Practicumhandleiding Methoden & Technieken van Forensische Orthopedagogiek (7014B 453DT)

Transcriptie

1 Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht VZ Amsterdam Practicumhandleiding Methoden & Technieken van Forensische Orthopedagogiek (7014B 453DT) cursusjaar: Semester: 1, blok 1 coördinator/contactdocent: dr Jessica Asscher uitvoerende docenten: dr. Jessica Asscher, prof. dr. Geert Jan Stams, dr. Henneke Creemers en Marita van Langen Amsterdam, Juli

2 Inleiding Deze practicum handleiding hoort bij het vak M&T. Alle informatie met betrekking tot voorkennis, Dublin descriptoren en OER is terug te vinden in de bijbehorende studie handleiding. Literatuur: Brace, N., Kemp, R., & Snelgar, R. (2009). SPSS for Psychologists. London: Palgrave MacMillan 2

3 Practicumbijeenkomst 1 13 september Het beoordelen en valideren van (diagnostische) instrumenten t.b.v. Forensisch Orthopedagogisch onderzoek Stefan is een bovengemiddeld intelligente en sociaal vaardige jongen van 15 jaar. Het afgelopen jaar heeft hij een aantal vermogensdelicten gepleegd, zoals zakkenrollen. Hij begrijpt dat zijn slachtoffers zich bedrogen voelen, maar hij vertoont geen medeleven of spijt. Op de Universiteit van Amsterdam wordt onderzoek uitgevoerd naar de gewetensontwikkeling van (delinquente) jongeren. Een deel van het onderzoek is gericht op de ontwikkeling van empathie. In de literatuur is volgende definitie van het begrip empathie te vinden: het kunnen begrijpen en delen van de emotionele toestand of situatie van de ander. Deze definitie is voor het eerst gebruikt door Cohen en Strayer (1996). In deze definitie is een tweedeling van empathie zichtbaar in een cognitieve en affectieve component (Jolliffe & Farrington, 2006). Cognitieve empathie wordt omschreven als het kunnen begrijpen van de emoties van de ander (Jolliffe & Farrington, 2006; Lardén, Melin, Holst & Långström, 2006). Affectieve empathie wordt omschreven als het kunnen inleven en ervaren van de emoties van de ander (Bryant, 1982; Jolliffe & Farrington, 2006). In het onderzoek is de mate van empathie gemeten met de Basic Empathy Scale (BES). Dit meetinstrument bestaat uit 20 items en verwacht wordt dat het instrument in staat is om onderscheid te maken tussen cognitieve en affectieve empathie. Hieronder is een overzicht te vinden uit welke vragen de vragenlijst bestaat: Cognitieve empathie (in data bestand vr1bes t/m vr20bes) Vr. 1: De gevoelens van mijn vrienden doen mij niet zoveel Vr. 2: Nadat ik bij een vriend ben geweest die ergens verdrietig over is, voel ik me meestal ook verdrietig 3

4 Vr. 3: Ik begrijp dat mijn vrienden blij zijn als ze iets goed hebben gedaan Vr. 4: Ik word bang wanneer ik naar een griezelfilm kijk Vr. 5: Ik laat me makkelijk meeslepen in de gevoelens van anderen Vr. 6: Ik vind het moeilijk om in te schatten wanneer mijn vrienden bang zijn Vr. 7: Ik word niet verdrietig als ik andere mensen zie huilen Vr. 8: De gevoelens van andere mensen doen me helemaal niets Vr. 9: Wanneer iemand zich rot / down voelt, begrijp ik hoe diegene zich voelt Vr. 10: Ik kan zien wanneer mijn vrienden bang zijn Vr. 11: Ik wordt verdrietig wanneer ik zielige (nare) dingen zie op TV of in films Vr. 12: Ik begrijp hoe mensen zich voelen, vaak al voordat zij dit mij vertellen Vr. 13: Als ik iemand zie die boos is, doet me dat niets Vr. 14: Ik zie meestal wel wanneer mensen blij zijn Vr. 15: Als ik met vrienden ben die bang zijn, voel ik me ook bang Vr. 16: Ik heb het snel door als een vriend/vriendin kwaad is Vr. 17: Ik ga mee in de gevoelens van mijn vrienden Vr. 18: Als mijn vrienden ongelukkig zijn, doet dit mij niets Vr. 19: Ik heb het vaak niet door hoe mijn vrienden zich voelen Vr. 20: Ik vind het moeilijk om te snappen wanneer mijn vrienden blij zijn Op Blackboard staat een data-bestand waarin de onderzoeksgegevens van N aantal jongeren te vinden is. Beschrijf, conform richtlijnen voor wetenschappelijke verslaglegging van resultaten, zie bijv. Brace, Kemp, & Snelgar (2009), de antwoorden op onderstaande vragen. Lever dat in aan het eind van deze bijeenkomst en voeg de syntax als bijlage toe. 1) Moeten er vragen omgescoord worden? Zo ja, geef aan welke nummers en vul in welke en voer een recode opdracht uit. 2) Draai een Principale Componenten analyse, gedwongen op 2 factoren, met varimax rotatie, sorteer factorladingen en druk deze alleen af bij.40 of hoger. 3) Interpreteer de factoroplossing. Welke items dienen gezien de factoroplossing verwijderd te worden? 4) Voer betrouwbaarheidsanalyses uit voor beide PC-dimensies. Hoe hoog zijn de alpha's? 4

5 5) Door het verwijderen van items kan de alpha mogelijk verhoogd worden. Welk item zou in aanmerking komen om verwijderd te worden? Hoe hoog wordt de alpha dan? Alleen indien de tijd het toelaat: 1) Wat zijn de kenmerken van de onderzoeksgroep (aantal jongeren, verhouding jongens/meisjes, gemiddelde leeftijd, opleiding? ) 2) Is er verschil in de mate van cognitieve empathie bij jongens en de mate van cognitieve empathie bij meisjes? 3) Vertonen meisjes significant meer cognitieve of meer affectieve empathie? 5

6 Practicumbijeenkomst 2 20 september 2012: Effectiviteit Sinds een aantal jaar wordt in het gehele land Functional Family Therapy (FFT) ingezet voor delinquente jongeren (12-81 jaar). Doel van het programma is (onder andere) het verminderen van delinquent gedrag bij deze doelgroep, ZonMW heeft een call uitgezet om de vraag te beantwoorden of FFT er in slaagt ernstig probleemgedrag te verminderen. De Universiteit van Amsterdam, afdeling Forensische Orthopedagogiek is aan de slag gegaan om deze vraag te beantwoorden. Jongeren die werden verwezen naar FFT (zowel in het vrijwillige- als in het straf- of civielrechtelijke kader), werden at random toegewezen aan FFT of Treatment As Usual (TAU = gebruikelijke behandeling: alles wat werd aangeboden voordat FFT uit de US naar Nederland werd gehaald). Het is nu tijd voor het schrijven van het eindverslag voor ZonMW. Eén van de subvragen daarbij is de vraag of FFT effectief is in het verminderen van externaliserend probleemgedrag bij deze doelgroep. We hebben daarvoor beschikking over CBCL gegevens (ouderrapportage) en YSR gegevens (jongere rapportage). Onderzoek met behulp van de dataset (opdracht effectiviteit FFT) op blackboard in hoeverre FFT effectief is in het veranderen van externaliserend probleemgedrag volgens ouders en jongeren. 1) Maak een gemiddelde score voor externaliserend probleemgedrag op meetmoment 1 en 2 Items YSR meting 1: A1YS8, A1YS11, A1YS12, A1YS14, A1YS15, A1YS32, A1YS34, A1YS35, A1YS38, A1YS43, A1YS45, A1YS1, A1YS2, A1YS3, A1YS4, A1YS5, A1YS6, A1YS7, A1YS9, A1YS10, A1YS13, A1YS31, A1YS33, A1YS36, A1YS37, A1YS39, A1YS40, A1YS41, A1YS42, A1YS44 A2YS8, A2YS11, A2YS12, A2YS14, A2YS15, A2YS32, A2YS34, A2YS35, A2YS38, A2YS43, A2YS45, A2YS1, A2YS2, A2YS3, A2YS4, A2YS5, A2YS6, A2YS7, A2YS9, A2YS10, A2YS13, A2YS31, A2YS33, A2YS36, A2YS37, A2YS39, A2YS40, A2YS41, A2YS42, A2YS44 6

7 Items CBCL meting 1: O1CBCL9, O1CBCL12, O1CBCL13, O1CBCL15, O1CBCL16, O1CBCL18, O1CBCL20, O1CBCL21, O1CBCL24, O1CBCL28, O1CBCL30, O1CBCL32, O1CBCL33, O1CBCL1, O1CBCL2, O1CBCL3, O1CBCL4, O1CBCL5, O1CBCL6, O1CBCL7, O1CBCL8, O1CBCL10, O1CBCL11, O1CBCL14, O1CBCL17, O1CBCL19, O1CBCL22, O1CBCL23, O1CBCL25, O1CBCL26, O1CBCL27, O1CBCL29, O1CBCL31 Voor meetmoment 2: 2 ipv 1 achter A/ O 2) toets de betrouwbaarheid van deze schalen 3) toets met behulp van een ANCOVA de effectiviteit van de interventie. - dependent: T2 score - factor conditie - covariaat T1 score 4) Interpreteer met behulp van SPSS for Psychologists de resultaten Beschrijf het antwoord op de onderzoeksvraag: is de interventie effectief in het veranderen van externaliserend probleemgedrag. Gebruik het SPSS boek als voorbeeld en beschrijf de resultaten conform APA. Lever aan het eind van de bijeenkomst het antwoord op de effectiviteistvraag en de output in. 7

8 Practicumbijeenkomst 3 27 september 2012: Multilevel analyse De opdracht wordt uitgevoerd op een geanonimiseerd bestand uit het onderzoek van Channa Al naar crisisinterventie. De bedoeling is om te kijken hoeveel procent van de verandering in crisis van het gezin en veiligheid van het kind tussen voor- en nameting toe te schrijven is aan verschillen tussen gezinnen (level 1) en verschillen tussen hulpverleners (level 2). Merk op dat gezinnen genest zijn binnen hulpverleners. Het level 2 percentage is gelijk aan de intraklasse correlatie. Belangrijk is om na te gaan of de level 2 variantie significant is. Wanneer dit niet het geval is, moeten we concluderen dat veranderingen in crisis en/of veiligheid volledig toe te schrijven zijn verschillen tussen gezinnen. Kenmerken van hulpverleners doen er in dat geval niet toe; kenmerken van gezinnen geven de doorslag. Open het de bestanden opdrachtml.sav en opdracht1ml.sps. A) Run de onderstaande opdracht voor veranderingen in veiligheid tussen voor- en nameting. mixed veiligheid_hulpverleners_change /random= intercept subject(hulpverlener) /method= ML /print= descriptives solution testcov. Kijk in de uitvoer naar de tabel met covariance paramenters De eerste rij (residual) betreft de level 1 variantie (verschillen tussen gezinnen in safety change) en de tweede rij betreft de subject = hulpverlener level 2 variantie (verschillen tussen hulpverleners in safety change). De kolom estimate geeft de varianties weer. 1) Op welk level is meeste variantie gedistribueerd? Visuele inspectie. 2) Is de level 2 variantie significant? 3) Rapporteer de Wald Z statistiek van level 2 en de p-waarde (kolom sig.). 4) Wat is de conclusie? 5) Bereken de intraklasse correlatie: level 2 variantie gedeeld door de som van de level 1 en level 2 variantie (= totale variantie): level 2 / level 1 + level 2 B) Run de onderstaande opdracht voor veranderingen in crisis change tussen voor- en nameting. 8

9 mixed crisis_change_hulpverleners /random= intercept subject(hulpverlener) /method= ML /print= descriptives solution testcov. Kijk in de uitvoer naar de tabel met covariance paramenters De eerste rij (residual) betreft de level 1 variantie (verschillen tussen gezinnen in crisis change) en de tweede rij betreft de subject = hulpverlener level 2 variantie (verschillen tussen hulpverleners in crisis change). De kolom estimate geeft de varianties weer. 1) Op welk level is de meeste variantie gedistribueerd? Visuele inspectie. 2) Is de level 2 variantie significant? 3) Rapporteer de Wald Z statistiek van level 2 en de p-waarde (kolom sig.). 4) Wat is de conclusie? 5) Bereken de intraklasse correlatie: level 2 variantie gedeeld door de som van de level 1 en level 2 variantie (= totale variantie): level 2 / level 1 + level 2 Er blijkt voldoende reden te zijn om te kijken of we de verschillen tussen gezinnen en hulpverleners in crisis change kunnen verklaren vanuit de therapeutische relatie. Vandaar dat we nu een model draaien met een voorspeller van veranderingen in crisis. C) Run de onderstaande opdracht om na te gaan of de kwaliteit van de therapeutische relatie een voorspeller is van crisisafname. mixed crisis_change_hulpverleners WITH hposrel /fixed= hposrel /random= intercept subject(hulpverlener) /method= ML /print= solution testcov. We moeten nu eerst kijken of het model met een voorspeller een significante verbetering inhoudt van het oorspronkelijke lege model (nulmodel). Dat doen we door de deviance van het model met de voorspeller af te trekken van de deviance van het model zonder voorspeller (het nulmodel). Het verschil in deviance is Chi-Kwadraat verdeeld, waardoor we kunnen zien of de modellen significante van elkaar verschillen. De deviances zijn te vinden bij information criteria (de 2 Log Likelihood). We hebben 1 variabele toegevoegd, zodat we in een Chi-Kwadraat tabel de kritische waarde moeten opzoeken die hoort bij 1 vrijheidsgraad. Als de gevonden Chi-Kwadraat groter dan 3.84 is, dan is het model met predictor een significante verbetering van het model zonder predictor (het nulmodel): p <.05. Dit is een link voor de exacte p-waarde: Hierbij nog een link naar een online programma voor Chi2 => p-waarde: 1) Is het model met voorspeller een verbetering van het nulmodel zonder voorspeller? Rapporteer de Chi-Kwadraat en de significantie hiervan. 9

10 2) Kijk nu in de tabel estimates of fixed effects bij de rij hposrel (kwaliteit van de therapeutische relatie). Rapporteer de regressiecoëfficiënt, de bijbehorende t-waarde en significantie. 3) Is het waar dat een betere kwaliteit van de therapeutische relatie samenhangt met een grotere verandering in crisis? Voor de liefhebbers (Methode Hox) Het is nu ten slotte nog mogelijk om te kijken hoeveel procent van de verschillen tussen gezinnen (level 1) en hulpverleners (level 2) in crisis change verklaard wordt door de kwaliteit van de therapeutische relatie. Voor level 1 moet hiervoor de level 1 variantie van het model met voorspeller afgetrokken worden van de level 1 variantie van het nulmodel (zonder voorspeller). Vervolgens wordt dit getal gedeeld door de level 1 variantie van het nulmodel. Hieruit blijkt dat 13% van de verschillen in crisis change tussen gezinnen toe te schrijven is aan een betere kwaliteit van de therapeutische relatie: ( ) / =.235 / = 13%. Een analoge procedure kan gevolgd worden voor level 2 (verschillen tussen hulpverleners in crisis change). Nu moet de level 2 variantie van het model met voorspeller afgetrokken worden van de level 2 variantie van het nulmodel (zonder voorspeller). Vervolgens wordt dit getal gedeeld door de level 2 variantie van het nulmodel. 1) Hoeveel procent van de verschillen in crisis change tussen hulpverleners wordt verklaard door kwaliteit van de therapeutische relatie? 2) Als we dit getal vermenigvuldigen met de intraklassecorrelatie (.27), dan weten we hoeveel procent van de verschillen in crisis change toe te schrijven is aan de invloed van de hulpverlener binnen de therapeutische relatie. Hoe groot is die invloed? Op het niveau van het gezin (de cliënt) is die invloed afgerond 9%:.13 *.73 (1 intraklassecorrelatie). Dus 9% van de afname in crisis is toe te schrijven aan de inbreng van het gezin (de cliënt) in de therapeutische relatie. 10

11 Practicumbijeenkomst 4 4 oktober 2012: Meta-analyse Het uitvoeren van een meta-analyse begint met het zoeken van artikelen met betrekking tot een bepaald onderwerp, het bedenken van coderingscriteria en de artikelen geheel uitpluizen op zoek naar relevante gegevens. Omdat we daar nu niet de tijd voor hebben, heb ik alvast bepaald waar onze meta-analyse over gaat, welke effect sizes jullie meenemen en welke gegevens we verder coderen. Het gaat er dus puur om dat jullie een keer ervaren hoe je een meta-analyse draait in SPSS. Onze meta gaat over de relatie tussen psychopathie en recidive. Het verzoek aan jullie is om in bijgelverd bestand de studies van Salekin (2008) en Lynam e.a. (2008) te coderen en een meta-analyse te draaien. De effect size is r, dus zoek naar de relatie tussen psychopathie en delinquentie, weergegeven als correlatie. Codeer ook: - percentage immigrants - publicatiejaar - N - Geslacht - Naam van de studie - naam van het tijdschrift - gemiddelde leeftijd Dit is natuurlijk zeer beperkt, maar het gaat nu alleen even om de oefening. Run vervolgens de meta van Lipsey en Wilson voor de algemene effect size. 1) Bereken de gemiddelde effect size voor de relatie tussen psychopathie en delinquentie met behulp van de macro en syntax van Lipsey en Wilson (2001, zie blackboard 'd:\macro\meanes.sps). 2) Voer een moderator analyse uit voor het instrument (PCL versus anders) met behulp van de syntax voor discrete moderatoranalyses (zie blackboard). Vraag 1: Wat is de gemiddelde effect size voor de relatie tussen psychopathie en recidive? Interpreteer de grootte van deze gemiddelde effect size. 11

12 Vraag 2: Wordt de invloed van de relatie tussen psychopathy en delinquentie gemodereerd door de keuze van een psychopathy instrument? Indien ja, hoe dan? Beschrijf het antwoord op deze vragen conform APA en lever de antwoorden op deze vragen en je output in aan het einde van deze bijeenkomst. 12

13 Prakticum bijeenkomst 5 (onder voorbehoud) 11 oktober 2012: werkgroep survival analyse De inhoud van deze opdracht wordt later via blackboard bekend gemaakt. 13

14 7. Onderwijsvormen Werkvorm: Practicumbijeenkomsten in computerzaal 8. Rooster Voor de locatie: raadpleeg: rooster.uva.nl 14