrak substraatsameastelling diepte range (m) duikers - onderzoekers wrak C midscheeps acbterschip ijzer, roest en net GvM/HS wrak K ijzer, roest GyM wrak M' achtersctlip ijzer, roest 3-33 GyM wrak M achterschip ijzer, verf, roest GyM duik # Horizontaal / Verticaal / totaal /71 H V H V net tot /75/79 H V tot H V tot /69/7 H V tot. Scypha sp. /-lalichondr,a panicea Hymert,ac,don perlevis Suberites ct. suberea Myxilla rosacea Tubulana indivia Tubularia larynx Hydractinia echinata Hydroidea div. Campanulanidae Laomedea f/exuosa Hydrai/mania talcata Alcyonium digitatum Urticina te/ina Diadurnene cincta Metridiurn gen/te Sagarna elegans Sagania troglodytes Sagartiogetort undatus Actinothoe sphyrodeta Pomatoceros fnqueter Anornia ephipfyum Mytfius edulis Venerups puilaszra Chiamys opercular,s Cimpedia (skelet: t) Gammandea Jassa faicata Coroph,um acherus.cum Corophium sertonae Alcyonid,um of pol youm Elecrra pilosa Bugula sp. Bugula stolonitera Membranipora membranaceus Turbice/lepora avicijians Bryozoo encr. rood Aplidium glabrum DipJosoma l,stenanum Asc,dielia aspersa r r * ~ 2 o o o * * Polynoidae Harmothoe,mpar Harmothoe lunulata Nereis pelag,ca Aeo/idia papil/osa Cuthona gymrtota Caprellidea Phthis,ca mat/na Panamous fypicus Caprella linearrs Pagurus bemttardus Pisidia longicomis Macro podia sp /nachus phaiangitim IJocarcinus piber Cancer pagurus Astenas rubens Ophiothnx Ira gil/s Psammech,nus milians o o r r 1 * * o o Gadus morhua Pollachius pol/ach/os Pomatoschistus sp. Trisoptertis luscus Thorogobius ephippiatus r r totaal aantal soorten idem mci. soorten verzameld o: niet onder water waargenomen, wel tussen verzameld materiaal. Rechts uitgelijnd: reeds vermeld in hoger taxon en t.b.v. vergelijking niet verwerkt in totaal aantal sooten B-B.
24 Tabel 3 a Wrakonderzoek Noordzee 199, Wrak C Substraatbedekking (percentage) a.d.hand van dias object/positie datum opname duiknummer subsiraat qualiteit opname transect nummer su ustraattypelonèn atje opname rir. ria,,cnonciria pan#vea Hymeniacidort perle vis Myx,lla ci' rosacea Suherites suberea Porifera div, Tubuiwta sp Hydractinia echin sta Hydroidea div. A!cyonium digita tuin Diaduinene cincta Act/not hoe sphyrodeta Metrkliurn senlle Sagartia elegans Sagarua troglodytes Sagart;ogeton undatus Urticina fel/na Pomatoceros triqueter Mytilus edu/is Aeolidia papillosa Cirripedia : Cirripedi5 skeletleri Caprelfldae Gammaridea Pisidia loo 9/corn/s n macbus pflalangium Liocarcinus puber n Cancer pagurus n Alcyonidiunt pol youm Bryozos div. Asteriasrubens n Asterias rubens»iv n Oph/otflrix tra gil/s Psammechinus rnilearis n Dip/osoma Iisterianunt Aplidium glabrum Ascidiella aspersa Gobiidse n Thorogobius ephippiatus turf onuedekt r i irak C '9911 '66 W66 W71 W72 ver, roest v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v v i 5 '9911 '9911 W71 W72 ± 3 15 div. HHHI IHHHHHHHHH c
25 Tabel 3 b Wrakonderzoek Noordzee 199, Wrak K Substraatbedekking (percentage) ad.hand van dias object/positie datum opname duiknummer substraat qualiteit opname transect nummer substraattype/orièritatie opname nr. Halichondria panicea Hyrneniacidon perlevis Myxi/la ct. rosacea Suberites sube ree Porifera div. Tubulana sp. Hydractinia echinata 1-fydroidea div A!cyonium digitatum Diadurnene cincta Actinottioe sphyrodeta Metndium seni/e Sagartia elegans Sagartia troglodytes Sagartiogetori undatus Urticina te/ina Po,natoceros triquete MYcIUS ediilis Aeolid,a papillosa Cirripedia Cirdpedia ukeletten Capreilidae Gammaridea Pisidia /ong/corn,s Inactius pflalang,urn L,ocarcinus puber Cancer paguru s A/cyonidium pol youm Bryozoa div. Asterias rubens n n n n n,4ster/as,ubons )uv n Optiiot/,rix IraiJIIis Psamniec/ijnus n,ilearis n Dip/osoma listerianu,n Aplidiunt glabrum Asciaiella aspersa Gcbiickie n Thorojoh,us ephippiarus turf onledekt - Wrak K W73 W74 W75 W79 Ijzer, roest VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV W73 W74 W75 W79 ± ± H HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH K div.
