Besluit. Melkveebedrijf A.K. Schilder de heer A.K. Schilder Kardoezenweg AW KAMPEN. uw aanvraag om een vergunning voor de Natuurbeschermingswet

Transcriptie

1 Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle Melkveebedrijf A.K. Schilder de heer A.K. Schilder Kardoezenweg AW KAMPEN Inlichtingen bij Bert van Adrichem telefoon b.v.adrichem@overijssel.nl Zaaknummer Z-HZ_NB uw aanvraag om een vergunning voor de Natuurbeschermingswet 1 Geachte heer Schilder, Op 16 november 2012 hebben wij een aanvraag om vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) van u ontvangen 1. We beschouwen de aanvraag tevens op grond van art. 16 Nbwet. De aanvraag betreft het in werking hebben van een melkrundveebedrijf inclusief het houden van schapen en de bouw van een nieuwe ligboxenstal aan de Kardoezenweg 3 te Kampen. In deze brief geven wij onze beslissing weer. Besluit Wij besluiten, zoals in bijlage 1 weergegeven, een vergunning op grond van artikel 16 en 19d in het kader van de Nbwet aan u te verlenen voor het in werking hebben van een melkrundveebedrijf inclusief het houden van schapen en de bouw van een nieuwe ligboxenstal aan de Kardoezenweg 3 te Kampen. Het volgende stuk is onderdeel van de vergunning: - tekening met de stalsituatie van 5 juli 2012, laatst gewijzigd op 30 oktober 2012 met tekeningnummer M-01 en projectnummer en als opgenomen in de aanvraag met het kenmerk 2012/ ; deze tekening is uitgangspunt van de aangevraagde situatie. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. 1 EDO-kenmerk 2012/ Bijlagen Bijlage 1 verzending

2 Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1. Melkveebedrijf A.K. Schilder mag maximaal de hier vermelde depositie veroorzaken met de aangevraagde activiteiten. De depositie, afkomstig van de inrichting gelegen aan de Kardoezenweg 3 te Kampen in de gemeente Kampen, op de Natura 2000-gebieden Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht is berekend op de volgende aantallen dieren en stalsystemen: Diersoort Aantal Dieren RAV-code Emissiefactor kg NH 3/jr Totale emissie in kg NH 3/jr Stal B Vrouwelijk 45 A3 3,9 175,5 jongvee < 2 jr Stal C Schapen > 1 jr 20 B1 0,7 14,0 2 Stal H Melk- en 17 A ,5 161,5 kalfkoeien > 2 jr, beweiden Vrouwelijk 34 A3 3,9 132,6 jongvee < 2 jr Stal I Melk- en 113 A , ,5 kalfkoeien > 2 jr, beweiden Totaal 1.557,1 En bedraagt: Naam grens van N2000-gebied (Vogelrichtlijn) x-coördinaat y-coördinaat Depositie mol N/ha/jr Weerribben ,09 De Wieden ,16 Uiterwaarden IJssel ,43 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht ,11 2. Vergunninghouder dient door middel van een registratie, zoals bedoeld in Regeling identificatie en registratie dieren 2003 en/of aanvulling dan wel de opvolger van genoemde regeling, op verzoek van de toezichthouder aan te tonen dat de in de bovenstaande voorwaarde genoemde emissies en deposities niet worden overschreden als gevolg van toename van de dieraantallen. 3. De start en de oplevering van de bouw van de nieuwe ligboxenstal (stal I) moeten een week van te voren worden gemeld bij het Meldpunt van provincie Overijssel (tel.nr ), onder vermelding van de naam van het betrokken Natura gebied, de naam van de locatie en het kenmerk van de vergunning. 4. Uiterlijk per 1 januari 2028 dient het bedrijf als geheel gemiddeld per dierplaats een emissiewaarde bereikt te hebben in overeenstemming met de vereisten zoals verwoord in het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen.

