Besluit. De heer G. Schutte Molenweg RE HAARLE. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Schutte,

Transcriptie

1 Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle De heer G. Schutte Molenweg RE HAARLE Inlichtingen bij Cootje Jonkman telefoon fax jh.jonkman@overijssel.nl Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning Zaaknummer Z-HZ_NB Geachte heer Schutte, U heeft een aanvraag om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) bij ons ingediend. Deze hebben wij op 2 oktober ontvangen. De aanvraag heeft u tussentijds gewijzigd 2. Deze gewijzigde aanvraag is het uitgangspunt voor deze vergunning. De aanvraag betreft het in werking hebben van een melkrundveehouderij aan de Molenweg 24 te Haarle. In deze brief geven wij onze beslissing weer. Besluit Wij verlenen u een vergunning 3 voor het in werking hebben van een melkrundveehouderij en het uitbreiden van stal C aan de Molenweg 24 te Haarle. De motivering hiervoor is in bijlage 1 weergegeven. Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: tekening Vergunningaanvraag melding AIM/aanvraag Nbwet d.d. 1 november 2013, laatstelijk gewijzigd op 12 november 2013 met werknr De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. 1 EDO-kenmerk 2013/ EDO-kenmerk 2013/ Op basis van art. 19d 4 Onderdeel van de aanvulling, ontvangen op 18 november 2013, EDO-kenmerk 2013/ Bijlagen Bijlage 1 verzending

2 Wij verbinden aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1. Het bedrijf van de heer G. Schutte aan de Molenweg 24 te Haarle moet in werking zijn in overeenstemming met onderstaande tabel: Aangevraagde diersoorten en stalsystemen: Stalnr Diersoort Aantal Dieren RAV-code C Melk- en kalfkoeien 142 A Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 21 A 3 Melk- en kalfkoeien 10 A D Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 77 A De start en de oplevering van de bouwwerkzaamheden moeten een week van te voren worden gemeld bij het Meldpunt van provincie Overijssel (tel.nr ), onder vermelding van de naam van het betrokken Natura gebied, de naam van de locatie en het kenmerk van de vergunning. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Cootje Jonkman op telefoonnummer Afschriften Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening

3 Bijlagen: Bijlage 1 Overwegingen bij het besluit Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. 3 Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon ). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

4 Overwegingen bij het besluit Bijlage 1 Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A A1 WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving A1.2 Periode A1.3 Onderliggende documenten A1.4 Aanvullende gegevens A1.5 Aanvraag en Natura A2 A3 Bevoegdheid Procedure A3.1 Relevante overige besluiten A3.2 Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied A4 Vergunningplicht B TOETSING B1 B2 Inhoudelijke beoordeling Stap 1: toets aan artikel 19f Stap 2: vaststellen overige effecten Stap 3: toets aan artikel 19e Conclusie toetsing Zienswijzen B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C SLOTCONCLUSIE

5 A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving De heer G. Schutte heeft een melkrundveehouderij aan de Molenweg 24 te Haarle. In de aangevraagde situatie wil hij zijn rundveebestand uitbreiden. Ten bate van deze uitbreiding zal stal C worden uitgebreid. Daarnaast wordt er in een deel van stal C een ammoniakemissiebeperkend vloersysteem toegepast. De emissiebeperking is gebaseerd op de versnelde afvoer van urine door de geprofileerde rubber toplaag. Hierdoor blijft er weinig tot geen urine achter op de vloer. Dit zorgt er voor dat de omzetting van ureum naar ammoniak niet op de vloer plaatsvindt, maar in de mestkelder. De emissie vanuit de mestkelder wordt verder beperkt door het afsluiten van de roosterspleten met goed sluitende cassettes. Het overige deel van stal C en stal B zijn traditioneel uitgevoerd. De stallen worden natuurlijk geventileerd. De koeien worden permanent opgestald. De uitbreiding wordt medio 2014 gerealiseerd. 5 De aanvraag is tussentijds gewijzigd. Omdat de eerste aanvraag een depositietoename tot gevolg had, is de aanvraag aangepast. Een overzicht van het aangevraagde veebestand is in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: aangevraagde situatie Stalnr. Diersoort Aantal C dieren RAV-code Emissiefactor kg NH 3/jr. Emissie in kg NH 3/jr. Melk- en kalfkoeien 142 A , ,2 Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 21 A 3 3,9 81,9 Melk- en kalfkoeien 10 A ,0 110,0 D Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 77 A 3 3,9 300,3 Totaal 1.642,4 A1.2 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. A1.3 Onderliggende documenten Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende documenten toegezonden: begeleidende brief bij de aanvraag; aanvraagformulier; overzicht van de vergunde en aangevraagde dieraantallen en ammoniakemissie; AAgro-Stacksberekening op basis van de vergunde situatie op 24 maart 2000; AAgro-Stacksberekening op basis van de vergunde situatie op 7 december 2004; AAgro-Stacksberekening op basis van de eerste aangevraagde situatie; kaart met de ligging van het bedrijf ten opzichte van de Natura 2000-gebieden; conclusie van de toetsing; aanvraagformulier behorende bij milieuvergunning d.d. 24 juni 2003, kenmerk ; technische tekening behorend bij milieuvergunning d.d. 24 juni 2003; situatieschets van de ligging van de stallen in de aangevraagde situatie. begeleidende brief bij de aanvullingen van 18 november 2013;

6 vergelijkingstabel van de depositie in de vergunde en aangevraagde situatie; overzichtstabel van de vergunde en aangevraagde dieraantallen en ammoniakemissie; AAgro-Stacksberekening op basis van de vergunde situatie op 10 juni 1994 en 24 maart 2000; AAgro-Stacksberekening op basis van de laagst vergunde situatie; AAgro-Stacksberekening op basis van de nieuwe aangevraagde situatie; kaart met de ligging van het bedrijf ten opzichte van de Natura 2000-gebieden; kaarten met de toetspunten van de Natura 2000-gebieden; milieuvergunning d.d. 30 juli 1991, kenmerk ; technische tekening behorend bij milieuvergunning d.d. 30 juli 1991; technische tekening behorend bij milieuvergunning d.d. 24 juni 2003; technische tekening van de aangevraagde situatie: Vergunningaanvraag melding AIM/aanvraag Nbwet d.d. 1 november 2013, laatstelijk gewijzigd op 12 november 2013 met werknr ; begeleidende brief bij de aanvullingen van 18 december 2013; technische tekening behorend bij de milieuvergunde situatie uit 2007; begeleidende brief bij de aanvullingen van 4 maart 2014; milieuvergunning d.d. 24 juni 2003, kenmerk ; milieuvergunning d.d. 17 april 2007, kenmerk 07UIT A1.4 Aanvullende gegevens Op 15 oktober 2013 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 18 november 2013 per brief ontvangen en ingeboekt onder nummer 2013/ Op 13 december 2013 zijn nogmaals aanvullingen gevraagd. Deze aanvullingen zijn op 18 december 2013 en op 4 maart 2014 ontvangen en ingeboekt onder de nummers 2013/ en 2014/ A1.5 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw bedrijf heeft door de uitstoot van ammoniak invloed op verschillende Natura gebieden, waarvan het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug het dichtst bij uw bedrijf ligt (ca. 230 m). Er is sprake van externe werking door de aard van het bedrijf en de effecten die kunnen optreden. Voor de beoordeling of een vergunning kan worden afgegeven zijn de (ontwerp)aanwijzingsbesluiten van deze gebieden relevant. A2 Bevoegdheid De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag 5. A3 Procedure De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. 5 Art 2 Nbwet

7 A3.1 Relevante overige besluiten Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn: Naam wet en van toepassing zijnde artikel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1 Flora- en faunawet, artikel 75 Bevoegd bestuursorgaan en adres Gemeente Hellendoorn, Postbus 200, 7440 AE Nijverdal Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag A3.2 Betrokkenheid andere provincie De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde. 7 A4 Vergunningplicht Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen en tekeningen hebben we beoordeeld of de aangevraagde bedrijfsveranderingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied en/of beschermd natuurmonument kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor een gebied is aangewezen. Wij hebben geconstateerd dat de activiteit negatieve effecten hebben op habitats in Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De activiteit leidt mogelijk tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats. Er is geen sprake van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met art. 1 van de Nbwet. Daarmee is deze activiteit vergunningplichtig in het kader van art. 19d Nbwet. Uit de nadere afweging moet voor het voorliggende project blijken of een vergunning kan worden afgegeven. B TOETSING B1 Inhoudelijke beoordeling Effecten op Natura 2000-gebied De aangevraagde activiteiten hebben een (mogelijke) negatieve invloed op de aanwezige habitattypen en/of soorten in omliggende Natura 2000-gebieden voor wat betreft de factoren verzuring en vermesting. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Nbwet. Stap 1: Toets aan artikel 19f Rondom uw bedrijf bevinden zich meerdere voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. Aangezien uw bedrijf stikstof uitstoot en de achtergronddepositie van stikstof hoger is dan de kritische depositiewaarden van de betrokken gebieden zijn significant negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten. In overeenstemming met art. 19f is een passende beoordeling dan aan de orde.

8 Uit jurisprudentie 6 blijkt dat er uitzonderingen zijn voor die gevallen, waarbij de stikstofdepositie niet toeneemt ten opzichte van de milieuvergunde situatie op het tijdstip van aanwijzing 7 van een beschermd gebied. In die situatie is een passende beoordeling niet noodzakelijk. Recente jurisprudentie 8 heeft verder duidelijk gemaakt dat er continuiteit in de bedrijfsvoering moet zitten vanaf de aanwijsdatum van de relevante Natura 2000-gebieden tot vandaag de dag. Dat wil zeggen dat het bedrijf feitelijk nog aanwezig is en nog over een geldende milieuvergunning beschikt. Ook is duidelijk geworden dat alleen op basis van de laagste milieuvergunde situatie vanaf de relevante aanwijsdata tot nu sprake is van ammoniakrechten. Dat geldt alleen als een bedrijf niet over een vergunning op basis van de Nbwet beschikt. 8 Bij de referentiedatum geldt voor alle Habitatrichtlijngebieden in Overijssel de datum van 7 december De aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied zijn in Overijssel van eerdere datum. Aangezien het om verschillende data gaat moeten we in de beoordeling de stikstofgevoelige Vogelrichtlijngebieden betrekken binnen de depositiecontour van 0,05 mol N/ha/jr 9 rondom het bedrijf. In overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State van 7 september geldt voor gebieden die voor 10 juni zijn aangewezen deze datum als toetsingsmoment. Uw bedrijf heeft, naast de invloed op Habitatrichtlijngebieden, tevens invloed op meerdere Vogelrichtlijngebieden, te weten Sallandse Heuvelrug en Engbertsdijksvenen. Sallandse Heuvelrug is op 24 maart 2000, en Engbertsdijksvenen op 2 mei 1989 door het toenmalige ministerie (nu ministerie van EZ) aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Uit de vergunningenhistorie voor de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) blijkt, dat er na aanwijzing van de Vogelrichtlijgebieden, een wijzigingsvergunning is verleend. Voor de Habitatrichtlijngebieden beschikte het bedrijf al voor aanwijzing van deze gebieden over een milieuvergunning. Daarvan is de milieuvergunde situatie van 24 juni 2003 (kenmerk ) de kleinste milieuvergunde situatie. In tabel 2 is de milieuvergunde situatie weergegeven met de laagste ammoniakemissie ten tijde van de aanwijzing van gebieden. Tabel 2: Milieuvergunde situatie met de laagste ammoniakemissie Stalnr. Diersoort Aantal dieren RAV-code Emissiefactor Emissie in kg NH 3/jr. kg NH 3/jr. C Melk- en kalfkoeien 140 A , ,0 Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 7 A 3 3,9 27,3 D Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 73 A 3 3,9 284,7 totaal 1.642,0 6 7 ABRvS 31 maart 2010, zaaknummer /1 Voor speciale beschermingszones in de zin van de Vogelrichtlijn, die zijn aangewezen voor afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn gelden de bepalingen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn vanaf 10 juni ABRvS 13 november 2013, zaaknummers /1/R2 en /1/R2 en /1/R2 en /1/R2; Uitspraak /1/R2 9 De Raad van State heeft op 19 juni 2013 in een uitspraak (ABRS zaaknrs /1/R2, /1/R2 en /1/R2) bepaald dat deze ondergrens gehanteerd mag worden 10 ABRvS zaaknummer /1 11 Weerribben en Engbertsdijksvenen

9 Om te beoordelen of de depositie in de nieuwe situatie op de Natura 2000-gebieden ten opzichte van de laagste milieuvergunde situatie d.d. 24 juni 2003 is toegenomen is een depositieberekening uitgevoerd van de kleinste milieuvergunde situatie en in tabel 3 weergegeven. De door u aangeleverde AAgro-Stacksberekeningen zijn ter controle door ons opnieuw gemaakt. Wij hebben de resultaten van de door ons gegenereerde AAgro-Stacksberekeningen gehanteerd in deze vergunning. Deze berekeningen zijn ingeboekt onder kenmerk 2014/ Tabel 3: N-depositie van het bedrijf in mol/ha/jr. Grens Vogelrichtlijn- en/of habitattypen in Habitatrichtlijngebied Coördinaten grens VR-gebied en/of habitattypen N-Depositie X Y nieuwe situatie Sallandse Heuvelrug: 9 Grens Vogelrichtlijngebied ,09 53,81 H6230: Heischrale graslanden ,86 8,84 H4030: Droge heiden ,78 3,73 H5130: Jeneverbesstruwelen ,53 2,50 H7110B: Actieve hoogvenen ,34 1,33 Boetelerveld: H5130: Jeneverbesstruwelen ,61 0,60 H7150: Pioniervegetaties met snavelbiezen ,55 0,54 H3130: Zwakgebufferde vennen ,57 0,57 H4010A: Vochtige heiden ,56 0,56 Wierdense Veld: H7120: Herstellende hoogvenen ,41 0,41 H4010A: Vochtige heiden ,38 0,38 H4030: Droge heiden ,36 0,36 Vecht- en Beneden Reggegebied: H2310: Stuifzandheiden met struikhei ,31 0,31 H5130: Jeneverbesstruwelen ,31 0,31 H4030: Droge heiden ,30 0,30 H2330: Zandverstuivingen ,30 0,30 Engbertsdijksvenen: Grens Vogelrichtlijngebied ,10 0,10 Uit de depositieberekeningen blijkt dat er geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van Natura 2000-gebieden ten opzichte van de referentiesituatie. Conclusie stap 1: Uit vorenstaande gegevens blijkt dat de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie gelijk of lager is dan ten tijde van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied c.q. de plaatsing van een Habitatrichtlijngebied op de lijst van gebieden van communautair belang. Hierdoor kunnen wij vergunning verlenen zonder de noodzaak van een passende beoordeling.

10 Stap 2: vaststellen overige effecten Gezien de afstand ten opzichte van het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug (< 500 meter) moet er ook rekening worden gehouden met mogelijke andere effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Bij Sallandse Heuvelrug gaat het om effecten op habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en Vogelrichtlijnsoorten. Bij deze laatste groep gaat het om broedvogels. Habitattypen Er bevinden zich geen aangewezen habitattypen binnen een afstand van 500 meter van de bedrijfslocatie. Naast de effecten van de stikstofdepositie zijn er geen andere negatieve effecten op de habitattypen. 10 Habitatrichtlijnsoorten Het gaat hierbij alleen om de Kamsalamander (Triturus cristatus). De Kamsalamander is gevoelig voor oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging, verstoring door mechanische effecten en bewuste verandering van de soortensamenstelling. De Kamsalamander komt met name voor aan de westzijde van de Sallandse Heuvelrug. De voormalige weilanden hier zijn omgevormd en worden begraasd door schotse hooglanders. En er zijn diverse wateren aangelegd en geschoond voor de Kamsalamander. Deze wateren liggen niet in de nabijheid van het plangebied. Ook is er geen geschikt landhabitat aanwezig in de directe omgeving. Effecten van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door mechanische effecten en bewuste verandering van de soortensamenstelling kunnen dan ook worden uitgesloten. De effecten van verzuring en vermesting zijn in dit besluit al elders behandeld. Negatieve effecten op de Habitatrichtlijnsoorten zijn dan ook uitgesloten. Vogelrichtlijnsoorten Voor de Vogelrichtlijnsoorten gaat het om broedvogels. Alle aangewezen soorten komen met name voor op de open heidevelden en in de boszone direct grenzend aan deze heidevelden. Voor het Korhoen is de heide op de Haarlerberg het belangrijkste leefgebied. Gezien de aard van de voorgenomen bedrijfsactiviteit gaat het voor de Vogelrichtlijnsoorten om de effecten door verzuring, vermesting, verontreiniging, optische verstoring en verstoring door geluid. Er bevinden zich in de directe omgeving echter geen gebieden waar door de aangewezen vogelsoorten gebruik wordt gemaakt. Het foerageergebied, de open heide en de open bosranden rondom de heide, van de Korhoen (Lyrurus tetrix) en het leefgebied van de Roodborsttapuit (Saxicola rubicola) ligt het meest dichtbij, maar nog steeds op een afstand van ruim meer dan 500 meter. Effecten door optische verstoring en verstoring door geluid zijn dan ook op voorhand uit te sluiten. De effecten van verzuring en vermesting zijn in dit besluit al elders behandeld. Door op de rand van het Vogelrichtlijngebied te toetsen is er een worst case benadering gekozen. Overige effecten op de Vogelrichtlijnsoorten zijn dan ook uitgesloten. Stap 3: toetsing aan art. 19e Uit de toetsing van uw aangevraagd project blijkt dat er geen sprake is van negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen. Wij zien geen aanleiding om de gevraagde vergunning te weigeren. Er zijn geen andere vereisten relevant die weigering zouden rechtvaardigen.

11 Conclusie toetsing Uit bovenstaande toetsing komt naar voren dat de depositie op de Natura 2000-gebieden Sallandse Heuvelrug, Boetelerveld, Wierdense Veld, Vecht- en Beneden Reggegebied en Engbertsdijksvenen in de aangevraagde situatie niet toeneemt ten opzichte van de milieuvergunning d.d. 24 juni Om de kwaliteit van de Habitatrichtlijngebieden te borgen verbinden we aan deze vergunning voorschriften. Tevens is er geen sprake van overige effecten. Er zijn geen belemmeringen om de vergunning af te geven op basis van deze toetsing. B2 Zienswijzen B2.1 Bespreking van ingediende zienswijze Het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn is gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken 12. De gemeente heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze uit te brengen. C Slotconclusie 11 Uit de beoordeling van de gewenste uitbreiding van de melkrundveehouderij van G. Schutte aan de Molenweg 24 te Haarle blijkt dat er geen sprake is van een verslechtering van de kwaliteit van gebieden ten opzichte van de relevante aanwijsdata. Vergunning in het kader van de Nbwet kan, onder voorwaarden, worden verleend. 12 In overeenstemming met art. 44, lid 3 Nbwet