Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

Transcriptie

1 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

2 Publicatiegegevens Documentcode Release Aangemaakt op comccpug (U8746) 10.4 (10.4) 17 maart 2016

3 Inhoudsopgave Documentinfo Hoofdstuk 1 Inleiding...9 Overzicht van kalenders en perioden...9 Afhankelijkheden...10 De gegevens gebruiken...11 Gegevens instellen...11 Relaties tussen CCP en overige modules...12 Hoofdstuk 2 Terugkeerpatronen...15 Terugkeerpatronen definiëren...15 Procedure...15 Terugkeerpatronen gebruiken...16 Rollend terugkeerpatroon...16 Het rolproces...17 Hoofdstuk 3 Patronen...21 Patronen definiëren...21 Voorwaarden...21 Patronen maken...21 Terugkeerpatronen combineren...22 Procedure...22 Patronen gebruiken...23 Patronen voor inkoopafroepschema's...23 Patronen voor vaste leverpatronen...23 Hoofdstuk 4 Kalenders...25 Overzicht van kalenderfunctionaliteit...25 Kalenderstructuur...25 Beschikbaarheidssoorten...25 Implementatiefase...26

4 Kalendergegevens...26 Beschikbaarheidssoorten...26 Beschikbaarheidssoorten definiëren...27 Beschikbaarheidssoorten gebruiken...28 Efficiëntiefactoren...28 Efficiëntiefactor definiëren...29 Efficiëntiefactoren gebruiken...29 Capaciteitspercentage...30 Berekeningen...30 Capaciteitspercentage definiëren...30 Standaardkalender definiëren...31 Voorwaarden...31 Procedure...31 De kalenderstructuur instellen...32 Overzicht van de procedure...32 Gedetailleerde procedure...32 Kalenders bijwerken...33 Een kalender definiëren...33 Voorwaarden...34 Procedure...34 Kalenderhiërarchie...36 Start- en einddatum...37 Werktijden per kalender...37 Kalenderzoekpad...37 Niet-beschikbaarheid definiëren...38 Kalenders gebruiken...39 Zoekpad...39 Kalendergegevens in LN...39 Hoofdstuk 5 Integraties met kalenders...43 Kalenderintegratie met externe planningspakketten...43 Project...43

5 Kalenders in Microsoft Project...44 Hoofdstuk 6 Perioden...45 Perioden instellen...45 Periodetabellen definiëren...45 Perioden genereren...45 Perioden definiëren...46 Perioden gebruiken...46 Perioden voor Provisies en bonussen...46 Perioden voor inkoopafroepschema's en verkoopafroepschema's...46 Perioden in Repetitive Productie...46 Perioden in Project...46 Perioden in People...46 Bijlage A Woordenlijst...49 Index

6

7 Documentinfo Dit document beschrijft het proces voor het instellen en gebruiken van kalenders, perioden, terugkeerpatronen en patronen in de applicatie. Doelen Deze handleiding beschrijft het doel van de module Kalenders en perioden en het instellen en gebruik van kalenders, perioden, terugkeerpatronen en patronen in LN. Doelgroep Dit document is bestemd voor medewerkers die zich bezighouden met het vullen van basisgegevens in de pakketten Common, People, Project, Enterprise Planning, Verkoop, Inkoop Productie, Magazijnbeheer en Service. Voor het definiëren van boekingsperioden in Fin. administratie maakt u gebruik van een afzonderlijke set basisgegevens. De doelgroep omvat implementatieconsultants, productarchitecten, supportmedewerkers, enz. Documentoverzicht Dit document bevat de volgende hoofdstukken: Inleiding Dit is een inleiding op de rol van de module Kalenders en perioden, waarin u de kalender- en tijdgegevens centraal opslaat voor het gebruik in andere modules. Terugkeerpatronen Beschrijft hoe u terugkeerpatronen vastlegt en gebruikt. Een terugkeerpatroon is een patroon van datums dat steeds terugkeert, zoals "Om de week op maandag en vrijdag", "De 27ste van elke maand" of "1 januari van elk jaar". Patronen Beschrijft hoe u patronen vastlegt en gebruikt. Een patroon is een schema dat aangeeft op welke dag van de maand, welke dag van de week en welk tijdstip van de dag een activiteit moet worden uitgevoerd. Kalenders Beschrijft hoe u kalenders vastlegt en gebruikt. Kalenders bepalen de begin- of werktijden voor een grote reeks datums. In kalenders legt u de werktijden vast van medewerkers, afdelingen en magazijnen, alsmede informatie over de datums en tijden van relaties, die nodig zijn voor het maken van een leveringsplanning. Integraties met kalenders Geeft informatie over de wijze waarop u de integratie tussen de module Kalenders en perioden en externe pakketten kunt instellen. Perioden Beschrijft hoe u perioden vastlegt en gebruikt. Een jaar kan in vaste perioden worden verdeeld, zoals weken, maanden of kwartalen. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 7

8 Documentinfo Leeswijzer Dit document is samengesteld uit online helponderwerpen en bevat daarom verwijzingen naar andere delen van het document, zoals te zien is in het volgende voorbeeld: Voor meer informatie, zie Inleiding. Het gedeelte waarnaar verwezen wordt vindt u in de inhoudsopgave of in de index achterin het document. Termen die eruit zien als deze woorden bevatten een koppeling met een definitie. Als u dit document online bekijkt en op een onderstreepte term klikt, verschijnt de definitie daarvan. Opmerkingen? Onze documentatie wordt voortdurend verbeterd. Uw vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van dit document of onderwerp worden zeer op prijs gesteld. Stuur een met uw opmerkingen naar documentation@infor.com. Vermeld in uw het documentnummer en de titel. Meer gerichte informatie stelt ons in staat effectief te reageren. Contact met Infor Als u vragen hebt over Infor-producten, kunt u meer informatie vinden op het Infor Xtreme Support-portaal: Als dit document wordt bijgewerkt nadat het product is uitgebracht, wordt de nieuwe versie op deze website beschikbaar gemaakt. Het is raadzaam om deze website van tijd tot tijd te bezoeken om de bijgewerkte documentatie op te halen. Als u opmerkingen hebt over Infor-documentatie, kunt u contact opnemen met documentation@infor. com. 8 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

9 Hoofdstuk 1 Inleiding 1 Overzicht van kalenders en perioden Dit onderwerp bevat een overzicht van de module Kalenders en perioden. In de module Kalenders en perioden kunt u kalenders en tijdpatronen definiëren die in alle pakketten van LN moeten worden gebruikt. Concepten In de module Kalenders en perioden kunt u de volgende soorten gegevens definiëren voor gebruik in overige delen van LN: Terugkeerpatronen Patronen Kalenders Perioden In de volgende tabel worden deze concepten omschreven. Concept Omschrijving Terugkeerpatroon Een terugkeerpatroon is een zich herhalend patroon van datums, bijvoorbeeld Tweewekelijks op maandag en vrijdag, De 27e van elke maand of Elk jaar op 1 januari. Terugkeerpatronen worden gebruikt voor het maken van patronen en kalenders. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 9

10 Inleiding In het pakket People kunt u terugkeerpatronen gebruiken in toekenningen. Patroon Kalender Periode Een patroon is een schema waarin de dag van de maand, de dag van de week en het tijdstip worden gedefinieerd waarop u een activiteit wilt uitvoeren. Patronen worden gedefinieerd met een combinatie van terugkeerpatronen, uitzonderingen en dagtijden. In de pakketten Orderbeheer en Enterprise Planning worden patronen gebruikt om levermomenten, verzendmomenten en vaste leverpatronen te definiëren. In kalenders worden de werktijden of openingstijden gedefinieerd voor een groot datumbereik. In kalenders kunnen ook gegevens met betrekking tot de efficiency en capaciteit worden opgeslagen. U gebruikt kalenders om de werktijden te definiëren van medewerkers, afdelingen en magazijnen en gegevens over de werkdatums en -tijden van relaties, die vereist zijn voor het plannen van leveringen. Met perioden wordt een jaar onderverdeeld in vaste intervallen, zoals weken, maanden of kwartalen. U gebruikt perioden voor statistische en financiële doeleinden, en voor urenverantwoording, planning en kostenbewaking, met name in de pakketten Orderbeheer en Project. Afhankelijkheden Om de structuur van deze module duidelijk te maken, worden hieronder een aantal van de afhankelijkheden tussen de verschillende concepten omschreven: Een patroon is gebaseerd op een of meer terugkeerpatronen. Kalenders zijn gebaseerd op beschikbaarheidssoorten en terugkeerpatronen per kalender. Een terugkeerpatroon per kalender is gebaseerd op een of meer terugkeerpatronen. Voor datums waarvoor geen informatie beschikbaar is, valt de kalender terug op de standaardkalender. 10 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

11 Inleiding In het volgende vereenvoudigde diagram duidt de naar buiten wijzende pijl op informatie die beschikbaar is gemaakt buiten Kalenders en perioden. Vereenvoudigd diagram van relaties binnen Kalenders en perioden De gegevens gebruiken Zie Relaties tussen CCP en overige modules (p. 12) voor meer informatie over het gebruik van de gegevens die in deze module worden gedefinieerd. Zie Kalenderintegratie met externe planningspakketten (p. 43) voor informatie over de integratie met externe planningspakketten. Gegevens instellen Raadpleeg de volgende onderwerpen voor meer informatie over het instellen van gegevens in deze module: Terugkeerpatronen definiëren (p. 15) Patronen definiëren (p. 21) Overzicht van kalenderfunctionaliteit (p. 25) Perioden instellen (p. 45) Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 11

12 Inleiding Relaties tussen CCP en overige modules De gegevens die zijn gedefinieerd in de module Kalenders en perioden, worden gebruikt in de volgende pakketten en modules van LN: Terugkeerpatronen People gebruikt terugkeerpatronen voor de toekenningen van werknemers in de sessie Taken (bpmdm0130m000). Patronen Inkoop gebruikt patronen voor de afgiftedatums voor de materiaalvrijgave en het verzendvolgordeschema. Zie Overzicht afhandeling inkoopafroepschema's voor meer informatie. Inkoop gebruikt patronen ook als leverpatronen die zijn gekoppeld aan magazijnen, kopen-van relaties en verzenden-van relaties en artikelen. Zie Geplande leveringen gebruiken voor meer informatie. Enterprise Planning gebruikt patronen als vaste leverpatronen. In een situatie met VMI-voorraad (Vendor Managed Inventory) kunt u het toepasselijke patroon opgeven in de module Voorwaarden en condities. Zie Vaste leveringen in Enterprise Planning voor meer informatie. Kalenders In de module Enterprise-modelbeheer in Common kunt u de kalender definiëren van bedrijven (bedrijfskalender) en enterprise-eenheden. In de module People kunt u kalenders koppelen aan teams van medewerkers. In de module Uren en onkosten in het pakket People wordt deze informatie gebruikt om het default aantal uren op te halen uit de kalenderregels. In Common kunt u kalenders koppelen aan relaties en adressen. In Inkoop en Verkoop wordt deze informatie gebruikt voor het plannen van goederenoverboekingen. In Productie kunt u kalenders koppelen aan afdelingen. De werktijden van de afdelingen bepalen de beschikbare productiecapaciteit. In Magazijnbeheer kunt u kalenders koppelen aan magazijnen. In Service gebruikt u kalenders om aan te geven wanneer een cluster beschikbaar is voor serviceactiviteiten om te definiëren wanneer een serviceafdeling beschikbaar is voor het uitvoeren van serviceactiviteiten. Beschikbaarheidssoorten Elke kalender heeft een of meer beschikbaarheidssoorten. Gewoonlijk kunt u voor elk pakket aangeven welke van de beschikbaarheidssoorten van de kalenders van toepassing is op dat pakket. In Service kunt u een afzonderlijke beschikbaarheidssoort toekennen aan elk servicetype. Hier geeft elke beschikbaarheidssoort aan wanneer de medewerker beschikbaar is voor elke activiteit. In Enterprise Planning kunt u beschikbaarheidssoorten toekennen aan scenario's. Hiermee kunt u vervolgens een verlaagde of verhoogde productiecapaciteit simuleren. 12 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

13 Inleiding Perioden De module Provisies en bonussen in Verkoop gebruikt perioden voor het berekenen van de provisies voor vertegenwoordigers en bonussen voor klanten. Inkoop gebruikt perioden voor inkoopafroepschema's. De module Statistiek in Inkoop en Verkoop gebruikt perioden voor statistische analyses. De module Repetitive Productie in Productie gebruikt perioden om zich herhalende productieprocessen in te plannen. De module Projectvoortgang in Project gebruikt perioden om kostenbewakingsperioden te definiëren. People gebruikt perioden voor budgettering en de urenverantwoording. NB Fin. administratie maakt geen gebruik van Kalenders en perioden. Fin. administratie gebruikt eigen entiteiten om de financiële perioden te definiëren. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 13

14 Inleiding 14 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

15 Hoofdstuk 2 Terugkeerpatronen 2 Terugkeerpatronen definiëren Procedure Het definiëren van een terugkeerpatroon gaat als volgt: 1. Start de sessie Terugkeerpatronen (tcccp0143m000). 2. Voeg een nieuw terugkeerpatroon toe. Selecteer op het veld Type terugkeerpatroon de basisperiode waarvoor de frequentie van het terugkeerpatroon wordt gedefinieerd. Dit veld kan Jaarlijks, Maandelijks, Wekelijks of Dagelijks zijn. Definieer op de velden Startdatum terugkeerpatroon en Einddatum terugkeerpatroon het datumbereik waarvoor het terugkeerpatroon geldt. Zie Rollend terugkeerpatroon (p. 16) voor meer informatie over het uitbreiden van de geldigheid van een terugkeerpatroon. 3. Dubbelklik op het terugkeerpatroon om de sessie Details terugkeerpatroon (tcccp0143s000) te openen. 4. Voer de gegevens voor het terugkeerpatroon in. Raadpleeg de online help bij de sessie voor meer informatie. U kunt de volgende soorten terugkeerpatronen definiëren: Jaarlijks Als het veld Type terugkeerpatroon op Jaarlijks staat, wordt het terugkeerpatroon na een of meer jaar herhaald. U kunt als volgt datums selecteren: Geef de set maanden en de datum van de maand op, bijvoorbeeld de 5e van de maand november, december, januari en februari. Geef de set maanden en de dag van de week op, bijvoorbeeld vrijdag, en geef aan of de eerste, tweede, derde, vierde of laatste van de maand moet worden geselecteerd, bijvoorbeeld de laatste woensdag van februari en augustus. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 15

16 Terugkeerpatronen Maandelijks Als het veld Type terugkeerpatroon op Maandelijks staat, wordt het terugkeerpatroon na een of meer maanden herhaald. U kunt als volgt datums selecteren: Geef de dag van de week op, bijvoorbeeld vrijdag, en geef aan of de eerste, tweede, derde, vierde of laatste van de maand moet worden geselecteerd, bijvoorbeeld de laatste woensdag van de maand. Geef de set datums van de maand op, bijvoorbeeld de 10e, 20e en 30e van de maand. Wekelijks Als het veld Type terugkeerpatroon op Wekelijks staat, wordt het terugkeerpatroon na een of meer weken herhaald. Geef de relevante dagen van de week op, bijvoorbeeld elke zondag en zaterdag. Dagelijks Als het veld Type terugkeerpatroon op Dagelijks staat, wordt het terugkeerpatroon na een of meer dagen herhaald, bijvoorbeeld elke 40 dagen. NB Als u dag 31 hebt opgegeven en een maand minder dan 31 dagen telt, selecteert LN de laatste dag van die maand. Als u dag 29 of 30 hebt opgegeven en februari is opgenomen, selecteert LN de laatste dag van de maand februari. Terugkeerpatronen gebruiken U kunt terugkeerpatronen gebruiken voor twee doeleinden: Als bouwstenen voor het aanmaken van terugkeerpatronen voor kalenders, die u gebruikt om kalenders te definiëren. Zie voor meer informatie Een kalender definiëren (p. 33). Voor het definiëren van toekenningen van medewerkers in de sessie Taken (bpmdm0130m000) in People. Rollend terugkeerpatroon In dit onderwerp wordt omschreven hoe u de levensduur van een patroon kunt uitbreiden door er een rollend terugkeerpatroon van te maken. Voor een terugkeerpatroon worden een start- en einddatum gedefinieerd, waartussen het terugkeerpatroon geldig is. Als het een rollend terugkeerpatroon betreft, kunt u dezelfde terugkeerpatroondefinitie altijd opnieuw gebruiken. Wanneer u het terugkeerpatroon rolt, worden de start- en einddatum van het terugkeerpatroon voor een opgegeven tijdsduur vooruitgeschoven. 16 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

17 Terugkeerpatronen Voorbeeld Stel dat de startdatum van het terugkeerpatroon 1 januari 2009 is, en de einddatum 1 januari Als u het terugkeerpatroon 51 weken vooruit rolt, is het resultaat als volgt: Startdatum terugkeerpatroon Einddatum terugkeerpatroon Vóór rollen Na rollen Later in dit onderwerp wordt dit voorbeeld nader uitgelegd. Het rolproces Hoeveelheid tijd voor verschuiving Wanneer een terugkeerpatroon wordt gerold, verschuift LN de start- en einddatum van het terugkeerpatroon met een opgegeven tijdsduur. De hoeveelheid tijd waarmee LN deze datums vooruitschuift, wordt berekend volgens de volgende formule: A = B * F * I De codes in de formule hebben de volgende definitie: NB A- Hoeveelheid tijd van verschuiving B- Tijdsduur die wordt aangegeven door het Type terugkeerpatroon, bijvoorbeeld Wekelijks. F- Frequentie, namelijk het aantal dagen, weken, maanden of jaren waarna het patroon zich herhaalt. I- De waarde van het veld Rollen na, ook wel het veld Interval(len) genoemd. Als het type terugkeerpatroon Maandelijks is, zorgt LN ervoor dat de startdatum van het terugkeerpatroon verschuift naar dezelfde datum van de maand. Als de oude startdatum bijvoorbeeld 30 maart is, en het terugkeerpatroon 3 maanden opschuift, wordt de startdatum 30 juni. De verschuiving bedraagt 92 dagen. Als de oude einddatum 1september is, wordt de einddatum ook 92 dagen verschoven. Dat wordt dan 2 december. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 17

18 Terugkeerpatronen Rolmoment Het rolproces kan pas van start gaan als het veld Referentiedatum in de sessie Details terugkeerpatroon (tcccp0143s000) zo lang geleden is dat de referentiedatum niet opschuift naar een datum in de toekomst. Dus als het terugkeerpatroon wordt gerold bij de vroegste mogelijkheid, wordt de referentiedatum verschoven naar de huidige datum. U kunt het rolproces op een van de volgende manieren starten: NB Een kalender bijwerken die is gebaseerd op het rollende terugkeerpatroon. Gebruik de sessie Kalenders bijwerken (tcccp0226m000) om een kalender bij te werken. Het terugkeerpatroon rollen tijdens het genereren van patroonmomenten: a. Start de sessie Patroonmomenten genereren (tcccp0295m000). b. Selecteer een patroon of een bereik van patronen. c. Schakel het selectievakje Terugkeerpatroon rollen in. d. Klik op Genereren om te beginnen met het genereren van patroonmomenten. Het terugkeerpatroon handmatig rollen: a. Start de sessie Terugkeerpatronen (tcccp0143m000). b. Dubbelklik op een terugkeerpatroon om de sessie Details terugkeerpatroon (tcccp0143s000) te starten. c. Klik op Terugkeerpatroon rollen. Als People datums uit een terugkeerpatroon ophaalt om toekenningen aan te maken, rolt LN het terugkeerpatroon niet automatisch. NB Bij het rolproces wordt de referentiedatum verschoven naar het recente verleden of de huidige datum. Als de referentiedatum ver in het verleden ligt, wordt het rolproces automatisch herhaald, zo vaak als mogelijk is zonder dat de referentiedatum verschuift naar een datum in de toekomst. Voorbeeld Dit voorbeeld is in principe hetzelfde als het vorige voorbeeld, maar bevat meer details. Stel dat een terugkeerpatroon als volgt is gedefinieerd: Startdatum terugkeerpatroon = Einddatum terugkeerpatroon = Referentiedatum = Het type terugkeerpatroon is Wekelijks, met de frequentie 1. Het veld Rollen na, dat ook wel het veld Interval(len) wordt genoemd, is 51. Het terugkeerpatroon moet dan ook 51 weken verschuiven. 18 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

19 Terugkeerpatronen De vroegste mogelijkheid om het patroon te rollen, is 51 weken na de referentiedatum, op 24 maart Stel dat u het terugkeerpatroon rolt op 24 maart Het resultaat hiervan is te zien in de volgende tabel. Startdatum terugkeerpatroon Referentiedatum Einddatum terugkeerpatroon Vóór rollen Na rollen Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 19

20 Terugkeerpatronen 20 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

21 Hoofdstuk 3 Patronen 3 Patronen definiëren Voorwaarden Voordat u een patroon definieert, moet u het terugkeerpatroon definiëren waarop het patroon is gebaseerd. Zie voor meer informatie Terugkeerpatronen definiëren (p. 15). Patronen maken Een patroon bestaat uit patroonmomenten die zijn gebaseerd op een of meer terugkeerpatronen, patroonuitzonderingen en dagtijden, zoals weergegeven in het volgende diagram: De patroonmomenten van een patroon genereren. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 21

22 Patronen Terugkeerpatronen combineren U kunt verschillende terugkeerpatronen combineren, zoals weergegeven in het volgende diagram: Terugkeerpatronen en uitzonderingen combineren in een patroon. In dit diagram is patroon PATRN1 gebaseerd op twee terugkeerpatronen: R0001 en R0002. Met terugkeerpatroon R0001 worden elke maandag en vrijdag geselecteerd. Met terugkeerpatroon R0002 worden de 12e en 24e van elke maand geselecteerd. PATRN 1 heeft één uitzondering, waarbij de 1e januari van elk jaar is uitgesloten. Procedure Het definiëren van een patroon gaat als volgt: 1. Definieer terugkeerpatronen. Zie voor meer informatie Terugkeerpatronen definiëren (p. 15). 2. Definieer een patrooncode in de sessie Patronen (tcccp0190m000). 3. Voeg de terugkeerpatronen aan het patroon toe met de sessie Terugkeerpatronen per patroon (tcccp0191m000). 4. Geef de dagtijden op met de sessie Dagtijden per patroon (tcccp0193m000). Tijden worden gedefinieerd als lokale tijden, zonder aanduiding voor de tijdzone. 5. Geef eventuele uitzonderingen op het patroon op met de de sessie Patroonuitzonderingen (tcccp0192m000). 6. Genereer de patroonmomenten met de sessie Patroonmomenten genereren (tcccp0295m000). U kunt de gegenereerde patroonmomenten bekijken met de sessie Patroonmomenten (tcccp0195m000). 22 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

23 Patronen Patronen gebruiken In dit onderwerp wordt omschreven waar en hoe patronen worden gebruikt. Patronen voor inkoopafroepschema's Voor het inplannen van periodieke verzendingen van een aangeschaft artikel van een vaste leverancier, kunt u inkoopafroepschema's gebruiken. Orderbeheer gebruikt patronen voor de afgiftedatums voor de materiaalvrijgave en het verzendvolgordeschema. Zie Overzicht afhandeling inkoopafroepschema's voor meer informatie. Patronen voor vaste leverpatronen Als u wilt opgeven dat alle leveringen aan uw bedrijf moeten plaatsvinden op specifieke tijdstippen op specifieke datums, zoals elke maandag om 11:00 uur, kunt u vaste leverpatronen aanmaken. Vaste leverpatronen zijn gebaseerd op de patronen die u definieert in de module Kalenders en perioden. In Orderbeheer kunt u patronen koppelen aan magazijnen, kopen-van relaties en verzenden-van relaties en artikelen. Zie Geplande leveringen gebruiken voor meer informatie. Enterprise Planning gebruikt deze patronen bij de planning van geplande orders. In een door de leverancier beheerde voorraad (VMI) kunt u het gewenste patroon opgeven in de module Voorwaarden en condities. Zie Vaste leveringen in Enterprise Planning voor meer informatie. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 23

24 Patronen 24 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

25 Hoofdstuk 4 Kalenders 4 Overzicht van kalenderfunctionaliteit In de module Kalenders en perioden kunt u kalenders definiëren en indelen voor alle onderdelen van LN. In een kalender in LN worden de tijden vastgelegd waarop resources beschikbaar zijn. Voorbeeld: Productieorders kunnen worden gepland voor afdeling AA van 6:00 tot 17:00 uur. Verkooporders kunnen worden gepickt en verzonden vanaf magazijn AA van 7:00 tot 18:00 uur. Kalenderstructuur De kalenders in LN kunnen op een flexibele manier worden gebruikt. U baseert de planning voor het gehele bedrijf op één kalender of u definieert afzonderlijke kalenders voor verschillende resources (afdelingen, verkoopbureaus, medewerkers) om hun tijden individueel te plannen. Kalenders hebben een hiërarchische structuur. Een parent-kalender bevat de default gegevens voor de child-kalender. U hoeft dus alleen de uitzonderingen te definiëren voor de parent-kalender. Voor meer informatie, zie Kalenderhiërarchie (p. 36). U kunt kalenders koppelen aan verschillende niveaus van uw organisatie. De bedrijfskalender is de meest algemene kalender. Kalenders voor enterprise-eenheden, bedrijfsonderdelen, afdelingen, magazijnen en medewerkers zijn specifieker. De bedrijfskalender bevat werkdagen, feestdagen en werktijden voor de gehele organisatie. Voor een leverplanning koppelt u kalenders aan relaties en adressen. Voor meer informatie, zie Kalenders gebruiken (p. 39). Beschikbaarheidssoorten Een kalender kan meerdere beschikbaarheidssoorten hebben met verschillende werktijden en overige details. Beschikbaarheidssoorten kunnen worden beschouwd als verschillende versies van een kalender, waarmee u verschillende sets werktijden in één kalender kunt opslaan. U kunt de beschikbaarheid van Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 25

26 Kalenders resources categoriseren op basis van verschillende activiteiten. Voor meer informatie, zie Beschikbaarheidssoorten (p. 26). Implementatiefase Bij de implementatie van LN moet u de volgende basiskalendergegevens definiëren: Beschikbaarheidssoorten Werktijdsoorten De standaardkalender De bedrijfskalender Desgewenst kunt u alleen een standaardkalender definiëren in de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000) en een bedrijfskalender opgeven in de sessie Bedrijven (tcemm1170m000), maar uw planningmogelijkheden zijn dan wel beperkt. Naarmate de complexiteit van uw bedrijfsstructuur toeneemt, zijn meer kalenders met meerdere beschikbaarheidssoorten en werktijdsoorten vereist. Indien u de kalendertabellen uitwisselt tussen bedrijven in een multi-company structuur, moet de eerste dag van de week hetzelfde zijn voor alle bedrijven. Als het ene bedrijf de eerste dag van de week instelt op zondag en het andere bedrijf op maandag, kunt u de kalenders niet delen. Met de sessie Bedrijven (ttaad1100m000) kunt u de eerste dag van de week weergeven. Kalendergegevens U kunt de volgende gegevens opgeven voor elk werktijdsinterval binnen een datum die u in een kalender opneemt: Start- en eindtijd Werktijdsoort (optioneel) Efficiëntiefactor Capaciteitspercentage Overuren Beschikbaarheidssoorten Een kalender kan meerdere beschikbaarheidssoorten hebben. Voor elke beschikbaarheidssoort kan de kalender verschillende werktijden en andere gegevens hebben. Beschikbaarheidssoorten kunnen worden beschouwd als verschillende versies van een kalender, waarmee u verschillende sets werktijden in één kalender kunt opslaan. U kunt de beschikbaarheid van resources dan ook categoriseren op basis van verschillende activiteiten. Alle kalendergegevens, zoals de werktijden en de efficiëntiefactoren, worden opgegeven voor een combinatie van de kalendercode en de beschikbaarheidssoort. 26 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

27 Kalenders Voorbeeld Een bedrijf heeft de volgende standaardwerktijden: Op de productieafdeling wordt gewerkt van 8.00 tot uur. De magazijnen zijn geopend van 8.00 tot uur. De serviceafdeling is actief van 9.00 tot uur. U kunt deze situatie onderbrengen in één kalender waarvoor u drie beschikbaarheidssoorten definieert: PRD (Productie), MAG (Magazijn) en SRV (Service). Voorbeeld Een afdeling wordt gepland voor productieactiviteiten en voor service- en onderhoudsactiviteiten. U kunt deze situatie onderbrengen in één kalender waarvoor u twee beschikbaarheidssoorten definieert: PRD (Productie) en SRV (Service). In het algemeen kunt u voor elk pakket aangeven welke van de beschikbaarheidssoorten van de kalenders van toepassing is op dat pakket. In sommige pakketten worden meer beschikbaarheidssoorten gebruikt. NB In externe planningspakketten is het niet mogelijk om beschikbaarheidssoorten te gebruiken. Bij integratie met een extern planningspakket moet u een afzonderlijke kalender definiëren voor elke activiteit. Voor meer informatie, zie Kalenderintegratie met externe planningspakketten (p. 43). Beschikbaarheidssoorten definiëren U definieert beschikbaarheidssoorten in de sessie Beschikbaarheidssoorten (tcccp0101m000). Voer de volgende stappen uit om een nieuwe beschikbaarheidssoort geschikt te maken voor gebruik buiten Kalenders en perioden: 1. Gebruik de sessie Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000) om de beschikbaarheidssoort te koppelen aan een kalender. 2. Voer de stappen in Een kalender definiëren (p. 33) uit om kalendergegevens te definiëren voor de nieuwe beschikbaarheidssoort. Als u een specifieke dag niet-beschikbaar wilt maken voor een specifieke beschikbaarheidssoort, schakelt u het selectievakje Beschikbaar uit voor de desbetreffende beschikbaarheidssoort op de overeenkomende dag in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Als u de kalendercodes wilt opvragen waaraan al een beschikbaarheidssoort is gekoppeld, start u de sessie Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000) en sorteert u de records op beschikbaarheidssoort. Als u de records op beschikbaarheidssoort wilt sorteren, wijst u in het menu Beeld de optie Gesorteerd op aan en klikt u op Beschikbaarheidssoort, Kalendercode. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 27

28 Kalenders Beschikbaarheidssoorten gebruiken Beschikbaarheidssoorten worden in verschillende LN-pakketten gebruikt. Service In Service kunt u een afzonderlijke beschikbaarheidssoort toekennen aan elk servicetype. Hier geeft elke beschikbaarheidssoort aan wanneer de medewerker beschikbaar is voor elke activiteit. Enterprise Planning In Enterprise Planning kunt u beschikbaarheidssoorten toekennen aan scenario's. Vervolgens kunt u hiermee een verlaagde of verhoogde productiecapaciteit simuleren. In de sessie Planningsparameters (cprpd0100m000) worden de beschikbaarheidssoorten weergegeven voor Routing, Inkoop, Magazijnbeheer en de waarde van het veld Beschikbaarheidssoort voor goederenvervoer in de sessie Parameters COM (tccom0000s000). Voor meer informatie, zie Beschikbaarheidssoorten in Enterprise Planning. Project In Project worden externe planningspakketten gebruikt voor het plannen van medewerkers en materieel. Het externe planningspakket haalt de kalendergegevens echter op uit Kalenders en perioden in LN. Voer in de sessie Kalenderparameters (tcccp0100m000) op het veld Default beschikbaarheidssoort voor ESP de default waarde in voor de beschikbaarheidssoort voor externe planningspakketten. Met de sessie Kalenderselectie voor externe planningspakketten (tcccp0181m000) kunt u meer beschikbaarheidssoorten beschikbaar maken voor externe planningspakketten. Voor meer informatie, zie Kalenderintegratie met externe planningspakketten (p. 43). Overige pakketten Zie Kalenders gebruiken (p. 39) voor meer informatie over het gebruik van beschikbaarheidssoorten in andere pakketten. Efficiëntiefactoren LN gebruikt efficiëntiefactoren om rekening te houden met variaties in de dagelijkse capaciteit voor de doorlooptijdberekening. Er kunnen verschillende redenen zijn voor het feit dat de capaciteit per dag varieert: vermindering van het aantal arbeidskrachten in het vakantieseizoen, of het inhuren van extra krachten in drukke perioden. Dit betekent dat er op een bepaalde dag meer of minder tijd beschikbaar is om te worden ingepland. 28 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

29 Kalenders De default waarde van de efficiëntiefactor is 1.0. Efficiëntiefactor definiëren U kunt efficiëntiefactoren definiëren wanneer u een kalender definieert in de module Kalenders en perioden van Common. De volgende tabel bevat verschillende manieren om efficiëntiefactoren te definiëren: Gewenste actie... Te gebruiken sessie... Een default efficiëntiefactor definiëren voor een werkurensoort De default efficiëntiefactor definiëren voor een specifieke dag van de week Een efficiëntiefactor definiëren op terugkerende datums Een default efficiëntiefactor overschrijven voor een specifieke datum Werktijdsoorten (tcccp0103m000) Standaardkalender (tcccp0140m000) Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000) Werktijden per kalender (tcccp0120m000) De efficiëntiefactoren wijzigen voor meerdere kalenders en beschikbaarheidssoorten Efficiëntiefactor en capaciteit bijwerken (tcccp0225m000) Nadat u de efficiëntiefactor hebt gewijzigd, moet u de kalender bijwerken. Hiervoor kunt u een van de volgende methoden gebruiken: Voer de sessie Kalenders bijwerken (tcccp0226m000) uit. Klik in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) op Kalender bijwerken. Nadat u de efficiëntiefactor hebt gewijzigd, werkt u de kalender bij met behulp van de sessie Kalenders bijwerken (tcccp0226m000) of door op Kalender bijwerken te klikken in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Als u de effectieve beschikbaarheidsfactor voor specifieke datums wilt opvragen, gebruikt u de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Vergeet de kalender niet bij te werken. Efficiëntiefactoren gebruiken LN gebruikt efficiëntiefactoren voor de volgende doeleinden: Om rekening te houden met het feit dat resources soms efficiënter kunnen werken dan gemiddeld. Stel bijvoorbeeld dat een bepaalde werknemer 's morgens harder werkt dan 's Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 29

30 Kalenders middags. U kunt dan een efficiëntiefactor van 1,1 invoeren voor de kalenderregel met tijdsinterval 09:00-12:00 uur. Om rekening te houden met het feit dat de doorlooptijd van bewerkingen korter wordt als u extra resources inhuurt om het werk te doen. NB U moet efficiëntiefactoren niet verwarren met capaciteitspercentages. Efficiëntiefactoren hebben invloed op de berekening van de doorlooptijd waarvoor de overeenkomende kalender wordt gebruikt. Met andere woorden, deze factoren zijn van invloed op de snelheid waarmee het werk wordt uitgevoerd. Capaciteitspercentages bieden informatie over het bezettingspercentage van een resource. Capaciteitspercentage U kunt het capaciteitspercentage gebruiken om de beschikbare capaciteit van afdelingen te variëren per dag of per ploeg. Als de nachtploeg bijvoorbeeld uit minder mensen bestaat dan de dagploeg in een afdeling, kunt u het capaciteitspercentage voor de nachtploeg verlagen. Het default capaciteitspercentage is 100 %. LN past het capaciteitspercentage toe bij de berekening van weergaven en verslagen van de bezetting van een afdeling. NB De waarde van het capaciteitspercentage heeft geen invloed op berekeningen van de doorlooptijd. Berekeningen In de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) bevat het tabblad Capaciteitsgegevens de volgende velden: Uren Capaciteitspercentage Capaciteit [u] Het veld Uren is gebaseerd op de velden Starttijd en Eindtijd. De Capaciteit [u] is gebaseerd op het veld Uren en het capaciteitspercentage. Het veld Capaciteit [u] dient als bron voor de beschikbare uren in de weergaven en verslagen voor de bezetting van de afdeling. Capaciteitspercentage definiëren U definieert het capaciteitspercentage van een werktijdsoort in de sessie Werktijdsoorten (tcccp0103m000). Het capaciteitspercentage van de werktijdsoort dient als default waarde in de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000) en Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000). 30 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

31 Kalenders In de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) wordt het effectieve capaciteitspercentage weergegeven dat LN gebruikt om de capaciteitsbezetting te berekenen. U kunt het capaciteitspercentage handmatig wijzigen. Standaardkalender definiëren In de standaardkalender kunt u de werktijden definiëren voor elke dag van de week. De standaardkalender is de parent-kalender van de kalenderafleidingsstructuur. LN gebruikt de standaardkalender als weeksjabloon voor elke kalender. Gebruik de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000) om de standaardkalender op te vragen en te muteren. Eigenschappen van de standaardkalender De standaardkalender is oneindig en LN gebruikt de instellingen als default voor tijdsperioden die buiten het tijdsbestek van specifiekere kalenders vallen. De standaardkalender kan verschillende werktijden hebben voor elke beschikbaarheidssoort. Met andere woorden, de beschikbaarheidssoorten kunnen worden beschouwd als verschillende versies van de standaardkalender. Voor elke dag van de week kunt u combinaties van beschikbaarheidssoorten en werktijdsoorten vastleggen. NB Indien u de kalendertabellen uitwisselt tussen bedrijven in een multi-company structuur, moet de eerste dag van de week hetzelfde zijn voor alle bedrijven. U kunt bijvoorbeeld geen kalenders uitwisselen als het ene bedrijf de eerste dag van de week instelt op zondag en het andere bedrijf op maandag. Voorwaarden Voordat u de standaardkalender definieert, moet u beschikbaarheidssoorten definiëren. Zie voor meer informatie Beschikbaarheidssoorten (p. 26). Het is raadzaam om werktijdsoorten te definiëren. Werktijdsoorten leveren default gegevens op voor kalenders. Procedure Gebruik de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000) om de standaardkalender te definiëren. Net als bij normale kalenders moet u de volgende kalendergegevens opgeven: Werktijdsoort; aan de hand van de werktijdsoort worden de default gegevens opgehaald. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 31

32 Kalenders Werktijd (starttijd en eindtijd). Capaciteitspercentage; zie Capaciteitspercentage (p. 30) voor meer informatie. Efficiëntiefactor; zie Efficiëntiefactoren (p. 28) voor meer informatie. Indicator overuren. De kalenderstructuur instellen In dit onderwerp wordt omschreven hoe u kalenders instelt. Zie Overzicht van kalenderfunctionaliteit (p. 25) voor een overzicht van de functionaliteit. Overzicht van de procedure Het definiëren van een kalender gaat als volgt: 1. Definieer de beschikbaarheidssoorten in de sessie Beschikbaarheidssoorten (tcccp0101m000). 2. Definieer de werktijdsoorten in de sessie Werktijdsoorten (tcccp0103m000). 3. Definieer de standaardkalender voor de zeven dagen van de week in de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000). 4. Definieer de kalendercode en overige kalendergegevens. Zie Een kalender definiëren (p. 33) voor gedetailleerde instructies. 5. Koppel de kalender aan uw resources en relaties. Gedetailleerde procedure Het definiëren van een kalenderstructuur gaat als volgt: Stap 1: Beschikbaarheidssoorten definiëren. Gebruik de sessie Beschikbaarheidssoorten (tcccp0101m000) voor het definiëren van beschikbaarheidssoorten. Het selectievakje Default beschikbaar bepaalt de default instelling voor het veld Beschikbaar in de sessie Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000). Zie voor meer informatie Beschikbaarheidssoorten (p. 26). Stap 2: Werktijdsoorten definiëren. Gebruik de sessie Werktijdsoorten (tcccp0103m000) voor het definiëren van een werktijdsoort. U gebruikt werktijdsoorten voor het opslaan van default waarden voor werktijden, capaciteitspercentages, efficiëntiefactoren en een indicatie of het overuren betreft. 32 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

33 Kalenders Stap 3: Standaardkalender definiëren. Gebruik de sessie Standaardkalender (tcccp0140m000) voor het definiëren van de defaults voor elke dag van de week voor de relevante beschikbaarheidssoorten. De standaardkalender bevat default informatie, zoals werktijden en efficiëntiefactoren voor elke dag van de week. Zie voor meer informatie Standaardkalender definiëren (p. 31). Stap 4: Kalender definiëren. Definieer kalenders zoals omschreven in Een kalender definiëren (p. 33). Voordat u een specifieke kalender definieert, moet u eerst de bijbehorende parent-kalender definiëren. Het is raadzaam eerst de bedrijfskalender te definiëren. Stap 5: Kalenders toekennen aan resources. Via de volgende sessies kunt u de kalenders koppelen aan verschillende resources: Bedrijven (tcemm1170m000) Bedrijfsonderdelen (tcmcs0565m000) Afdelingen (tirou0101m000) Magazijnen (whwmd2500m000) Relaties (tccom4500m000) Adressen (tccom4530m000) Medewerkers - algemeen (tccom0101m000) Teams (tcppl0140m000) Kalenders bijwerken Om de wijzigingen in werktijdsoorten, efficiëntiefactoren of andere instellingen in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) door te voeren voor alle afgeleide kalenders, gebruikt u de sessie Kalenders bijwerken (tcccp0226m000). Als bijvoorbeeld de werktijdsoort voor de morgenploeg is vastgelegd van 08:00 tot 12:00 uur en u deze periode wijzigt in 09:00 tot 13:00 uur, moet u de kalender bijwerken. Met de sessie Efficiëntiefactor en capaciteit bijwerken (tcccp0225m000) kunt u de waarde wijzigen van de efficiëntiefactor of het capaciteitspercentage voor een reeks kalenders voor een specifieke periode, en de tijd- en capaciteitsdetails voor de geselecteerde kalenders bijwerken op basis van de nieuwe waarden. In de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) zijn de resultaten van het bijwerken te zien. Een kalender definiëren In dit onderwerp wordt het definiëren van één kalender omschreven. Zie De kalenderstructuur instellen (p. 32) voor informatie over de algehele procedure voor het definiëren en gebruiken van kalenders. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 33

34 Kalenders Voorwaarden Voordat u een kalender definieert, moeten de volgende gegevens zijn gedefinieerd: Beschikbaarheidssoorten. Werktijdsoorten (optioneel, maar aanbevolen). De standaardkalender. Zie De kalenderstructuur instellen (p. 32) voor meer informatie over deze voorwaarden. Procedure Stap 1: Kalendercode definiëren Start de sessie Kalenders (tcccp0110m000) om een kalendercode te definiëren. De volgende velden zijn van belang: Parent-kalender Voer een parent-kalender in voor uw kalender of laat het veld leeg. Als het veld Parent-kalender leeg is, valt LN terug op de standaardkalender om de ontbrekende kalenders in te vullen. Zie voor meer informatie Kalenderhiërarchie (p. 36). Startdatum kalender en Einddatum kalender Geef de periode op waarvoor de kalender werktijden en capaciteitsgegevens bevat. De startdatum van een kalender kan niet eerder zijn dan de startdatum van de parent-kalender en de einddatum van een kalender kan niet later zijn dan de einddatum van de parent-kalender. Om performance-redenen kunt u het beste een periode van minder dan 5 jaar kiezen. Stap 2: Beschikbaarheidssoorten per kalender opgeven Start de sessie Beschikbaarheidssoorten per kalender (tcccp0150m000) en geef de beschikbaarheidssoorten op waarvoor u de kalendercode kunt gebruiken. U hebt nu een kalender gedefinieerd met beschikbaarheidsdatums die u kunt opvragen in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Nu worden alle gegevens in deze kalender afgeleid van de parent- of standaardkalender. In de volgende stappen kunt u de verschillen opgeven tussen deze kalender en de bijbehorende parent-kalender. Stap 3: Terugkeerpatronen definiëren Voor het opgeven van terugkeerpatronen met terugkerende datums, die u nodig hebt voor de volgende stap, gebruikt u de sessie Terugkeerpatronen (tcccp0143m000). Zie voor meer informatie Terugkeerpatronen definiëren (p. 15). 34 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

35 Kalenders Stap 4: Terugkeerpatronen per kalender opgeven Gebruik terugkeerpatronen per kalender om terugkerende uitzonderingen te definiëren op de kalendergegevens die van kalenders op een hoger niveau worden afgeleid. De volgende typen uitzonderingen kunnen worden gedefinieerd met behulp van terugkeerpatronen per kalender: U kunt werktijden, efficiëntiefactoren, capaciteitspercentages en indicaties voor overuren wijzigen voor specifieke datums. U kunt terugkerende extra beschikbare datums toevoegen. Zo kan een specifieke afdeling bijvoorbeeld tijdens de avonduren zijn geopend. U kunt datums zoals jaarlijkse feestdagen aanwijzen als niet-beschikbaar. Het definiëren van terugkeerpatronen per kalender gaat als volgt: 1. Start de sessie Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000). 2. Zoek de relevante kalendercode en beschikbaarheidssoort. 3. Voeg het toepasselijke terugkeerpatroon toe. 4. Voer op de volgende velden gegevens in: Beschikbaar Werktijdsoort (optioneel) Starttijd en Eindtijd Capaciteitspercentage Efficiëntiefactor Indien deze werktijd overuren betreft, schakelt u het selectievakje Overuren in. 5. Indien gewenst kunt u nog meer terugkeerpatronen toevoegen. Indien u een lunchpauze wilt definiëren, voert u het terugkeerpatroon tweemaal in, eenmaal met de ochtenduren en eenmaal met de middaguren. Stap 5: Niet-beschikbare dagen invoeren Gebruik de sessie Niet-beschikbare dagen per kalender (tcccp0119m000) als u incidentele niet-beschikbare dagen wilt instellen, zoals een vakantie of een bedrijfsuitje. Stap 6: Handmatige wijzigingen aanbrengen Als u handmatig de beschikbaarheidsgegevens voor specifieke datums wilt wijzigen, gebruikt u de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) Als u het totaalresultaat, inclusief de door u aangebrachte wijzigingen, wilt opvragen, klikt u op Kalender bijwerken of selecteert u deze opdracht in het menu Beeld, Referentie en/of Acties. NB Op één datum kan een kalender meerdere werktijden hebben, zoals 8:00-12:00 uur en 13:00-17:00 uur. Het is echter niet mogelijk om op één datum meerdere tijdsintervallen te hebben die afkomstig zijn uit verschillende bronnen. Zie voor meer informatie Kalenderhiërarchie (p. 36). Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 35

36 Kalenders Tip In de module Kalenders en perioden kunt u op verschillende manieren niet-beschikbaarheid op specifieke datums of tijden opgeven. Zie Niet-beschikbaarheid definiëren (p. 38) voor meer informatie. Als u snel een nieuwe kalender wilt definiëren die veel overeenkomsten heeft met een bestaande kalender, gebuikt u de sessie Kalendergegevens kopiëren (tcccp0222m000) om kalenderdetails uit die eerder gedefinieerde kalender te kopiëren naar een nieuwe kalendercode. Als u snel een kalender wilt definiëren waarin alle weken soortgelijke kalendergegevens hebben, definieert u de kalender voor de eerste week en gebruikt u vervolgens de sessie Kalendergegevens kopiëren (tcccp0222m000) om het desbetreffende weekpatroon naar de andere weken te kopiëren. Als u de efficiëntiefactor of het capaciteitspercentage wilt instellen voor een datumbereik, gebruikt u de sessie Efficiëntiefactor en capaciteit bijwerken (tcccp0225m000). Als u de standaardkalender wilt definiëren, gebruikt u de sessie Kalendergegevens verwijderen (tcccp0223m000). Kalenderhiërarchie In dit onderwerp wordt de structuur van kalenders omschreven. Elke kalender kan een parent-kalender hebben die default gegevens levert. U hoeft dus alleen de uitzonderingen op te geven ten opzichte van de parent-kalender. Als met een planningproces een kalender wordt opgevraagd voor een datum die buiten het datumbereik van de kalender valt, gebruikt LN informatie uit de parent-kalender. Voor het definiëren van de kalenderstructuur begint u met de meest algemene kalender. Bij het definiëren van specifiekere kalenders in de sessie Kalenders (tcccp0110m000), voert u op het veld Parent-kalender de code in van de parent-kalender van de kalender. U kunt die child-kalender vervolgens gebruiken als parent voor een andere kalender enzovoort. Wanneer u de kalender bijwerkt, geeft LN de volledige kalenderdetails weer in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000), met inbegrip van de gegevens die zijn afgeleid van kalenders op een hoger niveau. In een child-kalender kunt u extra werktijden toevoegen en specifieke datums markeren als niet-beschikbaar. Gebruik de sessie Kalenders doorbladeren (tcccp0550m100) om de kalenderhiërarchie op te vragen in een grafische browser. NB Hoewel het handig is om de bedrijfskalender boven aan het afleidingspad te plaatsen, kunt u ook een andere kalender selecteren. 36 Infor LN Gebruikershandleiding kalenders

37 Kalenders Start- en einddatum Een child-kalender moet binnen de doorlooptijd van de parent-kalender liggen. De startdatum van een child-kalender kan dus niet eerder zijn dan de startdatum van de parent-kalender en de einddatum van de child-kalender kan niet later zijn dan de einddatum van de child-kalender. U kunt echter wel een kalender definiëren die slechts gedurende een gedeelte van de doorlooptijd van de parent-kalender geldig is. Als voor een planningproces kalenderdetails nodig zijn die buiten het datumbereik van de kalender vallen, gebruikt LN de details van de parent-kalender. Als een kalender geen parent heeft en voor de planning kalendergegevens nodig zijn voor een datum buiten de geldigheid van de kalender, valt LN terug op de standaardkalender. Werktijden per kalender U kunt de kalendergegevens voor elke datum opvragen in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Als de gegevens voor een specifieke datum zijn afgeleid van een parent- of de standaardkalender, bevat het veld Afgeleid van de waarde Parent of Standaardkalender. Op één datum kan een kalender meerdere werktijden hebben, zoals 8:00-12:00 uur en 13:00-17:00 uur. Het is echter niet mogelijk om op één datum meerdere tijdsintervallen te hebben die afkomstig zijn uit verschillende bronnen. Voor één specifieke datum in een kalender kan slechts één van de volgende stellingen waar zijn: Alle werktijden zijn afgeleid van de standaardkalender. Alle werktijden zijn afgeleid van de parent-kalender. Alle werktijden zijn afgeleid van een terugkeerpatroon per kalender. De datum is niet beschikbaar, zoals opgegeven in de sessie Niet-beschikbare dagen per kalender (tcccp0119m000). Alle werktijden voor die datum zijn handmatig gedefinieerd in die kalender. Als u probeert extra werktijden toe te voegen aan een datum die al afgeleide werktijden heeft, hebt u in LN de volgende mogelijkheden De afgeleide werkuren voor die datum kopiëren naar de child-kalender en het veld Afgeleid van instellen op Handmatig voor deze werkuren. De afgeleide werkuren verwijderen in de child-kalender. Het toevoegen afbreken. Kalenderzoekpad Als een planningproces de kalender voor een specifieke medewerker of een andere resource niet kan vinden, zoekt LN een kalender die is gedefinieerd voor het bedrijfsonderdeel, de enterprise-eenheden en tot slot de bedrijfskalender. In elk planningproces wordt een vast zoekpad gebruikt voor kalenders die zijn gedefinieerd met de LN-applicatie. Het zoekpad eindigt altijd bij de bedrijfskalender en is onafhankelijk van de parent-kalenders die u hebt gedefinieerd. Infor LN Gebruikershandleiding kalenders 37