Transitie Sociaal domein Almere

Transcriptie

1 Transitie Sociaal domein Almere Analyse van de reacties op het consultatiedocument 1. Inleiding Almere werkt aan de Transitie Sociaal Domein. In 2011 en 2012 zijn visie en beleidskader vastgesteld. Het jaar 2013 staat in het teken van verdere uitwerking en voorbereiding van besluitvorming. Die besluitvorming gaat over het realiseren van een nieuwe sociale infrastructuur in Almere, als landingsbaan voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van jeugd, zorg en werk. In juni 2013 heeft het college het document Samenwerken aan de Transitie Sociaal domein vastgesteld. Daarna is aan allerlei betrokken partijen in een consultatieronde de gelegenheid geboden om op dit document te reageren. Daartoe was een reactieformat opgesteld met een aantal algemene en een aantal specifieke vragen. Dit memo geeft de resultaten van de consultatieronde weer. Respondenten Naar aanleiding van het consultatiedocument zijn meer dan 70 reacties ontvangen. Bij de respondenten is een aantal groepen te onderscheiden. Er zijn reacties van inwoners en vertegenwoordigers van inwoners en cliënten (Bijvoorbeeld de Verkennersgroep van de Raad, de Wmo-Raad en het Cliëntenberaad Almere). Het grootste deel van de reacties is afkomstig van maatschappelijke organisaties. Daarbij waren er soms formele reacties vanuit een directie of een samenwerkingsverband, soms ook individuele reacties van een professional. Ook zijn er reacties van alle betrokken interne afdelingen van de gemeente en soms van individuele collega s. Bijna alle reacties zijn teruggestuurd in het bijgeleverde reactieformat, waardoor er vrij eenvoudig een goede analyse gemaakt kon worden. Kwantitatieve en kwalitatieve analyse Bij het analyseren van de reacties is een aantal wegen bewandeld. Ten eerste is een kwantitatieve analyse uitgevoerd. Per vraag is onderzocht hoeveel respondenten het eens of oneens waren met een bepaalde stelling. Bij een van de vragen kon een keuze gemaakt worden uit drie scenario s. Ook is een nadere analyse uitgevoerd op de groep respondenten. Zo is bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen respondenten uit de interne organisatie en daarbuiten. Er is onderscheid gemaakt tussen respondenten van grote en kleine organisaties en een onderscheid tussen organisaties met wie de gemeente wel of niet een bestaande subsidierelatie heeft. Ten slotte is nader gekeken naar de mening van inwoners en cliëntenorganisaties. Ook is een kwalitatieve analyse gemaakt. Wat is de algemene indruk die ontstaat na het lezen van de reacties? Wat zijn de reacties op verschillende deelonderwerpen en thema s? Is er op onderdelen wellicht nog nader onderzoek nodig om de reacties goed te kunnen duiden of de ingebrachte opmerkingen voldoende te kunnen benutten? 1

2 Kwantitatieve analyse Onderstaand zijn de uitkomsten van alle vragen weergegeven, zonder onderscheid naar groepen respondenten Vraag 0: Eerste algemene reactie op het consultatiedocument Op de vraag wat de algemene reactie van de respondent is na het lezen van document wordt overwegend positief geantwoord. oneens 5% Algemene reactie neutraal 16% eens 79% Vraag 1: De samenstelling en aansturing van het team van wijkwerkers en team van gezinsbegeleiders Bij deze vraag werden drie keuze-opties aangeboden: Optie A: Binnen convenantsamenwerking: manager wijkteam net als wijkwerkers in dienst van een van de organisaties, gemeentelijke regisseur heeft controlerende en bewakende rol m.b.t. budgetten. Optie B: Binnen convenantsamenwerking: manager wijkteam in dienst van gemeente, heeft ook controlerende en bewakende rol, gemeentelijke regisseur iets meer op afstand in monitoring. Optie C: Binnen een ander samenwerkingsverband: manager wijkteam in dienst van bv. stichting of coöperatie, budgetverantwoordelijkheid ook daar leggen. De mening van de respondenten is sterk verdeeld. Wel werd veelal een aanvullende toelichting op de keuze gegeven. Meer hierover in de kwalitatieve analyse. Aansturing team van wijkwerkers Optie C 25% Optie B 36% Optie A 39% Vraag 2: Samenwerking van partners vindt (voorlopig) via een convenant plaats De meeste respondenten zijn het eens met de stelling om de samenwerking rond wijkteams en gezinsbegeleiders vooralsnog via convenanten te regelen. 2

3 Samenwerking via convenant Oneens 13% 25% Eens 62% Vraag 3: Inzet van het team van gezinsbegeleiders op stadsdeelniveau De meeste respondenten zijn het eens met de stelling de functie van gezinsbegeleiding in teams op stadsdeelniveau te organiseren. Oneens 11% Gezinsbegeleiders 35% Eens 54% Vraag 4: Jeugdgezondheidszorg is integraal onderdeel van de nieuwe sociale infrastructuur De stelling wordt nagenoeg unaniem ondersteund. 16% JGZ Eens 84% Vraag 5: De toegang tot ondersteuning vindt plaats via het stadhuis (telefonisch, via internet of balie) en/ of via het team van wijkwerkers 3

4 De mening over deze stelling is verdeeld. Uit de kwalitatieve analyse zal blijken dat de betreffende vraag en ook tekst in het consultatiedocument op verschillende manieren is geïnterpreteerd en dus verder moet worden verduidelijkt. Oneens 17% Toegang via het stadhuis 35% Eens 48% Vraag 6: In de wijken is een basisinfrastructuur voor eenvoudige, collectieve ondersteuning aanwezig Deze stelling wordt door respondenten overwegend onderschreven. Basisinfrastructuur in de wijk 26% Eeens 74% 4

5 Vraag 7: Een bekostigingssystematiek waarbij sprake is van keuzevrijheid voor inwoners De mening van respondenten over deze vraag is verdeeld. Zie verder kwalitatieve analyse. Bekostigingssystematiek Oneens 17% Eens 43% 40% Vraag 8: Kwaliteit en verantwoording vindt mede plaats op basis van de tien beleidsprincipes Respondenten onderschrijven de stelling, maar vinden het vooral van belang de principes concreter uit te werken. Zie verder kwalitatieve analyse. Oneens 4% Kwaliteit en Verantwoording 49% Eens 47% Vraag 9: Er worden 18 wijkteams ingesteld, op basis van de bijgevoegde wijkclustering Over het algemeen kunnen respondenten zich vinden in voorgestelde clustering. Zie verder kwalitatieve analyse. 18 wijkteams oneens 19% eens 42% neutraal 39% 5

6 Bij enkele vragen is het interessant om de uitkomsten voor de verschillende groepen afzonderlijk te bekijken: Vraag 1: De samenstelling en aansturing van het team van wijkwerkers en team van gezinsbegeleiders, onderscheid tussen grote en kleine organisaties Bij de beantwoording van stelling 1 is er een verschil tussen de mening van de grotere en kleinere organisaties. Grotere organisaties opteren vooral voor optie A (manager wijkteam vanuit een van de deelnemende organisaties. Kleinere organisaties opteren overwegend voor optie B (manager wijkteam vanuit de gemeente). Kleine organisaties Optie C 30% Optie B 35% Optie A 35% Optie C 10% Grote organisaties Optie B 40% Optie A 50% 3. Kwalitatieve analyse Algemene indruk De reacties op het consultatiedocument bieden een schat aan suggesties, meningen en ideeën. Daarmee is de consultatieronde zonder meer geslaagd. Met de reacties is het zeker mogelijk de transitie weer een stap verder te brengen en het consultatiedocument uit te werken tot een beslisdocument dat als basis kan dienen voor het verdere transitieproces in Almere. De algemene indruk is dat respondenten positief zijn over de inhoud van het document en de visie en richting die de gemeente daarin aangeeft. Slechts enkele respondenten reageren negatief of geven aan de gekozen richting niet te begrijpen. Behalve positief zijn de reacties over het algemeen zeer constructief. Veel goede suggesties en aanvullingen worden gegeven. Sommige zijn helder, andere zijn aanleiding voor een nader gesprek of een verdiepende bijeenkomst. Een voorbeeld daarvan is de ontwikkeling en vormgeving van de ring van gezinsbegeleiders en de specialistische ondersteuning binnen de nieuwe sociale infrastructuur. Veel partijen geven aan daar ideeën over te hebben en willen graag bijdragen aan de verdere vormgeving daarvan. Een ander voorbeeld is de wijkindeling. De meeste respondenten kunnen zich er in vinden, maar enkele respondenten geven nuttige aanvullingen of plaatsen kanttekeningen die aanleiding zijn voor een vervolggesprek. Over de praktijkwerkplaatsen werd door sommigen de vraag gesteld hoe en langs welk proces de bevindingen zullen leiden tot een werkbaar systeem voor de hele stad. 6

7 Perspectief van de inwoner De groep respondenten vanuit het perspectief van de inwoner is zeer divers. Van een vertegenwoordiger van een bewonersgroep tot een vader van een gehandicapt kind. Van de Wmo- Raad tot een cliënt van de stichting Autisme Almere. In totaal 12 reacties. Hierbij een kanttekening: een aantal inwoners heeft ook een soort relatie met een organisatie (bijvoorbeeld inwoner van een bepaalde wijk en eigen adviesbureau) of andersom: iemand is zorgverlener, reageert namens zijn eigen organisatie, maar is ook ouder van een gehandicapt kind en ervaringsdeskundige. Over het algemeen reageert de groep redelijk unaniem. Opvallende diversiteit in de meningen is er bij de vraag over de bekostigingssystematiek. Reacties: - Vrees dat de huidige zorg geregeld via een PGB toch in de knel komt - Mogelijkheid tot keuzevrijheid fijn - Helemaal goed. Beide opties PVB en PGB naast elkaar handhaven - Verantwoordingsvrij PGB geen goede oplossing, wel vereenvoudigd regime - Dit is niet geheel mogelijk zonder een aanzienlijke financiële bijdrage van inwoners zelf? - Maak het PVB toegankelijk voor het hele systeem, ook gezinsleden/mantelzorgers - Keuzevrijheid mag nooit ten koste gaan van kwaliteit van zorg, PVB is te veel een prikkel voor de inwoner om zo goedkoop mogelijke zorg te kiezen Enkele respondenten hebben niet in het format gereageerd. Daarom wordt een samenvatting van hun reactie in de bijlage weergegeven (bijlage 1). Behalve inwoners zelf reageren ook veel andere respondenten op het perspectief van de inwoner. Veel partijen wijzen erop dat voor de transitie een grote verandering in de attitude van inwoners nodig is en dat dit niet vanzelf gaat. Het vertrekpunt burger krijgt nog onvoldoende aandacht. Men stelt dat hier een grote inspanning nodig is. Hoe kan de inwoner zelf hierin een rol spelen? Geef cliëntparticipatie voldoende aandacht. Zorg voor een goede onafhankelijke klachtenregeling. Perspectief van organisaties Er zijn ongeveer 40 reacties van of namens maatschappelijke organisaties. Grofweg verdeeld in 20 grote en 20 kleine organisaties. De grote organisaties zijn veelal nu al subsidiepartner van de gemeente, kleine organisaties zijn vaak zorgbureau s die met PGB-financiering op grond van de AWBZ-diensten verlenen. Bij veel partijen lees je tussen de regels het eigen organisatiebelang, zeker bij bovengenoemde kleinere partijen. Heel begrijpelijk. Er ligt vaak een impliciete vraag onder: wat kan de positie van mijn organisatie hierin zijn? Sommige organisaties wijzen ook op hun specifieke doelgroep. M.n. autisme, gehandicaptenzorg, OGGZ-doelgroep. Specifiek wordt door sommigen de rol van ZZP-ers genoemd. Hoe maak je voor hen een rol mogelijk, ook bij wijkwerkers en gezinsbegeleiders? Perspectief van de interne organisatie (gemeente) Vanuit de interne organisatie is van alle betrokken afdelingen en/of teams een reactie ontvangen: DMO, PZ, PBS, Kabinet & Veiligheid en HRM. Soms namens de hele afdeling, soms een persoonlijke reactie. Over het algemeen zijn de reacties constructief. Vaak leven er vragen over de concrete uitwerking en de betekenis daarvan voor het eigen organisatieonderdeel. Sommige respondenten geven duidelijk aan welke bijdrage hun organisatieonderdeel daaraan zou kunnen leveren. 7

8 Bij een aantal van de interne partners valt een zakelijke insteek op. Zij wijzen vooral op de kaders en de haalbaarheid: financieel, juridisch, inhoudelijk. Enkele thema s worden nadrukkelijk belicht: meer aandacht voor de informatiehuishouding en de toegangsprocessen. Ten aanzien van de bekostigingssystematiek is een opvallende mening dat keuzevrijheid weliswaar van belang is, maar dat dit niet altijd vertaald hoeft te worden naar geld. Pleidooi voor een balans tussen keuzevrijheid en kostenbeheersing. Lacunes Sommige respondenten wijzen op lacunes in het document. Met name de volgende thema s zouden volgens velen meer aan bod kunnen komen, dan wel verder moeten worden uitgewerkt: Preventie Werk & inkomen Rol van werkgevers Ook de aandacht voor complexe doelgroep, crisis, overlast inwoners die niet willen meewerken is meer nodig. Daarnaast kan de relatie Passend Onderwijs nog meer in de notitie worden opgenomen. Thema Toegang In het consultatiedocument staat beschreven dat de toegang tot ondersteuning verloopt via het stadhuis of het team van wijkwerkers. Dit blijkt bij veel respondenten vragen op te roepen. Veel mensen geven aan dat het wijkteam de primaire toegang moet zijn. Zorg voor een herkenbare en laagdrempelige toegang in de wijk. En geef dit een ambitie mee. Anderen wijzen ook op de andere natuurlijke toegangen, zoals de huisarts, zorgaanbieders, de school of de jeugdgezondheidszorg. Het moet helder zijn waar inwoners terecht kunnen, en hoe de processen vervolgens lopen. Daarbij worden suggesties gedaan om juist inwoners te vragen hoe de toegang moet verlopen en rekening te houden met specifieke groepen, bijvoorbeeld mensen die geen gebruik maken van digitale kanalen, zorgmijders etc. Een van de respondenten wijst nadrukkelijk op de doelgroep laaggeletterden. Thema Ondersteuningsstructuur In reactie op de vraag hoe de aansturing van de wijkteams zou moeten worden geregeld, zijn de meningen verdeeld: - 26 respondenten vinden dat de manager van het wijkteam in dienst van een van de deelnemende organisaties moet zijn - 24 respondenten vinden dat deze manager in dienst moet zijn van de gemeente - 17 respondenten vinden dat de manager in dienst moet zijn van een ander samenwerkingsverband, bijvoorbeeld stichting of coöperatie Twee opvallende aanvullende suggesties worden daarbij gegeven: - het belang van onafhankelijkheid bij de aansturing van de wijkteams. Respondenten wijzen op het risico van doorverwijzen naar de eigen organisatie of juist het niet-verwijzen naar kleine, onbekende organisaties. - Het belang van heldere afspraken over de te behalen resultaten van de wijkteams. 8

9 In reactie op het voornemen van het college om de samenwerking binnen de sociale infrastructuur vooralsnog via convenanten te regelen, wordt door de meeste respondenten positief gereageerd. Wel worden er nuances aangebracht: een convenant wordt gezien als een voor de hand liggende eerste stap. Wanneer het niet zou werken zou doorgestapt moeten worden naar een andere vorm van afspraken en samenwerking. Een aantal van de bestaande aanbieders stelt dat de convenantafspraken tevens in de subsidievoorwaarden zouden moeten worden verankerd (dat is een bevestiging van wat in consultatiedocument staat). De vraag over de positionering van de gezinsbegeleider op stadsdeelniveau wordt ook overwegend bevestigend beantwoord. Het onderwerp roept wel vragen op. Zo is er hier en daar verwarring over het begrip gezinsbegeleider en vraagt een aantal partijen zich af hoe huidige structuren hun plek kunnen vinden in de nieuwe opzet (zonder het goede dat er is te laten verdwijnen). Ook geven veel respondenten aan dat het proces van op- en afschaling nog verder uitgewerkt moet worden. Sommigen wijzen ook op het belang van tijdig opschalen en de kennis/professionaliteit die daarvoor nodig is. Over dit onderwerp en over de positionering van gezinsbegeleiders/specialisten binnen de gehele ondersteuningsstructuur worden veel goede suggesties gegeven. Er is zeker aanleiding om dit samen met interne en externe partners verder uit te werken. Een specifiek onderwerp bij de ondersteuningsstructuur was de toekomstige positionering van de jeugdgezondheidszorg. Op de gepresenteerde voorstellen wordt overwegend positief gereageerd. Met name de direct betrokken partijen stellen aanvullende vragen, zoals: - Vervalt hierdoor de zorgcoördinatie in de jeugdgezondheidszorg? - Hoe is de rol van de brandpuntfunctionaris? - Dit aspect moet goed (bestuurlijk) uitgewerkt worden, een goede link tussen jeugdteam en wijkteam is essentieel. - Onduidelijk is nog hoe toegewerkt zal worden naar een integrale JGZ en hoe de verhouding tussen het wijkteam en het team van gezinsbegeleiders is. - Sluit aan bij bestaande structuren (scholen en gezondheidscentra); Thema Vormen van ondersteuning In reactie op het idee om in de wijk een basisinfrastructuur voor eenvoudige, collectieve voorzieningen vorm te geven wordt overwegend positief gereageerd. Aan deze reactie is een aantal specifieke suggesties toegevoegd, bijvoorbeeld: - maak daarbij gebruik van ervaringsdeskundigen, zelfhulpgroepen en vrijwilligers - creëer deze infrastructuur op plekken waar men normaal gesproken al komt: school, buurthuis etc. (normaliseren, niet problematiseren) - breng huidige voorzieningen daarin samen - verwerk ook het kunst- en cultuuraanbod hierin - ook informatie over werk en re-integratie Kritische noot is dat maatwerk op basis van het keukentafelgesprek leidend moet zijn, niet het collectieve aanbod. Ook wordt aangegeven dat het organiseren van bepaalde collectieve diensten op wijkniveau niet rendabel is. Thema Bekostiging Veel partijen geven aan dat de financiële kaders nog ontbreken en dringen aan op onderzoek naar de haalbaarheid van de nieuwe infrastructuur. 9

10 Op de vraag of men zich kan vinden in een bekostigingssystematiek met keuzevrijheid voor inwoners, zijn de reacties in meerderheid positief. Bij de reacties zijn 4 inhoudelijke thema s te onderscheiden: - Niet iedereen kan omgaan met keuzevrijheid: men wijst erop dat niet alle inwoners keuzevrijheid belangrijk vinden of in staat zijn om een goede keuze te maken. Specifiek wijst men op kwetsbare mensen binnen de groep zorgvragers, zoals bv. LVB, psychiatrie, multiprobleem-situaties. - Beoordelingssysteem virtueel warenhuis: een aantal respondenten stelt dat de waardering die cliënten geven niet altijd iets zegt over de werkelijke kwaliteit: Bij multi-problem gezinnen is een beoordelingssysteem niet eenvoudig. Deze gezinnen zijn veelal weerbarstig voor hulp waardoor bemoeizorg of druk moet worden uitgeoefend om enige ondersteuning te aanvaarden. De waardering zegt niet altijd één op één iets over de geleverde kwaliteit. - Financieringssystematiek aanbesteding leidt tot concurrentie i.p.v. samenwerking: Enkele samenwerkende organisaties wijzen op het risico van vormen van aanbesteding en inkoop (PVB) voor ondersteuning van op individu gerichte activiteiten. Dit kan volgens hen leiden tot onwenselijke concurrentie in het veld waar nu sprake is van samenwerking en ontschotting. Die samenwerking zorgt volgens hen juist voor creativiteit en brengt een integraal ondersteuningsaanbod tot stand. Hier botst de wens tot keuzevrijheid met de wens om te komen tot snelle, integrale, laagdrempelige oplossingen in de wijk. - Geen verantwoordingsvrij PGB inzetten: In het consultatiedocument staat het voorstel om voor mensen met een levenslange zware beperking, waarbij de ondersteuning goed is geregeld en er nauwelijks veranderingen te verwachten zijn, een verantwoordingsvrij PGB te verstrekken voor een langere periode (bijvoorbeeld 5 jaar). Een aantal ervaringsdeskundigen en direct betrokkenen ondersteunt dit niet. Zij stellen dat mensen juist verantwoording willen afleggen, alleen dat het regime waaronder dat nu gebeurt, kan worden vereenvoudigd. Thema Kwaliteit & verantwoording De meeste respondenten staan niet negatief tegenover de genoemde uitgangspunten bij het thema kwaliteit. Wel geeft men aan dat e.e.a. een concrete (SMART) uitwerking behoeft. Ook doet men de suggestie om goed gebruik te maken van bestaande kwaliteitsnormen en systemen, zodat de administratieve lastendruk voor organisaties wordt beperkt. Wijkindeling Veel mensen onderschrijven de voorgestelde indeling. Een behoorlijk aantal respondenten vindt de indeling te fijnmazig, of zijn bang dat het (voor hun organisatie) niet haalbaar is. Anderen onderschrijven juist het belang van een kleine schaal. Een suggestie die vaker genoemd wordt, is het aansluiten bij de bestaande indeling van Passend Onderwijs en de GGD (10 wijken). Enkele mensen geven wat specifieke suggesties voor kleine aanpassingen in de wijkindeling, bijvoorbeeld het samentrekken van enkele gescheiden wijken, de balans wat betreft inwonertal en het betrekken van de aard en omvang van de zorgvraag bij de indeling. 10

11 Bijlage 1: Weergave van reacties van cliëntenorganisaties Enkele cliëntenorganisaties hebben hun reactie niet in het format gegeven, waardoor die niet meegenomen zijn in de kwantitatieve analyse. Hieronder een samenvatting van hun reactie: Cliëntenberaad Almere: - Geef niet alleen aandacht aan de nieuwe taken, maar ook aan de bestaande taken op het sociale domein - Betrek inwoners bij concrete acties in dit traject, bijvoorbeeld bij de start van de wijkteams. Geef dan ook goede, concrete informatie over doel en mogelijkheden. - Werp geen nieuwe financiële drempels op voor voorzieningen in het sociale domein. Dit brengt de toegankelijkheid van voorzieningen in gevaar. - Houdt rekening met de soms beperkte kracht van het netwerk van inwoners - Zorg voor voldoende transparantie, voorkom ongelijke behandeling en zorg voor een goede klachtenregeling - Maak bij de wijkscan ook gebruik van ervaring en beleving van inwoners (dus ook kwalitatieve analyse) Wmo-Raad Almere - Eerder gedane suggesties zijn in consultatiedocument grotendeels overgenomen. - Geef concreter aan waar de kostenbesparing gevonden kan worden. Suggestie: minder overhead. - Heb aandacht voor de mogelijkheden om mensen uit bijstand en Wajong/WSW in te zetten voor maatschappelijke activiteiten. Dit kan ook via de wijkservicecentra. - Heb aandacht voor gezinnen die langdurig in de bijstand zitten. - Behalve 1 plan, 1 aanpak: ook 1 regisseur (1 werker). Het belang van de burger staat centraal, niet dat van de werker. - Werk het proces van op- en afschaling nader uit. En ook de samenwerking tussen wijkwerker en gezinsbegeleider. Wijkwerker blijft o.i. verantwoordelijk voor gehele traject. - Heb aandacht voor de regionale samenwerking, ook in relatie tot de grotere regio. - Het uitgangspunt dat e.e.a. binnen bestaande middelen moet worden gerealiseerd heeft ook gevolgen voor de interne gemeentelijke organisatie, bv door wijkgerichte indeling. - Ondersteunt het idee van brede adviesraad op het sociale domein - Leg in het wijkteam meer de relatie met de 1 e -lijnsgezondheidszorg. Zorg ook voor samenwerking met gebiedsmanager en bewonersplatform. - Het wijkteam moet het vermogen hebben om zo veel mogelijk vragen zelf op te lossen (90%). Op basis hiervan kan formatie berekend worden. Verkennersgroep gemeenteraad De Verkennersgroep heeft nog geen aanbevelingen meegegeven, maar wel een heleboel vragen en aandachtspunten. Die vragen zijn inmiddels schriftelijk beantwoord). Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Flevoland (CMO) - Notitie is een goede aanzet tot een gedegen aanpak - Benadruk naast de risico s nog wat meer de kansen van het proces 11

12 - CMO benadrukt de sleutelrol van het keukentafelgesprek: de vraag moet sturend zijn. - Brandpuntfunctionaris moet over voldoende bevoegdheden beschikken - Belangrijk om praktijkwerkplaatsen en andere pilots goed te monitoren - Enkele concrete vragen over het hoe van de wijkteams. - Aantal suggesties over wijkindeling (houdt vast aan bestaande wijkindeling) en wijkscan (kijk ook nar Buurt in Beeldbank) - Denk aan benodigde cultuurverandering en daarvoor benodigde communicatie naar burgers - Verbeter de telefonische bereikbaarheid van het stadhuis - CMO is met Universiteit Twente bezig met meetbaar maken van welbevinden. Begin volgend jaar resultaten bekend. Wellicht bruikbaar? Landelijk Cliëntenforum jeugdzorg/ LOC Zeggenschap Zorg - Positief over document waaruit de wens tot verandering spreekt - Nadruk: investeer in burgerparticipatie. Dit is essentieel voor inhoudelijke transformatie en de gewenste veranderingen. - Over de relatie wijkwerker-gezinsbegeleider: maak geen nieuwe schotten. Praat meer in termen van aanschuiven en invliegen. Niet: overdragen aan. - Bij het organiseren van de toegang: vraag aan burgers zelf waar ze naar toe gaan als ze een vraag hebben. - Benut en faciliteer ook vrijwillige inzet en informele ondersteuning - Bij het toezicht op kwaliteit is ook cliëntenperspectief nodig - Bewaak dat op wijkniveau de nodige deskundigheid is, zodat ooks nel specialistische hulp kan worden ingezet als dat nodig is. - Benut ervaringsdeskundigheid in de hulp 12