3 Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43, lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Bert van Adrichem op telefoonnummer Afschriften Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan Burgemeester en Wethouders van Kampen en het ministerie van Economische Zaken, in s Gravenhage. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Willem van der Galiën, teamleider Vergunningverlening 3

4 Bijlagen: Bijlage 1 Overwegingen bij het besluit Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. 4 Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon ). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

5 Overwegingen bij het besluit Bijlage 1 Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving A1.2 Periode A1.3 Onderliggende documenten A1.4 Aanvullende gegevens A1.5 Aanvraag en Natura 2000 A2 Bevoegdheid 5 A3 Procedure A3.1 Zienswijzen A3.2 Verlengen beslistermijn A3.3 Coördinatie met andere wetgeving A3.4 Betrokkenheid andere provincies A4 Vergunningplicht B TOETSING B1 Wettelijk kader en beleid B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 B1.2 Overig relevant beleid B2 Inhoudelijke beoordeling B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C SLOTCONCLUSIE

6 A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving Melkveebedrijf A.K. Schilder vraagt een vergunning aan voor het in werking hebben van een melkrundveebedrijf aan de Kardoezenweg 3 te Kampen. In de aangevraagde situatie wordt de veestapel uitgebreid en wordt een nieuwe ligboxenstal gebouwd (stal I). Het melkvee wordt beweid en er is sprake van natuurlijke ventilatie. Volgens aanvraag zijn de veranderingen voorzien in de loop van Een overzicht van het aangevraagde veebestand is in tabel 1 weergegeven. 6 Tabel 1: aangevraagde situatie stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor Emissie in kg NH 3/jr kg NH 3/jr B Vrouwelijk jongvee < 2 jr 45 A3 3,9 175,5 C Schapen > 1 jr 20 B1 0,7 14,0 H Melk- en kalfkoeien > 2 jr, beweiden 17 A ,5 161,5 Vrouwelijk jongvee < 2 jr 34 A3 3,9 132,6 I Melk- en kalfkoeien > 2 jr, beweiden 113 A , ,5 Totaal 1.557,1 A1.2 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. A1.3 Onderliggende documenten Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende documenten meegezonden: projectomschrijving; aanvraagformulier d.d. 14 november 2012; AAgro-Stacksberekening Vogelrichtlijn- en Habitatgebieden gebieden vergunde situatie; AAgro-Stacksberekening Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden nieuwe situatie; kaart ligging bedrijf t.o.v. omliggende Natura 2000-gebieden; kaarten met toetspunten voor AAgro-Stacksberekeningen; meldingsformulier Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, ingekomen d.d. 9 september 1997, inclusief technische tekeningen; plattegrondtekening aangevraagde situatie; machtigingsformulier van 21 juni Stukken bedrijf van A. Buijert, Kardoezenweg 1 te Kampen melding Besluit melkrundveehouderijen Hinderwet, ingekomen op 14 februari 1992, nummer 92/525, inclusief plattegrondtekening; verzoek van 31 oktober 2012 tot het volledig intrekken van de melding Besluit melkrundveehouderijen Hinderwet, ingekomen op 14 februari 1992; AAgro-Stacksberekening Vogelrichtlijn- en Habitatgebieden gebieden vergunde situatie.

7 Tevens zijn de volgende (aanvullende) documenten toegestuurd: nadere toelichting; koopovereenkomst van 4 december 2012; brief gemeente Kampen met verzenddatum van 28 november 2012, kenmerk 12UIT17269; effectenanalyse; Hinderwetvergunning van 10 mei 1990 van aanvrager, kenmerk S.o A1.4 Aanvullende gegevens Op 27 november 2012 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 18 januari 2013 ontvangen en ingeboekt onder nummer 2013/ A1.5 Aanvraag en Natura 2000 Uw bedrijf heeft invloed op verschillende Natura 2000-gebieden, waarvan het Natura gebied Uiterwaarden IJssel het dichtst bij uw bedrijf ligt (circa meter). Het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer ligt weliswaar dichterbij, maar heeft geen stikstofgevoelige habitats en bovendien zijn de leefgebieden van de Vogelrichtlijnsoorten in het gebied Ketelmeer & Vossemeer niet gevoelig voor stikstof. Daarnaast liggen binnen meter van het bedrijf de voormalige Beschermde Natuurmonumenten Vossemeer en Drontermeer. A2 Bevoegdheid Uitgangspunt bij de Nbwet (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nbwet. Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voor zover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nbwet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslist GS van de provincie waarin dat deel ligt. De betrokken Natura 2000-gebieden Weerribben, Olde Maten & Veerslootslanden en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht liggen volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag. Daarnaast heeft de stikstofdepositie vanuit uw bedrijf hoofdzakelijk effecten op die delen van de Natura 2000-gebieden Ketelmeer & Vossemeer, De Wieden, Uiterwaarden IJssel, Zwarte Meer en Veluwerandmeren die op het grondgebied van provincie Overijssel liggen, zodat wij ook voor deze gebieden bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag. A3 Procedure De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

8 A3.1 Zienswijzen Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag evenals de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nbwet, naar het college van Burgemeester en Wethouders van Kampen en het ministerie van Economische Zaken, in s Gravenhage, gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Onder B3 wordt nader ingegaan op de ingebrachte zienswijzen en, als dat van toepassing is, onze reactie. 8 A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet) te verlengen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet): Naam wet en van toepassing zijnde artikel Bevoegd bestuursorgaan en adres Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1 Flora- en faunawet, artikel 75 Gemeente Kampen, Postbus 5009, 8260 GA, Kampen Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag Nbwet, artikel 19d Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX, Arnhem Uw activiteit heeft tevens mogelijk effecten op het Natura 2000-gebied Veluwe. Voor dit gebied zijn wij niet bevoegd, zodat wij geen oordeel kunnen geven over de vergunningplicht in relatie tot dat gebied. U dient hiervoor contact op te nemen met provincie Gelderland. A3.4 Betrokkenheid andere provincies De betrokken Natura 2000-gebieden Weerribben, Olde Maten & Veerslootslanden en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en het voormalige Beschermd Natuurmonument Vossemeer liggen volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde.

9 De effecten van stikstofdepositie vanuit uw bedrijf beïnvloeden daarnaast zowel de gebiedsdelen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel die op het grondgebied van de provincie Overijssel, als delen die op het grondgebied van de provincie Gelderland liggen. Om vergunning te verlenen is instemming van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland noodzakelijk. Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland hebben ingestemd met ons voornemen om voorliggende vergunning te verlenen. 9 Daarnaast heeft uw bedrijf ten aanzien van de stikstofdepositie zowel effecten op gebiedsdelen van de Natura 2000-gebieden 'Zwarte Meer', Ketelmeer & Vossemeer en Veluwerandmeren, die op het grondgebied van provincie Overijssel liggen, als delen die op het grondgebied van de provincies Flevoland en Gelderland liggen. In deze gevallen is instemming van de provincies Flevoland en Gelderland niet aan de orde. In de gebieden Ketelmeer & Vossemeer en Veluwerandmeren bevinden zich namelijk geen stikstofgevoelige habitattypen en voor het gebied Zwarte Meer geldt dat de achtergronddepositie lager is dan de kritische depositiewaarde van de habitats op het grondgebied van provincie Flevoland. Hierdoor is overeenstemming met gedeputeerde staten van die andere provincie niet aan de orde. Dit geldt evenzo voor het gebied De Wieden. Er is voor dit gebied geen instemming nodig van provincie Flevoland. Omdat het deel van De Wieden, dat op het grondgebied van provincie Flevoland ligt, een Vogelrichtlijngebied betreft. In het betreffende deel zijn geen leefgebieden van kwalificerende vogelsoorten aanwezig die gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Hierdoor treden er geen negatieve effecten op door stikstofdepositie. A4 Vergunningplicht Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen en tekeningen hebben we beoordeeld of de aangevraagde bedrijfsveranderingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied en/of beschermd natuurmonument kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor een gebied is aangewezen. Wij hebben geconstateerd dat de activiteit negatieve effecten hebben op habitats in Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De activiteit leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats. Er is geen sprake van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met art. 1 van de Nbwet. Daarmee is deze activiteit vergunningplichtig in het kader van art. 19d en art. 16 Nbwet.

10 B TOETSING B1 Wettelijk kader en beleid B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 Natura 2000-gebieden Artikel 19d, lid 1, van de Nbwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. 10 Artikel 19e van de Nbwet bepaalt dat gedeputeerde staten van de provincie bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet rekening houden met: a. de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, kan hebben voor een Natura 2000-gebied; b. een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, evenals regionale en lokale bijzonderheden. Artikel 19f bepaalt dat aanvrager een passende beoordeling maakt van de gevolgen van een project voor het gebied voordat gedeputeerde staten een besluit nemen over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, die niet direct verband houdt met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, van dat gebied. Er is geen passende beoordeling noodzakelijk indien de aangevraagde situatie (een wijziging of uitbreiding) niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie ten opzichte van de milieuvergunde situatie op de datum dat een gebied op de lijst van gebieden van communautair belang werd geplaatst (Habitatrichtlijngebieden), dan wel op de datum van aanwijzing als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn (Vogelrichtlijngebieden). De vergunningplicht blijft wel bestaan, maar de vergunning kan in die gevallen worden verleend. Artikel 19kd, lid 1, bepaalt dat bij besluiten over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, het bevoegd gezag niet de gevolgen betrekt die een handeling kan hebben door het veroorzaken van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in de volgende gevallen: a. de handeling is gebruik dat op 7 december 2004 werd verricht en is sindsdien niet of niet in betekenende mate gewijzigd, en heeft sindsdien per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied veroorzaakt;

11 b. de handeling is een activiteit die na 7 december 2004 is begonnen, of een gebruik dat na 7 december 2004 in betekenende mate is gewijzigd, waarbij is verzekerd dat, in samenhang met voor die activiteit getroffen maatregelen, de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied als gevolg van die activiteit of dat gebruik per saldo niet is toegenomen of zal toenemen. Beschermd natuurmonument Artikel 16, eerste lid van de wet, bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, handelingen te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren. Als schadelijke handelingen worden in elk geval handelingen aangemerkt die de in het besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument vermelde wezenlijke kenmerken van het beschermd natuurmonument kunnen aantasten. 11 Conform art. 16, lid 4, is het verbod tevens van toepassing op handelingen die buiten het beschermd natuurmonument kunnen worden verricht en die zijn vermeld in het besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument. Indien een beschermd natuurmonument voor inwerkingtreding van de Nbwet is aangewezen geeft art. 65 aan dat het verbod voor het uitvoeren van schadelijke handelingen die buiten het beschermd natuurmonument worden verricht geldt zonder dat deze vermeld zijn in het besluit tot aanwijzing. Ingevolge artikel 10, eerste lid van de wet, wijst Onze Minister gebieden aan als beschermd natuurmonument. Als een bescherm natuurmonument samenvalt met een Natura 2000-gebied vervalt die aanwijzing met ingang van de aanwijzing als Natura 2000-gebied (art. 15a, lid 2). De instandhoudsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied hebben in dat geval mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit (art. 15a, lid 3). Op grond van art. 19ia is in dat laatste geval tevens art. 16 van toepassing. Een aanvraag van een vergunning, als bedoeld in art. 19d, geldt dan tevens als een aanvraag van een vergunning bedoelt in art. 16, lid 1. B1.2 Overig relevant beleid Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op 13 april 2010 het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen (vanaf hier: beleidskader) vastgesteld. Hierin is ontwikkelruimte uitgewerkt van individuele veehouderijen. We voorzien in een samenhangende aanpak voor alle veehouderijen in Overijssel, die leidt tot een daling van de stikstofdepositie. B2 Inhoudelijke beoordeling Effecten op Natura 2000-gebied De aangevraagde activiteiten hebben een (mogelijke) negatieve invloed op de aanwezige habitattypen en/of soorten in omliggende Natura 2000-gebieden voor wat betreft de factoren verzuring en vermesting.

12 Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Nbwet. Stap 1: toets aan artikel 19f Uw bedrijf ligt in de omgeving van de Natura 2000-gebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Ketelmeer & Vossemeer, Veluwerandmeren, Zwarte Meer, Weerribben, De Wieden en Olde Maten & Veerslootslanden. Van deze gebieden zijn Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Uiterwaarden IJsel, Zwarte Meer, Weerribben, De Wieden en Olde Maten & Veerslootslanden gevoelig voor stikstof. Daarvan ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel het dichtst bij. De Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren en Ketelmeer & Vossemeer hebben geen stikstofgevoelige habitats. Bovendien zijn de leefgebieden van de Vogelrichtlijnsoorten in het gebied Ketelmeer & Vossemeer niet gevoelig voor stikstof. Wij laten daarom deze gebieden verder buiten beschouwing. 12 Dit geldt niet voor de overige gebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Weerribben, De Wieden en Olde Maten & Veerslootslanden. Aangezien uw bedrijf stikstof uitstoot en de achtergronddepostitie van stikstof hoger is dan de kritische depostitiewaarden van deze betrokken gebieden, zijn significante effecten op voorhand niet uit te sluiten. In overeenstemming met artikel 19f is een passende beoordeling dan aan de orde. Uit jurisprudentie blijkt dat er uitzonderingen zijn voor die gevallen, waarbij de stikstofdepositie niet toeneemt ten opzichte van de milieuvergunde situatie op het tijdstip van aanwijzing 2 van een beschermd gebied. In die situatie is een passende beoordeling niet noodzakelijk en kan een vergunning worden verleend. Voor alle Habitatrichtlijngebieden in Overijssel gaat het dan om de datum van 7 december De aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied zijn in Overijssel van eerdere datum. Aangezien het om verschillende data gaat moeten we in de beoordeling die stikstofgevoelige Vogelrichtlijngebieden betrekken waarvan de aanwijzingsdatum verschillen. In overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State van 7 september 2011 geldt voor gebieden die voor 10 juni 1994 zijn aangewezen deze datum als toetsingsmoment. Uw bedrijf heeft, naast de invloed op de Habitatrichtlijngebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Olde Maten & Veerslootslanden, Weerribben en De Wieden, tevens invloed op vier Vogelrichtlijngebieden, te weten Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Het gebied Weerribben is op 29 oktober 1986 door toenmalige ministerie, thans ministerie van EL&I, aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Voor de Vogelrichtlijngebieden De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht betreft dit 24 maart De toetsingsdatum voor het gebied Weerribben is 10 juni Voor speciale beschermingszones in de zin van de Vogelrichtlijn, die zijn aangewezen voor afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn gelden de bepalingen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn vanaf 10 juni 1994

13 We nemen in onze toetsing op Vogelrichtlijngebieden het gebied Zwarte Meer niet mee, omdat er in dit geval geen sprake is van effecten door stikstofdepositie op de leefgebieden van de aangewezen soorten. De kwalificerende vogelsoorten voor dit gebied zijn water- en moerasvogels. De betreffende broedvogels zijn gebonden aan rietkragen en/of ruigten. Deze leefgebieden zijn niet gevoelig voor stikstof of de tolerantie is groter dan de huidige achtergronddepositie van stikstof in dit gebied. Voor de niet broedvogels geldt dat deze vogelsoorten het gebied gebruiken als slaapplaats en/of foerageergebied. De betreffende soorten eten vis of planten. Ook hierbij is er geen sprake van gevoeligheid voor stikstof of een overspannen situatie. Op de datum van aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Weerribben had u een Hinderwetvergunning van 10 mei 1990, kenmerk S.o In deze vergunning wordt noch op de plattegrondtekening noch in het besluit zelf het milieuvergunde dieraantal genoemd. De dieraantallen zijn afgeleid van de melding Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer, welke op 9 september 1997 is ingekomen bij de gemeente Kampen. 13 In deze melding wordt aangegeven dat het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer van toepassing is geworden op het melkrundveebedrijf. Niet valt op te maken uit het meldingsformulier en de bijbehorende plattegrondtekening dat er sprake is van een uitbreiding en/of wijziging ten opzichte van de Hinderwetvergunning van 10 mei Aangezien toentertijd onder het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer maximaal 100 melk- en kalfkoeien en 70 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar mochten worden gehouden, kunnen wij ons vinden in de keuze van de aanvrager om van dit dieraantal uit te gaan. Dit was tevens de gemelde situatie op de toetsingsdata van de Vogelrichtlijngebieden De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en de Habitatrichtlijngebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Olde Maten & Veerslootslanden, Weerribben en De Wieden. In tabel 2 zijn de milieuvergunde aantallen dieren op 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 weergegeven. Tabel 2: Milieu-vergunde aantal dieren op 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor Emissie in kg NH 3/jr kg NH 3/jr B Melk- en kalfkoeien > 2 jr, beweiden 36 A ,5 342,0 Vrouwelijk jongvee < 2 jr 25 A3 3,9 97,5 E Vrouwelijk jongvee < 2 jr 45 A3 3,9 175,5 H Melk- en kalfkoeien > 2 jr, beweiden 64 A ,5 608,0 Totaal 1.223,0 Uit voorgaande tabellen (tabel 1 en 2) blijkt dat de ammoniakemissie in de aangevraagde situatie (tabel 1: 1.557,1 kg NH 3/jaar) ruim toeneemt ten opzichte van de toetsingsdata (tabel 2: 1.223,0 kg NH 3/jaar). Vanwege de toename van ammoniakemissie en het feit dat de bedrijfslocatie niet wordt verplaatst kan met zekerheid gesteld worden dat de aangevraagde toename in ammoniakemissie leidt tot een toename van depositie op de Vogelrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Weerribben, De Wieden en Uiterwaarden IJssel en de Habitatrichtlijngebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Olde Maten & Veerslootslanden, Weerribben en De Wieden, ten opzichte van 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004.

14 Conclusie stap 1: Uit de gegevens die u heeft aangeleverd (zie tabel 1 en 2) blijkt dat de depositie ten opzichte van 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 toeneemt. Indien er sprake is van een toename van stikstofdepositie zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten en is een passende beoordeling noodzakelijk. Stap 2: beoordeling maatregelen U treft maatregelen om de stikstofdepositie op habitattypen binnen de omringende Natura 2000-gebieden niet te laten toenemen. U kiest daarbij voor externe salderingsmaatregelen. Wij zien de beschrijving van de maatregelen, in combinatie met depositieberekeningen waarin duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de situaties met en zonder salderen, als een passende beoordeling. 14 U wilt gebruik maken van de ammoniakemissie van het agrarisch bedrijf van A. Buijert aan de Kardoezenweg 1 te Kampen. Hiervoor heeft de gemeente Kampen bij brief van 28 november 2012, kenmerk 12UIT17269, laten weten dat het Besluit landbouw milieubeheer niet langer van toepassing is op het bedrijf en dat niet langer dieren worden gehouden op voornoemd bedrijf. Uit deze brief blijkt verder dat voorheen 38 melk- en kalfkoeien volgens het beweidingssysteem A werden gehouden. In het intrekkingsverzoek van 31 oktober 2012 van A. Buijert aan de gemeente Kampen wordt melding gemaakt dat hij stopt met zijn bedrijfsvoering aan de Kardoezenweg 1 te Kampen en dat de ammoniakemissie van dit bedrijf wordt betrokken bij de Nbwet-aangevraagde situatie van Melkveebedrijf A.K. Schilder aan de Kardoezenweg 3 te Kampen. Op 4 december 2012 heeft u een overeenkomst gesloten waarbij u van A. Buijert 361,0 kg emissie overneemt. Op de toetsingsdata van de Vogelrichtlijngebieden Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en de Habitatrichtlijngebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Olde Maten & Veerslootslanden, Weerribben en De Wieden was op het bedrijf van A. Buijert aan de Kardoezenweg 1 te Kampen het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer van toepassing. Daartoe was op 14 februari 1992, nummer 92/525, een melding ingekomen bij de gemeente. Het dieraantal is afgeleid van de plattegrondtekening. In tabel 3 zijn de gemelde aantallen dieren op 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 weergegeven. Tabel 3: Vergunde aantal dieren op 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 van A. Buijert, Kardoezenweg 1 te kampen Stalnr Diersoort Aantal 1 Melk- en kalfkoeien > 2 jr, beweiden dieren RAVcode Emissiefactor kg NH3/jr Emissie in kg NH3/jr 38 A ,5 361,0 Totaal 361,0

15 Om te beoordelen of de depositie in de nieuwe situatie op de Vogelrichtlijngebieden Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht dan wel de Habitatrichtlijngebieden Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Zwarte Meer, Olde Maten & Veerslootslanden, Weerribben en De Wieden ten opzichte van de aanwijzingsdatum is toegenomen, hebben wij zelf op basis van de gegevens in de aanvraag een gecombineerde depositieberekening van het verkopende bedrijf aan de Kardoezenweg 1 en van de aanvrager aan de Kardoezenweg 3 uitgevoerd en in tabel 4 weergegeven. Daarnaast hebben we voor de nieuwe situatie de depositie berekend op basis van de gegevens in de aanvraag voor het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Weerribben. Deze berekeningen zijn ingeboekt onder nummer 2013/ Tabel 4: N-depositie van de bedrijven Kardoezenweg 1 en 3 in mol/ha/jr Grens Vogelrichtlijnen/of habitattypen in Habitatrichtlijngebied Coördinaten grens VR-gebied en/of Habitattypen N-Depositie N-depositie nieuwe situatie X Y 10 juni maart dec Weerribben Grens ,09 0,09 H ,09 0,09 H7140_B ,08 0,08 De Wieden Grens ,16 0,16 H7140_B ,14 0,14 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht Grens ,11 0,11 H6510_B ,11 0,11 Uiterwaarden IJssel Grens ,43 2,43 H3260_B ,42 0,40 H91E0_A ,30 0,29 H6510_B ,29 0,28 H6510_A ,29 0,28 H ,28 0,26 Olde Maten & Veerslootslanden H ,09 0,08 H7140_A ,09 0,08 Zwarte Meer H ,47 0,47 H6510_B ,16 0,16 H ,42 0,41 Conclusie stap 2: Uit vorenstaande gegevens blijkt dat de stikstofdepositie door de te nemen maatregelen in de aangevraagde situatie lager of gelijk is dan het niveau ten tijde van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied c.q. de plaatsing van een Habitatrichtlijngebied op de lijst met gebieden van communautair belang. De aangevraagde situatie kan worden vergund.

16 Stap 3: toets aan artikel 19kd Nbwet In de Nbwet zijn regels opgenomen met betrekking tot vergunningverlening en stikstofdepositie. Deze regels hebben betrekking op Natura 2000-gebieden die op de Europese lijst van communautair belang zijn geplaatst of zijn aangewezen op of na 7 december Wij hebben uw aanvraag aan deze regels getoetst (art. 19kd Nbwet). Uit de gegevens in tabel 4 komt naar voren dat de stikstofdepositie in de nieuwe situatie niet toeneemt ten opzichte van de situatie van 7 december Hierdoor mogen wij de effecten van stikstofdepositie op de Habitatrichtlijngebieden niet betrekken bij onze overwegingen voor vergunningverlening. Voor de Vogelrichtlijngebieden is dit echter niet van toepassing. Om de kwaliteit van de Vogelrichtlijngebieden te borgen verbinden we aan deze vergunning voorschriften ten aanzien van het maximaal toegestane depositieniveau van stikstof door de voorgenomen activiteit. 16 Om voor de toekomst te borgen dat er een verbetering van de kwaliteit van habitats optreedt met betrekking tot stikstofdepositie verbinden we aan de vergunning tevens het voorschrift over het bereiken van een reductie van ammoniakemissie in 2028 in overeenstemming met ons beleidskader stikstof. Conclusie stap 3 De aangevraagde situatie valt voor de Habitatrichtlijngebieden onder de regels van art. 19kd. Deze regels zijn niet van toepassing op Vogelrichtlijngebieden. Er is geen sprake van een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de aanwijzing van gebieden. Hierdoor kan vergunning worden verleend. Om verbetering van de leefgebieden van vogels in de toekomst te garanderen, worden aan de vergunning enkele voorschriften met betrekking tot stikstofdepositie opgenomen. Stap 4: vaststellen overige effecten We hebben vastgesteld dat het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer niet stikstofgevoelig is. Echter het is niet uitgesloten dat er op dit Natura 2000-gebied wel andere effecten zijn, dan de effecten van stikstof. Daarnaast ligt het voormalige Beschermd Natuurmonument Vossemeer binnen dit Natura 2000 gebied. Wij zijn van mening dat er daardoor geen sprake is van een handeling die schadelijk kan zijn voor de natuurwetenschappelijke waarde van het beschermd natuurmonument. De bedrijfsontwikkeling vormt geen belemmering voor het behoud of de ontwikkeling van de specifieke natuurwaarden in dit gebied. Er is in de Nbwet-aangevraagde situatie geen sprake van oppervlakteverlies, versnippering of een bewuste verandering van de soortensamenstelling doordat het bedrijf buiten het Natura 2000-gebied ligt. En er is zoals blijkt uit de voorgaande stappen ook geen sprake van vermesting of verzuring. Er komen ook geen nieuwe bronnen die tot verontreiniging kunnen leiden in het Natura gebied. Het gebied wordt afgeschermd van de bedrijfslocatie aan de Kardoezenweg 3 door een tussenliggende dijk. Derhalve zijn hydrologische effecten door de afstand en de dijk die tussen het gebied en het bedrijf ligt uitgesloten.

17 In het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer komen zowel broedvogels als nietbroedvogels voor. Alleen de Grote Karekiet (broedvogel), Grutto (niet-broedvogel), Lepelaar (niet-broedvogel) en Roerdomp (broedvogel) zijn gevoelig voor verstoring door geluid. Verstoringsgevoeligheid bij deze soorten zal mogelijk pas aan de orde zijn indien de afstand van geluidproducerende activiteiten tot de leefgebieden waar deze soorten doorgaans voorkomen kleiner is dan circa 300 tot 100 meter. De leefgebieden van de Roerdomp en de Grote karekiet grenzen niet direct aan de dichtstbijzijnde randen van het Natura 2000-gebied Ketelmeer & Vossemeer, maar zijn op grotere afstand van het melkrundveebedrijf gelegen. Voor de Grutto heeft het gebied met name een functie als slaapplaats en als foerageergebied. Voor de Lepelaar wordt het gebied voornamelijk gebruikt om te foerageren. Negatieve effecten door geluid, optische- en mechanische verstoring zijn zowel in het broedseizoen als buiten het broedseizoen uit te sluiten. Gelet op het voorgaande, zijn er dan ook geen andere effecten te verwachten. 17 Stap 5: effecten op beschermd natuurmonument Wij hebben geconstateerd dat het bedrijf op minder dan meter van de vervallen beschermde natuurmonumenten Vossemeer en Drontermeer ligt. In overeenstemming met art. 15a, lid 3, hebben de instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden in dit geval mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van deze beschermde natuurmonumenten. Op grond van art. 19ia is de aanvraag dan tevens een aanvraag op basis van artikel 16. Door de afstand van het bedrijf tot het vervallen Beschermd Natuurmonument Drontermeer zijn feitelijk alleen effecten te verwachten ten gevolge van de uitstoot van stikstof. De beoordeling van dit effect op de Natura 2000-gebieden is in voorgaande paragrafen al uitgebreid getoetst. Door de ligging van het voormalige beschermd natuurmonument binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied beschouwen we bovenstaande toetsing op basis van art. 19d tevens als een toetsing op basis van art. 16. Gezien de afstand ten opzichte van het vervallen Beschermd natuurmonument Drontermeer zijn er geen andere effecten te verwachten door de wijzigingen in de situatie, ook niet tijdens de bouw van de nieuwe ligboxenstal. Voor de beoordeling van de eventuele overige effecten door de voorgenomen activiteiten op de waarden, waarvoor het vervallen Beschermd Natuurmonument Vossemeer is aangewezen, wordt verwezen naar de motivatie onder stap 4, vaststellen overige effecten. Gelet op de motivatie onder stap 4, vaststellen overige effecten, zijn er geen andere effecten te verwachten op het vervallen beschermd natuurmonument Vossemeer.

18 Conclusie toetsing Uit de toetsing komt naar voren dat ten opzichte van de aanwijzing van Vogelrichtlijngebieden en ten opzichte van de plaatsingsdatum van de Habitatrichtlijngebieden op de lijst met gebieden van communautair belang geen toename van stikstofdepositie is. Nu er ten opzichte van 7 december 2004 geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op habitattypen in Natura 2000-gebieden in de directe omgeving, valt de bedrijfswijziging onder de regels van art. 19kd. We mogen de effecten van stikstofdepositie op Habitatrichtlijngebieden niet betrekken bij onze afwegingen. Artikel 19kd is echter niet van toepassing op Vogelrichtlijngebieden in Overijssel. Door de afstand van het bedrijf tot Natura 2000-gebieden zijn andere effecten ook niet te verwachten. We hebben verder vastgesteld dat we de aanvraag tevens moeten beschouwen als een aanvraag op basis van art. 16 van de Nbwet. Dit heeft te maken met de invloed die het bedrijf tevens heeft op de doelen van de vervallen beschermde natuurmonumenten Drontermeer en Vossemeer. Er zijn geen belemmeringen om de vergunning af te geven op basis van deze toetsing. B3 Zienswijzen 18 B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen De gemeente Kampen heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze uit te brengen. C Slotconclusie Uit de beoordeling van de aangevraagde situatie van het melkrundveebedrijf van Melkveebedrijf A.K. Schilder aan de Kardoezenweg 3 te Kampen blijkt dat de stikstofdepositie ten opzichte van de datum van aanwijzing van de gebieden als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn c.q de plaatsing van de Habitatrichtlijngebieden op de lijst met gebieden van communautair belang, door het nemen van maatregelen, niet toeneemt. De aangevraagde situatie is passend beoordeeld. Doordat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op habitattypen in Natura 2000-gebieden ten opzichte van 7 december 2004 valt de aangevraagde situatie onder de regels van art. 19kd. Hierdoor mogen we stikstof niet betrekken bij onze afwegingen. Voor de Vogelrichtlijngebieden Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden IJssel en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht moeten we depositie van stikstof wel betrekken bij onze overwegingen. Voor deze gebieden geldt echter dat de stikstofdepositie door de nieuwe bedrijfssituatie niet toeneemt ten opzichte van de datum van aanwijzing. Door het opnemen van voorschriften borgen we dat de kwaliteit van de leefgebieden van vogels in de toekomst verbetert. Voor de vervallen beschermde natuurmonumenten Drontermeer en Vossemeer beschouwen we deze toetsing tevens als toetsing op basis van art. 16 Nbwet. Er zijn geen bezwaren tegen het verlenen van de vergunning. Vergunning in het kader van de Nbwet kan, onder voorwaarden, worden verleend.