Doctoraatsreglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

Transcriptie

1 Doctoraatsreglement Faculteit Rechtsgeleerdheid 2012 Afdeling I. Doctoraat Algemene bepalingen Artikel 1. Een proefschrift is het resultaat van origineel en wetenschappelijk onderzoek door een doctorandus onder de begeleiding van een promotor-eindverantwoordelijke. Het proefschrift is oorspronkelijk, levert een vruchtbare bijdrage tot de juridische c.q. criminologische wetenschap en toont de bekwaamheid van de kandidaat aan tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap. De omvang van het proefschrift bedraagt in de regel tot woorden, voetnoten inbegrepen. De doctoraatscommissie beslist over de aanvaarding van het doctoraatsvoorstel. Als het proefschrift na openbare verdediging positief wordt beoordeeld door een examencommissie, leidt het tot de academische graad van Doctor in de rechten c.q. criminologische wetenschappen. Artikel 2. Doctorandi op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit behalen het doctoraat in principe binnen de aanstellingstermijn. Artikel 3. Doctorandi zijn verantwoordelijk voor de volledigheid en correctheid van bibliografische en andere gegevens in de daartoe voorziene universitaire databases en worden geacht deze nauwgezet bij te houden. Voor alle beslissingen die betrekking hebben op de opleiding en loopbaan van doctorandi, zullen de bevoegde organen, inbegrepen de coördinator doctoraatsopleiding, de doctoraatscommissie en het faculteitsbestuur, enkel rekening houden met gegevens die zijn ingevoerd in de daartoe voorziene universitaire databases. Administratieve toelating tot het doctoraatstraject Artikel Om tot het doctoraatstraject in de rechten c.q. criminologische wetenschappen te worden toegelaten, is de kandidaat houder van een van de volgende diploma's: 1 het diploma van licentiaat of master in de rechten c.q. criminologische wetenschappen of een aan de criminologische wetenschappen verwante wetenschappelijke discipline dat werd uitgereikt door een Belgische universiteit; 2 een ander licentiaats- of masterdiploma dat werd uitgereikt door een Belgische universiteit onder de voorwaarden vermeld in 2; 3 een buitenlands diploma dat overeenkomstig artikel 60, eerste en 2e lid van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap als volledig gelijkwaardig is 1

2 erkend met het academisch diploma van licentiaat of master in de rechten c.q. criminologische wetenschappen; 4 een ander buitenlands diploma onder de voorwaarden vermeld in Het faculteitsbestuur beslist over de administratieve toelating tot het doctoraatstraject. Als aan de criminologische wetenschappen verwante wetenschappelijke discipline in de zin van 1, 1 worden in ieder geval beschouwd, de rechtsgeleerdheid, de sociale wetenschappen, de psychologie en de pedagogische wetenschappen. Het faculteitsbestuur gaat in het geval bepaald in 1, 2 en 4 bijkomend na of de kandidaat in zijn curriculum, met inbegrip van zijn beroepsloopbaan, voldoende blijk geeft van kennis van het juridisch c.q. criminologisch domein dat hij in zijn proefschrift wil bestrijken. Desgevallend kan het faculteitsbestuur beslissen om de kandidaat bijkomende verplichtingen op te leggen. Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de doctoraatscommissie om op het ogenblik dat zij een beslissing neemt over de toelating tot het doctoraat conform artikel 30 bijkomende verplichtingen op te leggen in het aanvullend gedeelte van de doctoraatsopleiding. Onverminderd het in het vorig lid bepaalde, krijgen doctorandi op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit automatisch een administratieve toelating tot het doctoraatstraject. Voor andere kandidaat-doctorandi is een expliciete administratieve toelating tot het doctoraatstraject vereist. Het faculteitsbestuur beslist hierover na advies van de doctoraatscommissie. 3. Om tot het doctoraatstraject te worden toegelaten, heeft de kandidaat zich onderscheiden tijdens de opleiding op grond waarvan hij wordt toegelaten. Van deze vereiste kan worden afgeweken, rekening houdend met de wetenschappelijke publicaties van de kandidaat waaruit een geschiktheid voor het wetenschappelijk onderzoek blijkt. Doctoraatscommissie Artikel 5. De doctoraatscommissie 1 adviseert het faculteitsbestuur over a) de administratieve toelating tot het doctoraatstraject voor de kandidaten op een aanstelling zonder doctoraatsfinaliteit of zonder aanstelling. b) de samenstelling van de examencommissie. 2 beslist over: a) de toelating van de kandidaat tot het doctoraat overeenkomstig artikel 6; b) de goedkeuring van het doctoraatsvoorstel; c) de aanstelling van een promotor-eindverantwoordelijke en de eventuele copromotor(en); 2

3 d) de samenstelling van de begeleidingscommissie; e) de toelating om het proefschrift op te stellen en te verdedigen in een andere taal dan het Nederlands; f) de titelwijziging; 3 volgt de voortgangsrapportering als bedoeld in artikel 16 op en adviseert desgevallend het faculteitsbestuur over verlenging van de aanstelling; 4 bewaakt de kwaliteit van de doctoraatsopleiding; 5 keurt het opleidingsvoorstel bedoeld in artikel 30 goed; 6 treedt op als examencommissie voor de doctoraatsopleiding en verleent in die hoedanigheid het getuigschrift van voltooide doctoraatsopleiding. Toelating tot het doctoraat Artikel 6. De doctoraatscommissie beslist over de toelating tot het doctoraat op basis van de doctoraatsaanvraag die de kandidaat voorlegt aan de commissie binnen de termijnen vastgesteld in artikel 7. De doctoraatscommissie gaat na of het project voldoende kwaliteit biedt wat betreft de originaliteit, grondigheid en specificiteit van de juridische c.q. criminologische vraagstelling en de methodologische juridische c.q. criminologische benadering ervan. Artikel 7. Doctorandi op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit dienen hun doctoraatsaanvraag in tijdens de eerste 10 maanden na de start van hun aanstelling. Ten laatste 16 maanden na de start van de aanstelling moet de doctorandus een goedkeuring van het doctoraatsvoorstel door de doctoraatscommissie verkregen hebben. Doctorandi op een aanstelling zonder doctoraatsfinaliteit dienen hun doctoraatsaanvraag in tijdens de eerste 10 maanden na hun administratieve toelating tot het doctoraatstraject. Ten laatste 16 maanden na de administratieve toelating tot het doctoraatstraject verkrijgt de doctorandus een goedkeuring van het doctoraatsvoorstel door de doctoraatscommissie. Alle andere doctorandi, inbegrepen die zonder aanstelling of op een aanstelling als vrijwillig medewerker, dienen hun doctoraatsaanvraag in tijdens de eerste 24 maanden na hun administratieve toelating tot het doctoraatstraject. Ten laatste 30 maanden na de administratieve toelating tot het doctoraatstraject verkrijgt de doctorandus een goedkeuring van het doctoraatsvoorstel door de doctoraatscommissie. Artikel 8. De doctoraatsaanvraag wordt ten laatste veertien dagen voor de eerstvolgende vergadering van de doctoraatscommissie ingediend. Indien de aanvraag later of onvolledig wordt ingediend, kan de voorzitter van de doctoraatscommissie beslissen om de aanvraag naar de agenda van de daaropvolgende vergadering door te schuiven. 3

