Reglement aangaande de rangschikking van leden van het onderwijzend personeel van groep 3 van de academische hogeschoolopleidingen in het

Transcriptie

1 Reglement aangaande de rangschikking van leden van het onderwijzend personeel van groep 3 van de academische hogeschoolopleidingen in het universitaire ZAP-kader Memorie van Toelichting In het kader van de integratie van een achttal academische hogeschoolopleidingen* van de Erasmushogeschool Brussel in de universiteit kunnen leden van het onderwijzend personeel van groep 3 verbonden aan de academische hogeschoolopleidingen gerangschikt worden in het universitaire ZAPkader vanaf het begin van het academiejaar Dit reglement regelt de procedure aangaande de rangschikking van leden van het onderwijzend personeel van groep 3 van de academische opleidingen in het universitaire ZAP-kader. Dit betekent concreet dat de universiteit in het academiejaar een rangschikkingsprocedure opstart zodat de betrokken personeelsleden met ingang van het academiejaar (01 oktober 2014) kunnen starten als ZAP-leden van de universiteit. Gezien het uitdovend karakter van het integratiekader is deze rangschikkingsoperatie slechts een tijdelijke overgangsregeling voor een duidelijk afgebakende groep van personeelsleden. De nominatieve lijst van de personeelsleden die in aanmerking komen voor rangschikking in het ZAP-kader wordt als bijlage bij dit reglement opgenomen. De universiteit kan in het integratiekader geen nieuwe personeelsleden aanstellen of benoemen anders dan de personeelsleden die op 01 februari 2013 in het integratiekader zijn opgenomen. Ter voorbereiding en begeleiding van het rangschikkingsproces voorziet de universiteit voor de personeelsleden van het integratiekader een Onthaal- & Introductietraject (O&I traject) om hen vertrouwd te maken met alle facetten van de overgangsfase, de diensten en structuren van de universiteit en de toepasselijke reglementering. * Het betreft volgende academische hogeschoolopleidingen: Bachelor industriële wetenschappen Bachelor toegepaste taalkunde Master industriële wetenschappen elektromechanica Master industriële wetenschappen ICT Master stedenbouw en ruimtelijke ordening Master journalistiek Master tolken Master vertalen 1

2 HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begrippen en definities De universiteit: Vrije Universiteit Brussel De hogeschool: Erasmushogeschool Brussel Academische hogeschoolopleidingen: de academische opleidingen die tot en met het academiejaar aangeboden worden door de hogeschool en die met ingang van het academiejaar geïntegreerd worden in de universiteit. Het integratiekader: het geheel van personeelsleden, opgenomen in een lijst die bekrachtigd is door de Vlaamse Regering, zoals vermeld in art. 171decies van het Hogescholendecreet van 13 juli Het universiteitendecreet: het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd door het integratiedecreet. Het integratiedecreet: het decreet van 13 juli 2012 betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten Rangschikking: rangschikking in het universitaire kader van het zelfstandig academisch personeel. De kandidaat: een lid van het onderwijzend personeel van groep 3 van de hogeschool dat een aanvraag indient voor rangschikking in het universitaire ZAP-kader conform de bepalingen van dit reglement. Voor de leesbaarheid van de tekst wordt enkel de neutrale of de mannelijke persoonsvorm gebruikt. De bepalingen van dit reglement gelden uiteraard zonder genderonderscheid. ZAP: zelfstandig academisch personeel ZAP-reglement van de universiteit: het reglement voor het zelfstandig academisch personeel zoals goedgekeurd door de raad van bestuur van de universiteit op 3 juli Artikel 2. Toepassingsgebied Dit reglement is van toepassing op de leden van het onderwijzend personeel van groep 3 van de hogeschool (docent, hoofddocent, hoogleraar, gewoon hoogleraar) die opgenomen zijn in het integratiekader. 2

3 HOOFDSTUK II. Voorwaarden voor de rangschikking in het ZAP-kader Artikel 3. Diplomavoorwaarden Niemand kan worden gerangschikt als lid van het ZAP tenzij hij houder is van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat volgens de Europese richtlijnen of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend. Artikel 4. Criteria voor de rangschikking in het ZAP-kader Om in aanmerking te komen voor een rangschikking in het ZAP-kader moet het betrokken personeelslid voldoen aan de decretaal vastgestelde voorwaarden voor benoeming en aan de voorwaarden voor aanstelling en benoeming vastgelegd in het ZAP-reglement van de universiteit. De benoemings- en aanstellingsvoorwaarden die gelden voor ZAP-leden van de universiteit zijn onverkort van toepassing op de personeelsleden van de academische hogeschoolopleidingen. Dit impliceert onder meer dat bij een rangschikking in het ZAP-kader deze personeelsleden moeten voldoen aan de universitaire criteria en standaarden voor aanstelling en benoeming, met inbegrip van een gunstige evaluatie van de onderwijsprestaties in de voorbije vijf jaar. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de studentenevaluatie. Gelet op het eigen, specifieke profiel van de academische hogeschoolopleidingen en rekening houdend met de maatschappelijke vraag om dit profiel te bewaren en zelfs te versterken na de integratie van deze opleidingen in de universiteit wordt wel degelijk rekening gehouden met het specifieke meer toepassingsgerichte profiel van deze opleidingen. Dit wordt onder meer vastgelegd in het schriftelijk verslag houdende de wederzijdse verwachtingen na overleg tussen de decaan en het te rangschikken personeelslid en maakt integraal deel uit van het rangschikkings- en benoemingsbesluit van de betrokkene. Artikel 5. Competentieprofielen De minimale profielen waaraan een docent, hoofddocent, hoogleraar en gewoon hoogleraar moet beantwoorden, zijn als volgt vastgesteld: Docent: verricht degelijk wetenschappelijk onderzoek, beschikt over didactische kwaliteiten en verstrekt degelijk op onderzoek gebaseerd onderwijs. Hoofddocent: verricht degelijk wetenschappelijk onderzoek, beschikt over didactische kwaliteiten en verstrekt degelijk op onderzoek gebaseerd onderwijs. Op het vlak van onderzoek ontwikkelt de hoofddocent zich autonoom, alleen of in wetenschappelijk samenwerkingsverband met andere leden van het ZAP. Als elementen van wetenschappelijke autonomie gelden de onafhankelijke wetenschappelijke producties, onafhankelijkheid over het verwerven en het beheer van onderzoeksprojecten en autonoom promotorschap over doctoraten. De hoofddocent is betrokken bij de wetenschappelijke leiding van een vakgroep. Hoogleraar: is een meer dan gemiddeld creatief en productief onderzoeker in vergelijking met andere leden van het ZAP binnen de universiteit en in andere universiteiten, beschikt over didactische kwaliteiten en heeft een brede onderwijservaring. De hoogleraar neemt actief deel aan de wetenschappelijke leiding 3

4 van een vakgroep of onderzoeksgroep en is bereid leidinggevende taken binnen de faculteit of de universiteit op te nemen. Gewoon hoogleraar: heeft zich tot een uitstekend onderzoeker ontwikkeld die ruime erkenning geniet in zijn vakgebied, zowel nationaal als internationaal, beschikt over didactische kwaliteiten en heeft een brede onderwijservaring. De gewoon hoogleraar beschikt over leidinggevende capaciteiten en neemt academische verantwoordelijkheden op, hetzij alleen, hetzij samen met anderen, voor de wetenschappelijke en bestuurlijke leiding van een departement, afdeling of andere academische eenheid. De verwachtingen gesteld ten aanzien van de docent gelden cumulatief voor de hoofddocent en de hoogleraar. De verwachtingen gesteld ten aanzien van de hoofddocent gelden cumulatief voor de hoogleraar. De verwachtingen gesteld ten aanzien van de hoogleraar gelden cumulatief voor de gewoon hoogleraar. De profielen van de verschillende ZAP graden en de criteria ter beoordeling van de didactische kwaliteiten worden in de ZAP-matrix nader gespecifieerd (Bijlage II). HOOFDSTUK III. PROCEDURE Artikel 6. Geen openbare oproep In afwijking van artikel 88 van het universiteitendecreet is voor de rangschikking van betrokken personeelsleden in het universitaire ZAP-kader geen openbare oproep vereist. Artikel 7. Aanvraag tot rangschikking Elke aanvraag tot rangschikking in het ZAP-kader wordt bij de rector ingediend door middel van het daartoe bestemde aanvraagformulier dat door de personeelsdienst ter beschikking wordt gesteld. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens gevoegd: een beknopt curriculum vitae van de aanvrager; het academisch dossier van de aanvrager, opgesteld conform het model in bijlage I; een bondige motivering van de aanvraag, een visie op de uitbouw van toekomstige onderzoekslijnen en een opsomming van de onderzoeksactiviteiten. de visie van de aanvrager op het onderwijs dat hij zal verstrekken. De aanvrager mag, zo hij dit wenst, bijkomende gegevens aan zijn dossier toevoegen. 4

5 Artikel 8. Tijdstip voor het indienen van de aanvraag tot rangschikking De rangschikking in het universitaire kader gaat steeds in bij het begin van een academiejaar, d.w.z. op 01 oktober van het desbetreffend jaar. Dit kan voor het eerst met ingang van 01 oktober Voor rangschikking met ingang van 01 oktober 2014 kunnen de kandidaten een aanvraag indienen tussen 01 januari 2014 en 31 maart Aanvragen voor rangschikking in het ZAP-kader kunnen daarna jaarlijks worden ingediend telkens in het eerste kwartaal van het jaar en niet later dan 31 maart voor rangschikking met ingang van 01 oktober van dat jaar. Artikel 9. Beoordeling door het rectorencollege van de aanvraag tot rangschikking Het rectorencollege, aangevuld met de decaan van de faculteit waaraan het betrokken personeelslid is verbonden, brengt over de aanvraag tot rangschikking advies uit. Het rectorencollege oordeelt eerst over de ontvankelijkheid van de aanvraag tot rangschikking. Het academisch dossier van elke kandidaat waarvan de aanvraag ontvankelijk werd verklaard, wordt door het rectorencollege getoetst aan de beoordelingscriteria en competentieprofielen zoals bepaald in art. 4 en 5 van dit reglement. Het rectorencollege kan het advies van een of meerdere externe deskundigen inwinnen. Artikel 10. Advies van het rectorencollege De verdiensten en competenties van de kandidaat worden afgewogen, met betrekking tot het academische onderwijs, het wetenschappelijke onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening waarbij rekening wordt gehouden met de inzetbaarheid van de kandidaat in het onderwijs en in het onderzoek, in uitvoering van de strategische planning van de faculteit. Artikel 11. Voorstel van de faculteit Rekening houdend met het advies van het rectorencollege formuleert de faculteit waarin de hogeschoolopleiding integreert een voorstel aangaande het al dan niet rangschikken van de kandidaat in het ZAP-kader. Artikel 12. Gesprek met de decaan De decaan bespreekt met de kandidaat de graad waarin hij kan worden gerangschikt, de arbeidsvoorwaarden en de wederzijdse concrete verwachtingen. De decaan stelt van dit gesprek een verslag op, dat door hem en de kandidaat wordt ondertekend. Dit verslag wordt bij het rangschikkingsvoorstel toegevoegd en maakt integraal deel uit van het rangschikkingsbesluit. 5

6 Artikel 13. Advies van de senaat De rector legt het voorstel van de faculteit aan de senaat voor. De senaat beoordeelt de kandidatuur op grond van dezelfde criteria als degene die het rectorencollege in acht moet nemen. Artikel 14. Beslissing van het bestuurscollege De rector legt het voorstel tot rangschikking in het ZAP-kader aan het bestuurscollege voor. Het bestuurscollege beslist over de rangschikking, rekening houdend met het voorstel van de faculteit en met de uitgebrachte adviezen. Het rangschikkingsbesluit vermeldt het vakgebied of de vakgebieden waarin het lid van het ZAP werkzaam zal zijn, in voorkomend geval ook het onderwijs- en onderzoeksdomein. Het verslag waarvan sprake in artikel 12 maakt integraal deel uit van dit rangschikkingsbesluit. HOOFDSTUK IV. GEVOLGEN VAN DE RANGSCHIKKING Artikel 15. Benoeming in het ZAP-kader De kandidaat die overeenkomstig de bepalingen van het decreet en van dit reglement gerangschikt wordt in een van de graden van het zelfstandig academisch personeel, wordt benoemd als lid van het zelfstandig academisch personeel, hetzij deeltijds hetzij voltijds. Artikel 16. Salarisschaal De kandidaat die gerangschikt wordt in een van de graden van het zelfstandig academisch personeel, verkrijgt in de salarisschaal die verbonden is aan zijn graad het jaarsalaris dat gelijk is aan of onmiddellijk hoger is dan het jaarsalaris dat hij genoot als personeelslid van de universiteit op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het rangschikkings- en benoemingsbesluit. Artikel 17. Toepassing van universitaire reglementen Na de rangschikking in het universitair ZAP-kader zijn de regelingen en reglementen opgesteld door het hogeschoolbestuur niet langer van toepassing. Vanaf dat ogenblik zijn alle reglementen die betrekking hebben op het zelfstandig academisch personeel van de universiteit van toepassing. Artikel 18. Onderwijsprofessionalisering Ieder lid van het ZAP neemt deel aan het onderwijsprofessionaliseringstraject, zoals dit nader vastgelegd is in een afzonderlijk reglement, dat deel uitmaakt van dit reglement en als bijlage is bijgevoegd (bijlage III). De personeelsleden die voor hun rangschikking in het ZAP-kader gedurende ten minste drie jaar een onderwijsopdracht hebben vervuld, zijn vrijgesteld van deelname aan het onderwijsprofessionaliseringstraject, mits een gunstige evaluatie van hun onderwijsprestaties in de relevante periode. 6

7 HOOFDSTUK V. BEROEPSPROCEDURE Artikel 19. Beroepsmogelijkheid Alleen tegen de beslissing van het bestuurscollege dat zich uitspreekt over de rangschikking in het ZAP-kader kan beroep worden ingesteld. Artikel 20. Beroepstermijn Om ontvankelijk te zijn moet het beroep schriftelijk door de kandidaat worden ingediend binnen de veertien dagen na verzending van de kennisgeving van de beslissing van het bestuurscollege, bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de raad van bestuur. Deze brief bevat de uiteenzetting van de grieven. De voorzitter van de raad van bestuur legt het beroepschrift voor aan de beroepscommissie. Artikel 21. Behandeling van het beroep De beroepscommissie beslist over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het beroep. Het betrokken kandidaat-lid van het ZAP worden hierover schriftelijk ingelicht. Ook de decaan van het bestuur waaronder het kandidaat-lid van het ZAP ressorteert wordt schriftelijk ingelicht. Artikel 22. Samenstelling van de beroepscommissie 1 De beroepscommissie bestaat uit drie effectieve en drie plaatsvervangende leden, die allen leden van het ZAP zijn. Ze worden jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid, op voorstel van de rector. De raad van bestuur wijst onder hen de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan, die beiden juristen zijn. De leden van de beroepscommissie mogen geen effectieve noch plaatsvervangende leden van de raad van bestuur zijn. Het mandaat van een lid van de beroepscommissie is hernieuwbaar. Als secretaris van de beroepscommissie treedt een personeelslid op van de personeelsdienst of van de juridische dienst, die bij voorkeur een jurist is. De secretaris en de plaatsvervanger van de secretaris worden jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid. Het ACOD, het VSOA en het COC mogen elk één waarnemer en één plaatsvervangende waarnemer aanduiden. Artikel 23. Verloop van de beroepsprocedure De procedure voor de beroepscommissie verloopt schriftelijk, maar de kandidaat heeft het recht om gehoord te worden. 1 Dezelfde beroepscommissie zoals vermeld in art. 92 van het reglement inzake het zelfstandig academisch personeel. 7

8 De kandidaat kan zich bij die gelegenheid laten bijstaan door de persoon die hij daarvoor aanwijst. De beroepscommissie brengt over het beroep slechts een advies uit, ten behoeve van de raad van bestuur, die de eindbeslissing neemt. De beroepscommissie adviseert op grond van de bezwaren die de betrokken in zijn beroepsschrift heeft uiteengezet, en de toelichting die de voorzitter van de beroepscommissie ter zitting hierover verstrekt. Het advies van de beroepscommissie slaat op het al of niet gegrond zijn van het beroep. Het beroep kan slechts gegrond zijn wegens schending van het recht, daarin begrepen wegens schending van de bepalingen van dit reglement. Indien de beroepscommissie adviseert dat het beroep ongegrond is, beveelt de beroepscommissie de raad van bestuur de bevestiging van de beslissing van het bestuurscollege aan. Indien de beroepscommissie adviseert dat het beroep gegrond is, vermeldt ze tevens welke beslissing ze de raad van bestuur aanbeveelt. De beroepscommissie brengt advies uit binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van het beroep aan haar voorzitter. Deze termijn wordt opgeschort tussen 1 juli en 31 augustus en gedurende de winter- en lentevakantie. Artikel 24. Eindbeslissing van de raad van bestuur Het advies van de beroepscommissie wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de voorzitter van de raad van bestuur, van het bestuur waaronder de kandidaat ressorteert, en van de kandidaat zelf. De voorzitter van de raad van bestuur brengt het volledige dossier aan de agenda van een volgende raad van bestuur. Indien de raad van bestuur beslist dat het beroep gegrond is, trekt hij meteen de zaak ten gronde naar zich toe, en spreekt zich, rekening houdend met het advies van de beroepscommissie, over de definitieve rangschikking uit. Indien de raad van bestuur beslist dat het beroep ongegrond is, is de beslissing van het bestuurscollege bevestigd. De beslissing wordt door de secretaris van de raad aan de kandidaat en aan de decaan van het bestuur waaronder de kandidaat ressorteert meegedeeld; dit gebeurt binnen de vijftien dagen na de datum waarop de raad zich uitgesproken heeft. Tegen de eindbeslissing van de raad van bestuur is geen beroep mogelijk. 8