Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden"

Transcriptie

1 Academiejaar Eerstesemesterexamenperiode Een mogelijke verklaring voor angstverwerving: de transfer van angst en vermijding via kruisende regelmatigheden Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Prof. Dr. Jan De Houwer Begeleider: Dr. Sean Hughes Pieter Neirinck

2 2

3 Abstract Spinnenangst heeft een impact op verschillende domeinen van het dagelijkse leven. Net omwille van die impact trachten onderzoekers al vele jaren de oorzaken van angstverwerving in kaart te brengen. Dit onderzoek schuift de hypothese naar voren dat mensen mogelijk indirect angst voor spinnen kunnen verwerven via intersecties tussen regelmatigheden in de omgeving. De term kruisende regelmatigheden komt uit de studie van Hughes et al. (2016) waarin gesteld wordt dat wanneer een operante regelmatigheid met een tweede operante regelmatigheid kruist (i.e. wanneer zij een gemeenschappelijke stimulus, respons of uitkomst delen), de psychologische eigenschappen van de stimuli uit de ene regelmatigheid getransfereerd kunnen worden naar de stimuli van de andere. Met dit onderzoek beogen we hun initiële bevindingen te repliceren en uit te breiden naar een nieuw en klinisch domein van spinnenangst. Op zowel expliciet, impliciet als gedragsmatig niveau gingen we na af of het mogelijk is om via kruisende, operante regelmatigheden angst en vermijding voor spinnen over te brengen naar oorspronkelijk neutrale stimuli. Bovendien onderzochten we of deze transfer beïnvloed werd door iemands mate van spinnenangst. Eenenzeventig studenten van de Universiteit Gent werden aanvankelijk blootgesteld aan baseline-, expliciete en impliciete metingen om zicht te krijgen op hun angst voor zowel spinnen als vlinders. Vervolgens namen ze deel aan een trainingsfase waarin we beoogden hen twee reeksen van kruisende, operante regelmatigheden aan te leren. Na afloop van de trainingsfase namen we opnieuw expliciete, impliciete en gedragsmatige metingen af om de mogelijke transfer na te gaan. Diverse repeated measures ANOVA s toonden een duidelijke transfer aan op expliciet niveau en lieten zien dat dit effect versterkt wordt naarmate iemands angst voor spinnen groter is. Op impliciet niveau was echter geen transfer op te merken en de resultaten op gedragsmatig niveau leveren enkel zwakke evidentie. 3

4 4

5 INHOUD INLEIDING Het verwerven van spinnenangst via kruisende regelmatigheden 9 Het huidige onderzoek 11 METHODE Participanten en design 13 Materialen 13 Stimuli 13 Zelf-rapporteringsvragenlijsten 14 BAT 15 Procedure 15 Zelf-rapporteringsvragenlijsten en stimulus pre-ratings 16 Baseline IAT 16 Trainingsfase 18 Equivalentietest 19 Stimulus post-ratings 20 Post-learning IAT 20 BAT 20 RESULTATEN Analytische strategie 21 Datavoorbereiding 22 Participantenexclusie 22 Zelf-gerapporteerde voorkeuren 22 Zelf-gerapporteerde angst 23 IAT 23 BAT 23 Hypothesetoetsing 24 Zelf-gerapporteerde voorkeuren 24 Zelf-gerapporteerde angst 26 Betrouwbaarheid schattingen 27 IAT 27 BAT (stappen) 27 BAT (angst ratings) 28 Correlaties 28 DISCUSSIE Aanbevelingen voor verder onderzoek 32 Beperkingen van het onderzoek 33 Conclusie 35 REFERENTIELIJST 5

6 6

7 Inleiding Specifieke fobieën zijn zowel in het dagelijkse leven als in de klinische praktijk sterk vertegenwoordigd. De levensprevalentie wordt geschat tussen de 3,3 en 7% (Becker et al., 2007; Stinson et al., 2007; Depla, Ten Have, Van Balkom, & De Graaf, 2008) en met een prevalentie van 12,5% zijn ze zelfs de meest voorkomende angststoornissen (Kessler, Berglund, & Demler, 2005). Specifieke fobieën kunnen bovendien onderverdeeld worden in verschillende subtypes. In de Diagnostic and Statistical Manual 5 (DSM 5; American Psychiatric Association, 2013), waar specifieke fobieën onder de noemer angststoornissen vallen, worden specifieke fobieën onderverdeeld in vijf subtypes op basis van het onderwerp: dier, natuur, bloed-injectie-verwonding, situationeel en anderszins. Spinnenangst wordt logischerwijs ondergebracht in de categorie dier. Deze dierfobieën worden in de meeste gevallen al verworven in de kindertijd met een gemiddelde leeftijd van 6,3 tot 9,2 jaar (Becker et al., 2007; Lipsitz, Barlow, Mannuzza, Hofmann, & Fyer, 2002). Bovendien constateerden Beesdo, Knappe en Pine (2009) bij kinderen en adolescenten dat liefst 50% hun angst al ontwikkelde op een leeftijd van vijf jaar. Verder heeft angst voor dieren, in het bijzonder spinnenangst, een merkbare impact op het dagelijkse leven. Onderzoek toont aan dat spinangstige mensen vaak vermijdingsgedrag stellen omdat ze niet in contact willen komen met een spin (bv. Rinck & Becker, 2006). Dit vermijdingsgedrag leidt er vaak toe dat patiënten aanzienlijk lijden omdat ze dikwijls niet in staat zijn om hun doelen na te streven of omdat ze beperkingen ondervinden in alledaagse situaties (Kashdan, Elhai, & Breen, 2008). Zo vonden Rinck en Becker (2006) ook dat angst voor spinnen aandachtsverhogend werkt waardoor mensen meer op hun hoede zijn wanneer ze op een plaats komen waar mogelijk een spin aanwezig is. Een ander voorbeeld dat illustreert hoe angst voor spinnen interfereert in het dagelijks leven komt uit het onderzoek van Rozin en Fallon (1987). Zij vonden immers dat spinnen 7

8 ervoor kunnen zorgen dat prima voedsel oneetbaar wordt na kortstondig contact met een spin. Verder constateerden Magee, Eaton, Wittchen, McGonagle, en Kessler (1996) dat angst voor spinnen en vermijdingsgedrag hinderend kan zijn tijdens het werk of vrijetijdsactiviteiten. Kortom, we kunnen besluiten dat spinnenangst een impact heeft op verschillende domeinen van het dagelijkse leven. Net omwille van die impact trachten onderzoekers al vele jaren de oorzaken van angstverwerving in kaart te brengen. Zo blijkt uit leerpsychologisch onderzoek dat angst op verschillende manieren verworven kan worden. Rachman (1977) stelt in zijn werk dat angst ontwikkeld kan worden op één van volgende drie manieren (of door een combinatie ervan): via klassieke conditionering, via plaatsvervangend leren (ofwel modeling) en via negatieve informatieoverdracht. Angstverwerving via klassieke conditionering houdt in dat men angst kan oplopen wanneer men blootgesteld wordt aan een bepaalde geconditioneerde stimulus (CS) die gepaard gaat met een aversieve ongeconditioneerde stimulus (US). Hierdoor kan een associatie ontstaan tussen de CS en de US, waarbij de aanwezigheid van de CS de aversieve US kan oproepen. Bijgevolg wordt de CS angstuitlokkend. Een mogelijk voorbeeld hiervan is het verwerven van spinnenangst na een spinnenbeet. De spin (CS) en diens beet zorgen immers voor een pijnlijke ervaring (US) waardoor een persoon later mogelijk angstig wordt telkens die een spin ziet (Merckelbach, Arntz, & De Jong, 1991). Een tweede manier van angstverwerving is via plaatsvervangend leren of modeling. Dit houdt in dat men angst kan oplopen door de loutere observatie van angstige reacties bij anderen. In tegenstelling tot de klassieke conditionering is er in dit geval dus geen sprake van direct contact met de aversieve stimulus. Uit onderzoek blijkt namelijk dat kinderen actief op zoek gaan naar emotionele informatie bij hun verzorgers om onduidelijke situaties te beoordelen. Deze verzorgers fungeren namelijk als betekenis-verlenende modellen (vandaar de naam modeling). Dit gegeven noemt men social referencing (Feinman, 1982) en wordt gezien als de basis voor 8

