De betekenis van het leren op het werk

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De betekenis van het leren op het werk"

Transcriptie

1 ] De betekenis van het leren op het werk Lex Borghans Bart Golsteyn Andries de Grip Annemarie Nelen Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Universiteit Maastricht Maastricht, juli 2009

2 Colofon Titel Auteurs De betekenis van het leren op het werk Lex Borghans, Bart Golsteyn, Andries de Grip en Annemarie Nelen Uitgave Expertisecentrum Beroepsonderwijs Juli 2009 Ontwerp Art & Design Theo van Leeuwen BNO ISBN/EAN Bestellen Via o.v.v. bestelnummer A00521 expertisecentrum beroepsonderwijs s-hertogenbosch Amsterdam Postbus 1585 Postbus BP s-hertogenbosch 1090 GE Amsterdam Gebruik en overname van teksten, ideeën en resultaten uit deze publicatie is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermelding.

3 Inhoudsopgave Inleiding 5 De deelname aan scholing en informeel leren 7 Kennisontwikkeling 11 De rol van de aard van het werk en het gevoerde personeelsbeleid 17 Levenslang leren, beloning en productiviteit 27 Levenslang leren en de externe employability 33 Conclusies 45

4 4

5 Inleiding Het Lissabon-akkoord heeft een leven lang leren prominent op de beleidsagenda gezet van de lidstaten van de Europese Unie. De OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development) heeft dit beleidsthema eveneens weer opgepakt. 1 Ook in Nederland zijn stappen gezet om het beleid op dit terrein vorm te geven. 2 Bij het ontwikkelen van dit beleid is het belangrijk om te beseffen dat een leven lang leren meer omvat dan alleen het volgen van onderwijs, cursussen en trainingen. De Europese Commissie omschrijft een leven lang leren als Alle leeractiviteiten die gedurende het leven ontplooid worden om kennis, vaardigheden en competenties vanuit een persoonlijk, burgerlijk, sociaal en/of werkgelegenheidsperspectief te verbeteren. 3 Er is echter nog steeds weinig inzicht in de kennisontwikkeling van de beroepsbevolking en de wijze waarop mensen na het verlaten van het initiële onderwijs verder leren. Bovendien weten we onvoldoende van de factoren die van invloed zijn op het formele en informele leren en de mate waarin dit bijdraagt aan de kennisontwikkeling. 5 Op basis van een in eind 2004 gehouden enquête, hebben we in het rapport Meer werken is meer leren een beeld gegeven van de mate waarin mensen formeel en informeel leren en de invloed van deze vormen van leren op hun kennisontwikkeling. Daarbij zijn onder andere nieuwe maatstaven ontwikkeld om het informeel leren en de kennisontwikkeling van mensen te meten. In het najaar van 2007 is opnieuw de Enquête Levenslang Leren gehouden. Dit maakt het mogelijk om de ontwikkelingen op het terrein van een leven lang leren in de afgelopen drie jaren in kaart te brengen. De nieuwe enquête biedt ook de mogelijkheid om verder in te zoomen op het leerproces op de werkvloer. In dit samenvattende rapport worden de belangrijkste resultaten van ons onderzoek gepresenteerd. 1 OECD (2003). Adult Learning, Beyond Rhetorics. Paris: Organisation for Economic Co-operation and Development. 2 SER (2002). Het nieuwe leren. Advies over een leven lang leren in de kenniseconomie. Den Haag: Sociaal-Economische Raad; Onderwijsraad (2003). Werk maken van een leven lang leren. Den Haag: Onderwijsraad; RWI (2008). Een open en fl exibele infrastructuur voor Leven Lang Leren. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen. Bij de Nederlandse overheid vervult de projectdirectie Leren & Werken (PLW) een centrale rol bij de vormgeving van dit beleid. 3 Europese Commissie, 30 oktober 2000.

6 Daarbij staan de volgende vier vragen centraal: 4 Hoe heeft de deelname in formele leeractiviteiten en het informele leren zich de afgelopen jaren ontwikkeld? In hoeverre hangt de kennisontwikkeling van werkenden samen met de deelname aan trainingen en cursussen en het informele leren op het werk? In hoeverre wordt dit beïnvloed door de aard van het werk en het personeelsbeleid? Welke relatie is er tussen een leven lang leren en de productiviteit van werkenden? Welke relaties zijn er tussen een leven lang leren en het risico op baanverlies en de inzetbaarheid in andere banen? 6 4 Een uitgebreide rapportage van de onderzoeksresultaten wordt gegeven in Lex Borghans, Bart Golsteijn, Andries de Grip & Annemarie Nelen (2009). Leren op het werk. Ontwikkelingen en consequenties voor productiviteit en mobiliteit. s-hertogenbosch/amsterdam: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

7 De deelname aan scholing en informeel leren Formele scholing De ontwikkeling van de postinitiële scholing blijkt in Nederland nog niet goed van de grond te komen. De scholingsparticipatie van de Nederlandse beroepsbevolking is de afgelopen jaren zelfs licht gedaald. Figuur 1 laat zien dat dit geldt voor alle leeftijdsgroepen. Daarbij gaat het om het percentage van de bevolking dat in de twee jaren voorafgaand aan de enquête aan een cursus of training deelnam. Het leeftijdspatroon van de scholingsdeelname vertoont in de enquêtes van 2004 en 2007 globaal hetzelfde patroon. Het blijkt dat de scholingsdeelname toeneemt tot ongeveer 35 jaar en daarna weer afneemt. De tijd die mensen aan cursussen en trainingen besteden, is de afgelopen jaren afgenomen met gemiddeld 2,5 uur per jaar. Jaarlijks wordt er gemiddeld 34,5 uur scholing gevolgd. De daling van de scholingsparticipatie is het sterkst bij de jongeren. In de leeftijdsgroep van jaar is het aantal uren dat men scholing volgt met gemiddeld 12 uur gedaald Onder de 25 jaar lijkt de scholingsparticipatie te zijn toegenomen. Vanwege het panelkarakter van de data is het aantal waarnemingen voor de jongste leeftijdsgroep in 2007 echter te gering om hierover een uitspraak te kunnen doen.

8 Figuur 1 Formeel leren: deelname aan cursussen en trainingen in de afgelopen twee jaar Bron: Enquête Levenslang Leren 2004 en Informeel leren Naast het formele leren is ook het informele leren in kaart gebracht. Dit doen we op basis van de vraag Hoeveel procent van uw werktijd besteedt u aan taken waar u van kunt leren?. Het blijkt dat werkenden tussen 2004 en 2007 ook minder informeel zijn gaan leren. Gemiddeld besteedt men op het werk 28,2% van de werktijd aan taken waarvan men leert. Dit is 2,7 procentpunt minder dan in Voor iemand met een fulltime baan betekent dit dat het informele leren gemiddeld met ruim 46 uur is afgenomen tot 494 uur per jaar. Figuur 2 laat zien dat jongeren op het werk substantieel meer leren dan ouderen. Het is echter opmerkelijk dat bij de mensen van jaar het informele leren op het werk weer aanzienlijk toeneemt. In de Enquête 2004 werd deze toename al rond de 42 jaar ingezet. Het blijkt dat vooral de werkenden tussen de 40 en 50 jaar minder informeel zijn gaan leren. In 2007 was voor deze leeftijdsgroep de werktijd waarin men taken verrichtte waarvan men leerde bijna 6 procentpunt lager dan in 2004.

9 Figuur 2 Informeel leren: percentage van de werktijd besteed aan leerzame taken Bron: Enquête Levenslang Leren 2004 en De totale tijd die op het werk aan formeel en informeel leren wordt besteed, blijkt met ongeveer 8% afgenomen. Een mogelijke verklaring voor deze afname is de conjunctuur. Door de grote hoeveelheid werk en gebrek aan personeel, was er wellicht minder tijd beschikbaar om te leren. Omdat zowel het formele als informele leren is afgenomen, is het relatieve belang van het formele en informele leren echter vrijwel niet veranderd. Van de totale tijd waarin mensen leerden, heeft 94% betrekking op het informeel leren en slechts 6% op de deelname aan cursussen en trainingen. Als inderdaad de economische conjunctuur een sterke invloed heeft op leren op het werk, zou in de huidige economische crisis de tijd die beschikbaar is voor leren mogelijk weer kunnen stijgen. Formeel en informeel leren versterken elkaar Uit een analyse van de resultaten van de Enquêtes Levenslang Leren 2004 en 2007 blijkt dat mensen die meer uren formele trainingen en cursussen volgen, ook informeel meer leren. Bij 1 uur extra cursusdeelname per jaar neemt het informele leren met 1,2 uur per jaar toe. Doordat de scholingsdeelname op individueel niveau van jaar tot jaar

10 sterk kan schommelen, wordt dit verband waarschijnlijk nog onderschat. Dit wijst erop dat beide leerprocessen complementair zijn en elkaar dus versterken. Uit het feit dat het merendeel van de tijd die werkenden aan leeractiviteiten besteden betrekking heeft op het informele leren op het werk, mag daarom niet de conclusie getrokken worden dat het formele leren minder belangrijk is. Het volgen van een cursus of training kan immers functioneren als een katalysator voor het informele leren tijdens het werk. Dit roept de vraag op welke factoren ervoor zorgen dat het volgen van een cursus of training een impuls geeft aan het informele leren. Dit laatste meten we door de mate waarin men het eens is met de stelling De cursus heeft me gestimuleerd om tijdens mijn werk meer te leren. Het blijkt dat 34% van de mensen die de afgelopen twee jaar een cursus volgden, hierdoor werden gestimuleerd om ook tijdens het werk meer te leren. 10 De reden waarom iemand een bepaalde cursus is gaan volgen blijkt een grote invloed te hebben op de mate waarin men nadien op het werk leert. Het volgen van cursussen stimuleert mensen vooral om tijdens hun werk meer te leren wanneer zij de cursus volgen omdat: het de kans op een andere baan vergroot; hun kennis en ervaring onvoldoende waren voor het werk dat zij hebben; op het werk nieuwe manieren van werken worden geïntroduceerd; ze op het werk nieuwe taken krijgen. Daarentegen is het niet belangrijk of de werkgever of de werknemer het initiatief neemt voor het volgen van de cursus. Wel blijkt men na het volgen van een cursus meer te leren op het werk wanneer collega s stimuleren om het geleerde in de praktijk te brengen. Het is opmerkelijk dat de stimulans van de leidinggevende dit effect niet heeft. Hieruit blijkt dat het voor het informeel leren erg belangrijk is dat het belang van leren op de werkvloer veel draagvlak heeft. Opmerkelijk is ook dat degenen die direct na het afronden van een cursus veel aan de cursus hebben gehad, aangeven dat de cursus hen stimuleerde om tijdens het werk meer te leren. Vooral mensen die zichzelf doelen stellen, blijken na het volgen van een cursus meer te gaan leren tijdens hun werk. Afgezien van dit effect van het zichzelf doelen stellen, blijken persoonkenmerken nauwelijks invloed te hebben op de mate waarin een cursus stimuleert om tijdens het werk meer te gaan leren. Mensen die aangeven dat ze willen investeren in hun toekomst na het volgen van een cursus, blijken niet meer te gaan leren tijdens hun werk. Hetzelfde geldt voor de mensen met een hoger IQ of een grote leermotivatie.

11 Kennisontwikkeling De kennisontwikkeling van jongeren en ouderen Kennisontwikkeling is een van de centrale variabelen in dit rapport. Met deze variabele indiceren we in feite de effectiviteit van de eerdere leerinspanningen. We hanteren hier weer dezelfde subjectieve maatstaf voor iemands kennisontwikkeling als in de Enquête Levenslang Leren Eerst vragen we de respondenten om zich de kennis en vaardigheden voor te stellen die nodig zijn om in hun werk optimaal te kunnen functioneren. Vervolgens is hen gevraagd hun eigen kennispeil op verschillende momenten in hun loopbaan in te schatten. Hierbij is het niveau dat nodig is om in hun werk optimaal te kunnen functioneren op 100 gezet. De kennisontwikkeling in de afgelopen twee jaar is vervolgens bepaald door het verschil te nemen tussen het huidige kennisniveau en dat van twee jaar geleden. 11 Figuur 3 geeft een overzicht van de kennisontwikkeling van zowel werkenden als nietwerkenden in de afgelopen twee jaren. Zoals ook bleek uit de Enquête Levenslang Leren 2004, neemt de kennisontwikkeling af naarmate mensen ouder worden. Het leeftijdspatroon in 2007 stemt vrijwel overeen met het patroon in 2004: de kennisontwikkeling is hoog op jonge leeftijd en wordt negatief bij de mensen die ouder zijn dan 58. Het laatste illustreert dat mensen op deze leeftijd te kampen krijgen met competentieveroudering, waardoor ze minder goed kunnen functioneren in hun werk. 6 Figuur 3 laat ook zien dat de kennisontwikkeling bij mensen in de leeftijd van jaar de afgelopen twee jaar geringer was dan in de twee jaar voorafgaand aan de Enquête Levenslang Leren Mogelijk hangt dit samen met de lagere deelname aan formele trainingen en cursussen en de afname van het informeel leren. 6 Een overzicht van de verschillende mogelijke oorzaken van competentieveroudering is te vinden in Andries de Grip & Jasper van Loo (2002). The Economics of Skills Obsolescence: A Review. In A. de Grip, J. van Loo & K. Mayhew (Eds.). Research in Labor Economics, vol. 21, pp

12 Figuur 3 Kennisontwikkeling van werkenden en niet-werkenden in de voorafgaande twee jaar in procentpunten in 2004 en Bron: Enquête Levenslang Leren 2004 en 2007 Omdat we de kennisontwikkeling in de Enquête Levenslang Leren op een innovatieve wijze gemeten hebben, is het ook interessant om te zien dat de verschillen in zowel de hoogte van de indicator als het leeftijdspatroon tussen beide enquêtes betrekkelijk gering zijn. Dit wijst erop dat de door ons ontwikkelde maatstaf, ondanks het subjectieve karakter ervan, de kennisontwikkeling van mensen op een robuuste manier meet. Het wijst er ook op dat er geen sprake is van cohorteffecten. In dat geval zou het leeftijdspatroon in 2007 vanwege de toegenomen leeftijd van de respondenten immers een parallelle verschuiving van drie jaar moeten laten zien. Ondanks het feit dat 75% van de deelnemers aan de Enquête Levenslang Leren 2007 dezelfde mensen zijn als in 2004, vinden we deze verschuiving niet. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de gevonden patronen in de kennisontwikkeling leeftijdspatronen moeten zijn.

13 In fi guur 4 wordt de kennisontwikkeling voor werkenden en niet-werkenden apart in beeld gebracht. De patronen komen weer in hoge mate overeen met de patronen zoals die in 2004 werden gemeten. We zien dat de kennisontwikkeling bij de werkenden groter is dan bij de niet-werkenden. Bij de oudere werkenden wordt de kennisontwikkeling niet negatief. De afname van het kennisniveau bij de ouderen heeft dus louter betrekking op de kennisveroudering bij de niet-werkenden. Bij de jongere werkenden is de kennisontwikkeling in 2007 iets lager dan in Figuur 4 Kennisontwikkeling van werkenden en niet-werkenden apart in de voorafgaande twee jaar in procentpunten in 2004 en Bron: Enquête Levenslang Leren 2004 en 2007

14 De relatie tussen de kennisontwikkeling en het formele en informele leren Dit brengt ons bij de tweede centrale onderzoeksvraag van dit rapport: in hoeverre hangt de kennisontwikkeling van werkenden samen met de deelname aan trainingen en cursussen en het informele leren op het werk? Tabel 1 laat zien dat er zowel in de enquête van 2004 als in de enquête van 2007 een signifi cante samenhang is tussen het postinitiële leren en de kennisontwikkeling van werkenden. Daarbij is het effect van het informele leren het meest duidelijk aanwezig. Tabel 1 Relatie tussen het formele en informele leren en de kennisontwikkeling (1) (2) (3) (4) Kennisontwikkeling 2004 sign Kennisontwikkeling 2004 sign Kennisontwikkeling 2007 sign Cursusdeelname 1,450 * 0,963 0,534 1,029 Kennisontwikkeling 2007 sign 14 Cursusduur (aantal uren) Informeel leren (aantal uren in 1 jaar) Omvang werkweek (aantal uren) Bedrijfstak (dummies) 0,001 0,001 0,015 * 0,009 0,002 *** 0,002 ** 0,003 *** 0,003 *** Niet toegevoegd 0,190 *** Toegevoegd Toegevoegd Toegevoegd Observaties R 2 0,19 0,21 0,16 0,18 * De afhankelijke variabele is de kennisontwikkeling. Cursusdeelname is een dummyvariabele met waarde 1 als er werd deelgenomen aan een cursus in de afgelopen twee jaar. In de analyses zijn verder dummies meegenomen voor geslacht, opleidingsniveau en leeftijd. Ook een constante is toegevoegd. Signifi cantie: *** p<0,01, ** p<0,05, * p<0,1.

15 De eerste twee kolommen laten de schattingsresultaten uit de Enquête Levenslang leren 2004 zien. In de tweede kolom wordt daarbij gecontroleerd voor de bedrijfstak waarin iemand werkzaam is. We zien dat na deze extra controle het effect van de cursusdeelname op de kennisontwikkeling niet langer signifi cant is. Een mogelijke reden hiervoor is dat de scholingdeelname van jaar tot jaar fl uctueert, maar dat de invloed van het volgen van een cursus of training zeker ook vanwege het indirecte effect op het informele leren zich over meerdere jaren uitstrekt. Verder zijn er kennelijk verschillen tussen bedrijfstakken in de mate waarin er aan trainingen en cursussen wordt deelgenomen en de mate waarin mensen hun kennis ontwikkelen. In de Enquête 2007 is het effect van het al of niet volgen van een cursus ook niet signifi cant. Wel lijkt het dat de cursusduur belangrijker is geworden: wanneer iemand in twee jaar tijd 100 uur besteedt aan het volgen van een cursus of training, dan is er gemiddeld sprake van een extra kennisontwikkeling van 1,5 procentpunt. De samenhang tussen het informele leren en de kennisontwikkeling is in 2007 ongeveer even groot als in Dit effect lijkt vrij klein: bij uur extra leren is er sprake van een extra kennisontwikkeling van ongeveer 2,6 procentpunt. Maar aangezien iemand met een fulltime functie in twee jaar tijd ongeveer uur werkt, is het effect toch aanzienlijk. Mensen die voltijds werken en 30% van hun werktijd taken hebben waarvan ze leren, zullen zich dus ongeveer 2,7 procentpunt extra ontwikkelen In de Enquête Levenslang Leren 2007 is ook het aantal uren dat iemand wekelijks werkt gemeten. Wanneer we deze variabele toevoegen aan de regressieanalyse, dan blijkt dat niet alleen het aantal uren dat iemand taken verricht waarvan hij of zij leert signifi cant bijdraagt aan de kennisontwikkeling, maar ook het aantal uren dat iemand werkt. Tien uur meer werken per week leidt tot een extra kennisontwikkeling van 1,9 procentpunt. Bovendien blijkt dat de relatie tussen het informeel leren en de kennisontwikkeling toeneemt na controle voor het aantal uren dat iemand werkt: bij uur informeel leren is er nu sprake van een kennisontwikkeling van 2,9 procentpunt. Omgerekend betekent dit dat wanneer mensen 10 procentpunt meer informeel leren op het werk, de kennisontwikkeling 1,0 procentpunt hoger is. Deze nieuwe resultaten geven eens te meer het belang aan van het informele leren voor de kennisontwikkeling van werkenden. 7 Dit is als volgt berekend: percentage leerzame taken (0,30) * totaal aantal gewerkte uren (3.480) * de gemeten coëffi ciënt (0,0026).

16 Uit een nadere analyse blijkt dat er geen grote samenhang is tussen bepaalde persoonskenmerken en iemands kennisontwikkeling. Wel blijkt dat een goede leermotivatie bijdraagt aan de kennisontwikkeling. De relatie is echter slechts zwak significant. Zoals verwacht mocht worden, heeft een hoge leermotivatie ook een positieve invloed op de cursusdeelname en het informeel leren. Kennelijk heeft dit ook een positieve weerslag op iemands kennisontwikkeling. De kennisontwikkeling blijkt niet groter te zijn naarmate mensen een beter beeld hebben van hun toekomst. Dit is opmerkelijk, omdat de mensen met een duidelijk toekomstbeeld wel significant vaker participeren in formele leeractiviteiten en ook informeel meer leren. 16

17 De rol van de aard van het werk en het gevoerde personeelsbeleid Een leerrijke werkomgeving kan een positieve invloed hebben op de mate waarin mensen formeel en informeel leren op het werk. 8 Daarmee kan het ook de kennisontwikkeling stimuleren. Om dit te onderzoeken, zijn we nader ingegaan op de vraag in hoeverre twee belangrijke determinanten van een leerrijke werkomgeving de aard van het werk en het in de organisatie gevoerde personeelsbeleid invloed hebben op de leerprocessen binnen het bedrijf en de kennisontwikkeling van de medewerkers. Daarbij willen we een antwoord vinden op de volgende twee vragen: Welke relatie is er tussen de aard van de werkzaamheden en het formele en informele leren en de kennisontwikkeling van werkenden? Welke relatie is er tussen het gevoerde personeelsbeleid en het formele en informele leren en de kennisontwikkeling van werkenden? 17 De aard van de werkzaamheden Om een beeld te krijgen van de aard van de werkzaamheden hebben we de respondenten gevraagd om aan te geven hoeveel uur zij per week besteden aan: alledaagse routinewerkzaamheden; werkzaamheden waarbij ze voor uitdagingen staan die ze moeten oplossen; werkzaamheden die ze nog niet eerder hebben gedaan; vergaderen; samenwerken met mensen van wie ze veel kunnen leren. 8 Zie Andries de Grip (2000). Van tweedekansonderwijs naar een leven lang leren. Oratie. Maastricht: Universiteit Maastricht.

18 Tabel 2 geeft een overzicht van de tijd die werkenden aan deze werkzaamheden besteden. Daarbij wordt ook gekeken in hoeverre de aard van het werk verschilt per leeftijdsgroep. De tabel laat zien dat gemiddeld bijna de helft van de werktijd van de werkenden in Nederland bestaat uit routinewerkzaamheden. Bijna een kwart van de tijd wordt besteed aan uitdagingen die men moet oplossen, terwijl ongeveer 7% van de werktijd wordt besteed aan werkzaamheden die men nog niet eerder heeft gedaan. Het vergaderen legt ook beslag op een aanzienlijk deel van de werktijd. Gemiddeld wordt hieraan ruim 9% van de werktijd besteed. Met betrekking tot het informeel leren is het ook interessant om te zien dat de jongeren bijna 14% van hun werktijd samenwerken met mensen van wie men kan leren. Bij de 50-plussers is dat nog maar 10% van de werktijd. Zoals verwacht, besteden jongeren minder tijd aan routinewerkzaamheden en vergaderen en staan zij vaker voor taken die zij nog niet eerder hebben gedaan. Ook werken zij, zoals gezegd, vaker samen met mensen van wie zij nog veel kunnen leren. Tabel 2 Percentage van tijd besteed aan taken Jaar Jaar Jaar Totaal 18 % % % % Routinewerkzaamheden 47,2 52,0 49,4 49,9 Uitdagingen 23,1 20,7 23,8 22,3 Nog niet eerder gedaan 7,7 6,7 6,8 7,0 Vergaderen 8,1 9,5 10,0 9,2 Samenwerken 13,9 11,2 10,0 11,6 Totaal * Het kolomtotaal is 100% omdat men gevraagd werd als een activiteit bij meerdere beschrijvingen past, het dan bij één categorie in te delen. In de Enquête Levenslang leren 2007 hebben we gevraagd in hoeverre werkenden van de verschillende taken nog leren. Daarbij kon men antwoorden op een vijfpuntsschaal van 1 tot 5. In fi guur 5 wordt de mate waarin iemand leert van bepaalde taken, afgezet tegen de leeftijd van de werkenden. Uit de fi guur blijkt dat men, zoals verwacht mocht worden, weinig leert van routinetaken. Het is interessant om te zien dat men van vergaderen ook weinig leert. De mate waarin men leert van deze taken kent geen duidelijk leeftijdspatroon, hoewel het leren van vergaderen tussen de start van de loopbaan en het 40ste levensjaar steeds verder afneemt. Het is overduidelijk dat werkenden meer leren van taken die ze niet eerder hebben gedaan, taken die een uitdaging zijn en het

19 samenwerken met mensen van wie men veel kan leren. De mate waarin men leert van deze taken neemt echter wel af naarmate mensen ouder zijn. Figuur 5 Mate waarin men leert van de taken die men uitoefent, naar leeftijd 19 Bron: Enquête Levenslang Leren 2007 Uit nadere analyses blijkt dat er niet of nauwelijks een relatie is tussen de aard van de werkzaamheden en de deelname aan cursussen of trainingen. Zoals verwacht mocht worden, is er een sterkere relatie tussen de aard van het werk en de mate waarin men op het werk informeel leert. Zoals reeds bleek uit figuur 5, leren werkenden die veel tijd besteden aan routinewerkzaamheden minder op hun werk. Daarentegen is er een positieve relatie tussen het aantal uren dat werkenden besteden aan uitdagende taken en de mate waarin zij op het werk leren. Hetzelfde geldt voor degenen die vaker samenwerken met mensen van wie zij kunnen leren. Het verrichten van meer uitdagende taken en het samenwerken met mensen van wie men kan leren, is echter niet positief gerelateerd aan de kennisontwikkeling. Alleen wanneer werkenden een groter deel van hun werktijd besteden aan taken die ze nog niet eerder hebben gedaan, is er ook sprake van een sterkere kennisontwikkeling.

20 Ook is er gekeken in hoeverre er leeftijdsverschillen zijn in de mate waarin men van verschillende soorten taken leert. Uit deze analyses blijkt dat zowel bij de jongeren als bij de oudere leeftijdsgroep de deelname aan cursussen niet of nauwelijks samenhangt met de aard van de werkzaamheden. Bij de jarigen is dat opmerkelijk genoeg wel het geval. Wanneer werkenden in deze leeftijdsgroep veel samenwerken met mensen van wie men kan leren, volgen ze ook vaker een cursus. Wanneer zij daarentegen veel routinewerkzaamheden verrichten, volgen ze juist minder vaak een cursus. Juist bij deze prime age werkenden blijkt de aard van het werk dus wel een rol te spelen bij de mate waarin men zich verder ontwikkelt door het volgen van cursussen en trainingen. 20 Wanneer we kijken naar de relatie tussen de aard van het werk en het informele leren, dan blijkt dat alle leeftijdsgroepen meer informeel leren als ze minder uren besteden aan routinetaken en als ze samenwerken met mensen van wie ze veel kunnen leren. Daarnaast leren met name 50-plussers veel als ze voor uitdagingen staan. De kennisontwikkeling van jongeren wordt gestimuleerd door het uitvoeren van taken die ze niet eerder hebben gedaan. Dit effect is vrij substantieel: als men wekelijks tien uur besteedt aan een taak die men niet eerder heeft gedaan, is er in twee jaar tijd een kennistoename van ruim 6 procentpunten. Daarentegen wordt de kennisontwikkeling van ouderen niet significant beïnvloed door de taken die men uitoefent. In tabel 3 wordt de relatie bekeken tussen enkele stellingen over het werk en de cursusdeelname, het informele leren en de kennisontwikkeling van werkenden. De tabel laat zien dat degenen die aangeven dat ze op hun werk taken hebben die voor hen een uitdaging betekenen, niet alleen op het werk meer informeel leren, maar ook vaker deelnemen aan een cursus. Ook blijkt er bij deze mensen sprake te zijn van een sterkere kennisontwikkeling. Interessant om te zien is ook dat het, vanuit het oogpunt van de leeropbrengsten, helemaal niet erg is wanneer mensen op hun werk veel dingen moeten doen die voor hen te moeilijk zijn. Integendeel: hierdoor blijken ze op hun werk veel informeel te leren. We zien geen relatie met de kennisontwikkeling, maar een studie van De Grip c.s. laat zien dat mensen die een functie hebben die op een hoger niveau ligt dan de door hen gevolgde opleiding, zich cognitief beter ontwikkelen dan mensen die werk hebben dat op hun eigen niveau ligt. 9 Ook blijkt dat mensen die een grote mate van vrijheid hebben om te bepalen hoe ze hun taken uitvoeren, een sterkere kennisontwikkeling laten zien. Mensen die het altijd te horen krijgen als ze een taak goed hebben 9 Andries de Grip, Hans Bosma, Dick Willems & Martin van Boxtel (2008). Job-worker mismatch and cognitive decline. Oxford Economic Papers, vol. 60, 2008, pp

21 uitgevoerd, blijken zich daarentegen niet beter te ontwikkelen dan degenen die dat niet te horen krijgen. Wel blijkt dat mensen die regelmatig te horen krijgen hoe ze de aanpak van hun werk zouden kunnen verbeteren, op hun werk informeel meer leren. We vinden hier echter geen significante relatie met de kennisontwikkeling. Tabel 3 Relatie tussen het werk en het toekomstbeeld en anderzijds de cursusdeelname, het informeel leren en de kennisontwikkeling van werkenden (1) (2) (3) Ik heb op het werk taken die een uitdaging betekenen* Veel taken op het werk zijn te moeilijk voor mij* Ik heb een grote mate van vrijheid om te bepalen hoe ik taken uitvoer* Als ik een taak goed heb uitgevoerd, krijg ik het altijd te horen* Ik krijg op mijn werk altijd te horen hoe ik mijn aanpak zou kunnen verbeteren* Cursusdeelname sign Informeel leren sign Kennisontwikkeling sign 0,069 *** 7,678 *** 1,507 *** -0,024 1,330 0,587 0,019-0,776 1,144 ** -0,017 1,070-0,189 0,022 2,528 ** 0,320 Observaties R 2 0,154 0,255 0, * Gestandaardiseerde maten. In de analyses zijn verder dummies meegenomen voor geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en bedrijfstak. Ook een constante en het aantal uren dat mensen per week werken, zijn meegenomen. Signifi cantie: *** p<0,01, ** p<0,05, * p<0,1. Een verbijzondering van de analyse naar de drie leeftijdsgroepen laat zien dat in alle drie de leeftijdsgroepen degenen die taken uitoefenen die een uitdaging inhouden, ook meer leren op het werk. Bij de jarigen is er ook een positieve relatie tussen het uitoefenen van uitdagende taken en de kennisontwikkeling. Alleen bij de jongeren (15-35 jaar) blijkt dat wanneer men veel taken heeft die te moeilijk zijn, men op het werk ook signifi cant meer informeel leert. Daarentegen volgen deze jongeren juist minder

22 cursussen en trainingen. Vrijheid in het uitvoeren van taken heeft voor jarigen een negatieve relatie met het informeel leren. Dit suggereert dat 50-plussers juist meer leren wanneer hen duidelijk wordt aangegeven op welke wijze ze bepaalde taken moeten uitvoeren, waardoor ze niet kunnen terugvallen op ingesleten handelingspatronen. Een opvallend verschil tussen de jarigen en jarigen is dat de jongeren die een duidelijk beeld hebben van hoe ze zich willen ontwikkelen, hun kennis sterker ontwikkelen, terwijl de jarigen die een duidelijk beeld hebben van hoe ze zich willen ontwikkelen, hun kennis juist minder ontwikkelen. Dit suggereert dat prime age werkenden er baat bij hebben om niet vast te roesten in een bepaald toekomstbeeld. Wat dat betreft is het opmerkelijk dat 50-plussers die een duidelijk toekomstbeeld hebben meer informeel leren op het werk. Het stellen van doelen leidt voor jarigen tot meer informeel leren, maar voor de jarigen juist tot minder informeel leren. De 50-plussers die het leuk vinden om nieuwe dingen te leren, nemen daarentegen vaker deel aan een cursus. 22 Het gevoerde personeelsbeleid Tabel 4 laat zien in hoeverre er een relatie is tussen de aandacht die een bedrijf heeft voor de personeelsontwikkeling en het formele en informele leren en de kennisontwikkeling van het personeel. Het blijkt dat de cursusdeelname van de jarigen toeneemt als er meer aandacht is voor functioneringsgesprekken. Bij de andere leeftijdsgroepen is dit niet het geval. Ook is er bij geen enkele leeftijdsgroep een signifi cante relatie tussen het houden van functioneringsgesprekken en het informele leren op het werk. Wanneer bedrijven werken met persoonlijke opleidingsplannen, blijken zowel de jongeren als de jarigen vaker een cursus of training te volgen. Bij de 50-plussers is dit niet het geval. Dit illustreert dat bedrijven nog weinig aandacht hebben voor het bevorderen van de cursusdeelname van ouderen. Wanneer de mogelijkheid tot functieroulatie bestaat, blijken jongeren op hun werk meer informeel te leren. Bovendien is er dan bij jongeren sprake van een sterkere kennisontwikkeling. Ook regelmatige feedback is belangrijk voor de kennisontwikkeling van jongeren. Voor de jarigen is met name het werkoverleg belangrijk voor het informeel leren.

23 Voor de jarigen is regelmatige feedback en de mogelijkheid tot functieroulatie van belang voor het informeel leren. Bij regelmatige feedback is er vreemd genoeg ook sprake van een geringere kennisontwikkeling voor deze leeftijdsgroep. Opmerkelijk is ook dat 50-plussers die een loopbaanplan krijgen, minder vaak cursussen te volgen. Wanneer er gewerkt wordt met prestatiebeloning of bonussen blijken 50-plussers juist vaker cursussen te gaan volgen. In een nadere analyse hebben we geprobeerd een scherper beeld te krijgen van welk soort werkzaamheden men meer leert wanneer het bedrijf meer aandacht heeft voor de personeelsontwikkeling. Daarbij worden dezelfde taken onderscheiden als in tabel 2. Uit deze analyse blijkt dat de mate waarin werkenden leren op hun werk samenhangt met de inzet van verschillende HRM-instrumenten. Het effect van bepaalde HRM-instrumenten blijkt zich meestal wel te richten op bepaalde soorten werkzaamheden. Zo is het houden van functioneringsgesprekken vooral belangrijk voor het leren van taken die uitdagingen zijn. Functioneringsgesprekken bijvoorbeeld hebben echter geen significante invloed op de mate waarin men leert van routinewerkzaamheden. Het krijgen van regelmatige feedback van de leidinggevende is van essentieel belang voor verschillende soorten taken. Deze feedback is positief gerelateerd aan het leren van routinewerkzaamheden, maar ook aan het leren van taken die men niet eerder heeft gedaan en taken die uitdagingen zijn. Opmerkelijk is ook dat werkenden die de mogelijkheid hebben tot functieroulatie met name meer leren van het samenwerken met anderen. Prestatiebeloning blijkt een middel te zijn om werkenden meer te laten leren van de routinewerkzaamheden die ze doen, maar ook van het samenwerken met anderen. 23

24 24 mensen per week werken, zijn meegenomen. Signifi cantie: *** p<0,01, ** p<0,05, * p<0,10. In de analyses zijn verder dummies meegenomen voor geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en bedrijfstak. Ook een constante en het aantal uren dat R 2 0,238 0,273 0,234 0,203 0,165 0,101 0,255 0,237 0,165 Observaties bonussen Prestatiebeloning of 0,076-2,018 2,050 0,028 0,370 2,874* 0,174** -5,004-0,640 Mogelijkheid functieroulatie 0,093 12,110** 4,394* -0,095 1,293 1,198-0,003 10,525** 0,144 Loopbaanplan -0,120 0,380-4,194 0,092 0,011-3,111-0,225** -4,468 0,409 Werkoverleg -0,130 3,905-1,948 0,088 8,646** -2,153 0,045 3,960 1,436 Regelmatige feedback -0,093 5,669 4,175** -0,020 3,238 1,526-0,006 10,974*** -3,540** Persoonlijk opleidingsplan 0,271*** 1,664 1,670 0,173*** 5,502 1,514 0,003 0,533-0,581 Functioneringsgesprekken -0,006-4,984-0,697 0,219*** 2,149 1,067 0,150-4,339-1, Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Informeel leren Informeel leren Informeel leren Cursusdeelname Kennisontwikkeling Cursusdeelname Kennisontwikkeling Cursusdeelname Kennisontwikkeling Tabel 4 Relatie tussen de aandacht voor de personeelsontwikkeling en de cursusdeelname, het informele leren en de kennisontwikkeling van werkenden

25 Verschillen tussen bedrijfssectoren In de voorgaande tabellen en de genoemde nadere analyses hebben we telkens gecontroleerd voor de bedrijfstak waarin iemand werkzaam is. Daardoor houden we rekening met allerlei sectorspecifieke factoren die de schattingsresultaten kunnen beïnvloeden. Dit roept de vraag op in hoeverre er tussen de bedrijfstakken verschillen zijn in de mate waarin de werkenden formeel en informeel leren en hun kennis verder ontwikkelen. Tabel 5 laat zien dat de werkenden in de sector overheid gemiddeld de meeste cursussen en trainingen volgen, op afstand gevolgd door degenen die werkzaam zijn bij de financiële instellingen. Daarentegen is de cursusparticipatie in de bedrijfstakken handel en horeca, vervoer en de bouw relatief laag. De werkenden in de zakelijke dienstverlening blijken op hun werk meer informeel te leren dan degenen die in andere bedrijfstakken werkzaam zijn. Gemiddeld leert een werknemer in de zakelijke dienstverlening tijdens het werk jaarlijks 756 uur. Ook bij de overheid en in het onderwijs wordt relatief veel geleerd van het werk dat men doet. Opnieuw scoren de bedrijfstakken bouw, handel en horeca en vooral het vervoer het laagst Tabel 5 Gemiddeld aantal uren cursus, informeel leren en kennisontwikkeling per bedrijfstak Bedrijfstak Gemiddeld aantal uren cursus in twee jaar Gemiddeld aantal uren informeel leren per jaar Ratio formeel/ informeel leren* Gemiddelde kennisontwikkeling % N Industrie en energie- of waterwinning ,5 6,3 154 Bouw ,2 9,5 48 Handel en horeca ,0 5,6 116 Vervoer ,8 7,0 29 Financiële instellingen ,3 8,2 38 Zakelijke dienstverlening ,7 7,4 118 Overheid ,7 8,2 103 Onderwijs ,4 5,5 102 Gezondheid en welzijnszorg ,2 7,2 184 * Uren cursus in twee jaar/uren informeel leren per jaar * Zoals de laatste kolom van tabel 5 laat zien, is het aantal waarnemingen in de bedrijfstakken vervoer en fi nanciële instellingen (en in iets mindere mate ook in de bouw) beperkt.

26 De derde kolom van tabel 5 geeft de ratio weer van het formele leren ten opzichte van het informele leren. Hieruit blijkt dat de fi nanciële instellingen het sterkste accent leggen op het formele leren, gevolgd door de overheidssector. Daarentegen scoort de handel en horeca ook hier het laagst. De hoge participatie in het formele en informele leren in de overheidssector wordt weerspiegeld in een relatief hoge kennisontwikkeling bij de werkenden in deze sector. Ook bij de fi nanciële instellingen, waar veel cursussen en trainingen worden gevolgd, is de gemiddelde kennisontwikkeling hoog. Het opmerkelijke is echter dat bij de werkenden in de bouw de kennisontwikkeling het sterkst is. Zoals in voetnoot 10 wordt opgemerkt, is het aantal waarnemingen in deze sector echter vrij laag. Opmerkelijk is ook de geringe kennisontwikkeling bij de werkenden in het onderwijs. Het relatief hoge aantal uren dat de werkenden in deze sector werk doen waarvan zij leren, blijkt zich niet te weerspiegelen in de mate waarin zij de kennis en vaardigheden weten te verbeteren die belangrijk zijn om optimaal te functioneren in hun werk. 26

27 Levenslang leren, beloning en productiviteit Vanuit een economisch perspectief mag men verwachten dat een leven lang leren een belangrijke rol speelt in de productiviteit van werkenden. Op de arbeidsmarkt is ook duidelijk te zien dat meer ervaren oudere werknemers meestal meer verdienen dan jongeren. Daarbij doet zich echter wel de vraag voor of het wel terecht is dat ouderen meer verdienen dan jongeren. Zeker in een vergrijzende arbeidsmarkt is dit een prangende vraag. Correspondeert het beloningsverschil tussen jongeren en ouderen met hun productiviteitsverschil? Als ervaring leidt tot een kennistoename, dan verhoogt het iemands productiviteit. In dat geval kan het hogere loon voor oudere werkenden een goede afspiegeling zijn van hun hogere productiviteit. Als echter de lonen van ouderen door institutionele redenen hoger zijn dan die van jongeren zonder dat er sprake is van een hogere productiviteit dan zullen werkgevers oudere werknemers eerder ontslaan of vervroegd laten uittreden en werkloze oudere werknemers niet snel een baan aanbieden. 27 In deze paragraaf bekijken we of de salarisgroei samenhangt met iemands kennisontwikkeling en formeel en informeel leren. Ook kijken we naar het effect van de kennisontwikkeling op de salarisgroei. Daarnaast bespreken we ook hoe mensen zelf aankijken tegen de verhouding tussen hun productiviteit en salaris. We proberen daarmee de volgende vragen te beantwoorden: Hebben mensen met een sterke kennisontwikkeling meer salarisgroei dan degenen met minder kennisontwikkeling? Hoe kijken mensen aan tegen hun salaris in verhouding tot hun productiviteit? En is er hierbij een verschil tussen oudere en jonge werknemers?

28 Kennistoename en beloning 28 In tabel 6 gaan we in op de salarisgroei over een periode van twee jaar. De gegevens uit de Enquête Levenslang Leren van 2004 en 2007 zijn hierbij samengenomen. Gemiddeld groeiden de salarissen in twee jaar tijd met 5,8%, maar er zijn aanzienlijke verschillen in de salarisgroei van mensen. De tabel laat zien dat de kennistoename een positief signifi cant effect heeft op de loonstijging. Mensen die 1% kennistoename hadden over de laatste twee jaar, kregen gemiddeld een salarisstijging van 0,4%. Omdat de gemiddelde kennistoename onder werkenden bijna 7% is, betekent dit dat mensen door hun kennistoename gemiddeld een salarisstijging hadden van 2,8%. Bijna de helft van de gemiddelde salaristoename kan dus rechtstreeks gerelateerd worden aan de kennistoename. Omdat de gehanteerde maatstaf voor kennistoename een proxy is voor de werkelijke kennistoename en ook de timing van het effect van de kennistoename op de salarisgroei tussen personen kan variëren, valt te verwachten dat de analyses in tabel 6 slechts een deel van het werkelijke effect aan het licht brengen. De conclusie is dan ook dat waarschijnlijk een zeer groot deel van de salarisontwikkeling gerelateerd kan worden aan de kennisontwikkeling van werkenden. Tabel 6 Relatie tussen de kennistoename en de loonstijging over twee jaar Kennistoename 0,004** (0,002) Leeftijd -0,001 (0,002) Constante 0,087 (0,079) Observaties 871 R 2 0,0072 Signifi cantie: *** p<0,01, ** p<0,05, * p<0,10. Als de salarisgroei direct wordt gerelateerd aan de cursusdeelname of het informele leren, wordt er geen signifi cant effect gevonden. Eerder zagen we echter dat er een sterk verband is tussen het informele leren op de kennisontwikkeling. Omdat uur informeel leren leidt tot een kennistoename van 2,9 procentpunt en 1% kennistoename leidt tot 0,4 procentpunt salarisstijging, zou uur informeel leren moeten leiden tot ongeveer 1 procentpunt salarisstijging. Het aantal respondenten van de Enquête

29 Levenslang Leren is onvoldoende groot om een dergelijke relatie met voldoende precisie te kunnen meten. Door een groot aantal andere invloeden op kennisontwikkeling en salarisgroei, gaat het effect van informeel leren op de salarisontwikkeling verloren in de ruis. Het bestaan van de twee afzonderlijke relaties (informeel leren leidt tot kennisgroei en kennisgroei leidt tot salarisgroei) wijst er echter op dat informeel leren een gunstig effect heeft op de salarisontwikkeling. Figuur 6 Effect van kennistoename op de rol van leeftijd in het verklaren van loonstijgingen 29 Bron: Enquête Levenslang Leren 2004 en 2007 In dit verband is het ook een interessante vraag in hoeverre het stijgen van het loon met de leeftijd inderdaad verklaard kan worden uit iemands kennisontwikkeling, of dat dit louter het gevolg is van de in cao s vastgelegde salarisschalen. Op basis van de schattingen in tabel 6 kan worden berekend in welke mate de salarisgroei aan iemands leeftijd is gerelateerd. Dit is weergegeven in fi guur 6. De fi guur laat zien dat er gemiddeld gezien op alle leeftijden sprake is van loongroei. Omdat de door ons gehanteerde indicator voor de kennistoename geen perfecte maatstaf is van de ontwikkeling die mensen feitelijk doormaken, mag niet worden verwacht dat het leeftijdseffect volledig verklaard kan worden door de kennistoename. Wanneer we de indicator van de kennisontwikke-

30 ling als verklarende variabele opnemen in het model, daalt het effect van leeftijd op de salarisgroei met zo n 35%. Kennisgroei is dus inderdaad een belangrijke verklaring voor het feit dat ouderen meer verdienen dan jongeren. Verhouding productiviteit en salaris Een andere mogelijkheid om te onderzoeken in hoeverre iemands salaris zijn of haar productiviteit weerspiegelt, is het aan de respondenten vragen hoe zij aankijken tegen de relatie tussen hun productiviteit en hun beloning. Daartoe zijn hen de volgende vraag en antwoordcategorieën voorgelegd: 30 Als u uw salaris vergelijkt met uw inbreng op uw werk, wat is dan van toepassing? (1) Mijn salaris is veel lager dan mijn inbreng op mijn werk (2) Mijn salaris is iets lager dan mijn inbreng op mijn werk (3) Mijn salaris staat redelijk in verhouding tot mijn inbreng op mijn werk (4) Mijn salaris is iets hoger dan mijn inbreng op het werk (5) Mijn salaris is veel hoger dan mijn inbreng op het werk Figuur 7 Vergelijking van het salaris met de inbreng op het werk Bron: Enquête Levenslang Leren 2007

31 Figuur 7 laat de vergelijking zien tussen iemands salaris en zijn of haar inbreng op het werk. We zien dat meer dan 45% van de werkenden vindt dat zij een salaris krijgen dat redelijk in verhouding is met hun inbreng op het werk. Eveneens 45% van de werkenden vindt dat zij sterk of enigszins onderbetaald worden. De overige 5% geeft aan dat zij een salaris krijgen dat hoger is dan verwacht zou mogen worden op basis van hun inbreng op het werk. Figuur 8 Vergelijking salaris en inbreng op het werk per leeftijdscategorie 31 Bron: Enquête Levenslang Leren 2007 In fi guur 8 bekijken we of de verhouding tussen iemands salaris en inbreng op het werk gelijk is voor de verschillende leeftijdsgroepen. Ongeveer 30% van de mensen in de leeftijdsgroep van jaar geeft aan dat zij vinden dat ze veel te weinig betaald krijgen. Bij de 55-plussers is dit percentage ongeveer 20%. De werkenden in de leeftijd van 40 tot 50 jaar geven het vaakst aan dat hun salaris te hoog is in vergelijking met wat zij inbrengen op het werk, maar met ongeveer 5,5% gaat het ook hier niet om grote aantallen. Meer dan 55% van de mensen in de oudste leeftijdsgroep geeft echter aan dat zij een salaris krijgen dat in verhouding staat met hun inbreng op het werk. Het percentage werkenden dat aangeeft een te lage beloning te krijgen, daalt in lichte mate met de leeftijd. Als de perceptie van deze respondenten de werkelijke productiviteit-

32 loonverhouding refl ecteert, dan is voor een klein deel van de ouderen de verhouding tussen hun beloning en productiviteit gunstiger dan voor jongeren. Uit het feit dat ouderen minder vaak vinden dat ze een salaris krijgen dat in verhouding met hun productiviteit te laag is, zou enige steun voor een relatieve overbetaling van ouderen kunnen worden gehaald. De verschillen tussen jongeren en ouderen zijn echter vanuit dit perspectief niet heel erg groot. Onevenwichtigheden in de productiviteits-beloningsverhouding hoeven zich niet alleen voor te doen tussen de leeftijdsgroepen, maar kunnen ook gerelateerd zijn aan andere kenmerken van de werkenden. Uit nadere analyses blijkt dat vrouwen over het algemeen een negatiever oordeel hebben over de verhouding tussen hun salaris en de inbreng die zij hebben op hun werk. Opvallend is ook dat mensen die meer uren per week werken hun loon vaker te laag vinden in verhouding tot hun inbreng op het werk. Mensen met een universitaire opleiding geven vaker aan dat zij een salaris krijgen dat hun inbreng op het werk goed weerspiegelt. Ook is onderzocht of er een positieve of negatieve relatie is tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en de beoordeling van de eigen productiviteits-beloningsverhouding. Dergelijke relaties zouden het gevolg kunnen 32 zijn van de wijze waarop mensen zich in onderhandelingen met hun werkgever hard weten te maken voor een hogere beloning, maar zouden ook verschillen in perceptie kunnen weerspiegelen. Er zijn echter geen persoonskenmerken gevonden die iemands productiviteits-beloningsverhouding zouden kunnen verklaren. Eveneens is onderzocht of bepaalde kenmerken van de werksituatie samenhangen met de gepercipieerde productiviteits-beloningsverhouding. Uit deze analyses blijkt dat mensen die veel vrijheid hebben in hun baan en mensen die vaak te horen krijgen dat zij hun werkzaamheden goed verricht hebben, positiever zijn over hun beloning in verhouding tot hun productiviteit dan andere werknemers.

33 Levenslang leren en de externe employability Wanneer we meer inzicht willen krijgen in de betekenis van een leven lang leren voor het functioneren van werknemers op de arbeidsmarkt, moeten we niet alleen kijken naar de mate waarin het bijdraagt aan de productiviteit van werkenden, maar ook naar de betekenis die een leven lang leren heeft voor de externe employability van werkenden. Deze externe employability is van groot belang voor het functioneren van de arbeidsmarkt in een kenniseconomie. De arbeidsmarkt is immers voortdurend in beweging. Afgestudeerden treden toe tot de arbeidsmarkt, anderen verlaten de arbeidsmarkt om de zorg van hun kinderen op zich te nemen of om met pensioen te gaan. Ook zijn er voortdurend verschuivingen in de werkgelegenheid. Bedrijven groeien en krimpen, contracten lopen af en mensen wisselen van baan op zoek naar een baan die beter aansluit bij hun wensen en mogelijkheden. Wanneer mensen om welke reden dan ook binnen de arbeidsmarkt van het ene bedrijf naar het andere bedrijf gaan, wordt dit externe baanmobiliteit genoemd. We zullen hiervoor gemakshalve telkens de term baanmobiliteit gebruiken. 33 Een belangrijke vraag met betrekking tot de fl exibiliteit op de arbeidsmarkt is of mensen over voldoende competenties beschikken om van baan te kunnen veranderen wanneer dat nodig is. In feite hebben we het daarbij over iemands externe employability. Het is belangrijk dat met name degenen die het grootste risico lopen om hun baan te verliezen, ook in staat zijn makkelijk in een andere baan te gaan werken. Iemands kennisontwikkeling op het werk zou de weerbaarheid op de arbeidsmarkt kunnen vergroten, wanneer de kennis die men verwerft ook gericht is op de functie die men zou moeten gaan zoeken als de eigen baan verloren gaat. Dit betekent dat werkenden het beste trainingen kunnen volgen die niet alleen voor hun huidige baan, maar ook voor mogelijke andere banen van belang zijn. Hetzelfde geldt voor het informele leren op het werk. Ook dit kan de kans op een andere baan vergroten, als het om leerzame werkzaamheden gaat waarvan men ook in een andere baan zou kunnen profi teren.

34 Waar hangt iemands baanmobiliteit vanaf? Om de relatie tussen iemands kennisontwikkeling en externe employability in beeld te kunnen brengen, is het belangrijk om eerst meer in het algemeen in te gaan op de vraag waar iemands baanmobiliteit vanaf hangt. In de eerste plaats verschillen mensen in de risico s die ze op de arbeidsmarkt lopen. De kans dat mensen hun baan op korte termijn verliezen is niet voor iedereen even groot. Ook zullen er ook mensen zijn die zonder de dreiging van baanverlies van baan willen veranderen. Daarnaast hangt de baanmobiliteit natuurlijk af van de mogelijkheid om een aantrekkelijke alternatieve baan te krijgen. Om hier een beeld van te krijgen, hebben we de respondenten gevraagd hoe groot het risico is dat ze de komende jaren hun baan verliezen, hoe groot ze de kans achten dat ze bij een ander bedrijf gaan werken en of ze bereid zijn dit te gaan doen. Om de kans op baanverlies te meten is de volgende vraag gesteld: 34 Hoe groot schat u de kans dat u in de komende jaren uw baan verliest? (1) Zeer onwaarschijnlijk (2) Een kleine kans (3) (4) Een grote kans (5) Zeker of vrijwel zeker Figuur 9 geeft een beeld van de relatie tussen de kans op baanverlies en de leeftijd. De fi guur laat zien dat bij de jongeren tot ongeveer 30 jaar de kans op baanverlies laag is. Tot een leeftijd van ongeveer 50 jaar blijft de kans op het verliezen van de huidige baan vrij laag (de kans schommelt rond de 1,7 op een schaal van 1 tot 5). Daarna daalt de verwachte kans op baanverlies. Vanaf een leeftijd van 55 jaar stijgt de kans op baanverlies echter enorm. Gemiddeld schatten mensen rond de 60 jaar hun kans op baanverlies rond de 50% (3 op schaal van 1 tot 5). Werkenden die slechts twee jaar ouder zijn, schatten deze kans nog groter. Deze snelle stijging laat duidelijk zien dat veel werkenden op deze leeftijd ervan uitgaan dat ze binnenkort met pensioen zullen gaan.

35 Figuur 9 Kans op baanverlies Bron: Enquête Levenslang Leren 2007 Ook hebben we de respondenten gevraagd of zij verwachten in de komende vijf jaar bij een ander bedrijf te gaan werken (dezelfde antwoordcategorieën als hierboven) en hoe graag zij dit zouden willen. Hun bereidheid tot het aannemen van een baan in een ander bedrijf konden zij aangeven met behulp van de volgende antwoordcategorieën: (1) Zeker niet (2) Vrijwel zeker niet (3) Ik heb geen duidelijke voorkeur (4) Graag (5) Erg graag 35

36 Figuur 10 Kans op en bereidheid tot een baan in een ander bedrijf 36 Bron: Enquête Levenslang Leren 2007 Figuur 10 laat zien dat zowel de verwachte kans op en de bereidheid om een baan in een ander bedrijf te accepteren sterk afneemt naarmate mensen ouder worden. Een belangrijke constatering is ook dat in alle leeftijdsgroepen die jonger zijn dan 60 jaar, de bereidheid om van baan te wisselen groter is dan de verwachting dat dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Dit wijst erop dat naast de bereidheid om bij een ander bedrijf te gaan werken, ook de mogelijkheden om geschikt werk te vinden van belang zijn. Om meer inzicht te krijgen in de inzetbaarheid van iemand in een andere baan, hebben we eerst in het algemeen gevraagd hoe groot de kans is dat men geschikt ander werk zou kunnen krijgen. Daarbij is de volgende vraag gesteld, die men kon beantwoorden op een schaal van 1 (zeer onwaarschijnlijk) tot 5 (zeker of vrijwel zeker): Hoe groot schat u de kans dat als u nu op zoek zou moeten gaan naar een andere baan, u een baan zou kunnen krijgen van vergelijkbaar niveau als uw huidige baan? In aanvulling daarop hebben we de respondenten meer specifiek gevraagd om twee andere banen te noemen die in hun ogen een geschikt en haalbaar alternatief zouden zijn voor hun huidige werk. Daarna hebben we naar de belangrijkste aspecten van de huidige baan en

37 de twee alternatieve mogelijkheden gevraagd. 11 Deze typering van deze banen stelt ons in staat om de afstand vast te stellen tussen de huidige baan en de twee alternatieven. Als deze afstand klein is, zal het makkelijker zijn om de overstap te maken en zal het ook eerder zo zijn dat kennisontwikkeling in de huidige baan eveneens nuttig is voor een nieuwe baan. Ook de eventuele verschillen tussen de twee genoemde alternatieven zijn mogelijk van belang. Als de twee alternatieve functies sterk uiteenlopen, heeft de werknemer meer keuzemogelijkheden. Wanneer het echter onduidelijk is in welk soort baan iemand werk zou kunnen vinden als hij of zij de huidige baan moet verlaten, dan wordt het moeilijker om bij training en informeel leren rekening te houden met de bruikbaarheid daarvan in het mogelijke nieuwe werk. Gerelateerd aan de twee alternatieve banen die de respondent noemde, werd de volgende vraag twee keer gesteld: Als u specifiek op zoek zou gaan naar een baan als <de genoemde alternatieve baan>, hoe groot schat u de kans dat u deze baan zou vinden? Figuur 11 Inzetbaarheid in andere banen 37 Bron: Enquête Levenslang Leren Zie Lex Borghans, Bart Golsteyn, Andries de Grip & Annemarie Nelen (2009). Leren op het werk. Ontwikkelingen en consequenties voor productiviteit en mobiliteit. s-hertogenbosch/amsterdam: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.

16.1 De invloed van verschillende organisatiecontexten op de opleidingsfunctie

16.1 De invloed van verschillende organisatiecontexten op de opleidingsfunctie Inhoud 16 Interne randvoorwaarden 16.1 De invloed van verschillende organisatiecontexten op de opleidingsfunctie 16.2 Studiefaciliteitenregelingen 16.2-1. Scholing en vergoeding bij BZK Drs. S. Feenstra

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Werken en leren in Nederland

Werken en leren in Nederland Werken en leren in Nederland Lex Borghans Didier Fouarge Andries de Grip Jesper van Thor ROA-R-2014/3 Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier

Nadere informatie

Een leven lang leren in Nederland

Een leven lang leren in Nederland Een leven lang leren in Nederland Lex Borghans Didier Fouarge Andries de Grip ROA-R-2011/5 Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden

Nadere informatie

Werkend leren en sociale innovatie

Werkend leren en sociale innovatie Werkend leren Lex Borghans NSI, Universiteit Maastricht TOP INSTITUTE INSCOPE Research Consortium of Erasmus University Rotterdam, TNO, University of Amsterdam and Maastricht University Werkend leren en

Nadere informatie

ROA Rapport. Nederland in leerstand ROA. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Research Centre for Education and the Labour Market ROA

ROA Rapport. Nederland in leerstand ROA. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Research Centre for Education and the Labour Market ROA ROA Nederland in leerstand ROA Rapport ROA-R-2018/4 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Research Centre for Education and the Labour Market ROA NEDERLAND IN LEERSTAND ROA-R-2018/4 Didier

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Een leven lang leren in Nederland

Een leven lang leren in Nederland Opdrachtgever SZW Een leven lang leren in Nederland Doel en vraagstelling Opdrachtnemer ROA Onderzoek Leven lang leren enquête 2010 Startdatum 1 september 2010 Einddatum 1 mei 2011 Categorie Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Wat leert onderzoek ons over informeel leren?

Wat leert onderzoek ons over informeel leren? 8.6-1 Wat leert onderzoek ons over informeel leren? Prof. dr. L. Borghans, drs. B. Golsteyn en prof. dr. A. de Grip Handboek Effectief Opleiden 44/65 8.6-1.01 8.6 WERKPLEKGEBONDEN OPLEIDEN/ INFORMEEL LEREN

Nadere informatie

Werken en leren in Nederland

Werken en leren in Nederland Werken en leren in Nederland Lex Borghans Didier Fouarge Andries de Grip Jesper van Thor ROA-R-2014/3 Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

De eerste baan is niet de beste

De eerste baan is niet de beste De eerste baan is niet de beste Auteur(s): Velden, R. van der (auteur) Welters, R. (auteur) Willems, E. (auteur) Wolbers, M. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA)

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

De inzetbaarheid van oudere medewerkers

De inzetbaarheid van oudere medewerkers De inzetbaarheid van oudere medewerkers In vergrijzende samenleving is er een toenemende noodzaak om langer door te werken Sterk oplopende kosten pensioenuitkeringen. Sterk toenemende vervangingsbehoefte

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Arbeidsvoorwaardenonderzoek

Arbeidsvoorwaardenonderzoek Arbeidsvoorwaardenonderzoek voor bid- en tendermanagers Het is toegestaan deze kennis te delen, mits onder duidelijke vermelding van Appeldoorn Tendermanagement als bron. Inhoud Inleiding 4 Conclusie 5

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2016-8 Marcel Spijkerman DE DALENDE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN WGA ERS VERKLAARD Over de invloed van vergrijzing en uitkeringsduur Kenniscentrum UWV September 2016 Het UWV Kennisverslag

Nadere informatie

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB M200616 De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB dr. J.M.P. de Kok drs. J.M.J. Telussa Zoetermeer, december 2006 Prestatieverhogend HRM-systeem MKB-bedrijven met een zogeheten 'prestatieverhogend

Nadere informatie

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ouderschapsverlof Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ruim een kwart van de werknemers in Nederland die in 24 recht hadden op ouderschapsverlof, hebben daarvan gebruik gemaakt. nemen veel vaker ouderschapsverlof

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006 Monitor naleving rookvrije werkplek 2006 METINGEN 2004 EN 2006 B. Bieleman A. Kruize COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

Meer werken is meer leren

Meer werken is meer leren Meer werken is meer leren Determinanten van kennisontwikkeling CINOP, s-hertogenbosch Lex Borghans, Bart Golsteyn en Andries de Grip (ROA, Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Universiteit Maastricht)

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

WENDBAAR ZIJN, WENDBAAR BLIJVEN

WENDBAAR ZIJN, WENDBAAR BLIJVEN WENDBAAR ZIJN, WENDBAAR BLIJVEN Verkenning naar de leer- en inzetbaarheidscultuur in het primair onderwijs ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers Wendbaar zijn, wendbaar blijven

Nadere informatie

Wat levert een leven lang leren nou op? 8 oktober 2013, Renate Wesselink

Wat levert een leven lang leren nou op? 8 oktober 2013, Renate Wesselink Wat levert een leven lang leren nou op? 8 oktober 2013, Renate Wesselink Inhoud Wat levert een LLL de werknemer op? Wat levert een LLL de werkgever op? Tips voor werkgevers om rendement te verhogen Wat

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

LEREN EN ONTWIKKELEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Verkenning naar de professionele ontwikkeling van het personeel in het primair onderwijs

LEREN EN ONTWIKKELEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Verkenning naar de professionele ontwikkeling van het personeel in het primair onderwijs LEREN EN ONTWIKKELEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Verkenning naar de professionele ontwikkeling van het personeel in het primair onderwijs ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers Leren

Nadere informatie

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS) Inhoudsopgave

Nadere informatie

4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan?

4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan? 4 Hoe aantrekkelijk zijn O&O functies als startersbaan? Arnaud Dupuy Al meer dan een decennium lang geven bedrijven die veel aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) doen te kennen dat zij O&O vacatures maar

Nadere informatie

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d.

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d. Notitie Aan Sectorcommissie Boomkwekerijproducten Van Jan Kees Boon Kenmerk Behoort bij Agendapunt 10, vergadering d.d. 9-5-2007 Totaal aantal pagina s 7 27 april 2007 SAMENVATTING ARBEIDSMARKTMONITOR

Nadere informatie

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Ferry Koster, Daan Bloem en Petra van de Goorbergh ICOON#11 November 2017 Het

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil, onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil Onderzoek naar de positie van mkb-ondernemers MKB-Nederland

Nadere informatie

Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid

Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid Andries de Grip, Didier Fouarge en Raymond Montizaan Context Netspar Brief Het Nederlandse pensioenstelsel is de afgelopen jaren sterk veranderd:

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst. Het onderzoeksproject Innovatief Personeelsbeleid richt zich op de vraag hoe

Nadere informatie

Active Aging bij Overheid en Onderwijs

Active Aging bij Overheid en Onderwijs Active Aging bij Overheid en Onderwijs Vernieuwend omgaan met vergrijzing Jasper van Loo Andries de Grip Raymond Montizaan Active Aging bij Overheid en Onderwijs Vernieuwend omgaan met vergrijzing Jasper

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee?

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 80 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? Arnaud Dupuy en Philip Marey Na hun afstuderen kunnen ingenieurs in verschillende soorten functies aan

Nadere informatie

Rapport Randstad Werkmonitor Q

Rapport Randstad Werkmonitor Q Rapport Randstad Werkmonitor Q4 2018. Invloed van digitalisering op werkvloer. Randstad Werkmonitor Q4 - December 2018 Inhoudsopgave Digitale werkomgeving Eigen loopbaan Loopbaanontwikkeling Mobiliteit

Nadere informatie

Thema-analyse. Een leven lang leren: Stand van zaken

Thema-analyse. Een leven lang leren: Stand van zaken 24 25 26 27 28 29 21* 211 212 213* 214 (x 1 ) % Thema-analyse Een leven lang leren: Stand van zaken Voor Nederland en Europa is een leven lang blijven leren een speerpunt. Met de toenemende globalisering,

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Nieuwe definitie beroepsbevolking Gevolgen voor HBO-Monitor cijfers en instellingsrapportages

Nieuwe definitie beroepsbevolking Gevolgen voor HBO-Monitor cijfers en instellingsrapportages Research Centre for Education and the Labour Market ROA Nieuwe definitie beroepsbevolking Gevolgen voor HBO-Monitor cijfers en instellingsrapportages ROA Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijs 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Resultaten Karin Jettinghoff en Jo Scheeren, SBO Januari 2010 2 1. Inleiding Tot voor kort

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2018-4 Ed Berendsen Coen Akkerman Frank Schreuder INKOMSTENVERREKENING IN DE WW Wat is er door de Wet werk en zekerheid veranderd? Kenniscentrum UWV Maart 2018 Het UWV Kennisverslag is

Nadere informatie

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015 Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam Augustus 2015 Inleiding De Nederlandse samenleving kent nog steeds een aanzienlijk aantal laaggeletterde mensen. Taaltrajecten blijken nodig te

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten Tweede meting werkgevers en werknemers 2 Inleiding In deze brochure vindt u de belangrijkste resultaten van de benchmark Opleiden en Ontwikkelen. De benchmark

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen mei 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN

SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren, STZ

Nadere informatie

Samenvatting Twente Index 2016

Samenvatting Twente Index 2016 Samenvatting Twente Index 2016 Kijk voor regionale en lokale data op www.twenteindex.nl INLEIDING De Twente Index wordt door Kennispunt Twente samengesteld in opdracht van de Twente Board. De Board wil

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 Seppe Van Gils In vergelijking met Europa (EU-15) wordt Vlaanderen gekenmerkt door een gemiddeld aandeel werkenden (63,4%). Ten opzichte van het gemiddelde

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober 2017 Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk Managementsamenvatting In het kader van de totstandkoming van het

Nadere informatie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 In deze rapportage van het UWV WERKbedrijf worden de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt kort toegelicht. Vanuit diverse bronnen

Nadere informatie

Opleiding en ontwikkeling. Opleiding op de werkvloer Meer werken = meer leren

Opleiding en ontwikkeling. Opleiding op de werkvloer Meer werken = meer leren Opleiding en ontwikkeling Opleiding op de werkvloer Meer werken = meer leren De grote leerprocessen vinden plaats op de werkvloer zelf. Precies via dat informeel leren ontwikkelen werkenden zich meer dan

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Kortetermijnontwikkeling

Kortetermijnontwikkeling Artikel, donderdag 22 september 2011 9:30 Arbeidsmarkt in vogelvlucht Het aantal banen van werknemers en het aantal openstaande vacatures stijgt licht. De loonontwikkeling is gematigd. De stijging van

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Aanbod van Arbeid 2016

Aanbod van Arbeid 2016 Aanbod van Arbeid 2016 Samenvatting Rapport over werken, zorgen en leren op een flexibele arbeidsmarkt. In het rapport wordt verslag gedaan van een langlopend onderzoek onder ca. 4500 werkenden en niet-werkenden

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Het rendement van combinaties van leren en werken: een review studie

Het rendement van combinaties van leren en werken: een review studie Het rendement van combinaties van leren en werken: een review studie A. Nelen 1, C. Poortman 2, A. de Grip 1, L. Nieuwenhuis 3 & P. Kirschner 4 Inleiding Als gevolg van veranderingen in de aard van arbeid

Nadere informatie

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen 11 Meeste werknemers tevreden met het werk Acht op de tien werknemers (zeer) tevreden met hun werk Vrouwen vaker tevreden dan mannen Werknemers

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-252 10 december 2002 9.30 uur Werkgelegenheid groeit in de zorg en daalt in het bedrijfsleven In het derde kwartaal van 2002 is het aantal banen van

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent?

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Onderwijs en opleiding Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Wolff, Ch. J. de, R. Luijkx en M.J.M. Kerkhofs (2002), Bedrijfsscholing en arbeidsmobiliteit, OSA A-186, Tilburg. Scholing van werknemers

Nadere informatie

Managers zijn de meest tevreden werknemers

Managers zijn de meest tevreden werknemers Sociaaleconomische trends 2014 Managers zijn de meest tevreden werknemers Linda Moonen februari 2014, 02 CBS Sociaaleconomische trends, februari 2014, 02 1 Werknemers zijn over het algemeen tevreden met

Nadere informatie

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent Arbeidsmarkt in vogelvlucht Gemiddeld over de afgelopen vier maanden is er een licht stijgende trend in de werkloosheid. Het aantal banen van werknemers stijgt licht en het aantal openstaande vacatures

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2005 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen april 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie