Nr /44 Middelburg, 4 februari Aan de Provinciale Staten van Zeeland,

Transcriptie

1 Commissie: Welzijn Commissie: Algemeen Bestuur Nr. WEB-357 Vergadering 14 maart 1997 Agenda nr Gedeputeerde met de verdediging belast: G.L.C.M. de Kok Nr /44 Middelburg, 4 februari 1997 Aan de Provinciale Staten van Zeeland, Samenvatting In de vergadering van Provinciale Staten van 24 mei j.l. is besloten mee te werken aan de ontwikkeling van regionale televisie in onze provincie. Deze ontwikkeling werd mede mogelijk gemaakt door het plan om dagelijks via een landelijke publieke zender een regionaal venster uit te zenden. Dit plan viel onlangs in duigen toen het NOS bestuur te elfder ure besloot zich terug te trekken. Omdat de staatssecretaris groot belang hecht aan de ontwikkeling van regionale televisie, reageerde hij bijzonder alert door de provincies die hiervoor in zijn, de financiële en praktische mogelijkheden te bieden zelfstandig regionale televisie te ontwikkelen. Inmiddels is door Omroep Zeeland een aangepast plan met begroting opgesteld. Op basis hiervan en de besluitvorming van 24 mei j.l. wordt u voorgesteld mee te blijven werken aan de totstandkoming van regionale televisie in Zeeland door: 1. de besluitvorming van 24 mei 1996 ook voor de nieuwe opzet van toepassing te verklaren; 2. het voorlopig provinciaal omroepplan vast te stellen; 3. voor de komende vijf jaar een opslag van ƒ 10,-- per jaar op de hoofdsom van de landelijke omroepbijdrage vast te stellen en met ingang van 1 april 1997 deze opslag te laten ingaan; 4. hieraan een aantal voorwaarden te verbinden. Voorgeschiedenis Op 24 mei j.l. hebben uw Staten gediscussieerd over de ontwikkeling van regionale televisie in Zeeland. Deze ontwikkeling werd haalbaar geacht op basis van een bedrijfsplan dat op verzoek van staatssecretaris Nuis op 11 januari 1996 door de NOS en de stichting ROOS werd gepresenteerd. Dit plan ging uit van een nauwe samenwerking tussen de NOS en de regionale omroepen. Het plan hield in dat er dertien regionale vensterprogramma's zouden komen op Nederland 1 of 2 in combinatie met een apart regionaal kabelkanaal per provincie. De financiering werd mogelijk door een forse bijdrage van de NOS, een extra heffing van maximaal tien gulden per aangesloten "televisiehuishouden" en door "verevening" tussen de provincies onderling. In Zeeland is Omroep Zeeland momenteel de meest aangewezen instantie om publieke regionale televisie gestalte te geven. In de vergadering van 24 mei 1996 werd door uw Staten besloten om bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid te dragen voor de ontwikkeling van publieke regionale televisie via de ether en het regionaal kabelkanaal. Deze bereidheid heeft ook betrekking op de periode na 2000 met als aantekening om rond die tijd de financiële verhouding nogmaals te bezien tegen de achtergrond de belasting van de burger zo laag mogelijk te laten zijn. Verder werd de bereidheid uitgesproken om met ingang van het moment dat de noodzaak hiertoe aanwezig is en de Mediawet de mogelijkheid biedt, een opslag op de omroepbijdrage te heffen van maximaal tien gulden, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat geen beslag wordt gelegd op provinciale autonome middelen.

2 - 2 - Niet alle provincies waren bereid deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Zo haakten de provincies Noord- en Zuid-Holland af. De overige tien provincies besloten zonder deze twee provincies verder te gaan. Voor de zomer van 1996 gaf de NOS echter onverwachts en onaangekondigd te kennen dat zich financiële problemen voordeden. Op 23 augustus 1996 maakte het NOS-bestuur bekend het plan van de regionale vensterprogrammering te willen schrappen. Hierdoor raakte het realiseren van regionale vensterprogramma's in een impasse. Bij de beantwoording van vragen van het lid van uw Staten de heer F. van Kollem, stelden wij u van één en ander op de hoogte. Zoals wij u mededeelden doorbrak staatssecretaris Nuis deze impasse door op 28 augustus de Kamer voor te stellen de provincies vanaf 1 januari 1997 de wettelijke mogelijkheid te bieden een extra provinciale opslag op de omroepbijdrage te heffen van maximaal tien gulden ten behoeve van publieke regionale televisie. Een en ander vergt een aantal wijzigingen van de Mediawet. Op 23 oktober j.l. stuurde de heer Nuis een nota van wijziging van de Mediawet naar de Tweede Kamer. Inmiddels is de wijziging van de Mediawet door Tweede- en Eerste Kamer goedgekeurd en heeft de provincie formeel de mogelijkheid met ingang van 1997 tot heffing over te gaan. Naast de inkomsten uit deze heffing zal de staatssecretaris de opbrengst van de heffing (en andere publieke middelen) per provincie aanvullen met een gelijk bedrag uit de landelijke omroepbegroting. Hiertoe heeft hij 40 miljoen gulden gereserveerd. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen zal er afstemming moeten zijn van alle omroepactiviteiten in de provincie, op de kabel, de ether of anderszins in een provinciaal omroepplan. Dit plan dient versnippering te voorkomen. Bij brief van 15 oktober 1996 aan het bestuur van het IPO (bijlage 1), scherpt de staatssecretaris één en ander wat verder aan. Zo dient de regionale programmering aanvullend te zijn op de landelijke programmering. Hierover dienen nadere afspraken gemaakt te worden welke moeten worden vastgelegd in het provinciaal omroepplan. Ook de lokale omroep dient hierbij betrokken te worden. Voor wat de reklame betreft dient er integratie te zijn van STER en ORN. De STER is de zendgemachtigde voor de landelijke reklamezendtijd. De ORN (Omroep Reklame Nederland) is de landelijke service-organisatie van ROOS (stichting Regionale Omroep, Overleg en Samenwerking) voor bovenregionale radioreklame. Deze integratie is een harde voorwaarde van de staatssecretaris om aanvullende middelen te krijgen. Tenslotte is hij niet voornemens de Mediawet aan te passen op het terrein van de publiek/private samenwerking. De mogelijkheden die het Commissariaat voor de Media heeft geschetst zijn voor hem de uiterste grens. Het Commissariaat is van mening dat deling van etherfrequentie c.q. raamprogrammering tussen publieke omroep en commerciële omroep als vorm van publiek-private samenwerking niet acceptabel is. Een duidelijke scheiding is nodig omdat anders artikel 55 van de Mediawet in het geding komt. Dit artikel verbiedt instellingen die zendtijd hebben verkregen, behoudens enkele uitzonderingen, het maken van winst door derden. Er dient derhalve sprake te zijn van een duidelijke scheiding tussen publieke en commerciële programmas. Het initiatief voor een bepaalde programmering dient volledig bij de Omroep (in Zeeland Omroep Zeeland) te berusten. Ongewenste kruisbestuiving wordt tegengegaan door de eis dat er tussen publieke en commerciële programma's tenminste één uur zit waarin niet wordt uitgezonden (testbeeld). Commerciële initiatieven kunnen nimmer een etherfrequentie delen met een publieke zender. Als de omroep echter uitsluitend als opdrachtgever optreedt voor een programma dat tegen een overeengekomen prijs van een producent (derde) wordt gekocht is er in beginsel geen probleem. In een gesprek dat wij op 23 september j.l. met vertegenwoordigers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) en Omroep Zeeland hadden zijn deze aanvullende voorwaarden aan de orde geweest. Hieruit trekken wij de conclusie dat één en ander voor Zeeland geen problemen geeft. Omroep Zeeland geeft aan dat het nauw wil samenwerken met de NOS. Ook met andere regionale en lokale initiatieven wil men samenwerken. In ons periodiek overleg met de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten zullen wij trachten om tot nadere afstemming te komen tussen regionale- en lokale omroep.

