UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN GRADUATE SCHOOL OF COMMUNICATION HANDLEIDING MASTER SCRIPTIES OPLEIDING COMMUNICATIEWETENSCHAP Universiteit van Amsterdam Graduate School of Communication, opleiding Communicatiewetenschap Kloveniersburgwal CX Amsterdam adres: website: Maart 2010

2 INHOUDSOPGAVE Pag. 1. Inleiding en leerdoelen 1 2. Keuze van het onderwerp 2 3. Inhoudelijke eisen Opzet en probleemstelling 3.2 Het gebruik van theorie 3.3 De kwaliteit van het onderzoek 3.4 De conclusies 3.5 Rapportage 3.6 Controleerbaarheid 3.7 Literatuurverwijzingen 3.8 Noten 3.9 Literatuurlijst 4. Beoordelingscriteria 8 5. Scriptiereglement Het begin: van vaag idee naar welomschreven scriptievoorstel 5.2 De scriptieregeling 5.3 De scriptieprocedure 5.4 Begeleiding en scriptieaanvraag 5.5 Beoordelingprocedure Master scripties CW 5.6 Academische vakanties 5.7 Evaluatie 5.8 Veelvoorkomende vragen 5.9 Scriptiecoördinatie Voor alle actuele inform atie over scripties, spreekuren, aanwijzingen voor literatuur zoeken, feedback, tips en trucs, downloaden van aanvr aag- en evaluatieformulieren kun je terecht op de scriptiewebsite: Het in deze handleiding opgenomen scriptiereglement is van kracht sinds april 2008 en vervangt daarmee alle voorgaande regelingen betreffende scripties binnen de opleiding Communicatiewetenschap. 1

3 1. INLEIDING EN LEERDOELEN Het schrijven van een scriptie is vooral een middel om eigen kennis en inzicht in een bepaald probleemgebied te vergroten en een proeve van bekwaamheid in vaardigheden die in de latere beroepspraktijk van belang zijn: het opzetten, uitwerken en schrijven van een helder en systematisch onderzoeksverslag. Daarmee is de scriptie het belangrijkste, meest uitdagende en voor menig student ook het moeilijkste onderdeel van de master. Het schrijven van een m aster scriptie impliceert dat kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die in eerdere fases van de opleiding geoefend en verworven zijn, in onderlinge samenhang toegepast moeten worden bij het schrijven van de scriptie. In algemene termen heeft een scriptie de volgende leerdoelen: het kunnen formuleren en afbakenen van een probleemstelling en het zelfstandig maken van een daarbij passende onderzoeksopzet op het gebied van Communicatiewetenschap, daarbij inbegrepen een duidelijke onderzoeksstrategie en tijdsplanning; het zelfstandig kunnen verrichten van communicatiewetenschappelijk onderzoek, waarbij de gevolgde methode(n) helder toegelicht en verantwoord worden; het creatief gebruik kunnen maken van de voor het verrichte onderzoek relevante kennis en inzichten; het kunnen genereren van nieuwe kennis in verband met het onderzochte probleem; het helder, systematisch en verantwoord kunnen rapporteren over opzet, uitvoering en uitkomsten van het onderzoek. 1

4 2. KEUZE VAN HET ONDERWERP Een scriptie schrijven begint met het kiezen van een onderwerp en het formuleren van een probleemstelling. De keuze van een onderwerp (bijvoorbeeld het onderwerp kinderen en televisiereclame) is niet hetzelfde als het formuleren van een probleemstelling. Elk onderwerp kan vanuit verschillende probleemstellingen bestudeerd worden. Wie zeer geïnteresseerd is in het thema Kinderen en reclame kan bijvoorbeeld als probleemstelling formuleren Welke reclamestrategie(ën) zijn het meest effectief voor kinderen in de leeftijdsgroep van 4 tot en met 8 jaar? Maar ook een probleemstelling als Behoeft de huidige regeling voor televisiereclame gericht op kinderen tot twaalf jaar zoals vastgelegd in het kader van de Reclame Code Commissie aanscherping en zo ja/nee, welke gronden kunnen daarvoor aangevoerd worden? past natuurlijk binnen het gekozen onderwerp Kinderen en reclame. Kortom: onderwerp en probleemstelling van een scriptie vallen niet samen. Het aantal mogelijke onderwerpen voor een scriptie is in principe groot en slechts gebonden aan twee voorwaarden. 1. Het onderwerp moet liggen op het terrein van één van de specialisaties binnen de opleiding Communicatiewetenschap. 2. In de scriptie wordt gebruik gemaakt van kennis opgedaan in eerdere fasen van de studie. Wie niet meteen weet waarover een scriptie te schrijven, kan ter oriëntatie op de scriptiewebsite een aantal thema s vinden van onderzoekers/docenten die binnen dat thema scripties begeleiden. Verder kan ook de website van ASCoR, de Amsterdam School of Communication Research de onderzoeksschool van Communicatiewetenschap inspiratie bieden ( Natuurlijk is ook de studiestof uit het bachelor en masterprogramma een goed uitgangspunt voor het bedenken van een scriptie-onderwerp, net als artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Verder is in in de bibliotheek de verzameling masterscripties Communicatiewetenschap in te zien. Brengt ook dat de gedachtevorming niet verder, dan is een gesprek met de tutor of met de scriptiecoördinator nog mogelijk. Maar boven alles: de keuze van een onderwerp is en blijft de verantwoordelijkheid van de student. 2

5 3. INHOUDELIJKE EISEN Nadat de keuze voor een onderwerp is gemaakt en de probleemstelling geformuleerd, is het verstandig om goed na te denken over de eisen die aan een (goedgekeurde) scriptie worden gesteld. Het komt immers maar al te vaak voor dat na afloop van de samenwerking tussen student en begeleider, de laatste een eindoordeel geeft dat voor de student nogal teleurstellend is. Dit kan gedeeltelijk voorkomen worden door een duidelijke procedure (zie paragraaf V) en gedeeltelijk door het stellen van expliciete inhoudelijke eisen en daaruit voortvloeiende beoordelingscriteria. Het is natuurlijk niet mogelijk om in een beperkt aantal pagina s een volledig overzicht te geven van een problematiek waarover talloze boeken en handleidingen geschreven zijn. De inhoudelijke eisen worden in de punten 1 tot en met 9 kort en bondig toegelicht. Voor een meer algemene oriëntatie over de vragen en problemen bij het schrijven van een scriptie, zijn onderstaande publicaties een mogelijkheid: Lamers, H.A.J. M. (1994). Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst? Een handleiding om scripties, onderzoeksverslagen, dissertaties en literatuurrapporten te schrijven. Bussum: Coutinho. Mirande, M.J.A.(1997). Scriptieproblemen, Groningen: Wolters Noordhoff-Uitgevers. Soudijn, K. (2002). Scriptieschrijven in de sociale wetenschap. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Oosterbaan, W. (2007) Een leesbare scriptie. Amsterdam: Prometheus. 3.1 Opzet en probleemstelling het doel van de scriptie moet duidelijk zijn: welk onderwerp wordt behandeld en waarom is het de moeite waard dit te behandelen (wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie); de probleemstelling moet helder en duidelijk geformuleerd zijn. Zij vormt een nadere precisering van het onderwerp en geeft aan wat men vervolgens gaat behandelen. In het algemeen bestaat de probleemstelling uit een doelstelling en een algemene onderzoeksvraag, die eventueel uitééngelegd kan worden in een reeks logisch uit de algemene vraag afgeleide deelvragen. Deze vragen moeten zodanig zijn gesteld dat beantwoording in het kader van de scriptie mogelijk is. Als alle deelvragen beantwoord zijn, is daarmee logischerwijs de probleemstelling beantwoord. de afbakening van onderwerp en probleemstelling enerzijds en het ruimere kader waarin deze worden geplaatst anderzijds, verdienen speciale aandacht. Het is laveren tussen Scylla en Charibdis: aan de ene kant moet voorkomen worden dat de probleemstelling zo ruim geformuleerd wordt dat van afbakening niet of in onvoldoende mate sprake is, aan de andere kant is het wenselijk het te verrichten onderzoek te plaatsen in het kader van theorievorming en reeds verricht onderzoek op het desbetreffende terrein. Daartoe is het van belang zich goed te informeren over onderzoek dat al over het gekozen onderwerp (of een soortgelijk onderwerp) gedaan is. Relevante wetenschappelijke literatuur is onder meer te vinden in de recente jaargangen van de belangrijkste vaktijdschriften. Uit de scriptie moet duidelijk worden hoe het eigen onderzoek zich verhoudt tot de resultaten van reeds verricht onderzoek. 3

6 3.2 Het gebruik van theorie De auteur dient er blijk van te geven op de hoogte te zijn van de belangrijkste theorie(ën) die op het onderwerp van de scriptie betrekking hebben. Theorie wordt gebruikt om: de probleemstelling in een kader te plaatsen aan de hand waarvan onderzoekshypothesen, of verwachtingen kunnen worden geformuleerd; een omschrijving van de centrale begrippen in hun onderlinge samenhang te geven; het onderzoeksmateriaal te ordenen en/of te selecteren; de resultaten van het onderzoek te interpreteren; eventueel voorspellingen te doen. In alle gevallen geldt de eis dat theorieën helder en met inzicht worden weergegeven en theoretische keuzen evenzo worden verantwoord. 3.3 De kwaliteit van onderzoek De scriptie berust altijd op onderzoek in de ruime zin van het woord. In het geval van scripties met een sterk theoretisch karakter is het onderzoek doorgaans beperkt tot literatuurstudie. Er worden in dat geval relatief hoge eisen gesteld aan de grondigheid en originaliteit van de studie en aan de zorgvuldigheid en creativiteit waarmee de literatuur is verwerkt. De scriptie berust bij voorkeur op eigen empirisch onderzoek. De dataverzameling kan uitgevoerd worden met behulp van inhoudsanalyse, vraaggesprekken, bronnenonderzoek, een schriftelijk, telefonisch of mondeling afgenomen enquête, observatie of een combinatie van deze methoden. Hierbij dient te worden uitgegaan van een goed doordacht ontwerp van onderzoek. Daarin wordt zorgvuldig aandacht besteed aan: de vertaling van theoretische inzichten en begrippen in onderzoeksstappen. (Is sprake van een probleemstelling die om kwalitatief onderzoek of om kwantitatief onderzoek vraagt; wordt er een hypothese gevormd of getoetst; operationalisering van begrippen, problemen van validiteit en betrouwbaarheid); de aard van het empirisch materiaal (definiëren en afbakenen van de onderzoekspopulatie, selectie van analyse-eenheden); de aard van de analyse (kwalitatief of kwantitatief) en de verantwoording van de onderzoeksmethode. Hierbij gemaakte keuzen dienen zo precies mogelijk te worden gespecificeerd. 3.4 De conclusies Na weergave en analyse van de resultaten van het onderzoek volgen conclusies, waarin de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd worden door ze te betrekken op de probleemstelling en te verbinden met de gebruikte theorie. De in de probleemstelling gestelde vragen worden expliciet beantwoord. Indien hypothesen geformuleerd zijn, wordt aangegeven in hoeverre de onderzoeksresultaten deze bevestigen dan wel weerleggen. Tevens wordt ingegaan op de volgende vragen: in hoeverre zijn de onderzoeksresultaten generaliseerbaar? welk licht werpen de onderzoeksresultaten op de theorie? 4

7 hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot de bevindingen en conclusies van andere auteurs? Waarin stemmen de resultaten overeen, waarin verschillen zij, en waaraan ligt dat? Wat heeft het eigen onderzoek toegevoegd aan de kennis over het onderwerp van onderzoek? Ook is het soms van belang - afhankelijk van het doel van de scriptie - een antwoord op (één van de) volgende vragen te geven: wat zegt het onderzoek over de geschiktheid van de gehanteerde methoden en de keuze van het empirisch materiaal? Zijn hier aanbevelingen voor toekomstig onderzoek aan te ontlenen? Hoe zou men het in het vervolg beter (kunnen) doen? hebben de onderzoeksresultaten praktische of maatschappelijke implicaties? Kunnen op grond van het onderzoek (beleids)aanbevelingen worden gedaan? 3.5 Rapportage Wat betreft de eisen die aan de rapportage worden gesteld, kunnen de volgende aspecten worden onderscheiden: opbouw van het betoog; indeling van de scriptie; stilistische kwaliteiten; uiterlijke verzorging; omvang van de scriptie. Opbouw Gestreefd dient te worden naar een systematisch opgebouwd betoog. Probleemstelling, theorie en empirische gegevens moeten duidelijk op elkaar aansluiten. De scriptie dient een heldere argumentatie te bevatten, met expliciete denkstappen en duidelijke overgangen van hoofdstuk naar hoofdstuk en van paragraaf naar paragraaf. Conclusies dienen voort te vloeien uit het daaraan voorafgaande betoog. Indeling De helderheid van het betoog wordt bevorderd door een goede indeling in hoofdstukken en paragrafen. De scriptie bevat in elk geval: een titelpagina met: * titel en eventueel ondertitel, * naam + achternaam van de auteur * collegekaartnummer, * Master scriptie, Afdeling Communicatiewetenschap * opleiding (bijvoorbeeld Master Communicatiewetenschap, Research Master Communication Science, European Communication Studies) * specialisatie * naam (inclusief titel) van de begeleider * datum afronding (zie Bijlagen voor voorbeeldtitelpagina); inhoudsopgave; een inleiding met daarin het doel en onderwerp van de scriptie en de probleemstelling; een weergave en verantwoording van de gehanteerde theorie (al dan niet in de inleiding); 5

8 een weergave en verantwoording van de gevolgde werkwijze (al dan niet in de inleiding); een of meer hoofdstukken waarin onderzoeksgegevens worden geanalyseerd; een of meer conclusies waarin de onderzoeksresultaten worden samengevat en theoretisch geïnterpreteerd, de vragen van de probleemstelling worden beantwoord en (eventueel) aanbevelingen worden gedaan; (eventueel) noten; literatuurlijst; (eventueel) één of meer bijlagen; een korte samenvatting (maximaal 1 pagina) aan het begin van de scriptie. Taalgebruik Het is van belang zorgvuldig aandacht te besteden aan het taalgebruik. De scriptie dient in goed Nederlands of Engels te zijn geschreven. Zinnen moeten grammaticaal correct zijn en goed op elkaar aansluiten. Overbodige herhalingen en niet ter zake doende uitweidingen moeten worden vermeden. Vakjargon dient zoveel mogelijk vermeden te worden, omdat het meestal de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van de tekst in de weg staat. Gebruik alleen vaktermen als het echt niet anders kan, schrijf zoveel mogelijk in gewoon Nederlands. Ook een goede indeling in alinea s bevordert de leesbaarheid en overzichtelijkheid van het betoog. Vertaal niet de teksten van gelezen auteurs, maar zeg het in eigen woorden. Streef er naar een zelfstandig betoog in een eigen stijl op te zetten. Vormgeving Tot de vereisten van de uiterlijke verzorging behoren: een goede lay-out (gebruik lettertypes (Times 12, Arial 11), gebruik van interlinie (1,5 regelafstand) en van redelijk ruime marges (2,5 cm), paginanummering, consistente typografie met betrekking tot hoofdstuk- en paragraaftitels); het ontbreken van spel- en typefouten, een correcte interpunctie en een functionele en heldere weergave van schema s, tabellen en grafieken; het volgen van de zogenoemde APA-stijl, de stijl om publicaties op te maken en op te bouwen van de American Psychological Association, de stijl die binnen de Communicatiewetenschap de standaard is. Omvang De omvang van de scriptie ligt tussen minimaal 35 en maximaal 60 bladzijden A4 zuivere tekst. Daarbij wordt uitgegaan van regelafstand 1,5, een 12-puntsletter en marges van 2,5 cm. Zuivere tekst is exclusief noten, literatuurlijst en eventuele bijlagen. In overleg met de begeleider kan van deze regel worden afgeweken. De gewenste omvang hangt af van wat in de scriptie behandeld wordt. In het algemeen geldt: hoe beknopter de rapportage zonder aan de inhoud afbreuk te doen, des te beter. 3.6 Controleerbaarheid In iedere wetenschappelijke verhandeling, dus ook in de masterscriptie, dienen beweringen zoveel mogelijk controleerbaar te zijn: de schrijver dient aan te geven hoe hij of zij eraan komt, zodat de lezer ze eventueel op juistheid kan controleren. Voorzover de beweringen berusten op eigen onderzoek, gebeurt dit door een adequate methodische verantwoording. Voorzover ze ontleend zijn aan geschreven bronnen, dient dit te worden aangegeven door literatuurverwijzingen. 6

9 3.7 Literatuurverwijzingen Voor verwijzingen worden de APA-richtlijnen gevolgd 3.8 Noten Het gebruik van noten wordt zoveel mogelijk beperkt. Noten kunnen in twee gevallen nuttig zijn: om te verwijzen naar bronnen die niet in de literatuurlijst zijn opgenomen, bijvoorbeeld krantenstukken of ongepubliceerde bronnen; om zaken in de tekst nader te verduidelijken of te illustreren dan wel om aanvullingen te geven die voor het onderwerp relevant zijn maar die moeilijk in het betoog zijn in te passen. Noten worden bij voorkeur doorlopend genummerd en na het laatste hoofdstuk van de scriptie opgenomen. 3.9 Literatuurlijst De literatuurlijst bevat de aangehaalde literatuurverwijzingen, alfabetisch gerangschikt volgens de naam van de (eerste) auteur. Zie voor de verdere regels de APA Manual: American Psychological Association (2009). Publication Manual of the American Psychological Association. Washington: APA. In de APA publicatie handleiding zijn alle mogelijk voorkomende verwijzingen terug te vinden. 7

10 4. BEOORDELINGSCRITERIA De bovengenoemde inhoudelijke eisen zijn tevens criteria aan de hand waarvan de scriptie wordt beoordeeld. Hieronder worden de voornaamste beoordelingscriteria nog eens samengevat: probleemstelling: helderheid en nauwkeurigheid, originaliteit, toelichting en afbakening; hoe wordt de probleemstelling geoperationaliseerd? kennis van het onderwerp van de scriptie, o.a. blijkend uit de wijze waarop en de mate waarin van relevante literatuur gebruik is gemaakt; communicatiewetenschappelijk inzicht: wijze waarop en mate waarin van theorieën op het vakgebied gebruik is gemaakt, verantwoording van theoretische uitgangspunten, omschrijving en toepassing van theoretische begrippen (consistentie in gebruik, aansluitend op de gangbare betekenis, tenzij er klemmende argumenten zijn om dit niet te doen); opbouw betoog: systematische uitwerking van de probleemstelling, logische consistentie, op elkaar aansluiten van onderdelen van de scriptie, heldere argumentatielijn, goed gefundeerde conclusies; kwaliteit van het onderzoek: wijze van materiaalverzameling (operationalisering van begrippen, onderzoekstechnieken, keuze van empirisch veld), methodologische verantwoording van keuzes, analyse van gegevens; controleerbaarheid: nauwkeurige verwijzingen en bronvermelding, goed aangeven van citaten, noten, literatuurlijst, verantwoording van gemaakte berekeningen; taalgebruik: precisie, duidelijkheid, leesbaarheid; uiterlijke verzorging: lay-out, spelling, interpunctie, overzichtelijke indeling, titels van hoofdstukken en paragrafen, etc.; mate van zelfstandigheid bij het schrijven van de scriptie; creativiteit. 8

11 5. SCRIPTIEREGLEMENT Naast de inhoudelijke kant vormt de procedure die bewandeld moet worden om het schrijven van een masterscriptie tot een goed einde te brengen een essentieel onderdeel. Als studenten én docenten zich rekenschap geven van, en zich houden aan, de afspraken vermeld in de paragrafen 1.1 tot en met 1.5, dan wordt een groot aantal problemen voorkomen of sneller opgelost. Voor docenten zijn aanvullende afspraken opgenomen in paragraaf Het begin: van vaag idee naar welomschreven opzet In deze fase gelden voor studenten de volgende aanwijzingen. kijk en informeer bijvoorbeeld bij je tutor hoe het onderzoeksprogramma van de gekozen specialisatie binnen de onderzoeksschool ASCoR eruit ziet; lees de scriptiehandleiding en oriënteer je op een onderwerp voor je scriptie door bijvoorbeeld op de website het aanbod van scriptiethema s en het onderzoeksprogramma van ASCoR te bekijken, er over te praten in je tutorgroep, in wetenschappelijke tijdschriften te zoeken en je af te vragen welke onderwerpen in je studie seminars je meer dan gemiddeld boeiden; bedenk een (globale) probleemstelling; dien bij de scriptiecoördinator een Aanvraag scriptiebegeleiding in (doe dat op tijd, zie hieronder in de paragrafen scriptieregeling en scriptieprocedure voor meer informatie); via coördinator krijg je een begeleider toegewezen; werk samen met de begeleider het idee uit tot een volwaardige opzet voor een scriptie (omvang maximaal 5 pagina s A4); deze opzet voor een scriptie bevat: werktitel; omschrijving van het onderwerp en doel van de scriptie (inclusief motivering, aanduiding van wetenschappelijke en eventueel maatschappelijke relevantie); voorlopige probleemstelling; aanduiding van te gebruiken theorieën; korte opzet van het uit te voeren onderzoek (aard van de te verzamelen gegevens, te hanteren methode(n)); voorlopige inhoudsopgave in hoofdstukken en paragrafen; voorlopige literatuurlijst (referentieliteratuur); een tijdschema op basis van instructie van de begeleider de opzet van de scriptie, werkwijze en tijdsschema moeten door de begeleider worden goedgekeurd. 5.2 De scriptieregeling Het schrijven van de master scriptie en het aanvragen van een scriptiebegeleider gaat als volgt: - studenten schrijven een scriptie in het 2e semester van hun master (afhankelijk van het instapmoment begint dat semester in september of februari), - studenten moeten tenminste 2 masterseminars afgerond hebben voor ze aan een scriptie mogen beginnen, - studenten ronden bij voorkeur hun scriptie af binnen dat semester, 9