9 plaatsvervangend leren. Een kind kan bijvoorbeeld angst voor spinnen ontwikkelen nadat het zijn moeder extreem angstig waarnam toen die net een spin zag (Gerull & Rapee, 2002). Als derde manier om angst te verwerven, schuift Rachman het principe van negatieve informatieoverdracht naar voren. Hiermee wordt bedoeld dat men angst kan ontwikkelen wanneer men negatieve informatie krijgt over een bepaalde stimulus. Negatieve informatie over spinnen kan bijvoorbeeld opvattingen over de gevaren van spinnen verhogen waardoor iemand daadwerkelijk angstig wordt (bv. Murisa, Bodden, Merckelbach, Ollendick, & King, 2003). Negatieve informatie kan dus met andere woorden angst induceren. Aangezien er bij de twee laatstgenoemde manieren van angstverwerving geen sprake is van direct contact met een angstige stimulus (bv. spin), kan men spreken van een indirecte manier van angstverwerving. Het is met andere woorden mogelijk om angstig te worden voor een bepaalde stimulus zonder deze stimulus ooit eerder gezien te hebben. Dit gegeven brengt een interessante vraag met zich mee: hoe worden angsten en fobieën verworven voor bepaalde fobische stimuli in de afwezigheid van direct contact met deze fobische stimuli? Het verwerven van spinnenangst via kruisende regelmatigheden Een mogelijke manier waarop mensen indirect angst voor spinnen kunnen verwerven, is eventueel via intersecties tussen regelmatigheden in de omgeving. Met de term regelmatigheden of contingenties wordt het volgende bedoeld: alle staten in de omgeving van het organisme die meer dan de aanwezigheid van een enkele stimulus of gedraging op een bepaald moment in de tijd omvatten. Het kan dus refereren naar de aanwezigheid van een enkele stimulus of gedraging op meerdere momenten in de tijd, de aanwezigheid van meerdere stimuli of gedragingen op een enkel moment in de tijd (zoals one-trial learning), en de aanwezigheid van meerdere stimuli of gedragingen op verschillende momenten in de tijd (De Houwer, Barnes-Holmes, & Moors, p.634). 9

10 Klassieke conditionering gaat bijvoorbeeld over regelmatigheden in de aanwezigheid van twee stimuli en operante conditionering over regelmatigheden in de aanwezigheid van een respons en gevolg. In elk van deze twee gevallen wordt er dus geleerd via directe ervaring 1. In een recente paper beargumenteerden Hughes, De Houwer en Perugini (2016) dat mensen op een indirecte manier kunnen leren wanneer regelmatigheden kruisen met elkaar. Zo schuiven ze in hun onderzoek volgende hypothese naar voren: wanneer een operante contingentie met een tweede operante contingentie kruist (i.e. wanneer zij een gemeenschappelijke stimulus, respons of uitkomst delen), kunnen de psychologische eigenschappen van de stimuli uit de ene contingentie getransfereerd worden naar de stimuli van de andere contingentie. Ter illustratie: beeld je in dat telkens je op de zolder bent, je een bepaald laken wegtrekt omdat je daaronder steeds hetzelfde speelgoedje vindt. Op een gegeven moment ben je op zolder en trek je het laken weg. Je merkt op dat er geen speelgoedje te bespeuren is maar wel een aversieve spin. Je reageert hierbij angstig. Als resultaat ervaar je later mogelijk angstige gevoelens bij het zien van dat ene speelgoedje. Bovenstaand voorbeeld illustreert hoe je jezelf gedraagt in een context met verschillende stimuli. Tegenover het speelgoedje reageer je nu mogelijk op een gelijke manier zoals je reageerde tegenover die aversieve spin. Vanwege de intersectie tussen deze operante contingenties met betrekking tot hun stimulus en respons (i.e. de zolder en het wegtrekken van het laken), worden de angstige eigenschappen van de spin mogelijk overgedragen naar het speelgoedje. Dit komt eenvoudig neer op het volgende: wanneer regelmatigheden in de omgeving met elkaar kruisen (i.e. regelmatigheden met dezelfde elementen of elementen die relaties delen met andere elementen), kunnen de evaluatieve eigenschappen van deze elementen veranderen. Volgend voorbeeld uit het onderzoek van Hughes et al. (2016) 1 Men kan ook leren via het samengaan van stimuli of de relatie tussen een respons en een gevolg door middel van instructies. Hoewel sommigen dit niet aanschouwen als directe ervaring met stimuli, responsen of gevolgen, bevatten deze manieren toch directe ervaring met een regelmatigheid (nl. de instructie). 10

11 demonstreert de betekenis van kruisende regelmatigheden (in dit geval regelmatigheden met een intersectie tussen de uitkomst van één regelmatigheid en het antecedent van de andere regelmatigheid). Hughes et al. probeerden namelijk om proefpersonen volgende vier contingenties aan te leren: het geven van een bepaalde respons (R1) in de aanwezigheid van een positieve stimulus (S1) resulteert in de verschijning van een bepaalde uitkomst (U1). Daarenboven leerden ze dat het geven van een andere respons (R2) in de aanwezigheid van die ene stimulus (U1), leidt tot het verschijnen van een andere uitkomst (U2) (i.e. positieve stimulus (S1) R1 U1; U1 R2 U2). Verder leerden ze dat het geven van nog een andere respons (R3) in de aanwezigheid van een negatieve stimulus (S2) leidt tot het verschijnen van nog een andere uitkomst (U3) en dat het geven van een laatste respons (R4) in de aanwezigheid van (U3) leidt tot het verschijnen van een laatste stimulus (U4) (i.e. negatieve stimulus (S2) R3 U3; U3 R4 U4). Na deze leerfase volgden zowel impliciete, gedragsmatige als zelf-rapporteringsmetingen. Daaruit bleek dat wanneer proefpersonen bovenstaande regelmatigheden hadden geleerd, de neutrale stimuli dezelfde eigenschappen verworven hadden als de positieve/negatieve stimuli. Met dit onderzoek toonden Hughes et al. aan dat veranderingen in voorkeuren (i.e. de transfer van eigenschappen van positieve/negatieve stimuli naar neutrale stimuli) kunnen ontstaan wanneer er twee regelmatigheden met elkaar kruisen in termen van een uitkomst en een antecedent. Het huidige onderzoek In deze studie beogen we de bevindingen van Hughes et al. (2016) te repliceren door te demonstreren dat evaluatieve responsen van een stimulus kunnen overgedragen worden naar een andere stimulus wanneer deze beide stimuli deel uitmaken van kruisende, operante contingenties. Daarenboven trachten we hun initiële bevindingen uit te breiden naar een nieuw en klinisch domein van spinnenangst. We gingen namelijk op drie verschillende manieren na af of het mogelijk is om angst en vermijding voor spinnen over te brengen naar 11

12 (oorspronkelijk neutrale) stimuli via kruisende regelmatigheden. Zo werden om te beginnen zelf-rapporteringsmetingen gehanteerd om te achterhalen of proefpersonen zelf enige transfer van angst en vermijding aangaven. Daarnaast werd er via twee Behavioral Approach Tests (BAT; Antony & Swinson, 2000) en een Impliciete Associatie Test (IAT; Greenwald, McGhee, & Schwartz, 1998) gekeken of er ook sprake was van deze transfer op respectievelijk gedragsmatig en impliciet vlak 2. Indien ja, dan kan deze manier van leren nieuwe informatie bevatten over hoe angsten en fobieën verworven worden in de afwezigheid van direct contact met fobische stimuli. In het huidige onderzoek stelden we aanvankelijk proefpersonen bloot aan baseline-, expliciete en impliciete metingen om zicht te krijgen op hun angst voor zowel spinnen als vlinders. Vervolgens namen de proefpersonen deel aan een korte trainingsfase waarin we beoogden hen twee reeksen van operante contingenties aan te leren. Zo leerden de proefpersonen dat de uitkomst van een operante contingentie (i.e. nonsenssyllabe U1) ook het antecedent was van een tweede operante contingentie (i.e. spinafbeeldingen respons 1 uitkomst 1; uitkomst 1 respons 2 uitkomst 2). Daarnaast leerden de proefpersonen dat de uitkomst van een derde contingentie (i.e. nonsenssyllabe U3) ook het antecedent was van een vierde contingentie (i.e. vlinderafbeeldingen respons 3 uitkomst 3; uitkomst 3 respons 4 uitkomst 4). Na afloop van de trainingsfase namen we nogmaals expliciete en impliciete metingen af. Het verschil met de aanvankelijke metingen was dat we deze keer de mate van angst onderzochten voor stimuli die onderdeel uitmaakten van kruisende contingenties met spinnen en vlinders (i.e. de uitkomsten 2 en 4). Daarenboven gingen we via twee BAT s na in welke mate de proefpersonen vermijdend gedrag vertoonden bij contact met 2 In het oorspronkelijke onderzoek werd ook het aspect aandacht mee in rekening gebracht. Uit de literatuur weten we namelijk dat spinangstige mensen meer aandacht besteden aan stimuli die gerelateerd zijn aan spinnen (Pflugshaupt et al., 2005). De invloed van mogelijke leereffecten door kruisende regelmatigheden wilden we daarom ook op deze manier bestuderen. Omdat op deze manier de omvang van deze masterproef echter te groot zou worden, is de keuze gemaakt om het aspect aandacht buiten beschouwing te laten. 12

13 zowel uitkomst 2 als uitkomst 4. Op deze manier onderzochten we dus of er sprake was van enige transfer van angst en/of vermijding naar de neutrale stimuli. We veronderstellen dat wanneer proefpersonen de twee reeksen van operante contingenties geleerd hebben, er een transfer van angst en vermijding zal plaatsvinden van de spinafbeelding (S1) naar de nonsenssyllabes U1 en U2. Daarnaast verwachten we dat de nonsenssyllabes U3 en U4 via kruisende contingenties de positieve eigenschappen van de vlinderafbeelding (S2) zullen verwerven. Ten slotte veronderstellen we dat de transfer van angst en vermijding gemodereerd zal worden door iemands mate van spinnenangst. We verwachten namelijk dat proefpersonen die een hoge mate van spinnenangst rapporteren, significant meer transfer van angst en vermijding zullen vertonen voor spingerelateerde stimuli, in tegenstelling tot mensen die een lage mate van spinnenangst rapporteren. Methode Participanten en design Eenenzeventig studenten (52 vrouwen) van Universiteit Gent tussen de 17 en 21 jaar namen deel aan het experiment. De eerste 20 proefpersonen werden verzameld via een gemakkelijkheidssteekproef bestaande uit vrienden en familie van de proefleider. De andere 51 proefpersonen werden gerekruteerd uit een participantenpool en kregen 10 euro voor hun deelname. Daarnaast werd de volgorde van de IAT-reeksen (consistent vs. inconsistent eerst) en de toewijzing van stimuli aan kruisende, operante contingenties betreffende de spinnen of vlinders gecounterbalanced over de participanten heen om volgorde-effecten te voorkomen. Materialen Stimuli. We gebruikten een reeks van vier nonsenssyllabes ( PEF, MAQ, CIH en JUY ) als neutrale stimuli tijdens de trainingsfase, de IAT, en de BAT. Daarnaast werd 13

14 tijdens de trainingsfase een reeks van tien spinafbeeldingen en een reeks van tien vlinderafbeeldingen gebruikt. Deze afbeeldingen waren afkomstig en gedownload van het internet. Afbeeldingen van spinnen en vlinders werden telkens gepresenteerd op een witte achtergrond met een breedte van 12,3 cm en een hoogte van 9,3 cm. In de baseline IAT fungeerden de woorden SPINNEN of VLINDERS als concepten en de woorden Goed of Slecht als attributen. Acht positieve adjectieven en zeven negatieve adjectieven dienden als attribuutstimuli (fantastisch, leuk, super, mooi, goed, aangenaam, prachtig, tof versus verschrikkelijk, walgelijk, smerig, afschuwelijk, slecht, griezelig, verschrikkelijk, onaangenaam). Vier spinafbeeldingen en vier vlinderafbeeldingen dienden daarentegen als conceptstimuli. In de post-learning IAT werden dezelfde attributen en attribuutstimuli gebruikt als in de baseline IAT, de concepten en conceptstimuli waren verschillend. In de post-learning IAT fungeerden namelijk twee nonsenssyllabes (naargelang de trainingsfase) als concepten en vier verschillende schrijfwijzen van iedere nonsenssyllabe als conceptstimuli. Zelf-rapporteringsvragenlijsten. Een aantal zelf-rapporteringsvragenlijsten werden afgenomen. Zo werd de Fear of Spiders Questionnaire (FSQ; Szymanski & O Donohue, 1995) gebruikt om aan de hand van achttien items de zelf-gerapporteerde angst voor spinnen te bepalen. Deze zelf-rapporteringsvragenlijst met goede betrouwbaarheid en validiteit (Muris & Merckelbach, 1996) is bovendien in staat om fobische en non-fobische mensen van elkaar te onderscheiden via een 7-punts Likertschaal (0 = helemaal mee oneens tot 7 = helemaal mee eens). Vervolgens werd gevraagd om ook de State-Trait Anxiety Inventory (STAI; Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983) in te vullen. De STAI bestaat uit twee schalen die elk twintig items bevatten. De eerste schaal peilt naar hoe angstig een persoon zich in het algemeen voelt (trait), de tweede schaal peilt naar hoe angstig een persoon zich voelt op een bepaald moment in de tijd (state). Ook de STAI heeft goede psychometrische kwaliteiten (bv. Quek, Low, Razack, Loh, & Chua, 2004). Verder kregen de proefpersonen de 14

15 opdracht om stimulus pre-ratings van de spin- en vlinderafbeeldingen uit de trainingsfase in te vullen. Hiervoor gebruikten ze een schaal van -10 (Negatief) t.e.m. +10 (Positief) en met 0 als neutraal punt. Als laatste beoordeelden de proefpersonen de vier nonsensssyllabes via eenzelfde 20-puntsschaal (zowel voor als na de trainingsfase). BAT. Het laatste deel van het experiment bestond uit twee Behavorial Approach Tests (BAT; Antony & Swinson, 2000). De BAT is een gedragsmatige test die de mate van angst en vermijding meet wanneer een persoon wordt blootgesteld aan een angstige situatie. De angstige situatie werd in dit geval gecreëerd door twee terraria te presenteren op een tafel in een klein onderzoekslokaal van ongeveer 3m op 3m. Deze terraria waren twee plastieken, semi-transparante dozen die door enkele modificaties omgevormd werden om een zo realistisch mogelijke indruk op te wekken van een spin- en/of vlinderomgeving. Zo werden er in de twee deksels elk tiental luchtgaten geprikt en was de bodem van elke doos bedekt met aarde, gras en schors. Bovendien zat er in elk terrarium een halve, roodgebakken bloempot en bevond er zich op de voorkant van ieder terrarium een wit, papieren strookje van 12 cm breedte op 7 cm hoogte met het opschrift van een van de vier nonsenssyllabes (naargelang de aangewende nonsenssyllabe in de trainingsfase). Procedure Bij aankomst aan het onderzoekslabo van de Gentse faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen werden de proefpersonen verwelkomd door de proefleider en vervolgens begeleid naar onderzoekslokaal 1. Daar werden de proefpersonen verzocht om plaats te nemen voor een computer en de informed consent te tekenen. Vervolgens werd hen verteld dat er in het eerste deel van het experiment stimuli van spinnen en vlinders zouden verschijnen en dat in het belang van het tweede deel het belangrijk was om hieraan aandacht te besteden. Als de proefpersonen zich ongemakkelijk zouden voelen of het onderzoek wilden stopzetten, dan konden zij dit melden aan de proefleider die het onderzoek vervolgens zou 15

16 beëindigen. Dit was voor geen enkel proefpersoon het geval. Het onderzoek bestond in totaal uit zeven fases: stimulus pre-ratings, baseline IAT, trainingsfase, equivalentietest, stimulus post-ratings, post-learning IAT, en twee BAT s. Het duurde ongeveer een uur. Zelf-rapporteringsvragenlijsten en stimulus pre-ratings. In het begin van het onderzoek werd aan de proefpersonen gevraagd om twee vragenlijsten in te vullen (FSQ en STAI). Daarna werden op een laptop afbeeldingen van de vier nonsenssyllabes getoond. Via instructies op het scherm kregen de proefpersonen de vraag om met een 20-puntsschaal (-10 t.e.m. + 10, en 0 als neutraal punt) het gevoel aan te geven bij deze afbeeldingen (ofwel positief, negatief of neutraal). Verder werden tien spinafbeeldingen en tien vlinderafbeeldingen in een random volgorde aangeboden. Ook hier werd telkens gevraagd om met een 20-puntsschaal het gevoel te rapporteren. Baseline IAT. Alvorens de trainingsfase te doorlopen, kregen de proefpersonen de opdracht om een IAT af te leggen. Deze IAT laat immers toe een beeld te krijgen van de automatische reacties van de proefpersoon met betrekking tot spinnen en vlinders. Op die manier kon, in het licht van deze bekomen IAT-resultaten, de bekomen resultaten op de postlearning IAT geëvalueerd worden. Voor aanvang van de IAT kregen de proefpersonen te horen dat er enerzijds woorden of afbeeldingen een voor een zouden verschijnen in het midden van het scherm en dat er anderzijds woorden zowel links- als rechtsboven te zien zouden zijn. Bovendien werd hen uitgelegd dat de opdracht eruit bestond om deze stimuli zo snel en accuraat mogelijk te categoriseren. Dit kon door op de E toets te drukken als het woord of de afbeelding in het midden van het scherm een link had met een woord dat linksboven gepresenteerd werd. Als het woord of de afbeelding in het midden van het scherm een link had met een woord dat rechtsboven gepresenteerd werd, hoorden de proefpersonen op de I toets te drukken. Ten slotte werd hen meegedeeld om aandachtig te zijn voor de woorden die bovenaan 16

17 gepresenteerd werden omdat deze in de loop van de IAT veranderden. In deze IAT fungeerden de woorden SPINNEN en VLINDERS als concepten, de woorden Goed en Slecht als attributen. De bijhorende acht positieve adjectieven en zeven negatieve adjectieven dienden als attribuutstimuli. Vier spinafbeeldingen en vier vlinderafbeeldingen dienden daarentegen als conceptstimuli. Elke poging startte met de presentatie van een fixatiekruis in het midden van het scherm, onmiddellijk gevolgd door een concept- of attribuutstimulus. Indien de proefpersonen het woord of de afbeelding correct categoriseerden door op de juiste toets te drukken, volgde er een nieuwe poging. Als de proefpersonen op de verkeerde toets drukten, verscheen er in het midden van het scherm een rode X. Om deze rode X te laten verdwijnen en verder te gaan naar een nieuwe poging, moesten de proefpersonen alsnog een correcte toets indrukken. Gedurende de volledige IAT doorliepen de proefpersonen in totaal vijf reeksen. De eerste reeks bestond eruit om twintig woorden/afbeeldingen te categoriseren door op de linker toets E te drukken als de gepresenteerde woorden/afbeeldingen gerelateerd waren met Vlinders en op de rechter toets I als die gerelateerd waren met Spinnen. Tijdens de tweede reeks moesten de proefpersonen twintig stimuli links categoriseren als die verwant waren met Goed en rechts als die verwant waren met Slecht. De derde reeks bestond eruit om veertig stimuli te categoriseren door op de E toets te drukken als er een link was met Vlinders of Goed en door op de I toets te drukken als er een link was met Spinnen of Slecht. De vierde reeks leek op de eerste, met als enige verschil dat de woorden Vlinders en Spinnen van plaats veranderd waren. De proefpersonen moesten dus op de E toets drukken om de stimulus te categoriseren onder de noemer Spinnen en op de I toets voor onder de noemer Vlinders. De vijfde en laatste reeks bestond eruit om veertig stimuli te categoriseren door op de E toets te drukken als er een link was met Spinnen of Goed en op de I als er een link was met Vlinders of Slecht. 17

18 Trainingsfase. Het doel tijdens de trainingsfase was om proefpersonen twee reeksen van operante contingenties aan te leren waarbij de uitkomst van één regelmatigheid ook het antecedent van de tweede was. Bij aanvang van de trainingsfase kregen proefpersonen de uitleg dat ofwel een afbeelding of een woord getoond zou worden in het midden van het scherm en dat hun taak eruit bestond om proefondervindelijk te bepalen of dat beeld/woord bij de toetsen Q, A, P of L paste. Als proefpersonen juist waren, verscheen er een tweede item op het scherm en moesten ze even wachten op de volgende beurt. Als de proefpersonen fout waren, verscheen er FOUT op het scherm en moesten ze wachten op het volgende item vooraleer een nieuwe poging te ondernemen. Bovendien kregen de proefpersonen de instructies om zo accuraat mogelijk te werken en dus voldoende tijd te nemen alvorens te antwoorden. De afbeeldingen en woorden werden aangeboden naargelang de accuraatheid in de prestaties. Zo stopte elke reeks na 36 trials of wanneer proefpersonen zestien opeenvolgende correcte antwoorden gaven. STIMULUS RESPONS UITKOMST IAT. Spinafbeelding (S1) Respons 1 (R1) Nonsenssyllabe (U1) Nonsenssyllabe (U1) Respons 2 (R2) Nonsenssyllabe (U2) BAT. Als laatste deel van het experiment werd Vlinderafbeelding (S2) Respons 3 (R3) Nonsenssyllabe (U3) Nonsenssyllabe (U3) Respons 4 (R4) Nonsenssyllabe (U4) Afbeelding 1. Een schematische illustratie van de trainingsfase. Proefpersonen leerden dat in de aanwezigheid van een spinafbeelding (S1) het drukken op een bepaalde toets (R1) ervoor zorgt dat de spinafbeelding verdwijnt en een nonsenssyllabe (U1) verschijnt. Het drukken op een tweede toets (R2) in de aanwezigheid van nonsenssyllabe (U1) zorgt er daarentegen voor dat deze nonsenssyllabe verdwijnt en een andere nonsenssyllabe (U2) verschijnt. Bovendien leerden proefpersonen dat in de aanwezigheid van een vlinderafbeelding (S2) het drukken op een derde toets (R3) ervoor zorgt dat een derde nonsenssyllabe (U3) verschijnt. Ten slotte leerden proefpersonen dat het drukken op een vierde toets (R4) in de aanwezigheid van nonsenssyllabe (U3) leidt tot het verschijnen van een vierde nonsenssyllabe (U4). Op deze manier is er sprake van twee operante regelmatigheden die kruisen in termen van een uitkomst en een stimulus. 18

19 Equivalentietest. Om na te gaan of de proefpersonen twee stimulus relaties hadden geleerd (i.e. S1-U1-S2 en S2-U3-S4), werd na de trainingsfase een equivalentietest afgenomen. In lijn met het onderzoek van Hughes et al. (2016) en ander leerpsychologisch onderzoek (Hayes, Barnes-Holmes, & Roche, 2001) veronderstellen we dat intersecties tussen regelmatigheden voor twee aspecten kunnen zorgen. Ten eerste verwachten we dat dankzij kruisende regelmatigheden proefpersonen zich zullen gedragen alsof elementen van die kruisende regelmatigheden equivalent zijn aan elkaar. Ten tweede verwachten we dat, omwille van de intersectie, er een transfer zal plaatsvinden van de eigenschappen van de ene stimulus naar de andere stimulus. Tijdens deze test werden er per trial drie woorden/afbeeldingen op het scherm gepresenteerd (één woord/afbeelding bovenaan en twee woorden/afbeeldingen onderaan). De woorden/ afbeeldingen waren ofwel een van de vier nonsenssyllabes (i.e. U1, U2, U3 of U4), ofwel een spin-/vlinderafbeelding (i.e. S1 of S2). Vervolgens werd gevraagd om eerst naar het bovenste woord/de afbeelding te kijken en dan pas naar de twee woorden/afbeeldingen onderaan. De taak bestond erin om op het woord/ de afbeelding onderaan het scherm te klikken dat paste bij het woord/ de afbeelding bovenaan het scherm. Als de proefpersonen daadwerkelijk twee equivalente relaties hadden geleerd, dan verwachtten we dat die eerder S1 dan S2 zouden selecteren bij de presentatie van U1 en eerder S2 dan S1 bij de presentatie van U3. Verder verwachten we dat proefpersonen eerder U1 dan U3 zouden selecteren bij de presentatie van U2 en eerder U3 dan U1 bij de presentatie van U4. Ten slotte verwachtten we dat proefpersonen eerder S1 dan S2 zouden selecteren bij het zien van U2 en eerder S2 dan S1 bij het zien van U4. Ook tijdens deze equivalentietest werd het belang van de accuraatheid aangehaald en verzocht om nogmaals de tijd te nemen. De woorden/ afbeeldingen werden in één reeks van 24 trials aangeboden. 19

20 Stimulus post-ratings. Direct volgend op de equivalentietest kregen de proefpersonen de opdracht om opnieuw de vier nonsenssyllabes CIH, JUY, PEF, en MAQ te beoordelen met behulp van een 20-puntsschaal (-10 ik vind dit niet leuk t.e.m. +10 ik vind dit leuk en 0 als neutraal punt). De nonsenssyllabes werden in een random volgorde elk vier keer aangeboden. Daarenboven kregen de proefpersonen de instructie om alsnog twee vragen te beantwoorden. Zo werd er als eerste gevraagd om per nonsenssyllabe aan te geven hoe angstig de proefpersoon zou zijn als die hiermee geconfronteerd zou worden. Hiervoor konden de proefpersonen opnieuw een 20-puntsschaal gebruiken (-10 extreem angstig t.e.m. +10 helemaal niet angstig en 0 als neutraal punt). Ten tweede en ook ten laatste kregen proefpersonen de instructie om aan te geven op welke manier ze hun beoordelingen baseerden. Hiervoor konden de proefpersonen kiezen uit de volgende drie antwoordmogelijkheden: (a) ik baseerde mijn antwoord op wat ik dacht dat de onderzoeker van mij verlangde, (b) ik baseerde mijn antwoord op wat ik leerde over de items vroeger in het experiment en (c) ik weet niet op welke manier ik de items beoordeeld heb. Post-learning IAT. Om te onderzoeken of de beoogde leereffecten ook tot uiting kwamen op onbewust niveau, legden de proefpersonen na de trainingsfase een tweede IAT af. In deze IAT fungeerden U2 en U4 als concepten en de woorden Goed en Slecht opnieuw als attributen. Dezelfde acht positieve en acht negatieve adjectieven dienden opnieuw als attribuutstimuli. Vier verschillende schrijfwijzen van U2 en U4 dienden daarentegen als conceptstimuli. BAT. Om zicht te krijgen of de beoogde leereffecten ook op gedragsmatig vlak tot uiting kwamen, werd op het einde van het onderzoek twee BAT s afgenomen. De eerste BAT ging van start met de vraag van de proefleider om hem te vergezellen naar de deur van onderzoekslokaal 2. Daar kregen de proefpersonen te horen dat in dat onderzoekslokaal er zich twee dozen bevonden (één met U2 in en één met U4). De proefpersonen kregen 20

21 vervolgens de vraag voor welke doos ze een voorkeur tot interactie hadden en werden dan verzocht om terug te gaan naar onderzoekslokaal 1. Ondertussen stelde de proefleider in onderzoekslokaal 2 de doos op die de proefpersonen niet verkozen hadden. Daarna werden de proefpersonen opnieuw tot aan de deur van onderzoekslokaal 2 begeleid en kregen ze de instructie dat er zich in dat lokaal een doos bevond waarvoor de proefpersonen geen voorkeur hadden. Daarnaast werd gevraagd of de proefpersonen bereid waren enkele stappen te overlopen. Als ze instemden, volgde de vraag of ze bereid waren om het onderzoekslokaal binnen te gaan. Bovendien werd hen gevraagd om hun mate van angst aan te geven op een schaal van 0 tot 100 (100 = extreem angstig). Vervolgens werden er nog vijf andere stappen doorlopen (deur dichtdoen, tot aan de doos stappen, de doos aanraken, het deksel openen, hand in de doos steken) en werd telkens gevraagd om de mate van angst aan te geven. De proefpersonen hadden voor elke stap de mogelijkheid om te stoppen met dit deel van het experiment. Na afloop van de eerste BAT werd aansluitend de tweede BAT afgenomen. Deze bestond uit dezelfde procedure waarbij enkel de doos verschilde (i.e. een doos waarvoor proefpersonen wel een voorkeur hadden). Het was de taak van de proefleider om tijdens de twee BAT s telkens een neutrale houding aan te nemen en zich te onthouden van elke aan- of ontmoediging. Na afloop van de BAT s vond de debriefing plaats. Ten slotte werden de proefpersonen bedankt en ontvingen ze een financiële vergoeding voor hun deelname. Resultaten Analytische strategie Om te achterhalen of kruisende regelmatigheden ervoor zorgen dat een transfer optreedt van initiële angst en vermijding voor spinnen naar (oorspronkelijk neutrale) stimuli werden op drie verschillende manieren analyses uitgevoerd. Zo werd eerst onderzocht of deze 21

22 transfer tot uiting komt op expliciet niveau (i.e. veranderingen in zelf-gerapporteerde voorkeur en angst) via een repeated measures ANOVA. Vervolgens werd er gekeken of bovenvermelde transfer zichtbaar werd op impliciet niveau (IAT) via een reeks repeated measures ANOVA s en op gedragsmatig niveau (BAT s) gebruikmakend van opnieuw een repeated measures ANOVA. Daarnaast werd er onderzocht of de mate van transfer varieert in functie van iemands spinnenangst (Spider Fear Score). Voorafgaande analyses toonden bovendien aan dat de scores op de STAI (zowel trait als state) geen significante invloed opleverden waardoor ze bijgevolg niet werden opgenomen. Zestien proefpersonen (24 %) slaagden niet voor de equivalentietest terwijl tweeënvijftig proefpersonen (76 %) wel slaagden. Datavoorbereiding Participantenexclusie. De data van twee proefpersonen werden weggelaten uit de analyses omwille van de demand compliance. Deze proefpersonen gaven namelijk aan dat ze hun antwoord baseerden op wat ze dachten dat de onderzoeker van hen verlangde. Wanneer deze data toch werden opgenomen in de analyses, verkregen we soortgelijke resultaten zoals hieronder beschreven. Zelf-gerapporteerde voorkeuren. Om de voorspelde veranderingen in voorkeur te onderzoeken, werden de gemiddeldes van de stimulus post-ratings berekend. Concreet houdt dit in dat er voor de zelf-gerapporteerde beoordelingen van U1 en U2 (i.e. nonsenssyllabes gerelateerd aan spinnen) en voor U3 en U4 (i.e. nonsenssyllabes gerelateerd aan vlinders) over de proefpersonen vier gemiddeldes werden berekend. Positieve waarden indiceren dat proefpersonen deze nonsenssyllabes verkiezen terwijl negatieve waarden het tegenovergestelde indiceren. Vervolgens werden deze gemiddeldes vergeleken met de 22

23 gemiddelde stimulus pre-ratings van de nonsenssyllabes die we verkregen voor de trainingsfase. Zelf-gerapporteerde angst. Om te achterhalen of er sprake is van enige transfer van angst werd er na de trainingsfase gekeken naar de gerapporteerde angstgevoelens voor de nonsenssyllabes (U1, U2, U3 en U4). Negatieve scores indiceren dat proefpersonen eerder angstgevoelens ervaren ten opzichte van de nonsenssyllabes terwijl positieve scores duiden op een gebrek aan angstgevoelens. IAT. Automatische, evaluatieve reacties werden onderzocht door middel van twee IAT s. De eerste (baseline) IAT onderzoekt de automatische reacties van proefpersoon met betrekking tot spin- en vlinderafbeeldingen. De tweede IAT gaat na of proefpersonen een automatische evaluatieve bias vertonen voor vlindergerelateerde stimuli (U4) tegenover spingerelateerde stimuli (U2). Hiervoor werd de data van beide IAT s getransformeerd via de D algoritme zodat positieve waarden een response bias weerspiegelen voor positieve afbeeldingen (i.e. vlinders of vlindergerelateerde stimuli ten opzichte van spinnen of spingerelateerde stimuli) en negatieve waarden een tegenovergestelde response bias (zie Greenwald, Nosek, & Banaji (2003) voor meer informatie over het berekenen van D scores). BAT. Om te achterhalen of een mogelijke transfer van angst en vermijding ook op expliciet niveau tot uiting komt, werd er per BAT-test gekeken naar drie soorten scores. De eerste score geeft weer hoeveel stappen elke proefpersoon doorliep (van minimum 0 tot maximum 6), de tweede weerspiegelt hun angst tijdens elke stap op een schaal van 0 (niet angstig) tot 100 (extreem angstig), terwijl de derde score aangeeft hoe zeker men was dat er een spin of vlinder in de doos zat (0 tot 100). 23

24 Hypothesetoetsing Zelf-gerapporteerde voorkeuren. Het onderwerpen van de data aan een 4 (Stimulus Type: U1, U2, U3 en U4) X 2 (Tijd: voor vs. achter de trainingsfase) X 2 (Equivalentie Test Prestatie: geslaagd vs. niet geslaagd) repeated measures ANOVA (met Spider Fear als een covariaat) leverde een significant hoofdeffect op voor Stimulus Type, F(3, 61) = 2.67, p =.05, η 2 partial = 0.04, en voor Spider Fear, F(1, 61) = 5.21, p <.03, η 2 partial = De analyse leverde daarentegen significante twee-wegsinteracties op voor Stimulus Type en Spider Fear Score, F(3, 61) = 5.17, p = 0.02, η 2 partial =.08, en voor Stimulus Type en Equivalentie Test Prestatie, F(3, 61) = 9.05, p <.001, η 2 partial =.13. Zowel mensen die hoge angst rapporteerden voor spinnen als mensen die slaagden voor de equivalentietest, verkozen de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) significant boven de spingerelateerde stimuli (U1 en U2). Ten slotte kwamen significante drie-wegsinteracties naar voren tussen Stimulus Type, Tijd, en Equivalentie Test Prestatie, F(3, 61) = 11.81, p <.001, η 2 partial=.16, en tussen Stimulus Type, Tijd, en Spider Fear, F(3, 61) = 4.81, p =.003, η 2 partial= 0.07, (zie Tabel 1). Om de eerstgenoemde drie-wegsinteractie toe te lichten, werd de invloed van Stimulus Type en Equivalentie Test Prestatie op de verkregen beoordelingen zowel voor als na de trainingsfase onderzocht. De analyses op de Stimulus Pre-Ratings leverden geen significante hoofd- of interactie-effecten op voor Stimulus Type en Equivalentie Test Prestatie (iedere p >.2). Dit toont aan dat de proefpersonen niet verschilden in de manier waarop ze de verschillende nonsenssyllabes beoordeelden alvorens de trainingsfase te doorlopen. De analyses op de Stimulus Post-Ratings leverden een marginaal significant hoofdeffect op voor Stimulus Type, F(3, 61) = 2.29, p =.08, η 2 partial=.04, en twee significante interactie-effecten voor Stimulus Type en Equivalentie Test Prestatie, F(3, 61) = 14.85, p <.001, η 2 partial=.19, en voor Stimulus Type en Spider Fear Score F(3, 61) = 7.40, p <.001, η 2 partial=.11. Kortom, proefpersonen die 24

25 de trainingsfase doorliepen en slaagden voor de equivalentietest, evalueerden de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) significant positiever dan voorheen en de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) negatiever dan voorheen. Om de drie-wegsinteractie tussen Stimulus Type, Tijd, en Spider Fear Score te vatten, werd de invloed van Stimulus Type en Spider Fear Score op de verkregen beoordelingen opnieuw voor en na de trainingsfase onderzocht. De analyses op de Stimulus Pre-Ratings leverden geen significante hoofd- of interactie-effecten op voor Stimulus Type en Spider Fear Score (iedere p >.1) wat aantoont dat proefpersonen met zowel lage als hoge angst voor spinnen niet verschilden in de manier waarop ze de verschillende nonsenssyllabes beoordeelden alvorens de trainingsfase te doorlopen. Analyses op de Stimulus Post-Ratings leverden twee significante hoofdeffecten op voor Stimulus Type, F(3, 62) = 5.52, p =.001, η 2 partial=.08, en Spider Fear Score, F(1, 62) = 6.87, p =.01, η 2 partial=.1, en een significant interactie-effect voor Stimulus Type en Spider Fear Score, F(3, 62) = 6.98, p <.001, η 2 partial=.10. Proefpersonen die de trainingsfase doorliepen, evalueerden de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) significant positiever dan voorheen en de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) negatiever dan voorheen. Wanneer de angst voor spinnen sterker was, kwam dit effect sterker tot uiting. 25

26 Tabel 1. Zelf-gerapporteerde beoordelingen voor spin- (U1 en U2) en vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) als een functie van tijd (pre vs. post trainingsfase) en equivalentie test prestatie (geslaagd vs. niet geslaagd). Zelf-gerapporteerde voorkeuren Stimulus Pre-Ratings Stimulus Post-Ratings Geslaagd Niet geslaagd Totaal Geslaagd Niet geslaagd Totaal M SD M SD M SD M SD M SD M SD U1 (spin) U2 (spin) U3 (vlinder) U4 (vlinder) 0,45 (2,10) -0,40 (1,35),25 (1,97) -2,54** (3,37) -1,53 (4,16) -2,30*** (3,56) -0,78* (2,25) -0,47 (1,41) -,70** (2,08) -2,97** (2,70) 1,20 (2,99) -1.99*** (3,27) 0,82* (2,25) 1,40** (1,81),95** (2,16) 3,38** (2,71) 1,33 (2,91) 2,90*** (2,88) 0,69 (3,12) -0,07 (1,62),52 (2,85) 3,02** (2,97) -1,33* (2,16) 2,00*** (3,35) * = p <.05, ** = p <.01, *** = p <.001 Zelf-gerapporteerde angst. Een 4 (Stimulus Type) x 2 (Equivalentie Test Prestatie) multivariate ANOVA (met Spider Fear Score als covariaat) toonde een significant effect aan voor Stimulus Type, F(3, 60) = 2.82, p =.04, η 2 partial =.05, waarbij proefpersonen significant minder angstgevoelens rapporteerden voor de vlindergerelateerde stimuli dan voor de spingerelateerde stimuli. Ook de Spider Fear Score bleek significant te zijn, F(1, 60) = 5.30, p <.03, η 2 partial =.08. Daarnaast leverde de analyse significante twee-wegsinteracties op voor Stimulus Type en Spider Fear Score, F(3, 60) = 10.13, p <.001, η 2 partial =.14, en voor Stimulus Type en Equivalentie Test Prestatie, F(3, 60) = 15.84, p <.001, η 2 partial =.21. Mensen die hoogangstig zijn voor spinnen rapporteerden immers meer angst voor de spingerelateerde stimuli in vergelijking met mensen die laagangstig zijn voor spinnen (zie Tabel 2). Pas wanneer mensen slaagden voor de equivalentietest, bleken ze de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) angstaanjagender te beoordelen dan de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4). 26

27 Tabel 2. Zelf-gerapporteerde angstgevoelens voor spingerelateerde (U1 en U2) en vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) als functie van Equivalentie Test Prestatie (geslaagd vs. niet geslaagd). Zelf-gerapporteerde angstgevoelens Geslaagd Niet geslaagd Totaal M SD M SD M SD U1 (spin) U2 (spin) U3 (vlinder) -0,31 4,87 2,36 5,44 0,29 5,09-0,94 4,57 2,71 5,48-0,13 4,98 6,24*** 3,51 4,43*** 4,47 5,84*** 3,79 U4 (vlinder) 5,82*** 3,80 0,14 4,38 4,56*** 4,56 = p <.05, ** = p<.01, *** = p <.001 Betrouwbaarheid schattingen. De zelf-gerapporteerde post-ratings van U1 (α =.98), U2 (α =.95), U3 (α =.97) en U4 (α =.98) beschikken allen over een goede interne consistentie. IAT. De IAT-data werd geanalyseerd met behulp van een 2 (IAT Type: baseline en post-learning) x 2 (Equivalentie Test Prestatie) repeated measures ANOVA (met Spider Fear als een covariaat) en leverde slechts een significant effect op voor IAT Type, F(1, 64) = 30.16, p <.001, η 2 partial =.32, en geen hoofd- of interactie-effecten voor Equivalentie Test Prestatie of Spider Fear (alle ps >.12). Uit de resultaten bleek dat enkel in de baseline IAT (M = 0.62, SD = 0.38) en niet in de post-learning IAT (M = 0.12, SD = 0.48) men een response bias vertoonde voor vlindergerelateerde stimuli in vergelijking met spingerelateerde stimuli. BAT (stappen). Het onderwerpen van de BAT-data (doorlopen stappen) aan een 2 (BAT Type; BAT 1 vs. 2) x 2 (Equivalentie Test Prestatie) repeated measures ANOVA (met Spider Fear Score als covariaat) leverde enkel een hoofdeffect op voor Spider Fear Score, F(1,60) = 31.32, p <.001, η 2 partial =.34 (alle andere ps >.09). Het leek erop dat proefpersonen zowel de doos met de spingerelateerde stimulus (M = 5.33, SD = 0.92) als de doos met vlindergerelateerde stimuli moeiteloos benaderden. 27

28 BAT (angst ratings). Wanneer de (post-bat) zekerheid ratings voor de twee taken onderworpen werden aan een gelijkaardige reeks van analyses, leidde dit tot een hoofdeffect voor BAT Type, F(1, 61) = 21.89, p <.001, η 2 partial =.26, en voor Spider Fear Score, F(1, 61) = 9.52, p =.003, η 2 partial =.14. Ten eerste namen zekerheid ratings toe wanneer Spider Fear Scores toenamen. Bovendien waren proefpersonen zekerder dat er een spin in de eerste doos zat (M = 52.13, SD = 27.18) dan dat er een vlinder in de tweede doos zat (M = 24.92, SD = 28.62). Algemeen achtten proefpersonen het dus weinig waarschijnlijk dat er een spin of vlinder in de doos zat. Ze geloofden dat er mogelijk een spin in de eerste doos zat maar toen hen vervolgens verzocht werd om enkele stappen te doorlopen met de vlinderdoos, dachten ze dat er niets in de doos zat. Correlaties. Om de relatie tussen expliciete, impliciete en BAT- metingen te achterhalen, werd een correlatiematrix berekend op basis van bovenstaande factoren. Analyses toonden diverse significante correlaties aan (zie Tabel 3). Zo bleek de correlatie tussen Baseline IAT en Voorkeur U4 negatief significant. Ook de correlaties tussen Post Learning IAT en zelf-gerapporteerde angstgevoelens voor U2 en voorkeur voor U1 en U2 bleken allen significant. Bovendien leverde de analyses significante, positieve correlaties op tussen BAT 1 en diverse andere spingerelateerde variabelen zoals: zelf-gerapporteerde angstgevoelens voor U1 en U2 evenals zelf-gerapporteerde voorkeur voor U1 en U2 (elke r tussen.33 en.39). De correlatie tussen BAT 1 en zelf-gerapporteerde voorkeur voor U4 bleek daarentegen negatief significant (r = -.26, p =.04). Daarnaast waren er op expliciet vlak ook onderling diverse, significante correlaties. Analyses leverden in totaal vier positieve correlaties op tussen de zelf-gerapporteerde angstgevoelens en de zelf-gerapporteerde voorkeur voor beide spingerelateerde stimuli (U1 en U2). De vier correlaties tussen de zelf-gerapporteerde angstgevoelens voor de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) en de zelf-gerapporteerde voorkeur voor de 28

29 vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) bleken allen negatief significant. Ten slotte leidden de analyses tot significante, positieve correlaties tussen enerzijds de zelf-gerapporteerde angstgevoelens voor U3 en voorkeur voor U4 en anderzijds de zelf-gerapporteerde angstgevoelens en voorkeur voor U4. De correlatie tussen de zelf-gerapporteerde angstgevoelens en voorkeur voor U4 bleek daarentegen negatief significant. Tabel 3. Correlatiematrix voor expliciete, impliciete, en BAT scores. Variabelen Angst U1 1 2 Angst U2 1 3 Angst U3 1 4 Angst U4 1 5 Voorkeur U1.73**.44** 1 6 Voorkeur U2.43**.60** -.39** 1 7 Voorkeur U3 -.48** -.39** 1 8 Voorkeur U4 -.35** -.46**.26*.53** 1 9 Baseline IAT -.26* 1 10 Post Learning IAT -.29* -.30* -.35** 1 11 BAT 1 score.39**.33*.34**.34** -.26* 1 12 BAT 2 score 1 * = p <.05, ** = p < = Angst U1, 2 = Angst U2, 3 = Angst U3, 4 = Angst U4, 5 = Voorkeur U1, 6 = Voorkeur U2, 7 = Voorkeur U3, 8 = Voorkeur U4, 9 = Baseline IAT, 10 = Post Learning IAT, 11 = BAT 1 score, 12 = BAT 2 Score. Discussie In dit onderzoek wilden we een manier van leren in kaart te brengen waarbij mensen angstig en vermijdend kunnen worden voor fobische stimuli (bv. spinnen) waarmee ze eerder geen ervaring of contact hadden. Verder bouwend op het werk van Hughes et al. (2016), wilden we in het bijzonder bepalen of angst en vermijding voor spinnen overgebracht kunnen worden naar symbolisch gerelateerde (neutrale) stimuli via kruisende, operante regelmatigheden. Tijdens een trainingsfase leerden proefpersonen dat in de aanwezigheid van een spinafbeelding (S1) het drukken op een bepaalde toets (R1) ervoor zorgt dat de spinafbeelding 29

30 verdwijnt en een nonsenssyllabe (U1) verschijnt, terwijl het drukken op een tweede toets (R2) in de aanwezigheid van nonsenssyllabe (U1) ervoor zorgt dat deze nonsenssyllabe verdwijnt en een andere nonsenssyllabe (U2) verschijnt: Spin (S1) R1 U1; U1 R2 U2. Tegelijkertijd leerden ze dat het drukken op een derde toets (R3) in de aanwezigheid van een vlinderafbeelding (S2) ertoe leidt dat de vlinderafbeelding weggaat en een andere nonssenssyllabe (U3) in de plaats komt, terwijl het drukken op een vierde toets (R4) in de aanwezigheid van de nonsenssyllabe (U3) ervoor zorgt dat de nonsenssyllabe (U4) verschijnt vlinder (S2): R3 U3; U3 R4 U4. Na de trainingsfase volgden zowel expliciete, impliciete als gedragsmatige metingen om na te gaan of de initiële angst en vermijding voor spinnen overgebracht werd naar de oorspronkelijk neutrale stimuli volgens de eerder geleerde, operante regelmatigheden. Analyses tonen aan dat deze transfer voornamelijk op expliciet niveau tot uiting komt. Proefpersonen met zowel lage als hoge angst voor spinnen, verschillen niet in de manier waarop ze de verschillende nonsenssyllabes beoordeelden alvorens de trainingsfase te doorlopen. Wanneer ze echter de trainingsfase doorliepen en slaagden voor de equivalentietest (en dus de vooropgestelde, operante regelmatigheden leerden), evalueerden ze de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4) positiever en de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) negatiever dan voor de trainingsfase. Naarmate hun angst voor spinnen groter was, kwam dit effect bovendien sterker tot uiting. Daarnaast bleken proefpersonen die slaagden voor de equivalentietest de spingerelateerde stimuli (U1 en U2) angstaanjagender te beoordelen dan de vlindergerelateerde stimuli (U3 en U4). Proefpersonen beschouwden namelijk de vlindergerelateerde stimuli als veilig en de spingerelateerde stimuli als neutraal. Ook dit effect werd versterkt naarmate men angstiger was voor spinnen. Mensen die hoogangstig zijn voor spinnen rapporteerden immers meer angst voor de spingerelateerde stimuli in vergelijking met mensen die laagangstig zijn voor spinnen. De onderlinge correlaties op het expliciete niveau 30

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België

Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Kathleen De Cuyper, Guido Pieters, Laurence Claes & Dirk Hermans Katholieke Universiteit Leuven, België Perfectionisme multi-dimensioneel concept Multidimensional Perfectionism Scale van Frost (MPS-F;

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH

Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH Polikliniek Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie,, LUMC Inhoud Seks in het lab en context Seksuele respons treedt automatisch

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Summary in Dutch 179

Summary in Dutch 179 Samenvatting Een belangrijke reden voor het uitvoeren van marktonderzoek is het proberen te achterhalen wat de wensen en ideeën van consumenten zijn met betrekking tot een produkt. De conjuncte analyse

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in dutch)

Samenvatting. (Summary in dutch) Samenvatting (Summary in dutch) 74 Samenvatting Soms kom je van die stelletjes tegen die alleen nog maar oog hebben voor elkaar. Ze bestellen hetzelfde ijsje, maken elkaars zinnen af en spiegelen elkaar

Nadere informatie

Al spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever

Al spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever Al spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever 2010-2011 Een onderzoek van: Universiteit Gent Katarina Panic Prof. Dr. Verolien Cauberghe

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

Het toepassen van theorieën: een stappenplan

Het toepassen van theorieën: een stappenplan Het toepassen van theorieën: een stappenplan Samenvatting Om maximaal effectief te zijn, moet de aanpak van sociale en maatschappelijke problemen idealiter gebaseerd zijn op gedegen theorie en onderzoek

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Nunspeet, Félice van Title: Neural correlates of the motivation to be moral Issue

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Emotioneel redeneren kun je afleren!

Emotioneel redeneren kun je afleren! Emotioneel redeneren kun je afleren! Een experimentele manipulatie in het lab Miriam J.J. Lommen, Iris M. Engelhard, Marcel A. van den Hout, and Arnoud Arntz Waar het mee begon Therapie: Verstandelijke

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R 14. Herhaalde metingen Introductie Bij herhaalde metingen worden er bij verschillende condities in een experiment dezelfde proefpersonen gebruikt of waarbij dezelfde proefpersonen op verschillende momenten

Nadere informatie

Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen

Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen Impliciete en expliciete attitudes voor spinnen Gevoeligheid voor verandering door een één-sessie exposure behandeling Lotte van Gerven Masterthese Studentnummer: 5959985 Begeleider: dr. Marieke Effting

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Kun je jouw beleving meten in woord, beeld en getal?

Kun je jouw beleving meten in woord, beeld en getal? Kun je jouw beleving meten in woord, beeld en getal? Marco Rozendaal & Arnold Vermeeren Technische Universiteit Delft / Faculteit Industrieel Ontwerpen De perfecte totaalbeleving. Dat is waar industrieel

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Question 6 Multiple Choice

Question 6 Multiple Choice Question 1 Multiple Choice Het onderzoek van Strack e.a. (1988) waarin mensen op verschillende manieren een pen vasthielden terwijl ze cartoons beoordeelden toont aan dat: Question 2 Multiple Choice mensen

Nadere informatie

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens

Dagelijkse dosis visolie verbetert de prestaties van leerlingen bij nationale examens Onderzoek naar niewe medicijnen duurt jaren en doorloopt een aantal verschillende stadia. Tenslotte worden de medicijnen op mensen getest in klinische trials. Bij stap 1 wordt de veiligheid getest op gezonde

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

Analyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007

Analyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007 Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Analyse van het Wereldkampioenschap Jeugd Jongens Volleybal 2007 Evaluatie van de spelonderdelen AUTEUR(S) VANMEDEGAEL STEVEN,

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Samenvatting Inslaapproblemen komen veel voor bij kinderen en hebben negatieve gevolgen voor gezondheid,

Nadere informatie

Gelukkig ondanks pijn: een online behandelprogramma voor mensen die lijden aan fibromyalgie of andere vormen van chronische pijn

Gelukkig ondanks pijn: een online behandelprogramma voor mensen die lijden aan fibromyalgie of andere vormen van chronische pijn Gelukkig ondanks pijn: een online behandelprogramma voor mensen die lijden aan fibromyalgie of andere vormen van chronische pijn Algemene informatie Dag in dag uit geconfronteerd worden met aanhoudende

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Taal speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is een van de meest centrale aspecten bij de interactie tussen mensen. Ons taalgebruik wordt beïnvloed door onze

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

8. Het internet is nuttig als je niet wilt vertellen aan mensen in je omgeving (bijvoorbeeld uw familie of collega's) hoe je je voelt.

8. Het internet is nuttig als je niet wilt vertellen aan mensen in je omgeving (bijvoorbeeld uw familie of collega's) hoe je je voelt. Voor het gebruik van de ehiq-nl moet men een licentie aanvragen bij Oxford Innovations. Deze licentie is voor onderzoek gratis. De website van Oxford Innovations vindt u hier: https://innovation.ox.ac.uk/outcome-measures/ehealth-impact-questionnaire-ehiq/

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Samenvatting Westerman_v3.indd 111 Westerman an v3.in _v3.indd dd 11 111 18-07-2007 13:01 8-07-2007 13:01:1 :12

Samenvatting Westerman_v3.indd 111 Westerman an v3.in _v3.indd dd 11 111 18-07-2007 13:01 8-07-2007 13:01:1 :12 Westerman_v3.indd Westerman an_v3.indd v3.indd 111 111 18-07-2007 8-07-2007 13:01 13:01:1 :12 2 112 In de klinische praktijk en met name in de palliatieve geneeskunde wordt kwaliteit van leven als een

Nadere informatie

Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten

Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten Omgaan met verschillen in de klas: Onderzoeksresultaten Jolien Geerlings PhD Onderzoeker J.Geerlings@uu.nl Overzicht 1) Inleiding 2) Wat hebben we precies onderzocht? 3) Hoe gaan we om met verschillen

Nadere informatie

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen?

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Geert Verbeke Biostatistisch Centrum, K.U.Leuven International Institute for Biostatistics and statistical Bioinformatics geert.verbeke@med.kuleuven.be http://perswww.kuleuven.be/geert

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur Iedere ouder zal het volgende herkennen: de blauwe en rode potloden uit de kleurdozen van kinderen zijn altijd het eerst op. Geel roept aanvankelijk ook warme gevoelens

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Differentiëren naar leerlingniveau met behulp van ICT als oefenomgeving. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Differentiëren naar leerlingniveau met behulp van ICT als oefenomgeving. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Ontwerponderzoek Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Doelgroep Sleuteltermen Bibliografische referentie Wil Baars Wiskunde Differentiëren naar niveau met behulp van ICT als oefenomgeving

Nadere informatie

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Oefentoets 1 1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Conditie = experimenteel Conditie = controle Sekse = Vrouw 23 33 Sekse = Man 20 36 Van

Nadere informatie

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering Samenvatting In de loop van de laatste decennia zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat angst een belangrijke cognitieve component omvat. Ze menen dat structurele afwijkingen in de

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Universiteit Utrecht. Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS. Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen

Universiteit Utrecht. Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS. Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen Running head: MINDFULNESS ALS AANPAK OM NEGATIEF AFFECT TE VERMINDEREN Universiteit Utrecht Master psychologie, Sociale Psychologie THESIS Mindfulness als aanpak om negatief affect te verminderen Wordt

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor. Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van

De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor. Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van De Voorspellende Waarde van Impliciete Negatieve Associaties voor Effecten van Exposure voor Spinnenangst en de Modererende Rol van Werkgeheugencapaciteit Kari Myrthe Jung* Universiteit van Amsterdam 24

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Onze voorouders hebben moeten leren overleven in omgevingen waarin ze continu geconfronteerd konden worden met onverwachte situaties. Van cruciaal belang voor hun overleving werd

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels: Stappen deelcijfer weging 1 Onderzoeksvragen 10,0 6% 0,6 2 Hypothese 10,0 4% 0,4 3 Materiaal en methode 10,0 10% 1,0 4 Uitvoeren van het onderzoek en inleiding 10,0 30% 3,0 5 Verslaglegging 10,0 20% 2,0

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Werken placebo- en nocebo-effecten ook wanneer men ervan weet?

Werken placebo- en nocebo-effecten ook wanneer men ervan weet? Werken placebo- en nocebo-effecten ook wanneer men ervan weet? Onderzoek naar de effecten van suggesties op jeuk Stefanie Meeuwis VGCt najaarscongres November 2018 Bij ons leer je de wereld kennen Placebo

Nadere informatie

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014 Rapportage De volgende tests zijn afgenomen: Test Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) Status Voltooid Vertrouwelijk Naam Datum onderzoek Emailadres D Demo 5 januari 2014 D@Demo.com Inleiding Motivatie

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie