Nota van beantwoording van Gedeputeerde Staten op de inspraakreacties Ontwerp Cultuurnota

Transcriptie

1 Nota van beantwoording van Gedeputeerde Staten op de inspraakreacties Ontwerp Cultuurnota Inleiding Na vaststelling op 6 april jl. van de Ontwerp Cultuurnota door ons college hebben belanghebbenden de kans gekregen hun mening kenbaar te maken ten aanzien van het ontwerp. De ontwerpnota is toegezonden aan ongeveer 900 culturele en maatschappelijke instellingen die door middel van structurele of eenmalige subsidieverstrekking of anderszins verbonden zijn met de provincie. Tevens lag het ontwerp gedurende de inspraaktermijn ter visie in alle Noord-Hollandse gemeentehuizen en bibliotheken en in onze eigen bedrijfsbibliotheek. De termijn waarbinnen men in de gelegenheid werd gesteld schriftelijk zijn/haar zienswijze te geven liep van 17 mei tot en met 14 juni De inspraakprocedure werd opgestart volgens de wettelijke regels van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Binnen de vastgestelde einddatum van 14 juni 2004 zijn 53 inspraakreacties ontvangen (zie bijlage 1). Reacties die betrekking hebben op andere provinciale beleidsterreinen zijn niet meegenomen in deze beantwoording maar doorgeleid naar de betreffende beleidsafdeling. Tevens zijn niet meegenomen reacties die als subsidieverzoek of acquisitie voor opdrachten worden gezien. Inspraakreacties die na 14 juni 2004 zijn ontvangen zijn eveneens niet in deze beantwoording meegenomen. Op woensdagavond 9 juni jl. heeft de statencommissie Sociale Infrastructuur een hoorzitting georganiseerd waar insprekers, die zich hiervoor van te voren hadden aangemeld, de kans kregen hun mening over de Ontwerp Cultuurnota mondeling naar voren te brengen. In de hoorcommissie, voorgezeten door het statenlid mevrouw E.P. van Gaalen-Haanstra, waren alle grote fracties vertegenwoordigd. Naast de statenleden en ambtenaren van de provincie waren 22 belangstellenden, waaronder 8 insprekers, present. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage 2 aan deze nota toegevoegd. Alle inspraakreacties zijn gecategoriseerd naar onderwerp volgens de inhoudsopgave van de Ontwerp Cultuurnota. We beginnen met een beknopte samenvatting van de reacties. Daarna geven wij ons antwoord op die reacties en of dit leidt tot wijzingen van de Cultuurnota. Tenslotte verwijzen wij met nummers naar de inspraakreacties die in bijlage 1 zijn gebundeld. Opmerkingen die niet betrekking hebben op de inhoud van de Ontwerp Cultuurnota maar wel relevant zijn voor de uitvoering van ons cultuurbeleid worden niet behandeld in deze nota maar zullen wel worden besproken met betrokkenen. In sommige reacties worden wij uitgenodigd voor een nader overleg. Wanneer wij dat wenselijk achten, zullen wij op die uitnodigingen bestuurlijk dan wel ambtelijk ingaan. 1

2 2. Beantwoording van reacties naar onderwerp van Ontwerp Cultuurnota Totstandkoming Ontwerp Cultuurnota en uitgangspunten en hoofdlijnen van beleid Onze keus voor cultuureducatie, culturele planologie, cultuurbehoud en cultuurparticipatie als pijlers van ons cultuurbeleid wordt door velen onderschreven. De consultatieronde die wij voorafgaand aan de Ontwerp Cultuurnota hebben gehouden en het feit dat wij veel suggesties en opmerkingen uit deze ronde hebben meegenomen in de ontwerpnota wordt in een aantal reacties op prijs gesteld. Maar er zijn ook reacties die vinden dat zij onvoldoende bij de totstandkoming van onze ontwerpnota zijn betrokken. De ontwerpnota wordt helder gevonden met duidelijke keuzes. Op sommige van onze keuzes wordt echter kritiek geleverd. In deze beantwoording zullen wij vooral op die punten van kritiek ingaan. In een reactie wordt naar voren gebracht dat men in de ontwerpnota een analyse mist van de kwaliteit van het huidige aanbod en de aansluiting van vraag en aanbod wat betreft cultuurbereik. In een paar reacties wordt opgemerkt dat een bepaalde instelling of activiteit niet wordt genoemd in de ontwerpnota. Antwoord van Gedeputeerde Staten: Voorafgaand aan de Ontwerp Cultuurnota is een evaluatie gedaan van de resultaten van het beleid in de vorige periode. Op het gebied van cultuureducatie is zeer recent een nulmeting gedaan. Wat betreft de beeldende kunst zal dit najaar een sterktezwakte analyse worden uitgevoerd en in het kader van Actieplan Cultuurbereik is onlangs (net als in 2001) een onderzoek gehouden naar het gebruik van culturele voorzieningen en deelname aan culturele activiteiten door Noord-Hollanders. De resultaten hiervan en verdere onderzoeken die nog rond andere onderwerpen worden uitgevoerd zullen worden gebruikt bij de verdere uitwerking van het beleid en ter bepaling van meetbare outputindicatoren. Hierdoor kan in 2008 geëvalueerd worden of de door ons gewenste resultaten zijn bereikt. Wij beseffen dat wij niet volledig kunnen zijn met het noemen van goede voorbeelden van instellingen en initiatieven in onze provincie. De tekst zal niet worden aangepast naar aanleiding van deze inspraakreacties. Inspraakreacties: 1, 2, 3, 4, 5, 8, 17, 19, 24, 28, 40/41 Cultuureducatie De zeven steunpunten kunsteducatie en de provinciaal consulent kunsteducatie hebben een gezamenlijke reactie gegeven. Zij onderschrijven de in de ontwerpnota uitgesproken intenties op het gebied van cultuureducatie maar vinden dat nog veel concreet ingevuld moet worden voordat men de nota echt op zijn waarde kan beoordelen. 2

3 Men constateert dat ondanks de hoge prioriteit voor cultuurbereik van de schoolgaande jeugd het provinciale budget voor cultuureducatie omlaag gaat en dat - ondanks herhaaldelijk aandringen van hun kant het budget voor de steunfunctie gelijk blijft. Men gaat ervan uit dat het toepassen van accres wel leidt tot budgetverhoging. Indien dit niet het geval zal zijn, zal men keuzes moeten maken. Niet uitgesloten wordt dat daardoor hun inzet voor het voortgezet onderwijs minder zal worden. Ze zijn verheugd dat de provincie niet langer streeft naar één provinciaal instituut voor de kunsteducatie. Wat betreft de in de ontwerpnota aangekondigde veranderende taakstelling van de provinciaal consulent kunsteducatie wordt aangegeven dat hierover met de consulent en de zeven steunpunten nog geen overleg heeft plaatsgevonden. De steunfuncties zijn van mening dat zij altijd al vraaggestuurd en klantgericht werken en zij vragen om aanpassing van die tekst in de nota, die suggereert dat zij dit onvoldoende doen. Bovendien vinden zij dat de consulenten niet mogen verworden tot generalistische onderwijsbegeleiders als gevolg van hun toekomstige rol bij het ondersteunen van de scholen voor primair onderwijs bij het ontwikkelen van hun visie op cultuurbeleid. Afhankelijk van de omvang en de aard van nieuwe vragen van de scholen is het wellicht nodig dat steunfunctiemedewerkers moeten worden bijgeschoold. Men staat daar voor open en gaat ervan uit dat de provincie hiervoor extra middelen zal genereren. De extra aandacht voor erfgoededucatie wordt onderschreven maar de steunfuncties pleiten ervoor om de steunfunctie erfgoededucatie bij de regionale structuren van kunsteducatie onder te brengen en niet bij het Museaal & Historisch Perspectief Noord-Holland (MHP) en op termijn het Erfgoedhuis Noord-Holland. Men waarschuwt ervoor dat het extra geld dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) inzet door middel van de Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs er niet toe mag leiden dat gemeenten hun budget voor cultuureducatie gaan verminderen. Men gaat ervan uit dat de provincie de gemeenten zal stimuleren hun bijdragen voor cultuureducatie te handhaven. Men verbaast zich over de onduidelijkheid die ontstaat door het naast elkaar bestaan van regelingen als Actieplan Cultuurbereik en Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs. Men vraagt zich af waar de politieke verantwoordelijkheid ligt wanneer adviseurs en uitvoerders van regelingen steeds toonaangevender worden in het provinciaal cultuurbeleid. In haar reactie spreekt de gemeente Purmerend uit dat in hun regio de steunfunctie kunsteducatie onvoldoende functioneert en men het vertrouwen van scholen en culturele instellingen moet terugwinnen. Er is te weinig aandacht voor structuren en netwerkvorming. Daarnaast is er geen evenredigheid tussen taken en financiële middelen. De gemeente Hilversum vraagt aandacht voor een evenwichtige inzet van een steunfunctie over de gefuseerde regio s Amstelland en Meerlanden en Gooi- en Vechtstreek. Eén reactie wijst erop dat erfgoededucatie meer moet bevatten dan musea en roerend erfgoed. In dat kader zou MHP erfgoededucatie niet alleen moeten vormgeven. Enkele reacties wijzen op het belang van een blijvende provinciale ondersteuning voor educatieve tentoonstellingen beeldende kunst voor de schoolgaande jeugd. Antwoord van Gedeputeerde Staten Cultuureducatie vormt een van de prioriteiten van ons cultuurbeleid. Dit komt tot uiting in het feit dat wij in de ontwerpnota voorstellen voor cultuureducatie in de komende periode 3

4 ,-- meer ter beschikking te stellen en niet, zoals de inspraakreactie aangeeft, ,-- minder. De centrale doelstelling van ons cultuureducatiebeleid is dat: Cultuureducatie in het onderwijs blijvend wordt versterkt, zodanig dat leerlingen van 4 tot 18 jaar in een doorgaande leerlijn kennis opdoen van kunst en cultureel erfgoed in hun omgeving. Dit impliceert dat in de komende periode zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs de doelgroep blijft van de steunfunctie kunsteducatie. Voor de steunfunctie erfgoededucatie wordt de doelgroep uitgebreid met het primair onderwijs. Om ons beleid op het gebied van cultuureducatie (kunsteducatie en erfgoededucatie) te kunnen realiseren is een effectief en efficiënt werkende infrastructuur voor de cultuureducatie nodig. Deze infrastructuur bestaat uit de steunfunctie kunsteducatie (inclusief provinciaal consulent) en de steunfunctie erfgoededucatie. Met betrekking tot de steunfunctie kunsteducatie hebben wij in ons Collegeprogramma aangegeven dat, voorafgaand aan de herziening van de Cultuurnota , het proces tot verandering van de ondersteuning van de kunsteducatie wordt stopgezet. Nu een nieuwe periode van ons cultuurbeleid aanbreekt, is het moment aangebroken de aansturing van de steunfunctie kunsteducatie aan te passen. Met betrekking tot de steunfunctie kunsteducatie dient de invulling van de taken zodanig te worden aangepast dat op een adequate manier kan worden aangesloten bij de nieuwe ontwikkelingen en de veranderende vraag van de scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Om bijvoorbeeld de scholen voor primair onderwijs te kunnen ondersteunen bij hun visievorming op cultuureducatie is het noodzakelijk dat consulenten kennis en vaardigheden opdoen om scholen ook daadwerkelijk te kunnen ondersteunen. Dit betekent niet dat de consulenten moeten verworden tot generalistische onderwijsbegeleiders, maar dat zij naast hun vakinhoudelijk expertise, hun kennis en vaardigheden met andere vaardigheden moeten uitbreiden. Hiervoor zullen wij, zowel voor de steunfunctieconsulenten kunsteducatie als erfgoededucatie, financiële middelen beschikbaar stellen. Dit kunnen wij bekostigen uit de extra middelen die wij voor de versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs van OCW krijgen. Naast taken op het gebied van visievorming zullen wij de steunfunctie kunsteducatie en erfgoededucatie ook inzetten bij netwerkvorming, het verder uitbouwen van en instandhouden van netwerken c.q. samenwerkingsverbanden tussen scholen, culturele instellingen, de steunfuncties zelf en gemeenten. Hierbij dient zoveel mogelijk te worden aangesloten bij bestaande netwerken. Inmiddels zijn wij met de provinciaal consulent kunsteducatie in overleg getreden over een invulling van haar rol en positie die beter aansluit bij de nieuwe ontwikkelingen, de voorgenomen wijziging in aansturing van de kunsteducatie en ons beleid. Meer dan tot nu toe het geval is geweest zal de provinciaal consulent ingezet worden om ons cultuureducatiebeleid mede te realiseren. De prestatieafspraken die wij met de provinciaal consulent zullen maken, zullen wij terugkoppelen naar de steunfunctie kunsteducatie en de steunfunctie erfgoededucatie. Met betrekking tot de structuur van de steunfunctie kunsteducatie hebben wij er voor gekozen de regionale structuur van zeven instellingen vooralsnog voor de jaren 2005 en 2006 te handhaven. Wij zullen met elk steunpunt een prestatiecontract afsluiten. Elk steunpunt stelt volgens een vast format jaarlijks een prestatieplan en een prestatieverslag op. In het prestatieplan wordt onder andere aandacht besteed aan de te realiseren prestaties 4

5 (gekoppeld aan de inzet van het provinciale budget en andere financiële middelen), de interne kwaliteitszorg en het uit te voeren personeelsbeleid. Aan de hand van het jaarlijks te schrijven prestatieverslag wordt door ons gecontroleerd of de prestaties zijn gerealiseerd. Tot 2007 zal het budget voor elk steunpunt gelijk blijven. Wij zullen erop toezien dat de scholen in alle regio s op een adequate wijze worden ondersteund. Jaarlijks zal het budget voor de steunpunten verhoogd worden met het algemeen door ons gehanteerde percentage voor loon- en prijscompensatie. Indien het budget in een regio ontoereikend is om de ons voorgestane taken te vervullen zullen wij betreffend steunpunt aangeven waar onze prioriteiten liggen. Dit betekent dus niet dat nu al gesteld kan worden, zoals de inspraakreactie aangeeft, dat bij onvoldoende budget met name het voortgezet onderwijs minder zal worden bediend. In 2006 zullen wij de nieuwe systematiek evalueren. Op basis van de evaluatie kunnen er wijzigingen worden aangebracht in de werkwijze en in de prestatieplannen. Op grond van de resultaten van de nieuwe werkwijze zal bezien worden of een meer centrale aansturing van de steunfunctie (bijvoorbeeld via een centraal orgaan) gewenst of noodzakelijk is. Indien de huidige regionale structuur gehandhaafd blijft, zal het budget per steunfunctie gerelateerd worden aan objectieve variabelen. Variabelen kunnen zijn: het aantal scholen, leerlingen en gemeenten (of een combinatie van deze variabelen) in een regio die door het steunpunt wordt bediend. Gezien de relatieve achterstand van de erfgoededucatie hebben wij in de ontwerpnota aangegeven in de komende periode zorg te willen dragen voor de totstandkoming van een adequate infrastructuur op dit gebied. Een op te richten Erfgoedhuis Noord-Holland, waarin alle cultureel erfgoeddisciplines vertegenwoordigd zijn, zal hiertoe bijdragen. Echter zolang dit Erfgoedhuis nog niet effectief geworden is, zal MHP de steunfunctie erfgoededucatie voor het primair onderwijs gaan uitvoeren en voor het voortgezet onderwijs blijven uitvoeren (voor beantwoording vragen over Erfgoedhuis zie pagina 16). Evenals in de huidige periode blijven wij van mening dat MHP de meest geëigende instelling is om deze taak uit te voeren. Dat de steunfunctie kunsteducatie en erfgoededucatie voor dezelfde doelgroep werken, is voor ons geen reden cultureel erfgoed als een zevende discipline aan de steunfunctie kunsteducatie toe te voegen. Dit doet geen recht aan het gebied van cultureel erfgoed dat, evenals de kunsteducatie, niet uit één maar uit meerdere disciplines bestaat. Erfgoededucatie kan zich beter en op een meer integrale manier ontwikkelen in een omgeving waarin alle deskundigheid en disciplines op het gebied van cultureel erfgoed (o.a. monumenten en archeologie) aanwezig is. MHP heeft gekwalificeerde consulenten om de scholen ondersteuning te bieden op de verschillende disciplines op het gebied van cultureel erfgoed. De wijze waarop MHP tot nu toe als provinciale organisatie met minimale formatie in staat is geweest het voortgezet onderwijs in verschillende delen van Noord-Holland (met maatwerk) te bedienen, stemt ons tot tevredenheid. MHP werkt daarbij al in meer of mindere mate samen met de verschillende steunpunten kunsteducatie. Nu het primair onderwijs ook tot de doelgroep van MHP gaat behoren, zullen wij MHP in staat stellen de formatie voor erfgoededucatie met ingang van 1 januari 2005 uit te breiden. Uitbreiding van formatie zal MHP in staat stellen op een intensievere manier met het onderwijs, de steunfunctie kunsteducatie en culturele instellingen samen te werken. 5

6 Wij onderkennen het gevaar dat de extra middelen die OCW inzet voor het primair onderwijs ertoe kunnen leiden dat gemeenten hun budget voor cultuureducatie zullen verminderen of intrekken. Wij zullen in het kader van ons Actieplan Cultuurbereik gemeenten blijven stimuleren om cultuureducatie tot regulier onderdeel van hun beleid te maken of hun kunsteducatiebeleid uit te breiden met erfgoededucatie en dat zij hiervoor de benodigde middelen beschikbaar blijven stellen. In het kader van de versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs zijn wij inmiddels, in nauwe samenwerking met de steunfuncties kunsteducatie en erfgoededucatie, gestart met het houden van regionale informatiebijeenkomsten voor de gemeentelijke ambtenaren onderwijs en cultuur. Wij hechten eraan om vanaf het begin gezamenlijk met gemeenten op te trekken om te stimuleren dat cultuureducatie in het beleid van scholen, gemeenten en culturele instellingen wordt verankerd. Het budget dat in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs voor de periode 2004 tot en met 2006 beschikbaar komt, is een budget dat door OCW rechtstreeks aan de scholen voor primair onderwijs beschikbaar wordt gesteld. Binnen ons Actieplan Cultuurbereik leggen wij een accent op het bereik van de schoolgaande jeugd. Binnen het Actieplan hebben wij daarom een budget gereserveerd ter ondersteuning van overdraagbare projecten op het gebied van kunsten en cultureel erfgoed. Dit budget is bestemd voor het primair en het voortgezet onderwijs. De aanvragen voor projecten van scholen voor primair onderwijs dienen wel aan te sluiten bij de visie van de scholen. Om van een vraaggericht aanbod verzekerd te zijn kunnen alleen projecten worden ondersteund die voortkomen uit plaatselijke netwerken van scholen, culturele instellingen, steunfunctie instellingen en/of gemeenten. Bij de in te dienen projectaanvraag dienen meerdere scholen en minimaal één culturele instelling betrokken te zijn. Wij zullen de projectaanvragen om advies voorleggen aan een nieuw samen te stellen brede Adviescommissie Cultuurbereik. Uiteindelijk is het een autonome verantwoordelijkheid van ons college om een aanvraag al of niet te honoreren. Echter in geval van een expliciet negatief advies over de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van een project zullen wij het advies van de commissie opvolgen. Zoals gezegd zal er binnen ons cultuureducatiebeleid, meer dan tot nu toe het geval is geweest, sprake moeten zijn van vraaggericht werken. Dit betekent niet dat dit nog niet gebeurt, maar dat het naar onze mening nog niet voldoende door elk steunpunt wordt gedaan. Uit de evaluatie met betrekking tot de projecten die de steunfuncties kunsteducatie in deze periode in het kader van het onderdeel Cultuur en School van het Actieplan Cultuurbereik hebben ingediend, is gebleken dat projecten niet altijd vanuit de vraag van scholen worden geïnitieerd. In dit kader zijn wij ook van mening dat de vervaardiging van educatieve tentoonstellingen door de Stichting Kunst en Cultuur Noord-Holland (KCNH) eveneens te aanbodgericht is. Dit is voor ons reden om de bijdrage die KCNH jaarlijks ontvangt voor de vervaardiging van tentoonstellingen stop te zetten. De educatieve beeldende kunsttentoonstellingen die KCNH in haar collectie heeft zullen wel voor het onderwijs beschikbaar blijven. Deze taak hoort echter thuis bij de steunfunctie kunsteducatie, die in tegenstelling tot KCNH, met betrekking tot de kunstdisciplines specifiek voor het onderwijs werkt. De bemiddeling van de bestaande educatieve beeldende 6

7 kunst tentoonstellingen zal tot de taak van de provinciaal consulent kunsteducatie gaan behoren. Delen van de tekst zullen worden aangepast naar aanleiding van deze reacties en geactualiseerd vanwege een nadere uitwerking met betrekking tot het Actieplan Cultuurbeleid. De reacties leiden niet tot wijziging van beleid. Inspraakreacties: 2, 5, 6, 30, 33, 40 en 53. Jeugdtheater en klassieke muziek Het belang van jeugdtheater binnen cultuureducatie wordt onderschreven, ook om een verbinding te leggen tussen het cultureel erfgoed en het heden. Uitbreiding van de regeling Theaterkrediet met specifieke middelen voor klassieke muziek wordt ondersteund maar het bedrag wordt onvoldoende gevonden om de ambities van Holland Symfonia op gebied van muziekeducatie mogelijk te maken. Antwoord van Gedeputeerde Staten Naast het specifiek geoormerkte bedrag voor muziekeducatie bestaat de mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden van scholen om subsidie aan te vragen voor muziekeducatieprojecten in het kader van het Actieplan Cultuurbereik (zie pagina 6 en 11). Uitgangspunt hierbij is echter de vraag van de scholen. Dit impliceert dat wij niet rechtstreeks subsidie verlenen aan Holland Symfonia. Geen. Inspraakreactie: 18 en 48 Culturele Planologie In een reactie wordt naar voren gebracht dat vanwege het economisch klimaat er bij gemeenten weinig animo is voor culturele planologie. Bovendien zou het verhoudingsgewijs veel kosten met zich brengen waardoor eigenlijk een hoger budget vanuit de provincie beschikbaar zou moeten zijn. In een andere reactie wordt gevraagd hoe het budget voor culturele planologie wordt ingezet voor de versterking van de cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting. In twee reacties wordt er voor gepleit om culturele planologie in de toekomst onder te brengen in het nog te vormen Erfgoedhuis Noord-Holland. De provinciale Adviescommissie Monumenten en Archeologie vraagt in haar reactie of de vorm en taakstelling van deze commissie mogelijk kan worden verbreed tot de functie van Adviescommissie Culturele Planologie. De provinciale Adviescommissie Beeldende Kunst adviseert ons nu over projecten op het gebied van culturele planologie. In haar reactie schrijft men dat gezien het vernieuwende karakter van culturele planologie het belangrijk is dat begrip, toepassingsmogelijkheden, meerwaarde, mogelijke rollen van kunstenaars en positionering van culturele planologie ten opzichte van andere beleidsontwikkelingen zoals ontwikkelingsplanologie helder wordt omschreven. Verder wijst men op het gevaar dat het accent te veel komt te liggen op 7

8 creatieve denkprocessen en conceptontwikkeling terwijl ook beeldend onderzoek en het maken van locatiespecifieke kunst voor het publiek domein belangrijke bouwstenen voor culturele planologie zijn. In een reactie wordt gepleit voor het expliciet ruimte maken voor de beeldende kunstenaar voor culturele planologie en het op de hoogte brengen van kunstenaars van op handen zijnde opdrachten en projecten. Antwoord van Gedeputeerde Staten Wij erkennen het gevaar dat bij economisch slechte omstandigheden minder snel geld beschikbaar wordt gesteld voor culturele planologie. Wij denken echter dat inbreng van hedendaagse cultuur en cultuurhistorie in ruimtelijke ordeningsprocessen ook een duurzame meerwaarde oplevert door het scheppen van een kwalitatief betere woon-, werken leefomgeving. Dit is niet altijd in geld uit te drukken; net als de cultuurhistorische waarden die verloren kunnen gaan wanneer bij ruimtelijke ordeningsprocessen hier onvoldoende rekening wordt gehouden. De extra kosten die het toepassen van culturele planologie met zich kan brengen zijn bovendien laag ten opzichte van de totale kosten die met de betreffende ruimtelijke ingrepen zijn gemoeid. Gezien de vele activiteiten binnen onze provincie op ruimtelijke ordeningsgebied zou een groter bedrag nodig zijn maar wij denken met ons beschikbare budget voor culturele planologie een goede stimulerende en een voorbeeldrol te kunnen vervullen. Culturele planologie is meer dan alleen het betrekken van monumenten en archeologie in ruimtelijke ordeningsprocessen. Dat is de reden waarom wij niet denken aan het onderbrengen van de projectleider/adviseur culturele planologie bij een Erfgoedhuis Noord- Holland (zie pagina 16) of taakverbreding van de Adviescommissie Monumenten en Archeologie tot een Adviescommissie Culturele Planologie. Zoals in de ontwerpnota staat aangegeven zal dit najaar een evaluatie plaatsvinden van de resultaten en gebruik van instrumenten op het gebied van culturele planologie. Het onderzoek zal aanbevelingen op moeten leveren hoe de middelen zullen worden ingezet en hoe het zal worden georganiseerd. Suggesties die in de inspraakreacties zijn gedaan worden hierin meegenomen. Geen Inspraakreacties: 6, 19, 30, 31, 32 en 45 Cultuurbehoud Monumenten en archeologie Eén van de insprekers vreest dat historische boerderijen tussen de wal en het schip dreigen te vallen omdat ze merendeels status ontberen. Men vraagt deze boerderijen op de Cultuurhistorische Waardenkaart op te nemen; verder pleit men voor andere beschermende maatregelen voor historische boerderijen en erven. In één reactie wordt gevraagd om toevoeging van de eigen gedetailleerde gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. 8

9 De Adviescommissie Monumenten en Archeologie merkt op dat er geen aandacht wordt besteed aan de rol van de adviescommissies, waaronder zijzelf. Deze commissie pleit verder voor uitbreiding van het aantal te beschermen objecten (door middel van de provinciale monumentenlijst). In een reactie wordt betreurd dat er geen provinciale monumentenlijst komt voor de roerende monumenten en dat in de cultuurnota geen aanzet wordt gegeven voor een ruimtelijk ordeningsbeleid dat de zone rondom spoorlijn Hoorn-Medemblik beschermt. De WLTO schrijft in haar reactie dat het aanwijzen van archeologisch waardevolle gebieden niet van invloed mag zijn op normaal agrarisch gebruik. In een reactie wordt gepleit voor een betere ontsluiting van het archeologisch depot om op termijn voldoende draagvlak te behouden voor archeologie. Antwoord van Gedeputeerde Staten Op de Cultuurhistorische Waardenkaart worden alleen bouwkundige objecten geplaatst die de status van monument hebben. Bij de herijking van de huidige provinciale monumentenlijst zullen wij de historische boerderijen bij onze afwegingen betrekken. Het toevoegen van gemeentelijke waardenkaarten aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart is niet mogelijk, wel kan er een link naar de gemeentelijke waardenkaart worden opgenomen. Het feit dat de Adviescommissie Monumenten en Archeologie ons adviseert over de provinciale monumentenlijst en de Cultuurhistorische Waardenkaart zullen wij onder het hoofdstuk Cultuurbehoud, objectenbeleid opnemen. In de ontwerpnota hebben wij reeds opgemerkt dat wij ons monumentenbestand in de komende vier jaar willen toetsen op representativiteit voor Noord-Holland, mede ter ondersteuning van ons structuur- en gebiedsbeleid. Of het daarbij komt tot inkrimping, dan wel uitbreiding van deze lijst zal onderwerp van onderzoek zijn. Uiteraard zal de Adviescommissie Monumenten en Archeologie hierover te gelegener tijd om advies worden gevraagd. Vanwege de te grote diversiteit aan roerende monumenten blijven wij bij ons besluit om geen roerende monumenten op de provinciale monumentenlijst te plaatsen. Niet de cultuurnota maar een ruimtelijke nota als het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord is ons juridisch kader ter bescherming van cultuurhistorische waarden. Voor gebieden als de spoorlijn Hoorn-Medemblik moet als onderdeel van het te maken bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan gemaakt worden. De in de ontwerpnota genoemde Cultuurhistorische Regioprofielen vormen daarbij een belangrijk toetsingskader. De WLTO zal bij de uitvoering van de gebiedsprogramma s archeologie worden betrokken. Betere ontsluiting van het archeologisch depot is een van doelstellingen voor het op te richten Erfgoedhuis Noord-Holland. Ook zal het de bedoeling zijn dat het depot digitaal toegankelijk wordt gemaakt. De reacties leiden niet tot wijziging van beleid, wel zal de tekst op genoemde punten worden aangepast. Inspraakreacties: 10, 11, 24, 32, 45 en 52 9

10 Museumbeleid In een reactie wordt de vrees uitgesproken dat kleine musea in de toekomst niet meer aanmerking kunnen komen voor provinciale ondersteuning. Antwoord van Gedeputeerde Staten: Ook kleine musea komen in de nieuwe cultuurperiode in aanmerking voor ondersteuning vanuit MHP en zij kunnen projecten blijven indienen voor provinciale subsidie. Wel gaat voor alle musea gelden, zowel kleine als grote, dat men nu of op korte termijn moet voldoen aan de eisen van het Museumregister. Veel kleine musea hebben aangetoond dat dit mogelijk is. Wat betreft financiële ondersteuning zullen wij het belang van het museum binnen het totale aanbod van musea binnen Noord-Holland meer laten meewegen in onze keuze. Ook samenwerkingsprojecten tussen musea krijgen een grotere prioriteit. Geen. Inspraakreacties: 53 Archieven en regionale geschiedenis In reacties wordt betreurd dat de huidige specifieke consulentfunctie voor geschiedbeoefening komt te vervallen en dat zij graag hiervoor een plaats zien binnen het op te richten Erfgoedhuis Noord-Holland. Een reactie geeft aan dat de rol van archiefdiensten op het gebied van cultuureducatie en participatie in de ontwerpnota onvoldoende naar voren wordt gebracht. In een reactie wordt ervoor gepleit dat vanaf 2004 door ons structureel zal worden bijgedragen aan de Beeldbank Noord-Holland. Daarnaast wordt opgemerkt dat het aankoopbudget voor de provinciale atlas niet duidelijk is gemarkeerd in de ontwerpnota. Antwoord van Gedeputeerde Staten Wij vinden het belangrijk dat regionaal historische informatie niet alleen wordt verzameld maar ook toegankelijk wordt gemaakt voor een zo breed mogelijke groep Noord-Hollanders. Dit ook in het licht van ons speerpunt van cultuureducatiebeleid. Wij willen daarom dat de huidige functie van consulent geschiedbeoefening in de toekomst anders zal worden ingevuld. Dus ook ter versterking van de publieke toegankelijkheid van de archieven, omdat wij weten dat archieven al veel op dit gebied doen maar wij vinden dat dit nog kan worden verbeterd. Het zal dus een consulentfunctie regionaal historische informatie worden. De suggesties om deze functie onder te brengen bij het Erfgoedhuis Noord-Holland zullen wij meenemen (zie ook pagina 16). Over eventuele toekomstige bijdragen voor aankopen voor de provinciale atlas en een structurele bijdrage voor de Beeldbank Noord-Holland zullen wij nog overleg hebben met betrokkenen. De tekst met betrekking tot de consulent zal worden aangepast conform het antwoord. De reacties leiden niet tot verandering van beleid. 10

11 Inspraakreacties: 13, 20, 26, 35, 41 en 43 Cultuurparticipatie Actieplan Cultuurbereik Enkele reacties wijzen op het belang van culturele instellingen (zoals poppodia en orkesten) en netwerken tussen culturele instellingen en scholen met betrekking tot cultuureducatie. Daarnaast wijzen enkele reacties erop dat met name de muzieksector geen mogelijkheden heeft om een beroep te doen op provinciale middelen. Diverse reacties pleiten voor het handhaven van de aparte subsidiemogelijkheden voor manifestaties en festivals. Men vindt het bezwaarlijk dat instellingen en particuliere initiatieven niet meer rechtstreeks een aanvraag kunnen indienen. Alleen als een gemeente een manifestatie of festival ook ondersteunt kan de gemeenten een aanvraag indienen bij het Actieplan Cultuurbereik. Men is bang dat bij de beoordeling in het kader van het Actieplan de artistiek-inhoudelijke kwaliteitstoets verloren gaat en dat manifestaties en festivals alleen beoordeeld zullen worden op participatie en educatie Antwoord van gedeputeerde Staten In de Ontwerp Cultuurnota is aangekondigd dat wij voor 1 juli 2004 het Actieprogramma bij OCW zullen indienen. Dit is inmiddels gebeurd. Het Ontwerp Actieplan Cultuurbereik is een nadere uitwerking van ons beleid op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie van de Ontwerp Cultuurnota Ter informatie hebben wij het ontwerp Actieplan als bijlage 3 bij deze nota van beantwoording gevoegd. In dit ontwerp actieplan vindt een nadere concretisering plaats van ons beleid, welke wij ten tijde van de samenstelling van de ontwerp cultuurnota nog niet konden geven. Binnen ons cultuureducatiebeleid zal meer dan tot nu toe het geval is geweest sprake moeten zijn van vraaggericht werken (zie ook pagina 4). Zowel door de steunfuncties op het gebied van cultuureducatie als door de culturele instellingen. Wij onderkennen echter het grote belang van culturele instellingen op het gebied van cultuureducatie. Wij zullen onze steunfuncties op het gebied van cultuureducatie inzetten om netwerken tussen scholen en culturele instellingen op te zetten, verder uit te bouwen en in stand te houden. Bovendien zullen wij, in samenwerking met gemeenten, culturele instellingen aanmoedigen om een aantrekkelijk op de vraag toegesneden aanbod voor het onderwijs te verzorgen, waarbij de vraag van de scholen het uitgangspunt is. Hiervoor hebben wij binnen het Actieplan Cultuurbereik financiële middelen gereserveerd. Wanneer scholen, in het kader van hun cultuureducatiebeleid, behoefte hebben aan bijvoorbeeld een project op het gebied van muziek dan kunnen zij hiervoor in het kader van het Actieplan Cultuurbereik een subsidie aanvragen. Om van een vraaggericht aanbod verzekerd te zijn, kunnen alleen projecten worden ondersteund die voortkomen uit plaatselijke netwerken van scholen, culturele instellingen, steunfunctie instellingen en/of gemeenten. Bij de in te dienen projectaanvraag dienen meerdere scholen en een culturele instelling betrokken te zijn. Voor wat het primair onderwijs betreft dient het project aan te sluiten bij hun visie(vorming) op het gebied van cultuureducatie. De festivals die in het kader van het Actieplan Cultuurbereik worden gesubsidieerd worden naast andere criteria, ook op hun artistiek-inhoudelijke kwaliteit beoordeeld. Als dit 11

12 onderdeel negatief wordt beoordeeld door de Adviescommissie Cultuurbereik wordt geen subsidie toegekend. De artistiek-inhoudelijke toets zal ook in de komende periode gehandhaafd blijven. Evenals in de huidige actieplanperiode vinden wij het van groot belang dat cultuur regulier onderdeel of meer ingebed wordt in het gemeentelijk beleid. Continuïteit en kwaliteit blijven daarbij kernbegrippen. In de komende periode willen wij dan ook met de tien cultuurcentrum gemeenten en de zes middelgrote gemeenten die een cultuurbeleid hebben een verdiepingsslag maken en komen tot (meerjarige) afspraken. Op basis van door de gemeenten geformuleerd cultuurbeleid willen we met gemeenten afspraken maken over een gezamenlijke investering, o.a. met betrekking tot festivals en podia met een regionale uitstraling en een multicultureel aanbod. Immers, bij de vergroting van het publieksbereik en de actieve participatie aan kunst en cultuur door de Noord-Hollandse bevolking gaat onze specifieke aandacht uit naar de versterking van de culturele infrastructuur, de culturele diversiteit en de jeugd. Naast de middelen van het Actieplan Cultuurbereik hebben wij in het kader van het beeldende kunstbeleid een budget opgenomen voor Kunstenaarsinitiatieven c.q. samenwerkingsverbanden van kunstenaars (zie pagina 14). Dit budget maakt deel uit van de Geldstroom Beeldende Kunst, waarvoor wij analoog aan het actieplan op 1 juli 2004 een programma voor hebben ingediend bij OCW. Deze regeling moet echter nog worden uitgewerkt. Dit zullen wij doen in overleg met o.a. vertegenwoordigers uit de sector. De reacties leiden niet tot verandering van beleid. De tekst zal worden geactualiseerd vanwege de verdere uitwerking van het Actieplan Cultuurbereik. Inspraakreacties: 6, 8, 18, 21, 25, 28, 31, 37, 53. Amateurkunst In reacties wordt gepleit voor uitbreiding van het budget voor de regeling Begeleiding Amateurzang als gevolg van stijging van kosten, vervroeging van de aanvraagprocedure en aanpassing van de subsidievoorwaarden zodat ook goede amateurorkesten voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dat vergrijzing een steeds groter probleem vormt voor veel amateurverenigingen wordt in een reactie onderschreven. In een reactie wordt gepleit voor extra middelen voor de Stichting De Kunst om ondersteuning te verlenen aan de amateurbeoefening van popmuziek. Reactie van gedeputeerde Staten Uitbreiding van budgetten voor de amateurkunst is in het licht van de bezuinigingen op de cultuurbegroting niet mogelijk. Met De Kunst zullen afspraken worden gemaakt dat zij eveneens een ondersteunende rol voor de popmuziek gaat vervullen. Dit betekent een verschuiving van taken, aangezien er niet meer subsidie beschikbaar wordt gesteld. Geen. Inspraakreacties: 12, 23, 28 en 50 12

13 Podiumkunsten en filmhuizen In verschillende reacties wordt onderschreven dat de provincie ook in komende periode subsidie zal blijven verlenen aan theaters en muziekpodia. Veel negatieve reacties kwamen op het voorgenomen besluit om de subsidiëring van de filmhuizen stop te zetten. De filmhuizen vervullen naar hun mening een belangrijke functie in de provincie bij het vertonen van het niet commerciële artistieke filmaanbod. Ook de Nederlandse film komt in de programmering van veel filmhuizen aan bod. De filmhuizen die verspreid over de provincie liggen, vervullen vaak een regionale functies. Gemeenten geven aan dat zij het verdwijnen van de provinciale subsidie niet kunnen compenseren. Sommige filmhuizen spreken hun angst uit dat door het wegvallen van de provinciale bijdrage ook de bijdrage van de gemeente onder druk kan komen te staan. Voor ons antwoord met betrekking tot reacties op het intrekken van de deelverordening manifestaties en festivals podiumkunsten wordt verwezen naar het onderdeel Actieplan Cultuurbereik (zie bladzijde 11). Antwoord van Gedeputeerde Staten Vanwege de noodzakelijke bezuinigingen binnen het cultuurbudget hebben wij bij de opstelling van de ontwerpnota een afweging moeten maken hoe dit ingevuld gaat worden. Wij hebben gekozen voor een bezuiniging op de bijdrage voor de filmhuizen omdat wij niet voor de kaasschaafmethode hebben willen kiezen en wij bezuinigingen op andere posten van de cultuurbegroting minder gewenst vonden. De argumentatie in de ontwerpnota over de programmering in filmhuizen van vooral buitenlandse films is niet helder geweest. Wij hebben hiermee niet bedoeld dat er te weinig Nederlandse films worden vertoond in de filmhuizen. Wij bedoelen echter dat in theaters en muziekpodia in Noord-Holland meer Nederlandse cultuuraanbieders worden geprogrammeerd dan in de filmhuizen. Korting of stopzetting van onze bijdragen aan die theaters en muziekpodia heeft voor de programmering van Nederlandse en Noord-Hollandse cultuuraanbieders dan ook grotere negatieve consequenties. : Reacties leiden niet tot een beleidswijziging. De tekst met betrekking tot de motivering van de stopzetting van de subsidie aan de filmhuizen zal worden aangepast. Inspraakreacties: 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 16, 28, 34, 38, 39, 46, 47, 49 en 53 Beeldende kunst en vormgeving Gepleit wordt voor ondersteuning van individuele projecten via het opdrachtenbeleid. In de nota wordt geen enkele aandacht besteed aan vormgeving. In de provincie zijn er weinig vormgevers en zelfproducerende ontwerpers. Dit vraagt om een stimuleringsbeleid. In enkele reacties wordt instemming betuigd met de plannen voor een Centrum voor Beeldende Kunst. De ambitie voor een provinciaal Centrum voor Beeldende Kunst lijkt strijdig met de toekenning van een subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek naar een regionaal Centrum Beeldende Kunst voor Noord-Kennemerland. Het begrip kunstenaarsinitiatief wordt onvoldoende gedefinieerd. Ook voor andere instellingen moet het mogelijk zijn inhoudelijke projecten te subsidiëren, omdat zij 13

14 mogelijkheden bieden aan kunstenaars om zich te presenteren. Kunstenaarsinitiatieven worden vaak al door de Mondriaanstichting gesubsidieerd. In meerdere reacties wordt gepleit voor het handhaven van de subsidies voor de kunstuitlenen. Er wordt verwezen naar de door de provincie afgedwongen digitalisering. Beëindiging van de subsidie aan de kunstuitlenen zou kapitaalvernietiging betekenen van het project Virtuele kunstuitleen. De beëindiging van de subsidiëring kan de ondergang van de kunstuitleen in Noord-Holland betekenen. De gemeenten kunnen de weggevallen subsidie niet opvullen. Dit zal leiden tot verschraling van de culturele infrastructuur en door verhoging van de tarieven zou de toegankelijkheid en laagdrempeligheid in gevaar komen. Het Beleidskader Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV) biedt de mogelijkheid om de kunstuitlenen te blijven subsidiëren voor cultuurparticipatie en educatie. Enkele reacties wijzen op het belang van een blijvende provinciale ondersteuning voor educatieve tentoonstellingen beeldende kunst voor de schoolgaande jeugd. Antwoord van Gedeputeerde Staten Met ingang van de huidige cultuurnotaperiode is het opdrachtenbeleid beeldende kunst beëindigd (met uitzondering van culturele planologie). Ook in de toekomst zullen wij, behalve via culturele planologie, geen opdrachten voor individuele projecten faciliteren. Het Beleidskader Geldstroom BKV biedt hiervoor ook geen ruimte. Het is onze bedoeling dat het Centrum voor Beeldende Kunst ook vormgevers gaat ondersteunen. In onze aanvraag voor de uitkering op grond van de Geldstroom BKV hebben wij ook ruimte gevraagd om activiteiten ten behoeve van vormgeving en vormgevers te kunnen faciliteren. Het in de ontwerpnota genoemde Centrum voor Beeldende Kunst is uitdrukkelijk bedoeld als een provinciaal centrum, dat een ondersteunende functie zal krijgen voor de sector beeldende kunst en vormgeving. Het zal dus geen tentoonstellingsruimte zijn. Een onderzoek naar de haalbaarheid van een regionaal centrum hoeft daarmee niet in strijd te zijn. Wij zijn ons ervan bewust dat het gebruik van de term kunstenaarsinitiatief mogelijk te beperkend is overgekomen. In de nota is de term bedoeld als verzamelnaam voor meerdere vormen van samenwerking in georganiseerd verband tussen kunstenaars. In de definitieve nota zullen wij de terminologie aanpassen. Wij zijn bezig om het in de nota aangeduide beleid met betrekking tot kunstenaarsinitiatieven verder uit te werken in het kader van de aanvraag op grond van het Beleidskader Geldstroom BKV Een precisering van de te subsidiëren activiteiten en van de mogelijke aanvragers van een subsidie is onderdeel van deze uitwerking. Het is onze bedoeling om in het kader van de Geldstroom BKV naast kunstenaarsinitiatieven, ook andere activiteiten die bijdragen tot versterking van de sector BKV of tot een versterking van de relatie tussen aanbod en afname op dit terrein, voor subsidie in aanmerking te laten komen. Hieronder kunnen ook sommige activiteiten vallen die tot nu toe worden gesubsidieerd uit de regeling voor manifestaties en festivals beeldende kunst. Subsidiëring van kunstenaarsinitiatieven door de Mondriaanstichting is alleen mogelijk voor initiatieven met een bovenregionale uitstraling. Initiatieven met een regionale uitstraling kunnen in principe subsidie ontvangen via de Geldstroom BKV. Met onze aanvraag voor deze geldstroom voor de periode willen wij dit voor Noord-Holland mogelijk maken. Voor ons antwoord met betrekking tot reactie op het intrekken van de 14

15 deelverordening manifestaties en festivals beeldende kunst verwijzen wij naar het onderdeel Actieplan Cultuurbereik (zie pagina 11). De bijdragen aan de kunstuitlenen worden tot en met 2004 voor 100% bekostigd uit de Geldstroom BKV. Vanaf 1 januari 2005 kunnen middelen uit deze geldstroom niet meer worden ingezet voor aankopen en huurvergoedingen ten behoeve van presentatie, verhuur, uitleen of verkoop van kunstuitlenen. Als onderdeel van de realisering van de virtuele kunstuitleen, krijgen de kunstuitlenen een extra subsidie voor de digitalisering van hun collecties ( voor alle kunstuitlenen samen). Al vanaf het jaar 2002 had de subsidie aan de kunstuitlenen gebruikt moeten worden voor activiteiten met educatieve doelstellingen of participatieverhogende activiteiten, en niet als tegemoetkoming in kosten in de sfeer van exploitatie of collectievorming. Van een verhoging van de tarieven of een bedreiging van het voortbestaan kan dus in principe geen sprake zijn. In de afgelopen jaren is het overigens heel moeilijk gebleken voor de kunstuitlenen om aan te geven waarvoor de provinciale subsidie gebruikt is. Handhaving van de subsidies op het huidige niveau zal naar onze mening juist niet bijdragen tot een herijking van het aantal kunstuitlenen en de spreiding ervan. Om de kunstuitlenen in de gelegenheid te stellen hun bedrijfsvoering aan te passen, wordt de subsidie niet in één keer stopgezet maar geleidelijk beëindigd. De toegankelijkheid van het aanbod van de kunstuitlenen wordt gestimuleerd met de invoering van de virtuele kunstuitleen. Middelen van de Geldstroom BKV kunnen alleen worden ingezet ter versterking van de infrastructuur van de sector of voor verbetering van de relatie tussen aanbod en afname, en dus niet voor activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie en educatie. Reacties leiden niet tot wijziging van beleid. De tekst zal worden geactualiseerd in verband met de aanvraag Geldstroom BKV en de tekst over de kunstenaarsinitiatieven zal worden aangepast naar aanleiding van de reacties. Inspraakreacties: 1, 2, 3, 5, 6, 19, 21 25, 40 en 53 Overige beleidsterreinen Bibliotheken In reacties wordt aangegeven dat de vorming van basisbibliotheken minder voorspoedig verloopt dan in de ontwerpnota staat aangeven en dat er meer middelen nodig zijn om de gewenste kwaliteit te bereiken. Er wordt gepleit dat ook grotere gemeenten in aanmerking komen voor provinciale middelen in het kader van de bibliotheekvernieuwing. Verder zijn reacties geweest over de formulering in de ontwerpnota met betrekking tot frictiekosten van de omvorming van Probilio en de Wetenschappelijke Steunfunctie. Reactie van Gedeputeerde Staten Wij delen de zorg over het moeizame verloop van de bibliotheekvernieuwing in sommige regio s. Wij hopen en verwachten dat de bibliotheekvernieuwing zal leiden tot kwaliteitsverbetering. De middelen die het Rijk beschikbaar stelt voor bibliotheekvernieuwing mogen wij tot nu alleen inzetten voor gemeenten tot

16 inwoners. Wij gaan wel onderzoeken of in de toekomst ook zelfstandige bibliotheken in aanmerking kunnen komen voor zo n bijdrage. De formuleringen met betrekking tot de datum van realisering van basisbibliotheken, frictiekosten als gevolg van omvorming van Probilio en Wetenschappelijke Steunfuncties zullen worden aangepast. Geen beleidswijzigingen. De tekst zal worden aangepast met betrekking tot de genoemde punten. Inspraakreacties: 2, 3, 6, 27 en 29. De provinciale uitvoeringsorganisaties De inspraakreacties melden vrijwel allen dat zij de ontwikkeling van een Erfgoedhuis een goede zaak vinden. Een aantal van hen biedt aan om actief te participeren in de totstandkoming van een Erfgoedhuis c.q. om expertise en ervaring beschikbaar te stellen om uitvoering te geven aan de toekomstige taken van een Erfgoedhuis. Eén inbrenger (Projectbureau Industriecultuur Nederland) biedt zelfs al een locatie aan voor een Erfgoedhuis. In een reactie worden vraagtekens gezet bij het in de ontwerpbegroting vermelde promemorie bedrag voor de realisering van een Erfgoedhuis en dat naast de omvang (p.m.) ook de wijze van dekking niet is aangegeven. Het Steunpunt Cultureel Erfgoed stelt dat eerst de vraag moet worden beantwoord wat de meerwaarde is van een Erfgoedhuis voor de versterking van de cultuurhistorie in Noord- Holland. Daarnaast is het Steunpunt van mening dat de provincie de doelstelling waarvoor het Steunpunt is opgericht in de ontwerpnota onvoldoende onderkent. Men vindt de aanstelling van provinciale regiocoördinatoren cultuurhistorie strijdig met die doelstelling. De Stichting Stelling van Amsterdam maakt zich zorgen over haar personele situatie per 1 januari 2005 nu de huidige, door de provincie gedetacheerde projectleider per die datum vertrekt. In de ontwerpnota is geen budget opgenomen om de huidige projectleider te vervangen. De Stichting vraagt tevens om een verhoging van het reguliere subsidie met 5.000,-- omdat er een aantal jaren geen loon- en prijscompensatie op deze subsidie is toegepast. De Stichting Monumentenwacht merkt op dat zij geen uitvoeringsorganisatie van de provincie is. De Stichting is in 1996 verzelfstandigd en er is een inkooprelatie en geen subsidierelatie. Bovendien blijkt dit uit het feit dat minder dan 25% van haar omzet gegenereerd wordt door de kostprijsverlagende uurkostenvergoeding van de provincie op de inspectiewerkzaamheden. Men merkt op wel een relatie te hebben met de provincie waar het onderdelen van provinciaal beleid betreft. Tijdens de inspraakbijeenkomst heeft de heer Van Eeden gepleit voor een netwerk dat stimulerend kan werken voor kleine en middelgrote gemeenten tot het voeren van cultuurbeleid en om informatie te krijgen over culturele initiatieven en mogelijkheden en dat de provincie als subsidiënt moet gaan afdwingen dat gesubsidieerde uitvoeringsorganisaties beter moeten gaan samenwerken. 16

17 Antwoord van gedeputeerde staten Zoals in de ontwerpnota reeds gemeld, zijn wij voornemens om een Erfgoedhuis op te richten. Wij stellen ons voor een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een Erfgoedhuis; hierin zullen ook taken en meerwaarde van een Erfgoedhuis onderzocht worden. Uiteraard zullen we alle partijen die mogelijk partner kunnen zijn in een Erfgoedhuis c.q. raakvlakken hebben met het werkterrein van het Erfgoedhuis bij de totstandkoming van een Erfgoedhuis betrekken. Op welke wijze dat gaat gebeuren en in welke mate, zal de komende periode nader bepaald worden. Pas wanneer helder is hoe het Erfgoedhuis ingericht gaat worden, kunnen wij aangeven welk bedrag hiermee gemoeid zal zijn en hoe dekking van dit bedrag gerealiseerd gaat worden. De gedane suggestie voor een locatie voor het Erfgoedhuis zullen we, indien dit aan de orde is, te zijner tijd afwegen. In deze nota wijken wij, voor wat betreft de taken van het Steunpunt Cultureel Erfgoed, niet af van de beschrijving hiervan in het recente verleden. Het Steunpunt geeft uitvoering aan de loket- en platformfunctie richting gemeenten en bevordert en ondersteunt het integraal cultuurhistorisch kwaliteitsbeleid bij de gemeenten, bijvoorbeeld door het uitdragen van de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Nota Cultuurhistorische Regioprofielen. Waar het beleidsvraagstukken betreft (zowel intern bij de provincie als extern) is er een taak voor de provinciale regiocoördinatoren cultuurhistorie. Wij hebben inmiddels aan het bestuur van de Stichting Stelling van Amsterdam toegezegd te onderzoeken of en hoe een oplossing gevonden kan worden voor de personele situatie per 1 januari Verhoging van het reguliere subsidie met 5.000,-- is voor ons op dit moment niet aan de orde. Wat betreft de opmerkingen van de Stichting Monumentenwacht merken wij het volgende op. In de uitwerking van paragraaf 4.1 van onze ontwerpnota geven wij aan dat de instellingen waar wij op doelen werken vanuit een eigen verantwoordelijkheid. Hiermee geven wij ons inziens duidelijk aan dat wij de genoemde organisaties niet zien als een verlengstuk van de provincie. Wel geven wij aan dat elk van deze organisaties het provinciale beleid substantieel onderdeel van het eigen beleid maakt. Met dit laatste willen wij aangeven dat waar wij bepaalde producten of diensten subsidiëren dan wel inkopen, deze (mede-) financiering gebeurt omdat de provincie deze zaken belangrijk vindt. Met de uitvoering van deze zaken levert de betrokken instelling weer een bijdrage aan de totstandkoming van de doelen van het provinciaal beleid. KCNH, De Kunst en op termijn het Erfgoedhuis Noord-Holland zullen de netwerkfunctie moeten gaan vervullen waar overheden, organisaties en burgers informatie en ondersteuning kunnen krijgen over de vakgebieden van deze instellingen. Via het instrument van prestatieafspraken zullen wij gaan afdwingen dat er goede afstemming en samenwerking zal zijn tussen de provinciale uitvoeringsorganisaties. Gevolgen voor Cultuurnota: De reacties leiden niet tot beleidswijzigingen. Wel zal de tekst op een aantal punten conform de beantwoording worden aangepast. Inspraakreacties: 20, 30, 33, 41, 42, 43, 44, 45 17