12 - studenten melden zich aan voor scriptiebegeleiding eventueel onder vermelding van hun scriptiethema-/onderwerp, - het aanmelden voor scriptiebegeleiding kan op twee momenten in het studiejaar; voor het eerste en voor het tweede semester van het jaar (zie de scriptiewebsite voor de exacte data); het tussendoor aanvragen van scriptiebegeleiding is niet mogelijk; - docenten hebben de mogelijkheid scriptiethema s aan te bieden, - de scriptiecoördinator deelt de scripties toe aan docenten zoveel mogelijk rekeninghoudend met (1) de thema s van de docenten, (2) de voorkeuren van studenten, - de scriptiebegeleider kan er voor kiezen om een aantal collectieve bijeenkomsten te organiseren, - met toestemming van de scriptiebegeleider mogen studenten een wetenschappelijk artikel schrijven in plaats van een klassieke scriptie. 5.3 De scriptieprocedure De volgende procedure wordt halfjaarlijks gevolgd: - eventueel beschikbare thema s/onderwerpen om een scriptie over te schrijven worden via de scriptiewebsite bekend gemaakt aan de studenten op 1 mei/1 november, - studenten dienen uiterlijk per 1 juni / 1 december (afhankelijk van het semester waarin ze hun scriptie doen) een scriptievoorstel in via het speciale formulier/drop-down menu op de scriptiesite, - de scriptie-aanvraag omvat over een zelf bedacht onderwerp; eventueel binnen een van de aangeboden thema s; - de scriptiecoördinator verdeelt de aanvragen in samenspraak/overleg met de individuele onderzoekers en docenten, - studenten krijgen zo spoedig mogelijk een scriptiebegeleider toegewezen, uiterlijk op de dag waarop het semester begint; - studenten nemen contact op met de scriptiebegeleider vanaf het begin van het 1e semester / begin van het 2e semester. 5.4 Begeleiding en afspraken Op basis van de scriptieopzet maken student en begeleider zelf afspraken over de aard en de frequentie van de begeleiding en de inzet van de student. Het kan zijn dat tijdens het scriptieproces op sommige momenten sprake is van collectieve begeleiding. Het proces moet echter uitmonden in een individueel eindproduct. Uitgangspunt is dat de scriptie binnen een semester is afgerond. Als een scriptie niet binnen zes maanden na het eerste gesprek met de begeleider is afgerond, kan de begeleider besluiten het scriptieproces te beëindigen met een onvoldoende. De student moet dan een nieuwe scriptieaanvraag indienen en een nieuwe scriptie schrijven. 5.5 Beoordelingsprocedure de Master scriptie CW De beoordeling van een scriptie verloopt in twee stappen. De student levert twee exemplaren van de eindversie van de scriptie ter beoordeling 10

13 in bij de onderwijsbalie. De begeleider beoordeelt de scriptie aan de hand van het beoordelingsschema zoals opgenomen in het scriptiereglement. De scriptiebegeleider stuurt de scriptie vergezeld van het ingevulde beoordelingsformulier uitmondend in een voorstel voor een cijfermatige beoordeling, en een ingevuld en ondertekend tentamenbriefje naar de scriptiecoördinator. Deze geleidt scriptie en beoordelingsformulier plus tentamenbriefje door naar de commissie Handhaving Kwaliteit Scripties (HKS). Gezien het eindresultaat en aan de hand van het ingevulde beoordelingsformulier stelt de commissie van drie vast of het voorgestelde cijfer in redelijkheid gegeven kan worden. Binnen drie weken stelt de commissie de scriptiecoördinator schriftelijk op de hoogte van haar oordeel. Is het verschil in waardering tussen commissie en begeleider 1 punt of meer, dan nodigt de commissie de begeleider uit voor nader overleg. Na overleg heeft de commissie de bevoegdheid het cijfer vast te stellen. De scriptiebegeleider geeft in een gesprek een toelichting op de definitieve beoordeling. De student stuurt één exemplaar digitaal naar scripties-cw-fmg@uva.nl. Let op: het cijfer van de scriptie wordt pas geadministreerd als het digitale exemplaar binnen is!! BELANGRIJK: stuur de scriptie in één document, dus inclusief voorblad, dankwoord, literatuurlijst en bijlagen. De student stuurt een ingevuld evaluatieformulier naar de administratie (zie website) of leveren het formulier in bij de onderwijsbalie. Uiterlijk zes weken voor de gewenste datum van de buluitreiking moet de student een Aanvraag Getuigschrift en een kopie van haar/zijn paspoort inleveren bij de onderwijsbalie Uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van de buluitreiking moet de student de tentamenbriefjes laten controleren bij het secretariaat van de Graduate School (onderwijsbalie). Is een student het niet eens met de wijze waarop hij/zij behandeld is, dan staan de gebruikelijke mogelijkheden open om bezwaar aan te tekenen en/of een klacht in te dienen. beroep aantekenen in de lijn van Examencommissie CW en Cobex; klacht indienen bij facultaire klachtencommissie; klacht indienen bij Ombudsman van de universiteit. Voor nadere informatie raadpleeg het Studentenstatuut. 5.6 Academische vakanties In de maanden december/januari en juli/augustus dienen studenten er rekening mee te houden dat beoordelingen in de regel niet binnen de gestelde termijn gegeven kunnen worden. Dit vanwege de academische vakanties. 5.7 Evaluatie De scriptiebegeleiding wordt geëvalueerd door middel van een Evaluatieformulier Scriptiebegeleiding (zie Bijlagen). Studenten kunnen dit formulier anoniem invullen en per inleveren bij scripties-cw-fmg@uva.nl of op papier bij de onderwijsbalie. 11

14 5.8 Veelvoorkomende vragen Over onderstaande onderwerpen met betrekking tot de master scriptie worden regelmatig vragen gesteld. Vandaar hier alvast enige antwoorden: * het is niet toegestaan om een duo-scriptie te schrijven; de master scriptie is een individueel product; * het is niet toegestaan om één scriptie te schrijven voor twee of meerdere masterstu dies; * het schrijven van een scriptie in opdracht van een bedrijf of andere organisatie wordt sterk afgeraden, tenzij het onderdeel is van een lopend onderzoek van een onderzoeker bij ASCoR; * het combineren van stage en het schrijven van een scriptie is niet toegestaan; de stage is onderdeel van het bachelorprogramma Communicatiewetenschap. 5.9 Scriptiecoördinatie De scriptiecoördinator zorgt er voor dat studenten binnen de vastgestelde termijn een scriptiebegeleider toegewezen krijgen. Als scriptiebegeleider komen in aanmerking personen met een aanstelling bij de universiteit waarbij onderwijs deel uitmaakt van hun takenpakket. Met administratieve ondersteuning vanuit de Graduate School of Communication is de coördinator verantwoordelijk voor de administratieve afhandeling. Het gaat in hoofdzaak om de volgende taken: (doen) bijhouden welke docenten welke scripties begeleiden; versturen van tentamenbriefje; aan de bibliotheek beschikbaar stellen van een exemplaar van de scriptie. bemiddelen, bijvoorbeeld in het geval de student ontevreden is over de begeleiding of de docent ontevreden is over de geleverde inspanning van de student. Scriptiecoördinator Dr. Piet Verhoeven (kamernummer D2.11A) scripties-cw-fmg@uva.nl Inloopspreekuur: wisselend per semester, zie de website voor de actuele tijden Wil je er zeker van zijn dat je s aan de scriptiecoördinator aankomen, gebruik dan je studentenaccount. Mail die vanaf andere adressen is verstuurd (zoals een hotmail-adres) kan door het spamfilter automatisch als spam worden aangemerkt en zal dan de scriptiecoördinator niet bereiken. 12