4 Artikel 9. De doctoraatsaanvraag wordt ingediend op een formulier volgens het door het faculteitsbestuur, op advies van de doctoraatscommissie, voorgeschreven format. Artikel De doctoraatscommissie onderzoekt de doctoraatsaanvraag en hoort de doctorandus en de promotor-eindverantwoordelijke ter vergadering. In principe is de doctorandus fysiek aanwezig ter vergadering, tenzij een onoverkomelijk beletsel wordt vastgesteld. In dat geval kan de doctorandus de vergadering van de doctoraatscommissie bijwonen via multimediale middelen. De eventuele kosten daarvan zijn ten laste van de promotor-eindverantwoordelijke. Indien de kandidaat of de promotor-eindverantwoordelijke niet aanwezig kunnen zijn, wordt het dossier niet behandeld en uitgesteld. Uitzonderingen zijn mogelijk in het belang van de kandidaat en met uitdrukkelijke toestemming van de voorzitter van de doctoraatscommissie. De doctoraatscommissie kan twee beslissingen nemen: 1 Het doctoraatsvoorstel wordt positief beoordeeld. Indien zij dat wenst, kan de doctoraatscommissie opmerkingen formuleren die aan de doctorandus, promotor en begeleidingscommissie worden overgemaakt. 2 Het doctoraatsvoorstel wordt als onvoldoende beoordeeld. In dat geval houdt de doctoraatscommissie haar beslissing in beraad en overlegt zij desgewenst met de promotor. De beslissing en de motivering, met inbegrip van eventuele opmerkingen en suggesties, worden mondeling meegedeeld aan de kandidaat en de promotor-eindverantwoordelijke. 2. Tenzij zij het anders verkiezen, hoeven doctorandi op een mandaat FWO-aspirant of gelijkaardige financiering hun doctoraatsvoorstel niet toe te lichten en worden zij daarover door de doctoraatscommissie niet gehoord. Zij leggen samen met het opleidingsvoorstel zoals bedoeld in artikel 30 wel een voortgangsrapport voor aan de doctoraatscommissie, die het rapport in overweging zal nemen bij haar beslissing over de toelating tot het doctoraat overeenkomstig artikel 6. Het faculteitsbestuur maakt, op advies van de doctoraatscommissie, een exhaustieve lijst bekend met de types mandaten en projecten die kunnen worden beschouwd als aan het mandaat FWOaspirant gelijkaardige financiering, in de zin van het vorige lid. 3. In het licht van haar bevoegdheid tot goedkeuring van het doctoraatsvoorstel expliciteert de doctoraatscommissie de criteria op basis waarvan zij haar beslissing neemt en maakt die bekend op de facultaire website. Artikel Op grond van het onderzoek bedoeld in artikel 10 beslist de doctoraatscommissie over: 1 de goedkeuring van het doctoraatsvoorstel; 2 de aanstelling van een promotor-eindverantwoordelijke en de eventuele copromotor(en); 3 de samenstelling van de begeleidingscommissie; 4

5 4 in voorkomend geval, de toelating om het proefschrift op te stellen in een andere taal dan het Nederlands. Zij beslist tegelijkertijd ook over de goedkeuring van het opleidingsvoorstel zoals bedoeld in artikel De doctoraatscommissie maakt voor elke faculteitsraad een verslag op waarin alle goedgekeurde doctoraatsaanvragen worden vermeld. Promotor-eindverantwoordelijke en copromotor(en) Artikel De promotor-eindverantwoordelijke van een doctoraat is als lid van het ZAP verbonden aan de KU Leuven of de Hogeschool-Universiteit Brussel. Daarnaast is hij (1) in dezelfde hoedanigheid of als geaffilieerd navorser verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven en (2) doctor in de rechten c.q. criminologische wetenschappen of een aan de criminologische wetenschappen verwante wetenschappelijke discipline. Een lid van het ZAP dat slechts aan één van deze vereisten voldoet, kan als promotor-eindverantwoordelijke optreden samen met een copromotor die aan het andere vereiste voldoet. Onverminderd het vorige lid, is een copromotor van een doctoraat lid van het ZAP of postdoctoraal onderzoeker verbonden aan een universiteit. Als aan de criminologische wetenschappen verwante wetenschappelijke discipline in de zin van het eerste lid worden in ieder geval beschouwd, de rechtsgeleerdheid, de sociale wetenschappen, de psychologie en de pedagogische wetenschappen. Andere wetenschappelijke disciplines worden slechts als aanverwant beschouwd na goedkeuring van de doctoraatscommissie. De promotoreindverantwoordelijke of copromotor die zijn doctoraatstitel behaalde in een aanverwante wetenschappelijke discipline, geeft blijk van een bijzondere wetenschappelijke interesse voor het criminologische domein. Zowel de promotor-eindverantwoordelijke als de eventuele copromotoren beschikken over een bijzondere deskundigheid met betrekking tot het onderwerp van het doctoraat. De promotor-eindverantwoordelijke en de eventuele copromotor(en) onderschrijven het profiel van de goede promotor. 2. Emeriti kunnen niet worden aangesteld als promotor-eindverantwoordelijke van nieuwe doctoraatsprojecten. Zij kunnen wel promotor-eindverantwoordelijke blijven van de doctoraten die vóór het emeritaat door de doctoraatscommissie werden goedgekeurd. Emeriti kunnen ook steeds optreden als copromotor van doctoraten. Bijzondere emeriti kunnen wel worden aangesteld als promotor-eindverantwoordelijke van doctoraatsprojecten. 5