3 - 3 - Ook de publiek/private samenwerking speelt in Zeeland momenteel nauwelijks. Er zijn gesprekken gevoerd tussen Omroep Zeeland en de Provinciale Zeeuwse Courant Holding waarbij de conclusie is getrokken dat het op dit moment weinig nut heeft tot samenwerking te komen op het terrein van regionale televisie. Wij zijn nog nagegaan of hier op korte termijn verandering in komt. Dit blijkt niet het geval te zijn. Voor de toekomst wordt echter niets uitgesloten. Ook is er overleg geweest met Deltan/Zekatel over samenwerking. In eerst instantie moet hierbij vooral gedacht worden aan technische samenwerking, o.a. het verzorgen van verbindingen e.d. Naar onze mening zijn er in de toekomst echter mogelijkheden tot nauwere samenwerking te komen. Wij zullen ons hiervoor inspannen. Mochten er in de komende periode alsnog commerciële initiatieven komen op het terrein van de regionale televisie zal, binnen de kaders van de wet- en regelgeving, naar samenwerking gestreefd worden. Gezien de kleinschaligheid van onze provincie achten wij het bestaan van meerdere naast elkaar werkende regionale televisiezenders niet wenselijk. Een kwalitatief goede en tot samenwerking bereid zijnde publieke regionale televisiezender is hiertoe de beste garantie. Zoals wij reeds de statencommissie Welzijn mededeelden hebben wij kennis genomen van de plannen van SBS6 regionale vensters uit te gaan zenden, o.a. in Zeeland. Wij willen hierbij nadrukkelijk stellen dat deze zender geen alternatief is voor een publieke regionale zender. Hierbij spelen de volgende overwegingen, nog afgezien van het feit dat het geen publieke organisatie is, een rol: a. bereikbaarheid; SBS6 gaat uitzenden op de kabel, mogelijk dadelijk via een decoder, waardoor het bereik beperkt zal zijn; b. continuïteit; SBS6 bepaalt zelf wanneer zij start met uitzendingen, maar ook wanneer zij stopt. Van het ene op het andere moment kan het regionale programma van de buis verdwijnen; c. kwaliteit; op de kwaliteit en inhoud van het programma heeft alleen SBS6 zelf invloed. Wij geven hiermee overigens geen oordeel over de mogelijke regionale initiatieven van SBS6. Met SBS6 hebben wij contact om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen en daar waar mogelijk en zinvol nader overleg te plegen. Wij hebben in algemene zin al aangegeven dat daar waar, binnen de normen die door het Commissariaat van de Media zijn gesteld, zinvolle uitwisselingen kunnen plaatsvinden van programmaonderdelen, dit niet door ons uitgesloten wordt. Een en ander geldt ook voor de Zeeuws Vlaamse Televisie (ZVT). Dit is een particuliere instelling welke niet gerangschikt kan worden onder publieke televisie omdat niet voldaan wordt aan de eisen die de Mediawet hier stelt. Om euregiotelevisie voor de gehele Zeeuwse bevolking toegankelijk te maken, kan mogelijk tot een zinvolle samenwerking gekomen worden. Hierover zijn al eerste contacten gelegd. Wij willen dit nadrukkelijk ondersteunen. Gezien de problemen met de Vlaamse regering is het initiatief overigens nog niet tot uitvoering gekomen. De ontwikkelingen zullen wij met belangstelling volgen. Reklame-inkomsten zijn vooralsnog verwaarloosbaar zolang deze alleen gericht zijn op de Zeeuwse markt. De ervaring leert dat ongeveer 60% van de reklameinkomsten uit de nationale markt moeten komen. In Zeeland zal dit naar verwachting nog hoger liggen. Bij het ontbreken van een landelijk netwerk van regionale televisiezenders zal reklame ten behoeve van de nationale markt zeer beperkt zijn. Bij het ontbreken van een aantal sterke commerciële partners in Zeeland die een substantiële financiële inbreng kunnen en willen leveren in de regionale televisie, geeft de integratie van STER/ORN op dit moment dan ook geen problemen. In overleg met het ministerie van OCenW worden daarom vooralsnog geen inkomsten uit reklame begroot. In IPO-verband wordt overigens de staatssecretaris gevraagd de genoemde koppeling los te laten.

4 - 4 - Voortgang Het is nu zaak zo spoedig mogelijk een provinciaal omroepplan vast te stellen. Vooralsnog kan worden volstaan met een beperkt voorlopig omroepplan. Hierbij heeft de staatssecretaris de eis gesteld dat de provincie een verbintenis aangaat voor vijf jaar ( ). Wij hebben Omroep Zeeland gevraagd een aanzet te leveren voor een provinciaal omroepplan inclusief begroting. Deze aanzet "Na het venster" treft u bijgaand aan (bijlage 2). In hoofdlijnen kunnen wij hiermee instemmen. Wij stellen dan ook voor deze aanzet te beschouwen als voorlopig provinciaal omroepplan. Een definitief provinciaal omroepplan voor de jaren zullen wij u in de loop van 1997 voorleggen. Hierbij wordt dan ook de regionale radio betrokken. Als algemene randvoorwaarde voor het plan zal voldaan moeten worden aan de voorwaarden die de staatssecretaris stelt om voor bekostiging in aanmerking te komen. Zo dient er een goede samenwerking te komen met de landelijke publieke omroep en, waar mogelijk, met de andere lokale en regionale omroepen. Wij denken hierbij o.a. aan een gestructureerd overleg, waarbij ook de gemeenten in Zeeland worden betrokken. Een en ander zal in het plan voldoende tot uiting komen. In grote lijnen wijkt de begroting van Omroep Zeeland niet sterk af van de begroting die is opgesteld in het kader van het bedrijfsplan van de NOS/ROOS welke in uw mei-vergadering aan de orde is geweest. Alleen de verevening tussen de provincies onderling kan niet plaatsvinden. Om regionale televisie in Zeeland mogelijk te maken zal het tekort gedekt moeten worden uit een aanvullende bijdrage van het ministerie van OCenW. Uit de contacten die wij met het ministerie hebben trekken wij de conclusie dat ingestemd kan worden met de begroting en dat het resterende tekort door het ministerie gedekt zal worden. Wij verwachten op korte termijn een definitieve schriftelijke reactie van de staatssecretaris. In uw vergadering van 24 mei 1996 hebt u reeds de principiële bereidheid uitgesproken om zowel bestuurlijke als financiële verantwoordelijkheid te willen dragen voor publieke regionale televisie via de ether en regionaal kabelkanaal. Ook is door u besloten bereid te zijn met ingang van het moment dat de noodzaak hiertoe aanwezig is en de Mediawet de mogelijkheid biedt, een opslag op de omroepbijdrage te heffen van maximaal tien gulden, onder de voorwaarde dat geen beslag wordt gelegd op provinciale autonome middelen. De nieuwe opzet tast deze besluitvorming niet aan. De Mediawet maakt het nu mogelijk dat de opslag op de omroepbijdrage vanaf 1 januari 1997 wordt geheven. Met het ministerie hebben wij overlegd of invoering van de bijdrage op een later tijdstip, n.l. rond de daadwerkelijke start van de uitzendingen, kon plaatsvinden. Aangezien echter hoge voorbereidingskosten gemaakt moeten worden en het bedrag uit de omroepbijdrage verdubbeld wordt door het ministerie, ontstaat in dat geval een dusdanig groot gat in de begroting dat het realiseren van regionale televisie niet mogelijk is. Het ministerie heeft ons mondeling laten weten niet bereid te zijn dit gat af te dekken. Het is dus zaak zo spoedig mogelijk met de heffing te starten. In de begroting van Omroep Zeeland Televisie zijn voor 1997 baten opgenomen van ƒ ,--, n.l. ƒ ,-- provinciale opcenten en een zelfde bedrag van het ministerie van OCenW. Het tekort van ƒ ,-- wordt eveneens gedekt door het ministerie. De begroting is gebaseerd op heffen per 1 januari Aangezien uw besluitvorming over deze heffing niet voor 14 maart 1997 kan plaatsvinden zou een en ander inhouden dat de heffing met terugwerkende kracht plaats vindt. Over een en ander hebben wij contact gehad met het ministerie van OCenW en de Dienst Omroepbijdrage. Uit deze contacten hebben wij de conclusie getrokken dat heffen achteraf op juridische problemen stuit. Los hiervan zijn wij tegenstander van heffen met terugwerkende kracht. Wij verwachten ook de nodige bezwaren tegen een dergelijke heffing met terugwerkende kracht welke naar onze mening onvoldoende bestreden kunnen worden. Wij kiezen daarom uitdrukkelijk voor het heffen op de eerste mogelijkheid die zich voordoet na het statenbesluit, n.l. 1 april 1997.

5 - 5 - Hierdoor ontstaat echter een gat van tenminste ƒ ,--in de begroting doordat in de eerste drie maanden van 1997 geen heffing kan plaatsvinden (eenvierde maal ƒ ,-- is ƒ ,-- plus matching met ƒ ,- - welke niet kan plaatsvinden). Wij overleggen momenteel met o.a. het ministerie van OCenW en Omroep Zeeland om te bezien hoe dit gat gedekt kan worden. Wij gaan ervan uit dat het Rijk bereid is dit gat te dekken uit de beschikbare veertig miljoen gulden. Wij vinden dat een en ander ook past binnen de afspraken die gemaakt zijn, n.l. heffen vanaf het moment dat dit redelijkerwijs mogelijk is. Pas in december 1996 is, in het kader van de procedure die het ministerie volgt, de begroting van Omroep Zeeland TV door de heer Welters (directeur van Technipower) beoordeeld en van een positief advies voorzien t.b.v. de staats-secretaris. Op 28 januari 1997 kregen wij het mondelinge bericht dat de staatssecretaris instemt met de begroting. Wij zijn van mening dat wij niet eerder een voorstel aan uw Staten konden formuleren en dat de vertraging voortkomt uit het late tijdstip van instemming door de staatssecretaris met de begroting van Omroep Zeeland TV. Wij hebben de staatssecretaris nadrukkelijk verzocht het onstane tekort te dekken. Ter ondersteuning van dit verzoek hebben wij, samen met de provincie Flevoland die in een gelijksoortige positie zit, met spoed om een onderhoud gevraagd. Zodra wij het definitieve antwoord van de staatssecretaris hebben ontvangen geven wij dit aan u door. De voorbereidingen zijn erop gericht zo spoedig mogelijk met proefuitzendingen te starten. De start van de reguliere uitzendingen van Omroep Zeeland Televisie is voorzien in oktober Wij hebben voor deze datum gekozen om parallel te lopen met de provincie Flevoland wat naar onze mening ook een betere onderhandeling met de staatssecretaris creëert. Wij stellen u dan ook voor op basis van de besluitvorming van 24 mei 1996 het voorlopig provinciaal omroepplan vast te stellen en ons college op te dragen in de loop van 1997 een definitief omroepplan aan uw Staten ter vaststelling voor te leggen. Tevens stellen wij voor met ingang van 1 april 1997 een extra provinciale opslag op de omroepbijdrage te gaan heffen van tien gulden. Als nadere voorwaarde willen wij stellen dat het ministerie van OCenW gedurende de planperiode een aanvullende bijdrage verleent ter dekking van het tekort. Wij geven u in overweging het besluit te nemen dat hierna in ontwerp volgt. Gedeputeerde Staten van Zeeland, ING. J.I.HENNE KEIJ, wnd. voorzitter MR. J.A. LANDER, griffier Ontwerp-besluit De Staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 4 februari 1997 nr /44; b e s l u i t e n : I II III de besluiten die genomen zijn in de vergadering van 24 mei 1996 inzake de regionale televisie ook voor de nieuwe opzet van toepassing te verklaren; het voorlopig provinciaal omroepplan "Na het venster" vast te stellen; Gedeputeerde Staten op te dragen in de loop van 1997 een definitief omroepplan ter vaststelling aan Provinciale Staten voor te leggen;

6 - 6 - VI V met ingang van 1 april 1997 een extra provinciale opslag op de omroepbijdrage te gaan heffen van tien gulden per jaar ter bestrijding van de kosten van de regionale televisie in Zeeland voor een periode van vijf jaar; een en ander onder de voorwaarde dat het Rijk gedurende de planperiode een aanvullende bijdrage verleent ter dekking van het tekort op een dusdanige wijze dat de provincie Zeeland daadwerkelijk in staat is de financiële verantwoordelijkheid voor de publieke regionale televisie op zich te nemen en onder eventueel nader door Gedeputeerde Staten te stellen voorwaarden.

7 - 7 - T_onderwerp: T_datum : T_doctype: Statenvoorstellen