Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Transcriptie

1 Besluit /ES. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV EVONIK DEGUSSA ANTWERPEN MET BETREKKING TOT DE FCP-A-EENHEID HORENDE BIJ EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, TIJSMANSTUNNEL WEST, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen; Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 29 oktober 2009 ingediend door de nv Evonik Degussa Antwerpen, gevestigd Tijsmanstunnel West te 2040 Antwerpen, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om de FCP-A-eenheid horende bij een chemisch bedrijf, gelegen te 2040 Antwerpen, Tijsmanstunnel West, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 18-F-114c, 18-F-114d, 18-F-114f, 18-F-114g, 18-F-114h, 18-F-114k, te veranderen door wijziging en uitbreiding als volgt: uitbreiding van de maximale maandproductie per deelinstallatie van 400 ton/maand tot 450 ton/ maand, met behoud van de maximale jaarcapaciteit voor de ganse installatie op ton/jaar. ( b ); het buiten dienst stellen van 2 waterstofcompressoren van resp. 70 kw en 30 kw tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 700 kw bestaande uit 2 koelmachines van resp. 400 kw en 300 kw ( a); aanpassing van het inhoudsvermogen van de individuele opslagtanks in tankenpark D636 met behoud van de totaal vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen voor dat tankenpark; verwijdering van de opslag van 500 liter chloorcyaan om te komen tot: een totale opslag van liter labogassen (He, H 2, CO 2, N 2 en perslucht) (16.7.2); een VR-plichtige inrichting omvattend de opslag van max. 450 ton zeer giftige en giftige stoffen met een kookpunt gelijk of meer dan 100 C in 9 tanks van elk ca. 50 m³ en een holdup van max. 6 ton zeer giftige en giftige stoffen met een kookpunt van minder dan 60 C (17.2.2); Gelet op de melding van volgende klasse 3-inrichtingen; uitbreiding met vast opgestelde batterijen van VAh tot een totaal vermogen van VAh (12.3.1); Gelet op het feit dat volgende inrichtingen buiten dienst worden gesteld: een afvulstation voor chloorcyaan (16.4.1); Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 10 2 vaste houders met elk met een waterinhoud van liter voor de opslag van waterstofgas (16.8.1); Vlaremrubricering volgens aanvrager: a ; Gelet op het feit dat gevraagd wordt om de volgende bijzondere voorwaarde voor de FCP-A-eenheid, opgelegd bij besluit nr. MLAV1/ d.d. 4 april 2002: De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C: oxiderende en explosieve stoffen. te vervangen door: De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C, uitgezonderd methanol: oxiderende en explosieve stoffen. ; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: - Besluit nr. MLAV1/ dd. 4 april 2002 van de deputatie van Antwerpen houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een chemisch bedrijf met een termijn verstrijkend op 4 april 2022; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 29 oktober 2009; op het feit dat op datum van 10 november 2009 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 7 januari 2010 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 7 januari 2010 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk AN2009/596/IB); op volgende elementen uit dit advies: 1. Evonik heeft een milieuvergunning MLAV1/ van 4 april 2002 die vervalt in De FCP- A-eenheid is een multifunctionele fabriek voor de productie van diverse chemicaliën die elders in het bedrijf worden aangewend of verkocht aan derden. 2. Door de uitbreiding wordt de capaciteit van de eenheid vergroot van 400 naar 450 ton/maand. De jaarcapaciteit blijft ongewijzigd. 3. Doordat Evonik de chloorcyaanafdeling heeft gesloten vervalt de opslag van dit product evenals de compressoren (100 kw) en de opslagtanks voor waterstof. 4. Aangezien er ten opzichte van de bestaande vergunning geen wijzigingen gebeuren inzake de ingedeelde rubrieken en er slechts kleine wijzingen zijn van vermogens of hoeveelheden kunnen de voorwaarden van de bestaande vergunning van kracht blijven. 5. Voor de gevraagde exploitatie kunnen we gunstig adviseren vermits de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau beperkt kunnen worden. 6. Het subadvies van de stedenbouwkundig ambtenaar is gunstig. Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Gezien het perceel waarop de aanvraag gedaan wordt gelegen is in de industriezone voor de haven, is er geen theoretisch bezwaar tegen de aanvraag. Uit het voorgaande blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemming en de

3 3 / 10 voorschriften van het gewestplan. De aanvraag is niet in strijd met stedenbouwkundige voorschriften; Gelet op het gunstig advies dd. 7 december 2009 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV); op volgende elementen uit dit advies: 1. De fijnchemieproductie-installatie van de (EDA) (de FCP-A eenheid genoemd) heeft, naast het optimaliseren van bestaande processen, tot doel op laboschaal uitgewerkte processen op productieschaal over te brengen en daarnaast open te staan voor loonproducties. Het jaarlijks te produceren productgamma en de productieduur worden grotendeels bepaald door de marktvraag. Twee belangrijke aspecten van het productieproces zijn de productonafhankelijkheid en de apparaatonafhankelijkheid en de lopende milieuvergunning voor de FCP-A-eenheid houdt hiermee rekening. 2. De FCP-A-eenheid is vergund als een geïntegreerde chemische installatie omdat deze eenheid verbonden is met een aantal andere productie-eenheden van de nv EDA voor de aanlevering van de vereiste chemicaliën. Sinds de hervergunning van de nv EDA in 2002 zijn er een aantal wijzigingen: a) Chloorcyaan werd voorheen aangeleverd via de C-eenheid (Cyanuurchloride). Ten gevolge van de sluiting en afbraak van de C-eenheid is er geen interne aanlevering meer van chloorcyaan. Het overnamestation voor chloorcyaan is buitendienst gesteld sinds de sluiting van de C-eenheid. Ook een opslag van 500 l chloorcyaan in verplaatsbare recipiënten is uit dienst genomen. b) Natriumhydroxide werd aangeleverd via de PB-eenheid (Natriumperboraat). Na de sluiting en de afbraak van de PB-eenheid is de aanlevering van natriumhydroxide overgenomen door de B-eenheid (Blauwzuur). c) De verdeling van acroleïne gebeurde voorheen via de ME-1 eenheid (Methionine) en gebeurt thans via de AC-eenheid. Via het besluit MLAV1/ werd er een vergunning verleend voor onder andere de diverse veranderingen ten gevolge van de bovenvermelde sluitingen en herschikkingen van productieeenheden of gedeelten ervan. 3. Het productiegedeelte van de FCP-A-eenheid is onderverdeeld in drie deelinstallaties waardoor er verschillende producten gelijktijdig kunnen geproduceerd worden. De productiecapaciteit varieert, afhankelijk van het te produceren product van 10 ton tot max. 450 ton per maand en per deelinstallatie. In de milieuvergunning is er een capaciteit van 400 ton per maand en per deelinstallatie vergund. Door procesoptimalisaties is de max. productiecapaciteit verhoogd en er wordt gevraagd om een capaciteit van 450 ton per maand en per deelinstallatie te vergunnen. De maximaal vergunde jaarcapaciteit voor de FCP-A-eenheid blijft ongewijzigd op ton/jaar. 4. De FCP-A-eenheid is toegerust met het tankpark D 636 waarin er 15 tanks opgesteld staan met een gezamenlijke inhoud van 450 m³. Het tankpark is onderverdeeld in 2 tankkuipen waarin er resp. 6 en 9 tanks opgesteld staan. Bij de hervergunning was er vermeld dat de 15 tanks elk een inhoud hadden van ca. 50 m³ doch naar aanleiding van controles en instellingen van overvulbeveiligingen is gebleken dat dit niet volledig klopt. Er zijn 12 tanks met een inhoud van elk 51,5 m³ en 3 tanks met een inhoud van 44 m³. De gezamenlijke inhoud van de 15 tanks blijft wel 450 m³. De opvangcapaciteit van de inkuiping van de 2 tankkuipen bedraagt resp. 160 m³ en 225,5 m³ en blijft voldoen aan de VLAREM-wetgeving. Doordat er in de milieuvergunning voor de opslag van diverse categorieën van gevaarlijke stoffen in het tankpark D636 telkens een hoeveelheid van 750 m³ of 750 ton vergund werd heeft de correctie van de inhouden van de tanks geen gevolgen voor de vergunde situatie. 5. De milieuvergunning bevat een bijzondere vergunningsvoorwaarde die stelt dat er in het tankpark D636 geen zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C mogen opgeslagen worden. In punt van het OVR van 2001 was er voor het FCP-A

4 4 / 10 tankpark vermeld dat er in dit tankpark geen T+ of T-producten met een kookpunt < 100 C worden opgeslagen. In de tabel van het OVR is er rekening gehouden met een opslag van methanol in o.a. de tanks 4404 en Aangezien de hoofdeigenschap van methanol licht-ontvlambaar is, is deze in het OVR niet beschouwd als een T-stof met een kookpunt van < 100 C. Om de bijzondere voorwaarde uit de milieuvergunning in overeenstemming te brengen met het OVR en om duidelijk te maken dat methanol wel mag worden opgeslagen in het tankpark wordt gevraagd om te betreffende voorwaarde aan te passen als zeer giftige en giftige stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C, uitgezonderd methanol. Hiermee kan ingestemd worden. 6. Indien er waterstofgas vereist is voor het productieproces wordt deze rechtstreeks aangeleverd via een H 2-leidingnet. In het verleden was er ook de mogelijkheid om waterstof te betrekken uit een lagedruk waterstofleiding, deze te comprimeren en vervolgens te stockeren in twee vast opgestelde reservoirs van 1,3 m³ elk. De hiervoor gebruikte waterstofcompressoren zijn uit dienst genomen en ook de 2 waterstofopslagtanks zijn uit dienst. De vermindering van de opslag van waterstofgas en chloorcyaan en het uit dienst nemen van de waterstofcompressoren en het afvulstation voor chloorcyaan zal een gunstig effect hebben op de (externe) risico s verbonden aan de FCP-A-eenheid. 7. Via een schrijven van 17 november 2009 werd er een advies gevraagd aan het agentschap voor Natuur en Bos. Op datum van dit advies is er hierover nog geen advies ontvangen; Gelet op het gunstig advies dd. 11 januari 2010 van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG), bevoegd voor het Toezicht Volksgezondheid (ToVo) (kenmerk LVR/09472); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het bedrijf is gelegen in industriegebied in de Haven van Antwerpen. Het dichtstbijzijnde woongebied Lillo ligt ten zuiden op ca. 900 m afstand. Binnen een straal van 2 km zijn er geen kwetsbare locaties zoals scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen gelegen. 2. Er zijn geen klachten of bezwaren gemeld tijdens het openbaar onderzoek. 3. De totale jaarlijkse productiecapaciteit in de FCP-A-eenheid neemt eigenlijk niet toe. Afhankelijk van het te produceren product varieert de productiecapaciteit van 10 ton tot maximum 450 ton per maand. Door deze wijziging veranderen de emissies/immissies niet. De emissies voldoen aan de emissiegrenswaarden behalve voor ammoniak zoals opgenomen in een bijzondere voorwaarde. Aan het restgasbehandelingssysteem wijzigt niets. 4. De opslag van grondstoffen in de FCP-A-eenheid wordt tot een minimum beperkt omdat de grondstoffen per pijpleiding aangeleverd worden vanuit andere eenheden. Door wijzigingen in enkele eenheden wordt acroleïne nu aangeleverd via de ME-eenheid en natriumhydroxide via de B-eenheid. Chloorcyaan is niet meer beschikbaar door afbraak van de C-eenheid. 5. Er wordt geen bijkomende geur-, geluids of stofhinder verwacht. 6. Er is geen aanleiding tot visuele hinder aangezien het bedrijf gelegen is in de Haven van Antwerpen en op 200 m afstand ligt van het dichtstbijzijnde woongebied. 7. Door deze aanvraag wordt geen bijkomende verkeershinder verwacht. 8. Op basis van de besluiten uit het veiligheidsrapport, dat bij de hervergunning in 2002 aan het dossier werd toegevoegd, werd volgende bijzondere voorwaarde opgelegd: "De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: - zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt minder dan 100 C - oxiderende en explosieve stoffen" Via deze aanvraag wil het bedrijf de mogelijkheid tot opslag van methanol behouden omdat deze stof regelmatig gebruikt wordt in de FCP-A-eenheid. Methanol is een licht ontvlambare stof die ook als giftig wordt ingedeeld en waarvan het kookpunt minder dan 100 C is. Omdat het momenteel onzeker is of het principe van hoofdeigenschap, zoals nu in VLAREM bedoeld is, zal blijven bestaan, wil het bedrijf methanol expliciet als uitzondering wijzigen in de bijzondere voorwaarde. Wij kunnen hiermee akkoord gaan zolang de besluiten uit het veiligheidsrapport hierdoor niet wijzigen.

5 5 / Naar aanleiding van controle en instellingen van overvulbeveiligingen bij de opslagtanks zijn er verschillen opgemerkt t.o.v. de vergunde toestand. Via deze aanvraag worden de individuele volumes van verschillende tanks gewijzigd maar de totale opslagcapaciteit blijft ongewijzigd. 10. De opslag van vaste houders voor waterstof en opslag van chloorcyaan in gasflessen moet niet langer worden opgenomen in de vergunning. 11. Naast het interne noodplan beschikt elke productie-eenheid over een specifiek noodplan met te nemen maatregelen ter voorkoming en bestrijding van brand, ter voorkoming van explosies/ontploffingen en bij uitval van energievoorzieningen e.d.; Gelet op het gunstig advies dd. 8 januari 2010 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer (VMM); op volgende elementen uit dit advies: 1. De aanvraag betreft een chemisch bedrijf. De geplande verandering betreft o.m. een wijziging aan de FCP-A-eenheid, een aanpassing van de opslaghoeveelheden en het geïnstalleerde elektrische vermogen en het uit dienst nemen (sluiting en afbraak) van de C-eenheid met bijhorende opslag. De huidige productiecapaciteit ( ton/jaar) van de FCP-A-eenheid blijft ongewijzigd. De FCP-A-eenheid betreft een installatie voor de productie van fijnchemicaliën. Deze flexibele, multifunctionele eenheid wordt ingezet voor het optimaliseren van bestaande processen, het ontwikkelen van nieuwe producten en voor loonproductie. De eenheid is verbonden met de ACeenheid voor aanlevering van acroleïne en met de B-eenheid voor aanlevering van natriumhydroxide. Door uit dienst zijn van de C-eenheid is er geen interne levering van chloorcyaan meer. Chloorcyaan kan nu extern worden aangeleverd. 2. De geplande veranderingen veroorzaken geen wijziging van de huidige bestaande emissietoestand. De restgassen van de FCP-A-eenheid worden behandeld in het restgasbehandelingssysteem : a) afhankelijk van de aard van de producten kunnen de restgassen verbrand of gewassen in een drietrapswasser, b) bij het afvullen van tankwagens en tankwagons kan naargelang het product een gaspendelsysteem ingezet waarbij de restgassen worden naar de drietrapswasser worden gestuurd en c) de ruimtelucht/ventilatielucht van de productiegebouwen wordt afgezogen en afgeleid naar de drietrapswasser; Gelet op het feit dat in het kader van eventuele grensoverschrijdende hinder aan de provincie Noord-Brabant (Nederland) en aan de provincie Zeeland (Nederland) een aanvraagdossier werd overgemaakt; dat de provincie Noord-Brabant met hun schrijven van 8 december 2009 (kenmerk / ) meedeelt dat zij geen opmerkingen hebben; dat de gemeente Woensdrecht met hun schrijven van 18 januari 2010 (kenmerk AB/P33/640) meedeelt dat zij geen opmerkingen hebben; dat vanwege de provincie Zeeland geen reactie werd ontvangen; Gelet op het gunstig advies dd. 26 januari 2010 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken De omschrijving en rubrieken werden correct aangevraagd en kunnen behouden blijven. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid Het advies van de stedenbouwkundige ambtenaar is gunstig. De inrichting is volgens het gewestplan Antwerpen gelegen in industriegebied en principieel in overeenstemming met de gewestplanvoorschriften. Er kan gesteld worden dan de gevraagde verandering stedenbouwkundig verenigbaar is. 3. Openbaar onderzoek bezwaren Er werden geen bezwaren ingediend. 4. Milieutechnische evaluatie

6 6 / 10 De adviezen van de AMV, het Tovo, de VMM en het college van burgemeester en schepenen zijn gunstig. Het Tovo gaat akkoord met de wijziging van bijzondere voorwaarde zolang de besluiten van het VR hierdoor niet wijzigen. Uit het advies van de AMV blijkt dat in het OVR rekening werd gehouden met een opslag van methanol in o.a. de tanks 4404 en De AMV kan ermee instemmen om de bijzondere voorwaarde uit de milieuvergunning in overeenstemming te brengen met het OVR en om duidelijk te maken dat methanol wel mag worden opgeslagen in het tankpark. De PMVC volgt de gunstige adviezen. 5. Watertoets Uit de toepassing van de beoordelingsschema s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 6. Termijn De vergunning kan worden verleend voor een termijn eindigend op 4 april 2022 en met een termijn voor ingebruikname van drie jaar. Akte kan genomen worden van de klasse 3-inrichtingen Kennis kan genomen worden van de buitengebruikstellingen. 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden Chemicaliën: hoofdstuk 5.7 Elektriciteit: hoofdstuk 5.12 Gassen gemeenschappelijke bepalingen: afdeling Installaties voor het fysisch behandelen van gassen: afdeling Gassen opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling Opslag van gevaarlijke producten algemene bepalingen: afdeling Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling c. Bijzondere voorwaarden De gevraagde wijziging van de tweede bijzondere voorwaarde die werd opgelegd in het deputatiebesluit MLAV1/ van 4 april 2002 met betrekking tot de FCP-A-eenheid (2.6) kan als volgt toegestaan worden: De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: - zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C; - oxiderende en explosieve stoffen. wordt vervangen door: De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: - zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C, uitgezonderd methanol; - oxiderende en explosieve stoffen. ; Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Antwerpen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;

7 7 / 10 Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022; ARTIKEL 1 - Voorwerp B E S L U I T : Aan de, gevestigd Tijsmanstunnel West te 2040 Antwerpen, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een FCP-A-eenheid horende bij een chemisch bedrijf, gelegen te 2040 Antwerpen, Tijsmanstunnel West, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 18-F-114c, 18-F-114d, 18-F-114f, 18-F-114g, 18-F-114h, 18-F-114k te veranderen door wijziging en uitbreiding als volgt: uitbreiding van de maximale maandproductie per deelinstallatie van 400 ton/maand tot 450 ton/ maand, met behoud van de maximale jaarcapaciteit voor de ganse installatie op ton/jaar. ( b ); het buitendienst stellen van 2 waterstofcompressoren van resp. 70 kw en 30 kw tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 700 kw bestaande uit 2 koelmachines van resp. 400 kw en 300 kw ( a); aanpassing van het inhoudsvermogen van de individuele opslagtanks in tankenpark D636 met behoud van de totaal vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen voor dat tankenpark; verwijdering van de opslag van 500 liter chloorcyaan om te komen tot: een totale opslag van liter labogassen (He, H 2, CO 2, N 2 en perslucht) (16.7.2); een VR-plichtige inrichting omvattend de opslag van max. 450 ton zeer giftige en giftige stoffen met een kookpunt gelijk of meer dan 100 C in 9 tanks van elk ca. 50 m³ en een holdup van max. 6 ton zeer giftige en giftige stoffen met een kookpunt van minder dan 60 C (17.2.2). Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichting: uitbreiding met vast opgestelde batterijen van VAh tot een totaal vermogen van VAh (12.3.1). Kennis wordt genomen van het buitendienst stellen van volgende inrichtingen: een afvulstation voor chloorcyaan (16.4.1); 2 vaste houders met elk met een waterinhoud van liter voor de opslag van waterstofgas (16.8.1); Vlaremrubricering: b a

8 8 / 10 ARTIKEL 2 Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning 1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art e.v. van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. 2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. 3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. 4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : 1. Algemene: Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning); Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen); Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder); 2. Sectorale: Chemicaliën: hoofdstuk 5.7; Elektriciteit: hoofdstuk 5.12; Gassen gemeenschappelijke bepalingen: afdeling ; Installaties voor het fysisch behandelen van gassen: afdeling ; Gassen opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling ; Opslag van gevaarlijke producten algemene bepalingen: afdeling ; Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling ; 3. Bijzondere: De tweede bijzondere voorwaarde die werd opgelegd in het deputatiebesluit MLAV1/ van 4 april 2002 met betrekking tot de FCP-A-eenheid (2.6): De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C; oxiderende en explosieve stoffen. wordt vervangen door: De volgende stoffen mogen niet opgeslagen worden in het tankpark D636: - zeer giftige stoffen en stoffen met een kookpunt van minder dan 100 C, uitgezonderd methanol; - oxiderende en explosieve stoffen.. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers

9 9 / 10 steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link : nde/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 4 april 2022, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning dd. 4 april ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 - Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 25 februari 2010.

10 10 / 10 Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, R. Röttger, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Rik Röttger In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, D. Toelen Cathy Berx