26 Tabel 3 c Wrakonderzoek Noordzee 199, Wrak M' Substraatbedekking (percentage) a.d.hand van dias object/positie datum opname duiknummer substraat qualiteit opname transect nummer subslraattype/oriëntatie opname nr, r75,,rwnd per,iu3a Hyrneniacidon perle vis Myxilla c(. rosacea Suberifes suberea Porifera div. Tubulana sp. Hydractinia echinafa Hydroidea div. Alcyon,um digifaturn Diadurnene cincta Act/no/hoe sphyrodefa Merridium ven/te Sagartia e/egans Sagartia trog/odyfes Sagartiogetort undatus Urticina te/ina Poinatoceros triqueter Mytilus ede/is Aeolidia pap/t/usa n Cirripedia Cirripedia skeletten,caprellidae Gammaridea Pis,dia long/corn/s n /nachua pnalangiurn L,ocarcinus puber n Cancer pagurus n A/cyonidium polyourn Bryozoa div. Asterias rubens n Astenas rubens jou n Ophiothrix (ragilis Psarrtmechinus m,levris n Diplosoma listenanum Aplidium glabrum Asc/die/la aspersa Gobïdae n Thorogobius ephippiafus turf ërak M t913 '9913 '9913 '9913 V76 W76 W77 W77 ver, roest vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv it woon mom MOMM om mom MOMMOMM mom mom WEMEI ERWOOI ' W76 W76 W77 W77 2 ( div. HHHHHHHHFiHHHHHHHHHHHH
27 Tabel 3 d Wrakonderzoek Noordzee 199, Wrak M Substraatbedekking (percentage) a.d.hand van dias object/positie datum opname duiknurnmer substraat quallteit opname tranaect nummer substraattypaloriënlatie opname nr, Ha/ichondria panicea 1-lyrneniacidon perlevis Myxilla cl. rosacea Suberites suberea Poriferadiv. Tubularia sp Hydractinia echinata f-tydroidea div. Alcyonium digitaturn Dia dumene cincta Actinothoe sphyrodera Metridium senile Sagartia elegans Sagartia troglodytes Sagartiogeton undatus Lirîicina te/ina Puin ateceros triqueter Mytilus edulis Aeolidia papillosa Cirripedia Cîrripedia akeletten Caprellidee Gammaridea Pisidia long/cornis 11 'Inachus phalanglum Liocarcinus puber n Canoerpagurus n Alcyonidium po/youm ;Bryozoa div. Astenas rubens n Asterias rubens joy n Oph/othnx tragilis Psammecliinus mileans ri Dip/osoma /ister,anuin Ap/idiurn glabrurn Ascidiella asporsa.gobjjdae n Thorogobius ephippiatus turf onoedekt Wrak M '9913 W67 W68 W68 W69 W7 Wis ijzer, roest, verf < hout> ± 1 13 Is vvvvvvvvvvvvvvvv v vvvvvvvvvvvvv v vvvvvvvvvvvvvvv mom mom mom u u u ui ii uuii ii uii uiiuu ii u u u u ci iiiiuii
28 Tabel 3 e Wrakonderzoek Noordzee 199, Wrak M vervolg Substraatbedekk;ng (percentage) a.d.hand van dias object/positie datum opname duiknummer substraat qualiteit opname transect nummer subslraattype/orlentalie opname nr. 1-/alichondria panlcea 1-lymeniacidon perle vis Myxila cl. rosacea Suberites suberea Porifera div. Tubulana sp. Hydractinia ach/nato f-fydroidea div. A/cyoniurn digitatum Diadumone cincta Actinothoe sphyrodeta Metridium sen iie Sagartia elegans Sagartia troglodytes Sagartiogeton undatus Urticina te/ina Pomatoceros triqueter Mytilus edu/is Aeolidia pap//loss n Cirripedia Cirripedia skeletten Caprellidae Gammaridea Pia/dia long/corn/s n macbus phalangium Ljocarc/nus pubor Cancerpagurus Alcyonidium po/youm Bryozoa div. Asferiasrubens n Asterias rubens bv. n Ophiot/trix (ragilis Psammechinus nu/cor/s n Dipbosoma /isterianum Ap/idium glabrum Ascidie/la aspersa Gobïdae n Thorogobius eph/ppiatus turf onbedekt Wrak M vervolg ' '9913 W67 W68 W68 W69 W7 W78 ± ± ±± 2 J fio 112 HHHHHHHHI-4HHHHHHHHHHHHHHHHHHHH ! Boven matrix: V: Verticaal substraat H: Horizontaal substraat Links van Matrix: getal/eo in matrix betreffen aantal/en i pv. bedekking Matrix: 5, : percentage bedekking t: 1 of weinig exemplaren + frequenter, maar bedekking < 5 % aanwezig, maar geen bedekking bepaald
29 66v L8V9 to? LC6? 6E LL8 6?L?68 9L S?Lt' RÇ 6E? 29L PLCL 899 8L2t; L?G Ot'6??9?688L 91 66O? I. St L69't; C OLO'???L 9P9,L t'8 6?S 9? 999,PL 86 ZV9 69? O6t t;? 8V P19? 6/98? L26?t 639? SPP :999?PL LEC 842 L66L L9COL t'99z P9 LOt' L?S LL9 +?9Z / P9L C?L ?L?1. 9 L9P1 2PP6L 399 P99 P93? / t; P / 9 S H vij 96? 9Pt;'8L LLC fl96l L98 I.?CS 89 I?89 Oct' 92L? OLL 8989 t;9l 298St' 9? 6?99 Lt;2 4OL? OL? L< 66Ç9 CO t;?t;9 t;t;9?l t'L2 9L? LZ?L L P2 Lt;?? 982 OL??? ?t;? 9P9 L SI.1 P62L LOOP L?6t'L O?2 68?9 OSOP 6179? LP61. LLPt; 62Ç9 2PLE 6?Z t' P91P6 98t79 191L14 9Ç9t; LIPLL /1? 6?1ZZ /? ? ? / P t; 2 UA? ?1. I / 9 ' H 96k 62??L 29t' /68? GSL 49 t'9oi' 9L 8? 99? L69L 36t 6? /99 t'l992 JLL LLt LO t 6LL8 /t CSV8t' 14L 96V69 2L9L P6LOO C?2 P?O??9 Lt'S 9/2 66t'C? 68 28L 92 92?? 9? l.99 L4L6 8/92 6?24? 896" 888? t' P892 1//t' LS?9 / t; PL992 9PL ? L?t; 68? 93t'9 /9/99 t'6l P992 P?917 P1.17?L99P 3663 /11.? 621.'? PL ?P1 969 P9 963? $1. t; 91. VIA L 9 9 H 3 soiue'p eoqq uepod uouoweu (6) (6) Jtz -SO -U!e9Jo -oaz -OOZ uzuods suoqni SIWOO'ÖUO/ eqdjolu ju pej EXIV fmol Isei SBU9JSt'/ ieozoäjfg EWISId OUI9-9V L»JGJUOd JØSUOUJ fjoh )tm ui.id jmio u () jro '(ui ç 9'Ø.rnd ui) JSUouIRSs'woiq UjJJDUO TITHMOOJp[UASV 661 Q4OZPJOON )1ZJOpU)J1JA\.17 1qL
30 Tabel 5. Wrakonderzoek Noordzee Gemiddeld asvrijdrooggewicht (g per m2) biomassamonsters 199 in vergelijking met voorgaande jaren Wrak Hor./ Vert./ Totaal ADG ADG ADG (g1m2) (g1m2) (g/m2) c Hor. ii Minimum Maximum Gemiddeld Vert. n Minimum Maximum Gemiddeld Tot. t, Minimum Maximum Gemiddeld K Hor. n Minimum Maximum Gemiddeld Vert. n Minimum Maximum Gemiddeld Tot.,i Minimum Maximum Gemiddeld M Hor. n Minimum Maximum Gemiddeld Vert. n Minimum Maximum Gemiddeld Tot. n Minimum Maximum Gemiddeld
31 Tabel 6. Wrakonderzoek Noordzee 199. Metridium senile Asvrijdrooggewicht groottecategorieën bepaald door vera.ssen ADG (mg 1625 cm2) n /625 cm2) ADG / n (mg) ø(cm) ' 12 15' n.b n.b n.b gemiddelde C K M totaal totaal gewogen gemiddelde C M totaal biomassa en aantallen slechts van deel van groottecategone ri. b. biomassa 1 aantal niet beschikbaar
32 Tabel 7. Wrakonder'zoek Noordzee 199. Groottecategonetrequenties Metndium senile op dias van biomassamonsters en daarmee geschatte hiomassa. Vergelijking met waarde verkregen door verassing. aantal op dia 1lopp. dia gemeten L bomassa % biom. geschat verast geschat/ (cm) (cm2) monster (g cm2) (g1625 cm2) verast ii Ii ,46 1, 4, 68,25 36,67 1,9 4,86 11,56 3,5 41,33 15,91 2,6,64 2,7,83 2,5 33,44 21,11 1,6 55,91 46,37 1,2 37,1 16,15 2,3 59,33 1,79,6 63,26 56, ,37 6,24 1,8 45,83 36,8 1,2 33,14 2,86 1,6 46,4 44,96 1, 56, ,3 45,69 59,38,8 47, 25,33 1,9 51,61 9,76 5, ,56 16,89 2,6 43,44 21,1 2,1 44,86 16,33 2,7 57,18 45,85 1,2 35,54 6,87 5,2 33,79 18,23 1,9 43,36 22,13 2, 33,92 2: 4,477 7,6 31,64 17,42 1,8 28,22 14,76 1,9 48,84 34,15 1,4 33,78 14, 2,4 49,13 27,36 1,8 59,9 38,2 1,6 58,39 52,89 1,1 47,2 37,43 1,3 32,33 14,93 2,2 19,52 7,39 2,6 57,46 28, ,1 k 2,549 4, ,86 13,87 2,9 55,93 26,92 2,1 55,8 4,16 1,4,26 48,84 13,44 3,6 8,18 6,12 1,3 13,42 12,96 1, 2,6 5,22 3,9 49,89 32, 1,6 28,46 3,51 8,1 23,3 7,65 3, 1,2,6 18,5,64 2,14,3,64,1 6,5,6,21,3 45, ,9 17,19 5,55 3,1 36,13 12,94 2,8 66,72 28,57 2,3
33 Appendices
34 c Wrak C 199 Duik 66, 71 en 72
35 / Wrak K 199 Duik 73, 74, 75 en 79
36 Wrak M 199 Duik 67, 68, 69, 7 en 78 JL)
37 Wrak M'
38 postbus al culemborg tel fax
BEGROEIING VAN STORTMATERIALEN ONDER WATER
BEGROEIING VAN STORTMATERIALEN ONDER WATER Rob Leewis Foto s: Ron Offermans Arjan Gittenberger Joop Stalenburg Ouwerkerk 26 november 2014 ALS JE EEN VOORWERP IN HET WATER GOOIT, RAAKT HET (in principe)
Waarneming effect bodemberoering op de Klaverbank
NOTITIE Waarneming effect bodemberoering op de Klaverbank DATUM: 7 juli 2017 AUTEURS: Lengkeek, W., J.W.P Coolen, O.G. Bos, J.H. Bergsma, F. Driessen & M. Spierenburg BEELDMATERIAAL: MOGELIJK GEMAAKT DOOR:
Nauwkeurige dieptemetingen
Nauwkeurige dieptemetingen overwegingen & een methode drs. ir. Eric Weijters www.weijters.net Het inmeten van een wrakveld Een in onze Nederlandse wateren goed bruikbare methode om scheepswrakken in te
Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011
Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,
Wat zijn de effecten van suppleties op de Habitats van zeebaars en harder?
Wat zijn de effecten van suppleties op de Habitats van zeebaars en harder? Telt dit door in de aanwezigheid en vangbaarheid? 30-04-16, Marcel Rozemeijer Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken
Ecologische monitoring
Ecologische monitoring Op dit deel van de website staan de monitoringsgegevens die Eco-Niche heeft verzameld voor de jaarlijkse ecologische monitoring van de Meeslouwerplas. Gegevens over vissen, vogels,
Praktijktest antifouling op touwen
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl
Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur
Kengetallen E-5 MPR-Kwaliteit Inleiding Via Melkproductieregistratie (MPR) worden gegevens over de melk-, vet en eiwitproductie van de veestapel verzameld. Deze gegevens zijn de basis van managementinformatie
Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur
Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur Project: NAUTILUS Werkdocument: RIKZ/OS-98.145X Ministerie van Verkeer en Waterstaat In opdracht van: Directie Noordzee Directie Zuid-Holland
Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2
Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen
SETL dag verslag 11/01/2015. Meer info: www.projectbaselinebelgium.be www.projectbaseline.org http://pbdashboard.apphb.com www.facebook.
Meer info: www.projectbaselinebelgium.be www.projectbaseline.org http://pbdashboard.apphb.com www.facebook.com/muisbroek De SETL dag viel samen met de Nieuwjaarsduik van GUE-BE. We hadden een massaal aantal
Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl
Bewoners van de Noordzee
Bewoners van de Noordzee Doel Materialen Vak Niveau Duur Werkwijze De leerlingen kunnen: verschillende groepen dieren noemen die in de Noordzee leven (vissen, anemonen, kwallen,kreeftachtigen); uitleggen
Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de
De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en eco-varianten bij Ellewoutsdijk
De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en eco-varianten bij Ellewoutsdijk Tussenrapportage: de ontwikkeling in 2010 Concept Meetadviesdienst Zeeland Grontmij Nederland B.V.
Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006
Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006 METINGEN 2001, 2002, 2003, 2004 EN 2005 B. Bieleman A. Kruize M. van Zwieten COLOFON St. INTRAVAL Postadres Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl
Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012
TGO TOEGEPAST GEZONDHEIDS ONDERZOEK Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012 dr. Roel Bakker dr. G.J. Dijkstra TGO A. Deusinglaan 1, Gebouw 3217 Postbus 58285 9713 AV Groningen (050) 3632857
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 25 mei totale examentijd 3 uur
wiskunde A1 Examen VWO - Compex Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 25 mei totale examentijd 3 uur 20 05 Vragen 1 tot en met 13 In dit deel staan de vragen waarbij de computer niet
Interaktie tussen koper in oppervlaktewater, de structuur van microbiële levensgemeenschappen en histamine concentraties in eetbare kreeftachtigen
15 Samenvatting Interaktie tussen koper in oppervlaktewater, de structuur van microbiële levensgemeenschappen en histamine concentraties in eetbare kreeftachtigen Vervuiling van oppervlaktewater, vooral
Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar
Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar december 2006 Versie 1 door: Kemper Jan H. Statuspagina Titel Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Samenstelling:
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl
WIERAANGROEI OP ECO-HILLBLOCKS MET OPEN BETONSTRUCTUUR
WIERAANGROEI OP ECO-HILLBLOCKS MET OPEN BETONSTRUCTUUR DEELONDERZOEK AAN HALVE KOPPEN IN OOSTERSCHELDE BIJ YERSEKE Tim van Oijen HZ University of Applied Sciences, Delta Academy Onderzoeksgroep Building
ONDERWIJS & ONDERZOEK
ONDERWIJS & ONDERZOEK Heilbot rustend op plateaus. De plateaus worden gebruikt om extra ligruimte te creëren en bodembedekking te verlagen. Dichtheid optimalisatie in de aquacultuur Door Jelle Busscher
Wijzigingsvoorstel (RfC) op Aquo-lex Wijzigen diverse definities
Wijzigingsvoorstel (RfC) op Aquo-lex Wijzigen diverse definities Auteur: IDsW> Kenmerk: W 0908-0026> Documentbeheer Wijzigingshistorie Datum Versie Auteur Wijziging 18 aug 2009 0.9 Hinne Reitsma Initieel
Diepzee. Blok 1 De Rijke Zee. Robbert Jak. Dag 3, 29 oktober 2013. Duurzaam werken op Zee
Diepzee Blok 1 De Rijke Zee Robbert Jak Dag 3, Duurzaam werken op Zee > 200 m diepte, tot 11 km Voorbij continentale plat Verschillende zones Verschillende ecosystemen! Duurzaam werken op zee 2 www.ngu.no
WERKGELEGENHEIDSBAROMETER VIERDE KWARTAAL 2014
INDICATOREN VOOR WERKGELEGENHEIDSREALISATIE EN -VERWACHTINGEN, 2009-2014 In januari 2014 vond de vierde meting plaats van de Arbeidsmarktmonitor Metalektro 2014. Metalektrobedrijven keken hierin onder
5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding
5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5.1 Inleiding Vanuit de praktijk komen veel vragen over de optimale breedte en structuur
Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief
Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,
DE VOCHTKARAKTERISTIEKEN VAN EEN SERIE BIJ VERSCHILLENDE TEMPERATUUR GEBAKKEN STENEN. P.Jökóvi. J.N.B.Poelman
Stichting voor Bodemkartering Postbus 98 6700 AB Wageningen Tel. 08370-19100 BIBUO* Rapport nr. 1730 DE VOCHTKARAKTERISTIEKEN VAN EEN SERIE BIJ VERSCHILLENDE TEMPERATUUR GEBAKKEN STENEN P.Jökóvi J.N.B.Poelman
Het effect van invasieve rivierkreeften op de ondergedoken waterplanten in Loenderveen- Oost, Terra Nova en de Waterleidingplas
Het effect van invasieve rivierkreeften op de ondergedoken waterplanten in Loenderveen-, Terra Nova en de Waterleidingplas Liesbeth Bakker en Martijn Dorenbosch november 21 Afdeling Aquatische Ecologie
4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen
1.1 Grootheden en eenheden Opgave 1 a Kwantitatieve metingen zijn metingen waarbij je de waarneming uitdrukt in een getal, meestal met een eenheid. De volgende metingen zijn kwantitatief: het aantal kinderen
Deelrapport populatie-analyse collie korthaar
Deelrapport populatie-analyse collie korthaar De genetische analyse van de stamboomgegevens van de Britse populatie van de korthaar Collie door de Britse Kennel Club is uitgevoerd met het uitgangspunt
Eindexamen wiskunde A 1-2 vwo I
Marathonloopsters De Olympische hardloopwedstrijd met de grootste lengte is de marathon: ruim 4 kilometer, om precies te zijn 4 195 meter. De marathon wordt zowel door mannen als door vrouwen gelopen.
Postbus EK Den Haag. Handtekening: Datum: februari 2003
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl
Vogeltellingen in de Westerschelde. Meetverslag
Vogeltellingen in de Westerschelde Meetverslag Vogeltellingen in de Westershelde Meetverslag in opdracht van RIKZ-Middelburg Uitvoering door Drs. Rienk Geene & Dr Stephan Groenewold namens opdrachtgever
Juiste bepaling van kuildichtheden t.b.v. voorraadberekening voor BEX en BEP Samenvatting van het onderzoek
Juiste bepaling van kuildichtheden t.b.v. voorraadberekening voor BEX en BEP Samenvatting van het onderzoek Herman van Schooten, Wageningen UR Livestock Research Gerard Abbink, BlggAgroXpertus December
ons kenmerk / /GerSm datum 12 januari 2018 onderwerp Advisering faunaverkeerslachtoffers fietspad uw kenmerk - aantal blz.
Gemeente Berg en Dal Afdeling Openbare Werken C. van der Ree Postbus 20 6560 AA Groesbeek ons kenmerk 15-091/17.06505/GerSm datum 12 januari 2018 onderwerp Advisering faunaverkeerslachtoffers fietspad
Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen
Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),
Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling
Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling Zwevende stof vormt een complex mengsel van allerlei verschillende deeltjes, en speelt een belangrijke rol
14 juli 2005 RIVM-MNP-TNO
Aanbeveling voor een voorlopige regeling voor de correctie van fijn stof (PM 10 ) concentraties voor de bijdrage van zeezout Ronald Hoogerbrugge a, Jan Matthijsen b, Hans van Jaarsveld b, Martijn Schaap
Het geheugenverlies van de kiezer en het effect daarvan op de peilingen
Het geheugenverlies van de kiezer en het effect daarvan op de peilingen Bij ieder steekproefonderzoek is de mate van representativiteit een probleem. Gelden de uitspraken die gedaan worden op basis van
Vermeden broeikaseffect door recycling van e-waste
Vermeden broeikaseffect door recycling van e-waste 29-214 Datum: 27 juli 215 Versie: 1.1 In opdracht van: Opgesteld door: Hendrik Bijker Wecycle Laura Golsteijn Marisa Vieira Dit rapport is geschreven
Rapport Hengelvangstregistratie 2009 SNOEKBAARS. Volkerak Zoommeer Bathse Spuikanaal Schelde-Rijnkanaal
Sportvisserij Zuidwest Nederland Rapport Hengelvangstregistratie 2009 SNOEKBAARS Volkerak Zoommeer Bathse Spuikanaal Schelde-Rijnkanaal Rapport hengelvangstregistratie 2009 snoekbaars, mei 2010 blad 1
Het watergehalte in verse en gerookte haringfilets
MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent PROEFSTATION VOOR ZEEVISSERIJ Directeur : P. Hovart Nr 6 Het watergehalte in verse en gerookte
Het verloop van juveniele boomkikkers na het uitzetten. door. W. Ceron, J. Heuvelmans, T. Wetjens
IVN Maasduinen Het verloop van juveniele boomkikkers na het uitzetten door W. Ceron, J. Heuvelmans, T. Wetjens W.Sitsen J. Raaijmakers Inhoud 1: Inleiding 2: Doelstelling en beschrijving van de uitzetplek
Aantal pagina's 10. Doorkiesnummer (088) Wrijvingscoëfficiënten van C-Fix-, basalt en betonzuilen
Memo Van Dr. G. Wolters Aantal pagina's 10 Doorkiesnummer (088) 33 58 318 E-mail guido.wolters @deltares.nl Onderwerp Wrijvingsproeven Wrijvingscoëfficiënten van C-Fix-, basalt en betonzuilen 1 Algemeen
Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming
Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar
gewicfotsfrekwentieverdeling van aangevoerde haring
MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek Gent PROEFSTATION VOOR ZEEVISSERIJ Directeur : P. Hovart No gewicfotsfrekwentieverdeling van aangevoerde
Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer
INBO.R.2012.16 INBO.R.2012.26 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO Geraardsbergen Gaverstraat 4 9500 Geraardsbergen T: +32 54 43 71 11 F: +32
VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE
Rapport aan isterie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Waterwegen en Zeewezen AFDELING WATERWEGEN KUST VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE
Ontwikkelingen in het aanbod gefinancierde rechtsbijstand
Ontwikkelingen in het aanbod gefinancierde rechtsbijstand Een overzicht van 1997 22 Drs. ing. Norbert Broenink Drs. Esmy Kromontono Maart 23 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Deelname aan het stelsel 7 2.1 Aantal
Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S
Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S-80.053 J.A. Bei jersbergen Juli 1980 Inhoud 1. Inleiding 2. Verkenni ng 3. Het uitgraven 4. Het opvullen - Blz. 1 1 1 3 Bij 1 agen 1. Situatieschets 2. Dwarsprof i el
Examen HAVO. Wiskunde B1 (nieuwe stijl)
Wiskunde B1 (nieuwe stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.30 16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 81 punten te behalen; het examen bestaat uit 19
Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012
Pagina 1 van 5 Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012 Inleiding Sinds 2007 beschikt de over een meldpunt Vossenschade. Om dit meldpunt meer bekendheid te geven voor heel Vlaanderen werd in januari
Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T
A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05
Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring
Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring Jaarrapportage 2016 Het jaarverslag microseismisch monitoring van het Bergermeer veld geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten over het rapportage
Kwantitatieve analyse effecten zonnepark Model en analysetool
Kwantitatieve analyse effecten zonnepark Model en analysetool Rick Wortelboer, Sibren Loos Workshop STOWA 23 mei 2019 Directe effecten Conceptueel schema Ook indirecte effecten zijn van belang Hoe? - welke
Examen VWO. tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen VWO 2010 tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30-16.30 uur oud programma wiskunde A1,2 Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 82 punten te
Zesde Landelijke Steekproef Zoutgehalte in Brood 2015. NVB Wageningen
Zesde Landelijke Steekproef Zoutgehalte in Brood 2015 NVB Wageningen NVB Postbus 360 6700 AJ WAGENINGEN Referentie: KC-21417-ZsPr/JeSa/361010 Wageningen, 26 mei 2015 Rapport betreffende Zesde Landelijke
u DATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.
Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 3 T 27 u DATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Bestrijding van Ehizfcctonia in sla in B 4,1966. door: Mej.D.Theune. Naaldwijk,1967. 2^357
Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever
Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever Mei 2007 Versie 1 door: Kemper, Jan H. Statuspagina Statuspagina Titel Biomassaschatting van de pelagische
Notitie. Watersysteem Planvorming en Realisatie. Wetenschappelijke begeleidingscie gebiedsproces Horstermeerpolder. 14 februari 2013. J.J.
Aan Wetenschappelijke begeleidingscie gebiedsproces Horstermeerpolder Kopie aan Projectteam Waternet Contactpersoon J.J. Hofstra Doorkiesnummer 020 608 36 14 Onderwerp Analyse van het open water in het
Met DNA visstand monitoren op de grote rivieren
Met DNA visstand monitoren op de grote rivieren Wouter Patberg (Koeman en Bijkerk), Jan Warmink (Sylphium molecular ecology), Hans Ruiter (Rijkswaterstaat), Bart Wullings, Edwin Kardinaal (KWR Watercycle
Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet 28 Augustus 2014 L. Šebek, WUR LR, P. Bikker, WUR LR en C. van Bruggen, CBS 1. Aanleiding Een van de taken van de Commissie
Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring
Gasopslag Bergermeer Microseismische monitoring Jaarrapportage 2014 Het jaarverslag microseismisch monitoring van het Bergermeer veld geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten over het rapportage
Transportrisicoberekening N348 ter hoogte van Lemelerveld, gemeente Dalfsen
Tebodin Netherlands B.V. Jan Tinbergenstraat 101 7559 SP Hengelo Postbus 233 7550 AE Hengelo Telefoon 074 249 64 96 Fax 074 242 57 12 hengelo@tebodin.nl www.tebodin.com Opdrachtgever: Gemeente Dalfsen
Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan
Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle
Veldverslag zeegrasmitigatielocaties mei 2009: Veldbezoek ivm monitoring. Wouter Suykerbuyk, Laura Govers, Laura Glasbergen, 10 juni 2009
Veldverslag zeegrasmitigatielocaties mei 2009: Veldbezoek ivm monitoring Wouter Suykerbuyk, Laura Govers, Laura Glasbergen, 10 juni 2009 Op 25, 27 t/m 29 mei 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatie-
Rapport. Rapportage Bijzondere Bijstand 2013
w Rapport Rapportage Bijzondere Bijstand 2013 T.J. Slager en J. Weidum 14 november 2014 Samenvatting In 2013 is er in totaal 374 miljoen euro door gemeenten uitgegeven aan bijzondere bijstand. Het gaat
Rapport Hengelvangstregistratie 2016 SNOEKBAARS. met registratie van bijvangsten. SNOEK en BAARS
Rapport Hengelvangstregistratie SNOEKBAARS met registratie van bijvangsten SNOEK en BAARS Rapport hengelvangstregistratie snoekbaars blad 1 van 11 Inhoudsopgave Onderwerp blz Inleiding 3 Deelnemers aan
Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Eamen HAV 0 tijdvak woensdag 0 juni 3.30-6.30 uur wiskunde B (pilot) Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage.. Dit eamen bestaat uit 0 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 8 punten te behalen. Voor elk vraagnummer
Examen HAVO. tijdvak 2 dinsdagdinsdag uur
Examen HAVO 2017 tijdvak 2 dinsdagdinsdag 20 juni 13.30-16.30 uur oud programma wiskunde A Dit examen bestaat uit 22 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 80 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat
Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest
Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest Nummer: INBO.A.2010.197 Datum: 20/07/2010 Auteur(s): Contact: Frank Huysentruyt, Jim Casaer lon.lommaert@inbo.be Kenmerk aanvraag: e-mail
Aanvullend Rapport Wrak Invaart Alem
Aanvullend Rapport Wrak Invaart Alem Auteurs: Peter Seinen Joost van den Besselaar Datum: 31-8-2015 Filenaam: MiM-rapport-Alem-stranding-8-2015 Aanvullende informatie over stranding van de Kwak bij Alem
Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O
Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.
Resultaten peiling aantal opzeggingen naar aanleiding van verzending beschikking en factuur voor de eigen bijdrage thuiszorg
Resultaten peiling aantal opzeggingen naar aanleiding van verzending beschikking en factuur voor de eigen bijdrage thuiszorg Enschede, 13 juli 2004 WD/04/1774/ebt ir. G. Vernhout drs. W. Dragt Inhoudsopgave
wiskunde A havo 2016-II
BMI, hoger dan je denkt Jarenlang nam in Nederland de gemiddelde lengte van volwassen mannen en vrouwen toe. Ook aan het einde van de vorige eeuw was dat nog zo: op 1 januari van het jaar 1981 waren Nederlandse
wiskunde C vwo 2018-I
Windenergie In een krant stond eind 2013 bij een artikel over de toekomst van windenergie de onderstaande figuur. In de figuur wordt de kostprijs voor het produceren van windenergie vergeleken met de kosten
WERKGELEGENHEIDSBAROMETER DERDE KWARTAAL 2015
INDICATOREN VOOR WERKGELEGENHEIDSREALISATIE EN -VERWACHTINGEN, 2009-2015 In de Arbeidsmarktmonitor Metalektro wordt viermaal per jaar aan metalektrobedrijven gevraagd terug te blikken op de werkgelegenheidsontwikkelingen
e kwartaal Kinderdagcentra Buitenschoolse opvang
Bijlage 2 1 e kwartaalrapportage kinderopvang 1. Gebruik kinderopvangtoeslag Het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag is gestegen naar gemiddeld 815.000 in het eerste kwartaal van.
De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee.
Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl
Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)
Wiskunde B (oude stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 1330 1630 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het examen bestaat uit 18 vragen
Ecologische monitoring; standaardisatie?
Ecologische monitoring; standaardisatie? Auteur: H.E. Keizer-Vlek Methode zou moeten afhangen van het doel Maar data worden vaak voor meerdere doeleinden gebruikt: vaststellen ecologische toestand detecteren
Biodiversiteit kunstmatig hard substraat in de Noordzee (NCP)
Biodiversiteit kunstmatig hard substraat in de Noordzee (NCP) Bureaustudie in opdracht van RWS Water, Verkeer en Leefomgeving (WVL) Zwanette Jager (ZiltWater Advies) Contactpersonen: Hans Ruiter, Waldo
Joost Meijer, Amsterdam, 2015
Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom
Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode
Advies over het gemiddeld aantal koppels patrijzen per 100 ha open ruimte per wildbeheereenheid voor de periode 2012-2014 Adviesnummer: INBO.A.3330 Datum advisering: 10 augustus 2015 Auteur(s): Contact:
Betonstaal met betere aanhechting Afmetingen, massa, toelaatbare afwijkingen Algemene eisen
D.C.: 669.14-422.1:691.328 Februari 1979 Betonstaal met betere aanhechting Afmetingen, massa, toelaatbare afwijkingen Algemene eisen EURONORM 82-79 Deel 1 Inhoud 1 TOEPASSINGSGEBIED 2 DEFINITIES 3 AANDUIDING
De vetzuursamenstelling van producten vleesbereiding en vleesproducten. Datum 7 oktober 2013
De vetzuursamenstelling van producten vleesbereiding en vleesproducten Datum 7 oktober 2013 De vetzuursamenstelling van producten vleesbereiding en vleesproducten 27 februari 2013 Inhoud Samenvatting...
De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten
De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten bij Ellewoutsdijk Tussenrapportage: de ontwikkeling in 2008 Definitief M.J. de Kluijver en T.J. Vanagt Grontmij AquaSense
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 26-28 augustus 2008 - Wim Giesen, 30 augustus 2008 25-28 augustus 2008 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek
Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-I
Verkeersdichtheid We gaan uit van de volgende (denkbeeldige) situatie (zie figuur 1). Op een weg rijden auto s met een snelheid van 80 kilometer per uur. e auto s houden een onderlinge afstand van 45 meter.
Rapport Hengelvangst registratie 2013 SNOEKBAARS. met registratie van bijvangsten. SNOEK en BAARS
Rapport Hengelvangst registratie 213 SNOEKBAARS Vollkerak Zoommeer Batthse Spuiikanaall Schellde-Riijjnkanaall met registratie van bijvangsten SNOEK en BAARS Rapport hengelvangstregistratie 213 snoekbaars,
Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Examen HAVO 2012 tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30-16.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.. Dit examen bestaat uit 21 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen. Voor
Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten
Postprint 1.0 Version Journal website Pubmed link DOI http://www.vvocm.nl/algemeen/vakblad-beweegreden Veranderingen op de Arbeidsmarkt van oefentherapeuten D.T.P. VAN HASSEL; R.J. KENENS Marktwerking
Nederlandse samenvatting
Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor
Module 5 Uitwerkingen van de opdrachten
Module 5 Uitwerkingen van de opdrachten Opdracht 1 Deze oefening heeft als doel vertrouwd te raken met het integreren van de diverse betrekkingen die er bestaan tussen de belasting en uiteindelijk de verplaatsing: