Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing"

Transcriptie

1 Printer/Scanner Unit Type 3030 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding Beginnen Het versturen van een scanbestand per Scanbestanden versturen met scan-to-folder Opslaan van bestanden Scanbestanden bezorgen Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Scaninstellingen configureren/vastleggen Troubleshooting Begininstellingen van de scanner Appendix Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat eerst de Veiligheidsvoorschriften.

2 Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. In deze handleiding worden twee soorten maateenheden gehanteerd. Voor dit apparaat geldt de metrieke versie. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. In geen enkele omstandigheid kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale of toevallige schade of gevolgschade voortvloeiend uit het hanteren of de bediening van het apparaat. Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken. Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rijbewijzen. Deze lijst is alleen maar een richtlijn en is niet volledig. Wij accepteren geen verantwoordelijkheid voor de volledigheid of nauwkeurigheid. Overleg met uw juridische adviseur, mocht u vragen hebben over de rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde originelen.

3 Handleidingen voor dit apparaat In de onderstaande handleidingen wordt de bediening van dit apparaat beschreven. Raadpleeg voor de werking van specifieke functies het desbetreffende hoofdstuk in de handleiding. De handleidingen zijn specifiek per type apparaat. Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader is nodig om de handleidingen als PDF-bestand te bekijken. Er worden twee cd-rom s bij het apparaat geleverd: Cd-rom 1 "Operating Instructions" Cd-rom 2 "Scanner Driver and Document Management Utility" Bedieningshandleiding Standaardinstellingen (PDF-bestand - cd-rom 1) Deze handleiding bevat een overzicht van het apparaat en beschrijft systeeminstellingen (zoals papierlades), functies van de Document Server en probleemoplossing. Raadpleeg deze handleiding voor adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, adressen en gebruikerscodes. Beveiligingshandleiding Deze handleiding is voor beheerders van dit apparaat. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. Netwerkhandleiding (PDF-bestand - cd-rom 1) Geeft informatie over de configuratie en het gebruik van de printer in een netwerkomgeving of het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle modellen en bevat daarom functies en instellingen die op uw model misschien niet beschikbaar zijn. Plaatjes, afbeeldingen, functie en ondersteunde besturingssystemen kunnen verschillen van die van uw model. Kopieerhandleiding (PDF-bestand - cd-rom 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de kopieerfunctie van het apparaat. Faxhandleiding <Basisfuncties> (PDF-bestand - cd-rom 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de kopieerfunctie van het apparaat. i

4 Faxhandleiding <Geavanceerde functies> (PDF-bestand - cd-rom 1) Beschrijft geavanceerde faxfuncties zoals regelinstellingen en procedures voor het registreren van ID s. Printerhandleiding (PDF-bestand - cd-rom 1) Beschrijft bewerkingen, functies, systeeminstellingen en probleemoplossing voor de afdrukfunctie van het apparaat. Scannerhandleiding (deze handleiding) (PDF-bestand - cd-rom 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de scanfunctie van het apparaat. Handleidingen voor DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite is een hulpfunctie die staat op de cd-rom met het label "Scanner Driver and Document Management Utility". DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding (PDF-bestand - cd-rom 2) Beschrijft de installatie van DeskTopBinder Lite en de bedieningsomgeving voor DeskTopBinder Lite in detail. Deze handleiding kan worden weergegeven van het dialoogvenster [Instellingen] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. DeskTopBinder Lite Introductiehandleiding (PDF-bestand - cd-rom 2) Beschrijft de bewerkingen van DeskTopBinder Lite en geeft een overzicht van zijn functies. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd. Auto Document Link Handleiding (PDF-bestand - cd-rom 2) Beschrijft de bewerking en functies van Auto Document Link dat wordt geïnstalleerd met DeskTopBinder Lite. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd. Overige handleidingen PS3 Supplement (PDF-bestand - cd-rom 1) UNIX Supplement (verkrijgbaar bij een erkende leverancier of als PDFbestand op onze website.) ii

5 INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat...i Verklaring van symbolen in deze handleiding...1 Symbolen...1 Namen van belangrijke functies Beginnen Bedieningspaneel...3 Netwerkscanner Scan-to-folder...6 Opslag...7 Netwerkbezorgingsscanner...8 TWAIN-compatibele netwerkscanner...9 Software installeren...10 Quick Install...10 TWAIN Driver...10 DeskTopBinder...11 Gebruikersverificatie...12 Gebruikerscodeverificatie (via het bedieningspaneel)...12 Login (Configuratiescherm gebruiken)...12 Loguit (Configuratiescherm gebruiken) adressen en mappen programmeren Het versturen van een scanbestand per Voorbereiding voor het versturen per scherm...16 Het versturen van een scanbestand per Procedure voor het versturen van berichten...17 Gelijktijdig opslaan en verzenden per resultaten controleren Scanbestanden versturen met scan-to-folder Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder...31 Scan-to-folderscherm...32 Scanbestanden versturen met scan-to-folder...34 Procedure voor het versturen met scan-to-folder...34 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder...45 De resultaten van scan-to-folder controleren...47 iii

6 4. Opslaan van bestanden Opslaan van bestanden...49 Opslagprocedure...50 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven...54 De lijst bekijken...55 Zoeken naar bestanden...56 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scan-to-folder of bezorgen...57 Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer...59 Opgeslagen bestanden beheren...61 Bestanden verwijderen...61 Bestandsinformatie wijzigen Scanbestanden bezorgen Voorbereiding van bezorging...65 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner...66 Scanbestanden bezorgen...68 Bezorgprocedure...68 Gelijktijdige opslag en bezorging...74 Het controleren van de bezorgstatus Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner...77 Originelen scannen Scaninstellingen configureren/vastleggen Scaninstellingen opgeven...81 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden...83 Voor , scan-naar-map en netwerkbezorgingsscanner...83 Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner...86 Originelen in een paar keer scannen...87 Als er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen...87 Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen...89 Programma s...90 Een programma registreren...90 Een programma oproepen...91 Een geregistreerd programma wijzigen...91 Een programma wissen...91 Programmanaam wijzigen...92 iv

7 8. Troubleshooting Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt...93 Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd...93 Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn...93 Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurd...94 Het TWAIN Driver kan niet worden gestart...94 Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt...94 U kunt geen bewerkingen uitvoeren als er berichten worden weergegeven...95 Wanneer er een bericht wordt weergegeven...96 Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven...96 Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven Begininstellingen van de scanner Scannereigenschappen Scannereigenschappen aanpassen Instellingen Scaninstellingen Een origineel met een aangepast formaat scannen Instellingen bestemmingslijst Verzendinstellingen Beheerdertoepassingen Appendix Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang Bij gebruik als , scan-naar-map, opslag, netwerkbezorgingsscanner Bij gebruik als een netwerk TWAIN-scanner Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor /bestand Originelen plaatsen Documenten met verschillende afmetingen scannen Software meegeleverd op cd-rom Bestandentabel TWAIN Driver DeskTopBinder Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering Verzending Opslag De functie netwerkbezorgingsscanner Specificaties INDEX v

8 vi

9 Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Belangrijk Als u deze instructie niet opvolgt, treedt mogelijk een papierstoring op, de originelen raken wellicht beschadigd, of er kunnen bestanden verloren gaan. Lees deze instructie. Voorbereiding Dit symbool duidt op bepaalde feiten waarvan u kennis moet nemen of voorbereidingen die u moet treffen voordat u een bepaalde handeling kunt uitvoeren. Dit symbool geeft voorzorgsmaatregelen aan voor juiste bediening of voor acties na foutieve bediening. Beperking Dit symbool duidt op numerieke beperkingen, functies die niet tegelijkertijd kunnen worden gebruikt of omstandigheden waarin een bepaalde functie niet kan worden gebruikt. Verwijzing Dit symbool verwijst naar een referentie. [ ] Toetsen die op het display van het apparaat worden weergegeven. [ ] Toetsen en knoppen die op het display van de computer worden weergegeven. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. { } Toetsen op het toetsenbord van de computer. 1

10 Namen van belangrijke functies Naar belangrijke opties van dit apparaat wordt in deze handleiding als volgt verwezen: Printer/Scanner Unit Type 3030 printer-/scanneroptie File Format Converter Type B * File Format Converter Naar de volgende software wordt verwezen met behulp van een algemene benaming: DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional * DeskTopBinder ScanRouter EX Professional * en ScanRouter EX Enterprise * de ScanRouter software * Optioneel 2

11 1. Beginnen Bedieningspaneel In de onderstaande afbeelding ziet u het bedieningspaneel van een apparaat waarop alle opties zijn geïnstalleerd. NL AHY000S 1. Indicatoren De indicatoren geven fouten en de status van het apparaat aan. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. d: indicator voor het bijvullen van nietjes D: indicator voor het bijvullen van toner B: Indicator Papier bijvullen L: indicator voor service-oproep M: indicator voor klep open x: indicator voor invoerfout 2. {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets Wordt gebruikt voor het wijzigen van standaardparameters of bedieningsparameters overeenkomstig de bedrijfscondities. 3. Displaypaneel Hierop worden de bedieningsstatus, de foutmeldingen en de functiemenu s weergegeven. 4. {Instellingen controleren}-toets Indrukken om de huidig geselecteerde bestemmingen te controleren. 5. {Programma}-toets Gebruik deze om instellingen die regelmatig als programma worden gebruikt te registreren of om het vastgelegde programma op te roepen. 6. {Wisfunctie}-toets Indrukken om de huidige instellingen te wissen. 7. {Spaarstand}-toets Druk op deze toets om het opwarmen te starten. Door deze toets opnieuw in te drukken in de opwarmen-modus, wordt het opwarmen geannuleerd. Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner. 8. {Onderbreken}-toets Druk op deze toets om de scannermodus te onderbreken en de kopieermodus te activeren. 3

12 Beginnen 1 9. Hoofdschakelaarindicator en aan/ uit-indicator De hoofdschakelaarindicator brandt als de hoofdschakelaar is ingeschakeld. De aan/uit-indicator brandt als het apparaat aan staat. Belangrijk Schakel de hoofdschakelaar niet uit als de aan/uit-indicator brandt of knippert. Dit zou beschadiging van de harde schijf tot gevolg kunnen hebben. 10. Bedieningsschakelaar Druk op deze schakelaar om de machine in te schakelen. De aan/uit-indicator gaat branden. Druk opnieuw op deze schakelaar om het apparaat uit te zetten. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner. 11. Functiestatus-indicatoren Wanneer de indicator groen is, is de overeenkomstige functie actief. Wanneer de indicator rood is, is de overeenkomstige functie onderbroken. Druk de desbetreffende toets in en volg de instructies die op het scherm verschijnen. 12. Functietoetsen Druk op de toets {Kopiëren}, {Document Server}, {Fax}, {Printer} of {Scanner} om de betreffende functie te activeren. De inhoud van het display verandert overeenkomstig daarmee. De indicator voor de geselecteerde functie gaat branden. 13. Cijfertoetsen Dient om numerieke waarden in te voeren. 14. {#}-toets (Enter-toets) Gebruik deze toets om de ingevoerde numerieke waarde te bevestigen. 15. {Wis/Stop}-toets Wis: Wist een ingevoerde numerieke waarde Stop: Stopt het scannen 16. {Start}-toets Dient om het scannen te starten, bestanden op te slaan of te bezorgen. 4

13 Netwerkscanner Netwerkscanner Als de printer-/scanneroptie is geïnstalleerd, kunt u het apparaat gebruiken als een netwerkscanner. Als netwerkscanner kunt u het apparaat gebruiken voor het versturen van , het versturen van bestanden naar gedeelde netwerkmappen, mappen op FTP-servers of NetWare-mappen en het opslaan van scanbestanden; ook kunt u het apparaat gebruiken als netwerkbezorgingsscanner en TWAIN-netwerkscanner. 1 Een gescande afbeelding die bij een wordt ingevoegd kan door middel van het systeem via LAN of het Internet worden verstuurd. U kunt deze functie ook gebruiken in combinatie met de functie voor bestandopslag om per URL-adressen te versturen van bestanden die in het apparaat zijn opgeslagen, zodat u de bestanden niet als bijlage hoeft te versturen. Verwijzing Pag.15 Het versturen van een scanbestand per ZZZ601S 1. Dit apparaat Een gescand bestand kan aan een worden toegevoegd en naar een mailserver worden gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd. 2. Mailserver Een server is de SMTP-server die bij een systeem wordt gebruikt. De server stuurt een ontvangen via een LAN of het Internet door naar een aangegeven bestemming. 3. Cliëntcomputer Een met een toegevoegd, gescand bestand wordt ontvangen van de mailserver. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing. 4. LDAP-server De LDAP-server biedt een directoryservice voor de inlichtingen- of raadpleeghandeling van de cliëntcomputer op hetzelfde netwerk. U kunt de LDAP-server gebruiken om e- mailgegevens op te zoeken wanneer de server wordt gebruikt als database voor vaststelling van de gebruiker en account. 5

14 Beginnen Scan-to-folder 1 U kunt scanbestanden naar gedeelde netwerkmappen, mappen op FTP-servers of NetWare-mappen versturen. Verwijzing Pag.31 Scanbestanden versturen met scan-to-folder ZZZ507D 6 1. Dit apparaat U kunt scanbestanden naar gedeelde netwerkmappen, mappen op FTP-servers of NetWare-mappen versturen. Als u scanbestanden naar gedeelde netwerkmappen wilt versturen, gebruikt u het SMBprotocol. Als u scanbestanden naar mappen op FTP-servers wilt versturen, gebruikt u het FTP-protocol. Als u scanbestanden naar NetWare-mappen wilt versturen, gebruikt u het NCP-protocol. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd. 2. FTP-server De FTP-server is een server die zorgt voor de overdracht van bestanden tussen computers op hetzelfde netwerk. Een gescand bestand dat naar de FTP-server is gestuurd, wordt opgeslagen en de opgeslagen bestanden kunnen worden gedownload door een cliëntcomputer die inlogt op de FTP-server. 3. NetWare-server U kunt deze server gebruiken om bestanden via NetWare op het netwerk te delen. Als u beeldgegevens naar de server verstuurt, kunnen de beelden op de server worden opgeslagen en vervolgens worden gedownload door andere computers op het netwerk. De beelden kunnen alleen worden gedownload door computers waarop de NetWare-client is geïnstalleerd en die op de server zijn ingelogd. 4. Cliëntcomputer Een gescand bestand dat vanaf het apparaat is verzonden, wordt in een gedeelde map ontvangen. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing.

15 Netwerkscanner Opslag U kunt gescande documenten opslaan in een bestand op de harde schijf van het apparaat. De opgeslagen scanbestanden kunnen vervolgens vanaf een clientcomputer met DeskTopBinder via het netwerk worden bekeken, gekopieerd, verwijderd of opgehaald. U kunt scanbestanden ook met Web Image Monitor vanaf een clientcomputer bekijken, verwijderen of downloaden. Een bestand kan worden gezocht op gebruikersnaam of bestandsnaam. Ook kan worden voorkomen dat anderen een bestand kunnen bekijken door voor het bestand een wachtwoord in te stellen. Bovendien kunnen opgeslagen bestanden per of met scan-to-folder worden verstuurd, of worden bezorgd. U hoeft niet noodzakelijkerwijs een opgeslagen bestand als bijlage bij een te versturen. U kunt er ook voor kiezen alleen het URL-adres van de locatie waar het bestand is opgeslagen per te versturen. Verwijzing Pag.49 Opslaan van bestanden 1 ZZZ603S 1. Dit apparaat Een gescand bestand van de originelen die door het apparaat zijn gescand, wordt opgeslagen. 2. Cliëntcomputer Een opgeslagen bestand kan worden bekeken, gekopieerd of gewist door een verbinding met het apparaat tot stand te brengen met behulp van DeskTopBinder. Een bestand dat opgeslagen is op het apparaat kan ook worden bekeken, gedownload of verwijderd via een Web Image Monitor. Verwijzing Zie de DeskTopBinder-handleidingen voor meer informatie over DeskTop- Binder. Zie Pag.i Handleidingen voor dit apparaat. Meer informatie over Web Image Monitor kunt u vinden in de Help van Web Image Monitor. 7

16 Beginnen 1 Netwerkbezorgingsscanner Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt opgeslagen in de bezorgingsserver en afgeleverd in de mappen van cliëntcomputers op hetzelfde netwerk. Verwijzing Pag.65 Scanbestanden bezorgen Om de functie bezorgingsscanner te kunnen gebruiken moet er een bezorgingsscanner zijn geïnstalleerd met de ScanRouter-software Als u de ScanRouter-software gebruikt, kan het apparaat scanbestanden ook bezorgen via en scanbestanden opslaan in de Document Server Dit apparaat Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt naar de bezorgingsserver gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd. Zie Pag.74 Gelijktijdige opslag en bezorging. 2. Bezorgingsserver De ScanRouter-software is geïnstalleerd op deze computer, die is ingesteld als een bezorgingsserver. Een te ontvangen bestand wordt afgeleverd in de in-lade van de opgegeven bestemming (A in de afbeelding). Op basis van de instellingen van de lade IN wordt het bestand opgeslagen in de lade IN of in een map (B in de afbeelding). ZZZ604S 3. Cliëntcomputer De inhoud van een opgeslagen bestand kan op de volgende manieren worden gecontroleerd: Gebruik DeskTopBinder om het bestand weer te geven in de in-lade, zodat u de inhoud kunt controleren (C in de afbeelding). Gebruik Auto Document Link om het bestand te ontvangen dat is opgeslagen in een in-lade en controleer de inhoud met een geschikte toepassing (D in de afbeelding). Open de map waarin het bestand via het netwerk is opgeslagen en controleer de inhoud met een daarvoor geschikte toepassing (E in de afbeelding).

17 Netwerkscanner Verwijzing Zie de desbetreffende documentatie voor meer informatie over DeskTop- Binder of Auto Document Link. Zie Pag.i Handleidingen voor dit apparaat. TWAIN-compatibele netwerkscanner 1 De scanfunctie van dit apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken door middel van Ethernet, IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel of IEEE b (draadloze LAN) optioneel. Verwijzing Pag.77 Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner 1. Dit apparaat De scanfunctie van het apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken. ZZZ605S 2. Cliëntcomputer Originelen worden gescand met de TWAIN Driver van een toepassing. Wanneer u het apparaat gebruikt als netwerk TWAIN-scanner, is het niet noodzakelijk om {Scanner} te selecteren op het bedieningspaneel. Wanneer TWAIN Driver actief wordt op een cliëntcomputer, verschijnt op het display automatisch het volgende scherm. Druk op [Afsluiten] om andere functies te gebruiken dan de TWAIN-compatibele netwerkscanner. 9

18 Beginnen Software installeren 1 10 Dit gedeelte beschrijft hoe u de software moet installeren die op de Scanner Driver and Document Management Utility cd-rom staat. Verwijzing Zie Pag.127 Software meegeleverd op cd-rom voor gegevens over de software op de cd-rom en de systeemvereisten van de software. Quick Install Wanneer de cd-rom wordt geplaatst in een cliëntcomputer onder Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 begint het installatieprogramma automatisch (Auto Run) met het installeren van de diverse software. Als Plug and Play begint, klik dan op [Annul.] in het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden], en stop vervolgens de cd-rom in de speler. Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden] verschijnt afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem. Auto Run kan mogelijk niet automatisch werken bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dat gebeurt, start SET- UP.exe dan in de root directory van de cd-rom. Druk op de toets {SHIFT} wanneer u de cd-rom in de speler stopt en houd de toets ingedrukt totdat de computer de cd-rom heeft gelezen, als u Auto Run wilt uitschakelen. Als [Annuleren] wordt geselecteerd tijdens de installatie, wordt de installatie geannuleerd en wordt de resterende software niet geïnstalleerd. Als [Annuleren] is geselecteerd, installeert u de resterende software nadat u de client computer opnieuw heeft opgestart. Zie Pag.127 Software meegeleverd op cd-rom voor informatie over de software die kan worden geïnstalleerd met Auto Run. Beperking Login als een lid van de groep Beheerders bij een installatie onder Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 TWAIN Driver Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, is het van essentieel belang dat TWAIN Driverwordt geïnstalleerd op een clientcomputer. Is een toepassing die TWAIN ondersteunt, niet geïnstalleerd op de client computer, dan moet ook DeskTop- Binder worden geïnstalleerd. Zie Pag.11 DeskTopBinder voor informatie over de installatie van Desk- TopBinder. Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemeisen voor de TWAIN Driver. Zie Pag.127 Software meegeleverd op cd-rom voor informatie over systeemeisen. Gebruik Auto Run voor het installeren.

19 Software installeren A Start Windows en stop vervolgens de cd-rom Scanner Driver and Document Management Utility in het cd-romspeler van de client computer. Verwijzing Zie Pag.10 Quick Install als het installatieprogramma niet automatisch start. B Klik op [TWAIN Driver]. Het scherm voor de software-installatie verschijnt. C Het installatieprogramma van TWAIN Driver wordt gestart. Volg de aanwijzingen op. Wanneer de installatie is voltooid, kan er een bericht worden weergegeven waarin u wordt gevraagd de client computer opnieuw op te starten. Start in dat geval de cliëntcomputer opnieuw op. Nadat de installatie is voltooid, staat er een map met de naam van het apparaat in gebruik in [Programma] in het menu [Start]. Vanuit deze map kan Help worden weergegeven. In Readme.txt vindt u aantekeningen over het gebruik van de TWAIN-compatibele netwerkscanner. Zorg ervoor dat u ze voor gebruik gelezen hebt. DeskTopBinder U moet DeskTopBinder installeren op de client computer om een in-lade te controleren of bestanden op te halen via de functie Netwerkbezorgingsscanner. Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemvereisten voor DeskTop- Binder. Zie Pag.127 Software meegeleverd op cd-rom. Gebruik Auto Run voor het installeren. Om de functie Netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken, moet u de ScanRouter-software (optioneel) installeren op de computer die wordt gebruikt als bezorgingsserver. A Start Windows en stop vervolgens de cd-rom Scanner Driver and Document Management Utility in het cd-romspeler van de client computer. Het cd-rom-startscherm verschijnt. B Klik op [DeskTopBinder Lite]. Het installatievenster van Desk- TopBinder Lite verschijnt. Verwijzing Zie de Installatiehandleiding die vanuit het installatiescherm kan worden weergegeven voor DeskTopBinder voor informatie over de daaropvolgende installatieprocedure. 1 11

20 Beginnen 1 Gebruikersverificatie Als gebruikersverificatie (Gebruikerscodeverificatie, Basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie of Integratieserververificatie) is ingesteld, wordt het verificatiescherm weergegeven. U kunt niets doen met het apparaat tenzij een geldige gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingevoerd. Log in om het apparaat te gebruiken en log uit wanneer u klaar bent met de bewerkingen. Zorg ervoor uit te loggen om te voorkomen dat niet bevoegde gebruikers het apparaat gebruiken. Neem contact op met de gebruikersbeheerder over uw login-gebruikersnaam, wachtwoord en gebruikerscode. Raadpleeg de juiste beheerders voor informatie over de verschillende soorten gebruikersverificatie. Voer een nummers in dat is vastgelegd in het adresboek als [Gebruikerscode] voor de verificatie van de gebruikerscode. Gebruikerscodeverificatie (via het bedieningspaneel) Het volgende scherm wordt weergegeven wanneer gebruikerscodeverificatie is ingesteld. Voer een gebruikerscode in (acht cijfers) en druk vervolgens op [#]. U hoeft niet uit te loggen na de verificatie van de gebruikerscode. Login (Configuratiescherm gebruiken) Volg de volgende procedure om in te loggen als Basisverificatie, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of Integratieserververificatie is ingesteld. A Druk op [Invoeren] voor [Log-in gebruikersnaam]. B Voer een logingebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. C Druk op [Invoeren] voor [Log-in wachtwoord]. D Voer een loginwachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. E Druk op [Log-in]. Het scherm verschijnt voor de functie die u gebruikt, als de gebruiker is geverifieerd. 12

21 Gebruikersverificatie Loguit (Configuratiescherm gebruiken) Volg de volgende procedure om uit te loggen als Basisverificatie, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of Integratieserververificatie is ingesteld. A Druk op {Gebruikersinstellingen/ Teller}. B Druk op [Log-out]. 1 C Druk op [Ja]. D Druk op {Gebruikersinstellingen/ Teller}. 13

22 Beginnen adressen en mappen programmeren 1 U kunt adressen en mappen programmeren met Adresboekbeheer in het menu Beheerdertoepassingen onder Systeeminstellingen. U kunt ook de geprogrammeerde adressen en mappen in een groep vastleggen. U kunt gegevens invoeren in het adresboek met Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Zie Netwerkhandleiding voor informatie over het installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. Zie de Help van iedere toepassing voor informatie over het vastleggen van adressen. Afhankelijk van het soort apparaat kunt u mogelijk het apparaat niet gebruiken wanneer het het adresboek aan het bijwerken is met CSV-bestanden (opgehaald met SmartDeviceMonitor for Admin) waarin gebruikerscodes staan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen 14

23 2. Het versturen van een scanbestand per Scanbestanden kunnen met behulp van het systeem naar een opgegeven locatie worden verstuurd. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van een bestand met het systeem, diverse displays, zendprocedures en hoe het verzendresultaat kan worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt. Voorbereiding voor het versturen per De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via het systeem te versturen. Als u een server binnen het netwerk wilt gebruiken, moet u de server eerst in het netwerk instellen. Voor informatie over het instellen van een server verwijzen wij naar de handleidingen van de te gebruiken server en de te installeren software. 1 Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding. 2 Als u scanbestanden per wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) IP-adres subnetmasker DNS-server SMTP-servernaam Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. 3 Geef de instellingen voor het versturen van s op, zoals de bestandstypeprioriteit en de standaardwaarden van de afzender. Zie Pag.117 Verzendinstellingen. 15

24 Het versturen van een scanbestand per scherm 2 De wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd:. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: Bestemmingsveld Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de getselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. 2. [ ] /scan-to-folder Druk erop om te schakelen tussen de functie en de scan-to-folderfunctie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel als scanto-folder versturen. 3. pictogram ( ) Dit pictogram geeft aan dat het scherm wordt weergegeven. 4. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers. 5. [Handmatige invoer] Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Handmatige invoer] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren. 6. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp/Bericht] [Bestandnaam/Type] Druk hierop om de afzender, de instellingen voor de ontvangstbevestiging, het onderwerp, het bericht en de namen en indelingen van de bestanden die u wilt versturen op te geven. 7. [ ] Bestemmingslijst veranderen/ Zoeken/Veranderen van titel Druk op deze knop om een bestemming in de bezorgingsserverlijst te verplaatsen naar de bestemmingslijst van dit apparaat, om te zoeken naar een bestemming. 8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat. Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunnen [U] of [T] gebruikt worden om door de lijst te bladeren. Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool.

25 Het versturen van een scanbestand per Het versturen van een scanbestand per Procedure voor het versturen van berichten Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven. A Druk op de {Scanner}-toets. NL ZZZ607S De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien. B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden. Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}- toets. C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. D Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. F Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner wordt geopend, schakelt u over naar het scherm. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen]. 2 17

26 Het versturen van een scanbestand per 2 C Druk op [ ]. D Druk op [Afsluiten]. Het scherm of het scherm van scan-to-folder wordt weergegeven. E Druk op [ ]. als het scan-tofolderscherm wordt weergegeven. Het scherm wordt weergegeven. G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. Het registratienummer opgeven. Het adres direct invoeren. De bestemming zoeken in de bestemmingslijst. De bestemming zoeken op de LDAP-server. Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. Zie Pag.129 voor informatie over het maximum aantal bestemmingen dat kan worden geselecteerd voor iedere verzending. Voordat u de bestemming selecteert, zorg er dan voor dat u [Naar] selecteert. Selecteer indien nodig [Cc] of [Bcc] en de respectievelijke bestemmingen. Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming. De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan het scherm. Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit: Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A. Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}- toets. 18

27 Het versturen van een scanbestand per Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt invoeren Druk op de {3}-toets en vervolgens op de {#}-toets. C Herhaal de stappen A tot B om meer bestemmingen te selecteren. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. Handmatige invoer van een adres A Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. [Handmatige invoer] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. B Voer het adres in. Zie Pag.129 voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\, ; : en spaties kunnen niet worden gebruikt. Zie Pag.129 voor meer gegevens. C Druk op [OK]. Als u op [Prog.Best.] drukt, wordt een scherm geopend waarin u vermeldingen in het adresboek kunt registreren en wijzigen. Via dit scherm kunt u adressen rechtstreeks in het adresboek registreren. Voor het wijzigen van een ingevoerd adres, drukt u op [Wijzigen] dat zich aan de linkerzijde van het bestemmingsveld bevindt. Het softtoetsenbord wordt weergegeven. Breng de gewenste wijzigingen aan en druk vervolgens op [OK]. 2 19

28 Het versturen van een scanbestand per 2 U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. [Prog.Best.] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. C Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in. Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [ adres]. D Druk op [OK]. E Selecteer een bestemming. Een bestemming zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [ ]. F Druk op [Afsluiten]. Een bestemming zoeken op de LDAP-server A Druk op [ ]. B Druk op [Zoek op bestem.naam]. B Druk op [Zoek LDAP]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. 20 Voor het zoeken aan de hand van adressen drukt u op [ adres].

29 Het versturen van een scanbestand per C Druk op [Selecteer Server]. D Selecteer de LDAP-server. De LDAP-server kan vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. Zorg ervoor dat de LDAPserver waarop uw wilt zoeken is geselecteerd en gemarkeerd. Als er geen server is geselecteerd, wordt de zoekbewerking niet uitgevoerd en wordt een foutbericht weergegeven. E Druk op [OK]. F Druk op [Geavanceerd zoeken]. G Geef een tekenreeks met betrekking tot de bestemming op voor een zoekvoorwaarde zoals [Naam], [ adres], [Faxnummer], [Bedrijfsnaam], of [Afdelingsnaam]. Elke zoekvoorwaarde (Naam, adres, Faxnummer, Bedrijfsnaam en Afdelingsnaam) correspondeert met een item dat is geregistreerd op de LDAP-server. Als u een instelling van een zoekvoorwaarde selecteert, wordt het soft-toetsenbord weergegeven. Geef een tekenreeks op die voldoet aan de zoekcriteria. Als u [SZoekopties] selecteert in [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server] in [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen], kunt u een veld toevoegen voor de zoekbewerking. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. Wanneer de zoekvoorwaarde [Naam] wordt gebruikt voor de zoekbewerking, hangt het van de instelling die de beheerder heeft opgegeven af of naar de voornaam of achternaam wordt gezocht. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar "Kees Jansen", bepaalt deze instelling of u "Kees" of "Jansen" moet invoeren. Vraag aan uw beheerder welke naam u moet gebruiken. 2 21

30 Het versturen van een scanbestand per H Druk op [Zoek criteria] overeenkomstig met elk onderdeel en selecteer criteria uit de lijst die wordt weergegeven. U kunt criteria uit de volgende lijst selecteren: [Zoek begin woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar ABC, typt u A. [Zoek eind woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar ABC, typt u C. [Exacte overeenkomst]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar ABC, typt u ABC. [Bevat één v/d woorden]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar ABC, typt u A, B of C. [Woorden uitsluiten]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar ABC, typt u D. [Ongestruct. zoeken]: een vage zoekbewerking (De werking van deze vage zoekbewerking is afhankelijk van het door de LDAP-server ondersteunde systeem.) I Druk op [OK]. Het adres waarnaar op de LDAP-server wordt gezocht, kan niet correct worden opgegeven als het te veel tekens bevat. Zie Pag.129 voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Als er geen gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingesteld voor de LDAP-serverautorisatie, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer een gebruikersnaam en een wachtwoord in. Er kunnen weliswaar voor dezelfde persoon meerdere adressen worden geregistreerd, maar een zoekbewerking zal altijd slechts één adres per persoon opleveren. Afhankelijk van de LDAP-server, zal meestal het adres worden gevonden dat als eerste is geregistreerd. Als u meer informatie over de bestemming wilt weergeven, drukt u op [Details]. J Selecteer een bestemming.

31 Het versturen van een scanbestand per K Druk op [Afsluiten]. Als u op [Prog.Best.] drukt, wordt een scherm geopend waarin u vermeldingen in het adresboek kunt registreren en wijzigen. Via dit scherm kunt u adressen rechtstreeks in het adresboek registreren. Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. H Selecteer indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandstype]. C Selecteer het bestandstype. D Druk tweemaal op [OK]. I Selecteer indien nodig de bestandsnaam. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. D Druk tweemaal op [OK]. J Geef de afzender op. U kunt de afzender als volgt opgeven: De afzender selecteren uit de lijst. Het registratienummer van de afzender opgeven met de cijfertoetsen. Zoeken naar de afzender. Registreer vooraf de afzender onder [Systeeminstellingen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. Als u de afzender opgeeft, wordt informatie over deze afzender opgenomen in het bestand dat wordt verzonden. De naam van de opgegeven afzender wordt automatisch in het Van-veld van het bericht geplaatst, zodat de afzender kan worden geïdentificeerd wanneer het bericht wordt ontvangen. Het adres van de beheerder kan, afhankelijk van de systeeminstellingen, automatisch verschijnen in het veld "Van" van de kop. Geef in stap J de afzender op om het adres te veranderen. 2 23

32 Het versturen van een scanbestand per 2 Om misbruik van een afzendernaam te voorkomen, adviseren we u een beveiligingscode voor de afzendernaam te gebruiken. Zie de "Bedieningshandleiding Standaardinstellingen". Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam. Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam A Druk op [Naam afzender bijv.]. Een afzender selecteren uit de lijst A Druk op [Naam afzender bijv.]. B Selecteer de afzender. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets. 24 Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, verschijnt de naam van de afzender. C Druk op [OK]. Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, worden de naam van de afzender en [Ontvangstbevestiging] weergeven. C Druk op [OK].

33 Het versturen van een scanbestand per Zoeken naar een afzender A Druk op [Naam afzender bijv.]. E Druk op [OK]. F Selecteer de afzender. 2 B Druk op [ ]. C Druk op [Naam gebr.(bestemm)]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. U kunt zoeken naar een adres door op [ adres] te drukken. D Voer een deel van de afzendernaam in. Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in. Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Naam gebr.(bestemm)] en [ adres]. Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, wordt de naam van de afzender gemarkeerd. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK]. K Voor een ontvangstbevestiging per drukt u op [Ontvangstbevestiging]. U moet het volgende doen om [Ontvangstbevestiging] te gebruiken: Inloggen als een gebruiker Geef de afzender op in stap J Wanneer [Ontvangstbevestiging] is geselecteerd, ontvangt de afzender die in Stap J is geselecteerd, een wanneer het verzonden bericht is gelezen. Als de software van de geadresseerde echter geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de niet wordt verzonden. 25

34 Het versturen van een scanbestand per L Geef indien nodig een onderwerp op. U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden. Zie Pag.129 voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Het onderwerp wordt automatisch in het onderwerpveld van de geplaatst. Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. De procedure voor het opgeven van het onderwerp [Urgent] New Product Appearance wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [Onderwerp bijvoegen]. C Selecteer het onderwerp [Urgent]. D Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. E Voer het onderwerp New product appearance in. F Druk op [OK]. G Druk tweemaal op [OK]. M Voer indien nodig een bericht in. Zie Pag.129 voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Wanneer een bericht is ingevoerd, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Berichten die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. Een bericht kan worden geselecteerd uit de lijst of direct worden getypt.

35 Het versturen van een scanbestand per Een bericht selecteren uit de lijst A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [ bericht]. D Voer het bericht Thank you what you did yesterday in. E Druk drie keer op [OK]. 2 C Selecteer een bericht. D Druk tweemaal op [OK]. Handmatige invoer van een bericht A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [ bericht]. N Druk op de {Start}-toets. Zie Pag.129 voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand en het maximum aantal pagina s dat kan worden verzonden. Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/ Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.87 Originelen in een paar keer scannen voor meer gegevens. C Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. 27

36 Het versturen van een scanbestand per 2 Gelijktijdig opslaan en verzenden per U kunt de functie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt per verzonden en gelijktijdig opgeslagen. In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige versturing en -opslag uitgelegd. Zie Pag.17 Procedure voor het versturen van berichten voor meer gegevens. Het bestand dat gelijktijdig is opgeslagen en verzonden per kan niet opnieuw vanuit het scherm worden verzonden. Als u de het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.57 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scan-to-folder of bezorgen. A Plaats de originelen. De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. B Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden C Maak de scaninstellingen. U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. D Specificeer de bestemming. E Geef de afzender en een onderwerp op. F Druk op [Bestand opslaan]. G Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan] is geselecteerd. 28

37 Het versturen van een scanbestand per H Geef indien nodig bestandsinformatie op. Verwijzing Zie Pag.51 Bestandsinformatie opgeven voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie. I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets. Bestanden opslaan en tegelijkertijd de URL-adressen van de bestanden versturen U kunt scanbestanden opslaan en tegelijkertijd per de URL-adressen van de opslaglocaties van de bestanden versturen. In dat geval worden de scanbestanden niet als bijlage met de meegestuurd. Aan de hand van de verzonden URLadressen kunnen opgeslagen bestanden met Web Image Monitor via het netwerk worden bekeken, verwijderd of gedownload. Dit kan nuttig zijn als u in verband met netwerkbeperkingen geen bestanden als bijlage kunt versturen. De instellingen voor de bovenstaande functies moeten vooraf worden opgegeven onder [Scannereigensch.]. Zie Pag.119 Opgeslagen bestand methode. Meer informatie over de verzendprocedure kunt u vinden op Pag.28 Gelijktijdig opslaan en verzenden per . Als u altijd per de URLadressen van opgeslagen scanbestanden wilt versturen, moet u onder [Scannereigensch.], [Verzendinstellingen] [ methode opgeslagen bestand] instellen op [URL link verzenden] en [Bestandsprioriteit opslaan] op [Verzenden & Opslaan]. Zie Pag.119 Opgeslagen bestand methode en Pag.119 Bestandsprioriteit opslaan. 2 29

38 Het versturen van een scanbestand per resultaten controleren 2 De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd. Zie Pag.118 Scanlogboek afdrukken en verwijderen voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd. Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd Datum / Tijd De datum en het tijdstip van verzending van de worden weergegeven, of de datum en het tijdstip waarop Gereed, Fout of Geannuleerd is bevestigd. Bestemming De verzendfunctie ( , scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. Afzender Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. Status Een van de volgende statusmeldingen wordt weergegeven: Gereed, Bezig met verzenden..., Wachten..., Fout of Geannuleerd. A Druk op [Status scanbestand] op het scherm. B Controleer de getoonde records. Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Gebruik [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. Als een bestand de status Wachten... heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken. C Druk op [Afsluiten]. Het scherm wordt weergegeven. 30

39 3. Scanbestanden versturen met scan-to-folder U kunt scanbestanden naar gedeelde netwerkmappen, mappen op FTP-servers of NetWare-mappen versturen. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van bestanden met scan-to-folder, diverse displays, zendprocedures en hoe de verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt. Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via scanto-folder te versturen. 1 Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding. 2 Als u scanbestanden met scan-to-folder wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) IP-adres subnetmasker Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. 3 Geef de instellingen voor het versturen op, zoals compressie en bestandstypeprioriteit. Zie Pag.117 Verzendinstellingen. Het verzenden van bestanden met SMB is alleen mogelijk in een NetBios-via- TCP/IP-omgeving. Het verzenden van bestanden met SMB is niet mogelijk in de NetBEUI-omgeving. Zelfs wanneer instellingen die via het bedieningspaneel, Web Image Monitor, Telnet of een andere methode zijn opgegeven het gebruik van SMB en FTP niet toestaan, is het nog steeds mogelijk om bestanden te versturen. 31

40 Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scan-to-folderscherm Het scan-to-folderscherm wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd:. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: Bestemmingsveld Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. 2. [ ] /scan-to-folder Druk hierop om te schakelen tussen de scan-to-folderfunctie en de functie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel scan-to-folder als versturen. 3. Scan-to-folder pictogram ( ) Dit pictogram geeft aan dat het scan-tofolderscherm wordt weergegeven. 4. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers. 5. [Bestem. invoeren] Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Bestem. invoeren] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren. 6. [Bestandnaam/Type] Druk hierop om de namen en indelingen van de bestanden op te geven die u wilt versturen. Belangrijk Wanner het scanbestand tegelijkertijd naar bestemmingen voor zowel als scan-to-folder wordt verzonden, worden de afzender, het onderwerp en het bericht alleen naar de bestemmingen verzonden. [Ontvangstbevestiging] wordt ook gebruikt voor verzendingen. Zie Pag.15 Het versturen van een scanbestand per voor meer gegevens. 32

41 Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder 7. [ ] Bestemmingslijst veranderen/ Zoeken/Veranderen van titel Druk op deze knop om een bestemming in de bezorgingsserverlijst te verplaatsen naar de bestemmingslijst van dit apparaat, om te zoeken naar een bestemming. 8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat. Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool. 3 33

42 Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 Procedure voor het versturen met scan-to-folder Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven. A Druk op de {Scanner}-toets. NL ZZZ607S De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien. B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden. Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}- toets. C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. D Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. F Als het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner wordt weergegeven, schakelt u over naar het scan-to-folderscherm. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen]. 34

43 Scanbestanden versturen met scan-to-folder C Druk op [ ]. Een bestemmingsmap selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemmingsmap. D Druk op [Afsluiten]. Het scherm of het scherm van scan-to-folder wordt weergegeven. E Druk op [ ] als het scherm wordt weergegeven. Het scan-to-folderscherm verschijnt. G Bestemmingsmap opgeven. U kunt de bestemmingsmap als volgt opgeven: De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. Het registratienummer opgeven. Voer rechtstreeks het pad in voor de map op een clientcomputer op hetzelfde netwerk. Voer rechtstreeks het pad in voor de map op de FTP server. Voer rechtstreeks het pad in voor de map in de NDS-structuur of op de NetWare-server. Selecteer een map op een netwerkcomputer. Selecteer een map in de NDSstructuur of op de NetWare-server. Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. De geselecteerde map wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit: Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap A. Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}- toets. 35 3

44 Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemmingsmap A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt invoeren Druk op de {3}-toets en vervolgens op de {#}-toets. Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. C Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap A B. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. Voer rechtstreeks het pad in voor de map op een clientcomputer op hetzelfde netwerk. A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [SMB]. Als u wilt overschakelen van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam:] of [Wachtwoord] is opgegeven naar een ander protocol, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het nieuwe protocol te bevestigen. C Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het pad voor de map in. Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Als de mapnaam bijvoorbeeld user is en de computernaam desk01, dan ziet het pad er als volgt uit: \\desk01\user 36

45 Scanbestanden versturen met scan-to-folder Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd als u één van de volgende besturingssystemen gebruikt: Windows 98/ Me, Windows XP, Windows 2000 of Windows NT 4.0 of Windows Server Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven. E Druk op [OK]. F Geef de gebruikersnaam op, in overeenstemming met de betreffende instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] rechts van het veld Gebruikersnaam om het soft-toetsenbord weer te geven. Verwijzing Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. G Geef het wachtwoord op, in overeenstemming met de betreffende instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord] om het soft-toetsenbord weer te geven. H Druk op [Verbindingstest]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annul.] heeft gedrukt. Ook als de verbindingstest is geslaagd, kan het apparaat het bestand mogelijk niet overbrengen als aan de gedeelde map geen schrijfbevoegdheid is toegekend of als er geen ruimte is op de harde schijf. I Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. J Druk op [OK]. K Herhaal de stappen A tot J om meer bestemmingen in te voeren. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. 3 37

46 Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 Voer rechtstreeks het pad in voor de map op de FTP server. A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [FTP]. Als u wilt overschakelen van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam:] of [Wachtwoord] is opgegeven naar een ander protocol, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het nieuwe protocol te bevestigen. C Druk op [Handm. invoer] rechts van het servernaamveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een servernaam in. Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd. E Druk op [OK]. F Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. G Voer het pad voor de map in. Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Als de mapnaam bijvoorbeeld user is en de naam van de submap lib, dan ziet het pad er als volgt uit: user\lib H Druk op [OK]. I Geef de gebruikersnaam op, in overeenstemming met de betreffende instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] rechts van het veld Gebruikersnaam om het soft-toetsenbord weer te geven. Verwijzing Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. J Geef het wachtwoord op, in overeenstemming met de betreffende instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord] om het soft-toetsenbord weer te geven. 38

47 Scanbestanden versturen met scan-to-folder K Als u het poortnummer wilt wijzigen dat in [Systeeminstellingen] is ingesteld, drukt u op [Wijzigen] aan de rechterkant van het poortnummerveld. Geef een poortnummer op met de cijfertoetsen en druk op de toets {#}. L Druk op [Verbindingstest]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annul.] heeft gedrukt. M Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. N Druk op [OK]. O Herhaal de stappen A tot N om meer bestemmingen in te voeren. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. Voer rechtstreeks het pad in voor de map in de NDS-structuur of op de NetWare-server. A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [NCP]. Als u wilt overschakelen van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam:] of [Wachtwoord] is opgegeven naar een ander protocol, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het nieuwe protocol te bevestigen. 3 39

48 Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 C Selecteer "Verbindingstype". Druk op [NDS] om de naam van de NDS-structuur op te geven Druk op [Bindery] om de naam van de NetWare-server op te geven D Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. E Voer het pad voor de map in. Als u "Verbindingstype" instelt op [NDS], is structuur de naam van de NDS-structuur, context de naam van de context waarin het volume zich bevindt, volume de volumenaam en map de mapnaam, en is het pad derhalve \\structuur\volume.context\map. Als u "Verbindingstype" instelt op [Bindery], is server de naam van de NetWare server, volume de volumenaam en map de mapnaam, en is het pad derhalve \\server\volume\map. Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. F Druk op [OK]. G Geef de gebruikersnaam op voor het inloggen in de NDSstructuur of op de NetWareserver. Druk op [Handm. invoer] rechts van het veld Gebruikersnaam. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Als u voor "Verbindingstype" op [NDS] drukt, moet u eerst de gebruikersnaam opgeven en vervolgens de naam van de context waarin het gebruikersobject zich bevindt. Als gebruiker de gebruikersnaam is en context de naam van de context, is de gebruikersnaam gebruiker.context. Verwijzing Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. H Als er een wachtwoord voor inloggen is vereist, moet u het wachtwoord invoeren. Druk op [Handm. invoer] rechts van het veld Wachtwoord. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. I Druk op [Verbindingstest]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. 40

49 Scanbestanden versturen met scan-to-folder U kunt geen verbinding maken met servers waarvoor u geen leesrechten hebt. De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annul.] heeft gedrukt. Zelfs als de verbindingstest is geslaagd, is het mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen leesrechten hebt voor het bestand of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf. J Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. K Druk op [OK]. L Herhaal de stappen A tot K om meer bestemmingen in te voeren. Als u de selectie van de bestemming wilt annuleren, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] totdat de bestemming in het bestemmingsveld wordt vermeld en drukt u vervolgens op toets {Wissen/Stoppen}. Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] links van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. Selecteer een map op een netwerkcomputer. A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [SMB]. Als u wilt overschakelen van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam:] of [Wachtwoord] is opgegeven naar een ander protocol, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het nieuwe protocol te bevestigen. C Druk op [Blad. door netwerk] rechts van het padveld. De lijst met clientcomputers op hetzelfde netwerk wordt weergegeven. Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven. Als de door u gezochte clientcomputer niet wordt vermeld, drukt u op [1 Niveau omhoog] om naar de clientcomputer te zoeken. Maximaal 100 clientcomputers en gedeelde mappen kunnen worden weergegeven. 41 3

50 Scanbestanden versturen met scan-to-folder D Selecteer de clientcomputer waar de bestemmingsmap is. F Druk op [OK]. G Druk op [OK] Als voor de geselecteerde computer een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Het overzicht van de mappen op de geselecteerde computer wordt weergegeven. E Selecteer de bestemmingsmap. Als de geselecteerde map sub-mappen heeft, verschijnt het overzicht van de submappen. Druk op [1 Niveau omhoog] als u de bestemmingsmap niet kunt vinden, en zoek naar de map op dit niveau. Als voor de geselecteerde map een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Het is mogelijk dat het apparaat het bestand niet kan versturen als u geen leesrechten hebt voor het bestand of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf. Een bestemmingsmap selecteren in een NDS-structuur of op een NetWare-server A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [NCP]. Als u wilt overschakelen van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam:] of [Wachtwoord] is opgegeven naar een ander protocol, wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd het nieuwe protocol te bevestigen. C Selecteer Verbindingstype. Klik op [NDS] om de NDSstructuur te bekijken. Klik op [Bindery] om de NetWare-server te bekijken.

51 Scanbestanden versturen met scan-to-folder D Druk op [Blad. door netwerk] rechts van het veld Padnaam. Als u "Verbindingstype" hebt ingesteld op [NDS], wordt de lijst met NDS-structuren weergegeven. Als u "Verbindingstype" hebt ingesteld op [Bindery], wordt de lijst met NetWare-servers weergegeven. Mappen waarvoor u geen toegangsrechten hebt, worden niet vermeld. Als op het apparaat een andere taal is ingesteld dan op de bestemming die u wilt bekijken, worden de items in de lijst mogelijk niet goed weergegeven. Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven. E Zoek de bestemmingsmap in de NDS-structuur of op de Net- Ware-server. Als voor de geselecteerde NDS-structuur of NetWareserver verificatie is vereist, wordt een inlogscherm weergegeven. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor het inloggen in de NDSstructuur of op de NetWareserver. Als u voor "Verbindingstype" op [NDS] drukt, moet u eerst een gebruikersnaam opgeven en vervolgens de naam van de context waarin het gebruikersobject zich bevindt. Als gebruiker de gebruikersnaam is en context de naam van de context, is de gebruikersnaam gebruiker.context. Druk op [1 Niveau omhoog] als u de bestemmingsmap niet kunt vinden, en zoek vervolgens naar de map op dit niveau. F Selecteer de bestemmingsmap. Als u niet beschikt over leesrechten voor de bestemmingsmap of als er onvoldoende ruimte beschikbaar is op de harde schijf van de bestemmingscomputer, wordt het bestand mogelijk niet verstuurd. G Druk op [OK]. H Druk op [OK]. 3 43

52 Scanbestanden versturen met scan-to-folder Een bestemmingsmap zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [ ]. D Druk op [OK]. E Selecteer een bestemmingsmap. 3 B Druk op [Zoek op bestem.naam]. F Druk op [Afsluiten]. Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. 44 Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Als u wilt zoeken op het pad, drukt u op [Zoeken op mapnaam]. C Voer een deel van de naam van de bestemmingsmap in. Voer het eerste teken of de tekens van de naam of het pad van de bestemmingsmap in. Als u wilt zoeken op basis van het pad, en het pad van de bestemmingsmap is bijvoorbeeld \\volume\gebruiker\map, voert u \\volume\gebruiker\m in. Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [Zoeken op mapnaam]. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. H Selecteer indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandstype]. C Selecteer het bestandstype. D Druk tweemaal op [OK].

53 Scanbestanden versturen met scan-to-folder I Selecteer zonodig de bestandsnaam. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. Aan het scanbestand wordt een 21-cijferige bestandsnaam (exclusief de extensie) toegekend waarin tijd en datum van de gescande originelen wordt gecombineerd met een 4-cijferig paginanummer. (Bijvoorbeeld: als een pagina in TIFF wordt gescand in 15,10 seconden, om 3.30 uur op 31 december 2020, wordt de bestandsnaam tif) D Druk op [OK]. E Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets. Zie Pag.130 Scan-to-folder voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand dat kan worden verzonden. Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/ Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.87 Originelen in een paar keer scannen voor meer gegevens. Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder U kunt de scan-to-folderfunctie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt door scan-tofolder verzonden en gelijktijdig opgeslagen. In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdig verzenden en opslaan door scan-tofolder uitgelegd. Zie Pag.34 Procedure voor het versturen met scan-to-folder voor meer gegevens. Het bestand dat door scan-to-folder gelijktijdig met het verzenden is opgeslagen, kan niet opnieuw vanuit het scan-to-foldervenster worden verzonden. Als u de het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.57 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scan-to-folder of bezorgen. A Plaats de originelen. De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. B Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden 45 3

54 Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 C Maak de scaninstellingen. U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. D Selecteer de bestemming. E Geef de naam van de afzender, het onderwerp en het bericht op als het bestand op hetzelfde moment per wordt verzonden. F Druk op [Bestand opslaan]. H Geef indien nodig bestandsinformatie op. Verwijzing Zie Pag.51 Bestandsinformatie opgeven voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie. I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets. G Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan] is geselecteerd. 46

55 De resultaten van scan-to-folder controleren De resultaten van scan-to-folder controleren De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd. Zie Pag.118 Scanlogboek afdrukken en verwijderen voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd. Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd Datum / Tijd De datum en het tijdstip waarop de verzending is aangevraagd worden weergegeven, of de datum en het tijdstip waarop Gereed, Fout of Geannuleerd is bevestigd. Bestemming De verzendfunctie ( , scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, worden de bestemmingen afzonderlijk weergegeven. Afzender Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. Status Een van de volgende statusmeldingen wordt weergegeven: Gereed, Bezig met verzenden..., Wachten..., Fout of Geannuleerd. A Druk op [Status scanbestand] op het scan-to-folderscherm. B Controleer de getoonde records. Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het het scherm te bladeren. Als een bestand de status Wachten... heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken. C Druk op [Afsluiten]. Het scan-to-folderscherm verschijnt. 3 47

56 Scanbestanden versturen met scan-to-folder 3 48

57 4. Opslaan van bestanden Een scanbestand kan met de functie Document Server worden opgeslagen op de harde schijf van het apparaat, en het opgeslagen bestand kan later worden gebruikt. Met DeskTopBinder kunnen opgeslagen bestanden vanaf een client computer worden bekeken of opgevraagd. Belangrijk Voor elk opgeslagen bestand kan een wachtwoord worden ingesteld. Bestanden zonder wachtwoordbeveiliging kunnen met DeskTopBinder worden geopend door iemand anders op hetzelfde LAN. We raden u aan gebruik te maken van beveiligingsmaatregelen, zoals het instellen van wachtwoorden, om ongeautoriseerde toegang te voorkomen. Het scanbestand dat op het apparaat is opgeslagen kan verloren gaan in geval van storingen. Daarom raden we aan belangrijke bestanden op de harde schijf op te slaan. De leverancier is niet verantwoordelijk voor enige schade als gevolg van het verlies van bestanden. Als u bestanden voor langere tijd wilt opslaan, raden we aan DeskTopBinder te gebruiken. Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke dealer. Wanneer een bezorgingsscanner aan het netwerk is toegevoegd, kunnen opgeslagen bestanden worden bezorgd. U kunt scanbestanden op de documentenserver opslaan en ze tegelijkertijd met de netwerkbezorgingsscanner bezorgen of per of scan-to-folder versturen. Zie Pag.57 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scan-to-folder of bezorgen. Opslaan van bestanden In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt opslaan en hoe u bestandsinformatie kunt opgeven voor opgeslagen bestanden. Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. De opgeslagen bestanden worden na een bepaald aantal dagen automatisch verwijderd. Meer informatie over het opgeven en wijzigingen van instellingen kunt u vinden in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bestanden die met de scannerfunctie zijn opgeslagen, kunnen niet vanaf het bedieningspaneel worden afgedrukt. Scanbestanden kunnen worden afgedrukt nadat ze op een clientcomputer zijn ontvangen. Zie Pag.59 Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder of Pag.60 Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor. 49

58 Opslaan van bestanden 4 Opslagprocedure U kunt bestanden scannen en opslaan. A Druk op de {Scanner}-toets. NL ZZZ607S De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien. B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden. Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}- toets. C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. D Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. F Maak de instellingen voor het opslaan van scanbestanden. A Druk op [Bestand opslaan]. 50

59 Opslaan van bestanden B Druk op [Alleen opslaan]. I Druk op [Bestand opslaan]. Druk voor het opslaan en bezorgen van scanbestanden op [Verzenden & Opslaan]. Zie Pag.28 Gelijktijdig opslaan en verzenden per , Pag.45 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-tofolder, of Pag.74 Gelijktijdige opslag en bezorging. [Alleen opslaan] kan niet worden ingedrukt als er een bestemming of afzender is geselecteerd. C Druk op [OK]. G Geef de bestandsinformatie op. Geef een gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord op voor het bestand. Verwijzing Zie Pag.51 Bestandsinformatie opgeven voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie. H Druk op de {Start}-toets. Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.87 Originelen in een paar keer scannen voor meer gegevens. J Druk op [Annul.]. Bestandsinformatie opgeven U kunt een gebruikersnaam, bestandsnaam en een wachtwoord opgeven voor een opgeslagen scanbestand. Op basis van de opgegeven instellingen, kunt u bestanden opzoeken aan de hand van de gebruikersnaam of bestandsnaam en kunt u toegang van onbevoegden tot de bestanden voorkomen. Verwijzing Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. A Druk op [Bestand opslaan]. 51 4

60 Opslaan van bestanden 4 Het scherm Bestandsinformatie verschijnt. B Geef de bestandsinformatie op. Een gebruikersnaam opgeven A Druk op [Gebruikersnaam]. B Selecteer de gebruikersnaam. Een bestandsnaam opgeven Scanbestanden worden automatisch SCAN0001, SCAN0002, enz. genoemd. U kunt de bestandsnaam indien gewenst wijzigen. A Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestandsnaam in. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. C Druk op [OK]. De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een naam wilt opgeven die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. C Druk op [OK]. Een wachtwoord opgeven Door een wachtwoord op te geven, kan alleen een persoon die het wachtwoord kent het bestand bekijken. A Druk op [Wachtwoord]. B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in. C Druk op de {#}-toets. Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in. 52

61 Opslaan van bestanden D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK]. Belangrijk Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent. C Druk op [OK] om terug te keren naar het vorige scherm. 4 53

62 Opslaan van bestanden De lijst met opgeslagen bestanden weergeven U kunt bestanden in de lijst met opgeslagen bestanden verwijderen of de bijbehorende bestandsinformatie wijzigen. Voer de volgende stappen uit om de lijst van opgeslagen bestanden te bekijken. 4 Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u ook de lijst met opgeslagen bestanden op een clientcomputer weergeven. Zie Pag.59 Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer voor meer gegevens. A Druk op de {Scanner}-toets. NL ZZZ607S De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien. B Druk op [Select. opgesl. best.]. 54

63 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven De lijst bekijken De lijst met opgeslagen bestanden omvat de volgende elementen. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd:. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit:. Sommige bestanden worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. Informatie over alle opgeslagen bestanden weergeven 4 Als informatie over een geselecteerd opgeslagen bestand wordt getoond 1. Toetsen voor het zoeken naar bestanden Met deze toetsen schakelt u over naar de schermen voor het zoeken naar een bestand aan de hand van de gebruikersnaam of de bestandsnaam, of naar het scherm voor het weergeven van alle bestanden. 2. Toetsen om naar de informatieweergave om te schakelen Met deze toetsen kunt u schakelen tussen de lijst met opgeslagen bestanden en de gedetailleerde informatie over het geselecteerde bestand. 55

64 Opslaan van bestanden 4 3. Toetsen voor het sorteren van bestanden Met deze toetsen kunt u de bestanden sorteren op basis van het geselecteerde item. Selecteer hetzelfde item nogmaals, voor omgekeerd sorteren. De bestanden kunnen echter niet in aflopende bezorgvolgorde worden gesorteerd. 4. Toetsen voor het wijzigen van bestandsinformatie Gebruik deze toetsen voor het verwijderen van het geselecteerde bestand of voor het wijzigen van de gebruikersnaam, de bestandsnaam of het wachtwoord. 5. Overzicht van opgeslagen bestanden Hiermee kunt u de lijst met opgeslagen bestanden weergeven. Bestanden die zijn opgeslagen met andere functies dan de scanner kunnen worden weergegeven door op de toets [Document Server] te drukken. Als het bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. Bij bestanden met een wachtwoordbeveiliging wordt links van de bestandsnaam een sleutelsymbool ( ) weergegeven. 6. [Bestand beheren/verwijd.] Deze toets kunt u gebruiken voor bewerkingen zoals het verwijderen van opgeslagen bestanden of het wijzigen van de bestandsinformatie. 7. [Verzenden] Hiermee kunt u opgeslagen bestanden verzenden of bezorgen. Zie Pag.57 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scan-to-folder of bezorgen voor meer gegevens. 8. Informatie over een geselecteerd opgeslagen bestand Druk op [Detail] om informatie over een bestand weer te geven, nadat u het bestand in de bestandslijst heeft geselecteerd. Zoeken naar bestanden U kunt in de opgeslagen bestanden zoeken naar bestanden met behulp van de gebruikersnaam of de bestandsnaam. Zoeken op gebruikersnaam A Druk in het scherm met de lijst van opgeslagen bestanden op [Zoeken op gebruik.naam]. B Selecteer de gebruikersnaam die u wilt gebruiken voor het zoeken. De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. C Druk op [OK]. De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de gebruikersnaam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven. 56

65 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven Zoeken op bestandsnaam A Druk in het scherm met de lijst van opgeslagen bestanden op [Zoeken op bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestandsnaam in. U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. C Druk op [OK]. De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de naam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven. Verzenden van opgeslagen bestanden met of scanto-folder of bezorgen Opgeslagen bestanden kunnen worden bezorgd bij de bezorgingsserver of per of met scan-to-folder worden verzonden. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt selecteren voor bezorging of verzending. Zie Pag.17 Procedure voor het versturen van berichten voor informatie over het verzenden per . Zie Pag.34 Procedure voor het versturen met scan-to-folder voor informatie over het verzenden per scan-naar-map. Zie Pag.68 Scanbestanden bezorgen voor informatie over het bezorgen van opgeslagen bestanden. Wanneer opgeslagen bestanden zijn verzonden of bezorgd, kunnen de scaninstellingen niet meer worden gewijzigd. De bestanden worden bezorgd of verzonden met de scaninstellingen die voor de bestanden waren opgegeven op het moment dat ze werden opgeslagen. A Druk op [Select. opgesl. best.] om de lijst met opgeslagen bestanden weer te geven. Verwijzing Pag.54 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven 4 57

66 Opslaan van bestanden 4 B Selecteer een bestand. Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd en gedrukt hebt op [OK], wordt het bestand geselecteerd. C Voor het selecteren van meerdere bestanden, herhaalt u stap B. E Kies eventueel een andere bestemmingslijst. F Geef een bestemming op. G Geef indien nodig de afzender, het onderwerp en een bericht op. H Druk op de {Start}-toets. I Druk op [Select. opgesl. best.]. J Druk op [Annul.]. Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd. Indien u meerdere bestanden selecteert, worden de bestanden bezorgd of verzonden in de volgorde van selectie. Indien u op [Selectie weerg.] drukt, worden alleen de geselecteerde bestanden getoond in de volgorde van bezorging. D Druk op [OK]. Het scherm voor , scan-tofolder of de netwerkbezorgingsscanner wordt geopend. URL-adressen van opgeslagen bestanden per versturen Als u deze instelling kiest, kunt u per URL-adressen van de locatie van opgeslagen bestanden versturen, en hoeft u geen bestanden in een bijlage mee te sturen. Aan de hand van de verzonden URL-adressen kunnen opgeslagen bestanden met Web Image Monitor via het netwerk worden bekeken, verwijderd of gedownload. Dit kan nuttig zijn als u in verband met netwerkbeperkingen geen bestanden als bijlage kunt versturen. 58

67 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven De instellingen voor de bovenstaande functies moeten vooraf worden opgegeven in [Scannereigensch.]. Zie Pag.119 Opgeslagen bestand methode. Meer informatie over de verzendprocedure kunt u vinden op Pag.57 Verzenden van opgeslagen bestanden met of scanto-folder of bezorgen. U kunt tegelijkertijd URL-adressen per en bestanden met scanto-folder versturen. Hieronder ziet u een voorbeeld van een met een URL-adres die op de bestemming is ontvangen. URL-adres Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u vanaf een clientcomputer de lijst met opgeslagen bestanden bekijken. U kunt ook bestanden bekijken die zijn opgeslagen met de kopieerfunctie, Document Server of de printerfunctie. De illustratie die is gebruikt in de onderstaande uitleg is slechts een voorbeeld. De items die feitelijk op het scherm worden weergegeven zien er mogelijk anders uit, afhankelijk van uw omgeving en het model dat u gebruikt. 4 Als u op het verzonden URL-adres klikt, wordt Web Image Monitor geopend, zodat u het bestand dat op deze locatie is opgeslagen via het netwerk kunt bekijken, verwijderen en downloaden. Afhankelijk van de besturingsomgeving, wordt de webbrowser mogelijk niet geopend wanneer u op op het verstuurde URL-adres klikt, en kunt u geen bestanden bekijken. NL Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder De onderstaande opgeslagen bestanden zijn weergegeven met DeskTop- Binder. 59

68 Opslaan van bestanden 4 De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kunnen andere items worden weergegeven. U kunt de opgeslagen bestanden ook overbrengen naar de clientcomputer. We raden u aan Web Image Monitor alleen te gebruiken binnen een LAN (Local Area Network)-omgeving. Verwijzing Zie Pag.11 DeskTopBinder voor informatie over het installeren van DeskTopBinder. Meer informatie over de functies van DeskTopBinder, zoals het overbrengen van bestanden naar een clientcomputer, kunt u vinden in de handleidingen over DeskTopBinder. Zie Pag.i Handleidingen voor dit apparaat. Verwijzing Meer informatie over het weergeven of downloaden van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor kunt u vinden in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Meer informatie over het opgeven van instellingen met Web Image Monitor kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Klik voor meer informatie over het beheren van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor op [Help] in de rechterbovenhoek van het geopende scherm. Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor De opgeslagen bestanden worden weergegeven in Web Image Monitor en kunnen hierin ook worden gecontroleerd Wanneer u (IP-adres van apparaat)/ typt op de adresregel van de webbrowser op een client computer, wordt de bovenste pagina van Web Image Monitor weergegeven. U kunt de opgeslagen bestanden ook downloaden. 60

69 Opgeslagen bestanden beheren Opgeslagen bestanden beheren Bestanden verwijderen U kunt bestanden die u niet langer nodig hebt, verwijderen. Beperking Bestanden die wachten op bezorging kunnen niet worden verwijderd. Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de opgeslagen bestanden ook verwijderen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. A Open de lijst met opgeslagen bestanden. Verwijzing Pag.54 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. Het scherm [Bestand beheren/verwijd.] verschijnt. C Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen. Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Als er meerdere bestanden zijn geselecteerd, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord geopend voor elk bestand met wachtwoordbeveiliging. D Druk op [Bestand verwijd.]. Er wordt een bericht weergegeven waarin wordt bevestigd dat het bestand is verwijderd. E Druk op [Verwijderen]. F Druk op [Afsluiten]. 4 Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd. 61

70 Opslaan van bestanden Bestandsinformatie wijzigen De informatie over opgeslagen bestanden (gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord) kan worden gewijzigd. Gebruikersnaam wijzigen A Druk op [Gebr.naam wijzigen]. 4 Beperking Informatie over bestanden die wachten op bezorging kan niet worden gewijzigd. Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de informatie over de opgeslagen bestanden wijzigen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. A Open de lijst met opgeslagen bestanden. Verwijzing Pag.54 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. C Selecteer het bestand waarvoor u de bestandsinformatie wilt wijzigen. B Selecteer de nieuwe gebruikersnaam. De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [ Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. C Druk op [OK]. 62 Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. D Bestandsinformatie wijzigen.

71 Opgeslagen bestanden beheren Bestandsnaam wijzigen A Druk op [Best.naam wijzigen]. B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in. B Voer een nieuwe bestandsnaam in. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. C Druk op [OK]. Het wachtwoord wijzigen A Druk op [Wachtwoord wijz.]. C Druk op de {#}-toets. Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in. D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK]. Belangrijk Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent. E Pas de bestandsinformatie aan en druk op [Afsluiten]. 4 63

72 Opslaan van bestanden 4 64

73 5. Scanbestanden bezorgen Scanbestanden kunnen naar een opgegeven locatie worden verstuurd met de netwerkbezorgingsscanner. In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de voorbereiding voor het bezorgen van bestanden, diverse displays, de bezorgingsprocedures en het controleren van het bezorgingsresultaat bij gebruik van deze functie. Belangrijk Een bezorgingsserver waarop ScanRouter-software is geïnstalleerd is vereist om de netwerkbezorgingsscanner-functie te kunnen gebruiken. Informatie over de bezorgingsbestemmingen en afzenders moet eerst op de bezorgingsserver worden geregistreerd. Daarnaast moeten alle aangesloten apparaten worden geconfigureerd in [I/O-apparaat instellen] van de ScanRouter-bezorgingssoftware. Meer informatie vindt u in Help-functie van de ScanRouter-software. Voorbereiding van bezorging Om het apparaat als netwerkbezorgingsscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd. 1 Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding. 2 Als u scanbestanden wilt bezorgen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) IP-adres subnetmasker Bovendien moet [Aan] zijn geselecteerd voor [Bezorgingsoptie] onder [Bestandsoverdracht]. Meer informatie over het maken van instellingen en andere instellingen kunt u vinden in "Verbinden en instellen" in de Netwerkhandleiding. 3 Geef de instellingen op voor de netwerkbezorgingsscanner, zoals de scaninstellingen. Zie Pag.107 Begininstellingen van de scanner. 65

74 Scanbestanden bezorgen 4 Installeer de ScanRouter-software die is vereist om de functies van de netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken op de bezorgingsserver. Definieer vervolgens de noodzakelijke instellingen voor serveronderhoud en de bezorgservice. Meer informatie vindt u in de handleidingen van de ScanRouter-bezorgingssoftware. Stel in de ScanRouter-software de bestemming, de aangesloten apparaten en informatie over de afzender in. 5 6 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner Installeer op de clientcomputers de vereiste software voor het bekijken of ophalen van bestanden na het tot stand brengen van een verbinding met de bezorgingsserver, zoals DeskTopBinder. Zie Pag.11 DeskTopBinder. Het scherm van de netwerkbezorgingsscanner wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd:. Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit:. 1. Pictogram netwerkbezorgingsscanner ( ) Dit pictogram geeft aan dat het scherm van de netwerkbezorgingsscanner is geopend. 2. Bestemmingsveld De geselecteerde bestemming wordt hier getoond. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken. 66 U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.

75 Voorbereiding van bezorging 3. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers. 4. [Handm. invoer] Als u s verstuurt via de bezorgingsserver, kunt u de bestemming opgeven met het soft-toetsenbord door op [Handm. invoer] te drukken. Meer informatie over het versturen van berichten via de bezorgingsserver vindt u in de handleidingen bij de ScanRouter-software. 5. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp bijvoegen] Hier geeft u de afzender, het onderwerp en het bericht op van het document dat u wilt afleveren. Geef daarnaast op of u wel of niet wilt controleren of het bestand op de bestemming is geopend. 6. [ ] Bestemmingslijst veranderen/zoeken Druk op deze knop om een bestemmingslijst van dit apparaat te verplaatsen naar een bestemming in de bezorgingsserverlijst, om te zoeken naar een bestemming. 7. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat. 5 Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool. 67

76 Scanbestanden bezorgen Scanbestanden bezorgen Bezorgprocedure Een scanbestand wordt bezorgd nadat de scaninstellingen en bestemming ervan zijn opgegeven. Zonodig kunt u een afzender en een onderwerp selecteren. A Druk op de {Scanner}-toets. D Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden 5 NL ZZZ607S De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien. B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden. Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}- toets. C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens. F Als het scherm wordt weergegeven, schakelt u naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen]. 68

77 Scanbestanden bezorgen C Druk op [Bezorgingsserver]. Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming. D Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend. G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. Het registratienummer opgeven. De afzender zoeken. Het adres direct invoeren. De bestemmingslijst wordt automatisch bijgewerkt. Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit: Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. De bestemmingstitels zijn geprogrammeerd in de bezorgingsserver. Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}- toets. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A. 5 69

78 Scanbestanden bezorgen 5 Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt invoeren Druk op de {9}-toets en vervolgens op de {#}-toets. Zoeken naar een bestemming A Druk op [ ]. B Druk op [Zoek adresboek]. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. C Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap B. C Druk op [Zoek op bestem.naam]. Als u wilt zoeken op een opmerking, drukt u op [Zoeken op notitie]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in. E Druk op [OK]. 70

79 Scanbestanden bezorgen F Selecteer een bestemming. G Druk op [Afsluiten]. Handmatige invoer van een bestemming A Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestemming in. Voer het adres van de bestemming in als u via de bezorgingsserver verzendt. Zie Pag.131 De functie netwerkbezorgingsscanner voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\, ; : en spaties kunnen niet worden gebruikt. Zie Pag.131 De functie netwerkbezorgingsscanner voor meer gegevens. C Druk op [OK]. Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren. Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. H Geef indien nodig de afzender (van het bestand) op. U kunt de afzender als volgt opgeven: De afzender selecteren uit de lijst. Het registratienummer opgeven. De afzender zoeken. 5 71

80 Scanbestanden bezorgen Wanneer een afzender is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Selecteer een afzender uit de afzenders die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver. Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam. Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam A Druk op [Naam afzender bijv.]. 5 Een afzender selecteren uit de lijst A Druk op [Naam afzender bijv.]. B Selecteer de afzender. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets. De geselecteerde afzender en diens registratienummer worden weergegeven. C Druk op [OK]. C Druk op [OK]. 72

81 Scanbestanden bezorgen Zoeken naar een afzender A Druk op [Naam afzender bijv.]. B Druk op [ ]. C Druk op [Naam gebr.(bestemm)]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK]. I Geef zonodig [Ontvangstbevestiging] op. Er wordt een met de bevestiging dat het bestand is geopend op de bestemming, verstuurd naar het adres dat is opgegeven in StapH. Als u ScanRouter gebruikt, moet u vooraf het adres van de afzender registreren. Als u [Ontvangstbevestiging] wilt inschakelen, moet u verzending via SMTP opgeven in ScanRouter. Als de toepassing van de geadresseerde echter geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de niet wordt verzonden. J Geef indien nodig een onderwerp op. 5 Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de afzendernaam in. Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in. E Druk op [OK]. F Selecteer een zender. U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden. Zie Pag.131 De functie netwerkbezorgingsscanner voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. 73

82 Scanbestanden bezorgen 5 74 De procedure voor het opgeven van de onderwerpnaam [Urgent] New product appearance wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp bijvoegen]. B Druk op het onderwerp [Urgent]. C Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het onderwerp New product appearance in. E Druk tweemaal op [OK]. K Druk op de {Start}-toets. Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.87 Originelen in een paar keer scannen voor meer gegevens. Gelijktijdige opslag en bezorging U kunt de netwerkbezorgingsscanner-functie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt bezorgd en tegelijkertijd opgeslagen. In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige bezorging en opslag uitgelegd. Zie Pag.68 Scanbestanden bezorgen voor meer gegevens. A Plaats de originelen. De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. B Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden C Maak de scaninstellingen. U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Elke instelling apart configureren. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.91 Een programma oproepen voor meer gegevens.

83 Scanbestanden bezorgen D Selecteer de bestemming. E Geef indien nodig de afzender en een onderwerp op. F Druk op [Bestand opslaan]. G Zorg ervoor dat [Verzenden & Opslaan] is geselecteerd. 5 H Geef zonodig de instellingen voor bestandsinformatie op. Verwijzing Zie Pag.51 Bestandsinformatie opgeven voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie. I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets. 75

84 Scanbestanden bezorgen Het controleren van de bezorgstatus 5 De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd. Zie Pag.118 Scanlogboek afdrukken en verwijderen voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd. Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd Datum / Tijd De datum en het tijdstip waarop de bezorging is aangevraagd worden weergegeven, of de datum en het tijdstip waarop Gereed, Fout of Geannuleerd is bevestigd. Bestemming De verzendfunctie ( , scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. Afzender Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. Status Een van de volgende statusmeldingen wordt weergegeven: Gereed, Bezig met verzenden..., Wachten..., Fout of Geannuleerd. A Druk op [Status scanbestand] op het scherm van de netwerkbezorgingsscanner. B Controleer de getoonde records. Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. Eén scherm toont de resultaten van vijf bezorgingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het het scherm te bladeren. Als een bestand de status Wachten... heeft, kan de bezorging worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken. C Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend. 76

85 6. Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner In dit hoofdstuk wordt de procedure uitgelegd voor het scannen van originelen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner in combinatie met DeskTop- Binder. Daarnaast wordt uitgelegd welke voorbereidingen moeten worden getroffen om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken. Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd. 1 Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding. 2 Controleer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] en wijzig deze indien nodig. Zie de Netwerkhandleiding. 3 Installeer op de clientcomputers de software die noodzakelijk is voor het gebruik van de functies van de TWAIN-scanner, zoals een TWAIN Driver en DeskTopBinder. Zie Pag.10 TWAIN Driver. 77

86 Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Originelen scannen 6 In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen kunt scannen met de TWAIN-scannerfunctie van het apparaat. Wanneer u de TWAIN-scanner gebruikt, kunt u het origineel scannen zonder een gebruikerscode op te geven, zelfs als [Code wekelijkse timer] is geselecteerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. A Start DeskTopBinder en selecteer het scannerstuurprogramma. A Wijs in het menu [Start] de optie [Programma s] aan, wijs [DeskTopBinder V2] aan en klik vervolgens op [DeskTopBinder V2]. B In het menu [Extra], klikt u op [Scannerinstellingen...]. Als de scanner al geselecteerd is, hoeven er geen scannerinstellingen te worden gedaan. Controleer de instellingen in [Bestandsindeling voor gescande afbeelding(en)] en ga dan verder met stap E. C Klik op [Scannerstuurprogramma selecteren...]. D Selecteer in de lijst de naam van het apparaat dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Selecteer]. Als het te gebruiken apparaat niet in de lijst staat, controleer dan of het IP-adres is geconfigureerd en of het apparaat correct is aangesloten op het netwerk. Als het apparaat na bovenstaande handelingen nog steeds niet wordt weergegeven in de lijst, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder. E Klik op [OK]. B Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. 78

87 Originelen scannen C Maak de scaninstellingen. A In het menu [Extra], ga naar [Document toevoegen], en klik vervolgens op [Scannen...]. Na een korte periode verschijnt het dialoogvenster van het TWAIN Driver dat de scanner bestuurt. Dit dialoogvenster wordt Scannereigenschappen genoemd. De naam van de gebruikte scanner ziet u in de titelbalk van het dialoogvenster. Wanneer meerdere apparaten zijn aangesloten, controleer dan of het aangegeven apparaat het apparaat is dat moet worden gebruikt. Als dit niet het geval is, klik dan op [Selecteer scanner] om de scanner opnieuw te selecteren. B Geef de instellingen op aan de hand van criteria zoals het soort origineel, de soort scan en de afdrukstand van het origineel. Zie de Help van TWAIN Driver voor meer informatie over de instellingen. D Klik op [Scannen] in het dialoogvenster Scannereigenschappen. Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u deze originelen en klikt u vervolgens op [Doorgaan]. Als er geen originelen meer zijn, klikt u op [Voltooid]. Als u op [Scannen] drukt, wordt er, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd uw gebruikersnaam en wachtwoord op te geven E Sla het scanbestand op in Desk- TopBinder. A In het menu [Bestand], klikt u op [Afsluiten]. B Voer de bestandsnaam in en klik op [OK]. De afbeelding wordt opgeslagen in DeskTopBinder en Desk- TopBinder Viewer wordt afgesloten. -Bewerken en afdrukken van scanbestanden Met DeskTopBinder is het mogelijk scanbestanden te bewerken en af te drukken. Zie de Help van DeskTop- Binder voor meer informatie over de wijze waarop kan worden bewerkt en afgedrukt. 6 79

88 Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner 6 80

89 7. Scaninstellingen configureren/vastleggen Dit gedeelte beschrijft hoe u scaninstellingen kunt opgeven en hoe u de instellingen kunt configureren volgens de richting van het origineel. Bovendien beschrijft dit gedeelte de programmeerfunctie waarmee u instellingen kunt vastleggen die u regelmatig gebruikt. Scaninstellingen opgeven A Druk op [Scaninstellingen]. B Selecteer opties zoals resolutie en origineelformaat en wijzig vervolgens de instellingen. Stel als volgt de basis-scaninstellingen in zoals scantype, resolutie, belichting, scangrootte en bewerken: Scantype Originelen worden gescand volgens het geselecteerde scantype. Kies uit de volgende mogelijkheden het scantype: Tekst (afdrukken) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Afdrukken via de printer kan het beste worden gescand met Tekst (afdrukken). Tekst (OCR) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Als u deze instelling kiest, wordt de nauwkeurigheid van de tekenherkenning verhoogd. Deze instelling is nuttig wanneer u eerst scant en daarna een OCR-toepassing (Optical Character Recognition) gebruikt. Tekst/Foto Origineel met een combinatie van tekst en foto s. Foto Voor originelen met foto s en andere afbeeldingen (twee waarden). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken. Grijstint Voor originelen met foto s en andere afbeeldingen (multiwaarde). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor weergave op een computerscherm. 81

90 Scaninstellingen configureren/vastleggen 7 Resolutie Selecteer de gewenste resolutie: 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi of 600 dpi Belichting Stel de belichting in. U kunt kiezen uit zeven instellingen, variërend van ilicht (1) tot Donkerj (7). U kunt ook Automatische belichting gebruiken. Scanformaat Selecteer het formaat van het te scannen origineel. Als [Autodetectie] is geselecteerd, wordt de auto-detectiefunctie van dit apparaat gebruikt om het formaat van het origineel in te stellen. Wanneer het formaat is bepaald, wordt het scannen uitgevoerd voor dat formaat, ongeacht het werkelijke formaat van het origineel. U kunt één van de volgende formaten selecteren: A3S, A4R, A4S, A5R, A5S, 11 17S, 8 1 / 2 14S, 8 1 / 2 13S, 8 1 / 2 11R, 8 1 / 2 11S, 5 1 / / 2 R, 5 1 / / 2 S, B4 JISS (Japanse industriestandaard), B5 JISR, B5 JISS, Aangepast formaat Wanneer [Aangepast formaat] wordt geselecteerd, kunnen de afmetingen van het scanformaat (breedte en hoogte) worden opgegeven. Als u [Aangepast formaat] selecteert voor [Scanformaat], zie dan Pag.113 Een origineel met een aangepast formaat scannen. Bewerken Instellingen voor bewerken maken. Rand wissen De randen van het gescande origineel verwijderen volgens de opgegeven breedte. Kies [Dezelfde breedte] om een standaard breedte op te geven in millimeter voor de verwijdering van alle zijden (boven, onder, links en rechts). Kies [Verschil. breedte] om een verschillende breedte op te geven in millimeters voor de verwijdering van iedere zijde. Stelt u [Scanformaat] tot [Autodetectie] in en geeft u [Gemengde formaten] op dan kan een van de zijden niet worden verwijderd. C Druk op [OK]. 82

91 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande origineel op een cliëntcomputer moeten de origineelrichting en de paginavolgorde worden ingesteld wanneer het origineel wordt geplaatst. Voor , scan-naar-map en netwerkbezorgingsscanner A Geef de instellingen op voor 1- zijdig origineel/2-zijdig origineel, Oorspronkelijke afdrukstand, SADF/Batch, Gemengde formaten, Delen en Stempel. Selectie 1-zijdig origineel/ 2-zijdig origineel A Wanneer u éénzijdige originelen wilt scannen, moet [1-zijdig orig.] zijn geselecteerd. B Als u tweezijdige originelen scant, druk dan op [Dubbelz. orig.] om [2-zijd.origineel: boven/boven] of [2-zijd.origineel: boven/onder] te selecteren overeenkomstig de bindrichting van het origineel. Bovenzijde naar bovenzijde-origineel: Boven- naar onderzijdeorigineel: 7 De standaardinstellingen kunnen worden gewijzigd met behulp van [Originele instel.], [Prioriteit origineelrichting], [Activeer Batch], [Prioriteit van gemengde originele formaten] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.111 Scaninstellingen. C Als de laatste pagina van een batch van tweezijdige originelen blanco is, druk dan op [1-zijdig] om die zijde over te slaan en het scannen af te sluiten, of druk op [2-zijdig] om die zijde als een blanco pagina te scannen. 83

92 Scaninstellingen configureren/vastleggen 7 Is [1-zijdig] geselecteerd voor [Laatste pagina], dan is de bestandsgrootte groter dan van een bestand dat het resultaat is van het apart scannen van dezelfde pagina s. De kan niet worden verstuurd als de grootte van de de opgegeven limiet overschrijdt. In dat geval wijzigt u de instellingen van [Max. E- mailform.] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.117 Verzendinstellingen. Kiest u [Delen], dan is de instelling die u hier invoert, geldig voor de laatste pagina van het verdeelde origineel. D Druk op [OK]. B Geef de instellingen op voor de afdrukstand van het origineel, Batch/SADF, gemengde origineelformaten, delen en stempel door op [Origin. invoertype] te drukken. Richtingselectie A Druk op de toets voor dezelfde richting als de daadwerkelijke richting van het origineel of. Verwijzing Zie Pag.125 Originelen plaatsen voor informatie over de richting van het origineel en de instelling van de richting. Batch/SADF selecteren A Wanneer een groot aantal originelen wordt gescand door het aantal te verdelen en ze individueel of in een groep te scannen, zorg er dan voor dat [Batch] of [SADF] is geselecteerd. [SADF] of [Batch] verschijnt. Verschijnt de functie die u wilt niet, wijzig de functie dan in [Activeer Batch] of [Scannereigensch.]. Zie Pag.112 Activeer batch voor meer gegevens. Kies [SADF] om [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scaninstellingen] in te schakelen. Zie Pag.112 Wachttijd voor volgend orig.: SADF voor meer gegevens. Als u [Batch] selecteert, wacht het apparaat tot de volgende originelen zijn ingevoerd, ongeacht de systeeminstelling. 84

93 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Selectie van diverse formaten A Wanneer originelen van verschillende formaten zijn geplaatst, selecteert u [Gemengde formaten]. Originelen van verschillende formaten verschillend gescand afhankelijk van de instellingen en de richting van de originelen. Zie Pag.126 Documenten met verschillende afmetingen scannen. Verdelen opgeven A Druk op [Delen/Stempelen] en dan op [Delen] als u een bestand met een aantal pagina s wil splitsen en verzenden. B Druk op [Wijzigen] en voer vervolgens het aantal delen in met de cijfertoetsen. C Druk op de {#}-toets. D Druk zonodig op [Deling controleren] op. Kiest u [Deling controleren], dan verschijnt er een scherm voor het stoppen en hervatten van het scannen als de originelen niet in volgorde worden gescand door een papierstoring of het invoeren van een aantal vellen tegelijkertijd. E Druk tweemaal op [OK]. Is de laatste pagina van een gesplitst origineel leeg, dan kunt u die pagina overslaan bij het scannen. Kies [1-zijdig] in [Laatste pagina] in [2-zijdig origineel] om dit te doen. Klik op [2-zijdig] om de lege pagina te scannen. Zie Pag.83 Selectie 1-zijdig origineel/ 2-zijdig origineel voor meer gegevens. Stempel opgeven A Druk op [Delen/Stempelen] en vervolgens op [Stempelen] om gescande originelen te stempelen. Laatste pagina s worden gestempeld zelfs als u ervoor hebt gekozen de laatste pagina niet te scannen. Stempelen gaat misschien gewoon door als het scannen werd onderbroken afhankelijk van de oorzaak van de onderbreking. Vervang het stempelpatroon wanneer de stempel vaag begint te worden. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. B Druk op [OK]. 7 85

94 Scaninstellingen configureren/vastleggen C Druk op [OK]. De huidige instellingen worden getoond. E Wanneer de originelen in de automatische papierinvoer (ADF) zijn geplaatst, selecteert u [1-zijd.], [(Boven/boven)] of [(Boven/onder)] in de lijst[scaninst.:]. Originelen van verschillende groottes worden verschillend gescand afhankelijk van de instellingen. Zie Pag.126 Documenten met verschillende afmetingen scannen. Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner 7 Zorg ervoor dat u de TWAIN Driver gebruiken als instelling opgeeft, als u de TWAIN-compatibele netwerkscanner gebruikt. A Open het dialoogvenster Scannereigenschappen. Verwijzing Pag.78 Originelen scannen B Selecteer de positie in de lijst [Scanmethode orig.:]. C Selecteer [ ] of [ ] in de lijst [Oorspr.afd. richt:]. Verwijzing Pag.125 Originelen plaatsen D Klik in het menu [Afdrukstand:] op [ / ], [ / ], [ / ] of [ / ]. 86

95 Originelen in een paar keer scannen Originelen in een paar keer scannen Originelen kunnen worden gesplitst en gescand naar een enkel bestand met de glasplaat of de autom. papierinvoereenheid (ADF). Wanneer originelen worden gesplitst en gescand, dan kan het apparaat op twee verschillende manieren wachten op extra originelen. Een bepaalde tijd wachten voor het volgende origineel (tijdsbeperking ingesteld) Oneindig wachten op het volgende origineel (geen tijdsbeperking ingesteld) Als er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen Geef vooraf de wachttijd op in seconden voor het plaatsen van de extra originelen. Scannen met de glasplaat Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] van [Scannereigensch.]. Scannen met de autom. papierinvoereenheid (ADF) Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scannereigensch.]. Verwijzing Pag.111 Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat of Wachttijd voor volgend orig.: SADF A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina. B Geef de instellingen op voor het scangebied en de originelenrichting. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden C Geef instellingen op voor het versturen van , scan-naar-map, opslaan of bezorgen. Verwijzing Pag.17 Procedure voor het versturen van berichten Pag.34 Procedure voor het versturen met scan-to-folder Pag.50 Opslagprocedure Pag.68 Bezorgprocedure 7 87

96 Scaninstellingen configureren/vastleggen Het gebruik van de glasplaat A Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen. B Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen. 7 De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. B Als er extra originelen zijn, plaatst u deze binnen de aangegeven tijd en drukt u dan op de toets {Start}. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten. Het gebruik van de autom. papierinvoereenheid (ADF) A Selecteer [SADF] in [Origin. invoertype]. Als [SADF] niet verschijnt, kies [SADF] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie. Pag.112 Activeer batch. De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. C Wanneer er nog meer originelen te scannen zijn, plaats die dan binnen de opgegeven tijd. Het apparaat zal het scannen automatisch starten. Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten. U kunt ook de glasplaat gebruiken in plaats van de ADF. In dat geval moet op de {Start}-toets worden gedrukt om het scannen te starten. D Als alle originelen zijn gescand en het aftellen is beëindigd, begint het apparaat automatisch met opslaan of versturen. U kunt ook op de {#}-toets drukken om het opslaan of versturen te starten. 88

97 Originelen in een paar keer scannen Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina. B Geef de instellingen op, bijvoorbeeld voor de afdrukstand van de originelen en het scangebied. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden C Selecteer [Batch] voor [Origin. invoertype]. D Geef instellingen op voor het versturen van of scan-naarmap, opslaan of bezorgen. Verwijzing Pag.17 Procedure voor het versturen van berichten Pag.34 Procedure voor het versturen met scan-to-folder Pag.50 Opslagprocedure Pag.68 Bezorgprocedure E Druk op de {Start}-toets. De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. F Als er extra originelen gescand moeten worden, plaatst u deze en drukt u op de {Start}-toets. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. G Als alle originelen zijn gescand, drukt u op de {#}-toets. Opslaan of zenden begint. 7 Als [Batch] niet verschijnt, kies [Batch] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.112 Activeer batch. 89

98 Scaninstellingen configureren/vastleggen Programma s 7 U kunt regelmatig gebruikte instellingen registreren in het geheugen van het apparaat en deze later weer oproepen. U kunt maximaal 10 programma s registreren voor de scannermodus. U kunt de instellingen die zijn geregistreerd in programma nr. 10 als beginmodus gebruiken door [Programmanr. 10] in [Startmodus wijzigen] van [Scannereigensch.] te selecteren. Programma s worden niet gewist als het apparaat uit wordt gezet of als er op de {Wismodi}-toets wordt gedrukt. Ze worden alleen verwijderd als u ze verwijdert of ze overschrijft met een ander programma. De volgende instellingen kunnen in een programma worden geregistreerd: de scaninstellingen, 1- zijdig origineel/2-zijdig origineel, Boven/boven, Boven/onder, Laatste pagina, Delen, Origin. invoertype, Bestandstype, Batch/SADF en Stempel. Een programma registreren A Geef de te registreren instellingen op in het beginscherm van de scannermodus. B Druk op de {Programma}-toets. AHY001S C Druk op [m Registreren]. D Druk op het programmanummer dat u wilt registreren. Programmanummers met m hebben al instellingen. E Voer de naam van het programma in met het soft-toetsenbord dat op het displaypaneel verschijnt. U kunt maximaal 40 tekens invoeren. Als er geen programmanaam hoef te worden ingevoerd, ga dan verder met stap F. F Druk op [OK]. Als de instellingen zijn geregistreerd, verschijnt m aan de linkerzijde van het geregistreerde programmanummer en de programmanaam aan de rechterzijde. Het display keert even later terug naar het beginscherm. 90

99 Programma s Een programma oproepen A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}. B Druk op [B Oproepen]. C Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen. De geregistreerde instellingen worden weergegeven. Programma s worden niet vastgelegd in nummers die verschijnen zonder m. D Plaats de originelen en druk op de {Start}-toets. Een geregistreerd programma wijzigen A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}. B Druk op [B Oproepen]. C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wijzigen. D Wijzig de instellingen van het programma. E Druk op de {Programma}-toets. F Druk op [m Registreren]. G Druk op het nummer van het programma waarvan u de instellingen heeft gewijzigd of het nummer van een ander programma waarin u de gewijzigde instellingen wilt vastleggen. H Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven als u een programma selecteert dat al is geregistreerd. Druk op [Registreren] als u het programma wilt overschrijven. Als er geen programma is geregistreerd onder het nummer dat u hebt geselecteerd, gaat u verder met stap I. I Voer een programmanaam in. J Druk op [OK]. Registreert u een programma onder een nummer dat al is geregistreerd, dan wordt het oude programma overschreven. Een programma wissen A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}. B Druk op [Verwijderen]. 7 91

100 Scaninstellingen configureren/vastleggen C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wissen. D Druk op [Ja]. Het programma is gewist en het display keert even later terug naar het beginscherm. Programmanaam wijzigen A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}. B Druk op [Naam wijzigen]. 7 C Druk op het nummer van het programma waarvan u de naam wilt wijzigen. D Voer een nieuwe programmanaam in. U kunt maximaal 40 tekens invoeren voor een programmanaam. E Druk op [OK]. De nieuwe naam van het programma verschijnt heel kort waarna het display terugkeert naar het oorspronkelijke display. 92

101 8. Troubleshooting In dit gedeelte wordt u geadviseerd over wat u kunt doen als u problemen hebt met het scannen van een origineel of als de functie of de netwerkbezorgingsscanner niet werkt. Tevens bevindt zich hier een overzicht met de diverse meldingen die op het bedieningspaneel of de cliëntcomputer kunnen verschijnen, samen met de oorzaken en oplossingen. Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd Problemen De gescande afbeelding is vuil. De afbeelding is verminkt of verplaatst. Het gescande beeld ligt ondersteboven. Er komt geen afbeelding voort uit het scannen. De gescande afbeelding bevat witte plekken. Oorzaken en oplossingen De glasplaat of deksel van de glasplaat is vuil. Maak deze onderdelen schoon. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Het origineel werd bewogen tijdens het scannen. Beweeg het origineel niet tijdens het scannen. Het origineel is niet vlak op de glasplaat gedrukt. Zorg ervoor dat het origineel vlak op de glasplaat is gedrukt. Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de juiste richting. Zie Kopieerhandleiding. De voor- en achterzijde van het origineel zijn verwisseld. Wanneer het origineel direct op de glasplaat wordt gelegd, dient het met de te scannen zijde naar beneden te worden gelegd. Wanneer het origineel wordt ingevoerd via de automatische documentinvoer (ADF), dient het origineel met de te scannen zijde naar boven te worden geplaatst. Zie Kopieerhandleiding. Scant u originelen met andere functies dan de functie TWAINnetwerkscanner, dan kunnen bij sommige papierformaten en resolutieinstellingen de gescande afbeeldingen groter worden dan de opgegeven grootte omdat er witte randen aan zijkanten worden toegevoegd. De witte randen kunnen kleiner worden gemaakt door te scannen met een hogere resolutie. Indien de File Format Converter (optioneel) is geïnstalleerd dan kunnen de witte randen breder worden. Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn Problemen Het opgeslagen bestand is vergrendeld en niet toegankelijk Oorzaken en oplossingen Het bestand, dat is beschermd met een wachtwoord, is vergrendeld omdat het wachtwoord tien keer onjuist is ingevoerd. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte. 93

102 Troubleshooting Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurd Problemen Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u de bestemmingsmap opgeeft. Oorzaken en oplossingen De volgende instellingen voor het apparaat zijn mogelijk onjuist: IP-adres subnetmasker Controleer de instellingen. Zie de Netwerkhandleiding. Het TWAIN Driver kan niet worden gestart Problemen Het dialoogvenster Scannereigenschappen kan niet worden weergegeven. Oorzaken en oplossingen Er is geavanceerde encryptie opgegeven in de uitgebreide beveiligingsinstellingen. Neem contact op met uw beheerder voor informatie over de uitgebreide beveiligingsinstellingen. Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt 8 Problemen Opgeslagen bestanden kunnen niet worden verwijderd. Bestandsnamen en wachtwoorden kunnen niet worden gewijzigd. Bestanden kunnen niet opnieuw worden opgeleverd. Oorzaken en oplossingen Er zijn beperkingen opgelegd met de beschikbare uitgebreide beveiligingsfunctie. Stel de gebruikersbeheerder op de hoogte. De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt Problemen De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt. Oorzaken en oplossingen De instelling van de netwerkbezorgingsfunctie is onjuist. Geef de juiste instelling op. Meer informatie vindt u in de "Netwerkhandleiding". De software kan een oude versie zijn of er moet misschien een beveiligingsinstelling worden opgegeven. Stel de apparaatbeheerder op de hoogte. 94

103 Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt U kunt geen bewerkingen uitvoeren als er berichten worden weergegeven Problemen Oorzaken en oplossingen Bestemmingslijst wordt bijgewerkt... Een ogenblik geduld a.u.b. Geselecteerde bestemmingen en/of namen zijn gewist. verschijnt en u kunt geen bewerkingen uitvoeren. De bestemmingslijst wordt bijgewerkt van het netwerk met SmartDeviceMonitor for Admin. Er kan enige vertraging optreden voordat u weer bewerkingen kunt uitvoeren, afhankelijk van de hoeveelheid bestemmingen die moeten worden bijgewerkt. U kunt geen bewerkingen uitvoeren als dit bericht verschijnt. Wacht tot het bericht verdwijnt. Schakel de stroom niet uit zolang dit bericht wordt weergegeven. 8 95

104 Troubleshooting Wanneer er een bericht wordt weergegeven Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Indien de foutmelding dan nog niet verdwijnt, dient u de inhoud van de melding en het foutnummer (indien weergegeven) te noteren en contact op te nemen met uw servicedienst. Zie voor meer informatie over de wijze waarop de hoofdschakelaar moet worden uitgeschakeld de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. 8 Bericht Authentificatie is mislukt. Authentificatie van de bestemming is mislukt. Controleer instellingen. Om huid. status te contr., druk op [Status gescande bestanden]. Kan verzending van bepaald(e) bestand(en) niet annuleren. Om result. te bev., control. [Status gescande bestanden]. Kan origineel formaat niet herkennen. Selecteer Scanformaat. Kan het specifieke pad niet vinden. Controleer a.u.b de instellingen. Oorzaken en oplossingen De ingevoerde logingebruikersnaam of het ingevoerde loginwachtwoord is onjuist. Controleer de logingebruikersnaam en het loginwachtwoord. Het apparaat kan niet verifiëren. Stel een beheerder op de hoogte. Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord juist zijn. Een wachtwoord van 64 of meer tekens wordt mogelijk niet herkend. Controleer of de ID en het wachtwoord voor de bestemmingsmap juist zijn. Alleen bestanden die wachten kunnen worden geannuleerd. Bestanden met een bezorgstatus van succesvol of een andere status kunnen niet worden geannuleerd. Plaats het origineel op de juiste wijze. Geef het scanformaat op. Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Klap het deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog. Zie Kopieerhandleiding. Controleer of de computernaam en de mapnaam voor de bestemming juist zijn. 96

105 Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht Kan niet inloggen via ingevoerde gebr.naam of wachtwoord. Kan gescande gegevens niet afleveren. Het maximum aantal bestanden is overschreden. Het is niet mogelijk de bestanden op te slaan. Het afgevangen bestand heeft max. aantal pagina's per bestand overschreden. Kan de gescande gegevens niet verzenden. Verbinding met de LDAP server is mislukt. Controleer de serverstatus. Verbinding met de bestemming is mislukt. Controleer de status en de verbinding. Om huid. status te contr., druk op [Status gescande bestanden]. Ingevoerde beveiligingscode voor bestemming is onjuist. Voer a.u.b. opnieuw in. Maximale gegevens capaciteit overschreden. Controleer de scan resolutie, druk dan opnieuw op Start. Max. gegevenscapaciteit overschreden. Controleer de scanresolutie en reset nnn originelen nnn in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd kan worden. Oorzaken en oplossingen Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor bevestiging juist in. Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden. Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal pagina s per bestand dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal pagina s in het bestand en verzend het bestand opnieuw. Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekomen. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van Systeeminstellingen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Controleer de netwerkinstellingen van de client computer. Controleer of the componenten zoals de LAN-kabel goed zijn aangesloten. Controleer of de serverinstellingen juist zijn en de server goed werkt. Verifieer of de beveiligingscode juist is en voer deze dan opnieuw in. Zie de "Bedieningshandleiding Standaardinstellingen". Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote originelen met een hoge resolutie te scannen. Zie Pag.121 Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang. Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote originelen met een hoge resolutie te scannen. Zie Pag.121 Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang. 8 97

106 Troubleshooting Bericht Max. formaat van overschreden. Verzenden is geannuleerd. Controleer [Max. form.] in Scannereigenschappen. Max. bestandscapaciteit overschreden. Verwijder de onnodig opgeslagen bestanden. Het max. aantal zoekresult. om weer te geven is overschreden. Max.: Oorzaken en oplossingen Vergroot het formaat van [Max. form.]. Zet [ delen & verzenden] op [Ja (per pagina)] of [Ja (per max. formaat)]. Zie Pag.117 Verzendinstellingen. Zie Pag.131 Opslag voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden. Zoek opnieuw na wijziging van de zoekvoorwaarden. nnn in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd kan worden. 8 Max. aantal alfanumerieke karakters is overschreden. Max.aant.alfanumerieke karakters voor het pad overschreden. Overschrijdt het max. aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden verstuurd. Verminder het aantal geselecteerde bestanden. Max. aantal bestanden dat tegelijk gebruikt kan worden op de Document Server is overschreden. Max. aantal pagina's per bestand overschreden. Wilt u de gescande pagina's opslaan als 1 bestand? Max. aantal stand-by bestanden overschreden. Probeer het opnieuw nadat de gegevensverzending is voltooid. Controleer het maximale aantal tekens dat kan worden ingevoerd en voer ze dan opnieuw in. Zie Pag.129 Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering. Het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor het pad is 128. Controleer het aantal tekens dat u heeft ingevoerd en voer het pad dan opnieuw in. Zie Pag.130 Scan-to-folder. Het aantal bestanden overschrijdt het maximale aantal. Verminder het aantal bestanden en verstuur ze opnieuw. Controleer de bestanden die zijn opgeslagen door de andere functies en verwijder vervolgens de onnodige bestanden. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken. Scan de niet gescande pagina s en sla deze op als een nieuw bestand. Zie Pag.49 Opslaan van bestanden. Er staan 100 bestanden in de wachtrij voor e- mail, scan-naar-map of bezorgfunctie. Wacht tot er bestanden verzonden zijn. 98

107 Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht Max.paginacapaciteit per bestand overschreden. Druk op [Verzend] om de gescande gegevens te versturen, of druk [Annuleren] om te verwijderen. Tijdlimiet voor zoeken naar LDAP server is overschreden. Controleer de serverstatus. LDAP server authentificatie is mislukt. Controleer de instellingen. Papier plaatsen van de volgende formaten :Vereist: A3S B4S A4S A4R Geheugen is vol. Kan niet scannen. De gescande gegevens zullen worden verwijderd. Geheugen is vol. Wilt u het gescande bestand opslaan? Het geheugen is vol. Druk op [Verzenden] om de gescande gegevens te verzenden. Druk op [Annuleren] om de gegevens te verwijderen. Origineel wordt gescand door een andere functie. Oorzaken en oplossingen Omdat het aantal pagina s het maximale te verzenden aantal heeft bereikt, worden de gegevens tot zover verzonden. Scan de resterende gegevens na verzending. Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekomen. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van Systeeminstellingen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de LDAPserverautorisatie juist in. Laad papier van de formaten zoals opgegeven in het bericht. Door onvoldoende ruimte op de harde schijf kon de eerste pagina niet worden gescand. Probeer één van de volgende maatregelen: Wacht enige tijd en doe een nieuwe poging tot scannen. Verklein het scangebied of kies een lagere resolutie. Zie Pag.107 Scaninstellingen. Verwijder onnodige opgeslagen bestanden. Zie Pag.61 Bestanden verwijderen. Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is om bestanden op te slaan in de Document Server, zijn slechts enkele pagina s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken. Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is voor het bezorgen of verzenden per tijdens het opslaan in de Document Server, zijn slechts enkele pagina s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken. Het apparaat wordt op dit moment gebruikt voor een andere functie, zoals kopiëren. Probeer opnieuw te scannen nadat de andere functie is voltooid. 8 99

108 Troubleshooting 8 Bericht Uitvoer buffer is vol. Verzending is geannuleerd. Probeer het later nog eens. Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik. Kan bestandsnaam niet wijzigen. Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik. Kan wachtwoord niet wijzigen. Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik. Kan gebruikersnaam niet wijzigen. Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik Kan niet worden verwijderd. Naam van afzender is niet geselecteerd. Vermeld a.u.b. naam van afzender. Het verzenden van de gegevens is mislukt. De gegevens worden later opnieuw verzonden. Oorzaken en oplossingen Er zijn te veel bestanden die wachten op verzending. Probeer opnieuw nadat ze zijn geleverd. U kunt de naam van een bestand met de status Wachten... niet wijzigen. Dit geldt ook voor een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verander de naam van het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid. U kunt het wachtwoord voor een bestand met de status Wachten... niet verwijderen. Dit geldt ook voor een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verwijder het wachtwoord als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid. U kunt de gebruikersnaam voor een bestand met de status Wachten... niet wijzigen. Dit geldt ook voor een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Wijzig de gebruikersnaam als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid. U kunt een bestand met de status Wachten... niet verwijderen. Dit geldt ook voor een bestand dat wordt bewerkt met Desk- TopBinder. Verwijder het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid. Voordat een bericht wordt verzonden, moet de naam van een afzender zijn opgegeven. Verzend het bericht pas nadat u de naam van de zender hebt opgegeven. Er is een netwerkfout opgetreden en een bestand werd niet op de juiste wijze gezonden. Wacht totdat er automatisch na het vooraf ingestelde tijdsinterval een nieuwe verzendpoging wordt uitgevoerd. Indien het verzenden opnieuw mislukt, neem dan contact op met de netwerkbeheerder. 100

109 Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht Het verzenden van de gegevens is mislukt. Om resultaat te bevestigen, controleer [Status scanbestand]. De bestemmingslijst is bijgewerkt. De gespecificeerde bestemming(en) of afzender(s) is/zijn gewist. Het ingevoerde adres is niet juist. Voer opnieuw in. Het ingevoerde pad is onjuist. Voer het opnieuw in. De geselecteerde bestanden waar u geen toegangsprivileges voor heeft konden niet worden verwijderd. De opgegeven groep bevat ongeldige bestemmingen. Wilt u alleen geldige bestemmingen selecteren? Doorzenden is mislukt. Onvoldoende geheugen in de harde schijf van de bestemming. Om huid. status te contr., druk op [Status gescande bestanden]. Oorzaken en oplossingen Tijdens het zenden van een bestand is er een netwerkfout opgetreden en daardoor kon het bestand niet op juiste wijze worden verzonden. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte. Indien meerdere bestanden werden verstuurd, gebruikt u het scherm "Status verzonden bestanden" om te controleren bij welk bestand het probleem is opgetreden. Zie Pag.30 resultaten controleren, Pag.47 De resultaten van scan-to-folder controleren, of Pag.76 Het controleren van de bezorgstatus. Tijdens het bijwerken van het bestemmingenoverzicht op de bezorgingsserver is een opgegeven bestemming of afzendernaam gewist. Geef de bestemming of de afzendernaam opnieuw op. Zorg ervoor dat het adres correct is, en voer het dan opnieuw in. Bevestig de bestemmingscomputer en het pad en voer het dan opnieuw in. U heeft geprobeerd bestanden te verwijderen maar u heeft daarvoor geen bevoegdheid. De bestanden kunnen worden verwijderd door de bestandsbeheerder. Neem contact op met de bestandsbeheerder om een bestand te verwijderen dat u niet mag verwijderen. De opgegeven groep bevat een paar bestemmingen voor het verzenden per en een paar bestemmingen voor het verzenden per scan-naar-map. Om bestemmingen voor het verzenden per te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het e- mailscherm wordt getoond. Om bestemmingen voor het verzenden per scan-naar-map te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het scan-naar-mapscherm wordt getoond. Verzending mislukt. Er was aan de bestemmingskant niet genoeg vrije ruimte op de harde schijf van de SMTP-server, de FTPserver of de client computer. Wijs genoeg ruimte toe

110 Troubleshooting Bericht Bestemmingslijst wordt bijgewerkt... Een ogenblik geduld a.u.b. Geselecteerde bestemmingen en/of namen zijn gewist. Bijwerken bestemmingslijst mislukt. Opnieuw proberen? U heeft niet de privileges om deze functie te gebruiken. Oorzaken en oplossingen Als reeds een bestemming of afzendernaam was geselecteerd, moet u deze opnieuw selecteren wanneer deze melding is verdwenen. Controleer of de server is aangesloten. Het apparaat is nog niet ingesteld om deze functie te laten gebruiken. Stel een beheerder op de hoogte. Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven In dit gedeelte worden de belangrijkste mogelijke oorzaken en oplossingen omschreven voor foutmeldingen die op de cliëntcomputer worden weergegeven wanneer het TWAIN Driver wordt gebruikt. 8 Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Indien de foutmelding dan nog niet verdwijnt, dient u de inhoud van de melding en het foutnummer (indien weergegeven) te noteren en contact op te nemen met uw servicedienst. Zie voor meer informatie over de wijze waarop de hoofdschakelaar moet worden uitgeschakeld de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bericht [Kan geen scanmodi meer toevoegen.] [Kan geen verbinding maken met de scanner. Controleer de instellingen voor het toegangsmasker van het netwerk in Gebruikersinstellingen.] [Kan het papierformaat van het origineel niet detecteren. Specificeer het scanformaat.] Oorzaken en oplossingen Het maximum aantal modi dat kan worden opgeslagen is 99. Verwijder onnodige modi. Het toegangsmasker is ingesteld. Neem contact op met de netwerk- of de scannerbeheerder. Plaats het origineel op de juiste wijze. Geef het scanformaat op. Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Klap het deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog. 102

111 Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht [Kan de scanner niet vinden. Controleer of de scanner is ingeschakeld.] [Kan scanner "xxx", die voor de vorige scan is gebruikt, niet vinden. "yyy" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.] XXX en YYY geven namen aan van scanners. [Kan geen scangebieden meer opnemen.] [Verwijder onjuiste invoer in ADF.] [Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.] [Er is een fout opgetreden in de scanner.] Oorzaken en oplossingen Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeschakeld is. Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. Controleer of de hoofdschakelaar van de scanner die is gebruikt voor de vorige scan, uitgeschakeld is. Controleer of de scanner die is gebruikt voor de vorige scan, op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. Schakel de persoonlijke firewall van de clientcomputer uit. Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. Kies de scanner die is gebruikt voor de vorige scan. Het maximum aantal scangebieden dat kan worden opgeslagen bedraagt 99. Wis overbodige scangebieden. Verwijderde de vastzittende originelen en plaats deze opnieuw. Controleer of de originelen geschikt zijn en door het apparaat gescand kunnen worden. Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken. Controleer of de scaninstellingen die door de toepassing zijn opgegeven het instellingsbereik van het apparaat overschrijden. [Er is een fout opgetreden in de scanner.] Controleer of de netwerkkabel correct op de cliëntcomputer is aangesloten. Controleer of de Ethernetkaart van de cliëntcomputer correct wordt herkend door Windows. Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken

112 Troubleshooting Bericht [Er is een fatale fout opgetreden in de scanner.] [Onvoldoende geheugen. Sluit alle andere programma's en scan opnieuw.] [Onvoldoende geheugen. Maak het scangebied kleiner.] Oorzaken en oplossingen Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. Sluit onnodige toepassingen die op de cliëntcomputer actief zijn af. Deïnstalleer het TWAIN Driver, herstart de computer en installeer vervolgens het TWAIN Driver opnieuw. Stel het scanformaat opnieuw in. Verlaag de resolutie. Stel in zonder compressie. Zie de help van TWAIN Driver. 8 [Ongeldige Winsock-versie. Gebruik versie 1.1 of hoger.] Het schema De relatie tussen de resolutie en het scangebied in Help voor halftoon-scannen is wellicht niet altijd van toepassing. Het scannen kan niet worden uitgevoerd als er grote waarden zijn ingesteld voor helderheid wanneer halftoon of hoge resolutie wordt gebruikt. Wanneer er tijdens het afdrukken een papierstoring plaats vindt in het apparaat kan het scannen niet worden uitgevoerd. Ga in dit geval door met het scannen nadat het vastgelopen papier is verwijderd. Installeer het besturingssysteem van de computer of kopieer Winsock van de cd-rom met het besturingssysteem. [Geen reactie van de scanner.] Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. Er is veel verkeer op het netwerk. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw. [Er is geen Gebruikerscode geregistreerd. Neem contact op met uw systeembeheerder.] [Bel de service-dienst Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.] [Scanner is in gebruik voor een andere functie. Een ogenblik geduld.] Toegang is beperkt door gebruikerscodes. Neem contact op met de systeembeheerder van het apparaat. Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. Er wordt een andere functie van het apparaat gebruikt dan de scannerfunctie, zoals kopiëren. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw. 104

113 Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht [De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.] [Scanner is niet beschikbaar in het gespecificeerde apparaat.] [Scanner is niet gereed. Controleer de scanner en de opties.] [Deze naam wordt al gebruikt. Controleer de geregistreerde namen.] [Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord of Driver coderingstoets is onjuist.] Oorzaken en oplossingen Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeschakeld is. Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. De functie TWAIN-scanner kan op dit apparaat niet worden gebruikt. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. Controleer of de deksel van de automatische documentinvoer (ADF) is gesloten. U probeerde een naam te registreren die reeds in gebruik is. Gebruik een andere naam. Controleer de log-in gebruikersnaam, het log-in wachtwoord en de coderingssleutel van het stuurprogramma. Er is geen toestemming verleend om deze functie te gebruiken. Neem contact op met de apparaatbeheerder

114 Troubleshooting 8 106

115 9. Begininstellingen van de scanner Dit gedeelte geeft informatie over alle benodigde instellingen en procedures voor het gebruik van het apparaat als netwerkscanner. Verwijzing Zie eerst de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen om de basisinstellingen in te voeren en vervolgens de scannerinstellingen. Zie de Netwerkhandleiding voor informatie over de instellingen. Scannereigenschappen De instellingen om de netwerkscannerfuncties van het apparaat te gebruiken staan hieronder vermeld. Leg de vereiste instellingen vast. Geef indien nodig de instellingen op voor de onderdelen gemarkeerd met. Scaninstellingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.111 Scaninstellingen. Opslag Instellingen Standaard Scantofolder Bezorging TWAIN Scantype Tekst (afdrukken) Resolutie 200 dpi Belichting Scanformaat Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat Wachttijd voor volgend orig.: SADF Originele instelling Standaard Scaninstellingen Automatische belichting (Medium) Automatische detectie Stel wachttijd in (60) Stel wachttijd in (60) 1-zijdig origineel Activeer batch SADF Prioriteit van gemengde originele formaten Uit Prioriteit origineelrichting Startmodus wijzigen Standaard 107

116 Begininstellingen van de scanner Instellingen bestemmingslijst Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.116 Instellingen bestemmingslijst. Opslag Instellingen Standaard Scantofolder Bezorging TWAIN Bestemmingslijst Display Prioriteit 1 Bestemmingslijst Display Prioriteit 2 Bezorgingsserver adres Selecteer titel Titel 1 Bestemmingslijst van bezorgingsserver bijwerken - Als [Uit] is geselecteerd voor [Bezorgingsoptie] in [Bestandsoverdracht] in [Systeeminstellingen], worden [Bestemmingslijst Display Prioriteit 1] en [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] niet weergegeven. Zie Netwerkhandleiding

117 Scannereigenschappen Verzendinstellingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.117 Verzendinstellingen. Opslag Instellingen Standaard Scantofolder Bezorging TWAIN TWAIN Standby Tijd Aan (10 sec.) Prioriteit bestandstype Meerdere pagina s : TIFF Compressie (Zwart/Wit) Aan Compressie (Grijstint) Scanlogboek afdrukken en verwijderen Aan (Compressieniveau 3) Alles afdrukken en verwijderen Scanlogboek afdrukken - Scanlogboek verwijderen - Max. formaat Aan (2048 kb) delen & verzenden Ja (per max. formaat) (maximum aantal delingen 5) Taal informatie Engels (UK) Bestandsprioriteit opslaan Uit Opgeslagen bestand methode Bestand verzenden 9 Beheerdertoepassingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.119 Beheerdertoepassingen. Opslag Instellingen Standaard Scantofolder Bezorging TWAIN Menu beveiligen Niveau

118 Begininstellingen van de scanner Scannereigenschappen aanpassen 9 In Scannereigenschappen kunt u instellingen voor basisbewerkingen opgeven als u dit apparaat als een scanner gebruikt. Gewoonlijk kunt u het apparaat gebruiken met de standaardinstellingen. U kunt de instellingen echter aanpassen aan uw behoeftes. In dit gedeelte worden de instellingen van de scannereigenschappen beschreven. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over de instellingen voor het hele systeem. A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. B Druk op [Scannereigensch.]. C Druk op het in te stellen item. D Druk op het in te stellen item. Voorbeeld: [TWAIN Standby Tijd]-instelling van [Verzendinstellingen] E Wijzig de instelling. Raak een toets aan op het scherm om een item te selecteren. Het item wordt gemarkeerd. Gebruik de cijfertoetsen om numerieke waarden in te voeren. Druk op [Annul.] om het wijzigen van een instelling te annuleren. De vorige waarde van de instelling wordt hersteld. F Druk op [OK]. G Herhaal stappen C tot F om de noodzakelijke instellingen op te geven en druk vervolgens op [Afsluiten]. H Druk op [Afsluiten]. Het hoofdmenu verschijnt weer. 110

119 Instellingen Instellingen Scaninstellingen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de standaardwaarden voor de scaninstellingen kunt opgeven. De scaninstellingen bestaan uit de volgende items. Zie Pag.107 Scannereigenschappen voor de tabel over instellingen en standaardwaarden. Standaard Scaninstellingen Er kunnen diverse basisinstellingen (scantype, resolutie, belichting en scanformaat) worden ingesteld. U kunt de scaninstellingen op dezelfde manier vastleggen waarop u deze opgeeft. Zie Pag.81 Scaninstellingen opgeven voor meer gegevens. Scantype Resolutie Belichting Scanformaat Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de glasplaat om een enkel bestand te maken, selecteert u [Uit], [Stel wachttijd in], of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Als u [SADF] selecteert in [Origin. invoertype] op het scan-to-folderscherm, wordt de instelling [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] ongeldig. Als u [Batch] selecteert in [Origin. invoertype] op het scan-to-folderscherm, wordt de instelling [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] ongeldig en wacht het appraat tot een extra origineel is ingevoerd. Zie Pag.84 Batch/ SADF selecteren. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Scannen zal beginnen wanneer de extra originelen worden geplaatst en de {Start}-knop binnen de gezette tijd wordt ingedrukt. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}-toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken. Als originelen in de automatische documentinvoer (ADF) worden geplaatst, start het verzenden zonder dat er op extra originelen wordt gewacht nadat alle originelen in de automatische documentinvoer (ADF) zijn gescand ongeacht de opgegeven instellingen. Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}-toets is gedrukt. Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen Druk op de {Onderbreken}- toets op de kopieermodus te activeren

120 Begininstellingen van de scanner 9 Wachttijd voor volgend orig.: SADF Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de automatische documentinvoer (ADF) om een enkel bestand te maken, selecteert u [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Deze instelling is geldig als [SADF] is opgegeven voor [Origin. invoertype] bij het scannen. Zie Pag.84 Batch/SADF selecteren voor meer gegevens. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Het scannen start automatisch als extra originelen binnen de aangegeven tijd worden geplaatst. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}- toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken. Zelfs als de originelen op de glasplaat worden geplaatst, werkt het apparaat overeenkomstig de opgegeven instellingen. U dient echter wel elke keer als er originelen worden geplaatst op de glasplaat, op de {Start}-toets te drukken om het scannen te starten. Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}-toets is gedrukt. Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen Druk op de {Onderbreken}- toets op de kopieermodus te activeren. Originele instelling Geef aan of originelen standaard enkelzijdig of dubbelzijdig zijn en als ze dubbelzijdig zijn, wat de relatie is tussen de twee zijden. Wanneer de originelen altijd hetzelfde zijn, is het handig om die instellingen als standaardwaarden te gebruiken. U kunt [1-zijdig origineel], [ 2-zijd.origineel:boven/boven] (Boven/boven), of [2-zijd.origineel: boven/onder] (Boven/onder) selecteren. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Activeer batch Selecteer [SADF] of [Batch] als de scanmodus die als [Origin. invoertype] wordt vermeld in het beginscherm van de scannermodus. Verwijzing Pag.87 Originelen in een paar keer scannen 112

121 Instellingen Prioriteit van gemengde originele formaten Deze instelling bepaalt of het origineelformaat automatisch herkend dient te worden wanneer er originelen van verschillend formaat worden ingevoerd in de automatische documentinvoer (ADF). U kunt [Aan] of [Uit] selecteren. Indien u het origineelformaat tijdens het scannen opgeeft, wordt deze instelling genegeerd. Wanneer [Uit] is geselecteerd en [Autodetectie] is geselecteerd als scanformaat, als originelen van verschillende formaten in de ADF worden geplaatst, wordt het maximum formaat gedetecteerd als het scanformaat. Prioriteit origineelrichting Selecteer de standaardwaarde voor de plaatsingsrichting van het origineel. Wanneer originelen altijd hetzelfde worden geplaatst, is het handig om die richting als standaardwaarde te gebruiken. Verwijzing Pag.83 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Startmodus wijzigen Kies [Standaard] om de standaardinstellingen te gebruiken als de beginmodus hetgeen de modus van het apparaat is direct nadat de bedieningsschakelaar is aangezet of de modi zijn gewist of gerest. Selecteer [Programmanr. 10] om de instellingen te gebruiken die als startmodus zijn opgeslagen in programma nr. 10. Een origineel met een aangepast formaat scannen Als u een origineel met een aangepast formaat wilt scannen, moet u de waarden voor [VOrigineel formaat], [VBeginpositie] en [VScangebied] meten en deze instellingen opgeven zoals hieronder beschreven. De procedure wordt uitgelegd aan de hand van het volgende origineel: Bij voorbeeld, Origineel wordt geladen in de afdrukstand Bij voorbeeld, Origineel wordt geladen in de afdrukstand Procedure voor het instellen van een origineel met een aangepast formaat A Druk op [Aangepast formaat] op het scherm Instelling Scanformaat. NL 9 113

122 Begininstellingen van de scanner Het complete origineel scannen In de volgende diagrammen wordt uitgelegd wat de relatie is tussen de instellingen [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) en [VScangebied] (X3 en Y3). C Stel [VScangebied] (X3 en Y3) in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X3 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y3 op 200 mm. Origineel wordt geladen in de afdrukstand Origineel wordt geladen in de afdrukstand A Stel [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X1 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y1 op 200 mm. NL Deel van een origineel scannen In de volgende diagrammen wordt uitgelegd wat de relatie is tussen de instellingen [VOrigineel formaat] (X1 en Y1), [VBeginpositie] (X2 eny2) en [VScangebied] (X3 en Y3). Origineel is geladen in de afdrukstand, op de glasplaat of in de ADF 9 B Stel [VBeginpositie] (X2 en Y2) in op 0 mm en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X2 en Y2 in op 0 mm. Origineel is geladen in de afdrukstand, op de glasplaat Origineel is geladen in de afdrukstand, in de ADF NL A Stel [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X1 bijvoorbeeld in op 300 mm en Y1 op 200 mm. 114

123 Instellingen B Stel [VBeginpositie] (X2 en Y2) in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X2 bijvoorbeeld in op 30 mm en Y2 op 20 mm. Het origineel opgeven en laden De invoerrichting van het origineel opgeven Selecteer onder [Orig. richting] de invoerrichting van het origineel: [ ] of [ ]. [Orig. richting] wordt weergegeven als u op [Origin. invoertype] drukt op het scannerscherm. Zie Pag.84 Richtingselectie. C Stel [VScangebied] (X3 en Y3) in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de toets {#}. Stel X3 en Y3 bijvoorbeeld in op 80 mm. B Druk op [OK]. C Controleer of het gebied dat is opgegeven in stap C (X3 en Y3) in het veld [Aangepast formaat] wordt weergegeven en druk vervolgens op [OK]. D Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het hoofdmenu verschijnt weer

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Beginnen Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden versturen met scan-to-folder Opslaan van bestanden Scanbestanden bezorgen

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type 3045. Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type 3045. Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 3045 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Beginnen Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden versturen met scan-to-folder Opslaan van bestanden

Nadere informatie

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Scanbestanden per e-mail verzenden Scanbestanden verzenden via scan-to-folder Bestanden opslaan met de scanfunctie Scanbestanden bezorgen Originelen

Nadere informatie

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scanbestanden bezorgen Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele

Nadere informatie

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden naar mappen verzenden Bestanden opslaan met de scanfunctie Scanbestanden bezorgen Originelen

Nadere informatie

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scanbestanden bezorgen Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele

Nadere informatie

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden naar mappen verzenden Bestanden opslaan met de scanfunctie Scanbestanden bezorgen Originelen

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken op de Fiery-server en de printer beheren vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

2 mei 2014. Remote Scan

2 mei 2014. Remote Scan 2 mei 2014 Remote Scan 2014 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave...5 openen...5 Postvakken...5

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 4 5 Aanraakscherm

Nadere informatie

Installatiehandleiding software

Installatiehandleiding software Installatiehandleiding software In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE Hoe werkt

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de Instel-tool Zendfunctie kunt gebruiken om de machine in te stellen voor het scannen van documenten als e-mails (Verzenden naar e-mail)

Nadere informatie

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding Gebruikershandleiding MFP kleur systemen Aanteken vel Het Bedieningspaneel Functie paneel Functietoetsen Geeft de keuze om te wisselen tussen de functies: Kopiëren - Doc. Server Faxen - Printen - Scannen

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 2 3 4 Windows-configuratie MacOS-configuratie PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en bewaar

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 1 2 3 4 Windows-configuratie Configuratie Mac OS PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze gids wordt uitgelegd hoe u de functies Verzenden naar e-mail en Opslaan in gedeelde map kunt instellen met behulp van de Instel-tool Zendfunctie en hoe u kunt controleren

Nadere informatie

FAX Option Type 3045. Faxhandleiding <Basisfuncties> Gebruiksaanwijzing

FAX Option Type 3045. Faxhandleiding <Basisfuncties> Gebruiksaanwijzing FAX Option Type 3045 Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding 1 2 3 4 5 Aan de slag Faxen Internetfax-functies gebruiken Programmeren Probleemoplossing Lees deze handleiding aandachtig door voordat

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de iphone SHARP CORPORATION April 27, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Installatie

Nadere informatie

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 5 Ontgrendeling

Nadere informatie

FAX Option Type 3030. Faxhandleiding <Basis functies> Gebruiksaanwijzing

FAX Option Type 3030. Faxhandleiding <Basis functies> Gebruiksaanwijzing FAX Option Type 3030 Gebruiksaanwijzing Faxhandleiding 1 2 3 4 5 Aan de slag Faxen Internetfaxfuncties gebruiken Programmeren Probleemoplossing Lees deze handleiding aandachtig door voordat

Nadere informatie

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista BEKNOPTE HANDLEIDING voor Windows Vista INHOUD Hoofdstuk 1: SYSTEEMVEREISTEN...1 Hoofdstuk 2: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS...2 Software installeren om af te drukken op een lokale printer...

Nadere informatie

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel Xerox ColorQube 90 / 90 / 90 Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen.?

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken beheren op de Fiery server en de printer vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Nederlands Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Cd met gebruikerssoftware.............................................................. 1 Informatie over de stuurprogramma s en de software.............................................

Nadere informatie

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Naslagkaart Wordt gekopieerd Kopieën maken Snel kopiëren 3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op. 4 Als u het document op de glasplaat hebt gelegd, raakt u Finish the Job (Taak voltooien) aan

Nadere informatie

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel Hulp krijgen Voor informatie/assistentie, raadpleegt u het volgende: Handleiding voor de gebruiker voor informatie over het gebruik van de Xerox 4595. Ga voor online hulp naar: www.xerox.com Klik op de

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de ipad SHARP CORPORATION 27 April, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... 4 3 Installatie en starten van de applicatie...

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 2000 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scanbestanden bezorgen Het apparaat

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2

Welkom bij de Picture Package Producer 2 Handleiding voor Picture Package Producer2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap

Nadere informatie

Bedieningshandleiding Bijvoegsel

Bedieningshandleiding Bijvoegsel Bedieningshandleiding Bijvoegsel Snijmachine Product Code: 891-Z01 Lees dit document voordat u de machine gebruikt. Houd dit document bij de hand, zodat u het kunt raadplegen. Inleiding In deze handleiding

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. ABC DEF Menu's GHI

Nadere informatie

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Brother SmartUI Control Center Het Control Center van Brother is een hulpprogramma waarmee u gemakkelijk

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE 1. Firmware-updatehandleiding

Nadere informatie

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding

Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Mac OS X 10.6 Snow Leopard Installatie- en configuratiehandleiding Lees dit document voordat u Mac OS X installeert. Dit document bevat belangrijke informatie over de installatie van Mac OS X. Systeemvereisten

Nadere informatie

Sharpdesk V3.5. Push Installatiehandleiding : Productcode Editie. Versie 1.0

Sharpdesk V3.5. Push Installatiehandleiding : Productcode Editie. Versie 1.0 Sharpdesk V3.5 Push Installatiehandleiding : Productcode Editie Versie 1.0 Auteursrecht Het auteursrecht voor deze software is eigendom van Sharp Corporation. Reproductie, bewerking of vertaling zonder

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap 2: Geselecteerde beelden controleren Stap 3: Voorbereidingen treffen om een korte

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 8000 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden naar mappen verzenden Bestanden opslaan met de scanfunctie

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Inhoudsopgave Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige installatie

Nadere informatie

Software-installatiehandleiding

Software-installatiehandleiding Software-installatiehandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Fiery Driver Configurator

Fiery Driver Configurator 2015 Electronics For Imaging, Inc. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. 16 november 2015 Inhoud 3 Inhoud Fiery Driver Configurator...5 Systeemvereisten...5

Nadere informatie

Bedieningshandleiding Standaardinstellingen

Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Het apparaat aansluiten Systeeminstellingen Kopieereigenschappen Faxeigenschappen Printereigenschappen Scannereigenschappen

Nadere informatie

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Verkorte gebruikersinstructie

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Verkorte gebruikersinstructie MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN Verkorte gebruikersinstructie Versie: April 2011 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Datum & tijd instellen... 3 IP-adres instellen... 6 Fax lade instellen (e-studio263cs)...

Nadere informatie

Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding

Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart Installatiehandleiding CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA MOBILE PHONES Ltd. verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat de producten DTN-10 en DTN-11 conform zijn aan de

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Scannerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 1356 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Scanbestanden verzenden per e-mail Scanbestanden naar mappen verzenden Bestanden opslaan via de scannerfunctie Scanbestanden

Nadere informatie

Scannen. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer

Scannen. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer Scannen Dit hoofdstuk omvat: Eenvoudige scantaken op pagina 4-2 Het scannerstuurprogramma installeren op pagina 4-4 Scanopties aanpassen op pagina 4-5 Afbeeldingen ophalen op pagina 4-11 Bestanden en scanopties

Nadere informatie

Sharpdesk V3.5. Installatiehandleiding: Productcode Editie. Versie 1.0

Sharpdesk V3.5. Installatiehandleiding: Productcode Editie. Versie 1.0 Sharpdesk V3.5 Installatiehandleiding: Productcode Editie Versie 1.0 Auteursrecht Het auteursrecht voor deze software is eigendom van Sharp Corporation. Reproductie, bewerking of vertaling zonder voorafgaande

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 5845 / 5855 / 5865 / 5875 / 5890 Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 5845 / 5855 / 5865 / 5875 / 5890 Bedieningspaneel 8 / 8 / 86 / 87 / 890 Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen.

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Introductie Overzicht van RemoteConnect Support... 3 Hoe werkt deze handleiding?... 5 Symbolen... 5 Disclaimer...5 Opmerkingen...5 Terminologie...

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 2

Nadere informatie

Handleiding voor aansluitingen

Handleiding voor aansluitingen Pagina 1 van 6 Handleiding voor aansluitingen Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer Opmerking: Wanneer u een lokaal aangesloten printer installeert en het besturingssysteem niet wordt

Nadere informatie

NETWERKHANDLEIDING. Afdruklogboek op netwerk opslaan. Versie 0 DUT

NETWERKHANDLEIDING. Afdruklogboek op netwerk opslaan. Versie 0 DUT NETWERKHANDLEIDING Afdruklogboek op netwerk opslaan Versie 0 DUT Definities van opmerkingen Overal in deze handleiding gebruiken we de volgende aanduiding: Opmerkingen vertellen u hoe u op een bepaalde

Nadere informatie

1. Laad de software voor de camera van op het menu

1. Laad de software voor de camera van  op het menu 1. Laad de software voor de camera van www.overmax.eu. op het menu producten, selecteer RTV, dan IP camera s en uw camera model. Dan subpagina Product selecteer de [HELP] - klik op de grijze pijl symbool

Nadere informatie

Instellingen voor Scannen naar e-mail

Instellingen voor Scannen naar e-mail Handleiding Snelle configuratie scanfuncties XE3024NL0-2 In deze handleiding vindt u instructies voor het volgende: Instellingen voor Scannen naar e-mail op pagina 1 Instellingen voor Scannen naar mailbox

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Brother Meter Read Tool

Gebruikershandleiding Brother Meter Read Tool Gebruikershandleiding Brother Meter Read Tool DUT Versie 0 Auteursrecht Copyright 2017 Brother Industries, Ltd. Alle rechten voorbehouden. De informatie in dit document kan worden gewijzigd zonder voorafgaande

Nadere informatie

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY DOWNLOADER Versie 1.1 GEBRUIKSAANWIJZING Inleiding Deze software Kan controleren of er nieuwe versies zijn van de gebruikte software. Indien er een nieuwe versie is,

Nadere informatie

Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Systeeminstellingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Het apparaat aansluiten Systeeminstellingen Kopieereigenschappen Faxeigenschappen Printereigenschappen Scannereigenschappen

Nadere informatie

De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh

De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh 13 De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh Op de cd-rom met gebruikerssoftware bevinden zich softwareinstallatieprogramma s voor Fiery Link. Fiery-hulpprogrammasoftware wordt ondersteund

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per verzenden...

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per  verzenden... Naslagkaart Inhoudsopgave Kopiëren...5 Kopieën maken...5 Snel kopiëren...5 Kopiëren via de ADF...5 Kopiëren via de glasplaat...5 Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren...6 Een kopieertaak annuleren

Nadere informatie

Handleiding. Opslag Online voor Windows Phone 8. Versie augustus 2014

Handleiding. Opslag Online voor Windows Phone 8. Versie augustus 2014 Handleiding Opslag Online voor Windows Phone 8 Versie augustus 2014 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding 3 Hoofdstuk 2. Installatie 4 2.1 Downloaden van KPN Opslag Online QR Code 4 2.2 Downloaden van KPN

Nadere informatie

(2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem

(2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem (2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem Raadpleeg eerst de Quick-Start Guide voor het installeren van uw DSL-aansluiting voordat u deze handleiding leest. Versie 30-08-02 Handleiding

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-24 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-24 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Fiery Command WorkStation 5.8 met Fiery Extended Applications 4.4

Fiery Command WorkStation 5.8 met Fiery Extended Applications 4.4 Fiery Command WorkStation 5.8 met Fiery Extended Applications 4.4 Fiery Extended Applications (FEA) v4.4 bevat Fiery software voor het uitvoeren van taken met een Fiery Server. In dit document wordt beschreven

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-21 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-21 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Voor gebruikers van Windows XP

Voor gebruikers van Windows XP Voor gebruikers van Windows XP De machine en de pc instellen om samen te werken Voordat u begint U dient een interfacekabel te kopen die geschikt is voor de interface waarmee u deze machine gaat gebruiken

Nadere informatie

Installatiehandleiding. Aan de slag DeskTopBinder V2 Lite installeren Bijlage

Installatiehandleiding. Aan de slag DeskTopBinder V2 Lite installeren Bijlage Installatiehandleiding 1 2 3 Aan de slag DeskTopBinder V2 Lite installeren Bijlage Woord vooraf DeskTopBinder V2 Lite kan diverse gegevens integreren en beheren, zoals bijvoorbeeld bestanden gemaakt met

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 7970 Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 7970 Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. ABC DEF Menu's GHI

Nadere informatie

Installatiegids Command WorkStation 5.6 met Fiery Extended Applications 4.2

Installatiegids Command WorkStation 5.6 met Fiery Extended Applications 4.2 Installatiegids Command WorkStation 5.6 met Fiery Extended Applications 4.2 Fiery Extended Applications Package (FEA) v4.2 bevat Fiery-toepassingen voor het uitvoeren van taken die zijn toegewezen aan

Nadere informatie

Verbinding maken met whiteboard op afstand

Verbinding maken met whiteboard op afstand RICOH Interactive Whiteboard Client for Windows Snel aan de slag Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit product in gebruik neemt. Bewaar de handleiding op een handige plek voor eventueel toekomstig

Nadere informatie

Nederlands Italiano Español

Nederlands Italiano Español Nederlands Italiano Español Installatie Download Manager Aansluiten op uw PC Opmerking: u moet over de rechten van systeembeheerder beschikken om het programma onder Windows 2000 en XP te installeren.

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE 1. Firmware-updatehandleiding

Nadere informatie

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8)

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Met het Webservices-protocol kunnen gebruikers van Windows Vista (SP2 of recenter), Windows 7

Nadere informatie

Standaard Asta Powerproject Client Versie 13 Installatiedocument v1

Standaard Asta Powerproject Client Versie 13 Installatiedocument v1 Standaard Asta Powerproject Client Versie 13 Installatiedocument v1 22 oktober 2015 Voor vragen of problemen kunt u contact opnemen via: telefoonnummer 030-2729976. Of e-mail naar support@powerproject.nl.

Nadere informatie

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren INHOUDSOPGAVE 1. Voor alle gebruikers Inleiding...3 Hoe werkt deze handleiding?...3 Handelsmerken...4 Wat is Ricoh Smart

Nadere informatie

Volg de instructies op de website van Epson voor het downloaden en het installeren.

Volg de instructies op de website van Epson voor het downloaden en het installeren. Message Broadcasting Message Broadcasting is een invoegtoepassing voor EasyMP Monitor. Beheerders kunnen de invoegtoepassing gebruiken om berichten of aankondigingen naar een of meer projectoren of alle

Nadere informatie

Nero AG SecurDisc Viewer

Nero AG SecurDisc Viewer Handleiding SecurDisc Nero AG SecurDisc Informatie over auteursrecht en handelsmerken De handleiding en de volledige inhoud van de handleiding worden beschermd door het auteursrecht en zijn eigendom van

Nadere informatie

Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5

Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5 Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5 Dit document bevat informatie over de Fiery EX4112/4127 versie 2.5. Voordat u de Fiery EX4112/4127 gebruikt, moet u een kopie maken van deze Versienotities

Nadere informatie

Landelijk Indicatie Protocol (LIP)

Landelijk Indicatie Protocol (LIP) Handleiding Landelijk Indicatie Protocol programma pagina 1 of 18 Landelijk Indicatie Protocol (LIP) Welkom bij LIP Lip is ontstaan uit een toegevoegde module aan het kraamzorg administratie pakket van

Nadere informatie

Voorwoord. Copyright 2001. Alle rechten voorbehouden.

Voorwoord. Copyright 2001. Alle rechten voorbehouden. Slim U2 TA Scanner Utility Gebruikershandleiding Voorwoord Copyright 2001 Alle rechten voorbehouden. Deze handleiding is bedoeld om het gebruik van Slim U2 TA Scanner Utility te vergemakkelijken. Hoewel

Nadere informatie

Templates aanmaken voor scannaar-bestand

Templates aanmaken voor scannaar-bestand MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN Templates aanmaken voor scannaar-bestand Versie: 1.0 Scan-to-File voorbereiden Alvorens er templates kunnen worden aangemaakt, dient de scan-to-file functie te zijn voorbereid,

Nadere informatie

bizhub Evolution INSTALLATIE bizhub Evolution Installatiehandleiding Versie: 1.1

bizhub Evolution INSTALLATIE bizhub Evolution Installatiehandleiding Versie: 1.1 bizhub Evolution INSTALLATIE Installatiehandleiding Versie: 1.1 bizhub Evolution Inleiding Inleiding 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Over dit document... 3 Gebruikte afkortingen... 3 Opmerkingen over de

Nadere informatie

cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR ANDROID-SMARTPHONES EN -TABLETS GEBRUIKERSHANDLEIDING

cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR ANDROID-SMARTPHONES EN -TABLETS GEBRUIKERSHANDLEIDING cbox UW BESTANDEN GAAN MOBIEL! VOOR ANDROID-SMARTPHONES EN -TABLETS GEBRUIKERSHANDLEIDING Inleiding cbox is een applicatie die u eenvoudig op uw computer kunt installeren. Na de installatie wordt in de

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING

TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING LCD MONITOR TOUCH DISPLAY DOWNLOADER GEBRUIKSAANWIJZING Versie 1.0 Modellen waarop dit van toepassing is (sinds januari 2016) PN-60TW3/PN-70TW3/PN-80TC3/PN-L603W/PN-L703W/PN-L803C (De verkrijgbaarheid

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN In

Nadere informatie

Handleiding Google Cloud Print

Handleiding Google Cloud Print Handleiding Google Cloud Print Informatie over Google Cloud Print Afdrukken met Google Cloud Print Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2

Nadere informatie

Onze netwerk camera, DVR, NVR serie product en mobiele telefoon app ondersteunt P2P functie.

Onze netwerk camera, DVR, NVR serie product en mobiele telefoon app ondersteunt P2P functie. Welkom Bedankt voor het gebruik van onze P2P functie! Deze handleiding is ontworpen om u te helpen met de verbinding via P2P Lees alstublieft de volgende aanwijzingen voorzichtig door. * Voor de werking,

Nadere informatie

Introductiehandleiding Webmail Dussense Boys

Introductiehandleiding Webmail Dussense Boys Introductiehandleiding Webmail Dussense Boys Versie: 1.0 Naam: E-mail: H.A.P.P. Ribbers e.ribbers@dussenseboys.nl Inhoudsopgave Inleiding... 3 Account... 3 Inloggen met uw gebruikersaccount... 4 Introductie

Nadere informatie

Handleiding. Opslag Online. voor Android. Versie februari 2014

Handleiding. Opslag Online. voor Android. Versie februari 2014 Handleiding Opslag Online voor Android Versie februari 2014 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding 3 Hoofdstuk 2. Installatie 4 2.1 Opslag Online downloaden via QR-code 4 2.2 Opslag Online downloaden via

Nadere informatie

Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Mouse Executive 2.

Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Mouse Executive 2. Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Mouse Executive 2. De procedures in deze handleiding zijn gebaseerd op de besturingssystemen Windows 7 en Mac OS X Mountain Lion.

Nadere informatie

Downloaded from www.vandenborre.be PIXMA MG5500. series. Installatiehandleiding

Downloaded from www.vandenborre.be PIXMA MG5500. series. Installatiehandleiding PIXMA MG5500 series Installatiehandleiding CANON INC. 2013 Installatiehandleiding In deze handleiding leest u hoe u een netwerkverbinding voor de printer instelt. Netwerkverbinding Draadloze verbinding

Nadere informatie

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING MODEL AL-6 AL-6 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING INLEIDING SOFTWARE VOOR DE SHARP AL-6/6 VÓÓR DE INSTALLATIE DE SOFTWARE INSTALLEREN AANSLUITEN OP EEN COMPUTER CONFIGUREREN

Nadere informatie

Het lokale netwerk configureren

Het lokale netwerk configureren Het lokale netwerk configureren Als u een lokaal netwerk wilt configureren, dient u eventueel de netwerkinstellingen van de PC s te configureren die via de router of het access point met elkaar moeten

Nadere informatie

ASI. BeAnywhere. Remote Access. Quick Start

ASI. BeAnywhere. Remote Access. Quick Start ASI BeAnywhere Remote Access Quick Start Inhoud Registratie van BeAnywhere 3 Installatie van BeAnywhere-server 6 Aanmelden bij BeAnywhere & remote toegang 10 Opmerking: BeAnywhere Drive controleert automatisch

Nadere informatie

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n Naslagkaart voor de 5210n / 5310n 1 2 3 4 VOORZICHTIG: Neem zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften in de Handleiding voor eigenaren door voordat u de Dell-printer gaat instellen en gebruiken. 5 6 7 8 1

Nadere informatie