Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen"

Transcriptie

1 Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen Gevoeligheid voor verandering door een één-sessie exposure behandeling Lotte van Gerven Masterthese Studentnummer: Begeleider: dr. Marieke Effting Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Programmagroep Klinische Psychologie Datum: Aantal woorden: 8167 Aantal woorden abstract: 242

2 Inhoudsopgave Samenvatting 4 1 Inleiding 5 2 Methoden 2.1 Proefpersonen Materiaal Behandeling Design Procedure 17 3 Resultaten 3.1 Data bewerking Statistische analyses Cross-sectionele analyses Longitudinale analyses 26 4 Discussie 31 Literatuurlijst 37 Bijlagen 1 Advertentie website UvA controleconditie 41 2 Advertentie website UvA behandelcondities 42 3 Informatiebrochure controleconditie 43 4 Informatiebrochure behandelcondities 45 5 Medische Screening 47 6 Expliciete Ratings 48 7 Fear of Spiders Questionnaire 49 8 Depression and Anxiety Stress Scale Scoringsformulier Behavioral Approach Task Exit Interview 54 2

3 Samenvatting In deze studie werd onderzocht of informatieverwerkingsbiases gevoelig zijn voor verandering door behandeling. Specifiek is gekeken naar de invloed van een één-sessie exposure behandeling voor spinnenangst op de impliciete en expliciete attitudes voor spinnen op korte en lange termijn. Er waren drie condities: een behandelconditie, een wachtlijst behandelcontrole conditie en een controle conditie. Impliciete en expliciete attitudes en vermijdingsgedrag werden zowel voor- behandeling als na behandeling gemeten en tijdens follow up. Impliciete attitudes werden gemeten door twee reactietijdtaken, terwijl expliciete attitudes voor spinnen gemeten werden met zelf-rapportage vragenlijsten. Vermijdingsgedrag werd bepaald middels een gedragstaak met een levende spin. Op de voormeting bleken de drie condities niet te verschillen op demografische kenmerken en algehele angst. Wel verschilden de twee behandelcondities van de controleconditie op expliciete attitudes en vermijdingsgedrag. Voor één maat van impliciete angst verschilden de behandelcondities van de controleconditie, de andere maat bleek geen onderscheid te maken tussen de drie condities. Expliciete attitudes bleken gevoelig voor verandering door behandeling. Voor impliciete attitudes gold dat slechts negatieve automatische evaluaties gevoelig bleken voor verandering door behandeling, terwijl voor automatische vermijdingstendensen deze gevoeligheid voor verandering door behandeling niet leek te bestaan. Ook vermijdingsgedrag leek gevoelig voor behandeling. Vanwege het geringe aantal proefpersonen kunnen er slechts exploratieve uitspraken over de korte termijn effecten. Door gebrek aan data kunnen over de lange termijn effecten van behandeling nog geen uitspraken worden gedaan. De resultaten lijken er voorzichtig op te wijzen dat impliciete attitudes door behandeling beïnvloed kunnen worden. 3

4 1. Inleiding Iedereen weet wat het is om een angstig gevoel te hebben: je kunt niet meer helder denken, je voelt je slecht, je hartslag slaat op hol en je verstijft van schrik. Hoewel dit soort angstreacties als onaangenaam worden beschouwd, is angst een normale, adaptieve reactie op mogelijk bedreigende stimuli. Het automatisch identificeren van objecten en situaties die bedreigend zijn activeren allerlei cognitieve, affectieve, fysiologische en gedragsmatige reacties die de veiligheid van het organisme waarborgen. Zo leidt het sneller kloppen van het hart tot een snellere toevoer van bloed naar de spieren, welke zo gereed worden gemaakt voor eventuele actie ( fight or flight ) (Barlow, 2002). Volgens cognitieve theorieën van angst (Beck, 1976; Beck & Clark, 1997) zijn angstreacties het gevolg van het activeren van cognitieve angstschema s. Deze schema s bepalen hoe informatie wordt verwerkt, dat wil zeggen hoe informatie wordt geëvalueerd, geïnterpreteerd en onthouden. In hoog-angstige personen zijn deze schema s vaak vertekend, waardoor informatie voortdurend als bedreigend wordt beschouwd. Deze cognitieve modellen stellen dat biases in informatieverwerking een belangrijke rol spelen in de etiologie en het instandhouden van angststoornissen. Angstige personen hebben, in vergelijking met nietangstige personen, een sterkere neiging tot het negatief evalueren van angstrelevante stimuli: evaluatie bias (Teachman & Woody, 2003; Huijding & de Jong, 2007; Huijding & de Jong, 2009; Ellwart, Rinck & Becker, 2007). Ook hebben angstige personen, in vergelijking met niet-angstige personen, de neiging angstrelevante stimuli sneller te vermijden dan te benaderen (Rinck & Becker, 2007), dit wordt impulsieve vermijdingsbias genoemd. Niet alleen cognitieve modellen, maar ook dual process modellen (Strack & Deutsch, 2004; Smith & DeCoster, 2000) stellen dat informatieverwerkingsbiases een rol spelen in angst. Volgens deze modellen is gedrag het gevolg van twee systemen van 4

5 informatieverwerking: een snel, impulsief systeem en een langzaam, reflectief systeem. In het impulsieve systeem wordt informatie automatisch verwerkt. Associaties kunnen deze automatische verwerking van informatie beïnvloeden en leiden tot vertekeningen (cognitieve biases). Het reflectieve systeem reguleert de invloed van het impulsieve systeem op het gedrag. Deze regulatie is onder andere afhankelijk van situationele en dispositionele factoren. Situationele factoren zijn factoren die buiten een persoon liggen, zoals stress, cognitieve belasting en alcohol consumptie. Dispositionele factoren daarentegen, liggen binnen de persoon, zoals de mate van zelfcontrole en werkgeheugencapaciteit (Hofmann, Friese, & Strack, 2009). Situationele en dispositionele factoren bepalen dus in welke mate impulsieve processen en reflectieve processen gedrag beïnvloeden. Psychopathologisch gedrag wordt volgens deze modellen gezien als een disbalans tussen beide systemen, waarbij het impulsieve systeem de overhand heeft op gedrag (Salemink & Wiers, 2011). Hoewel cognitieve biases (vertekeningen in het automatisch verwerken van informatie) volgens cognitieve modellen en dual process modellen een belangrijke rol spelen in het ontstaan en instandhouden van angst, is het echter nog niet duidelijk of veranderingen in deze biases ook leiden tot verandering in angst. Wanneer blijkt dat biases kunnen verminderen, bijvoorbeeld door behandeling, dan zou dit mogelijk kunnen leiden tot een vermindering van angst. In de huidige studie werd onderzocht of informatieverwerkingsbiases gevoelig zijn voor verandering door behandeling. Specifiek is gekeken naar de invloed van een één-sessie exposure behandeling voor spinnenangst op de expliciete en impliciete attitudes voor spinnen op korte en lange termijn. De resultaten van studies naar invloed van exposure op expliciete en impliciete maten zijn niet eenduidig. Uit sommige onderzoeken bleek dat een exposure behandeling vooral invloed heeft op expliciete (en niet op impliciete) maten van angst (Huijding & de Jong, 2007; 5

6 Huijding & de Jong, 2009). Andere studies lieten echter wel een effect van exposure op impliciete maten van angst zien (Reinecke et al., 2012; Teachman & Woody, 2003). Verschillen in uitkomsten voor impliciete maten zijn mogelijk te wijten aan methodologische problemen. Zo werd in de studie van Teachman et al. (2003) weliswaar een effect gevonden van behandeling op impliciete maten, maar het kan zijn dat deze effecten veroorzaakt waren door test-hertest effecten. Dit houdt in dat mensen het beter doen op een test wanneer deze test de tweede keer wordt afgenomen. Voor test-hertest effecten kan gecontroleerd worden door gebruik te maken van een (wachtlijst behandel) controle conditie. In deze conditie worden testen twee keer afgenomen zonder behandeling ertussen en dit wordt vergeleken met een behandel conditie (waarin proefpersonen tussen twee afnames een behandeling hebben ontvangen). Hierdoor kan het effect van een behandeling bovenop testhertest effecten bekeken worden. In de studies van Huijding en de Jong (2006, 2007, 2009) werd wel gebruik gemaakt van een wachtlijst behandel controle conditie. In deze studies werd geen effect van exposure op impliciete maten gevonden. Echter, in deze studies werden alle metingen op één dag afgenomen. Het is de vraag of automatische processen zoals impliciete attitudes binnen één dag kunnen veranderen door behandeling. In de studie van Reinecke et al. (2012) bedroeg de periode tussen de voor- en nameting langer (twee weken) en werd tevens gebruik gemaakt van een wachtlijst behandel controle conditie naast een behandel conditie. Deze studie toonde wel een effect van exposure op de impliciete maten van angst. Er werd echter geen gebruik gemaakt van een niet-angstige controle groep. Hierdoor kan de validatie van de meetinstrumenten niet bepaald worden omdat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen hoog- en laagspinangstigen. Naast onderzoek naar de korte termijn effecten is er ook veel onderzoek gedaan of exposure leidt tot langdurige veranderingen in impliciete en expliciete attitudes jegens spinnen. Onderzoek door Reinecke et al. (2012) wijst uit dat positieve effecten van exposure- 6

7 therapie op impliciete en expliciete maten blijven bestaan bij follow up. In dit onderzoek werd echter gebruik gemaakt van een follow up van slechts twee weken. De effecten van exposure voor spinnenangst op langere termijn (twee maanden) zijn niet eenduidig: zo vinden sommige studies dat veranderingen in impliciete en expliciete attitudes na de behandeling bij follow up van twee maanden blijven bestaan (Teachman & Woody, 2003), terwijl andere studies aantonen dat deze veranderingen niet blijven bestaan (Huijding & de Jong, 2009). Tenslotte hebben studies gekeken of lange termijn uitkomsten voorspeld kunnen worden. Zo werd gevonden dat negatieve expliciete attitudes, maar niet impliciete attitudes, na de behandeling vermijdingsgedrag bij follow up voorspelden (Huijding & de Jong, 2006; Huijding & de Jong, 2009). Kortom, er is weliswaar enige evidentie dat impliciete en expliciete maten kunnen veranderen door behandeling op korte termijn, maar resultaten voor lange termijn effecten van behandeling zijn niet eenduidig. Voorgaande studies werden gekenmerkt door methodologische problemen. In het huidige onderzoek werden methodologische problemen ondervangen door meetmomenten te spreiden en gebruik te maken van een behandel conditie (BC), een wachtlijst behandel controle conditie (WLBCC) en een nietangstige controle conditie (NACC). De behandelcondities (BC en WLBCC) werden beiden vóór de behandeling, na de behandeling en tijdens follow up (2 maanden later) gemeten, waarbij de WLBCC ook nog een tussenmeting (extra meting vóór de behandeling) kreeg. De controleconditie (NACC) kreeg alleen een voormeting. Impulsieve vermijdingsbias werd gemeten door de Approach Avoidance Task (AAT), negatieve automatische evaluaties door de Implicit Association Test (IAT), expliciete attitudes door verschillende zelf rapportage vragenlijsten en vermijdingsgedrag voor spinnen door de Behavioral Approach Task (BAT). Vervolgens is cross-sectioneel onderzocht of de drie condities van elkaar verschillen op de voormeting. Er werd verwacht dat 1) de condities niet verschillen op demografische 7