6 Begeleidingscommissie Artikel Voor de begeleiding van elke doctorandus wordt een begeleidingscommissie samengesteld. De begeleidingscommissie neemt kennis van de voortgangsrapportering als bedoeld in artikel 16. De doctorandus of zijn promotor-eindverantwoordelijke kunnen op de begeleidingscommissie een beroep doen voor bijkomende besprekingen. De begeleidingscommissie wordt door de doctoraatscommissie aangesteld. Zij bestaat uit: de promotor-eindverantwoordelijke en de eventuele copromotor(en); en minstens twee andere leden van het zelfstandig academisch personeel, aan te wijzen door de voornoemden in overleg met de doctorandus, waarvan bij voorkeur minstens één lid van buiten de faculteit met internationale reputatie. 2. De doctoraatscommissie waakt over de goede werking van de begeleidingscommissie. Telkens de begeleidingscommissie adviseert over de voortgang van het doctoraat, wordt dit advies voor kennisneming bezorgd aan de doctoraatscommissie. Indien daartoe aanleiding bestaat, zal de doctoraatscommissie de begeleidingscommissie horen, en zonodig ook de doctorandus. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de doctoraatscommissie een eigen advies toevoegen aan het advies van de begeleidingscommissie. Taal van het doctoraat Artikel Het proefschrift wordt in het Nederlands opgesteld. De doctoraatscommissie kan de doctorandus toestaan het proefschrift op te stellen in een andere taal dan het Nederlands. Daartoe dient de doctorandus tijdig, en bij voorkeur samen met de doctoraatsaanvraag, een verzoek in bij de doctoraatscommissie. 2. De aanvrager die om een afwijking van de taalregeling verzoekt, dient het bewijs te leveren van voldoende kennis van de taal waarin het proefschrift zal worden geschreven. Het oordeel over de taalkennis hoort aan de doctoraatscommissie. Bij haar beoordeling geeft zij de voorkeur aan het bewijs door middel van gestandaardiseerde taaltesten. Indien het verzoekschrift gelijktijdig met de doctoraatsaanvraag wordt ingediend, hoort de doctoraatscommissie de kandidaat in de taal waarin het proefschrift zal worden opgesteld. Indien het verzoekschrift later wordt ingediend, kan de doctoraatscommissie beslissen om de kandidaat opnieuw te horen om zijn taalkennis te kunnen beoordelen. Desgevallend kan de doctoraatscommissie bijkomende verplichtingen opleggen als onderdeel van de doctoraatsopleiding. Deze verplichtingen kunnen bestaan in het afleggen van een gestandaardiseerde taaltest waarvoor zij het vereiste niveau vastlegt. 3. Het proefschrift wordt in het openbaar en in het Nederlands verdedigd. De toestemming om het proefschrift in een andere taal dan het Nederlands te schrijven, impliceert automatisch de toestemming, doch niet de verplichting, om het proefschrift in die andere taal te verdedigen. 6

7 Titelwijziging Artikel 15. De doctoraatscommissie beslist over de aanvaarding van een titelwijziging. De doctorandus richt daartoe tijdig een gemotiveerd verzoek met de goedkeuring van de promotor aan de doctoraatscommissie. De doctoraatscommissie kan de doctorandus horen en hem verzoeken een nieuwe doctoraatsaanvraag in te dienen indien daartoe aanleiding bestaat. Voortgangsrapportering Artikel De eerste schriftelijke rapportering vindt plaats naar aanleiding van de behandeling van de doctoraatsaanvraag door de doctoraatscommissie. 2. De doctorandus roept binnen de in 3 bepaalde termijnen twee maal de leden van zijn begeleidingscommissie samen voor een daadwerkelijke beraadslaging. Dit gebeurt in principe naar aanleiding van het doctoraatsseminarie als bedoeld in artikel 28, 2, 2. In principe zijn alle leden van de begeleidingscommissie aanwezig op de beraadslaging. Als ze niet aanwezig kunnen zijn, formuleren ze hun bedenkingen schriftelijk of nemen ze via multimediale middelen deel aan de beraadslaging. De eventuele kosten van die middelen zijn ten laste van de promotor-eindverantwoordelijke. De doctorandus bezorgt de leden van de begeleidingscommissie ter voorbereiding van de beraadslaging de tot dan toe gerealiseerde (hoofd)stukken. Ter zitting geeft hij een bondig verslag over de reeds verrichte en nog te verrichten werkzaamheden. De evaluatie door de begeleidingscommissie wordt genoteerd op een evaluatieformulier dat wordt ondertekend door de promotor-eindverantwoordelijke, de eventuele copromotor(en) en de leden van de begeleidingscommissie. De begeleidingscommissie bespreekt in haar verslag minstens: 1 in voorkomend geval, hoe en in welke mate de doctorandus heeft geprobeerd rekening te houden met de opmerkingen van de doctoraatscommissie bij het doctoraatsvoorstel; 2 de kwaliteit van het reeds verrichte onderzoek; 3 de vorderingsstaat van het onderzoek; 4 de haalbaarheid van het nog te verrichten onderzoek binnen de vooropgestelde timing. Punt 1 moet niet meer behandeld worden in het verslag van de tweede bijeenkomst van de begeleidingscommissie. Het ondertekende evaluatieformulier wordt zo snel mogelijk na de beraadslaging overgemaakt aan de doctoraatscommissie voor verder gevolg. 3. De doctorandus op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit voldoet aan de in 2 opgelegde verplichting door ervoor te zorgen dat de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie 7

8 plaatsvindt uiterlijk 22 maanden na de start van zijn aanstelling en de tweede bijeenkomst uiterlijk 44 maanden na de start van zijn aanstelling. Alle andere doctorandi voldoen aan de in 2 opgelegde verplichting door ervoor te zorgen dat de eerste bijeenkomst van hun begeleidingscommissie plaatsvindt uiterlijk 33 maanden na hun administratieve toelating tot het doctoraatstraject en de tweede bijeenkomst uiterlijk voor het aanvragen van een attest van goedgekeurde doctoraatsopleiding. De in het eerste en tweede lid opgelegde termijnen worden vervroegd als dat vereist is voor de aanvraag of verlengingen van een beurs of mandaat. 4. Doctorandi op een aanstelling zonder doctoraatsfinaliteit of zonder aanstelling, inbegrepen diegenen van wie de aanstelling is gestopt in de loop van het doctoraatstraject, leggen jaarlijks, tot zolang het proefschrift niet verdedigd is, een voortgangsrapport voor aan de doctoraatscommissie. 5. De doctoraatscommissie bewaart de evaluatieformulieren van elke doctorandus en voegt ze bij zijn dossier. Examencommissie Artikel 17. De rector stelt, op voorstel van het faculteitsbestuur, dat beslist na advies van de doctoraatscommissie, de examencommissie samen. De doctorandus en zijn promotor dienen daartoe gezamenlijk een gemotiveerd verzoek in bij de doctoraatscommissie. De examencommissie bestaat uit vijf leden, de promotor-eindverantwoordelijke en eventuele copromotoren inbegrepen. De aanstelling van een zesde lid is mogelijk op gemotiveerd verzoek. De leden van de examencommissie behoren tot het zelfstandig academisch personeel. Buitenlandse leden zijn aangesteld als equivalent daarvan. Nederlandse leden zijn hoogleraar. Gemotiveerde uitzonderingen zijn mogelijk, zij het maximum voor één lid op een examencommissie van vijf en voor twee leden op een examencommissie van zes, indien wordt aangetoond dat het voorgestelde lid houder is van een doctoraat op proefschrift en beschikt over een bijzondere deskundigheid met betrekking tot het onderwerp van het doctoraat. Minstens twee leden van de examencommissie, de promotor-eindverantwoordelijke niet meegerekend, behoren tot het ZAP van de faculteit. Ten minste één lid van de examencommissie behoort niet tot de KU Leuven. Indien het proefschrift wordt opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, draagt de Faculteit ten minste één lid voor dat voornamelijk in die taal onderzoekswerk verricht. Voor doctoraten die uitgereikt worden door de Hogeschool-Universiteit Brussel waken de doctoraatscommissie en het faculteitsbestuur over de interuniversitaire samenstelling van de examencommissie als bedoeld in artikel 24, 3, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Voorzitter van de examencommissie is het oudste, tot de KU Leuven behorend lid ervan, voor zover dat niet de promotor-eindverantwoordelijke is. 8

9 Beraadslaging door de examencommissie Artikel De doctorandus bezorgt de leden van de examencommissie een gedrukt en ingebonden exemplaar van het doctoraat. Te rekenen vanaf deze datum heeft de examencommissie ten minste 3 weken en ten hoogste 2 maanden om tot een oordeel te komen. De promotor-eindverantwoordelijke legt in overleg met de examencommissie de datum van de beraadslaging vast en brengt het faculteitsbestuur hiervan op de hoogte. In principe zijn alle leden van de examencommissie op de beraadslaging aanwezig. Indien een lid niet aanwezig kan zijn, voorziet hij in een schriftelijk verslag waarin de wetenschappelijke waarde van het proefschrift wordt beoordeeld. Voorafgaand aan de beraadslaging maakt de promotoreindverantwoordelijke de volledige tekst van dit rapport/deze rapporten over aan de overige leden van de examencommissie. Deze rapporten worden bovendien aan het examendossier van de doctorandus toegevoegd. 2. De doctorandus houdt zich ter beschikking gedurende de beraadslaging. De examencommissie kan beslissen de doctorandus te horen. 3. Als door de leden van de jury geen fundamentele bezwaren worden geformuleerd of als slechts door één lid bezwaren van die aard worden aangetekend, mag de openbare verdediging worden georganiseerd. Als door minstens twee leden fundamentele bezwaren worden geformuleerd, wordt de doctorandus ter zitting uitgenodigd. De doctorandus krijgt de kans om de aanmerkingen ter zitting te weerleggen. Als de repliek voldoening schenkt, kan de doctorandus tot de openbare verdediging toegelaten worden. Als dat niet het geval is, kan de examencommissie besluiten tot een toelating tot de openbare verdediging iuxta modum of tot afwijzing van het doctoraat. Zowel bij een toelating tot de openbare verdediging, een toelating tot de openbare verdediging iuxta modum als een afwijzing van het doctoraat, deelt de promotor-eindverantwoordelijke deze beslissing onmiddellijk mee aan de doctorandus en geeft hij daarbij inhoudelijke feedback. De promotor-eindverantwoordelijke deelt de genomen beslissing ook onmiddellijk mee aan de decaan. 4. In het geval de doctorandus wijzigingen aanbrengt in zijn proefschrift nadat het werd toegelaten tot de openbare verdediging, voorziet hij de definitieve versie die ingediend wordt van een begeleidend schrijven waarin hij de wijzigingen aanduidt en toelicht ten behoeve van de examencommissie. Artikel 19. Naast het proefschrift verdedigt de doctorandus twee bijgevoegde stellingen die niet behoren tot het domein van het doctoraat; één mag betrekking hebben op een onderwerp van algemene humane cultuur. In overleg met zijn promotor-eindverantwoordelijke legt de doctorandus daartoe een lijst van vier bijgevoegde stellingen voor aan de examencommissie. Bij de beraadslaging door de examencommissie als omschreven in artikel 18, 1 tot 3 kiest de examencommissie, in afwezigheid van de doctorandus, de door deze te verdedigen bijgevoegde stellingen. De promotor-eindverantwoordelijke deelt deze keuze onmiddellijk aan de doctorandus mee. 9

10 Openbare verdediging Artikel Het proefschrift wordt in het openbaar en behoudens uitzonderingen op grond van artikel 14, 3 in het Nederlands verdedigd. 2. De openbare verdediging vindt plaats ten minste 3 weken na de beraadslaging waarvan sprake in artikel 18. De datum en het uur van de openbare verdediging worden, ten minste 3 weken op voorhand, op initiatief van de promotor-eindverantwoordelijke in gemeen overleg tussen de doctorandus en de examencommissie en na akkoord van de decaan, vastgelegd. Eveneens ten minste 3 weken voor de openbare verdediging overhandigt de doctorandus een exemplaar van de definitieve tekst van het proefschrift aan de decaan en aan elk lid van de examencommissie en bezorgt hij tien exemplaren ervan samen met een vulgariserende samenvatting van maximaal één pagina en de tekst van de twee te verdedigen stellingen, aan het secretariaat van het decanaat. Ten laatste 1 week voor de openbare verdediging laat de doctorandus zich voor het examen inschrijven op de Studentenadministratie van de KU Leuven en bezorgt hij het origineel exemplaar van het diploma op grond waarvan hij tot het doctoraat is toegelaten aan het secretariaat van het decanaat. 3. De openbare verdediging vindt plaats onder het voorzitterschap van een lid van het ZAP van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, aangesteld door het faculteitsbestuur. De doctorandus zorgt ervoor dat een samenvatting van het proefschrift en de tekst van de bijgevoegde stellingen bij de openbare verdediging ter beschikking gesteld worden van het publiek. Bij de openbare verdediging blijft de toelichting van de doctorandus bij het proefschrift beperkt tot 20 minuten en blijven de interventies van elk lid van de examencommissie betreffende het proefschrift en de bijgevoegde stellingen samen met de onmiddellijk op elke interventie volgende antwoorden van de doctorandus, elk beperkt tot 15 minuten. Afsluitend wordt aan het publiek de kans geboden om opmerkingen te maken en vragen te stellen. De examencommissie beraadslaagt onmiddellijk na de openbare zitting en beslist of de doctorandus al dan niet de doctorstitel wordt toegekend. Er wordt geen graad van verdienste verleend. Een proces-verbaal wordt opgesteld en door alle aanwezige leden van de examencommissie ondertekend. De uitslag wordt onmiddellijk na deliberatie in openbare zitting bekend gemaakt. Artikel 21. Reiskosten van de externe leden van de examencommissie worden door de Faculteit, na goedkeuring door het faculteitsbestuur, terugbetaald tegen de forfaitaire kostprijs van een treinreis eerste klasse heen en terug, ongeacht het werkelijk gebruikte vervoermiddel, met een plafond van 1000, jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig artikel 1728bis, 1, BW per examencommissie. Uitzonderlijk kan het faculteitsbestuur op gemotiveerd verzoek van de promotoreindverantwoordelijke een vergoeding toekennen voor andere dan reiskosten of een reisvergoeding boven voornoemd plafond. Onverminderd de motivering en de uitzonderlijke omstandigheden kan een vergoeding boven de 1000 enkel worden toegekend indien het betrokken lid van de 10

11 examencommissie ten behoeve van de Faculteit minstens één doctoraatsseminarie houdt tijdens de periode dat hij/zij aanwezig is voor de werkzaamheden in het raam van het betrokken doctoraat. Maximaal twee leden van de examencommissie kunnen de openbare verdediging bijwonen via multimediale middelen. De eventuele kosten daarvan zijn ten laste van de promotoreindverantwoordelijke, behoudens toepassing van het vorige lid. Predoctorale periode en predoctorale proef Artikel 22. In de in artikel 4, 1, 3 en 4, bepaalde gevallen kan het faculteitsbestuur op advies van de doctoraatscommissie kandidaat-doctorandi een predoctorale proef opleggen. Artikel De predoctorale periode gaat aan het afleggen van de predoctorale proef vooraf en is erop gericht de academische bekwaamheid en de onderzoeksmaturiteit van de kandidaat in het juridische c.q. criminologische domein te bevorderen en te toetsen. In afwachting van het afleggen van de predoctorale proef kunnen kandidaat-doctorandi zich inschrijven als predoctorandus. 2. De doctoraatscommissie bepaalt in overleg met de promotor-eindverantwoordelijke en de kandidaat-doctorandus de invulling van de predoctorale periode. Het programma van de predoctorale periode wordt op schrift gesteld en bij het dossier van de kandidaat gevoegd. De tijdens de predoctorale periode opgelegde activiteiten kunnen bestaan in het volgen van cursussen, seminaries, opleidingsonderdelen of stages, maar er moet voldoende tijd overblijven voor het voorbereiden van een doctoraatsvoorstel. 3. Voor kandidaat-doctorandi uit EER-landen duurt de predoctorale fase maximaal 1 jaar. Voor kandidaat-doctorandi uit niet-eer-landen duurt de predoctorale fase maximaal 2 jaar. De predoctorale fase eindigt in ieder geval na het succesvol afleggen van de predoctorale proef. Artikel De predoctorale proef is van die aard dat kan worden nagegaan of de kandidaatdoctorandus in staat kan worden geacht om het doctoraat te behalen binnen een periode van vier jaar. 2. De doctoraatscommissie bepaalt in overleg met de promotor-eindverantwoordelijke en de kandidaat-doctorandus de invulling van de predoctorale proef. De predoctorale proef kan bestaan in het behalen van een getuigschrift of een credit voor de cursussen, seminaries, opleidingsonderdelen of stages die in de predoctorale periode werden opgelegd. De inhoud van de predoctorale proef wordt op schrift gesteld en bij het dossier van de kandidaat gevoegd. 3. Kandidaten die slagen voor de predoctorale proef worden toegelaten tot het doctoraatstraject zoals bepaald in artikel 4. De overige bepalingen van dit reglement zijn onverkort op hen van toepassing. Kandidaten die niet slagen, kunnen een attest onderzoeksspecialisatie krijgen. 11

12 Gezamenlijke diplomering Artikel 25. Met cumulatieve toepassing van de artikelen 86 en 94 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen kan de doctorstitel gezamenlijk met een andere universiteit worden uitgereikt na de succesvolle voltooiing van een doctoraatsproject dat van meet af aan interuniversitair is opgezet en extern wordt gefinancierd. In voorkomend geval wordt cumulatief voldaan aan de voorwaarden die door elk van de betrokken universiteiten worden gesteld. Afdeling II. De doctoraatsopleiding Algemene bepalingen Artikel De doctoraatsopleiding heeft als doel (1) de doctorandus te vormen als wetenschappelijk onderzoeker, (2) zijn kennis te verruimen en te verdiepen, vooral binnen het door hem gekozen onderzoeksdomein, en (3) hem uiteenlopende competenties te bezorgen die de kwaliteit en de efficiëntie van het doctoraat bevorderen en/of bevorderlijk zijn voor de professionele loopbaan na het doctoraat, binnen of buiten de KU Leuven. De doctoraatsopleiding wordt ingevuld met actieve medewerking van de promotoreindverantwoordelijke, de eventuele copromotor(en), de begeleidingscommissie en de opleidingscoördinator(en). 2. Het volgen en regelmatig beëindigen van de doctoraatsopleiding is verplicht om toegelaten te worden tot de verdediging van het proefschrift. 3. De doctoraatsopleiding vangt aan op het ogenblik dat de doctorandus zich inschrijft in de doctoraatsopleiding. Doctorandi op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit, schrijven zich binnen een maand na aanvang van hun aanstelling in. De andere doctorandi schrijven zich in binnen een maand na het verkrijgen van de administratieve toelating tot het doctoraatstraject door het faculteitsbestuur. De doctoraatsopleiding eindigt bij het verlenen van het getuigschrift bedoeld in artikel 31. De doctorandus betaalt studiegeld bij de eerste inschrijving en in het academiejaar waarin het doctoraat wordt behaald. In de tussenperiode schrijft de doctorandus zich in als doctoraatsstudent, zonder bijkomende betaling. Doctorandi die hun doctoraatsopleiding hebben afgerond, schrijven zich in voor het doctoraat. In het jaar van verdediging schrijft men zich in voor het doctoraat met verdediging. Doctorandi die vrijgesteld zijn van de doctoraatsopleiding of die hun doctoraatsopleiding hebben afgerond, maar die in de loop van dat jaar hun proefschrift nog niet zullen verdedigen, schrijven zich in voor het overige deel van het doctoraatsprogramma. In het jaar van verdediging schrijft men zich in voor het doctoraat met verdediging. 12

13 Artikel 27. De opleidingscoördinator: 1 coördineert de activiteiten die de doctorandi in de doctoraatsopleiding in het kader van hun opleiding ontplooien. Hij verspreidt informatie over deze activiteiten, hij waakt over de evenwichtige spreiding ervan over het academiejaar en houdt aanwezigheidslijsten bij van de georganiseerde doctoraatsseminaries en activiteiten. De vermelde lijsten worden overgedragen tussen opeenvolgende opleidingscoördinatoren; 2 verleent op hun vraag bijstand aan de doctorandi bij de organisatie van activiteiten in het kader van de doctoraatsopleiding, in het bijzonder bij het opstellen van het opleidingsvoorstel; 3 verstrekt, op vraag van zowel de doctorandus als de promotor-eindverantwoordelijke en de eventuele copromotor(en), advies over de geldende regels inzake de doctoraatsopleiding; 4 verstrekt advies over de doctoraatsopleiding van een doctorandus telkens de doctoraatscommissie daar om verzoekt en in ieder geval bij de goedkeuring van het opleidingsvoorstel en bij het verlenen van het getuigschrift van voltooide opleiding; 5 organiseert na raadpleging van het AAP/BAP en in samenwerking met de afdelingen de specifieke activiteiten als bedoeld in artikel 28, 2, 5. Organisatie van de doctoraatsopleiding Artikel De doctoraatsopleiding bestaat uit een truncus communis en een aanvullend gedeelte. De elementen van de truncus communis zijn verplicht. De doctoraatscommissie kan het getuigschrift van voltooide doctoraatsopleiding slechts verlenen indien aan de elementen van de truncus communis voldaan is. 2. De truncus communis omvat: 1 het schrijven van één kwaliteitsvolle internationale of twee kwaliteitsvolle nationale publicaties (tijdschriftartikel, monografie of bijdrage in een boek) in de forumtaal van het vakgebied; 2 het geven van twee doctoraatsseminaries, waarvan minstens één handelt over (een deelaspect van) het doctoraatsonderzoek. De presenterende doctorandus stelt voor beide seminaries telkens twee disputanten aan, waarvan minstens één doctorandus is van de Faculteit. Minstens één seminarie wordt gegeven in de taal van het geplande proefschrift van de doctorandus; 3 het bijwonen van vier doctoraatsseminaries, waarvan twee als disputant; 4 een mondelinge presentatie op een internationaal congres, die bestaat uit het geven van een lezing of een daarmee gelijkwaardige prestatie; 5 het bijwonen van activiteiten specifiek georganiseerd voor doctorandi, ten belope van 16 uren; 6 de voortgangsrapportering zoals gespecificeerd in artikel

14 De doctorandus kan aftoetsen bij de opleidingscoördinator of de door hem geleverde prestaties voldoen aan de gestelde eisen en in aanmerking komen voor de truncus communis. 3. Het aanvullend gedeelte bestaat uit bijkomende activiteiten en vorming die de doctorandus volgt in functie van zijn doctoraatsonderzoek en/of als voorbereiding op het professioneel functioneren binnen of buiten de KU Leuven. De doctorandus is eindverantwoordelijke voor het aanvullende gedeelte, maar het aanvullende gedeelte mag niet strijdig zijn met het statuut van de doctorandus en mag niet hinderlijk zijn voor de duur of kwaliteit van het doctoraat. 4. Een doctoraatsseminarie in de zin van 2 voldoet aan de volgende voorwaarden: 1 het academisch personeel, en in het bijzonder de doctorandi van de Faculteit wordt in de mogelijkheid gesteld om het doctoraatsseminarie bij te wonen. Zij worden minstens 2 weken op voorhand door de opleidingscoördinator uitgenodigd; 2 het doctoraatsseminarie vindt aan de Faculteit plaats, behalve indien de opleidingscoördinator een afwijking toestaat, zoals bij doctoraatsseminaries in het kader van de ius commune onderzoeksschool; 3 de individuele bijdrage van de doctorandus dat wil zeggen een persoonlijke presentatie en discussie of interactie met het publiek aan een eventueel gezamenlijk doctoraatsseminarie van meerdere doctorandi, bedraagt minstens één uur; 4 na de presentatie van de doctorandus wordt de discussie geïnitieerd door de disputanten, zoals omschreven in artikel 28, 2, 2. 5 de doctoraatsseminaries worden georganiseerd in samenspraak met de opleidingscoördinator(en). 6 De promotor-eindverantwoordelijke of de eventuele copromotor(en) zijn aanwezig bij de doctoraatsseminaries die door de doctorandus worden verzorgd. Zonder de aanwezigheid van minstens één van hen kan het seminarie niet gelden als een seminarie in toepassing van artikel 28, 2, 2. De overige leden van de begeleidingscommissie en de opleidingscoördinatoren zijn in principe ook aanwezig. 5. De doctorandus op een aanstelling met doctoraatsfinaliteit organiseert zijn eerste doctoraatsseminarie in de zin van 2 uiterlijk 22 maanden na de start van zijn aanstelling en zijn tweede doctoraatsseminarie uiterlijk 44 maanden na de start van zijn aanstelling. Alle andere doctorandi organiseren hun eerste doctoraatsseminarie in de zin van 2 uiterlijk 33 maanden na de administratieve toelating tot het doctoraatstraject en hun tweede doctoraatsseminarie uiterlijk voor het aanvragen van een attest van goedgekeurde doctoraatsopleiding. De in het eerste en tweede lid opgelegde termijnen worden vervroegd als dat vereist is voor de aanvraag of verlengingen van een beurs of mandaat. 6. Onderdelen van de doctoraatsopleiding kunnen, na advies van de opleidingscoördinator en mits akkoord van de doctoraatscommissie, worden gevolgd aan andere universiteiten of aan instellingen 14

15 voor wetenschappelijk onderzoek buiten de KU Leuven. De doctorandus staat zelf in voor het aanleveren van de nodige aanwezigheidsattesten. Artikel Op gemotiveerd verzoek van de doctorandus kan de doctoraatscommissie uitzonderlijk, in individuele gevallen en na het advies van de opleidingscoördinator te hebben ingewonnen, een vrijstelling verlenen voor bepaalde verplichtingen uit de truncus communis. Een vrijstelling kan grond zijn voor het opleggen van een vervangende opdracht waarvan de verplichtingen specifiek worden omschreven. Een vrijstelling kan enkel worden verleend indien wordt aangetoond dat de doctorandus redelijkerwijze in de onmogelijkheid verkeert om aan één of meerdere verplichtingen uit de truncus communis te voldoen. Voor het geven van één doctoraatsseminarie over het doctoraatsonderzoek kan evenwel nooit vrijstelling worden verleend. 2. Uiterlijk bij het indienen van zijn opleidingsvoorstel kan de doctorandus vragen dat prestaties die voor aanvang van de doctoraatsopleiding werden geleverd toch binnen de truncus communis gevaloriseerd worden. Hij dient daartoe een gemotiveerd verzoek in dat precies aangeeft welke eerdere prestaties overeenstemmen met welke verplichtingen uit de truncus communis. Het faculteitsbestuur zal, op advies van de doctoraatscommissie, een lijst maken van eerdere prestaties die automatisch worden gevaloriseerd, zonder dat een opportuniteitsbeoordeling door de opleidingscoördinator plaatsvindt. Prestaties die op het ogenblik van de aanvraag ouder zijn dan vijf jaar komen niet voor valorisatie in aanmerking. Het geven van een doctoraatsseminarie over het doctoraatsonderzoek kan nooit door een eerdere prestatie vervangen worden. De doctoraatscommissie beslist, na het advies van de opleidingscoördinator te hebben ingewonnen, over het toestaan van de valorisatie. 3. De doctorandi organiseren zich in overleg met de opleidingscoördinator zo, dat zij in staat zijn aan de verplichtingen van de doctoraatsopleiding te voldoen. Artikel 30. De doctorandus in de doctoraatsopleiding stelt in overleg met zijn promotoreindverantwoordelijke, de eventuele copromotor(en) en de opleidingscoördinator een opleidingsvoorstel op. Het opleidingsvoorstel bevat een individueel aangepast programma waaruit blijkt hoe er aan de verplichtingen van de doctoraatsopleiding invulling gegeven zal worden. Het opleidingsvoorstel wordt samen met het doctoraatsvoorstel ter goedkeuring aan de doctoraatscommissie voorgelegd. Het opleidingsvoorstel wordt ingediend op het daartoe voorziene formulier, na overleg met de opleidingscoördinator. De opleidingscoördinator bezorgt zijn advies over het opleidingsvoorstel aan de doctoraatscommissie. De doctoraatscommissie kan de doctorandus bijkomende verplichtingen opleggen onder het aanvullend gedeelte van de doctoraatsopleiding, in het bijzonder in de gevallen omschreven in artikel 4, 1, 2 en 4. De promotor-eindverantwoordelijke, de eventuele copromotor(en), de opleidingscoördinator en de leden van de begeleidingscommissie volgen het verdere verloop van de doctoraatsopleiding op. 15

16 Artikel 31. Indien aan alle verplichtingen van de doctoraatsopleiding is voldaan, richt de doctorandus gebruikmakend van het daartoe bestemde formulier een verzoek aan de doctoraatscommissie om het getuigschrift van voltooide doctoraatsopleiding te bekomen. De doctoraatscommissie onderzoekt of de gevolgde doctoraatsopleiding beantwoordt aan de gestelde eisen en beslist, na het advies van de opleidingscoördinator te hebben ingewonnen, als examencommissie over de toekenning van het getuigschrift. In voorkomend geval kan de doctoraatscommissie bijkomende activiteiten opleggen. In geval van betwisting van het afleggen van bepaalde opleidingsonderdelen van de doctoraatsopleiding, dient de student in de doctoraatsopleiding het verrichten van de activiteiten te bewijzen. Artikel 32. Wanneer de doctoraatscommissie weigert om een getuigschrift van voltooide doctoraatsopleiding toe te kennen, wordt dat schriftelijk gemotiveerd. De doctoraatscommissie kan steeds beslissen om de betrokkene te horen. Artikel 33. De doctoraatsopleiding wordt tweejaarlijks geëvalueerd binnen de doctoraatscommissie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een evaluatierapport, opgesteld door de opleidingscoördinator. Afdeling III. Stopzetting van het doctoraat, beroepsprocedure en slotbepalingen Stopzetting van het doctoraat Artikel De doctorandus die beslist het doctoraatstraject stop te zetten, dan wel de promotor van de betrokken doctorandus, is verplicht deze stopzetting onverwijld te melden bij de doctoraatscommissie. De doctoraatscommissie maakt deze melding over aan het faculteitsbestuur. 2 De doctoraatscommissie kan beslissen om het doctoraatstraject ambtshalve stop te zetten indien de doctorandus niet voldoet aan de termijnen zoals neergelegd in artikel 7, aan de vereisten van de voortgangsrapportering zoals neergelegd in artikel 16 of gedurende 2 opeenvolgende jaren niet voldoet aan de verplichting tot herinschrijving zoals neergelegd in artikel Ook wanneer de doctoraatscommissie van oordeel is dat uit de voortgangsrapportering zoals neergelegd in artikel 16 blijkt dat er onvoldoende vooruitgang is, kan zij beslissen om het doctoraatstraject ambtshalve stop te zetten. De Doctoraatscommissie geeft voorafgaand aan die beslissing aan de doctorandus en zijn promotor de kans om hierover gehoord te worden. Beroepsprocedure Artikel 35. Tegen de stopzetting van het doctoraat door de universiteit in overeenstemming met dit reglement en/of tegen het eindresultaat van de doctoraatsverhandeling, kan de doctorandus of pas gepromoveerde beroep instellen bij de vicerector Studentenbeleid. Daartoe wordt in de mededeling aan de student deze mogelijkheid vermeld. Het verzoekschrift wordt per ingediend. In zijn klacht neemt de doctorandus ten minste een feitelijke omschrijving op van de ingeroepen bezwaren. 16

17 Als de vicerector Studentenbeleid betrokken partij is, wordt hij vervangen door de vicerector Onderzoeksbeleid. Het beroep bij de vicerector Studentenbeleid moet worden ingesteld binnen een vervaltermijn van 5 kalenderdagen die ingaat de dag na de formele bekendmaking van de in het eerste lid vermelde beslissing. De vicerector Studentenbeleid hoort alle betrokken partijen en in elk geval de doctorandus. De interne beroepsprocedure leidt tot : - de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid of ongegrondheid. Deze beslissing wordt aan de student per ter kennis gebracht binnen een termijn van 15 kalenderdagen die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld - een nieuwe beslissing van de vicerector Studentenbeleid. De vicerector werkt in overleg met de decaan of het door hem aangeduide ZAP-lid een oplossing uit. Indien niet tot een consensus wordt gekomen, beslist de vicerector autonoom. De nieuwe beslissing moet genomen worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld en wordt ook binnen die termijn aan de doctorandus ter kennis gebracht. Hiervoor wordt het mailadres gebruikt dat door de student werd gehanteerd om zijn beroep in te dienen. De interne beroepsinstantie kan binnen de termijn waarover ze beschikt aan de student meedelen dat zij uitspraak zal doen op een latere datum. In dat geval gaat de termijn voor extern beroep slechts in de dag na die datum. Na uitputting van deze interne beroepsmogelijkheid of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vicerector Studentenbeleid een nieuwe beslissing kon nemen, kan de student conform de bepalingen van het Decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student verder beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. Bij betwistingen van studenten tegen de KU Leuven zijn buiten de Raad voor Studievoortgangsbeslissingen enkel de Leuvense rechtbanken bevoegd. Slotbepalingen Artikel 36. Dit reglement treedt in werking op 1 januari Dit reglement geldt voor alle doctorandi die vanaf 1 september 2012 werden aangesteld op een statuut met doctoraatsfinaliteit. Voor doctorandi die vóór 1 september 2012 werden aangesteld op een statuut met doctoraatsfinaliteit, evenals voor doctorandi die niet werden aangesteld op een statuut met doctoraatsfinaliteit en die een goedkeuring van hun doctoraatsvoorstel hebben bekomen voor de inwerkingtreding van dit reglement, gelden de bepalingen van dit reglement, met uitzondering van de termijnen van artikel 7, artikel 16 en artikel 28, 5. Voor die doctorandi blijven de termijnen van het reglement 2008 gelden. 17

18 Dit reglement doet geen afbreuk aan alle beslissingen die reeds werden genomen door hetzij de faculteitsraad, hetzij het faculteitsbestuur, hetzij de doctoraatscommissie of aan alle verplichtingen waaraan de doctorandus reeds heeft voldaan voor 1 januari 2013 op basis van het voorgaande reglement. 18