8 kenmerken en algemene angst (gemeten met een verkorte versie van de Depression Anxiety Stress Scale, DASS21). Daarentegen werd verwacht dat 2) de NACC significant lager scoort dan de WLBCC en BC op de impliciete (AAT, IAT) en expliciete attitudes (Fear of Spiders Questionnaire: FSQ, Expliciete Ratings: ER) voor spinnenangst en in vermijdingsgedrag (BAT) en dat 3) de twee behandelcondities onderling niet van elkaar verschillen op de impliciete en expliciete attitudes voor spinnen en vermijdingsgedrag. Aangaande de korte termijn effecten werd er verwacht dat 3) expliciete en impliciete attitudes en vermijdingsgedrag voor spinnen afnemen door behandeling en dat 4) impliciete en expliciete attitudes voor spinnen sterker afnemen bij proefpersonen die een behandeling hebben gekregen in vergelijking met proefpersonen die de behandeling (nog) niet hebben gekregen (controle voor test-hertest effecten). Op lange termijn werd er verwacht dat 5) afnames in expliciete en impliciete attitudes en vermijdingsgedrag aanhouden na 2 maanden en dat 6) impliciete en expliciete attitudes voor spinnen op de nameting (residuele attitudes) vermijdingsgedrag bij follow up voorspellen. 8

9 2. Methode 2.1 Proefpersonen Er deden 40 proefpersonen mee aan dit onderzoek, waarvan 29 (22 vrouwen, 7 mannen) in de NACC, 4 (4 vrouwen) in de WLBCC en 7 (6 vrouwen, 1 man) in de BC. Proefpersonen ontvingen 14 euro/2 proefpersoonpunten (NACC), 60 euro/8,5 proefpersoonpunt (WLBCC) of 56 euro/8 proefpersoonpunten (BC) voor hun deelname. Proefpersonen voor de controle conditie (NACC) en de behandelcondities (BC/WLBCC) werden geworven via twee verschillende advertenties op een website van de Universiteit van Amsterdam. De ene advertentie was bedoeld om proefpersonen voor de controleconditie (NACC) (zie Bijlage 1), de andere advertentie om proefpersonen voor de twee behandelcondities (zie Bijlage 2) te werven. In de advertentie voor de controleconditie werd niet gesproken over spinnen/spinnenangst, maar slechts over het voorspellen van gedrag. In de advertentie voor de behandelcondities werd uiteraard wel aangegeven dat er voor het onderzoek gezocht werd naar mensen die bang zijn voor spinnen. Exclusiecriteria waren het hebben van hartproblemen en een score van 44 of hoger op de Fear of Spiders Questionnaire (FSQ, zie Materiaal) in de niet-angstige controle conditie (NACC) of een FSQ score van minder dan 70 in de behandelcondities (BC/WLBCC). 2.2 Materiaal Expliciete maten voor spinnenangst FSQ Met de Fear of Spiders Questionnaire (FSQ, Szymanski & O Donohue, 1995; Muris & Merkelbach, 1996) werd zelf-gerapporteerde spinnenangst gemeten. De FSQ bestaat uit 18 items die gescoord worden op een schaal van 1 (helemaal mee oneens) tot 7 (helemaal mee 9

10 eens) (range: ). Voorbeelden van items zijn Als ik nu een spin tegen zou komen dan zou ik iemand anders hulp vragen de spin te verwijderen en De laatste tijd kijk ik goed om me heen om te zien of er ergens spinnen zitten, zie Bijlage 6.8 voor gehele vragenlijst. Uit eerder onderzoek blijkt dat de FSQ een goed onderscheid kan maken tussen mensen die angstig en niet-angstig zijn voor spinnen in een niet-klinische populatie (Muris & Merkelbach, 1996). De psychometrische kwaliteiten van de FSQ zijn goed. De lijst beschikt over een Cronbach s alpha van 0.96 en een 3-weken test-hertest betrouwbaarheid van 0.91 (Muris & Merkelbach, 1996). ER Een Expliciete Ratings (ER) vragenlijst werd gebruikt om algemene, expliciete attitudes voor spinnen en vlinders te meten en bestond uit vier korte vragen waarin proefpersonen expliciet aangaven in hoeverre ze spinnen en vlinders positief en bedreigend vonden, zie Bijlage 6.7 voor vragenlijst. Items werden gescoord op een schaal van 1 (zeer negatief/helemaal niet bedreigend) tot 7 (zeer positief/heel erg bedreigend). De vragenlijst werd speciaal voor dit onderzoek ontwikkeld, waardoor voor aanvang van dit onderzoek nog geen informatie over de psychometrische kwaliteiten beschikbaar was Impliciete maten voor spinnenangst AAT De Approach Avoidance Task (AAT) (Rinck & Becker, 2007) werd gebruikt om automatische vermijdings-tendensen te meten. In dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van de Manikin versie van de AAT. In deze taak kregen proefpersonen plaatjes van spinnen en vlinders te zien. Deze plaatjes waren horizontaal of verticaal georiënteerd. Boven of onder het plaatje stond een klein mannetje (manikin) getekend. Proefpersonen werden gevraagd om het 10

11 mannetje ofwel van een plaatje af ofwel naar een plaatje toe te laten lopen, afhankelijk van de oriëntatie van het plaatje. Proefpersonen gebruikten hiervoor de letters Y (mannetje bewoog naar boven) en B (mannetje bewoog naar beneden) op het toetsenbord. De AAT bestond uit twee blokken bestaande uit 8 oefentrials en 64 testtrials per blok. In de oefentrials werden twee spin- en twee vlinderplaatjes ieder twee keer getoond, één keer horizontaal (200x270 pixels) en één keer verticaal (270x200 pixels). In de testtrials werden acht spin- en acht vlinderplaatjes ieder vier keer getoond, twee keer horizontaal en twee keer verticaal. De volgorde van de plaatjes was willekeurig, maar presentatie van achtereenvolgend drie stimuli behorende tot dezelfde categorie werd uitgesloten. Iedere trial begon met een zwart scherm, na 2000 ms verscheen het mannetje en na nog eens 750 ms verscheen het plaatje. Proefpersonen werden in het ene blok gevraagd het mannetje naar verticale plaatjes toe en van horizontale plaatjes weg te laten lopen, in het andere blok was de instructie omgekeerd. Op deze manier werden in beiden blokken spin- en vlinderplaatjes zowel benaderd als vermeden. Hierdoor ontstonden er twee typen trials: congruente trials (vermijden van spinnen en benaderen van vlinders) en incongruente trials (benaderen van spinnen en vermijden van vlinders). De reactietijd (RT) tussen het verschijnen van het plaatje en de eerste drukrespons werd gemeten als afhankelijke variabele. Bij een correcte respons bewoog het mannetje in de bedoelde richting voor 500 ms. Bij incorrecte responsen werd voor 500 ms een rood kruis getoond. De volgorde van de blokken werd gecounterbalanceerd tussen de proefpersonen. Dat wil zeggen dat de ene helft van de proefpersonen begon met naar de verticale- en de andere helft met naar de horizontale plaatjes toe te lopen. De psychometrische eigenschappen van de AAT worden als voldoende betrouwbaar (split half betrouwbaarheid: r =.91) en valide (negatieve correlatie tussen AAT toenaderingsbias voor spinnen met twee maten van zelfgerapporteerde spinnenangst: r = -.22 en -.29) beschouwd (Krieglmeyer & Deutsch, 2010). 11

12 IAT Impliciete evaluaties van spinnen werden gemeten aan de hand van de Implicit Association Test (IAT) (Greenwald, McGhee & Schwartz, 1998). De IAT is een reactietijdtaak waarin proefpersonen stimuli met behulp van twee responsknoppen indelen op twee dimensies: een target dimensie (spinnen of vlinder) en een attributie dimensie (positief of negatief). In het eerste deel van de taak reageren proefpersonen op spinnen en negatieve woorden met dezelfde knop en op vlinders en positieve woorden met een andere knop (congruente fase). In een tweede deel reageren proefpersonen op spinnen en positieve woorden met dezelfde knop en vlinders en negatieve woorden met een andere knop (incongruente fase). De stimuli van de target categorieën bestonden uit acht spinnenplaatjes en acht vlinderplaatjes (200 x 270 pixels). De stimuli van de attributie categorieën bestonden uit acht negatieve woorden (dood, vals, agressief, haat, pijn, leugenaar, wreed en gemeen) en acht positieve woorden (gelukkig, gezond, cadeau, vriendelijk, vakantie, zomer, blij en feest). De labels voor de target categorieën waren spin en vlinder, de labels voor de attributie categorieën zijn positief en negatief. In ieder blok werden de relevante labels in de linkeren rechterbovenhoek van het scherm gepresenteerd. Deze labels bleven op het scherm gedurende het hele blok. Stimuli verschenen in het midden van het scherm totdat een correcte respons gegeven werd. In het geval van een incorrecte respons verscheen er een rood kruis, net zo lang tot de andere (correcte) toets werd ingedrukt. De proefpersoon werd gevraagd om zo snel en zo accuraat mogelijk te reageren. Als knoppen werden de letters E en I op het toetsenbord gebruikt. De knoppen die dienen als positief en negatief werden gecounterbalanceerd tussen proefpersonen. De IAT bestond uit zeven blokken waarvan het vierde en het zevende blok de kritieke testblokken waren. In het eerste blok werden de proefpersonen gevraagd woorden in te delen 12

13 om te oefenen met de attributie categorieën. Elk woord werd twee keer aangeboden (32 trials). In het tweede blok werden proefpersonen gevraagd plaatjes in te delen om te oefenen met target categorieën. Elk plaatje werd twee keer aangeboden (32 trials). De knop voor spin was hetzelfde als de knop voor negatief in het eerste blok, de knop voor vlinder was hetzelfde als de knop voor positief in het eerste blok. In het derde oefenblok werden proefpersonen gevraagd zowel woorden als plaatjes in te delen. Daarmee werd de congruente indeling geoefend (knoppen: spin en negatief vs. vlinder en positief). Elk plaatje en woord werd één keer aangeboden (32 trials). Het vierde blok was een testblok voor het congruent indelen van woorden en plaatjes. Elk plaatje en woord werd twee keer aangeboden (64 trials). In het vijfde blok werden proefpersonen gevraagd spin- en vlinderplaatjes in te delen, maar nu met omgekeerde toewijzing van de knoppen aan target categorieën, dat wil zeggen dat de knop die net werd gebruikt om spinnen plaatjes te categoriseren, nu voor het categoriseren van vlinder plaatjes werd gebruikt en vice versa. In het zesde blok oefenden proefpersonen met de incongruente onderling (knoppen: vlinder en negatief vs. spin en positief). Elk woord en plaatje werd één keer aangeboden. Het zevende blok was een testblok voor het categoriseren van stimuli volgens incongruente indeling. Woorden en plaatjes werden ieder twee keer aangeboden (64 trials). In elk blok worden de stimuli random aangeboden met de restrictie dat eerst alle stimuli één keer werden aangeboden voordat een stimulus een tweede keer werd aangeboden. Het intertrial interval bedroeg 250 ms. Uit onderzoek blijkt dat de IAT een redelijke betrouwbaarheid heeft (Cronbach s alpha = 0.78) en beschikt over een test-hertest betrouwbaarheid van 0.5 (Lane, Banaji, Nosek & Greenwald, 2007). 13

14 Algemene maat voor angst DASS21 Algemeen niveau van angst, stress en depressie werd gemeten met de verkorte versie van de Depression and Anxiety Stress Schale (DASS21) (Lovibond & Lovibond, 1995). De DASS21 bestaat uit 21 items die gescoord worden op een schaal van 0 (helemaal niet of nooit van toepassing) tot 3 (zeer zeker of meestal van toepassing) (range: 0-63). Voorbeelden van items zijn Ik was niet in staat om enig plezier te hebben bij wat ik deed en Ik vond het moeilijk om initiatief te nemen om iets te gaan doen, zie Bijlage 6.9 voor gehele vragenlijst. Cronbach's alpha van de DASS21 is 0.88 (Henry & Crawford, 2005) en de DASS21 beschikt over een goede convergente validiteit: correlatie DASS21 depressie schaal en Personal Disturbance Scale (sad) is.78. (Henry & Crawford, 2003) Gedragsmaat voor spinnenangst BAT In hoeverre de proefpersoon een spin durft te benaderen werd gemeten met de BAT. De BAT bestond uit twee delen: de anticipatie BAT en de BAT zelf. Tijdens de anticipatie BAT werden vier verschillende foto s van een spin ieder 30 seconden op een computerscherm getoond, daarna bracht de proefleider de spin binnen in een afgesloten jampotje en werden de proefpersonen twee minuten lang blootgesteld aan de echte spin. Tijdens de anticipatie BAT werden fysiologische reacties (hartslag en huidgeleiding) gemeten in het kader van een ander onderzoek. De spin die gebruikt werd in dit onderzoek was een baby tarantula (Holothele norte de Santander, en follow up meting van enkele proefpersonen met Holothele Incei) Tijdens BAT werden proefpersonen gevraagd acht stappen uit te voeren die varieerden van kijken naar de spin in een gesloten pot tot de spin over de hand laten lopen. Iedere voltooide 14

15 stap leverde een punt op (range = 0-8) (zie Bijlage 6.10 voor scoringsformulier BAT). Recent onderzoek vindt een hoge 1-week test-hertest betrouwbaarheid van BAT (r =.84, p <.001; Reinecke, Becker & Rinck, 2010). Ook blijkt een negatieve correlatie van de BAT met de FSQ bij niet-angstige personen: r = -.31, en negatieve correlaties van de BAT met FSQ voor angstige personen vóór (r = -.34) en na behandeling (r = -.63) (Muris & Merkelbach, 1996). 2.3 Behandeling De één-sessie graduele exposure in vivo werd uitgevoerd door psychologen van de UvA PsyPoli, die voor dit onderzoek waren getraind door een expert in het geven van deze behandeling (prof. dr. Merel Kindt). De behandeling duurde maximaal drie uur en voor de behandeling werd het protocol aangehouden van de Jong en Keijsers (2004). Tijdens de behandeling benaderden proefpersonen, onder begeleiding van de psychologen, stapsgewijs huisspinnen van verschillende groottes en een baby tarantula (Holothele norte de Santander). Proefpersonen mochten zelf kiezen (uit een collectie van huisspinnen en een tarantula) welke spin ze wilden benaderen. Nadat proefpersonen enigszins op hun gemak waren met de spin werd hun gevraagd een andere (iets grotere) spin uit te kiezen om te benaderen etc. De hoeveelheid en grootte van de benaderde kruisspinnen verschilde per proefpersoon. 2.4 Design Bij proefpersonen in alle drie de condities werd in week 0 (T0) de AAT, IAT, FSQ, ER, Affective Control Scale (ACS), DASS21, anticipatie BAT, BAT en Computation Span Task (CST) afgenomen. Vervolgens ontving de behandelconditie (BC) 4-5 dagen na T0 de behandeling, gevolgd door een nameting (T1) 2 tot 3 dagen na behandeling (precies 1 week na T0). De nameting bestond uit dezelfde meetinstrumenten als de meting op T0 met uitzondering van de ACS, DASS21 en CST en de DASS21. 8 weken na T1 vond voor de 15

16 behandelconditie (BC) de follow up meting (T3) plaats, deze meting bestond uit dezelfde meetinstrumenten als T1. De wachtlijst behandel controle conditie (WLBCC) wachtte na T0 één week, waarna T1 (tussenmeting) plaatsvond voor het controleren van test-hertesteffecten. T1 voor de WLBCC bestond uit de AAT, IAT, FSQ en de ER. Vervolgens ontving de WLBCC 4-5 dagen na T1 de behandeling, gevolgd door een nameting (T2) 2 tot 3 dagen na behandeling (precies 1 week na T1). De nameting (T2) bestond uit dezelfde meetinstrumenten als de meting op T0 met uitzondering van de CST en de DASS21. 8 weken na T2 vond voor de WLBCC de follow up meting (T3) plaats, welke gelijk was aan T2. Zie Figuur 1 voor schematische weergave van het onderzoeksdesign. De ACS en CST werden afgenomen in kader van ander onderzoek en zullen hier verder niet meer besproken worden. Figuur 1. Design behandelstudie 16

17 2.5 Procedure Voor de eerste meting werden de personen die hadden gereageerd op de advertentie over spinnenangst, random aan een van de twee behandelcondities toegewezen. Randomiseren gebeurde al voor de eerste meting in verband met het inplannen van de behandeling bij PsyPoli. Na het randomiseren werd er contact opgenomen met de proefpersonen en werden de meetmomenten en behandeling ingepland. Na binnenkomst bij de eerste meting werd de proefpersonen een informatiebrochure over het onderzoek gegeven en werd informed consent gevraagd. Vervolgens werd mondeling een medische screening (zie Bijlage 6.5) afgenomen bij de proefpersonen, dit gebeurde om eventueel afwijkende resultaten in de fysiologische data te kunnen verklaren. Hierna werden de AAT en de IAT afgenomen op de computer. Voor beide taken gold dat de proefleider bij de oefenblokken aanwezig was in de kamer en de proefpersoon mondelinge instructies gaf om er zeker van te zijn dat mensen de instructies hadden begrepen, tijdens de testblokken was de proefleider niet aanwezig. Hierna werd de apparatuur voor het meten van hartslag aangesloten. Na aansluiting van apparatuur werd een baselinemeting van de hartslag staand gemeten terwijl proefpersonen vijf minuten naar een neutrale film (Hannan, 1999) keken. Daarna werden de proefpersonen gevraagd een aantal vragenlijsten in te vullen (ER, ACS, FSQ en DASS21). Hierna werd apparatuur voor het meten van huidgeleiding aangesloten. Vervolgens volgde een tweede baselinemeting, waarbij proefpersonen zittend vijf minuten naar een neutrale film (Hannan, 1999) keken. Daarna vond de anticipatie BAT plaats. Na de anticipatie BAT werden de huidgeleidingselektroden verwijderd en vond de BAT plaats. Na de BAT werden de elektroden om de hartslag te meten verwijderd en kregen de proefpersonen een korte pauze van vijf minuten, gevolgd door een werkgeheugentaak (CST). Tot slot vond er nog een exitinterview plaats (zie Bijlage 6.11). 17

18 Terwijl de proefpersonen naar de neutrale film keken, scoorde de proefleider de FSQ. Op basis van de score van proefpersonen op de FSQ tijdens de eerste meting (T0) werd bepaald of proefpersonen in de behandelcondities (BC/WLBCC) angstig genoeg waren om deel te nemen aan het vervolgonderzoek (FSQscore 70). Aan het eind van de eerste meetsessie kregen proefpersonen in de NACC hun proefpersoonpunten/geld. Proefpersonen in de BC/WLBCC kregen te horen of ze wel of niet aan verder onderzoek konden deelnemen. Indien hun FSQ score lager dan 70 was, konden de proefpersonen niet deelnemen aan de verdere studie en kregen ze 2 proefpersoonpunten/14 euro (hun data werd niet gebruikt in het onderzoek). Indien hun FSQ score groter of gelijk aan 70 was, werd de datum voor de exposure behandeling nog een keer bevestigd bij de proefpersoon. Vervolgens werden ze gevraagd om op twee (BC) of drie (WLBCC) verschillende momenten terug te komen voor metingen. Aan het einde van het laatste meetmoment werd aan proefpersonen in de BC/WLBCC hun proefpersoonpunten/geld gegeven. 18

19 3. Resultaten 3.1 Data bewerking en outliers Van de 29 proefpersonen in de NACC, zijn 12 proefpersonen geëxcludeerd op basis van hun FSQ-score. De gegevens van deze proefpersonen zijn niet meegenomen in de analyses. Van de zeven proefpersonen in de BC zijn twee proefpersonen geëxcludeerd op basis van hun FSQ-score. Uiteindelijk bleven er 26 proefpersonen (17 in de NACC, 4 in de WLBCC en 5 in de BC) over. Van de 17 proefpersonen in de NACC waren er 12 vrouwen en 5 mannen, de WLBCC bestond geheel uit vrouwen en in de BC was er één man en vier vrouwen. Voor de analyses zijn enkel de gegevens van de voor-, tussen- en nameting gebruikt, er waren van te weinig proefpersonen follow up data beschikbaar voor analyse. Hieronder wordt vervolgens voor de expliciete en impliciete maten en voor vermijdingsgedrag besproken hoe de data is bewerkt. Voor de expliciete beoordelingen van valentie en bedreiging van spinnen en vlinders is een ER-index berekend. Eerst is gerapporteerde valentie van spinnen afgetrokken van de gerapporteerde valentie van vlinders. Vervolgens is gerapporteerde bedreiging van vlinders afgetrokken van gerapporteerde bedreiging van spinnen. Zo ontstaat er één score voor valentie en één score voor bedreiging. De ER-index is uiteindelijk bepaald door het gemiddelde te berekenen van deze scores voor valentie en bedreiging, waarbij een positieve ER-index betekent dat spinnen als negatiever/bedreigender worden beoordeeld ten opzichte van vlinders. Voor het berekenen van een algemene angstscore zijn alleen de items van de angstschaal van de DASS21 meegenomen. Het betreft items 2,4,7,9,15,19 en 20 (zie Bijlage 6.9). Hogere scores op de angstschaal van de DASS21 duidden op een hogere zelfgerapporteerde angstige staat (trait anxiety). 19

20 De Approach Avoidance Task (AAT) data is opgeschoond door de oefentrials, de trials met een reactietijd (RT) groter dan 1500 ms, en de foute trials in de testblokken te verwijderen. Vervolgens is een AAT-index berekend door de mediaan van de congruente trials (vermijden van spinnen en benaderen van vlinders) af te trekken van de mediaan van de incongruente trials (benaderen van spinnen en vermijden van vlinders). Positieve scores op de AAT-index betekenen dat mensen sneller zijn in het vermijden van spinnen en benaderen van vlinders dan vice versa. Oftewel: positieve scores op de AAT-index duiden op een automatische vermijdingstendens voor spinnen ten opzichte van vlinders. De Implicit Association Task (IAT) data is opgeschoond door de eerste twee trials van ieder testblok en de trials met fouten te verwijderen. Vervolgens werden RT sneller dan 300ms en langzamer dan 3000ms veranderd in respectievelijk 300ms en 3000ms, dit levert een ruwe IAT score op. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van ruwe IATscores in plaats van Log-IAT scores, dit in tegenstelling tot voorgaand onderzoek (Greenwald, McGhee & Schwartz, 1998). Vervolgens is een IAT-index berekend door de gemiddelde RT van de congruente trials (spin plaatje en negatief woord, vlinder plaatje en positief woord) af te trekken van de gemiddelde reactietijd van de incongruente trials (spin plaatje en positief woord, vlinder plaatje en negatief woord). Hoe positiever het getal, des te negatiever de automatische evaluatie van spinnen ten opzichte van vlinders. Oftewel, positieve scores op de IAT-index duiden op sterkere negatieve automatische evaluaties voor spinnen ten opzichte van vlinders. Iedere voltooide stap op de Behavioral Approach Task (BAT) leverde één punt op. Hoe hoger de score op de BAT, hoe dichterbij de spin benaderd werd en dus hoe minder vermijdingsgedrag de proefpersoon vertoonde. Verder zijn outliers opgespoord. Outliers kunnen de gemiddelden sterk beïnvloeden en het is dus belangrijk deze outliers te verwijderen. Voor de FSQ, ER, DASS21, AAT, IAT, 20

21 CST en BAT is het gemiddelde per meetmoment berekend en waardes drie standaardafwijkingen boven of onder het gemiddelde zijn verwijderd. Dit leidde tot het verwijderen van de resultaten van de DASS21 van één proefpersoon. Vervolgens werd voor iedere groep werd de gemiddelde score en de bijbehorende standaardafwijking berekend op de voor-, tussen- en nameting, zie Tabel 1. Tabel 1 Gemiddelden en standaard deviaties (SD) voor demografische gegevens en impliciete, expliciete, werkgeheugen en gedrags metingen ingedeeld naar groep Voormeting Tussenmeting Nameting NACC WLBCC BC WLBCC WLBCC BC Leeftijd 21.0 (2.3) 21.8 (2.5) 20.8 (2.0) Studiejaar 2.1 (1.0) 2.3 (0.5) 2.4 (1.1) DASS (3.7) 5.8 (6.9) 4.0 (3.8) FSQ 28.2 (8.2) 90.5 (6.0) 95.2 (6.8) 99.2 (7.0) 70.8 (30.0) 58.6 (7.2) ER-index 2.0 (1.1) 5.0 (1.1) 4.1 (0.9) 4.9 (0.6) 4.0 (1.8) 2.8 (0.8) AAT (54.7) 40.0 (44.0) 3.6 (24.9) 18.3 (17.7) (58.8) 15.1 (55.0) IAT 0.20 (0.1) 0.3 (0.1) 0.4 (0.0) 0.2 (0.1) 0.2 (0.0) 0.2 (0.1) BAT 7.7 (0.6) 4.0 (1.6) 4.5 (1.9) 6.5 (1.9) 6.0 (2.0) Noot. NACC = niet angstige controle conditie; WLBCC = wachtlijst behandel controle conditie; BC = behandel conditie. FSQ = Fear of Spiders Questionnaire; ER-index = Expliciete Ratings index; DASS21 = Depression Anxiety Stress Scale 21, angstitems; AAT = Approach- Avoidance Task; IAT = Implicit Association Task; BAT = Behavioral Approach Task; OspanScore = maat voor werkgeheugencapaciteit. 3.2 Statistische analyses De analyses zijn op te delen in een cross-sectioneel deel en een longitudinaal deel. In het cross-sectionele deel werd gecontroleerd of de drie condities niet van elkaar verschilden wat betreft belangrijke demografische gegevens. Ook werd gecontroleerd dat de behandelcondities wel van de controleconditie verschilden op impliciete maten, expliciete 21

22 maten en vermijdingsgedrag, maar dat de behandel condities onderling niet van elkaar verschilden op deze maten. In het longitudinale deel zijn de kortetermijneffecten van een éénsessie exposure behandeling op impliciete en expliciete attitudes voor spinnen onderzocht Cross-sectionele analyses Om te onderzoeken of de drie condities van elkaar verschillen op de voormeting, werden er negen eenwegs ANOVA s uitgevoerd met conditie (BC, WLBCC, NACC) als onafhankelijke variabele en leeftijd, studiejaar en de scores op de FSQ, ER, DASS21, AAT, IAT, BAT als afhankelijke variabelen. Wanneer het hoofdeffect voor conditie significant bleek, werden met twee Helmert s contrasten follow-up analyses uitgevoerd. Middels het eerste contrast werd getoetst of beide behandelcondities (BC en WLBCC) significant verschilden van de controle conditie (NACC) op de afhankelijke variabelen. Met het tweede contrast werd getoetst of de BC en de WLBCC significant van elkaar verschilden op de afhankelijke variabelen. Demografische gegevens, algemene angst en expliciete maten voor spinnenangst Zoals verwacht verschilden de drie condities niet wat betreft geslacht χ 2 (2, N = 26) = 1.61, p =.45, leeftijd F(2, 25) = 0.33, p =.72 en studiejaar F(2, 23) = 0.02, p =.98. In lijn der verwachting verschilden condities niet van elkaar wat betreft DASS-21 angstschaal scores, F(2, 25) = 1.26, p =.30, maar wel in scores op FSQ, F(2, 25) = , p <.001 en ER-index, F(2, 25) = 18.48, p <.001. Proefpersonen in de behandelcondities (WLBCC/BC) scoorden significant hoger dan proefpersonen in de controle conditie (NACC) op FSQ, t(23) = 20.05, p <.001 en ER-index, t(23) = 6.05, p <.001. Proefpersonen in de 22

23 behandelcondities verschilden niet van elkaar op beide maten, t FSQ (23) = -1.24, p =.23 en t ERindex(23) = 1.15, p =.26. Impliciete maten voor spinnenangst Voor de impliciete maten bleek dat de drie condities tegen verwachting in niet van elkaar verschilden op de AAT-index, F(2, 24) = 1.46, p =.26. Voor de IAT-index bleek dat de drie condities wél van elkaar verschilden, F(2, 25) = 5.72, p =.01. Proefpersonen in de behandelcondities scoorden significant hoger dan proefpersonen in de controleconditie t(23) = 3.00, p <.01, terwijl de behandelcondities niet onderling van elkaar verschilden, t(23) = -1.29, p =.21. Vermijdingsgedrag Zoals verwacht verschilden de drie condities van elkaar wat betreft score op de BAT, F(2, 23) = 24.00, p <.001. Proefpersonen in de behandelcondities scoorden significant hoger dan proefpersonen in de controleconditie, t BAT (21) = -6.91, p <.001, terwijl de behandelcondities niet onderling van elkaar verschilden, t BAT (21) = -0.63, p =.54. Correlaties tussen meetinstrumenten Voor de keuze van de juiste correlatiemaat is het nodig om te weten of de data normaal verdeeld zijn. Middels een Kolmogorov-Smirnov toets is getest of de data op de voormeting normaal verdeeld waren in de drie groepen. Op T0 bleken de data voor de ER (D(26) = 0.09, p =.20), AAT (D(25) = 0.11, p =.20) en de IAT (D(26) = 0.12, p =.20) normaal verdeeld. De data voor de FSQ (D(26) = 0.25, p <.001), DASS21-angstschaal (D(26) = 0.24, p <.001) en voor de BAT (D(24) = 0.28, p <.001) bleken echter niet normaal 23

24 verdeeld. Aangezien niet alle data normaal verdeeld waren zijn Spearman s correlaties gebruikt. Tabel 2 laat de correlaties tussen de verschillende meetinstrumenten zien. Zoals verwacht was er een significante, negatieve correlatie tussen expliciete maten voor spinnenangst (FSQ, ER) en vermijdingsgedrag op de gedragstaak (BAT). Hoe hoger de score op de zelf-gerapporteerde spinnenangst (FSQ) des te hoger het vermijdingsgedrag (lagere score op de BAT) voor spinnen. Ook bleek des te hoger de expliciete beoordelingen voor spinnen (ER-index), des te hoger het vermijdingsgedrag (lagere score op de BAT). Ook was er een significante positieve correlatie tussen de expliciete maten voor spinnenangst (FSQ, ER) en de score op de IAT. Hoe hoger de zelf gerapporteerde spinnenangst (FSQ) en expliciete negatieve beoordelingen voor spinnen (ER-index), des te hoger de negatieve automatische evaluatie van spinnen (IAT). De FSQ en DASS-21 bleken ook onderling positief samen te hangen. Hoe hoger de zelf gerapporteerde spinnenangst (FSQ), des te hoger de angstige staat (DASS-21). De FSQ bleek ook positief samen te hangen met de ER-index, des te hoger de zelf gerapporteerde spinnenangst (FSQ) des te hoger de expliciete beoordelingen voor spinnen (ER-index). Tabel 2 Spearman s correlaties op T0 tussen FSQ, ERindex, DASS-21 (angstschaal), AATscores, IATscores, en BATscores ER-index DASS-21 AAT IAT BAT FSQ 0.8** 0.5* ** - 0.8** ER-index * ** DASS angstschaal AAT IAT Noot. * = significante correlatie met p =.05, ** = significante correlatie met p =.01 24

25 3.3 Longitudinale analyses Korte termijn effecten van behandeling Aangezien er weinig proefpersonen in de behandelcondities zitten (4 in de WLBCC en 5 in de BC) moeten de volgende analyses beschouwd worden als exploratieve analyses. Om te kijken in hoeverre de scores op de verschillende maten zijn veranderd na de behandeling werden vijf repeated measures ANOVA s uitgevoerd met de scores op de FSQ, ER, AAT, IAT en BAT als afhankelijke variabelen. Voor deze analyses zijn scores op de voormeting (T0) vergeleken met scores op de nameting (T2 voor WLBCC, T1 voor BC). De resultaten laten zien dat er een significant verschil is tussen de scores van de FSQ vóór en na behandeling, F(1, 8) = 19.63, p <.01: de scores van de FSQ op de nameting zijn lager dan op de voormeting. Ook blijkt dat er een significant verschil is tussen de hoogte van de ER-index vóór en na behandeling, F(1, 8) = 12.61, p <.05: de ER-index is hoger op de voormeting dan op de nameting. Voor de impliciete maten geldt dat er geen significant verschil is tussen de scores op de AAT-index vóór en na behandeling, F(1, 8) = 0.90, p =.37. Er bleek wel een significant verschil tussen de hoogte van de IAT-index vóór en na behandeling, F(1, 8) = 21.14, p <.05: de IAT-index is hoger op de voormeting dan op de nameting. Voor de BAT bleek tot slot een significant verschil tussen de score op de vóór en na behandeling, F(1, 7) = 24.74, p <.05: de score op de BAT is hoger op de nameting dan op de voormeting. Om uit te sluiten dat bovenstaande behandeleffecten enkel gevonden zijn, doordat een test voor de tweede keer wordt afgenomen (zogenoemde test-hertest effecten), werden er vier 2 (Conditie: BC, WLBCC) x 2 (Meetmoment: T0 en T1) mixed ANOVA s uitgevoerd met de scores op de FSQ, ER, AAT en IAT als afhankelijke variabelen. In deze analyses was conditie de tussenproefpersonen factor en meetmoment de binnenproefpersonenfactor. Voor deze 25

26 analyses zijn scores op de voormeting (T0) vergeleken met scores op T1 (tussenmeting voor WLBCC, nameting voor BC). De resultaten lieten voor de FSQ een significant hoofdeffect voor meetmoment zien, F(1, 7) = 26.40, p <.01, de scores zijn op T1 lager dan op T0. Ook was er een significant hoofdeffect voor conditie F(1, 7) = 22.45, p <.01, de scores in de WLBCC zijn hoger dan de scores in de BC. Verder bleek er een significant interactie-effect voor meetmoment x conditie, F(1, 7) = 66.77, p <.001. In de BC is de score op de FSQ afgenomen ten opzichte van WLBCC, zie Figuur 2. T-toetsen om het interactie-effect te onderzoeken wezen uit dat er een significant verschil was tussen de BC en de WLBCC op T1, t(7) = 8.50, p <.001, hoewel er op T0 nog geen verschil tussen de groepen was, t(7) = -1.46, p =.19. Figuur 2. Gemiddelde scores voor FSQ op T0 en T1 voor beide behandelcondities. Voor de ER-index bleek een significant hoofdeffect voor meetmoment, F(1,7) = 10.68, p <.05, de scores zijn op T1 lager dan op T0. Ook was er een significant hoofdeffect voor conditie, F(1,7) = 7.94, p <.05, de scores in de WLBCC zijn hoger dan in de BC. Verder bleek er een significant interactie-effect voor meetmoment x conditie zien, F(1,7) = 7.47, p =.03. In de BC is de ER-index sterker afgenomen ten opzichte van de WLBCC, zie 26

27 Figuur 1. T-toetsen om het interactie-effect te onderzoeken wezen uit dat er een significant verschil tussen de BC en de WLBCC op T1, t(7) = 4.10, p <.001, hoewel er op T0 nog geen verschil tussen de groepen was, t(7) = 1.31, p =.23. Figuur 3. Gemiddelde scores voor ER-index op T0 en T1 voor beide behandelcondities. Uit de analyses van de AATscores bleek geen significant hoofdeffect van meetmoment, F(1,7) = 0.08, p =.78 en conditie, F(1,7) = 1.06, p =.34. Het interactie-effect tussen meetmoment en conditie was ook niet significant, F(1,7) = 0.88, p =.38. Zie Figuur 4. Figuur 4. Gemiddelde scores voor AAT-index op T0 en T1 voor beide behandelcondities. 27

28 Uit de analyses van de IATscores bleek een significant hoofdeffect voor meetmoment, F(1,7) = 16.33, p <.01. De scores zijn op T1 lager dan op T0. Er bleek geen hoofdeffect voor conditie, F(1,7) = 0.035, p =.86, de scores van de WLBCC bleken niet te verschillen van de scores van de BC. Daarentegen bleek er wel een significant interactie-effect te zijn voor meetmoment x conditie, F(1,7) = 8.52, p =.02. In de BC is de score op de IAT na behandeling sterker afgenomen dan in de WLBCC, zie Figuur 5. In de figuur is te zien dat de twee condities op T0 van elkaar lijken te verschillen in IAT-score. T-toetsen om het interactie-effect te onderzoeken wezen uit dat er echter, zowel op T0 (t(7) = -1.43, p = 0.24) als T1 (t(7) = 1.49, p =.18) geen significant verschil was tussen de BC en de WLBCC. Figuur 5. Gemiddelde scores voor de IAT op T0 en T1 voor beide behandelcondities Lange termijn effecten van behandeling Op het moment van analyse waren van sommige proefpersonen nog geen follow up data beschikbaar en van sommige proefpersonen kon de follow up data niet worden meegenomen 28

29 in verband met procedure fouten. Er is kortom te weinig data beschikbaar om uitspraken te doen over lange termijn effecten van behandeling. 29

30 4. Discussie In deze studie werd onderzocht of impliciete en expliciete attitudes voor spinnen gevoelig zijn voor verandering door behandeling. Specifiek is gekeken naar de invloed van een één-sessie exposure behandeling voor spinnenangst op de impliciete en expliciete attitudes voor spinnen op korte en lange termijn. Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden was het een vereiste dat de drie condities voor behandeling niet van elkaar verschilden wat betreft algemene kenmerken maar wel wat betreft spinnenangst. Voorafgaand aan de behandeling bleken proefpersonen in de behandelcondities en de controleconditie inderdaad niet van elkaar te verschillen op demografische kenmerken en algemene angst. Zoals verwacht vertoonden proefpersonen in de behandelcondities voor behandeling wel meer zelfgerapporteerde spinnenangst, negatieve expliciete attitudes voor spinnen, automatische negatieve evaluaties en overt vermijdingsgedrag voor spinnen dan proefpersonen in de controleconditie. Tegen de verwachting in verschilden proefpersonen in de drie condities echter niet van elkaar wat betreft impulsieve vermijdingstendensen. Expliciete attitudes voor spinnen bleken, conform verwachting, gevoelig voor verandering door behandeling. Voor zowel zelf gerapporteerde spinnenangst als voor negatieve expliciete beoordelingen van spinnen gold dat de scores na behandeling lager waren dan vóór behandeling. De één-sessie exposure behandeling bleek ook effect gehad te hebben op vermijdingsgedrag. Proefpersonen toonden na de behandeling minder vermijdingsgedrag voor spinnen dan vóór de behandeling. Voor de impliciete maten waren de resultaten niet eenduidig. Voor negatieve automatische evaluaties voor spinnen gold dat er bij proefpersonen na de behandeling minder negatieve evaluaties aanwezig waren dan vóór de behandeling. Impulsieve vermijdingstendensen bleken echter, tegen verwachtingen in, niet gevoelig voor verandering door behandeling: proefpersonen lieten geen verschil zien in impulsief vermijdingsgedrag na de behandeling in vergelijking met vóór de behandeling. 30

31 Voor zelf gerapporteerde spinnenangst, negatieve expliciete beoordelingen van spinnen en automatische negatieve evaluaties van spinnen kan worden uitgesloten dat gevonden verbeteringen enkel komen door test-hertest effecten. Voor deze drie maten gold dat de behandeling duidelijk iets toevoegde boven op het (eventuele) effect van het twee keer afnemen van de test. Voor negatieve evaluaties gold echter wel dat de twee behandelcondities op T1 niet van elkaar verschilden op deze maat, hoewel de afname in de BC groter was dan in de WLBCC. Dat er op T1 geen verschil werd gevonden is mogelijk te verklaren door het nietsignificante, maar toch licht aanwezige, verschil in negatieve automatische evaluaties tussen de twee behandelcondities vóór de behandeling. De resultaten moeten dus met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Voor impulsieve vermijdingstendensen is er in de huidige studie geen effect gevonden, dus is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over eventuele test-hertest effecten. Dat er in deze studie geen effect van exposure behandeling op de impulsieve vermijdingstendensen is gevonden kan een aantal oorzaken hebben. Ten eerste is het mogelijk dat er geen effect is gevonden omdat onze versie van de AAT niet stimulus-specifiek was. In het huidige onderzoek werd proefpersonen gevraagd naar de stimulus (plaatje) toe te bewegen/van de stimulus af te bewegen met de muis afhankelijk van de oriëntatie (horizontaal of verticaal) van de stimulus. Het is mogelijk dat als proefpersonen gevraagd zouden worden naar de stimulus toe te bewegen/van de stimulus af te bewegen afhankelijk van de inhoud (spin of vlinder) van de stimulus er sterkere effecten gevonden zouden worden omdat de proefpersonen dan meer letten op de inhoud. Rinck en Becker (2007) vonden echter dat hoog-spinangstigen sneller op spinnenplaatjes reageerden door ze weg te duwen dan naar zich toe te halen (in dit onderzoek werd een joystick gebruikt i.p.v. de pijltjes op het toetsenbord), zelfs wanneer de inhoud van de plaatjes taak-irrelevant was. Het lijkt er dus toch niet op te wijzen dat het een probleem is dat de AAT niet stimulus-specifiek was. 31

32 Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van effect op de impulsieve vermijdingstendensen is de in dit onderzoek gebruikte contrast categorie. Het is mogelijk dat plaatjes van vlinders ook vermijdingsgedrag uitlokken bij hoog-spinangstigen, gezien de overeenkomsten tussen vlinders en spinnen (beide insecten). Uit eerder onderzoek waarin gebruik is gemaakt van vlinders als contractcategorie is echter wel een afname gevonden in impulsieve vermijdingsbias (Rinck & Becker, 2007; Reinecke et al., 2012). Vlinders als contrast categorie zou dus moeten werken. Tot slot is het mogelijk dat het aantal trials gebruikt in dit onderzoek niet genoeg is om impulsieve vermijdingstendensen te meten. In onderzoek waar wél een resultaat gevonden werd op de impulsieve vermijdingstendensen zijn meer trials gebruikt. In dit onderzoek zijn er 128 testtrials gebruikt, in het onderzoek van Rinck & Becker en van Reinecke et al. (waar een effect werd gevonden van behandeling op de impulsieve vermijdingstendensen) werden er meer trials gebruikt, respectievelijk 320 en 256 testtrials. In vervolgonderzoek zou er gebruikt gemaakt moeten worden van meer trials. Naast dat het mogelijk is dat er niet genoeg trials in de AAT zijn gebruikt voor het meten van impulsieve vermijdingstendensen, is het ook mogelijk dat een één-sessie exposure behandeling niet krachtig genoeg is om automatische reacties te veranderen. Uit voorgaand onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van een uitgebreidere exposure therapie werd wél een afname in impulsieve vermijdingstendensen (Reinecke et al., 2012) en negatieve evaluaties (Teachman & Woody, 2003) gevonden. In deze studies bestond exposure therapie uit drie sessies, waarin de rationale van de behandeling werd uitgelegd, psycho-educuatie werd gegeven en uitgebreide graduele exposure plaatsvond. Voor volgend onderzoek wordt het aangeraden om een uitgebreidere vorm van exposure te gebruiken om automatische reacties sterker te kunnen veranderen. Exposure behandeling lijkt naar aanleiding van dit onderzoek eerder in te grijpen op het reflectieve systeem dan het impulsieve systeem: de expliciete maten veranderden door 32

33 behandeling, terwijl de resultaten voor de impliciete maten niet eenduidig bleken. Voor expliciete attitudes voor spinnen kan er gezegd worden dat exposure therapie leidde tot een verbetering. Zoals eerder gesteld, wordt psychopathologie volgens dual process modellen gezien als een gevolg van een disbalans tussen beide systemen: het reflectieve systeem oefent weinig controle uit over het impulsieve systeem, waardoor het impulsieve systeem de overhand krijgt en voornamelijk het gedrag bepaalt (Salemink & Wiers, 2011). In de huidige studie lijkt exposure behandeling vooral het reflectieve systeem te versterken. Dit leidt mogelijk tot een betere regulatie van het impulsieve systeem en dus tot een afname in psychopathologisch gedrag (in dit geval: vermijdingsgedrag). Het psychopathologisch gedrag zal na een behandeling nooit helemaal afgenomen zijn en negatieve impliciete attitudes na behandeling zijn mogelijk een kwetsbaarheidsfactor voor terugval bij follow up. Zo bleek uit onderzoek door Vasey, Harbaugh, Buffington, Jones en Fazio (2012) dat bij mensen met angst voor spreken in het openbaar, residuele impliciete attitudes na behandeling, het terugkeren van angst voorspelden bij 1-maand follow up. Dit is echter nog niet aangetoond bij spinnenangst. Er is namelijk reeds gebleken dat negatieve expliciete attitudes voor spinnen na de behandeling vermijdingsgedrag bij follow up voorspelden (Huijding & de Jong, 2009), maar dit is echter nog niet gevonden voor negatieve impliciete attitudes voor spinnen na behandeling (Huijding & de Jong, 2009). Er is dus meer onderzoek nodig naar de voorspellende waarde van impliciete attitudes. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan verschillende tekortkomingen in deze studie. Ten eerste ontbraken in deze studie behandeleffecten op de AAT. Dit is, zoals hiervoor besproken, mogelijk te wijten aan het aantal trials van de AAT wat in dit onderzoek is gebruikt. Voor toekomstig onderzoek wordt aangeraden om gebruik te maken van meer trials in de AAT, zodat impulsieve vermijdingstendensen beter worden gemeten en er een onderscheid gemaakt kan worden tussen hoog- en laag spinangstigen. In de huidige studie kon 33

34 er op de voormeting al geen onderscheid gemaakt kon worden tussen hoog en laagspinangstigen wat betreft impulsieve vermijdingstendensen en is het effect van exposure behandeling op deze tendensen niet te onderzoeken en kunnen er dus geen uitspraken over worden gedaan. Ten tweede is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een één-sessie exposure behandeling. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om gebruik te maken van een uitgebreidere vorm van exposure behandeling met meerdere sessies. Ook is er in deze studie gebruik gemaakt van een kleine steekproef. Er kunnen slechts exploratieve uitspraken gedaan worden over de korte termijn effecten van behandeling en er was van te weinig proefpersonen follow up data beschikbaar om überhaupt uitspraken te doen over lange termijn effecten en de voorspellende waarde van residuele impliciete attitudes. Aangezien er drie partijen (proefpersoon, behandelaar, proefleider) betrokken zijn bij het maken van een afspraak, bleek het inplannen van proefpersonen, in verband met de nauwkeurigheid van de datum en tijdstippen van de meetmomenten, lastiger dan verwacht. Voor een volgende studie is het aanbevolen om een langere periode in te plannen voor het testen van proefpersonen en gebruik te maken van meerdere behandelaars die de training geven (in deze studie was er steeds slechts één behandelaar van PsyPoli beschikbaar). Naast korte termijn effecten, is het voor een toekomstig onderzoek ook interessant om te onderzoeken of de effecten van exposure therapie ook aanhouden op lange termijn. De literatuur is daar tot nu toe nog niet eenduidig over. Sommige studies vinden dat veranderingen in impliciete en expliciete attitudes na de behandeling bij follow up van twee maanden blijven bestaan (Teachman & Woody, 2003), terwijl andere studies aantonen dat deze veranderingen niet blijven bestaan (Huijding & de Jong, 2009). Ook de hiervoor besproken voorspellende waarde van residuele attitudes is een interessant punt voor vervolgonderzoek. 34

35 Kortom, er is bevestiging gevonden voor het idee dat expliciete attitudes voor spinnen kunnen veranderen door exposure behandeling. Ook vermijdingsgedrag bleek gevoelig voor verandering door behandeling. Voor de verandering door behandeling van impliciete attitudes zijn de resultaten niet eenduidig: automatische evaluaties voor spinnen bleken minder negatief na de behandeling in vergelijking met vóór de behandeling, hoewel deze resultaten met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Automatische vermijdingstendensen bleken echter niet gevoelig voor verandering door behandeling, maar er zijn hier geen conclusies aan te verbinden omdat de drie groepen op de voormeting reeds niet van elkaar verschilden in vermijdingstendensen. Alle uitkomsten in dit onderzoek moeten beschouwd worden als exploratieve uitkomsten en er is meer onderzoek nodig naar de invloed van behandeling op de expliciete en impliciete attitudes om definitieve uitspraken te kunnen doen over de invloed van een één-sessie exposure behandeling voor spinnenangst. 35

36 5. Literatuurlijst Barlow, D. H. (2002). Anxiety and it s disorders: the nature and treatment of anxiety and panic. New York: Guilford Press. Beck, A. T. (1976). Cognitive theory and the emotional disorders. New York: International Universities Press. Beck, A. T., & Clark, D. A. (1997). An information processing model of anxiety: automatic en strategic processes. Behavior Research and Therapy, 35, Crawford, J. R., & Henry, J. D. (2003). The depression anxiety stress scales (DASS): Normative data and latent structure in a large non-clinical sample. British Journal of Clinical Psychology, 42, Ellwart, T., Rinck, M., & Becker, E. S. (2006). From fear to love: Individual differences in implicit spider associations. Emotion, 6, Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of Personality and Social Psychology, 6, Hannan, D. Producer (1999). Coral sea dreaming. [Motion Picture]. Mountain Lakes, NJ: Mill Reef Entertainment/DVD International. Henry, J. D., & Crawford, J. R. (2005). The short form version of the depression anxiety stress scales (DASS21): construct validity and normative data in a large non-clinical sample. Hofmann, W., Friese, M., & Strack, F. (2009). Impulse and self-control from dual-systems perspective. Perspective on Psychological Science, 4,

37 Huijding, J., & de Jong, P. J. (2006). Specific predictive power of automatic spider-related affective associations for controllable and uncontrollable fear responses towards spiders. Behaviour Research and Therapy, 44, Huijding, J., & de Jong, P. J. (2007). Beyond fear and disgust: the role of (automatic) contamination-related associations in spider phobia. Journal of Behavioral Therapy, 38, Huijding, J., & de Jong, P. J. (2009). Implicit and explicit attitudes towards spiders: Sensitivity to treatment and predictive value for generalization of treatment effects. Cognitive Therapy and Research, 33, Jong, P. J. de, & Keijsers, G. P. J. (2004). Protocollaire behandeling van patiënten met een specifieke fobie: Eén-sessie exposure in vivo. Protocollaire behandelingen in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Deel 2, Krieglmeyer, R., & Deutsch, R. (2010). Comparing measures of approach-avoidance behaviour: the manikin task vs. two versions of the joystick task. Cognition and Emotion, 24, Lane, K. A., Banaji, M. R., Nosek, B. A., & Greenwald, A. G. (2007). Understanding and using the implicit association test: IV. Implicit Measures of Attitudes, The Guilford Press. Lovibond, P. F., & Lovibond, S. H. The structure of negative emotional states: comparison of the Depression Anxiety Stress Scales (DASS) with the Beck Depression and Anxiety Inventories. Behaviour Research and Therapy, 3, Muris, P., & Merkelbach, H. (1996). A comparison of two spider fear questionnaires. Journal of Behavioral Therapy and Experimental Psychiatry, 27,

38 Reinecke, A., Becker, E. S., & Rinck, M. (2010). Test-retest reliability and validity of three indirect tests assessing implicit threat associations and behavioural response tendencies. Journal of Psychology, 218, Reinecke, A., Soltau, C., Hoyer, J., Becker, E. S., & Rinck, M. (2012). Treatment sensitivity of implicit threat evaluation, avoidance tendency and visual working memory bias in specific phobia. Journal of Anxiety Disorders, 26, Rinck, M., & Becker, E. S. (2007). Approach and avoidance in fear of spiders. Journal of Behavior Therapy, 38, Salemink, E., & Wiers, R. W. (2012). Adolescent threat-related interpretive bias and its modification: The moderation role of regulatory control. Behaviour Research and Therapy, 50, Smith, E.R., & DeCoster, J. (2000). Dual-process models in social and cognitive psychology: conceptual integration and links to underlying memory systems. Personality and Social Psychology Review, 4, Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behavior. Personality and Social Psychology Review, 8, Teachman, B. A., Gregg, A. P., & Woody, S. R. (2001). Implicit associations for fear-relevant stimuli among individuals with snake and spider fears. Journal of Abnormal Psychology, 110, Teachman, B. A., & Woody, S. R. (2003). Automatic processing in spider phobia: implicit fear associations over the course of treatment. Journal of Abnormal Psychology, 112, Van Bockstaele, B., Verschuere, B., Koster, E. H. W., Tibboel, H., De Houwer, J., & Crombez, G. (2011). Differential predictive power of self report and implicit measures 38

39 on behavioral and physiological fear responses to spiders. International Journal of Psychophysiology, 79, Vasey, M. W., Harbaugh, C. N., Buffington, A. G., Jones, C. R., & Fazio, R. H. (2012). Predicting return of fear following exposure therapy with an implicit measure of attitudes. Behavioral Research and Therapy, 50,

40 Bijlagen 1. Advertentie website UvA voor werving controle conditie (NACC) Voor dit onderzoek zijn wij op zoek naar mensen tussen de 18 en 50 jaar die lichamelijk gezond zijn. Het doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre we gedrag van mensen kunnen voorspellen. Het onderzoek duurt 2 uur. Het onderzoek bestaat uit drie computertaken, het invullen van een aantal vragenlijsten en het uitvoeren van een gedragstaak, terwijl we je hartslag en huidgeleiding meten. Voor deelname aan dit onderzoek ontvang je 2 proefpersoonpunten of 14. Om aan het onderzoek mee te kunnen doen, mag je niet hebben deelgenomen aan de volgende studies: - Weblopen-II (dit studiejaar en vorig studiejaar) - Automatische processen (vorig studiejaar) - Bang voor spinnen? (dit studiejaar) - Help 'n spin! (dit studiejaar) Wil je meedoen, schrijf je in of neem contact op met de proefleider (mail: autogedrag@gmail.com). Wij hopen op jouw reactie! Lotte van Gerven en Marieke Effting 40

41 2. Advertentie website UvA voor werving behandelcondities (WLBCC + BC) Ben je bang voor spinnen? Op dit moment doen we onderzoek met een training om angst voor spinnen te verminderen. Het doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre automatische processen kunnen voorspellen wie goed reageert op een angstreductietraining. Voor het onderzoek zijn we op zoek naar mensen tussen de 18 en 50 jaar die bang zijn voor spinnen. Verder moet je voor het onderzoek lichamelijk en geestelijk gezond zijn. Het onderzoek vindt op vier afzonderlijke dagen plaats en duurt in totaal 8 uur. Voor deelname aan het onderzoek krijg je 8 proefpersoonpunten of een financiële vergoeding van 56 euro. Om aan het onderzoek mee te kunnen doen, mag je niet hebben deelgenomen aan de volgende studies: - Weblopen-II (dit en vorig studiejaar) - Automatische processen en gedrag(dit en vorig studiejaar) - Help 'n spin! (dit studiejaar) Als je onderaan klikt op "Ik wil meedoen!" en vervolgens "Klik hier voor een afspraak", worden je naam, adres en telefoonnummer automatisch doorgegeven. Je wordt dan gebeld/g d voor een afspraak. Voor meer informatie over het onderzoek kun je bellen ( , Lotte van Gerven) of mailen (bangvoorspinnen@gmail.com). Lotte van Gerven en Marieke Effting 41

42 3. Informatiebrochure controle conditie Informatiebrochure Welkom bij het onderzoek Automatische Processen en Gedrag. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande informatie zorgvuldig door. Doel van het onderzoek We vragen u om deel te nemen aan een onderzoek dat ongeveer twee uur duurt. Het doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre we gedrag van proefpersonen kunnen voorspellen aan de hand van automatische processen. Procedure Vooraf aan het onderzoek beginnen we met een korte medische screening waarbij we u enkele vragen over uw psychische en medische gezondheid stellen. We doen dit omdat bijvoorbeeld het gebruik van bepaalde medicijnen sommige metingen kunnen beïnvloeden. Na de screening vragen we u om een tweetal computertaken uit te voeren. Tijdens deze taken krijgt u plaatjes van spinnen en vlinders te zien en wordt u gevraagd zo snel mogelijk te reageren. De taken zullen later nog specifiek worden uitgelegd. Na de computertaken zal u een aantal vragenlijsten invullen. Daarna volgt een gedragstaak, waarin we kijken hoe dicht u een spin durft te benaderen. Alleen deze taak zal worden opgenomen op video. Dit doen we om het gedrag heel precies te kunnen bepalen. Voorafgaand aan de gedragstaak verrichten we een aantal fysiologische metingen, waarbij we kijken naar hartslag en huidgeleiding. Voor de hartslagmeting worden in totaal zeven elektroden op uw sleutelbeen, borstbeen, onderbuik en rug geplakt. Voor het meten van de huidgeleiding krijgt u twee elektroden om uw vingers. Deze elektroden zijn niet gevaarlijk en niet pijnlijk. Na een pauze van 5 minuten vragen we u ten slotte om een rekentaak op de computer uit te voeren. Hartproblemen Omdat we tijdens het onderzoek hartslag meten, sluiten we voor de zekerheid mensen uit met hartproblemen. We doen dit omdat hartproblemen de metingen kunnen beïnvloeden. Vertrouwelijkheid We willen u erop wijzen dat deelname aan dit onderzoek geheel vrijwillig is en dat u dus op elk moment kunt stoppen zonder opgaaf van reden. De gegevens die tijdens het onderzoek zijn verzameld, worden anoniem en vertrouwelijk verwerkt. Daarnaast kunt u tot 24 uur na deelname besluiten dat uw gegevens niet gebruikt mogen worden voor het onderzoek. Vergoeding Voor deelname aan dit onderzoek krijgt u 2 proefpersoonpunten. Indien u al uw proefpersoonpunten al hebt behaald of het behalen van proefpersoonpunten niet voor u geldt, ontvangt u 14,- na afloop van het onderzoek. Als u het onderzoek voortijdig verlaat heeft dit geen nadelige gevolgen voor uw studie. Uw krijgt dan proefpersoonpunten of geld voor de gevolgde duur van het onderzoek. Nadere inlichtingen Nu u bekend bent met de procedure van het onderzoek kan het zijn dat u niet aan het onderzoek wilt deelnemen. U kunt dat nu aangeven en het onderzoek verlaten. Indien u nog vragen heeft, stelt u deze dan gerust aan de uitvoerende onderzoeker. Mocht u nog verdere informatie willen over het onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de onderzoekleidster van 42

43 het project, mevrouw dr. Marieke Effting, afdeling Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam (telefoon: ; Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer dr. Arnold van Emmerik (telefoon: , A.A.P.vanEmmerik@uva.nl). 4. Informatiebrochure behandel condities 43

44 Informatiebrochure Welkom bij het onderzoek Bang voor spinnen?. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande informatie zorgvuldig door. Doel van het onderzoek We vragen u om deel te nemen aan een onderzoek dat bestaat uit 3 (of 4) meetsessies en een training om angst voor spinnen te verminderen. Het doel van het onderzoek is na te gaan in hoeverre we gedrag van mensen kunnen voorspellen aan de hand van automatische processen. Daarnaast willen we weten of automatische processen voorspellen wie goed reageert op een angstreductietraining voor spinnenangst. Procedure De meetsessies vinden plaats op verschillende dagen en duren elk 2 uur. Als u besluit om mee te doen aan het onderzoek, zal de eerste meetsessie direct plaatsvinden. Tijdens deze eerste meetsessie stellen we aan de hand van criteria vast of u in aanmerking komt voor verdere deelname aan het onderzoek. De training, die maximaal 3 uur duurt, vindt een aantal dagen na de eerste meetsessie plaats. Een aantal dagen later volgt een tweede meetsessie en na 8 weken volgt een derde meetsessie. Omdat we voor onderzoeksdoeleinden een wachtlijst (loting) hanteren, kan het gebeuren dat u na de eerste meetsessie een week moet wachten voordat u echt met het onderzoek begint. In dat geval krijgt u een extra (vierde) meetsessie van een half uur. Het is van het grootste belang dat u aan alle meetsessies en de training deelneemt, anders zijn de data niet bruikbaar voor ons. Meetsessie 1 Vooraf aan de eerste meetsessie beginnen we met een korte medische screening waarbij we u enkele vragen over uw psychische en medische gezondheid stellen. We doen dit omdat bijvoorbeeld het gebruik van bepaalde medicijnen sommige metingen kunnen beïnvloeden. Na de screening vragen we u om een tweetal computertaken uit te voeren. Tijdens deze taken krijgt u plaatjes van spinnen en vlinders te zien en wordt u gevraagd zo snel mogelijk te reageren. De taken zullen later nog specifiek worden uitgelegd. Na de computertaken zal u een aantal vragenlijsten invullen. Daarna volgt een gedragstaak, waarin we kijken hoe dicht u een spin durft te benaderen. Alleen deze taak zal worden opgenomen op video. Dit doen we om het gedrag heel precies te kunnen bepalen. Voorafgaand aan de gedragstaak verrichten we een aantal fysiologische metingen, waarbij we kijken naar hartslag en huidgeleiding. Voor de hartslagmeting worden in totaal zeven elektroden op uw sleutelbeen, borstbeen, onderbuik en rug geplakt. Voor het meten van de huidgeleiding krijgt u twee elektroden om uw vingers. Deze elektroden zijn niet gevaarlijk en niet pijnlijk. Na een pauze van 5 minuten vragen we u ten slotte om een rekentaak op de computer uit te voeren. Training Een aantal dagen na de eerste meetsessie krijgt u een training die bestaat uit een exposure sessie. Tijdens deze training gaat u onder begeleiding van een behandelaar langzaam maar zeker steeds moeilijker situaties opzoeken. Hiervoor stelt u aan het begin van de training samen met de behandelaar een zogenaamde angsthiërarchie op. Vervolgens begint u met de makkelijkste stap, totdat uw angst is afgenomen. Hierna zult u gevraagd worden een volgende stap te nemen. Dit alles gebeurt onder begeleiding van een behandelaar. Tijdens de training gebeurt niets zonder uw 44

45 toestemming en alle stappen worden in onderling overleg vastgesteld. Na afloop van de training krijgt u instructies en huiswerkopdrachten mee. Meetsessies 2 en 3 (en eventueel een extra meetsessie) Een aantal dagen na de training vindt de tweede meetsessie plaats. Deze is gelijk aan de eerste sessie, alleen hoeft u ditmaal geen rekentaak uit te voeren. Acht weken na de training vragen we u terug te komen voor een derde meetsessie, welke gelijk is aan de tweede meetsessie. De meetsessies zijn van belang om na te gaan wat het effect is van de training. Indien u wordt uitgenodigd voor een extra meetsessie, dan vindt deze precies een week na de eerste meetsessie plaats. In deze extra meetsessie van een half uur wordt u gevraagd om een aantal vragenlijsten in te vullen en twee computertaken uit te voeren. Hartproblemen Omdat we tijdens het onderzoek hartslag meten, sluiten we voor de zekerheid mensen uit met hartproblemen. We doen dit omdat hartproblemen de metingen kunnen beïnvloeden. Vertrouwelijkheid We willen u erop wijzen dat deelname aan dit onderzoek geheel vrijwillig is en dat u dus op elk moment kunt stoppen zonder opgaaf van reden. De gegevens die tijdens het onderzoek zijn verzameld, worden anoniem en vertrouwelijk verwerkt. Daarnaast kunt tot 24 uur na deelname besluiten dat uw gegevens niet gebruikt mogen worden voor het onderzoek. Vergoeding Voor deelname aan dit onderzoek krijgt u 8 (3 meetsessies) of 8,5 (4 meetsessies) proefpersoonpunten. Indien u al uw proefpersoonpunten al hebt behaald of het behalen van proefpersoonpunten niet voor u geldt, ontvangt u 56,- (3 meetsessies) of 60,- (4 meetsessies) of na afloop van het gehele onderzoek, dat wil zeggen na de laatste meetsessie. Indien blijkt dat u na de eerste meetsessie niet voldoet aan de criteria voor het onderzoek, krijgt u 2 proefpersoonpunten of 14,-. Als u het onderzoek voortijdig verlaat heeft dit geen nadelige gevolgen voor uw studie. U krijgt dan proefpersoonpunten voor de gevolgde duur van het onderzoek. Nadere inlichtingen Nu u bekend bent met de procedure van het onderzoek kan het zijn dat u niet aan het onderzoek wilt deelnemen. U kunt dat nu aangeven en het onderzoek verlaten. Indien u nog vragen heeft, stelt u deze dan gerust aan de uitvoerende onderzoeker. Mocht u nog verdere informatie willen over het onderzoek, dan kunt u zich wenden tot de onderzoekleidster van het project, mevrouw dr. Marieke Effting, Programmagroep Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam (T: , E: M.Effting@uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer dr. Arnold van Emmerik (T: , E: A.A.P.vanEmmerik@uva.nl). 5. Medische screening 45

46 Screening PPnr: 1. Wat is je geboortedatum? 2. Wat studeer je en in welke studiejaar zit je? 3. Heb je vandaag gerookt? Ja Nee Indien ja: wanneer heb je het laatst gerookt en hoeveel? 4. Heb je vandaag cafeïne bevattende dranken gedronken zoals koffie, cola, of energiedrankjes? Ja Nee Indien ja: wanneer, wat en hoeveel heb je gedronken? 5. Heb je vandaag gesport? Ja Nee Indien ja: wanneer en wat heb je gedaan? 6. Heb je in de afgelopen 12 uur alcohol gedronken? Ja Nee Indien ja: wanneer en wat heb je gedronken? 7. Heb je in de afgelopen 12 uur drugs genomen? Ja Nee Indien ja: wanneer en wat heb je genomen? 8. Hoe moe ben je op een schaal van 0 (helemaal niet moe) tot 10 (heel erg moe)? 9. Heb je nu of in het verleden een hartziekte gehad? Ja Nee Indien ja: Wat voor een hartziekte? 10. Gebruik je op dit moment medicijnen en zo ja, welke? 11. (Alleen voor vrouwen:) Slik je op dit moment de pil? 12. (Alleen voor vrouwen:) Wanneer was je voor het laatst ongesteld? 13. Heb je nu of in het verleden professionele hulp gezocht voor psychische klachten? Ja Nee Indien ja: Wanneer was dat? Indien ja: Is er ooit een diagnose bij je gesteld? Ja Nee Indien ja: welke diagnose? 6. Expliciete Ratings 46

47 Vragenlijst spinnen en vlinders We willen graag weten wat u van spinnen en vlinders in het algemeen vindt. Omcirkel iedere keer het getal dat het beste uw mening weergeeft. 1. Spinnen vind ik in het algemeen zeer negatief zeer positief 2. Vlinders vind ik in het algemeen zeer negatief zeer positief 3. Spinnen vind ik in het algemeen helemaal niet bedreigend heel erg bedreigend 4. Vlinders vind ik in het algemeen helemaal niet bedreigend heel erg bedreigend 7. Fear of Spiders Questionnaire 47

48 48

49 49

50 50

51 8. Depression and Anxiety Stress Scale 21 51

De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor. Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van

De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor. Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van Werkgeheugencapaciteit Kari Myrthe Jung* Universiteit van Amsterdam 24

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid ALCOHOLGEBRUIK: BEWUST OVERWOGEN OF ONBEWUST OVERKOMEN? Impliciete en expliciete processen bij alcoholgebruik en implicaties voor interventies Katrijn Houben k.houben@maastrichtuniversity.nl Alcoholgebruik,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Emotioneel redeneren kun je afleren!

Emotioneel redeneren kun je afleren! Emotioneel redeneren kun je afleren! Een experimentele manipulatie in het lab Miriam J.J. Lommen, Iris M. Engelhard, Marcel A. van den Hout, and Arnoud Arntz Waar het mee begon Therapie: Verstandelijke

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Perfectionisme multi-dimensioneel concept Multidimensional Perfectionism Scale van Frost (MPS-F;

Nadere informatie

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Cognitive Bias Modification (CBM): Computerspelletjes tegen Angst, Depressie en Verslaving Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving Mike Rinck Radboud Universiteit Nijmegen Cognitieve Vertekeningen bij Stoornissen "Cognitive Biases" Patiënten

Nadere informatie

MEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1. Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie

MEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1. Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie MEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1 Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie (Memantine Add-On Therapy to Clozapine in Refractory Schizophrenia) David M.H. Buyle David M.H. Buyle

Nadere informatie

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving MSc Esther Beraha Dr. Elske Salemink Dr. Anneke Goudriaan Dr. Bram Bakker Prof. Dr. Wim van den Brink Prof. Dr. Reinout Wiers Academisch Medisch Centrum

Nadere informatie

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren

Sociale angst. Faalangst. Project Pasta. Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten. Risicofactoren. Interventies. Sociale Angst bij Jongeren Sociale Angst & Faalangst bij Adolescenten Sociale angst Risicofactoren Interventies Angst voor het oordeel van anderen Voor gek staan Uitgelachen te worden In verlegenheid gebracht te worden In de belangstelling

Nadere informatie

Stoppen met roken bij jongeren

Stoppen met roken bij jongeren Stoppen met roken bij jongeren Een combinatie van cognitieve gedragstherapie en cognitieve bias modificatie VGCt Najaarscongres, 2013 Helle Larsen, PhD, Universiteit van Amsterdam, Adapt-lab, Yield H.Larsen@uva.nl

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. IJLGE 8: QULIDEM Inleiding et instrument heeft een eerste toetsing bij 4 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. Daarmee is een eerste versie van een bruikbaar instrument ontwikkeld. et

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Toenaderen of vermijden. Neurobiologische mechanismen in sociale angst Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de psychobiologische mechanismen die een rol spelen bij

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 SAMENVATTING Chronische nek pijn is vaak het gevolg van een verkeersongeval, en dan met name van een kop-staart aanrijding. Na zo een ongeval ontwikkelen mensen vaak een zeer specifiek klachtenpatroon.

Nadere informatie

Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen

Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen Joakim Looij 0592463 Instelling: Universiteit van Amsterdam Afstudeerrichting: Klinische ontwikkelingspsychologie

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT)

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT) Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een interventieonderzoek (bij voorkeur een RCT) Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 4 1 Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Oefentoets 1 1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Conditie = experimenteel Conditie = controle Sekse = Vrouw 23 33 Sekse = Man 20 36 Van

Nadere informatie

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten

Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten VGCT najaarscongres 2011 Believing is Seeing: Training van positieve sociale interpretaties in adolescenten Elske Salemink, Universiteit van Amsterdam In samenwerking met Reinout Wiers (Universiteit van

Nadere informatie

Het effect van een Positivity Training op gedragstendenties bij depressieve patiënten

Het effect van een Positivity Training op gedragstendenties bij depressieve patiënten Het effect van een Positivity Training op gedragstendenties bij depressieve patiënten VGCT najaarscongres 2016 Amras van Opdorp MSc. Pro Persona Mental Health Care, Depression Expertise Center, Nijmegen,

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie

Nadere informatie

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Samenvatting en Conclusies Samenvatting van het onderzoeksproject De studies die in dit proefschrift worden

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Beschrijvende statistieken

Beschrijvende statistieken Elske Salemink (Klinische Psychologie) heeft onderzocht of het lezen van verhaaltjes invloed heeft op angst. Studenten werden at random ingedeeld in twee groepen. De ene groep las positieve verhaaltjes

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Zin in Chocolade De Invloed van Verzadiging op Impliciete Metingen van Motivatie en Valentie

Zin in Chocolade De Invloed van Verzadiging op Impliciete Metingen van Motivatie en Valentie Zin in Chocolade De Invloed van Verzadiging op Impliciete Metingen van Motivatie en Valentie Werkstuk Klinische Psychologie Begeleider Tom Beckers Student Daan Geleijnse Studentnummer 0042293 Datum 10

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/57383 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued

Nadere informatie

Masterthese: de invloed van chronische framing en regulatiefit op vermijdings- en

Masterthese: de invloed van chronische framing en regulatiefit op vermijdings- en Masterthese: de invloed van chronische framing en regulatiefit op vermijdings- en toenaderingsbewegingen bij nieuwe en bekende producten. Programmagroep: Sociale Psychologie Achternaam en initialen: E.M.C.

Nadere informatie

De rol van disfunctionele automatische associaties bij het ontstaan en voortduren van angststoornissen en depressie.

De rol van disfunctionele automatische associaties bij het ontstaan en voortduren van angststoornissen en depressie. De rol van disfunctionele automatische associaties bij het ontstaan en voortduren van angststoornissen en depressie. Peter J. de Jong (29 november 2006) Projectleiders: prof dr. Peter J. de Jong (beoogd

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Sociolinguïstiek en sociale psychologie:

Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Sociolinguïstiek en sociale psychologie: Nieuwe methodes voor attitudemeting Laura Rosseel, Dirk Geeraerts, Dirk Speelman OG Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek Inleiding sinds de jaren 1960

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. David-Jan Punt ID 255-4 Datum 10.11.2015. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. David-Jan Punt ID 255-4 Datum 10.11.2015. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 255-4 Datum 10.11.2015 Standaard d2-r Inleiding 2 / 14 INLEIDING De d2-r is een instrument voor het meten van de visuele selectieve aandacht, snelheid

Nadere informatie

samenvatting 127 Samenvatting

samenvatting 127 Samenvatting 127 Samenvatting 128 129 De ziekte van Bechterew, in het Latijn: Spondylitis Ankylopoëtica (SA), is een chronische, inflammatoire reumatische aandoening die zich vooral manifesteert in de onderrug en wervelkolom.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

in hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden

in hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden samenvatting samenvatting in hoofdstuk 1 wordt een algemene inleiding voor die proefschrift gepresenteerd. De gebruikte termen worden beschreven en sleutelbegrippen worden geïntroduceerd. Na een korte

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden

Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden Academiejaar 2015 2016 Eerstesemesterexamenperiode Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden Masterproef II neergelegd tot het behalen

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering Samenvatting In de loop van de laatste decennia zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat angst een belangrijke cognitieve component omvat. Ze menen dat structurele afwijkingen in de

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60)

Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Informatiebrochure gebruik van de Flexibiliteits Index Test (FIT-60) Auteurs: T. Batink, G. Jansen & H.R.A. De Mey. 1. Introductie De Flexibiliteits Index Test (FIT-60) is een zelfrapportage-vragenlijst

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

Verborgen littekens in recidiverende depressie?

Verborgen littekens in recidiverende depressie? 1 Verborgen littekens in recidiverende depressie? Hermien Elgersma, Onderzoeker, klinisch psycholoog BIG/ supervisor VGCT Contact: h.j.elgersma@rug.nl Gebaseerd op: Elgersma, H.J., Glashouwer, K.A., Bockting,

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Always look on the bright side of life

Always look on the bright side of life Always look on the bright side of life Training van een positieve aandachtbias: effect op angst, depressie en zelfvertrouwen Leone de Voogd E.L.deVoogd@uva.nl Elske Salemink Reinout Wiers Pier Prins Universiteit

Nadere informatie

Denken is niet hetzelfde als doen. Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis

Denken is niet hetzelfde als doen. Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis VGCT NJC 2013 Denken is niet hetzelfde als doen Een online interpretatiebias training voor jongeren met een dwangstoornis Elske Salemink Introductie Cognitieve theorieën interpretatie bias angst Beck,

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting 141 INTRODUCTIE Dit huidige proefschrift beschrijft verschillende aspecten die te maken hebben met seksualiteit en seksueel functioneren van adolescenten. Voorgaand

Nadere informatie

Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova

Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova Elke dag zit vol met kleine en grotere gevaren, zoals een auto die te snel door een klein straatje rijdt of een boze buurman met een

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life prospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin 20 personen met een laag-normale vitamine B12 waarde zijn gevraagd

Nadere informatie

dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut

dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut dual tasking; doet de emotionele valentie van de afleidende taak ertoe? prof. dr. Kees Korrelboom; klinisch psycholoog en psychotherapeut medewerkers John Molenaar Bart Doolaard Laurens Jiskoot Anne van

Nadere informatie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Statistiek in de alfa en gamma studies Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Wie ben ik? Marieke Westeneng Docent bij afdeling Methoden en Statistiek Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten

Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten 30 juni 2013 Yvette Aardenburg 5958466 Klinische Ontwikkelingspsychologie Begeleider

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht Nederlandse samenvatting Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht 222 Elke keer dat je naar iets of iemand op zoek bent, bijvoorbeeld wanneer je op een

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Standaard d2-r Inleiding 2 / 16 INLEIDING De d2-r is een instrument voor het meten van de visuele selectieve aandacht, snelheid

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Alcoholgebruik en effecten tijdens adolescentie

Alcoholgebruik en effecten tijdens adolescentie Dronken Jongeren 5 April 17 KNAW Symposium Ad Fundum Gevaar op korte termijn (coma, ongelukken) & op lange termijn Veranderingen in hersenen gebruik en effecten tijdens adolescentie Prof. dr. Reinout W.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Blok 2 638ms Hooggemiddeld Blok 2 dient om de meervoudige verwerkingssnelheid te meten middels een 2- keuze-reactietijdtaak.

Blok 2 638ms Hooggemiddeld Blok 2 dient om de meervoudige verwerkingssnelheid te meten middels een 2- keuze-reactietijdtaak. De Specialistische rapportage is alleen als toevoeging op de Basisrapportage te gebruiken en interpretatie vereist uitgebreide expertise op het gebied van neuropsychologisch onderzoek. Naam Anna Iris de

Nadere informatie

Projectplan overzicht (deel 1)

Projectplan overzicht (deel 1) Projectplan overzicht (deel 1) Naam umc Projectleider + email Titel activiteit Programmathema Werkplaats Draagt bij aan de volgende deliverables -zie programma- Algemeen VUmc Koen Neijenhuijs; k.i.neijenhuijs@vu.nl

Nadere informatie

Het Effect van Angst en Hyperactiviteit op het Uitvoeren van een. Reactietijdtaak bij Volwassenen.

Het Effect van Angst en Hyperactiviteit op het Uitvoeren van een. Reactietijdtaak bij Volwassenen. Het Effect van Angst en Hyperactiviteit op het Uitvoeren van een Reactietijdtaak bij Volwassenen. The Effect of Anxiety and Hyperactivity on the Performance on a Reaction Time Task in Adults. Renate C.W.J.

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jan Janssen ID 15890-10 Datum 02.05.2016. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. d2-r. Aandachts- en concentratietest. Jan Janssen ID 15890-10 Datum 02.05.2016. Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam d2-r Aandachts- en concentratietest HTS Report ID 15890-10 Datum 02.05.2016 Standaard d2-r Interpretatie 2 / 13 ALGEMENE TOELICHTING Informatie over de d2-r De d2-r is een instrument voor het meten van

Nadere informatie

Looking for mediators: cognition, perceived control and coping in the treatment of anxiety-disordered children Hogendoorn, S.M.

Looking for mediators: cognition, perceived control and coping in the treatment of anxiety-disordered children Hogendoorn, S.M. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Looking for mediators: cognition, perceived control and coping in the treatment of anxiety-disordered children Hogendoorn, S.M. Link to publication Citation for published

Nadere informatie

Pillen? Praten? Trainen! Over de aanvullende rol die cognitieve trainingen kunnen spelen in de psychotherapie

Pillen? Praten? Trainen! Over de aanvullende rol die cognitieve trainingen kunnen spelen in de psychotherapie Pillen?? Trainen! Over de aanvullende rol die cognitieve trainingen kunnen spelen in de psychotherapie Reinout Wiers Hoogleraar ontwikkelingspsychopathologie UvA r.wiers@uva.nl Huidige praktijk: Pillen

Nadere informatie